TECHNISCHE VOORLICHTING 137
23
7
WETENSCHAPPELIJK EN TECHNISCH CENTRUM VOOR HET BOUWBEDRIJF
de
TV
TEGELWERKEN VOOR VLOERBEDEKKINGEN
do
or
Leidraad voor de goede uitvoering
3
5 6
6
ve
l-
Q.)
.c
E Q.)
+-'
a.
Q.)
Cf)
I Cl)
~ ëii -c c: co co
E Q)
.t:
o
D
co
(j)
ez
e
TV
w
er
d
2. Materialen 2.1 Tegels 2. 11 Natuurlijke produkten 2.12 Gemaakte produkten 2.12.1 Gebakken materialen 2.12.2 Niet gebakken materialen 2. 13 Eigenschappen van de tegels vermeld in de Belgische normen 2.'14 Eigenschappen van genormalizeerde tegels 2. 15 Eigenschappen van niet-genormalizeerde tegels 2. 16 Keuze van tegels voor vloerbedekkingen 2.17 Indeling van de lokalen volgens hun bestemming en ligging 2.18 Steekkaart voor tegels 2. 19 Merken en keuren van tegels 2.2 Bindmiddelen 2.21 Mortel 2.22 Cement- en mortellijm 2.23 Lijmen 2.24 Harsachtige hechtmiddelen 2.25 Bitumineuze hechtmiddelen 2.26 Belangrijke opmerking 2.3 Tegelvoegmaterialen 2.4 Voegen
6.2 Plaatsing op een met cement gestabilizeerd legbed van zand 6.3 Plaatsing op een verse dekvloer 6.4 Plaatsing met mortellijm op verharde dekvloer 6.5 Plaatsing met lijm op verharde dekvloer 6.6 Plaatsing in harsmortel 6.7 Plaatsing in bitumineuse samenstelling 6.8 Te nemen voorzorgen in aanwezigheid van leidingen
an
5 5
rv
1. Inleiding 1. 1 Algemeen 1.2 Gemeenschappelijke clausules en bepalingen voor alle bouwvakken 1.3 Dokurnenten en normen 1.4 Voorbereidende werken voor de plaatsing van vloerbedekkingen 1.5 Peil, vlakheid, helling, uitlijning van de voegen, toleranties 1.6 Gids voor de keuze van een vloerbedekking
ge
Voorwoord
n
INHOUD
7 8
11
11 11 12 12 18 18
20 20 20 23 26 28 28 28 30 31 32 32 32 32 34
3. Onderbouw
37
4. Schikking
39
5. Gids voor de uitvoering van een vloerbedekking
42
6. Plaatsing van tegels 6. 1 Algemeen 6. 11 Voorafgaande bemerkingen 6. 12 Plaatsingstechnieken
46
46 46 46
7. Uitvoering van de voegen 7. 1 Voegen tussen tegels 7.2 Uitzetvoegen 7.3 Scheidings- en randvoegen 7.4 Krimp-buigvoegen 7.5 Uitvoeringsvoegen 7.6 Struktuurvoegen
51 52 53 55 56 58 58 60
60 62 64 64 65 65
8. Onderhoud
66
9. Arbeidsveiligheid en hygiëne
67
10. Technische begrippen 10.1 Termische isolatie 10.2 Akoestische isolatie Bijlage 1 - Terminologie met betrekking tot de kenmerken van het uitzicht van de tegels Bijlage 2 - Fysische en mechanische kenmerken van de genormalizeerde tegels Bijlage 3 - Kenmerken van de afmetingen van de genormalizeerde tegels Bijlage 4 - Aanvaardbaar niet-vlak (in rnrn) zijn van de genormalizeerde tegels in funktie van de afmetingen Bijlage 5 - Monsterneming voor het keuren van de genormalizeerde tegels Bijlage 6 - Woordenlijst voor lijmen en mortellijmen Bijlage 7 - Voorbeelden van invretende vloeistoffen en plaatsen waar ze voorkomen Bijlage 8 - Reinigingsprodukten voor betegelingen Bijlage 9 - Termische en hydrische uitzettingskoëfficiënten en elasticiteitsmodulus van bouw- en betegelingsmaterialen Bijlage 10 - Àj en Àe-waarden van enkele materialen (W /m2f<) Bijlage 11 - Akoestische waarden van enkele materialen Literatuurlijst Samenvatting menfassung
68
68 72 73 74 75 76 77
78 80 81 82 83 83 84
Résumé -
Summary -
Zusam88
Deze leidraad werd opgesteld door een werkgroep van het Technisch Komitee
« Muur- en vloerbekledingen », en als volgt samengesteld:
J. FAUCONNIER, aannemer tegelzetter, Ittre
23
M.
7
Voorzitter
TV
leden
do
or
de
MM. J. BLEUS, aannemer tegelzetter, Borgloon H. BONNET, aannemer tegelzetter, Tournai J. DE SAEDELEER, architekt-deskundige, Brussel M. DE CUYPER, beheerder Bouw p.v.b.a., Gent R. RIBANT, zaakvoerder bij de p.v.b.a. CARISEL, Braine-I'Alleud R. RICHEZ, direkteur van het Centrum voor Wetenschappelijk Onderzoek der Belgische Keramische Nijverheid, Mons
ge
W. VAN LAECKE, ingenieur vorser, W.T.C.B.
an
M.
n
Sekretaris-verslaggever
Hebben tevens hun medewerking verleend:
D
ez
e
TV
w
er
d
ve
rv
MM. J. BERTRAND, afgevaardigde van de Federatie van Betonnijverheid (FeBe) L. FORGET, oud-algemeen raadgever, W.T.C.B. R. HOFFMANN, CERABATI T. LEROY, aannemer tegelzetter F. PARDON (tl, aannemer tegelzetter, oud-voorzitter van de Belgische Federatie der Aannemers van tegel- en mozaïekwerken (FECAMO) J. RENARD, dienstoverste, I.N.I.S.Ma. L. SCHOUTERDEN, oud bestuurder van de n.v. AGMA, afgevaardigde FeBe H. SEMPOS (t), afgevaardigde van het Verbond der keramische nijverheid van België en van Luxemburg (FEDICER) F. TACK, gepensioneerd-algemeen sekretaris van de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting (N.M.H.) W. VAN DER AUWERA, gepensioneerd aannemer tegelzetter, oud voorzitter van het Technisch Komitee Muur- en vloerbekledingen, van de Werkgroep en van FECAMO
September 1981 WETENSCHAPPELIJK EN TECHNISCH CENTRUM VOOR HET BOUWBEDRIJF Inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke zetel: Violetstraat 21-23, 1000 Brussel Kantoren: Lozenberg I nr. 7, 1932 Sint-Stevens-Woluwe (Zaventem) Proefstation: avenue Pierre Holoffe 21, 1342 Limelette
7 23 TV
VOORWOORD
de
Deze leidraad voor de goede uitvoering is een poging om de huidige kennis inzake tegelwerken samen te brengen. en
or
Hij is het resultaat van een vruchtbare konfrontatie tussen deskundigen praktijkmensen die wij hier voor hun samenwerking hartelijk danken.
do
Wij beleven een periode waarin de ontwikkeling inzake de bouw zeer snel verloopt, en dit zowel op het gebied van de materialen als dat van de uitvoeringsmetode.
ge
n
De traditionele materialen en procédés behouden hun rechten en verdedigen zich, maar moeten wedijveren met de nieuwigheden die de steeds evoluerende industrie op de markt brengt.
an
Deze leidraad zal daarom regelmatig aangepast dienen te worden. '*
'*
ve
rv
'*
er
d
De tegelzetter begint met zijn werk in een gebouw in opbouwen, a fortiori, in een bestaand gebouw, op het ogenblik dat de struktuur van het gebouw reeds bestaat. De muren en dra ag vloeren zijn uitgevoerd. De tegelzetter moet ze bekleden en ze het gewenste « eind »-uitzicht geven.
TV
w
Dit veronderstelt dat de tegelzetter zijn werk moet uitvoeren enerzijds op de geplande ondergrond en anderzijds op de reeds uitgevoerde ondergrond en dit buiten hem om. Hij , werd niet geraadpleegd voor de keuze van de stenen of blokken, de muurmortel en scheidingsmuren, noch voor de keuze van de steunvloer. Dit valt trouwens buiten zijn bevoegdheid.
D
ez
e
De tegelzetter veronderstelt dus terecht dat de ondergrond, die men hem ter beschikking stelt en die hij moet bekleden, hiervoor geschikt is. Het is niet aan hem om te bepalen of bijvoorbeeld een steunvloer van balken in gebakken aarde, in beton of een ander materiaal, eens in dienst genomen, zich in overeenstemming zal gedragen met de betegeling, en dit omdat de berekening van deze steun vloer en de doorbuiging die hij zal ondergaan in funktie van de blijvende belastingen en van de gebruiksbelasting, buiten zijn beroepslommeringen en zijn rol in de opbouw van het gebouw, velt. Een andere zaak is te weten of de aard en de oppervlaktetoestand van de onafgewerkte draagvloer, zijn vlakheid en peil, toelaten een goede bekleding uit te voeren. De tegelzetter moet zich hiervan vergewissen en, indien hij vaststelt dat één of ander element schadelijk kan zijn voor de goede uitvoering van zijn werk, moet hij dit melden aan de bouwheer of aan de architekt of aan de persoon die belast is met de koördinatie van de werken, die dan de nodige maatregelen neemt. Indien de tegelzetter van oordeel is dat hij aan deze kleinere anomaliën kan verhelpen met de hem beschikbare middelen, dan voert hij deze zonder meer uit.
3
e
ez
D
TV d
er
w an
rv
ve ge n do
or
de
TV
7
23
7 23
do
or
de
TV
1. INLEIDING
en / of van de bouwplaats, met de werken kan beginnen.
Vloerbedekkingen worden uitgevoerd met tegels in keramiek, marmermozaïek, gres of halfgres of gebakken aarde, of met fabriekstegels of betontegels, asfalttegels, natuursteen. enz...
Zo met de werken niet kan begonnen worden dan moet hij de opdrachtgever daarvan schriftelijk in kennis stellen ten laatste op de datum waarop hij, volgens het uitvoeringsschema, met zijn werk moest beginnen. In voorkomend geval wordt de uitvoeringstermijn gewijzigd, rekening houdend met de datum waarop hij werkelijk met de uitvoering der werken kan beginnen. »
an
ge
n
1.1 ALGEMEEN
ve
rv
Zoals vermeld in het Voorwoord, valt de bepaling van de afmetingen van een draagvloer buiten de bevoegdheid van de tegelzetter.
er
d
De ontwerper, de raadgevend ingenieur of de algemeen aannemer kan zich hierbij nuttig laten leiden door de T.V. 68 Hoe de berekeningslast van een draagvloer bepalen? (*).
TV
w
Voor de vervormingen van de draagvloer wordt verwezen naar de norm NBN B 15-103, § 4.10 (**).
1.2 GEMEENSCHAPPELIJKE CLAUSULES EN BEPALINGEN VOOR ALLE BOUWVAKKEN
D
ez
e
Wij geven hier enkele uittreksels uit « Aflevering 1 Gemeenschappelijke clausules en bepalingen voor alle bouwvakken» van het Algemeen bestek voor de uitvoering van privé-bouwwerken (***) :
« Het bevel om met de werken te beginnen wordt door de opdrachtgever aan de aannemer gestuurd tenminste vijftien werkdagen, op basis van de vijfdaagse werktijdsregeling, vóór de in de overeenkomst als begin van de kontraktuele termijn vastgelegde datum. De aannemer moet er zich van vergewissen of hij, rekening houdend met de toestand van het terrein
« De aannemer ontvangt van de architekt, binnen de met het werkenprogramma verenigbare termijnen, alle plannen en detailtekeningen, welke door de opdrachtgever zijn goedgekeurd en die nodig zijn voor de goede uitvoering. In deze dokumenten worden de vereiste afmetingen van de werken opgegeven. »
« Zo de architekt, in overleg met de opdrachtgever, de in de aanbestedingsdokumenten vervatte bepelingen wijzigt tijdens de uitvoering der werken, dan moeten deze wijzigingen schriftelijk ter kennis gebracht worden van de aannemer. Deze laatste wijst de opdrachtgever en de architekt, binnen de kortste mogelijke termijn, op de weerslag van deze wijzigingen op de uitvoeringstermijnen en de overeengekomen prijzen. »
« Iedere aannemer staat in voor de verwijdering van het puin en afval die overbleven van zijn werk. HIJ moet het door hem uitgevoerde werk in een zodanige staat achterlaten dat de aannemer, die volgens het vooraf opgemaakte schema de vorige aannemer opvolgt, zijn werk kan uitvoeren zonder enige bijkomende hinder. »
(*) Zie literatuurlijst nr. 90. (* *) Zie literatuurlijst nr. 26. (* * *) Zie literatuurlijst nr. 1.
5
voerde werk tijdens de uitvoeringsfase onderhouden en in stand houden tot bij de eindoplevering. Eventuele beschadiging van het werk moet onmiddelijk ter kennis van de aannemer worden gebracht; de aannemer moet toegang hebben tot het werk om de gesignaleerde schade te herstellen. »
« Op verzoek van de aannemer kan de architekt het
Wanneer elders in een bestek wordt voorgeschreven dat, voor de betegelingswerken, het geheel of een deel van een bepaalde norm van toepassing is voor de levering van materialen en de uitvoering van de werken en dat de partijen deze clausules aanvaarden, dan krijgt de norm een verplicht karakter. Dit geldt ook voor om het even welke andere clausule, die al dan niet verwijst naar een officieel of privédokument, indien dit niet in tegenspraak is met de publieke orde.
Typebestek 104, van het Ministerie van Openbare Werken (*) Boekdeel 34, art. 343. 1 tot 6 Vloerbekleding, van het Bestek van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (**)
TV
In geval van betwisting, zal de deskundige meestal verwijzen naar de normen. Indien hij het nodig acht proeven op de bouwplaats of in het laboratorium te laten uitvoeren, vindt hij de beschrijving van de proef in de normen.
ge
STS 45 Binnenvloerafwerking. Eerste boekdeel, van de Nationaal Instituut voor de Huisvesting (***)
de
soms
or
Vele van deze tegels zijn vermeld en beschreven inde volgende dokumenten:
do
Men vindt op de markt tegels van Belgische of buitenlandse herkomst, van verschillende formaten, dikten, kleur, afwerking en keuze.
n
1.3 DOKUMENTEN EN NORMEN
-
De toepassing van normen is echter niet verplicht. Sommige normen zijn gehomologeerd door de Koning, waardoor ze een officieel karakter hebben, zonder echter verplichtend te zijn. De verplichting 'een norm toe te passen moet voortkomen uit een akte van de bevoegde autoriteit of uit een overeenkomst tussen partijen.
23
werk doen stopzetten, rekening houdend met de weersomstandigheden (sterke wind, sneeuwval, enz...) en met de toestand op de bouwplaats en de omgeving ervan. »
worden vergemakkelijkt door het bestaan van normen betreffende de bouwmaterialen, omdat ze dan niet uitvoerig moeten worden beschreven, doch dat men gewoon naar de normen van deze materialen kan verwijzen.
7
« De ondernemingen moeten het door hen uitge-
Algemeen bestek SNIT 55 A. 2de deel. Technische Voorschriften, van de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting (****)
-
sommige Europese normen (******).
1.4 VOORBEREIDENDE PLAATSING VAN (*******)
ve
sommige Belgische normen (*****)
rv
an
-
w
er
d
De normen zijn dokumenten die welgekende, traditioneel gebruikte materialen beschrijven. Ze bepalen de afmetingen en de fysische en aspekteigenschappen, door het vastleggen van de minimale kwaliteit, de proeven en de keuring om genoemde eigenschappen en kwaliteit te kontroleren.
TV
Sommige normen beschrijven ook het plaatsen van de materialen waarvan sprake. Zij vormen in dat geval een leidraad voor de goede uitvoering.
D
ez
e
De Belgische normen met betrekking tot tegelwerken zijn nuttige referentiedokumenten waarvan het goed is ze te kennen. Niet alle soorten tegels zijn reeds « genormalizeerd », maar diegene die het wel zijn (die dus beschreven zijn in een norm) hebben het voordeel goed « bepaald» te zijn, en bijgevolg vatbaar om degelijk gekend te zijn in de bouwwereld. De betrekkingen tussen de bouwpartners (bouwheer, architekt, aannemer en hun leveranciers)
WERKEN VOOR DE VLOERBEDEKKINGEN
De te betegelen ruimte is vrijgemaakt van alle materialen, materieel, afval en voorwerpen van alle aard, gips, kalk, kleurende materialen en allerlei resten. De tegelzetter ziet na of de kruising van buizen de aanvaardbare grenzen in de hoogte voor een goede plaatsing van het legbed en de betegeling, niet overtreft. De tegelwerken worden slechts aangevat na de uitvoering van alle ruwbouw- en stukadoorswerken, de plaatsing van de buizen voor de verwarming en de sanitaire uitrusting, de elektriciteitsinstallatie, de plaatsing van het buitenschrijnwerk en van de vensterbanken. Deze opsomming is niet beperkend. Vóór de aanvang van de werken verstrekt de bouwheer of diens vertegenwoordiger op plan en schriftelijk alle nuttige aanduidingen betreffende de na te leven peilen en hellingen, alsook de dikte van de te plaatsen betegeling. Bij gebrek aan nauwkeurige aanduidingen kunnen deurdorpels, traptreden, sterfputten, deksels, enz. als referentie worden genomen.
(*) Zie literatuurlijst nr. 97. (**) Zie literatuurlijst nr. 100. (***) Zie literatuurlijst nr. 99 (NIH, Sint Lazaruslaan 10, 1030 Brussel). (****) Zie literatuurlijst nr. 101. (*****) Zie literatuurlijst nr. 33 tot 51 (BIN, Brabançonnelaan 29, 1040 Brussel). (******) Zie literatuurlijst nr. 4 tot 8, 52 tot 63, 68 tot 70, 73, 76, 81 tot 83, 107 (BIN, Brabançonnelaan 29, 1040 Brussel). (* * * * * * *) Zie ook literatuurlijst nr. 66.
6
4
2
3
i
ë1
I
- - - -
.I
I}:-
-
- -
- -
-~-
-
-
.'-
. . . . .'
~
,
-::..,:::;.;---
23
7
Afb. 2 - Kontrole van de vlakheid van een vloerbedekking. A. tolerantie B. lat van 2 m lengte C. verplaatsbaar blokje 1. en 2. vlakheid binnen de toleranties 3. en 4. vlakheid buiten de toleranties
TV
Te betegelen lokaal.
de
Afb. 1 -
Voor de betegeling met helling (afb. 3), helling uitgedrukt door een hellingshoek (graden of hellingspercentage) of door de tangens van deze hoek (mrn/rn of m/rn), zijn dezelfde vlakheidstoleranties als voor de horizontale plaatsing van toepassing (6).
2
an
1.5 PEIL, VLAKHEID, HELLING, UITLIJNING VAN DE VOEGEN, TOLERANTIES
ge
n
do
or
De te betegelen lokalen (afb. 1) moeten gesloten kunnen worden om de mortels en de legbedden te beschermen tegen een te snelle uitdroging, tegen de weersinvloeden (regen, vorst, overdreven zonnebestraling) en om de vers uitgevoerde betegeling tegen schade veroorzaakt door een te vroegtijdig belopen en tegen diefstal te beschermen.
er
d
ve
rv
Het peil van teqelwerken wordt gewoonlijk overgebracht op de muren op 1 m boven de afgewerkte vloer en vertrekkend van een ijkpeilmerkteken. De algemeen aannemer brengt deze aan ofwel door een fijne horizontale streep met een scheermes of mes in mortel, ofwel door een fijne horizontale potloodstreep. In het laatste geval is het wenselijk deze te onderlijnen door een goed zichtbare verfstreep van ongeveer 2 cm breed.
De voegen moeten derwijze worden uitgelijnd dat een regel van 2 m zodanig kan geplaatst worden dat zijn uiteinden zich op hetzelfde peil bevinden als de boord van twee tegels van dezelfde lijn of rang, met een tolerantie op de uitlijning van 2 mm boven de toleranties van de tegels (grootte, rechtheid van de kanten, haaksheid). De tegels mogen de voeg niet snijden, behalve voor de gevallen waar de schikking zulks oplegt (zie hoofdstuk 4, blz. 39).
e
TV
w
Het peil moet nauwkeurig zijn (1). De aanvaardbare pijlen (niet-vlak zijn) in om het even welk punt van het lokaal. onder een lat van 2 m (2), mag maximaal (3) 2 mm zijn. Hieraan voegt men de toleranties op de vlakheid van de tegels (4) toe, zoals opgenomen in de betreffende normen en hun keuze (5) (afb. 2).
Afb. 3 - Hellende vloer. 1. richtpeil 2. peiltolerantie van de afgewerkte vloer
ez
(1) Voor het overbrengen van het peil worden de volgende toleranties aanvaard:
2 mm in min of in meer voor een lengte kleiner dan of gelijk aan 10 m voor iedere afstand groter dan 10 m mag de tolerantie in het overbrengen van het ijkpeilmerkteken (+ 1 m boven het te verwezenlijken eindpeil) nooit groter dan 3 mm in meer of in min zijn ten opzichte van het ijkpeil - het op peil brengen van het voltooide werk is echter bepalend de toleranties in min ten opzichte van het peil moet in sommige gevallen (deurdorpels b.v. om het wrijven van de deur op de vloer te vermijden) tot nul worden herleid. In geval van anomaliën verwittigt de tegelzetter de bouwheer (b.v. in geval de deuren geplaatst worden vóór het betegelen). Aan de uiteinden van de rechte lat worden metalen blokjes van gelijke dikte voorzien. Geplaatst op de vloer, moeten ze de meting van eventuele oneffenheden van het betegeld oppervlak toelaten. De afmetingen van deze metalen blokjes bedragen 20 mm x 20 mm x 2 mmo Voor plaatsing met lijm, mortellijm of cementlijm in « dun bed ». zijn de toleranties deze die aanvaard of opgelegd werden voor de afgewerkte dekvloer en moet tevens rekening worden gehouden met de vlakheidstoleranties van de tegel. De vlakheid is de oppervlaktetoestand die geen enkele konvexe of konkave onregelmatigheid vertoont. Zij is onafhankelijk van de helling of van het peil. Het aanvaardbare niet-vlak zijn (in mrn) van de tegels wordt gegeven in de tabel in bijlage 4 (blz. 76). Het nazicht gebeurt door het horizontaal plaatsen van een lat met behulp van een luchtbelwaterpas. Het gemeten verschil, verminderd met dit overeenstemmend met de opgelegde helling, moet overeenkomen met hetgeen voorzien werd voor de horizontale plaatsing.
D
-
(2)
(3)
(4) (5) (6)
7
1.6 GIDS VOOR DE KEUZE VAN EEN VLOERBEDEKKING De keuze van een vloerbedekking mag niet willekeurig gebeuren. Ze kan beïnvloed worden door een reeks omstandigheden en beperkingen. Wij geven een nièt limitatieve opsomming.
Het antwoord op alle of een deel van de vragen zal toelaten het probleem te omschrijven en de meest oordeelkundige keuze te bepalen die beantwoordt aan de gestelde eisen. Dit memorandum is niet beperkend. In bepaalde gevallen moet het worden aangevuld.
1. Plaats van de vloerbekleding :
TV
23
7
ééngezinswoning (*) landhuis (*) appartementsgebouw (*) kantoorgebouw (*) winkelgebouw (*) bedrijfskompleks (*) openbare lokalen (*) andere: ...
de
-
2. Ligging van het gebouw:
or
woonverblijfzone (*) stad (*) dorp (*) bedrijfszone (*) vakantiegebied (kust, Ardennen) (*) : ...
do
-
ge
n
3. Juiste en volledige bestemming van de lokalen waar de bedekking moet uitgevoerd worden: ... 4. Speciale kenmerken die de afwerking moet hebben
an
De vloerbedekking moet voldoen aan één of meerdere van de kenmerken gegeven in de tabel hiernaast (*).
rv
De kenmerken zijn toepasselijk op het geheel of enkel op gedeelten van de bekleding (**).
ve
De belastingen die de kriteria kunnen beïnvloeden zijn okkasioneel of doen zich veelvuldig voor (***). 5. Aard en grootte van de belasting
d
De vloerbedekking zal worden onderworpen:
er
a. aan een gelijkmatig verdeelde belasting: en/of puntlasten :
N / m? (****) N (****)
e
TV
w
b. aan voertuigen verkeer : , - op luchtbanden (*) op volle banden: rubber, nylon, metaal (*) belasting last per as (*) ... N of per wiel (*) ... N (****) wielafmetingen : diameter ... m; breedte ... m draaicirkel: ... m
ez
6. Andere beperkingen
oe,
% R. V.
D
Hygrotermische omstandigheden bij de uitvoering:
Minimale tijdspanne tussen de afwerking en het volledig in dienst nemen van de vloerbedekking: ............... dagen Maximale toegestane dikte van de afgewerkte bedekking:
mm
Leidingen in te werken onder de betegeling : ja/neen (*) De bedekking heeft uitzet- of bewegingsvoegen : ja/neen (*); zoja: voegtype : . - afstand tussen de voegen: m (*) Het onnodige doorhalen. (**) In kolom 2 van de tabel, 100 % schrijven wanneer het om het geheel gaat, (***) In kolom 3 van de tabel, 0 schrijven voor okkasioneel, F voor frekwent. (****) 1 N/m 2 0,102 kqf /rn> 1 N 0,102 kgf.
=
8
x % wanneer het om een gedeelte gaat.
2 (**)
3 (***)
a. estetisch uitzicht b.
vlakheid en toleranties van de afwerking
c. slijt- en / of schuurweerstand d. trillingsweerstand e. indringingsweerstánd f.
opnemen van en / of weerstand tegen schokken
23
7
g. geluidsdemping
ondoordringbaarheid voor de produkten die zich over de vloer kunnen verspreiden
j.
weerstand tegen frekwent en / of overvloedig watergebruik
k.
weerstand tegen aantasting door scheikundige produkten, zoals zuren, basen, oplosmiddelen, bijtende middelen, enz... (*)
I.
termisch komfort
or
m. loopkomfort
do
n. slipwerend
o. vonkwetend p.
de
i.
TV
h. brandweerstand
weerstand tegen statische elektriciteit
ge
n
q. stofwerend
gemakkelijk reinigen en onderhoud: speciale hygiënische eisen of andere
s.
weerstand tegen reinigingsprodukten : type produkt en temperatuur...
t.
weerstand tegen hoge temperaturen
u.
weerstand tegen lage temperaturen
ve
rv
an
r.
er
d
v. weerstand tegen termische schokken enz...
,
w
(*) Het onnodige doorhalen. (**) 100 % schrijven voor het geheel, x % voor een gedeelte. (***) 0 schrijven voor okkasioneel, F voor frekwent.
D
ez
e
TV
,
9
e
ez
D
TV d
er
w an
rv
ve ge n do
or
de
TV
7
23
7 23
ge
rv
an
De bij het tegelzetten gebruikte materialen zijn tegels, bindmiddelen (mortel of hechtmiddelen), tegelvoegmaterialen, materialen voor de uitzetvoegen en dergelijke en deze voor de onderlagen (zand, cement, slakken, ... l.
n
do
or
de
TV
2. MATERIALEN
ve
2.1 TEGELS
d
Er bestaat een grote verscheidenheid aan tegels en platen voor vloerbedekkingen.
gebakken of niet gebakken gemaakte produkten.
TV
-
w
natuurlijke produkten
er
Voor vloerbedekkingen met harde tegels kan een onderscheid worden gemaakt tussen :
ez
e
Hieronder wordt een korte beschrijving gegeven van deze tegels die doorgaans gebruikt worden als vloerbedekking. Er bestaan andere soorten, van min of meer recente oorsprong.
Afb. 4 Indeling van natuursteen. I. stollingsgesteente 1/1 dieptegesteenten : graniet - 1/2 halfdiep ganggesteente: porfier, dioriet, diabaas,. .. 1/3 uitvloeiingsgesteente: basalt, tufsteen, puimsteen, ... 11. afzettingsgesteenten: - terrigene afzettingen: gres, schist, breccies, konglomeraten, ... scheikundige afzettingen: travertin, ... - organogene afzettingen: jura, blauwsteen, kalksteen, ... 111. metamorfe gesteenten: - afzetting: marmer, schist, kwartsiet (hergekristallizeerd gres) - uitvloeiingsgesteente: gneiss, ...
D
2.11 Natuurlijke produkten 2.11.1 Indeling en beschrijving van natuursteen (afb. 4 en 5)
Natuursteen voor vloerbedekking kan in enkele groepen worden onderverdeeld : kalksteen en marmer Ze worden bekomen door zagen of splijten en hebben een minimale weerstand tegen verbrijzeling. Ze worden gebruikt in een minimumdikte van 1 cm of meer, volgens de voorziene
Afb. 5
Tegels van natuursteen, marmer, graniet, travertin, kwartsiet.
11
23
7
Hun opsomming zou onvolledig zijn. Bovendien komen er door de invoer nieuwe soorten op de markt en verdwijnen er andere, zodat een lijst die nu opgemaakt wordt wellicht onvolledig of ongeldig zou zijn in een nabije toekomst.
TV
De meeste stenen worden geïdentificeerd door de naam van de ontginningsplaats, de steengroeve, de uitbatingsstreek. Voor andere werd de naam uitgedacht door hun uitvoerder of invoerder.
2.12 Gemaakte produkten
De tegels worden bekomen door menging van verschillende produkten. Ze kunnen worden onderverdeeld in twee groepen : gebakken materialen en niet gebakken materialen.
2.12.1 Gebakken materialen Keramische tegels worden gebruikt als vloer, muurof gevelbekleding, zonder beperking van vorm of van afmetingen van het oppervlak.
an
ge
kwartsiet Het is een metamorf afzettingsgesteente dat kloofbaar is en kwarts, veldspaat en mika bevat.
De buitenlandse natuursteen die in België voor vloerbekleding wordt gebruikt is graniet en gneiss, kwartsiet, schist, witte steen, travertin en marmer van verschillende kleur en herkomst.
de
graniet Het is een uitharstings- en vulkanisch gesteente samengesteld uit kwarts, veldspaat, ortose, mika, ..: De platen worden door zagen bekomen. Ze mogen niet teveel verzoet worden om te vermijden dat ze te glad worden. In sommige gevallen kunnen ze een « termische oppervlaktebewerking » onderqaan hebben.
marmer (Namur, Luxembourg).
or
leisteen en kalkachtige schist Zij zijn afkomstig van schistachtige rotsen waaruit door klieven platen van verschillende dikte worden bekomen. Ze hebben een harde korrel en bevatten geen ontbindbaar ijzerzwavel, noch knopen, noch verweerbare aders.
-
do
-
witte steen; bijna of v.olledig uitgeput (streek van Maastricht, Balegem, Gobertange)
n
belasting en beloping. De afwerking « glanzend gepolijst» is af te raden voor vloerbedekking. Marmer is rijk aan kalciet, met een dekoratief uitzicht en in staat een min of meer uitgesproken polijstglans te bekomen volgens de soort. In de algemene aanvaarding is de benaming « marmer» van toepassing op alle kalksteen die als marmer wordt gebruikt, hoewel ze soms anders worden geklasseerd. Bij internationaal vervoer bijvoorbeeld worden de namen steen, marmersteen en marmer gebruikt. Er bestaat geen enkel duidelijk afgelijnd kriterium om de verscheidene soorten duidelijk te onderscheiden.
hangt
af
van
ve
De keuze van natuursteen gebruiksomstándigheden.
rv
2.11.2 Opmerkingen
de
w
er
d
Niet om het even welke steen kan als vloerbekleding worden qebruikt. Het is aangeraden de Technische Voorlichtinqsnota's over natuursteen te raadplegen (*).
TV
Daar 'het natuurprodukten zijn, kunnen ze een verandèring van fysische, mechanische en aspekteigenschappen vertonen en dit volgens de plaats en ontginningshoogte in de steengroeve.
ez
e
Er komt soms een natuurlijke aspektverandering in de tijd bij, « patina» genoemd.
D
De Belgische steengroeven leveren de volgende stenen: porfier (Quenast, Lessinesl blauwe steen : - blauwe hardsteen (Soignies, Ecaussinnes, Neufvilles, Condroz, Bocqvallei) - Doornikse kalksteen - kalksteen uit het Devoon (Namur, Hainaut, Lièqe)
Ze zijn gemaakt volgens de normaal in de keramische nijverheid gebruikte metode. Ze worden vervaardigd uit leem, kiezelaarde, smeltstoffen. kleurstoffen en andere materialen door breken, zeven, mengen, bevochtigen, enz ... Het vormen gebeurt door persen. trekken, gieten of volgens andere werkwijzen die normaal uitgevoerd worden bij omgevingstemperatuur. Ze worden vervolgens gedroogd, dan op hoge temperatuur gebakken. De tegels kunnen ofwel geglazuurd, ofwel geëngobeerd zijn. Het glazuur is een glasachtige bekleding en praktisch ondoorlaatbaar. De engobe is een bekleding die minder verglaasd is, mat is en die zowel doorlaatbaar als ondoorlaatbaar kan zijn. De gebakken tegels zijn onbrandbaar en lichtecht. Wat de geglazuurde (geëmailleerde) tegels betreft worden twee systemen toegepast: enkel-gebakken: de scherf (zool) en het glazuur worden terzelfder tijd gebakken dubbel-gebakken: het glazuur wordt aangebracht en gebakken na het bakken van de scherf.
(*) T.V. 72 Marmer, onyx en hard graniet gebruikt in België (zie literatuurlijst nr. 95). T.V. 80 Witte natuursteen (zie literatuurlijst nr. 122). T.V. 99 Petit granit (Hardsteen) (zie literatuurlijst nr. 112).
12
2.12.11 Vormmetoden (afb. 6) Naargelang de vormmetode onderscheidt men: Ä. Getrokken (geëxtrudeerde) tegels
Het mengsel wordt in plastische toestand door een pers tot een streng gevormd waaruit tegels van een vooraf vastgestelde lengte worden gesneden. 1. splijttegels
De ribbels op de legzijde van de tegels zijn kenmerkend voor splijttegels. Deze tegels kunen zowel geglazuurd als ongeglazuurd zijn.
Dit zijn getrokken, getrokken en herperste, drooggeperste of gegoten tegels. Ze zijn al dan niet geglazuurd. Deze groep wordt onderverdeeld in twee subgroepen : a. tegels met een wateropneming groter dan 3 % en kleiner dan of gelijk aan 6 % van hun gewicht b. tegels met een wateropneming groter dan 6 % en kleiner dan of gelijk aan 10 % van hun gewicht
de
2. enkel gevormde strengperstegels
or
De tegels worden uit een enkelvoudige streng gesneden en zijn al dan niet nageperst.
do
Zij zijn soms geglazuurd.
geglazuurd
C. Gegoten tegels
als
geglazuurd
als
er
d
zowel
ve
rv
Het vloeibare mengsel wordt in een poreuse vorm of op een poreuse vuurvaste ondergrond gegoten die het water opneemt. Deze tegels kunnen ongeglazuurd zijn.
type 111 : tegels met een hoge wateropneming, namelijk gemiddelde waarde hoger dan 10 % van hun gewicht. Dit zijn getrokken, geperste of gegoten tegels. Ze zijn al dan niet geglazuurd.
ge
zowel
an
Deze tegels kunnen ongeglazuurd zijn.
-
n
B. Drooggeperste tegels Het poedervormige of fijnkorrelige mengsel wordt in matrijzen onder hoge druk geperst.
Geperste tegels en getrokken tegels.
TV
Afb. 6 -
23
7
Over het algemeen worden splijttegels bekomen door dubbeldikke getrokken tegels te splijten na het bakken.
w
2.12.12 Indeling van de tegels (*)
TV
De wateropneming door koken (2 h), uitgedrukt in gewichts % (massa %) kan weerhouden worden als een kriterium voor de indeling.
2.12.13 Samenvattende tabel In de tabellen 1 to 4 (blz. 14 tot 17) wordt voor enkele landen de lijst gegeven van de genormalizeerde gebakken keramische tegels: naam van de tegels, nummer van de norm, poreusheid en vormmetode. Dit is slechts een eerste klassifikatie. Men zou er moeten toe komen de tegels te kenmerken door een reeks cijfers en letters die de volgende karakteristieken opgeven : wateropneming
-
vormmetode
-
land van herkomst
-
gebruik in verband met hun slijtvastheid
type I : tegels met een geringe wateropneming, namelijk gemiddelde waarde kleiner dan of gelijk aan 3 % van hun gewicht. Dit zijn getrokken, drooggeperste of gegoten tegels. Ze kunnen al dan niet geglazuurd zijn.
-
formaat van de tegel
type 11 : tegels met een middelmatige wateropneming, namelijk gemiddelde waarde groter dan 3 % en kleiner dan of gelijk aan 10 % van hun gewicht.
Buiten de in de tabellen 1 tot 4 opgesomde tegels, bestaan nog andere soorten tegels van min of meer recente oorsprong, zoals bijvoorbeeld elementen in glasdeeg, enz...
D
ez
e
-
De keramische tegels kunnen onderverdeeld worden in drie hoofdgroepen. De aldus bepaalde groepen zeggen echter niets over de toepassingsmogelijkheden van het produkt :
vorstbestendigheid -
plaatsingsmogelijkheden
(*) Deze gegevens zijn overgenomen uit het normontwerp NBN B 27.001 (pr EN87) (zie literatuurlijst nr. 42).
Men acht het noodzakelijk de wateropneming te vermelden indien deze hoger is dan 20 % van het gewicht van de tegels.
13
Tabel 1 -
Keramiektegel. Waterabsorptieklasse type I
Vormmetode Land
C
B
Deutschland
Spaltplatten mit hellen Scherben, Formstücke (DIN 18.166) Klinkerspaltplatten, Klinkerplatten
Steinzeugfliesen, Steinzeugmosaik, Steinzeuqriemchen, Formstücke (DIN 18.155) Feinklinker, Klinkerplatten, Klinker
France
Dalles d'usine
Grès cérame fin vitrifié (NF P 61-311/2/3/4) Grès cérame émaillé
Formstücke
23
Fijn verglaasd geperst gres (NBN 786) Geperst keraamgres (NBN B 27-106)
TV
Getrokken keraamgres (NBN B 27-201 en NBN B 27-107)
or
de
België
7
A
Vlakke ongeglazuurde keramische vloertegels (NEN 3517) Dubbelhard gebakken tegels Zwembadtegels
ge
n
do
Nederland
Spaltplatten mit hellen Scherben Grobkeramische Platten (ON B 3232)
Espana
Baldosa oloseta de grés, de grés salado, de grés mate
rv
ve
d
er w TV
Klinker smaltato, trafilato, salato, greificato Grès salato
D
ez
e
Italia
Schweiz
United Kingdom
Feinklinkerplatten, Mosaik, Formstücke (ON B 3232) Steinzeugfliesen
an
Osterreich
Baldosa de klinker ceramico, de grés, de grés salado, de grés porcelanico, olambrilla de grés porc., mosaico de grés porc., de grés mate, de grés esmaltado
Baldesa de grés colado
Grès rosso, grès colorato (UNI 6506) Grès ceramico fine (UNI 6872) Grès rosso smaltato monocottura Carreaux de grès fin (SNV 544 500) Sriques surcuites (klinker) (SNV 544 500)
Split tiles Floor quarries (SS 1286)
Fully vitrified floor tiles, vitrified floor tiles (SS 1286)
Unglazed cast floor tiles
Voor de titel, de uitgever en de datum van de normen, zie literatuurlijst (blz. 84).
14
Tabel 2 -
Keramiektegels. Waterabsorptieklasse type 11 a
Vormmetode Land
Geperst klinkergres (NBN 788 en NBN B 27-106)
Deutschland
Spaltplatten mit farbigen Scherben (DIN 8166) Klinker-, Ziegelspaltplatten
Klinkerplatten, Klinker, Fliesen und Platten Formstücke
France
Grès rustique Terre cuite Terre cuite engobée
Nederland
Splijttegels
Geglazuurde keramische vloertegels
Osterreich
Spaltplatten mit farbigen Scherben (ON B 3232)
Grobkeramische (ON B 3232) Klinker
Espana
Baldosa de grés, grés salado. Baldosin rojomate, catalan, vidriado. Plaqueta rustica de grés Mosaico de grés natural
Italia
Klinker smaltato Klinker trafilato
Formstücke
23
Getrokken klinkergres (NBN B 27-101 en NBN B 27-107)
do
or
de
TV
België
7
C
B
A
ge
n
Platten
Grés baldosa
e
Schweiz
TV
w
er
d
ve
rv
an
Baldosa de klinker ceramico, de grés natural, de grés rojomate, de pavimento Pavimento de grés rojomate, de grés rojo esmaltado
Grobkeramische Platten (ON B 3232)
Briques surcuites (SNV 544 500)
Floor quarry (Class I) (BS 1286)
D
ez
United Kingdom
Carreaux klinker à partager (SNV 544 500)
Grès rosso smaltato monocottura 0 bicottura, grès rosso, grès colorato, grès rosso ingobbiato Mosaico
Voor de titel, de uitgever en de datum van de normen, zie de literatuurlijst (blz. 84).
15
Tabel 3 -
Keramiektegels. Waterabsorptieklasse type 11 b
Vormmetode Land
Geperst halfgres (NBN 787) Geglazuurd keramisch enstatiet (NBN B 27-105)
Deutschland
Spaltplatten Klinkerplatten
Ziegelfliesen nicht frostsicher Klinkerplatten, Klinker Fliesen und Platten
France
Terre cuite Terre cuite engobée
23
Rustieke tegels van gegraniteerde gebakken aarde (NBN B 27-102) Gebakken rode gegraniteerde aarde (NBN B 27-103)
Formstücke
TV
België
or
de
B
7
C
A
do
Nederland
Wand- und Bodenfliesen (ON B 3232)
ge
n
Osterreich
Baldosin de barro cocido, rojomate, catalan, vidriado Mosaico de grés natural
Italia
Cotto toscano
Schweiz
Planelles en terre cuite (SNV 544 500)
Baldosa de grés roiomate Baldosa de revestimento, de pavimento
Grès rosso, monocottura, bicottura, ingobbiato Mosaico
TV
United Kingdom
w
er
d
ve
rv
an
Espana
Floor quarry (Class 11) (BS 1286)
D
ez
e
Voor de titel, de uitgever en de datum van de normen, zie de literatuurlijst (blz. 84).
16
Tabel 4
Keramiektegels. Waterabsorptieklasse type 111
Vormmetode Land
C
B
A Fabriekstegels (NBN 789)
Fabriekstegels (NBN 789) Geglazuurde faïence (NBN B 27-104)
Deutschland
Ziegelplatten Platten
Steingut- und Irdengutfliesen'(DIN 18155)
Wandfliesen Mosaik
France
Terre cuite Terre cuite engobée
Faïence à päte blanche et émail vitrifié (NF P 61-311/2/3/4)
Carreaux et mosaïque muraux
Nederland
Plavuizen
Vlakke geglazuurde keramische wandtegels voor binnenwerk (NEN 3503) Plavuizen
or
de
TV
23
7
België
Osterreich
do
Wand- und Bodenfliesen (ON B 3232)
Italia
Spaccatelle
Schweiz
Planeltes en terre cuite (SNV 544-500)
Azulejo Plaqueta ceramica Olambrilla. Pavimento ceramico esmaltado Mosaico
n
Baldosin de barro cocido, rojomate, catalan, vidriado Mosaico de grés natural
Maiolica pasta bianca Terraglia forte 0 tenera (UNI 6776) Cottoforte, smaltato Mosaico
w
er
d
ve
rv
an
ge
Espana
Glazed wall tiles (BS 1281)
Glazed walt tiles Glazed mosale (BS 1281) Glazed faïence tiles
ez
e
TV
United Kingdom
Carreaux de faïence (biscuit blanc) (SNV 544-500)
D
Voor de titel, de uitgever en de datum van de normen, zie de literatuurlijst (blz. 84).
17
2.12.2 Niet gebakken materialen (afb. 7)
Er bestaan verschillende soorten asfalttegels : tegels gemaakt bij hoge druk, hornogene tegels, tegels in asfaltbeton, zuurbestendige tegels, tegels tvpe terrazzo ...
Betontegels zijn stukken in cementbeton, in volle massa of in twee lagen, een grondlaag en een slijtlaag. Er bestaan ook tegels in sierbeton voor terrassen en tuinen, die in het oppervlak zichtbaar, gebroken granulaten hebben, eventueel silex, cementmortellaag met kwarts of andere.
2.12.24 Cementtegels (NBN 224) (***) Cementtegels zijn samengesteld uit fijne granulaten, een vulmateriaal en een hydraulisch bindmiddel met of zonder toevoeging van kleurstoffen. Er bestaan twee soorten cementtegels :
7
2.12.21 Betontegels (NBN B 21-211) (*)
in 'volle massa : éénvormige samenstelling in de massa
23
-
2.12.22 Marmermozaïektegels (NBN 903-01) (**)
met fijne korrel : korrelgrootte 2/ 4 mm met middelgrote korrel : korrelgrootte tussen 4 en 10 mm met middelgrote schilfers: korrelgrootte tussen 8 en 25 mm
-
met grote schilfers : korrelgrootte tussen 20 en 50mm.
TV
de
2.13 Eigenschappen van de tegels vermeld in de Belgische normen Wij hernemen hier de eigenschappen van tegels gegeven in de Belgische normen. Voor meer uitgebreide inlichtingen en de volledige beschrijving van de proeven waaraan de tegels worden onderworpen, is het nodig de normen te raadplegen (****). Voor wat betreft hun toepassing, wordt verwezen naar § 1.3 (blz. 6).
rv
an
ge
-
or
Marmermozaïektegels worden onderverdeeld in vier kategorieën :
Buiten de hierboven aangehaalde niet gebakken materialen bestaan andere soorten tégels van meer recente aard, zoals de asbest-cementtegels, enz...
do
De zool bestaat uit fijne granulaten en cement.
Opmerking
n
Marmermozaïektegèls zijn gemaakt in twee lagen. De bovenste laag bestaat uit korrels of marmerschilfers, cement, met of zonder kleurstoffen en/of fijne granulaten. Het oppervlak is bewerkt om de nodige vlakheid te bekomen.
in twee lagen : slijtlaag Izichtvlak) en grondlaag met totaal verschillende samenstelling.
ve
2.12.23 Asfalttegels
D
ez
e
TV
w
er
d
Asfalttegels zijn samengesteld uit verpulferde asfaitrotsen, met toevoeging van bitumen en warm samengeperst bij zeer hoge druk.
Afb. 7 -
Alle tegels, of het nu natuurlijke of gemaakte zijn, vertonen aspekteigenschappen en/of onvolkomenheden. Sommige van deze zijn aanvaardbaar, soms in beperkte hoeveelheid, andere kunnen afkeuring tot gevolg hebben. De gebruikte terminologie verschilt naargelang het produkt en het land van herkomst. Bovendien kunnen er nog termen bijkomen die in de bouw gebruikt worden. Een terminologie wordt gegeven in bijlage 1 (blz. 73). Men moet er zich niet over verwonderen anomaliën te vinden en verschillende woorden voor éénzelfde gebrek voor tegels van verschillende struktuur. In deze tekst wordt de normterminologie gebruikt.
2.13.2 Dimensionele karakteristieken
Cementtegel, gegoten tegel en betontegel.
(*) Zie literatuurlijst nr. 35. (**) Zie literatuurlijst nr. 33. (***) Zie literatuurlijst nr. 31. (* * * *) Zie literatuurlijst nr. 9 tot 51.
18
2.13.1 Kenmerken van het uitzicht
De afmetingen van tegels (lengte, breedte en dikte) moeten aan bepaalde eisen voldoen. Genormalizeerde afwijkingen zijn toegestaan. De dimensionele karakteristieken van genormalizeerde tegels worden gegeven in bijlage 3 (blz. 75).
De teoretische afmetingen van tegels zijn « norninaai». De werkelijke afmetingen zijn begrepen tussen de maximum- en minimum afmetingen. De toegestane verschillen tussen de nominale en werkelijke afmetingen zijn de toleranties. Anderzijds is het aangeraden dat de lengte en de breedte van de tegels, voeg inbegrepen, een veelvoud of een onderdeel van een vooropgestelde moduul is, en de regels van de modulatie te volgen.
De dikte van een tegel wordt gekozen in funktie van de voorziene belasting en van zijn specifieke weerstand.
Afb. 8 -
or do
an
ge
n
2.13.3 Fysische en mechanische eigenschappen De kwaliteit en soms de benaming van tegels worden bepaald door hun fysische en mechanische eigenschappen. Die worden gegeven in bijlage 2 (blz. 74).
Afb. 9 -
Buigproef op een tegel met centrale belasting.
d
ve
rv
Teneinde het vochtopnamevermogen van een tegel te kennen, bepaalt men zijn absorptiecijfer, dat de verhouding is tussen het gewicht (massa) van de natte tegel en de droge tegel. Deze proef wordt uitgevoerd door onderdompeling of door koken.
Meting van de uitzetting van een tegel op een steun.
de
Een andere voorname eigenschap, die mede bepalend is voor het uiteindelijk uitzicht en de plaatsingstoleranties (zie § 1.5, blz. 7), is de vlakheid van de tegels, die een zekere konkaafheid of konveksheid kunnen vertonen, maar binnen de grenzen van de specifieke toleranties in de normen (bijlage 4, blz. 76).
TV
23
7
De toegestane toleranties op de afmetingen van de tegels, alsook op de rechtheid van hun kanten en hun hoeken hebben een invloed op de regelmatigheid van de voegen.
er
De verhouding tussen de twee cijfers geeft de verzadigingskoëfficiënt van de tegel.
TV
w
Soms stelt men zich tevreden het waterabsorptiecijfer door middel van één der twee metoden te zoeken.
ez
e
De waterabsorptie mag niet worden verward met de totale poreusheid van een tegel, die het volume van de holten, vulbaar of niet vulbaar, bepaalt en dit in volume % van die tegel.
D
De slijtvastheid van tegels is een zeer voorname faktor bij bepaalde toepassingen. Hij wordt aangeduid door een cijfer uitgedrukt in mm (enkel voor niet geëmailleerde tegels) (zie ook § 2.16, blz. 20).
Afb. 10 -
Beschadigde niet-vorstvaste tegels.
De vervorming van tegels te wijten aan termische verschijnselen kan spanningen veroorzaken. Die vervorming wordt berekend uitgaand van de uitzettingskoëfficiënt van de tegel (afb. 8) (*).
De vorstbestendigheid van tegels is van belang voor buitenbetegelingen of toepassingen in vrieskamers. Ze staat niet in rechtstreeks verband met de poreusheid van de tegels, maar eerder met de struktuur en de afmetingen van de poriën (afb. 10).
De buig- (afb. 9) en drukweerstand zijn voorname eigenschappen voor het gedrag van een betegeling die onderworpen is aan verschillende vervormingsspanningen.
De bestandheid tegen temperatuurschommelingen moet in acht genomen worden indien de betegeling zal onderworpen zijn aan veelvuldige reiniging met zeer warm water of aan intense zonnebestraling.
(*) Er bestaan ook hygrometrische verschijnselen (niet in de normen opgenomen) voor bepaalde produkten, die een gedeeltelijke niet omkeerbare na-zwelling veroorzaken.
19
Om de kwaliteit van een aan schokken onderworpen tegel te beoordelen, kan men de schokweerstandsproef, terwijl men voor de toepassingen in laboratoria of scheikundige industrie, de zuurvastheid moet nazien.
2.16 Keuze van tegels als vloerbedekking
2.16.1 Algemene beschouwingen De keuze van een vloerbedekking hangt af van verschillende faktoren.
In de norm NBN B 27.201 (*) wordt een aantal eigenschappen gegeven, zoals de weerstand tegen een reeks scheikundige agentia, de aard van de glazuurlaag, de kontinuïteit en de hardheid volgens de Mohsschaal van het glazuur, alsook de weerstand tegen haarscheuren onder stoomdruk. Deze eigenschappen zijn echter enkel toepasselijk op geglazuurde muurtegels. Voor geglazuurde tegels voor vloerbedekking bestaat nog niet gelijkaardigs.
23
7
Een goede keuze is in het voordeel van de bouwheer voornamelijk, maar ook van de architekt die als rol heeft de klant objektief inlichten. De aannemer is er ook bij betrokken omdat, indien de keuze goed gedaan is, men er voor erkentelijk zal zijn; in het andere geval zal men het hem verwijten. Het gebruik van vloerbedekkingen in woningen, in handelsgebouwen of andere gebouwen is onderhevig aan de mode.
TV
Naargelang de voorziene toepassing moet men rekening houden met een deel of het geheel van de hogervermelde kenmerken.
de
Op de markt is een zeer grote verscheidenheid van tegels, waarvan er bepaalde een overwegend dekoratief effekt hebben, hetgeen de klant ertoe aanzet er meer en meer gebruik van te maken.
2.14 Eigenschappen van genormalizeerde tegels
or
Wat vloerbedekking betreft, is het noodzakelijk de aandacht te vestigen op het feit dat sommige van die tegels (geglazuurde tegels bij voorbeeld) slechts geschikt zijn voor welafgelijnde gebruikstoepassingen.
Bijlage 3 - Kenmerken van de afmetingen van vloertegels (blz. 75) Bijlage 4 - Het aanvaardbare niet-vlak zijn (in rnrn) van tegels, volgens de normen, in funktie van de afmetingen (blz. 76).
Het estetisch uitzicht van een vloerbetegeling is beslist niet het enige bepalend kriterium. Een mooie vloerbedekking verdient deze kwalifikatie enkel indien haar levensduur normaal is. Zij moet niet enkel op het ogenblik van de aanvaarding dekoratief zijn maar het zo lang mogelijk blijven.
ve
rv
an
-
n
Bijlage 2 - Fysische en mechanische kenmerken van vloertegels (blz. 74)
ge
-
do
De eisen waaraan genormalizeerde tegels moeten voldoen worden gegeven in de volgende bijlagen :
2.15 Eigenschappen van niet genormalizeerde tegels
Opdat de vloerbetegeling haar dekoratief effekt zou bewaren moet het materiaal met doorzicht gekozen worden, in funktie van het gebruik dat men er denkt van te maken, namelijk de bestemming van het lokaal en het normaal te voorziene verkeer. Bovendien moet de betegeling worden geplaatst volgens de regels van goede uitvoering en uiteindelijk moet zij regelmatig worden onderhouden met de daartoe bestemde produkten.
Vermits de kenmerken van deze materialen niet vastgelegd zijn in normen, moet men zich steunen op inlichtingen verstrekt door de fabrikant of in proefverslagen .
Alle op de markt zijnde soorten tegels kunnen worden onderworpen aan slijtproeven in laboratorium, volgens een metode en deskundig uitgekozen apparatuur, en aldus een klasse-nummer bekomen.
ez
e
TV
w
er
d
Tot de niet genormalizeerde materialen behoren tegels en platen in natuursteen, tegels in glasachtig materiaal (bij voorbeeld massief glazuur), porcelijnmozaïeken en qlasdeeqelementen, geglazuurde vloertegels, asfalttegels, en nog andere soorten. Andere kunnen nog op de markt komen.
D
Het spreekt vanzelf dat een deel of het geheel van de kenmerken opgegeven voor de genormalizeerde produkten ook van toepassing kunnen zijn op de andere materialen. De normalizatieinstituten en de opstellers van bestekken kunnen de nodige specifikaties verstrekken. Bij gebrek aan deze inlichtingen moet de opdrachtgever of de bouwheer inlichtingen inwinnen bij de fabrikant of verdeler nopens het gedrag van deze tegels of platen.
(*) Zie literatuurlijst nr. 51.
20
De voornaamste eigenschap blijft het uitzicht dat de betegeling tijdens haar gebruik behoudt of verliest. In elk lokaal zijn er plaatsen waar het verkeer intensiever is en waar de betegeling meer op de proef gesteld wordt (afb. 11). Zo bijvoorbeeld zullen sommige tegels mat worden, hun glans verliezen en tijdens het gebruik van kleur veranderen. Andere, met meer weerstandbiedend glazuur, zullen hun kwaliteit lang bewaren.
2.16.21 Huisvesting De ervaring heeft aangetoond dat de vloerbedekking in de huisvesting verschillend wordt belast naargelang de lokalen gelegen zijn op het gelijkvloers, met rechtstreekse verbinding naar buiten, of op de verdieping.
Bepaalde soorten matte tegels kunnen op sommige plaatsen blinkend worden tijdens hun gebruik.
23
De ingangshal is de plaats waar elkeen moet doorkomen, maar men verblijft er niet. De gangen hebben minder te verduren, maar de beweging is er rechtlijnig; de sleet zal zich over het algemeen in de lengte-as voordoen.
or
Nog andere, met een oneffen oppervlak, zullen op die plaats verslijten, terwijl de uithollingen hun glazuur bewaren (afb. 12).
De keuken is het werklokaal waar de bevloering intensief gebruikt en sterk bevuild wordt.
TV
Slecht gekozen tegel. Verschil vóór en na gebruik in een keuken.
de
Afb. 11 -
7
Men kan de woonlokalen in dalende orde van belasting van de vloer onderverdelen: keuken, ingangshall, gangen, woonkamer, slaapkamers en badkamer.
ge
n
do
De vloer in de woon- en eetkamer heeft plaatsen die niet gebruikt worden (op de plaats van de meubelen) en andere waar regelmatig wrijving met schoenen optreedt, onder de tafel en de stoelen, vóór de zetels, in de ingang, maar daar liggen gewoonlijk tapijten die de vloer beschermen.
Tegels met profiel of reliëf.
d
Afb. 12
ve
rv
an
De slaapkamers hebben weinig te lijden; men vindt er tevens zelden vloeren.
w
er
Deze veranderingen van het uitzicht zijn voor sommige tegels aanvaardbaar, voor andere onaanvaardbaar en meer of minder zichtbaar volgens de kleur en de veelkleurigheid van het materiaal.
ez
e
TV
De kwaliteit van de afgewerkte produkten verschilt van fabriek tot fabriek en zelfs van het ene type tot het andere uit dezelfde fabriek. De kwaliteit van een welbepaald type kan evolueren in de tijd, de beslommering van de fabrikant is voortdurend zijn produktie te verbeteren.
D
In ieder geval moeten de fabrikanten hun klanten zo nauwkeurig mogelijk inlichten nopens de kwaliteit van hun produkten. De meeste onder hen zijn in staat dit te doen. Zij voeren proeven uit op de produkten en bepalen er de kenmerken, het toepassingsgebied en het konform zijn met Belgische en/of buitenlandse normen van. 2.16.2 Keuze van de tegel in funktie van de bestemming van de lokalen
De keuze van een materiaal in funktie van zijn kwaliteit is zeer voornaam, maar het is essentieel vooreerst rekening te houden met zijn bestemming.
De badkamer wordt slechts sporadisch belast, en meestal worden daar geen schoenen gedragen. Als men dus een verschillend gebruik wil maken van de tegels in een woning is het verstandig de meest weerstandbiedende materialen te kiezen voor de keuken en minder weerstandbiedende materialen voor de badkamer. Het gebruik van een voetmat, die voldoende breed is en op de gewenste plaats blijft, is aan te raden voor elke inkom van buiten. Door de lokalen in te delen volgens de belastingsdrukte, kan men een parallel-lopende indeling maken van de tegels, van het ogenblik dat men hun weerstandsgraad tegen sleet kent. Wij vergelijken twee gevallen : 1ste geval: een appartement gelegen op de 4de verdieping van een gebouw, waar men toegang heeft langs een hal naar de lift; men zal een voetmat vinden aan de ingang van de hal, een andere in de lift en een derde op de overloop aan de ingang van het appartement 2de geval: een villa op het platteland, omgeven door een tuin en met steenslag, dolomiet of assteen bedekte paden, waar men binnenkomt ofwel langs de ingangshal, ofwel door de vensterdeuren in de woonkamer, ofwel langs de keuken.
21
Men geeft er zich rekenschap van dat de vloer meer zal lijden in het tweede geval dan in het eerste, en dat men hiermee van bij de keuze rekening moet houden. Men kan dus de indeling maken volgens de bestemming en de ligging van het lokaal (§ 2. 17).
2.16.22 Handelslokalen
TV
23
7
In handelslokalen zoals winkels, drankgelegenheden, spijshuizen en andere lokalen die in rechtstreekse verbinding staan met buiten en waar de tegels intensief worden belopen, zal men in elk geval de belastingsgraad en de bewegingsplaatsen, de verblijfplaatsen, de plaatsen van drukke draaibeweging moeten bepalen.
or
de
Indien men slechts één type tegel gebruikt, moet men een soort kiezen die een goede slijtweerstand heeft, fijn verglaasd keraamgres bijvoorbeeld, en zal men geen geglazuurde tegels gebruiken.
an
ge
n
do
In ieder geval is het gebruik van een voetmat vanaf de ingang van het lokaal ten zeerste aan te raden. De voetmat moet op haar plaats blijven en voldoende groot zijn, opdat de binnenkomende personen verplicht zijn er hun beide voeten op te zetten. Zij moet regelmatig gereinigd worden.
e
TV
w
er
d
ve
rv
2.16.23 Openbare lokalen
ez 22
Geglazuurde tegels zijn voor dergelijke toepassingen niet geschikt. Ze kunnen worden gebruikt voor bepaalde delen van zwembaden, zonder echter het slipgevaar uit het oog te verliezen. Er bestaan speciale tegels, al dan niet geglazuurd, die anti-slipeigenschappen bezitten (afb. 13). In kantoren waar het wrijven van stoelpoten schadelijk is, moet het gebruik van geglazuurde tegels worden vermeden.
D Afb. 13
Voor de vloerbedekking in de openbare lokalen, stations, scholen, postkantoren en andere administratieve lokalen waar het publiek toegang heeft, moeten slijtvaste tegels worden gebruikt.
Anti-sliptegels.
Uit hetgeen voorafgaat blijkt dat op dit gebied een tussenoplossing moet worden gevonden tussen het estetische uitzicht van de vloer en zijn duurzaamheid. Dit is een zaak van goede zin, maar het lijkt ons niet onnuttig deze meer eenvoudige noties, welke soms uit het oog verloren worden, te herhalen.
Ter inlichting geven we in de tabellen 5, 6 en 7 een deel van de UPEC-klassering (sleet, indringing, water, scheikundige produkten) met betrekking tot keramiekvloerbedekkingen, voor de sleet (1, 2, 2s, 3, 4), de indringing (2, 3, 4) en de weerstand tegen scheikundige produkten (O, 1, 2, 3); voor de weerstand tegen water is de klassifikatie altijd E3•
Pz : -
2.17.1 U-klassering (sleet) vloerbedekking
-
P3
-
P4
-
vaneen keramiek-
de
TV
De U-klasseing is gesteund op de slijtproef in het oppervlak (P.E.L) voor de geëmailleerde tegels en door de slijtproef in de diepte (Capon) voor de nietgeëmailleerde tegels.
minimale klassering voor alle genormalizeerde keramische tegels geplaatste bekleding - in geëmailleerde tegels - in tegels van fijn verglaasd gres, afmetingen ~ 5 cm x 5 cm geplaatste bekleding - slijtproef: U 3 geklasseerd - buigproef: buigbreukweerstand : F ~ 600 N geplaatste bekleding - slijtproef: U 4 geklasseerd - buigproef: - buigbreukweerstand : F > 1.500 N - buigspanning R : R ~ 20 N/mm z (getrokken tegels) R ~ 25 N/mm z (geperste tegels) - rolproef : geen verandering
7
Tabel 6
volgens
23
hun
2.17 Indeling van de lokalen bestemming en ligging (*)
Slijtproef Capon (I =lengte van de insnede in mrn)
< < <
I ~ 65 I ~ 55 I ~ 45 1<35
do
ve
rv
55 45 35
er
d
2.17.2 P-klassering (indringing) van een keramiekvloerbedekking
De P-klassering gebeurt in funktie van de buigweerstand en de weerstand tegen rollende beweging.'
Tabel 7 C,
Cz C3
geen verandering door accidentele bemorsing met voedingswaren, farmaceutika, huishoudprodukten geen verandering door koerante bevuiling met voedingsprodukten, farmaceutika, huishoudprodukten geen verandering door de produkten waarvan het gebruik is voorzien
D
ez
e
TV
w
De C-klassering is opgemaakt in funktie van de weerstand tegen vlekvorming, tegen zuren en basen.
n
I (n < 150) 11 (150 < n < 600) 111 (600~n ~1.500) IV (n > 1.500)
U, Uz Uzs U3 U4
2.17.3 C-klassering (scheikundige produkten) van een keramiekvloerbedekking
ge
Slijtproef P.E.I. (klasse in funktie van het aantal proefcvkli)
an
Uklassering
or
Tabel 5
(*) Zie literatuurlijst nr. 105 en 115.
23
N
N
~
.-
221
lokalen zonder toegang naar buiten
23 7
Kollektieve woongebouwen
Openbare en handelsgebouwen
Horekasektor
lokalen voor individueel gebruik en zonder toegang naar buiten
kamers
badkamer, W.C.
badkamer, W.C.
2s22
keuken
keuken
ve
gang, trap, overloop op de verdieping
w er
d
trap, overloop
TV
321 322
Q1 :::s
~ ........ c ~ ........
:::s
kamer met 1 bed afzonderingskamer
sekundaire beloping
kantoren
gelijkvloers, trap, gemeenschappelijke zaal
lokalen zonder toegang naar buiten, medische zaal, slaapzalen, verblijf voor de studenten
hydroterapie, medische lokalen, lokaal van de opzichter, vergaderzaal personeel (medisch of administratief), kapel, linnenkamer
winkel, gemeenschappelijke sanitair eetzaal, dienstlokalen I sanitair
gang,sfvallokaal
verpleegkamer, funktionele
reacaptatie
e ez D
330
winkel, sanitair, restaurant
balkon en terrassen zonder toegang naar buiten
gewoon labo, isotopen, patologische anatomie
rektografie
kantoren, vergaderzalen, archieflokalen
S·
Cl)
n inkom, verblijf, ontvangst
an
lokalen met toegang naar buiten
~
CQ
rv
2s20
ge
233
320
Klinieken
individueel sanitair
232
323
Scholen
TV
220
Eéngezinswoning
~
Cl) Cl)
de
(*)
'" ~
or
Klasse
UPEC-klassering van de lokalen voor keramiekvloerbedekkingen (*)
do
Tabel 8 -
rookzaal, leeszaal
turnzaal, massage
332
klimatizeerlokalen
kamer met minder dan 6 bedden, anestesiekamer en radiologische behandeling operatiekamer, verloskamer
420
hal van het gebouw
422
lokaal voor tweewieIers
hal in vakantiedorp
sekretariaat, zaal voor het publiek
kantine, eetzaal
lokalen voor lichaamshygiëne, medisch onderzoek, verblijfzaal voor zieken
de
I drankverdeellokaal
gemeenschappelijke keuken
ve d
grote magazijnen
w er
(*) Voorbeeld: Klasse 442 : sleet 4; indringing: 4; scheikundige weerstand 2.
D
ez
e
TV
(*) Zie literatuurlijst nr. 105 en 115.
toegankelijk
do
or
trapzaal niet voor zieken
n
afvallokaal in de kelder
ge
432
I winkel
an
balkons en terrassen met toegang naar buiten
rv
431
442
CJ'1
hal, trap, lokalen met toegang naar buiten, verzamellokalen
TV
hal, ontvangst, gang op het gelijkvloers
430
N
23 7
333
hotelkeuken
keuken, laboratorium
gang en trap toegankelijk voor de zieken, kamer met meer dan 6 bedden, radiologisch onderzoek, voedingsdienst, wasserij, garage
2.18 Steekkaart voor tegels
inlichtingen bevat die toelaten het produkt ondubbelzinnig te bepalen en er alle voorname kenmerken van geeft (afb. 14 en 15).
Het is nuttig voor de tegelzetter een steekkaart per tegel op te stellen, steekkaart die een maximum aan
Model van steekkaart
0
Q)
rJ)
S .g ,~
ti
I
~~ c: ...
~~~ 0
Q)
> ti ~ ~
I
~~ m c:
Q)'-
ëi5 ~ ti
(
~
I
~ .2>
~~~tV :::"
~~
> E
t
TYPE:
~
> E
ä: ën
!
I
....,
~~~ C. m ~
0 -;; '5
!
(
(
FABRIKATIE:
de
VORM EN AFMETINGEN: SOORT EN TINT:
. . . . .
do
or
OPMERKINGEN:
t
23
~
EB
!o tV
I
TV
I
...I C.
7
TEGEL
.
ge
n
DATUM:
Type: wateropslorping (2 h koken): I ~ 3 %; 3 % < lIa < 6 %; 6 %
<
IIb ~ 10 %; 10 %
rv
-
an
Uitleg voor het invullen van de steekkaart
-
ve
vormmetode : getrokken: A; geperst: B; gegoten:
<
111
< 20 %; het
cijfer zelf indien> 20 %
e
land van herkomst: b.v. België: B; France : F; Schweiz : Cl-l vorstbestendigheid : vorstbestendig : +; niet vorstbestendig : -
er
-
d
slijtweerstand van 1 tot 4 (of I tot IV voor de geëmailleerde) volgens gebruiksgebied plaatsing: mogelijke plaatsing, b.v. dun bed: M; traditioneel: T oppervlakte uitzicht: blinkend: B; half-mat: S; mat: M; glad: L; niet glad: N; ruw: R; geprofileerd: P
TV
Fabrikatie :
w
-
naam van de fabrikant en plaats van de fabriek
-
naam van de tegel, eventueel katalogusnummer
e
Afmetingen:
vorm: rechthoek: R; vierkant: C; figuurtegel : T
-
afmetingen : werkelijke lengte en breedte; minimale en maximale dikte
D
ez
-
Soort en tint:
-
soort: geglazuurd: E; in de massa gekleurd: M; gevlamd: F
-
tint: geel: J; bruin: B; grijs: G; rood: R; zwart: N; wit: W; beige: Be; blauw: BI; groen: V; helder: C; donker: F
Opmerkingen : b.v. zuurbestendigheid, vlekgevoeligheid, voorafgaandelijke behandeling, toepassingsvoorbeeld, symbool voor de prijsklasse, enz... Datum: datum van de opstellen van de kaart, met eventueel de bron (b.v.laboratoriumproeven, technische informatie van de fabrikant) 26
Voorbeeld van ingevulde steekkaart
TEGEL TYPE: ..!
l f! /
FABRIKATIE:
l !.v. /.
/ M..:.T. 1 M;;.I.-. ..AI:).':fJ.hfJ.m,..~9.f1.y.lt!.c!. .: (yJ).~..Klt.(y..lJ.?.7. Q
:t
. . .
SOORT EN TINT: .. Mf;:.J.C.
.
OPMERKINGEN: ..l««rk~~r~açt(g.(.~i~.g~kQuYX.IAQ.Ç)
. .
23
~fJ.~9.·.J.Q.·.l.Q..lkfi1JfJ.!g9.tA$l
TV
DATUM:
7
VORM EN AFMETINGEN: ..fi.. l.~.Q..?:-•• f!.??5 ~~'"~/J.:J-'.9.
de
Men heeft dus te doen met een tegel met wateropslorping ~ 3 % (I), geperst (B), land van herkomst Duitsland (D), slijtvastheid IV-klas, vorstbestendig (+ ), mogelijkheid te plaatsen in dun bed of traditioneel (M-T), oppervlakteuitzicht : mat en glad (M-L).
do
or
De fabrikant is Abraham te Koeveld; de tegel wordt verkocht onder de naam Kitty en het katalogusnummer 827 is. Het is een rechthoekige tegel; lengte 196 mm; breedte 97 mm; dikte 14,3 mm en 13,6 mm in de groeven. Hij is in de massa gekleurd (M) en gevlamd (F) en van lichtgele kleur (Je).
De kaart werd opgesteld op 10 oktober 1980.
ge
n
Hij is zuurbestendig en men heeft hem reeds met sukses gebruikt in gebouw ABC.
TV
w
er
d
ve
rv
an
De inlichtingsbron is de katalogus van de fabrikant.
Stelvlak van verschillende typen tegels.
Afb. 15 -
Tegels van verschillende vormen en afmetingen.
D
ez
e
Afb. 14 -
27
2.19 Merken en keuren van tegels
2.2 BINDMIDDELEN
Het merken en keuren van tegels is beschreven in de Belgische normen. Bepaalde bestekken kunnen andersluidende en/of bijkomende aanduidingen opgeven. Bovendien komt hetgeen in de Belgische normen voorzien is niet noodzakelijk overeen met hetgeen de buitenlandse normen vermelden.
Voor het plaatsen van vloertegels kunnen de volgende bindmiddelen worden gebruikt: -
mortel kalk cementlijm en mortellijm lijm bitumineuse produkten. en enkele
23
Deze produkten, hun samenstelling kenmerken worden hierna beschreven.
7
-
2.21 Mortel
2.21.1 Cement
de
TV
Mortel is een mengsel van cement, water en mogelijk zand en kalk en hulpstoffen.
or
Cement is een hydraulisch bindmiddel in poedervorm. Opdat het zijn hechtvermogen zou ontwikkelen moet het gemengd worden met water. Een meer volledige bepaling en beschrijving worden gegeven in de norm NBN B 12.001 (*). Er bestaan verscheidene soorten cement, waarvan enkele beter gekend zijn en gebruikt worden door de tegelzetters.
ge
Sommige produkten worden verkocht als industriële keuze, goede keuze of afgekeurde keuze, anderen als eerste industriële keuze, schone keuze, kommerciële keuze, « tout-venant », eerste kwaliteit, enz... De eerste drie benamingen worden gewoonlijk gebruikt in France, de anderen zijn onbepaald. Men moet er rekening mee houden dat deze benamingen niet met de Belgische normen overeenstemmen en er dus ook niet door gedekt zijn. Het is aangeraden meer volledige inlichtingen bij de fabrikant in te winnen. Het gebeurt ook dat men tegels van tweede of derde keuze verkoopt voor dewelke deze keuze niet genormalizeerd is.
hechtmiddelen met harsen
do
Het merken van tegels heeft als doel de herkomst en de keuze van de tegel aan te geven. Het symbool of de naam van de fabrikant wordt, volgens het soort tegel, aangebracht op de zijkant, op de legzijde of op de verpakking van de tegels. Indien de norm twee keuzen voorziet, moet op de zijkant van de tegel een rode streep voor de eerste keuze of een blauwe streep voor de tweede keuze aangebracht worden, ofwel moet de keuze vermeld zijn op de verpakking.
-
n
2. 19.1 Merken
rv
an
Op de cementverpakking vindt men tenminste twee aanduidingen waarvan de eerste een letter (of letters) en de tweede een cijfer (of cijfers).
w
er
d
ve
De aanduiding op de verpakking van andere gegevens, zoals bij voorbeeld de aard van het produkt en de kleur, kan verplicht zijn. In België voorzien de algemene voorschriften voor het gebruik en het nazicht van het Benor-merk het aanbregen van het « Benor» konform-merk op de verpakkingen van de tegels die aan de kriteria voor het bekomen van dit konform-merk voldoen.
TV
2.19.2 Keuren
Voorbeelden: P30, P40, S40, A50, enz... (**). De letter (of lettergroep) duidt het soort cement aan en betekent : P : portlandcement PPZ : puzzolaanportlandcement PL : slakkenportlandcement PF : ijzerportlandcement HK en HL : hoogovencement LK : permetaalcement
Inlichtingen betreffende de samenstelling van cement worden gegeven in de normen NBN B 12-101 tot B 12-107 (***).
In de tabellen van bijlage 5 Monsterneming voor het keuren van de genormalizeerde tegels (blz. 77) wordt het aantal nodige tegels voor het nazicht en de proeven en dit in funktie van het soort tegel gegeven.
Het getal stemt overeen met de druksterkte (N/mm 2) (****) die wordt bekomen met welbepaalde mengelingen, proefstukken en omstandigheden op een ouderdom van 28 dagen (norm NBN B 12-208) (*****).
D
ez
e
Het keuren van een levering tegels vergt een aantal monsternemingen in een tijdstermijn die in de norm voor die tegel voorgeschreven is. Op die monsterneming worden een nazicht en proeven uitgevoerd teneinde de komformheid van de levering met de norm te bepalen.
S : overgesulfateerd cement A : aluinaardecement
(*) Zie literatuurlijst nr. 14. (**) Deze benamingen vervangen de benamingen P300, P400, 8400, A500, ... (* * *) Zie literatuurlijst nr. 15 tot 21. (****) 1N/mm 2 = 10,2 kqf/crn '. (** ** *) Zie literatuurlijst nr. 22.
28
Het aanmaakwater moet zuiver zijn en vrij van schadelijke stoffen. De hoeveelheid alkaliën, zuren, sulfaten, alsook gesuikerde, vettige en organische stoffen moet beperkt blijven binnen de opgegeven grenzen van de norm NBN B 15-102, § 2.3 (*). Water dat een onaangename geur heeft is verdacht. Zeewater mag niet worden gebruikt voor tegelwerken.
0
80
20
60
40
40
60
20
80
0
100
e-
Ol
IJ')
0')
....:t
Ol
N
;;"
IJ')
0'"
Ol
;:-
0"
CD t"')
N"
7
2.21.2 Aanmaakwater
100
U)
t"'-...
....:t
23
Deze genormalizeerde benamingen kunnen vervolledigd worden door de aanduidingen van een speciale staat (kleur) of eigenschap Ihvdratatiewarrnte, weerstand tegen sulfaten, bindingssnelheid, ... l.
Zand is een steengranulaat waarvan de korrels in een zeef met vierkante mazen met 4,76 mm opening doorvallen.
voor de onderlagen voor betegeling (norm NBN 589-109) (*****).
de
or
-
kunstzand, zoals: - het gruis bekomen door breking van gaaf grind - slakkengruis bekomen uit basische slakkenblokken uit hoogovens - klopzand dat ontfilterd stof is (**) - gegranuleerde slakken bekomen door plotselinge afkoeling van basische slakken in smelting uit de hoogovens.
-
d
ve
rv
an
-
Het percentage zeer fijne deeltjes mag bepaalde grenzen niet overschrijden :
TV
w
er
De zuiverheidsgraad van het zand zal zodanig zijn dat het geen stoffen bevat waarvan de aard, de bouwen het gehalte schadelijk kunnen zijn, zoals b.v. kleiklonters. plantaardige deeltjes, oplosbare en niet oplosbare zouten, enz... (***). Het zand wordt volgens zijn korrelverdeling in drie groepen ondergebracht (afb. 16):
e
grof zand: tussen de lijnen A en B, fijnheidsmodulus 3,40 tot 1,70
ez
-
middelmatig grof zand: tussen B en C; fijnheidsmodulus 1,70 tot 1,15
D
-
-
voor natuurzand voor vloerbetegeling : maximaal 7 % deeltjes < 74 urn en maximaal 5 % deeltjes < 20 urn
ge
natuurzand dat een natuurlijk verweringsprodukt is van gesteenten zoals b.v. groefzand, grindbedzand, baggerzand (rivier- of zeezand), duinzand, hydraulisch gewonnen zand
do
Zand kan worden onderverdeeld in :
De fijnheidsmodulus is de massa van de gekumuleerde zeefrest, bekomen door ziften op zeven van 76,1 mm tot 149 urn (micron) (******), op de massa van het monster.
n
Ze kunnen kalksteenachtig, kiezelachtig, kleiachtig, granietachtig, kwartsachtig, basaltachtig, enz... zijn.
TV
2.21.3 Zand
Afb. 16 - Korrelverdelingskurven van zand. Op de abscis, maaswijdte van de zeef Irnm) Op de linkerordinaat, doorval (%) Op de rechterordinaat, gekumuleerde zeefrest (%)
fijn zand : tussen C en 0; fijnheidsmodulus 1,15 tot 0,70.
De fijnheidsmodulus is begrepen tussen 1,70 en 0,70 voor zand voor tegelmortel (norm NBN 589-107) (****) en tussen 2,50 en 0,90 voor zand
voor kunstzand bestemd voor: - buitenbevloering : maximaal 10 % deeltjes < 74 urn en maximaal 5 % deeltjes < 20 urn binnenbevloering : maximaal 20 % deeltjes < 74 urn en maximaal 5 % deeltjes < 20 urn.
Het gehalte aan organische stoffen van het zand mag 0,5 % niet overschreiden. Voor het plaatsen van marmermozaïektegels moet het zand wit zijn en vrij van klei en ijzerhoudende deeltjes.
2.21.4 Hulpstoffen Een hulpstof (norm NBN T 61-001) (*******) is een vloeibaar, pasta- of poedervormig produkt dat wordt toegevoegd aan de normale bestanddelen van de mortel (en beton) op het ogenblik van de menging en dit met de bedoeling sommige van hun eigenschappen te veranderen, ofwel in verse toestand, ofwel tijdens de binding en de verharding, ofwel in verharde toestand. Sommige hulpstoffen hebben meerdere werkingen en in sommige gevallen, volgens de gebruiksomstandigheden, verschillende en soms tegengestelde uitwerkingen.
(*) Zie literatuurlijst nr. 25. (**) Filler: zeer fijn stof. (***) Zie literatuurlijst nr. 114. (*** *) Zie literatuurlijst nr. 12. (**** *) Zie literatuurlijst nr. 13. (******) urn micron = 0,001 mmo (*** * * * *) Zie literatuurlijst nr. 65.
29
Cement- en mortellijm bevat cement, gewoonlijk P40 of soms P50, wit of natuurkleur, waaraan een hoeveelheid zand of andere vulstoffen Ib.v, minerale vezels) worden toegevoegd (afb. 17).
7
in verharde toestand, hulpstoffen die het gedrag en de duurzaamheid verbeteren zoals luchtbelvormers die de vorstbestendigheid verbeteren, permeabiliteitsverlagende middelen en afstotende middelen die de weerstand tegen mechanische werkingen verbeteren, korrosieremmende middelen en bioxyden die respektievelijk de weerstand tegen scheikundige produkten en biologische inwerkingen beïnvloeden. Buiten deze hulpstoffen worden nog luchtgeneratoren en kleurmiddelen gebruikt.
2.22.1 Soorten van cement- en mortellijm
23
-
2.22 Cement- en mortellijm (****)
TV
in bindings- of verhardingstoestand, hulpstoffen die de bindingssnelheid beïnvloeden zoals bindingsversnellers of bindingsvertragers, de weerstand tegen bevriezing beïnvloeden zoals antivries en bindingsversnellers, of de waterweerhoudendheid zoals de waterweerhoudende middelen
cement: 1.250 kq/rn'',
-
Afb. 17 -
Grote keuze van lijmen en mortellijmen.
n
-
rivierzand: 1.400 kg/m 3
de
in verse toestand, hulpstoffen die de reologie (*) van de mortel wijzigen zoals waterreducerende en waterweerhoudende middelen, of het luchtgehalte van de mortel .zoals gasvormers en luchtbelvormers
geel zand of groevezand : 1.300 kg/m 3
-
or
-
Wij geven hieronder de benaderende specifieke volumemassa's van enkele materialen:
do
Er zijn verschillende soorten hulpstoffen die kunnen worden onderverdeeld in funktie van het ogenblik van ingrijpen op de eigenschappen van de mengeling:
Om er mortellijm of cementlijm van te maken, worden verschillende hulpstoffen aan het mengsel toegevoegd in welbepaalde hoeveelheden, zoals onder andere rnetvlcellulose, polyvinylacetaat, akryl- of vinylharsen, kaseïne, enz... (*****).
ge
2.21.5 Kalk (norm NBN B 13-001) (**)
an
Kalk is een produkt bekomen door bakken van kalkachtige natuursteen op een gemiddelde temperatuur van 900 tot 1.000 °C.
rv
Vette kalk bevat minstens 90 % calciumoxyde (CaO). Het bestaat in pasta of poedervorm.
ve
Magere kalk heeft minder dan 90 % calciumoxide (CaO).
w
2.21.6 Mortelsoorten
er
d
Hydraulische kalk wordt bekomen door bakken van kalksteen met een hoeveelheid van 20 tot 30 % klei.
Naargelang hun bestanddelen, onderscheidt men: kalkmortel: mengeling van kalk (hydraulisch), zand en water (norm NBN 578) (***)
-
cementmortel: mengeling van cement, zand en water (norm NBN 578) (***)
-
basterdmortel: mengeling van cement, hydraulisch kalk, zand en water (norm NBN 578) (***)
-
waterdichte mortel: cementmortel met een waterwerend middel
Voor de mengeling, de eventuele rusttijd en de te gebruiken spatel (afb. 18) moeten de aanduidingen van de fabrikant worden gevolgd. De verwerkbaarheid van cement- en mortellijm moet zodanig zijn dat ze in normale bouwplaatsomstandigheden hebben:
TV
-
Deze produkten in droge vorm, in voorgedozeerde hoeveelheden en meestal voorgemengd, behoeven enkel een toevoeging van water op de bouwplaats.
D
ez
e
een teoretische « open tijd» langer dan 20 minuten; de praktische open tijd zal kleiner dan of gelijk aan de teoretische open tijd zijn. Onder open tijd verstaat men de beschikbare tijdspanne tussen het ogenblik van aanbrengen en het ogenblik waarop geen degelijke hechting meer kan bekomen worden -
een « versteltijd » langer dan 10 minuten (begrepen in de open tijd). De versteltijd is de beschikbare tijd voor het verplaatsen van een tegel na zijn aanbrenging
-
een « levensduur van de mengeling » (ook wel pot-life genoemd) groter dan 3 uur. De levensduur van de mengeling is de tijd tijdens dewelke
anti-zuur mortel: mortel met aluminiumcement (bij voorbeeld gesmolten gesilikateerd). De mortelsamenstelling wordt normaal aangeduid door cijfers, bij voorbeeld cementmortel 3/1 : 3 volumedelen zand, 1 volumedeel cement.
(*) Reologie: gedrag bij het uitstromen en het vervormen van de stof. (* *) Zie literatuurlijst nr. 23. (***) Zie literatuurlijst nr. 24. (* * * *) Zie literatuurlijst nr. 121. (*****) Zie Bijlage 6 (blz. 78).
30
Getande spatels te kiezen in funktie van de kleefstof en/ of tegel.
TV
de
Over het algemeen moeten deze lijmen worden gebruikt in goed verluchte lokalen, teneinde vergiftiging en brand te vermijden bij de verdamping van het oplosmiddel. Deze lijmen blijven elastisch en hun vochtbestendigheid is middelmatig.
ge
De gebruikte hulpstoffen hebben als funktie de waterophoudendheid, de verhoging van de kleverigheid en van de hechting of in te grijpen op de verwerkingseigenschappen .
organische vloeistof, vulstoffen, gewoonlijk silicium, en hulpstoffen.
or
Mortellijmen met cement, zand en hulpstoffen worden aangebracht in dikten van 3 tot 4 mm en, met 50 % of meer zand, in dikkere laag, soms tot 10mm.
Tegels aangebracht op ondergrond door middel van verschillende hechtingsmiddelen.
do
Cementlijmen worden in zeer dunne laag « 2 rnm] aangebracht en bevatten behalve cement ook nog hulpstoffen zoals kaseïne en polyvinylacetaat.
Afb. 19
n
de aangemaakte pasta bij omgevingstemperatuur kan uitgesmeerd worden en opnieuw gemengd worden in de emmer en tijdens dewelke zijn kleverigheid konstant blijft.
23
7
Afb. 18 -
rv
Algemeen weerstaan ze goed aan water.
2.23.2 Lijmen op basis van rubber in dispersie (*)
Deze lijmen onderscheiden zich van deze in oplossing door het feit dat de rubber er fijn verdeeld is in water (soms met een kleine hoeveelheid oplosmidden, met sommige hulpmiddelen zoals waterophouder op basis van een cellulosederivaat bijvoorbeeld.
an
Cement- en mortellijmen zijn broos in verharde toestand en moeten om die reden op een stabiele ondergrond aangebracht worden.
ve
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen cementof mortellijmen met kaseïne en deze met vinyl- of cellulosehulpstoffen .
er
d
2.22.2 Bewaring van cement- en mortellijm
w
Cement- en mortellijm moet voldoende stabiel zijn bij bewaring in normale omstandigheden, d.w.z. in gesloten zakken en in een droge omgeving.
ez
e
TV
Indien er speciale eisen zijn, zoals b.v. temperatuurgrenzen voor bewaring of uiterste data van gebruik, is het aangeraden dit op de verpakking aan te duiden.
2.23 Lijmen
D
Lijmen zijn hechtstoffen die geen cement bevatten (afb. 19). Men vindt ze onder de vorm van gebruiksklare pasta's en ze verharden door verdamping van het oplosmiddel of van het water.
2.23.3 Lijmen op basis van vinyl- of akrylkopolymeren en vulstoffen in water (*)
Deze lijmen zijn samengesteld uit bijvoorbeeld polyvinylacetaat of akrylaat in dispersie in water met vulstoffen en andere hulpstoffen. Zij zijn plastisch en elastisch. De weerstand tegen
water van deze lijmen is middelmatig en dit voornamelijk voor deze op basis van polyvinylacetaat. 2.23.4 Andere lijmsoorten
Er bestaan tevens bitumendispersies in water met vulstoffen, die min of meer elastisch zijn en een goede weerstand tegen water hebben, en lijmen op basis van drogende oliën die verharden door de reaktie van de olie met de zuurstof uit de lucht. 2.23.5 Bewaring van lijmen
Men kan ze onderverdelen in verschillende groepen.
Sommige produkten zijn vorstgevoelig, gevoelig voor hoge temperatuur.
2.23.1 Lijmen op basis van rubber in oplossing (*)
Men moet bij de fabrikant inlichtingen inwinnen nopens de bewaringsmodaliteiten voor wat betreft de temperatuur en de uiterste gebruiksdatum.
Deze lijmen samengesteld uit natuur- of syntetische rubber Ib.v, neopreen) die opgelost is in een
andere
(*) Zie Bijlage 6 (blz. 78).
31
Deze hechtmiddelen zijn broos tot elastisch, volgens het gebruikte type. Hun weerstand tegen scheikundige produkten is ook afhankelijk van het type. De weerstand tegen water is gewoonlijk zeer goed en men bekomt een zeer goede hechting.
7
23
Portlandcement is in de meeste gevallen het basisprodukt, meestal veranderd om speciale eigenschappen zoals kleur, gelijkheid, hardheid te bekomen. De weerstand van de verschillende voegmaterialen tegen de aantastende scheikundige produkten wordt gegeven in tabel 9 (* * **). Enkele voorbeelden van deze produkten en de plaats waar men ze kan aantreffen worden gegeven in bijlage 7 (blz. 80).
2.31 Mortel van cement en zand Men gebruikt :
ge
De harsen hebben een beperkte bewaartijd die onder andere afhangt van de bewaartemperatuur. Men zal de verpakking en/of de fabrikant omtrent deze gegevens raadplegen.
Deze materialen zijn beschikbaar in verschillende samenstellingen en worden gekozen in funktie van de omgeving van het plaatsen Ib.v. buiten- en binnenwerk, enz...) en de gebruikte soort tegel.
TV
Er dienen bepaalde voorzorgen genomen te worden in verband met de verluchting van het lokaal en de bescherming van de handen. Kontakt van de lijm met de huid moet vermeden worden.
Tegelvoegmiddelen zijn de vulmaterialen van de voegen tussen de tegels. Ze hebben niets te maken met de vulstoffen voor uitzetvoegen en andere.
de
Ze worden verkocht in voorgedozeerde verpakkingen en dienen enkel gemengd te worden. Eens de mengeling gemaakt is, zijn ze verwerkbaar gedurende een tijdspanne die onder andere afhankelijk is van de omgevingstemperatuur, daar de reaktie die de verharding doet intreden er afhankelijk van is.
2.3 TEGELVOEGMATERIALEN
or
Het zijn produkten met twee komponenten, enerzijds polyester, polyurethaan of epoxyharsen, anderzijds een verharder en gewoonlijk vulstoffen.
do
Deze hechtmiddelen worden gewoonlijk slechts gebruikt voor bijzondere gevallen (afb. 19, blz. 31).
De officiële tekst van een technische goedkeuring vermeldt het onderwerp, de beschrijving van het systeem, zijn prestaties en de aanbrengingsvoorwaarden.
n
2.24 Harsachtige hechtmiddelen (*)
-
2.25 Bitumineuse bindmiddelen (*)
ve
rv
an
Een bitumineus bindmiddel is een mengsel van één volume bitumenemulsie voor twee en half volumen droog zand. Het zand wordt aan het bitumen toegevoegd en gemengd tot het bereiken van een konsistentie van normale cementmortel.
er
d
Een bitumineus bindmiddel wordt gegoten in een laag van 6 tot 7 mm dikte op een draagvloer waarop voorafgaandelijk met de borstel een eerste laag emulsie aangebracht werd.
w
2.26 Belangrijke opmerking
TV
Daar' er geen normen bestaan voor de andere bindmiddelen dan de mortels, blijkt de keuze van de lijm soms moeilijk (**).
ez
e
Er bestaan op de Belgische en de buitenlandse markt produkten die hun kwaliteit bewezen hebben, op voorwaarde dat ze aangebracht worden volgens de voorschriften van de fabrikant.
D
Voor deze produkten kan op aanvraag van de fabrikant een « technische goedkeuring» worden bekomen. Deze wordt afgeleverd, na bewijs van goed gedrag van het produkt, door de Belgische Unie voor de Technische Goedkeuring in de bouw (B.U.T.g.b.) (***). De technische goedkeuring wordt afgeleverd voor beperkte duur en is vernieuwbaar.
-
voor marmermozaïektegels een mengsel van 1 deel portlandcement voor 2,5 tot 3 delen fijn zand voor de zeer dunne voegen een mengsel van 1 deel portlandcement en 1 deel fijn zand.
Het is aangeraden de voeg te laten verharden in een vochtige omgeving.
2.32 Latexmortel (*) Dit is een mengsel van portlandcement, zand, kalk met latex toevoeging. Latexmortel neemt beter de vervormingen op en is minder doorlaatbaar als gewone cementmortel.
2.33 Harsachtig materiaal (*) Het harsachtig materiaal is een mengsel van epoxyhars en een verharder, soms met zandgranulaten, geformuleerd voor bedrijfs- en handelsinrichtingen waar de scheikundige weerstand hoofdzakelijk is.
2.34 Kit (*) De kit is een samenstelling die verhardt door inwendige reaktie en geen vochtige bewaring vraagt. Ze is buigzamer dan de andere tegelvoegmaterialen en weerstaat aan bevuiling in de massa.
(*) Zie Bijlage 6 (blz. 78). (* *) Zie literatuurlijst nr. 121. (***) Deze groep waarvan het Nationaal Instituut voor de Huisvesting (N.I.H.), het Bureau SECO en het W.T.C.B. deel uitmaken, is
aangesloten bij de Europese Unie voor de technische goedkeuring in de bouw (E.U.T.g.bJ (* ***) Zie literatuurlijst nr. 70.
32
~
I
-e
o C Q) ...:.!Q)Q) Q) C')
c
lo-
.....
..... o Cl)
Q)
C')
co
Andere zuren
~
I
-e
o C Q) ...:.!Q)Q) Q) (.) C')
lo-
.....
Oplosmiddelen
Alkaliën
..... Cl) o
~
I
-e
o C Q) ~Q)Q)
Q)
C')
Q) (.) C')
co
..... Cl)
~
••
~
_o
C')
..t::
(.)
Q) "'C C co
P
G
lo-
...
co
.....
VP
P
VP
P
P
F
G
G
G
G
G
aluincementmortel
VP
F
VP
F
F
P
P
G
G
G
F
gesilikateerd cement
G
G
G
G
G
P
VP
G
G
G
zwavelhoudend cement
F
G
G
G
F
P
G
G
P
rubber-latex cement
P
G
P
G
G/P (**)
G
G
G/F (**)
F/P (**)
formaldehydehars
P
F
F
G
G
P
F
G
G
mahonienoothars
F
G
F
G
P
P
G
G
furaanhars
P
P
G
G
G
G
VG
epoxyhars
F
G
F
G
G
F
polyesterhars
F
G
F
G
G
bitumineuse samenstelling
P
F
F
G
polysulfiderubber
P
P
P
gesilikoneerde rubber
P
G
P
polyuretaan
P
P
F
epoxy / polysulfide
F
G
Buigzaamheid
P
P
G
G
G
hard
VG
G
F
G
G
G
hard
G
VG
F
F
G
G
G
hard
G
P
G
P
P
P
P
hard en brekend
G
VG
G
F
G
G
G
hard en brekend
F/P (**)
F
G/F (**)
G
G/F (**)
G
G
G
G
licht elastisch
G/P
G
G
VG
G
G
G
G
G
hard en weerstandbiedend
P
P
P
P
VG
G
G
G
G
G
hard en weerstandbiedend
G
G
G
G
G
VG
G
VG
G
G
G
hard en weerstandbiedend
an
ge
n
P
rv
do
Normaal zout
G
F
F/G
G
G
G
G
G
G
G
G
hard en weerstandbiedend
P
G
P
P
G
G
G
G
G
G
G
G
hard en weerstandbiedend
F
G
P
VP
P
P
G
G
P
G
G
G
plastisch
ve
G
d
P
w er
P
F
G
G
G
P
G/P
F
G
VG
G
G
G
G
G
goede elasticiteit
G
G
G
G
G
P
F
G
G/F
VG
VG
VG
VG
VG
VG
goede elasticiteit
F
G
P
P
P
G
F
G
G
VG
G
G
VG
VG
VG
goede elasticiteit
F
G
G
G
G
F
G
G
G
VG
G
G
G
G
G
G
mindere elasticiteit
e
F
ez
D
G
Zeewater
F
(*) aanvaardbaar als men portlandcement gebruikt die bestand is tegen sulfaten. (**) grotere weerstand tegen sommige syntetische rubber.
(*) Zie literatuurlijst nr. 70.
VG
I
G
or
mortel van overgesulfateerd cement
>
w w
G
lGechlo reerd water
TV
o
10-
P
VG
C
C')
E
G
G
P
Q)
._ cco
P
(5 %)
I Q)
~-a.~
~c~ Q)
P
(*)
Melk
Q)
~CC)
VP
Q) Q)
Q)
P
.....
co ~
I
VP
Q)
.~
10-
Q)
portlandcementmortel
C
ëö
• Q) ..... I
•
o
o
Oliën en vetten
TV
Oxyderende zuren
23 7
Bestandheid van voeg materialen tegen vloeistoffen en oplossingen (*)
de
Tabel 9
VP : zeer miniem P : miniem F : aanvaardbaar
F/P : aanvaardbaar/miniem F/G : aanvaardbaar/goed G/P : goed/miniem
G/F : goed/aanvaardbaar G : goed VG : zeer goed
2.4 VOEGEN (*)
termische en/of hydrische vervormingen van de bekleding en zijn ondergrond, indien de bekleding eraan hecht, op te nemen, eventueel ook deze van het gebouwskelet (**) als de bekleding ermee verbonden is.
2.41 Definitie en voorbeelden (afb. 20, 21 en 22)
TV
23
7
Uitzetvoegen (A) zijn voegen die als rol hebben de
Verschillende voegtypen.
n
do
or
uitzetvoeg scheidingsvoeg krimpbuigvoeg konstruktievoeg struktuurvoeg
de
Afb. 20 A. B. C. D. E.
C
4
9
9
8.
ve
8
5
8
d
A
rv
an
ge
9
D
ez
e
TV
w
er
912
A. B. C. D.
6'
Afb. 21 uitzetvoeg scheidingsvoeg krimpbuigvoeg konstruktievoeg
1. 2. 3. 4. 5. 6. 6'.
4
3
Voorbeelden van voegen (niet op schaal).
draagvloer tussenlaag membraan dekvloer of gestabilizeerd zandbed en mortel mortellijm of lijm tegel plaat
(*) Voor de uitvoering van de voegen, zie hoofdstuk 7 (blz. 60). (* *) Skelet van een gebouw: geheel van de dragende delen van een gebouw. Struktuur van een gebouw: het soort verbinding van de dragende delen van een gebouw.
34
8
7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
voeg tussen tegels vulmateriaal kit stelmortel plint metaalprofiel mortelspecie
Het vulmateriaal voor de onderste laag van de voeg moet verenigbaar zijn met de gebruikte kit en in het algemeen lateraal samendrukbaar zijn, de kit steunen en geen bitumen of olieprodukten laten opstijgen. Meer speciaal moet dit materiaal de kit helpen de bewegingslasten op te nemen en zijn samendrukbaarheid moet zodanig zijn dat de kit niet uitgestoten wordt bij het sluiten van de voeg.
23
2.44 Voorgevormde strippen
Voorgevormde strippen kunnen voordelig gebruikt worden in de krimp- en uitzetvoegen waar geen volledige dichtheid geëist is. Materialen als kurk, samenstellingen kurk-rubber en bitumenrubber-strippen voldoen voor vloeren met weinig beloop.
ge
Krimp- en buigvoegen (C) zijn voegen die tot taak hebben de krimp veroorzaakt door de hydratatie van het cement alsook door het holtrekken door de termische gradiënt (*) van het geheel, te verdelen en te lokalizeren.
TV
Scheidingsvoegen (B) zijn voegen die de bekleding en zijn ondergrond afzonderen van de vaste delen van het gebouw (bij voorbeeld kolommen, steunen, muren, ...). Hun funktie kan dubbel zijn, enerzijds de differentiële bewegingen in alle richtingen toelaten, anderzijds tussenkomen in de termische of akoestische isolatie.
De meer elastische kitten mogen niet aan het vulmateriaal of aan de onderste laag kleven, omdat de aanpassingsmogelijkheid van de kit vermindert door om het even welke verkorting van zijn ondervlak. Indien dit gevaar bestaat, zal men een bijkomende afscherming plaatsen tussen het materiaal van de onderste laag en de kit, b.v. een polyetyleenfilm.
de
een terras-
or
en uitzetvoeg op balkon.
do
Scheidingsvoeg
n
Afb. 22 -
7
Alleen rubber en kunststoffen kunnen worden gebruikt, zoals cellenpolyetyleen (liefst met gesloten cellen), zekere vezelachtige materialen, dichtingskatoen en gezwingelde hennep.
Messingstrippen (afb. 23) worden nog regelmatig gebruikt, bij voorbeeld voor het plaatsen van marmer volgens tekening.
an
Konstruktievoegen (0) zijn het resultaat van het werk in « baaien» of in panelen, of van het stoppen van het werk op het einde van de dag (hernemingsvoegen of aanzetvoegen ).
ve
rv
Struktuurvoegen (E) (**) stemmen overeen met onderbrekingen in de draagvloer die verbonden is aan het skelet.
er
d
2.42 Kittten
e
TV
w
Uitzetvoegen worden gevuld met een elastische polysulfide-, akryl- of andere gelijkaardige kit. De keuze van de kit hangt af van verschillende faktoren, namelijk de rekbaarheid, de scheikundige weerstand, de slijtvastheid, de duurzaamheid, de weerstand tegen het indringen van vreemde voorwerpen, de bevuiling, de weerstand tegen schade voortkomend van de reiniging, het gemak van aanbrengen.
ez
Butylkitten en andere zachte en klevende kitten voldoen niet.
D
De aangeraden produkten met enkele van hun eigenschappen worden gegeven in tabel 10 (blz. 36).
2.43 Vul- en ondermaterialen Uit ekonomisch en funktioneel oogpunt is het algemeen aangeraden de voeg gedeeltelijk met een minder duur vulmateriaal op te vullen voordat men de meer kostelijke kit aanbrengt. (>Ic) Termische gradiënt: (>Ic*) Zie (>Ic >Ic) blz. 34.
Afb. 23 -
Voeg strip van messing tussen twee verschillende bekledingen.
PVC, strippen in syntetisch rubber zijn geschikt voor vloeren met zwaar beloop. De strippen moeten tussen de tegels ingeklemd worden tijdens de plaatsing. De strippen worden over de volledige diepte van de afwerking en het legbed geplaatst en in het legbed vastgemaakt ofwel door de vorm van de strip, ofwel door de strip in het legbed te spijkeren.
temperatuurverschil op verschillende diepte van het geheel van de bekleding.
35
w
Tabel 10 -
Kitten voor voegen. Karakteristieken (*)
23 7
(j)
Hardheid (ORHD) (*)
Bindingstijd voor het in gebruik stellen (d)
Bewegingstoleranties (%)
Aanbrengmetode
Toepassingsgebied
Polysulfiden (2 kornponenten]
15 tot 60
2 tot 4
20 tot 35
koud met de spuit
krimp- en uitzetvoegen
Epoxypolysulfide en buigzame epoxy (2 komponenten)
70 tot 90
1
2 tot 5
koud met de spuit
Polyuretaan (2 komponenten)
20 tot 50
2 tot 4
20 tot 30
Rubber-bitumen (1 komponent)
60 tot 90
Opmerkingen
zwart, grijs, wit, ...
scheikundige verharding; snelheid hangt van de temperatuur af
krimpvoegen
zwart, grijs, wit, ...
scheikundige verharding; snelheid hangt van de temperatuur af
krimp- en uitzetvoegen
zwart, grijs, wit, ...
scheikundige verharding; snelheid hangt van de temperatuur af
warm
krimp- en uitzetvoegen
zwart
zacht en termoplastisch, risiko van loskomen van de voeg
koud met de spuit
krimp- en uitzetvoegen
wit en gekleurd
vochtig verharden
de
TV
Beschikbare kleuren
ge
n
do
or
Type
rv
an
koud met de spuit
30
2 tot 4
w er
Gesilikoneerde rubber (1 komponent)
d
ve
5 tot 10
TV
(*) Rubber Hardness Degree (SS 903, A 26)
D
ez
e
(*) Zie literatuurlijst nr. 70.
20
7 23
do
or
de
TV
3. ONDERBOUW
De schade kan worden toegeschreven aan de kwaliteit van de tegels, aan de zet- of voegmortel, aan het legbed, de dikte van de voegen of aan de draagvloer die alles ondersteunt, en misschien ook aan een abnormale gebruiksbelasting, d.w.z. aan een gebruik dat niet overeenstemt met hetgeen voor het betrokken lokaal werd voorzien.
ge
Konventioneel wordt onder onderbouw verstaan alles wat ligt tussen het boven oppervlak van de steunvloer en het onderoppervlak van de tegel.
volgens de regels van de kunst en met de huidige kennis terzake, kan de vraag naar de oorzaak van de schade veelal zonder oplossing blijven.
n
3.1 DEFINITIE
rv
an
De drukverdelende dekvloer, die soms verplicht wordt voor bepaalde typen draagvloeren, maakt geen deel uit van de onderbouw maar wel van de draagvloer zelf.
ve
De uitvoering ervan valt niet binnen de bevoegdheid van de tegelzetter.
ez
e
TV
w
er
d
De onderbouw omvat naargelang het geval, al dan niet een laag met cement gestabilizeerd zand, tegelzetmortel, mager beton voor het op peil brengen, hellingsbeton, een dekvloer, roofing of ander dichtheids- of antiwrijvingsmembraan, of een dakdichtheidskompleks (balkon-terras), lijm, mortelhoopjes of geprefabriceerde stukken Ïb.v. voor buitenterrasplaten), in te bouwen leidingen, stralingsverwarmingsbuizen, akoestische isolatiematerialen. Deze opsomming is niet beperkend.
D
3.2 DIKTE (*)
Schade aan tegelvloeren is soms voorkomend.
Wanneer de bouwheer vaststelt dat in de vloerbedekking van zijn gebouw breuken, scheuren, opwelvingen of oneffenheden ontstaan, zal hij zich in de meeste gevallen beklagen bij de tegelzetter over de kwaliteit van de uitvoering of van de gelegde tegels. Indien de schade in het oog springt en indien de tegelzetter weet dat hij het werk uitgevoerd heeft
Indien de schade normaal gezien onaanvaardbaar is zal de bouwheer de herstelling mogen eisen. De tegelzetter zal zich beroepen op zijn tegelleverancier of de fabriek. De aannemer van de ruwbouw, die de betegeling al dan niet onder zijn bevoegdheid had, zal hierbij eveneens worden betrokken, daar het niet a priori bewezen is dat de schade niet veroorzaakt werd door een te grote buigzaamheid van de draagvloer. Indien deze draagvloer uit prefabelementen bestaat, kan de fabrikant hiervan ook aansprakelijk gesteld worden. De architekt is er ook bij betrokken en indien men een raadgevend ingenieur heeft geraadpleegd zal ook deze zoals alle voorgenoemden op een vergadering ter plaatse geroepen worden. Deze groep specialisten buigt zich dan ook over het probleem dat soms gemakkelijk en in der minne opgelost wordt. In de meeste gevallen echter blijft iedereen bij zijn standpunt, ervan bewust zijn plichten vervuld te hebben: het typische geschil met alle nadelige gevolgen vandien.
(*) Zie literatuurlijst nr. 90.
37
Beschouwen wij een praktisch geval (afb. 24).
3.3. OPMERKINGEN
Veronderstellen wij een met marmermozaïektegels te bedekken gelijkvloers van een gebouw bestaand uit een draagvloer in holle betonwelfsels, bedekt met een drukverdelende estrichvloer. De « afgewerkte» hoogte van het gelijkvloers wordt vastgesteld door de architekt, en dit in funktie van de stedebouwkundige of reglementaire voorschriften.
23
TV
H
or
Afb. 24 - Voorbeeld van een « vloergeheel ». hoogte van de onderliggende verdieping hoogte van de bovenliggende verdieping vloergeheel betegeling onderbouw vloer' zolderbepleistering buis peil B peil A
de
p
do
.:0:· O··... :;~r: .
Het is goed hier te herhalen dat een vloerbedekking in hard materiaal, voornamelijk als deze hechtend is aan de draagvloer (gelijmde tegels b.v.) moeilijk de overdreven doorbuiging van de draagvloer kan volgen zonder schade (afb. 25 en 26).
n
~i' ·:-0·.··.'·:<:::: H. H'. E. c. e. h. p. 1. B. A.
H'
1
ge
1
Dit is helaas het lot van de afwerk-aannemers of het nu gaat om betegeling, marmer, verf, behangpapier of andere. De meest eenvoudige manier is diegene te beschuldigen die het laatste materiaal geplaatst heeft, waarvan de beschadiging het eerst zichtbaar is, zelfs door de niet ingewijde.
7
De architekt bepaalt ook de hoogte van de eerste verdieping, dus het grondpeil van deze verdieping.
De ondervinding bewijst ruimschoots dat de tegelzetters regelmatig betrokken worden in konflikten die te wijten zijn aan beschadigingen waarvoor zij niet verantwoordelijk kunnen worden gesteld.
Afb. 25 -
Scheurvorming in tegels die aan een buigzame ondergrond hechten.
rv
an
Tussen het peil van de bepleistering van de zoldering van het gelijkvloers en dit van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping is er wat men kan noemen « het vloergeheel » met een dikte
ve
E.
w
er
d
Om het peil B (vloer van het verdiep) te bepalen, berekent de ontwerper de dikte E, die funktie is van het legpeil van de vloer (peil A, bepaald door de hoogte H van de onderliggende verdieping) en van de samengestelde dikten van de vloer, de onderbouwen de betegeling Ih + e + cl.
e
TV
Wanneer één van deze elementaire gegevens wordt verwaarloosd, loopt men het gevaar een onvoldoende E-waarde te voorzien, hetgeen een goede betegeling onmogelijk maakt, of een peil Boplevert dat hoger ligt dan het normaal gewenste.
D
ez
Wanneer daartegenover een overdreven waarde E wordt bepaald, moet die overdikte worden gevuld met een betonlaag, die in feite een kostelijke en onnutige overlast betekent. Als men een gebouw van 30 verdiepingen beschouwt, met een totale hoogte 31x (H + E), ziet men de belangrijkheid van deze faktor; zij moet dus juist berekend worden. De dikte c van de betegeling hangt af van de aard; een marmermozaïekvloer is dikker dan tegeltjes 5/5. De dikte h van de draagvloer is funktie van het gekozen draagsysteem en belasting. De dikte e van de onderbouw hangt af van zijn samenstelling.
38
Afb. 26 Scheurvorming in de betonplaat van een uitstekende balkon, die schade in de bedekking veroorzaakt.
Indien de bekleding soepel is Ikarnerbreed tapijt, vinylbekleding of een andere dunne bekleding) en geplaatst is op een dekvloer, zal een te grote buigzaamheid van de draagvloer misschien het scheuren van de onderliggende dekvloer tot gevolg hebben, maar deze schade zal zich niet noodzakelijk laten gevoelen in de bekleding. De ontwerper en de raadgevend ingenieur moeten hiermee rekening houden. De meeruitgave veroorzaakt door een streven naar grotere stijfheid van de draagvloer zal ruim uitgewonnen worden door een duurzamer gedrag van de betegeling en de betwistingen zullen minder talrijk zijn. Indien het aan de tegelzetter is een kwaliteitswerk uit te voeren, dan is het de taak van diegenen die hem voorgingen, van de ontwerper tot de aannemer van de ruwbouw, hem draaggronden van dezelfde kwaliteit te geven.
7 23
de
or
Men blijft nochtans beperkt door de tegelformaten en de keuze kan verschillen naargelang het materiaal
De afbeeldingen 27 en 29 tonen een onregelmatig legpatroon met kruisvoegen. Deze zijn in dit geval af te raden omdat ze weinig estetisch zijn (te grote oppervlakten met mortel) en aanleiding geven tot zwakke plaatsen door de koncentratie van spanningen die schade kunnen veroorzaken.
do
Onder de schikking van een vloerbedekking verstaat men de ligging van de tegels onderling. Het spreekt voor zichzelf dat de vindingrijkheid en de fantasie de keuze kunnen verruimen.
(afb. 27 tot 44)
TV
4. SCHIKKING
De afbeeldingen 28 en 30 tonen hetzelfde type legpatroon korrekt uitgevoerd.
ge
n
(*).
r~
I----
an
r-, 1\ v
~
\. J
i----
\. ...J
r "\ r 1\ \.. ~
\.. 'V
Legpatroon met af te raden kruisvoegen.
Afb. 28 -
Legpatroon van hetzelfde type korrekt uitgevoerd.
Afb. 30 -
Legpatroon van hetzelfde type korrekt uitgevoerd.
D
ez
e
TV
Afb. 27 -
!--
er
i---
\. l./
w
~'---
-
d
-.---
\. J
ve
r '"\
I----
r r-,
rv
r '\
Afb. 29 -
Ander legpatroon met af te raden kruisvoegen.
(*) Zie literatuurlijst nr. 120.
39
CZO~CJ[7(l·
K~[X<)\
&J
~~[J Afb. 32 -
23
Opus incertum, ongesorteerde stukken.
Gezaagd opus incertum.
TV
Afb. 31 -
7
00l{JK ~U
~
de
I
I
I
I
Afb. 34 -
an
Gezaagd opus.
~
Romeins opus.
TV
w
er
d
ve
rv
Afb. 33 -
ge
n
do
or
I
Afb. 36
In diagonaal (op punt).
D
ez
e
Afb. 35 -In vierkant.
Afb. 37 -
40
Gesneden of kruisende voegen.
Afb. 38
Gesneden of kruisende voegen.
f--
Gebroken repen in vierkant.
Afb. 40 -
Gebroken repen in diagonaal (in parketvorrn),
TV
Afb. 39 -
23
7
~
de
-
I
I
I
I
I
do
or
I
I
Afb. 42 -
an
Rechthoeken en vierkanten.
I
I
1
1
Rechthoeken in stroken van veranderlijke breedte en lengte (op zijn ouds).
e
TV
w
er
d
ve
rv
Afb. 41
ge
n
I
Gekruist dambord (in parketvorrn).
Afb. 44 -
Achthoeken met stoppen.
D
ez
Afb. 43 -
41
7 23
or
de
TV
5. GIDS VOOR DE UITVOERING VANEEN VLOERBEDEKKING
De geraadpleegde specialisten moeten een antwoord vinden op een reeks vragen die in het onderstaande memorandum opqenornen zijn, ten-
an
ge
n
do
einde, na een bezoek ter plaatse, een werkkonceptie met volledige kennis van zaken te kunnen maken.
rv
A. NAAM, ADRES EN TELEFOONNUMMER VAN DE BOUWHEER:
bouwheer I ") :
.
algemeen aannemer (*) :
.
.
d
-
ve
B. NAAM, ADRES EN TELEFOONNUMMER VAN DE OPDRACHTGEVER:
.
.
w
er
naam van de te raadplegen persoon, telefoon:
C. NAAM, ADRES EN TELEFOONNUMMER VAN DE ONTWERPER, ARCHITEKT(*) EN/OF STUDIEBU.
TV
REAU (*) :
ez
e
D. ADRES EN PLAA TS WAAR DE WERKEN ZULLEN WORDEN UITGEVOERD
E. UITVOERINGSPERIODE : bij benadering van
D
GEVRAAGDE UITVOERINGSTERMIJN:
F. SOORT KONSTRUKTIE -
nieuwbouw (*)
-
aanbouw bij een oud gebouw (*)
-
oud gebouw ( *)
-
vernieuwing van bekleding (*)
(*) Het onnodige doorhalen.
42
tot .
.
G. SOORTEN ONDERVLOER 1. volle grond uit te voeren werken: - afbraakwerken (*) leidingen in de grond leggen (*) - grond wegnemen (*) - aan te vullen laag (*) - te ontwateren laag (*) - andere hinderpalen (*) - isolatie tegen opstijqend vocht: ja/neen (*) - toestand van de grond (aanwezigheid van scheikundige of andere schadelijke produkten) (*)
TV
23
7
ligging van de te bedekken vloer: - op het gelijkvloers (*) - in de kelder: verdieping (*) onder of boven de qrondweterspieqet (*)
monoliet (*)
-
in gedeelten (geprefabriceerde elementen) (*) : - in hout (*) - draagelementen in gebakken aarde (*) beton (*) al dan niet voorzien van dekvloer (*) tussenafstand van de struktuurvoegen :
do
maximaal aanvaarde dikte voor de uit te voeren bekleding:
mm
an
ge
ligging van de te bekleden draagvloer : - in de kelder (*) - op het gelijkvloers (*) op de verdieping (*)
n
-
m
or
-
de
2. bestaande draagvloer zonder vloerbedekking
3. bestaande en te bewaren bekleding
aard van de steunvloer voor de vloerbekleding :
.
-
aard van de materialen van de vloerbedekking: . zuiverheid: aanwezigheid van scheikundige produkten, vetten, enz ... (*)
-
oppervlaktetoestand : haarscheurtjes, scheuren, barsten, enz... (*)
ve
rv
-
w
er
d
ligging van de te bedekken vloer: - in de kelder (*) - op het gelijkvloers (*) - op de verdieping (*)
TV
N.B. Voor de punt 2 en 3, wordt er aan herinnerd dat het draagvermogen en voornamelijk de buigzaamheid van de draagvloer hoofdkenmerken zijn die een rechtstreekse invloed hebben op het gedrag van de vloerbedekking.
e
4. vloer met uit te breken bekleding type bekleding:
.
ez
-
D
-
op dekvloer, ja/neen (*) indien ja, welke type: hechtend (*) niet hechtend (*) - zwevend (*) dekvloer al dan niet bewaren (*)
beschikbare hoogte voor de nieuwe toepassing:
mm
ingewerkte buizen: ja / neen (*); te bewaren: ja / neen (*) ligging van de te bedekken vloer: - in de kelder (*) - op het gelijkvloers (*) - op de verdieping (*) (*) Het onnodige doorhalen.
43
5. verwarmde vloer -
soort verwarming:
.
-
aard van de dekvloer waarin zich de verwarming bevindt: vloertemperatuur : - op het ogenblik van de plaatsing: - maximumtemperatuur in dienst:
-
.
. .
gedeeltelijke of volledige (*) verwarming
6. termische en / of akoestische isolatie (*) (zwevende vloer) soort isolatie:
.
-
betegelen op dekvloer of traditionele plaatsing (*)
23
7
-
H. HYGROTERMISCHE OMGEVING .
-
bIJ de verharding:
-
bij gebruik:
TV
bij het plaatsen:
.
uitvoering buiten: -
overdekt (*) niet overdekt (*)
uitvoering binnen:
gesloten gebouw (*) open gebouw (*
do
-
or
de
.
I.
OUDERDOM OP HET OGENBLIK VAN HET PLAATSEN VAN DE BETEGELING
ge
n
van de draagvloer : .....
J. GEKOZEN TYPE BEKLEDING (zie ook **)
an
van de eventuele dekvloer: .....
opgelegde eisen (zie ***) : plinten: trappen:
.
.
er
N.B. -
.
d
-
.
.
ve
afmetingen:
rv
beschrijving van het produkt: fabrikatietype, kleur:
w
K. UIT TE VOEREN OPPERVLAKTE (afmetingen van de lokalen: oppervlakte in m", plinten in m)
m x
kelder:
-
gelijkvloers:
-
verdieping:
m =
TV
-
m?
m x
m
= =
m? m?
e
m x
m
ez
duidt het aantal lokalen per niveau aan
D
L. UITVOERINGSMOGELIJKHEDEN -
toegang tot het gebouw:
.
-
opslag (aandacht besteden aan de verdeling van de lasten) :
.
beschikbaarheid van hefwerktuigen op de bouwplaats om het materiaal naar de verdieping te brengen: ja / neen (*); draagvermogen: kg
(*) Het onnodige doorhalen. (**) § 2.18 Steekkaart voor tegels (blz. 26). (* * *) § 1.6 Gids voor de keuze van een vloerbedekking, punt 4 (blz. 8).
44
beschikbaarheid van leidingswater : ja/neen i ")
-
het gebouw is verwarmd: ja/neen (*) -
beschikbaarheid van elektrische stroom: ja / neen (*); volt: .....; ampère: ..... : mono- of driefazig (*)
-
peilen zijn getrokken: ja / neen (*); eventuele opmerkingen:
.
M. UITVOERINGSTECHNIEK
7
type: - traditioneel(*) - met lijm (*) - met mortellijm (*)
mm
_. beschikbare hoogte voor de afwerking:
23
-
TV
N. TERMIJN
dagen
de
beschikbare tijdspanne tussen afwerking en in gebruik stellen:
O. VERSCHILLENDE INLICHTINGEN
voegen in de draagvloer waarop de vloerbedekking moet komen: ja/neen (*)
-
de vloer moet buizen, leidingen of kokers bevatten (*); maximale hoogte op de plaats van de kruising: mm
-
kolommen, muurtjes, uitstekende funderingen of onder-niveaus voor machines, rekken, kader voor voetmatten, afvoer, rooster, enz... in de lokalen: ja / neen (*)
n
do
or
-
ge
detailplan bijvoegen
veiligheidsvoorzorgen : opslag op het voetpad (toelating, waarschuwingsborden),
.
D
ez
e
TV
w
er
d
ve
rv
an
-
(*) Het onnodige doorhalen.
45
23
7 ve
rv
an
ge
n
do
or
de
TV
6. PLAATSING VAN TEGELS
d
6.1 ALGEMEEN
er
6.11 Voorafgaande bemerkingen
De betegeling kan op verschillende wijzen gebeuren op een draagvloer of op volle grond (met of zonder betonnen ondervloer) : traditionele plaatsing (afb. 45) -
op verse dekvloer (afb. 46)
-
op verharde dekvloer (afb. 47).
5
4-
6
e
TV
w
Betegelen of het plaatsen van een betegeling is een bekleding aanbrengen van harde tegels, op een ondergrond, in een omgeving, met een bepaald hechtmiddel en volgens een welbepaalde techniek; dit dient op zodanige wijze te gebeuren dat het bekomen resultaat voldoet aan de gestelde eisen.
6.12 Plaatsingstechnieken
ez
De bouwheer of zijn architekt omschrijft de gekozen materialen, de plaatsingsmetode en eventueel de gestelde eisen en laat zich hierbij leiden door de gids voor de keuze van een vloerbedekking (§ 1.6, blz. 8) en door de gids voor de uitvoering van een vloerbedekking (hoofdstuk 5, blz. 42).
D
.':
. • •
.' '
:. ..
De schema's worden enkel ter voorbeeld gegeven en ze zijn niet noodzakelijkerwijze op schaal. Men behandelt hier de gangbare plaatsingstechnieken voor vloerbedekkingen in keramische tegels of marmermozaïektegels (de bekleding) in normale bouwplaatsomstandigheden (omgeving) op de meest gangbare ondergronden (cementgebonden) en voor normale eisen. 46
__ .L 1. 4. 5. 6.
Afb. 45 Traditionele plaatsing. ondergrond (in beton bij voorbeeld) gestabilizeerd zandbed Iegmortel tegel
#
.' . ' ..' I
5"
4"
6
~II:l.. ~' . . j=--~!-== (I
D.,
:
.1
-. ": •... :'.: :'~. '. .: :' . . ..-.: . . . • ••'
~ ~.. • • • • - ' •• ' , '* •
2
23
7
2
, 6 11
j
TV
1
IJ
.I.
11
j
..
do
or
de
11
4"
5"
3
n
Afb. 47 Plaatsing op verharde dekvloer. ondergrond (in beton bij voorbeeld) eventuele hechtlaag membraan verharde dekvloer 5". lijm of mortellijm 6. tegel
ge
1. 2. 3. 4".
ve
rv
an
Afb. 46 - Plaatsing op verse delvloer. 1. ondergrond (in beton bij voorbeeld) 2. eventuele hechtlaag 3. membraan 4' . verse delvloer 5'. inpoederen met cement of aanbrenging van cementbrij 6. tegel
3
(afb. 48, blz. 48)
er
Men gaat als volgt tewerk :
d
6.12.1 « Traditionele )) plaatsingstechniek
TV
w
1. men plaatst de « peiltegels » (merkteken) (a) op 1 m (hoogte van de lat) (b) onder de peilstreep (pe'ilmerkteken) (c)
ez
e
2. men plaatst de latten op hun kant (e) op de peiltegels (a) en zet ze vast door middel van drevels (pinnen) (d) en dit langs de korte zijde van het lokaal
D
3. men plaatst een rij tegels droog langs de korte zijde van het lokaal om de meest geometrische en estetische verdeling van de tegels op te
stellen; dezelfde verdeling moet worden gemaakt voor de betegeling langs de lange zijde van het lokaal 4. men spant een « koord » onder de latten op het einde van het lokaal, langs de voorgaande verdeling; men spant een tweede koord en verdeelt de tegels in de aldus ontstane en afgelijnde strook 5. men betegelt vanaf de beginlijn, na het aanbrengen en regelen van het legbed, na het openspreiden van de mortel en inkloppen met de hamer van elke tegel; de tegels moeten nauwkeurig op peil worden gebracht in een rechte, regelmatige rij langs de koord, daarna wordt voortgewerkt door de koord telkens te verplaatsen.
47
.-.-.--
--'-'- '----1 I
I / ·. . . . .
"".'
..
~
~
7
.... :
/
~
:- .. ~'
23
-:
-:
-:
/
.,··:··4··.'/·
/
TV
..;.....
.'. .'/' ......
f:===):ë:::::::rf:::::;;zlrt:::=::J"f:::::::j"é:::::::::l~{t=::=~~' .. "
-: ~
.:
/.
/'
de
--'~'
....----2 _ _
~. ~/
./ Afb. 48 -
Zogenaamde « traditionele» plaatsing.
ge
n
do
a. peiltegel b. hoogtelat c. peilstreep d. klemhaak e.lat
or
/ ~ ~ ~...- ---,v---...-----.,.
aarde »: het geëffend oppervlak van deze dekvloer moet overeen komen met het peil van 1 m, vermeerderd met de dikte van de aan te brengen tegel en verminderd met 4 mm teneinde de tegel in de dekvloer te kunnen indrukken
an
6.12.2 Plaatsing op verse dekvloer (afb. 49) Men gaat als volgt tewerk :
ve
rv
1. men reinigt de ondergrond (beton b.v.) goed of plaatst eventueel een roofing of polyetyleenfolie wanneer het gaat om een zuivere ondergrond (aarde b.v.)
w
er
d
2. men voert de dekvloer uit, bestaande uit zand met grove korrels (rijnzand), cement en water, gemengd met een konsistentie « vochtige
4. men strijkt een strook evenwijdig aan de lange zijde van het lokaal af
--'-' -'-'-'_0_. - ._.t
D
ez
e
TV
.---'-'-. -' ----.~
3. men legt enkele zeer vlakke planken, evenwijdig met de lange zijde van het lokaal, waarop de werkman zich op de dekvloer kan verplaatsen
2
\
4 /
/
/
Afb. 49
48
/
Plaatsing op verse dekvloer.
4 mm onder een lat van 2 m lengte 3 mm onder een lat van 1 m lengte 2 mm onder een lat van 0,60 m lengte.
de vloerder mag geen te grote korrekties uitvoeren omdat deze leiden tot een uiteindelijk onaanvaardbare uitvoering voor wat betreft het uitzicht en de kwaliteit. In dit geval wordt het betegelen uitgesteld tot op het ogenblik dat het te betegelen oppervlak in goede staat is gebracht door diegene die het heeft uitgevoerd.
TV
23
7
-
6.12.4 Plaatsing « met de rooster» (***) (afb. 50) Men gaat als volgt tewerk :
1. de ondergrond voor de betegeling wordt, zoals voor het werk op een dekvloer, juist afgestreken en op het gewenste peil afgewerkt (eindpeil min de dikte van de tegel) 2. men plaatst het rooster op het te betegelen oppervlak, en wel zodanig dat de openingen de plaats vormen waar de tegels moeten komen 3. men legt de tegels in deze openingen en duwt ze terzelfdertijd naar één bepaalde hoek van het rooster; men brengt deze tegels op peil met behulp van de aanklopplank (****)
ge
De lichte plaatselijke onvolmaaktheden inzake vlakheid van een dekvloer kunnen soms met een aangepast produkt worden verbeterd.
de vloerder is in staat de oneffenheden van de ondergrond te verbeteren
de
De vlakheid, d.w.z. het met een stevige lat gemeten verschil in alle richtingen op een droge dekvloer, moet binnen de volgende afwijkingen liggen (*) :
-
or
Het plaatsen in « dunne laag » vergt, wegens de dikte van het hechtmiddel (enkele tiende mm tot enkele mm), een ondergrond die op peil en vlak is.
Daarna kunnen zich twee mogelijkheden voordoen :
do
6.12.3 Plaatsing met « dunne» hechtmiddelen op verharde dekvloer
oppervlaktetoestand van de ondergrond hem toelaten de bekleding uit te voeren in goede omstandigheden. In het tegenovergestelde geval zal de aannemer van de tegelwerken de bouwheer of zijn afgevaardigde hiervan op de hoogte brengen.
n
5. men voert de verdeling van de tegels uit zoals voor de traditionele plaatsing (zie § 6. 12. 1, blz. 47) 6. men bepaalt de beginlijn 7. men spant een koord langs deze lijn en een tweede koord op een afstand van enkele tegels 8. men strooit droge cement of brengt cementmelk aan op het afgestreken deel van de dekvloer; men brengt de tegels aan in de dekvloermortel, beginnend bij het uiteinde van de verdeling 9. men volgt dezelfde werkwijze voor de andere stroken; de dekvloer moet voldoende vochtig blijven (een tekort aan vocht wordt merkbaar bij het afstrijken).
4. men neemt het rooster vertikaal weg zonder kracht uit te oefenen op de geplaatste tegels.
ve
rv
an
In geval van plaatsing met lijm, mortellijm of cementlijm in een dunne laag, zullen de plaatsingstoleranties van de bekleding deze zijn welke werden aanvaard of opgelegd voor de afgewerkte dekvloer (**). Hier stelt men de belangrijkheid vast van de goede uitvoering van de dekvloer.
w
er
d
Alvorens hij met de betegelingswerken begint kontroleert de tegelzetter of de droogheid en de
-:
/
/
TV e ez D
/
/"
3
./
6.12.5 Samenvattende tabel van de plaatsingstechnieken
Tabel 11 (blz. 50) geeft de niet beperkende lijst van de plaatsingsoperaties voor de verschillende werkmetoden .
.-.--_. -'-' _. _.--+I
/ ~~
..... I
/ / /
,
.
-,
2 --7fL-;~~~~::=~
/
/ /
/ ..
.. .
.....
/
.: j'
/
/
/
,I' Afb. 50 -
Plaatsing « met rooster ».
(*) Zie literatuurlijst nr. 98, (**) Zie § 1.5, punt 3 (blz. 7). (***) Rooster: reeks lamellen die openingen vormen met de afmetingen van de tegel, met een weinig speling. (****) Houten plank van 400 tot 500 mm lengte en 100 tot 150 mm breedte, voorzien van een schuine handgreep.
49
Tabel 11
ä)
0)
Q)
c
.... 0
0 0+=ï
op verharde dekvloer
>~
=t5 co
Q.O) 0"'0
.... .....,
I
CD
~
.s
x
x
E
x
2. Nazicht van het peil en zijn invloed op het werk van de andere vaklui
x
x
x
3. Nazicht van de oppervlaktetoestand van de ondergrond :
x
x
x
x
x x x x x
7
x
x
6. Plaatsing van de {( peiltegels » en regels
x
x x
x x
+
x
x
x
x
x
ge
n
7. Kontrole van de horizontaaiheid, het hoogteverschil en/of de helling
x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
+ 0
+
+
0
+ +
x
x
x
+
+
x
12. Haaks plaatsen van de koorden
x
x
x
x
x
13. Indompelen en uitzijging van de tegels
+
+
+ (**)
0
+
14. Aanmaken van de mortel
x
x
x
x
x
15. Uitzetten van één of twee rijen
x
x
x
x
x
16. Sortering volgens aspektfouten (***), schakering of mengeling
x
x
x
x
x
17. Plaatsing van de tegels en de aansluitstukken (sneden); de voegen voorzien (afzondering van de omtrek, uitzetvoegen, ...); reiniging en bevochtiging
x
x
x
x
x
18. Ingieten en vullen van de voegen
x
x
x
x
x
19. Reiniging van de betegeling en de werkruimte
x
x
x
x
x
20. Bevochtiging, bescherming van de uitgevoerde werken
+
+
+
+
+
21. Sluiten van de betegelde lokalen met een goed zichtbare afsluiting
x
x
x
x
x
22. Onderhoudsraadgevingen vermelden
+
+
+
+
+
D
e
TV
w
er
d
11. Droog plaatsen van de tegels voor de verdeling
ez
ve
rv
an
9. Mededeling van de vastgestelde onregelmatigheden en beslissing met de bouwheer (of zijn afgevaardigde) 10. Voorbereiding van het legbed Aanbrengen van een primer Isealer) Plaatsen van een scheidingsmembraan
x x x x x
do
5. Reiniging van de ondergrond
x
x x
or
4. Nazicht yan de ondergrond : - vlakheid - horizontaaiheid, hoogteverschil en/of helling
x
TV
de
x
8. Kontrole van de haaksheid van het lokaal
E _
o
x
ruwheid kohesie vochtigheid netheid (vlekken, gips, afval, ...)
::::s .....,
0==
t
1. Nazicht van de gids voor de uitvoering van een vloerbedekking (hoofdstuk 5, blz. 42)
-
c
0)
E
0)-
23
Lijst (niet beperkend) van de plaatsingsoperaties (*)
.... 0)
en
(*) x : altijd; + : eventueel; 0 : verboden of overbodig. (**) Zie § 6.3 (blz. 52). (***) Zie § 2.13.1 (blz. 18).
50
6.2 PLAATSING OP EEN MET CEMENT GEST ABlllZEERD LEGBED VAN ZAND (afb. 51) 5.21 Definitie De traditionele plaatsing behelst het plaatsen van tegels met een mortel op een legbed van met cement gestabilizeerd zand, uitgespreid op een stevige ondergrond (draagvloer of behoorlijk voorbereide volle grond).
fijnheidsmodulus 0,7 tot 1,7, of, uitgedrukt in volume, een deel cement voor drie tot vier delen zand, of één zak cement voor 120 tot 150 drn'' (ongeveer twee kruiwagens) zand. De tegels worden met de hamer in deze legmortel geklopt.
TV
23
7
7
1
or
de
Afb. 51 Traditionele plaatsing. ondergrond (in beton bij voorbeeld) gestabilizeerd zandbed Iegmortel tegel voeg
do
1. 3. 4. 6. 7.
Afb. 52 -Inpoederen met cement.
Afb. 53 -
Plaatsing van de tegels.
an
ge
Dit plaatsingssysteem is toepasselijk zowel binnen als buiten en voor voetgangersverkeer of semiindustrieel gebruik.
n
6.22 Toepassingsgebied
rv
Het is niet geschikt voor verwarmde vloeren.
d
ve
6.23 Materialen Normaal gebruikt men cement P30 (*) en scherp zand (**) met een fijnheidsmodulus van 0,9 tot 2,5 (***) voor het met cement gestabilizeerde zandbed.
w
er
Voor de legmortel wordt over het algemeen ook cement P30 en half-scherpzand met een fijnheidsmodulus van 0,7 tot 1,7 gebruikt. Afb. 54 -
Aankloppen van de tegels.
TV
6.24 Betegeling (afb. 52, 53 en 54) (****)
D
ez
e
Men brengt op een goed met water verzadigde ondergrond een met cement gestabilizeerd zandbed van dikte 20 tot 30 rnrn. Dit bed bestaat uit een bevochtigd mengsel (konsistentie « vochtige aarde ») van cement en zand, en bevat 150 kg cement (gewoonlijk cement P30) (*) per kubieke meter scherp zand (**), met een fijnheidsmodulus van 0,9 tot 2,5 (***) of, uitgedrukt in volume, één deel cement voor acht tot negen delen zand.
Vervolgens brengt men de legmortel aan op dit gestabilizeerd zandbed (vers of maximum één dag oud) in een dikte van 15 mmo De mortel is samengesteld uit 50 kg cement, gewoonlijk cement P30, voor 150 tot 200 kg half scherp zand met
6.25 Voegen (afb. 55, 56, 57 (****) en 58, blz. 52) De voegen tussen de tegels hebben een breedte van 2 tot 10 mm naargelang de aard van de tegel (2 mm voor marmermozaïektegels en 10 mm voor tegels in gebakken aarde bijvoorbeeld). Indien de bouwheer een betegeling met « fijne voeg » wenst, dan moet hij dit vermelden bij de bestelling. De voegen worden gewoonlijk 12 uur na de plaatsing gevuld; ze worden gegoten of gevoegd (voegijzer). Opdat de open voegen niet teveel stof of andere materialen zouden opnemen, is het raadzaam een maximumtermijn van 24 uur aan te houden.
(*) P30: nieuwe benaming voor P300 (zie ook § 2.21.1, blz. 28). (* *) Slakken mogen niet worden gebruikt bij aanwezigheid van metalen buizen (zie ook § 6.82, blz. 58). (***) Zie § 2.21.3 (blz. 29). (* * * *) Uittreksel uit « Pavimenti e rivestimenti in ceramica » door C. Palmonari. Overgedrukt met de toelating van de uitgever (zie literatuurlijst nr. 111).
51
Men gebruikt een mengsel van één deel (volume) portlandcement (van dezelfde klasse als die gebruikt voor de plaatsing) voor één deel fijn zand.
nodig, zo dikwijls worden herhaald tot een goede vulling van de voegen wordt bekomen -
na een eerste verstijving van de voeg (ongeveer 1/2 h) wordt een mengsel van droog zand en cement ingestrooid, gevolgd door aftrekken; deze handeling wordt indien nodig herhaald om zodoende een stevige voeg te bekomen
-
tenslotte wordt de vloer met houtzaagsel (populier of witte den) of met de spons schoongemaakt, hetzij met diagonale bewegingen op de voegen, hetzij met draaiende bewegingen; houtzaagsel mag enkel worden gebruikt voor voegen waarvan de breedte kleiner is dan 5 mm; voegen breder dan 5 mm worden meestal met een voegijzer gevuld.
Het gieten van de voegen omvat verschillende verrichtingen : -
bevochtiging van de bekleding indien nodig
TV
23
7
gieten van de cement-zandbrij tot op de hoogte van de tegels; deze verrichting moet, indien
6.26 Ingebruikstelling
de
Afb. 55 -
De eerste vijf dagen mag de vloer niet worden belopen. Na deze termijn is voetgangersbeloping toegelaten.
Gieten van de voegmortel.
do
or
Gedurende deze periode moeten de werken worden beschermd tegen rechtstreekse bestraling, vocht, hoge temperaturen en vorst.
Aftrekken van de voegmortel.
6.31 Definitie
Dit betegelinssysteem bestaat in het aanbrengen van de cement onder de vorm van een brij of door instrooien (keuze te maken volgens het geval) op een verse dekvloer.
TV
w
er
d
ve
rv
Afb. 56 -
an
ge
n
6.3 PLAATSING OP EEN VERSE DEKVLOER (MET SCHI;IDINGSMEMBRAAN TUSSEN DEKVLOER EN ONDERGROND) (afb. 59)
Schoonmaken met houtzaagsel.
I..
u
~
.~~
1,~i:·);:).:.;i :·:·i·.;·;: .~J:;.: :.: : ..::;..: .: ·: :·: ·;:;)r.: .·':>~·~ ~'
Afb. 59 - Plaatsing op verse dekvloer. 1. ondergrond (in beton bij voorbeeld) 2. membraan 4' . verse cementgebonden dekvloer (30 à 50 mm dikte) 5. instrooiing of brij 6. tegel (met water doorschronken) 7. voeg
D
ez
e
Afb. 57
7
6.32 Toepassingsgebied Dit betegelingssysteem wordt toegepast op ondergronden die aan buiging maar zonder zwaar verkeer onderworpen zijn. Afb. 58
52
Voeqen met het voegijzer.
Beton, asfalt, tegels of een hechtende dekvloer voldoen als ondergrond.
7
Het oppervlak van de ondergrond (beton of dekvloer waarop de tegels rechtstreeks worden aangebracht met mortellijm) moet zuiver zijn (vrij van boenwas, oliefilm, vet, sporen van plaaster of andere vervuilingen), niet behandeld met vochtwerende produkten, silikonen of curing-compound (**). De ondergrond moet gaaf zijn, dus vrij van abnormale, niet stabiele scheuren, met een niet-poederig oppervlak en bij voorkeur lichtjes ruw (vergroot de aanhechting) en dient een doorlatend oppervlak te hebben.
23
De steunvloer wordt gereinigd en men legt het scheidingsmembraan op een effen oppervlak (zonodig uitvlakken) teneinde glijden toe te laten en de membraan niet te doorboren. De stroken van dit membraan worden met een overlapping van tenminste 100 mm geplaatst en bij voorkeur aan elkaar gelijmd (of gelast). De dekvloer bestaande uit cement en zand wordt tussen geleidingen gegoten teneinde een laag van gelijkmatige en konstante dikte te bekomen. De dikte zal 30 mm of meer (tot 50 rnm) bedragen. De dekvloerspecie wordt afgestreken met een lat die men over de geleidingen trekt. Het mengsel cement/zand (1/3 tot 1/4 in volume) van de dekvloer wordt na aandrukken met cement ingestrooid, juist vóór het plaatsen van de tegels.
TV
6.34 Betegeling
Om deze reden is het aangeraden dat een betonondergrond zes maand oud is en een cementgebonden dekvloer zoveel weken als zijn dikte (in cm) met een minimum van 28 dagen (*).
De ondergrond moet de nodige mechanische eigenschappen (***) bezitten om de belastingen zonder overmatige vervormingen te kunnen opnemen. Door deze vervormingen worden spanningen opgewekt die niet kunnen worden opgenomen door de mortellaag .
de
Het scheidingsmembraan is een bitumineus vilt, konstruktiepapier (type kraftpapier) of polyethyleenfolie (visqueen van 0,10 mm dikte).
6.42 Toepassingsgebied Het plaatsen met mortellijm wordt uitgevoerd op een vlakke ondergrond die reeds is verhard en een groot deel van zijn krimp heeft ondergaan.
or
Als materialen gebruikt men cement, zand en het mengsel zoals beschreven in § 6.23 (blz. 51).
do
6.33 Materialen
De plaatsing met mortellijm op een verharde dekvloer is geschikt voor droge en vochtige lokalen. Op het ogenblik van het aanbrengen van de bekleding mag geen kondensatie op de ondergrond optreden en de temperatuur van de ondergrond moet begrepen zijn tussen + 5 °C en + 35 °C.
n
6.35 Voegen
ge
Zie § 6.25 (blz. 51).
an
6.36 Ingebruikstelling
ve
rv
Men wacht tenminste 28 dagen vóór het volledig in gebruik stellen, d.w.z. alvorens de vloer volledig te belasten.
d
6.4 PLAATSING MET MORTELLIJM OP VERHARDE DEKVLOER (afb. 60)
er
6.41 Definitie
TV
w
Dit betegelingsprocédé bestaat erin de tegels te plaatsen in een dunne laag mortellijm, die wordt aàngebracht op een ondergrond en gestreept met een kampspatel.
" .""
e
L.~.~;)1- ~,"·tt·
....
7
iJ.
"':OW •....
~
D
ez
i\/:·;S;i::}?;:·X:::·;)~~~·:·:Y~~-U:,\:::·,::,
6 4"
6.43 Materialen De mortellijm (****) wordt op een cementgebonden ondergrond aangebracht in een laagdikte van enkele mm of meer in funktie van zijn samenstelling (zoals onder andere de granulometrie van de vulstoffen) en de voorschriften van de fabrikant. De mortellijm is meestal voorzien voor binnen; soms is hij ook geschikt voor buiten. Deze hechtmiddelen worden verkocht onder de vorm van voorgemengde poeders. Ze worden op de bouwplaats vóór het aanbrengen met zuiver water gemengd (*****) Omtrent de toe te passen mengeling, de dikte, de te gebruiken kamspatel (afb. 61, blz. 54), het soort inlijmen, namelijk enkele verlijming (op de ondergrond: floating, op de tegel: buttering) of dubbele verlijming (kombinatie van floating en buttering) moeten de aanduidingen van de fabrikant of de technische goedkeuring (******) worden gevolgd. De keuze van het produkt is afhankelijk van verschillende faktoren of parameters zoals het lokaal, het soort ondergrond en de toestand van de ondergrond (*******).
(*) Zie ook § 6.12.3 (blz. 49). (**) Sommige van deze produkten ontbinden bij het aanbrengen van de mortellijm. Andere moeten volledig worden verwijderd langs mechanische of scheikundige weg. (***) Zie literatuurlijst nr. 26 en 32. (****) Zie § 2.22.1 (blz. 30). (* ****) Zie ook § 2.21.2 (blz. 29). (******) Zie ook § 2.26 (blz. 32). (* ** ..* * *) Zie literatuurlijst nr. 121.
53
Typen getande spatels.
7
Het eventueel produkt voor uitvlakken of gelijkmaken en/of de primer of sealer moeten verenigbaar zijn met de ondergrond en het plaatsingsprodukt, en bij voorkeur hetzelfde type cement en hulpstoffen bevatten. Hieromtrent moet men de fabrikant of eventueel de toepasselijke technische goedkeuringen van de B.U.t.g.b. (*) en/of de E.U.t.g.b. (**), raadplegen.
23
Afb. 61
Afb. 62 -
TV
Aanbrenging en aandrukken van de mortellijm.
or
de
De primers of sealers (vloeibare produkten of aanmaking) worden gewoonlijk met de kwast enkele uren vóór het betegelen aangebracht. De tegels moeten normale afmetingen hebben 250 mm x 250 mrnl en droog worden aangebracht. Bepaalde voorzorgen dienen te worden genomen voor natuursteentegels en grote formaten.
6.44 Betegeling
d
ve
rv
an
Na een eventuele behandeling van de ondergrond, zoals reinigen of punthameren (om de ondergrond ruw te maken en de cementhuid en de niethechtende deeltjes te verwijderen), wordt een primer (op zeer poreuze ondergrond) of een uitvlaklaag (voor plaatselijke oneffenheden) aangebracht, en wordt de mortellijm met de niet-getande spaan aangebracht en dit na het drogen of verharden van deze voorbereidingsprodukten.
ge
n
do
«
e
TV
w
er
Van de mortellijm wordt een hoeveelheid bereid die is vereist voor maximum 2 uur werk (tijdsduur kleiner . dan de levensduur van de mengeling). De lijm wordt eventueel opnieuw gemengd (zie aanduidingen van de fabrikant) na een rusttijd (soms rijpingstijd genoemd, namelijk de tijd nodig voor het oplossen van de hulpstoffen die aldus hun funktie kunnen vervullen).
D
ez
De mortellijm wordt aangebracht en aangedrukt in een laag van gewenste dikte (afb. 62). Nadat een oppervlak aldus is ingestreken, gaat men met de getande spatel (afb. 63) en onder de voorgeschreven hellingshoek over deze verse mortellijm en dit zonder de ondergrond te schenden. Aldus bekomt men de gewenste dikte van de mortellaag in funktie van de gebruikte spatel, die verenigbaar moet zijn met de gebruikte mortellijm, de staat en de afmetingen van de tegel (* * *).
Afb. 63
Kammen van de verse mortellijm met de getande spatel.
Het aldus voorbereide oppervlak moet binnen de
« open tijd» van de mortellijm (ongeveer 20 minuten of minder) worden betegeld, teneinde de vorming van een film aan het oppervlak, die een hechting belemmert, te vermijden. De tegels die niet in water worden gedompeld, worden in de ribbels van de mortellijm geduwd (of ingeklopt voor tegeltjes van maximum 7,5 cm x 7,5 cm) met een lichte draaibeweging, dit teneinde deze ribbels open te drukken en een homogeen verdeeld kontakt tussen tegel en mortel te bekomen op tenminste 60 % van het tegeloppervlak. Een bijregeling van de plaats van de tegel blijft mogelijk binnen de bijregeltijd (ongeveer 10 minuten) van de mortellijm. Anderzijds bestaat het systeem van inlijmen van de tegels (butterinq ). Dit systeem wordt toegepast in geval van een veranderlijke of ongelijke dikte van de tegels of voor zeer poreuze tegels (klasse 111 of meer) (****) en bestaat erin een laag mortel op de legzijde van de tegel aan te brengen en deze zo op de ondergrond te plaatsen.
(*) Belgische Unie voor de technische goedkeuring in de bouw. (* *) Europese Unie voor de technische goedkeuring in de bouw. (* **) Over het algemeen, en behoudens andersluidende aanduidingen van de mortellijmfabrikant, gebruikt men een spatel met tanden van 3 mm voor tegels < 50 mm, tanden van 4 mm voor tegels < 100 mm, tanden van 6 mm voor tegels < 200 mm, tanden van 8 mm voor tegels ~ 200 mmo (****) Zie § 2.12.12 (bzl, 13).
54
om reden van de geringe dikte van de mortelIijmlaag en van zijn gebrek aan elasticiteit, is het noodzakelijk in panelen van maximum 50 m 2 en 8 m kantlengte te werken.
6.45 Voegen
23
6.52 Toepassingsgebied
7
Afb. 64 - Plaatsing met lijm. 1. ondergrond (in beton bij voorbeeld) 4"'. lijm 6. tegel (droog) 7. voeg
TV
Het plaatsen met lijm is geschikt voor ondergronden die aan sommige gematigde bewegingen (bijvoorbeeld buiging, uitzettings- en termische bewegingen) of trillingen en aan een gematigd aantastende omgeving onderworpen zijn. De ondergrond moet voldoende vlak zijn omdat deze techniek niet toelaat oneffenheden in" de ondergrond op te vangen. Alle lijmen kunnen binnen worden gebruikt op beton, cementdekvloer, hout, tegels, gips en metaal, op voorwaarde dat de ondergrond hard, vlak, gaaf en droog is, alsook vrij van stof, vet, olie of andere schadelijke produkten. Daar de meeste lijmen gevoelig zijn voor langdurig kontakt met water, zijn ze niet aan te raden voor vloerbedekking buiten, en moet men voorzichtig zijn bij de keuze en de aanbrenging binnen. Indien er risiko bestaat voor vocht, zal men bij voorkeur een lijm op basis van kopolymeer-akrylesters of een harsgebonden hechtmiddel gebruiken (*).
an
ge
De voegen worden uitgevoerd zoals beschreven in § 6.25 (blz. 51) of gevuld met een mortellijm voor voegen die verenigbaar is met de plaatsingsmortel en die gewoonlijk door dezelfde fabrikant wordt geleverd. Voor deze voegmortellijm moet men de aanduidingen van de fabrikant volgen.
6 4 )))
de
-
tijdens het werk mag men, eenmaal dat de mortellijm is aangemaakt, geen water of poeder toevoegen. Bovendien moet de mortelbak en het gereedschap grondig met water worden gereinigd alvorens een nieuwe mengeling te maken. Deze voorzorgen zijn noodzakelijk gezien de maximumtijd van tussenkomst en werking van bepaalde hulpstoffen die in de mortellijm zijn ingewerkt
I
or
-
.
do
De aandacht wordt gevestigd op twee belangrijke punten:
7 I
n
Een derde systeem, « dubbele verlijming» genoemd, is een kombinatie van de twee vorige systemen, d.w.z. de mortellijm wordt op de ondergrond alsook op de tegel aangebracht. De aldus behandelde tegel wordt in de mortellijm van de ondergrond geklopt. Dit systeem wordt gebruikt indien een volledig kontakt tussen de mortellijm, de ondergrond en de tegel aan te raden is en dit voor het geval van speciale belastingen of tegels met grote afmetingen.
er
d
ve
rv
De breedte van de voegen is funktie van de nominale en de werkelijke afmetingen van de tegel. Algemeen worden voegen aanbevolen van 2 mm tot 10 mm voor tegels kleiner dan 200 mm x 200 mm en voegen van 6 mm tot 12 mm of meer voor grotere tegels.
w
6.46 Ingebruikstelling
TV
De droging moet traag verlopen, zonder tocht noch zonnebestraling.
ez
e
Voetgangersbeloping is slechts na 4 dagen toegestaan. Men zal bij voorkeur 15 dagen (met een absoluut minimum van 7 dagen) wachten om de ingebruikstelling toe te laten.
D
Voor gebruik in semi-industriële omstandigheden wacht men minimum 28 dagen.
6.5 PLAATSING MET LIJM OP VERHARDE DEKVLOER (afb. 64) 6.51 Definitie Dit systeem bestaat er in de lijm, onder vorm van bereide pasta, op de ondergrond aan te brengen (of op de tegel) en de tegel hierin aan te drukken.
De oplosmiddelen, waarvan de meeste ontvlambaar zijn, verdwijnen na het aanbrengen van de lijm en kunnen schadelijk zijn voor voedingsprodukten.
6.53 Materialen Men gebruikt lijmen op basis van rubber (latex), lijmen in oplossing of dispersie en lijmen op basis van gevulde vinyl-akryl-kopolymeren in waterig milieu (**). Indien plaatselijke uitvlakking of gelijkmaking nood-' zakelijk is, moet het gebruikte produkt verenigbaar zijn met de ondergrond en het plaatsingsprodukt. Men zal rekenen houden met de beschouwingen nopens de plaatsing in « dun bed» (***). Behoudens speciale voorschriften van de fabrikant is er geen enkele voorbereidende behandeling van de ondergrond of van de tegel noodzakelijk. De afmetingen en de vlakheid van de tegels zijn zodanig dat, gezien de kleine laagdikte (0,5 tot 2 mrn) van de lijm, een goed gelijkmatig verdeeld kontakt (60 % minimaal) ontstaat tussen ondergrond, lijm en tegel. Het is aangeraden, zelfs noodzakelijk, tegels te kiezen waarvan het legvlak weinig profiel (in hoogte) heeft.
(*) Zie § 6.6 (blz. 56). (**) Zie ook § 2.23 (blz. 31). (***) Zie § 6.12.3 (blz. 49).
55
De aandacht wordt gevestigd op de volgende twee belangrijke produkten : - voor natuursteen moeten bepaalde voorzorgen worden genomen voor wat betreft de lijm (vlekvorming) en de tegels (gelijkmatige dikte)
Behoudens andersluidende aanduidingen van de fabrikant moet de verlijming worden uitgevoerd in een omgeving en op een ondergrond waarvan de temperatuur hoger is dan + 5 °C.
23
Afb. 65
Plaatsing van een tegel in lijm na kammen met getande spatel.
TV
6.54 Betegeling
7
voor het opslaan van de lijm moeten de richtlijnen van de fabrikant worden gevolgd; de meeste lijmen in waterig midden zijn zeer vorstgevoelig bij het opslaan, met als gevolg dat ze niet meer te gebruiken zijn; andere, zoals bijvoorbeeld neopreenlijmen, zijn gewoonlijk wel omkeerbaar na bewaring bij vorst en dus herbruikbaar.
6.55 Voegen
de
or
do
Men wacht tot de lijm, gebruikt voor het leggen, verhard is alvorens de voegen te vullen.
n
Daartoe gebruikt men een voegmortel die voorgeschreven is door de lijmfabrikant of een gewone voegmortel (*).
ge
Alvorens de lijm aan te brengen, moet de ondergrond droog zijn en zodanig behandeld dat hij zuiver is, d.w.z. stofvrij, zonder olievlekken, vet of cementhuid, goed hechtend (indien nodig moet men de niet koherente delen verwijderen) en vlak zijn. Zeer poreuse ondergronden kunnen een voorafgaandelijke behandeling (primer of bevochtiging) vergen, en dit volgens de aanduiding van de fabrikant.
De voegen moeten op een voldoende diepte worden schoongemaakt teneinde er de voegmortel te kunnen inbrengen zonder vlekken op de tegels te maken.
6.56 Ingebruikstelling
an
De gebruiksklare pastavormige lijm wordt innig gemengd, aangebracht op de ondergrond en gekamd met de door de fabrikant voorgeschreven getande spatel (tanden van 1 tot 4 rnrn).
er
d
ve
rv
Indien lijm met een oplosmiddel wordt gebruikt, moet men in goed verluchte lokalen werken. Men dient te weten of het produkt ontvlambaar is en de hiervoor nodige voorzorgen nemen, en vermijden dat de oplosmiddelen kunnen worden opgenomen door eetwaren.
TV
w
De in éénmaal in te strijken oppervlakte hangt af van de « open tijd» van de lijm die gewoonlijk 20 tot 30 minuten bedraagt. De betegeling gebeurt meestal door 'verlijming van de ondergrond (floating) en zelden door verlijming van de tegels Ibutterinq).
e
De tegels worden tijdens het plaatsen in de lijm geduwd en lichtjes geschoven (afb. 65).
« bij-
ez
Gebeurlijke aanpassingen moeten binnen de regeltijd » gebeuren.
D
Het is niet zonder risiko, zelfs verboden, de lijm in te grote dikten aan te brengen, daar dit een goede verharding en het bekomen van een goede hechting kan belemmeren. Men moet de voegen en de tegels schoonmaken (gewoonlijk met een vochtige doek) vóór het verharden van de lijm; de binding gebeurt sneller bij hoge temperatuur (verdamping van het water en/of het oplosmiddel) en/ of bij zeer absorberende tegels of ondergrond. (*) Zie § 7.12 (blz. 61). (* *) Zie literatuurlijst nr. 66.
56
Geen enkele beloping is toegestaan binnen de vijf dagen (**) na de plaatsing. Tussen vijf en vijftien dagen wordt enkel een licht voetgangersverkeer toegelaten.
6.6 PLAATSING IN HARSMORTEL (EPOXYHARS, POLYURETHAAN HARS, e.d.) 6.61 Definitie Dit plaatsingssysteem bestaat er in de tegels te leggen in een harsgebonden mortel, aangebracht in dunne laag, teneinde aan speciale eisen te kunnen voldoen.
6.62 Toepassingsgebied Dit betegelingssysteem wordt enkel toegepast in speciale gevallen die een bijzondere hechting, scheikundige weerstand of weerstand tegen speciale mechanische belastingen vragen. Men betegelt in droge omgeving en op beton, hout, metaal, tegels of op een dekvloer, op voorwaarde dat ze droog zijn aan het oppervlak, d.w.z. tot op 2 tot 3 mm diepte, op het ogenblik van het aanbrengen alsook gedurende de verharding van de harsmortel. Het oppervlak moet bovendien stofvrij zijn, zonder vet of andere schadelijke produkten of vervuiling.
Het mengen van de legmortel gebeurt "in de volgorde (normaal hars en vulstoffen, dan verharder) en in de verhouding door de fabrikant opgegeven. Deze verhouding kan veranderen volgens de omgevingstemperatuur. De levensduur van het mengsel verkort door een temperatuursverhoging en de verhouding verharder/hars. Anderzijds is het uitgesloten, zelfs onmogelijk, bij lagere temperaturen te werken en dit omwille van de moeilijkheden om een homogeen mengsel te bekomen (de komponenten lichtjes opwarmen kan er eventueel aan verhelpen), om dit mengsel uit te spreiden met de voorgeschreven spatel en om de tegels in deze laag harsmortel te drukken.
in
§ 2.24
Gewoonlijk treft men ze aan verpakt in twee dozen die de verschillende komponenten bevatten.
Op het ogenblik van en onmiddellijk na het mengen van het hars en de verharder doet zich een exotermische reaktie voor (met afgifte van warmte).
ge
De te plaatsen tegels moeten normale afmetingen hebben (maximaal 20 cm x 20 cm).
or
beschreven
do
worden
n
6.63 Materialen De harsmortels (blz. 32).
Kleine oneffenheden in het oppervlak kunnen worden weggewerkt door ze te vullen met een mengeling van twee delen harsmortel fhars + verharder) voor één deel (in gewicht) scherp zand.
de
Enkele speciale lijmen, zoals bijvoorbeeld polyuretaanlijm met één komponent, verharden met de omgevende luchtvochtigheid. Een vochtige ondergrond blijft in elk geval afgeraden.
De ondergrond moet droog, schoon en gaaf zijn. De hechting van de tegel zal niet groter zijn dan de kohesie van de ondergrond.
7
Ze zijn bestand tegen sommige scheikundige produkten, oplosmiddelen, zouten en andere. Het is nochtans aangeraden zich door de fabrikant te laten voorlichten nopens deze scheikundige weerstand.
De betegeling gebeurt in een dunne laag (2 tot 5 mrn) en in kleine werkvelden (± 1 m 2 ).
23
Harsmortels zijn geschikt voor vochtige lokalen, behalve tijdens het aanbrengen en het verharden. Sommigen zijn zelfs waterdicht indien ze in voldoende dikte worden aangebracht.
Voor sommige harsmortels zijn deze voorzorgen niet noodzakelijk.
TV
Harsmortels vereisen een stabiele ondergrond. Enkele formuleringen zoals epoxyharsen met weekmaker (polysulfide) en polyuretaanharsen (met te regelen elasticiteitsmodulus) kunnen op minder vormvaste ondergrond worden gebruikt.
Men moet binnen de omgevingstemperatuurgrenzen (minimum en maximum) opgegeven door de fabrikant werken.
an
De legzijde van de tegel moet vlak zijn en zonder teveel profielhoogte, d.w.z. een legvlak hebben dat een goed kontakt met het hechtmiddel toelaat.
w
6.64 Betegeling
er
d
ve
rv
De tegels moeten voldoende stevig zijn om te kunnen weerstaan aan de kracht, nodig voor het inkloppen van de tegels in de harsmortel (die gewoonlijk zeer viskeus is). Men dient tegels te kiezen die beantwoorden aan het gestelde doel voor het geheel (bijvoorbeeld weerstand tegen scheikundige produkten, ...).
D
ez
e
TV
Alvorens met de tegelwerken te beginnen, moet men aandachtig de richtlijnen van de mortelfabrikant lezen teneinde er zich van te vergewissen dat de nodige voorzorgen zijn genomen. De tegelzetter moet handschoenen dragen of zijn handen instrijken met een speciale zalf en elk kontakt met de harsmortel vermijden. Open kwetsuren en de ogen moeten speciaal worden beschermd (bijvoorbeeld door het dragen van een bril). Overvloedig wassen met water is noodzakelijk na kontakt met de huid. Om mortel van de huid te verwijderen mogen geen oplosmiddelen worden gebruikt. Bij ongeval moet men de richtlijnen van de fabrikant volgen en zonodig onmiddellijk een arts raadplegen. Men moet in een goed verluchte omgeving werken en de aanwezigheid van vuur of vonken (elektrische schakelaars, gereedschap, koelkast) verbieden.
De « open tijd » van een harsmortel is minimum 20 minuten. Deze tijd wordt nog verkort met de verhoging van de omgevingstemperatuur. Tijdens deze periode kan er zich nochtans aan het oppervlak een dunne film vormen die men door een draaiende beweging op de tegels tijdens het plaatsen moet breken. Een nazicht van de kontaktoppervlakte en de goede verdeling van dit kontakt zijn noodzakelijk. Vlekken op de tegels moeten vóór verharding met een vochtige doek worden verwijderd of met het door de fabrikant voorgeschreven produkt. Reiniging na verharding is gewoonlijk onmogelijk zonder schade te veroorzaken. De gebruikte gereedschappen worden regelmatig met water gereinigd of met een ander produkt indien dit voorgeschreven is door de fabrikant.
6.65 Voegen Naargelang het nagestreefde doel vult men de voegen met dezelfde harsmortel als deze gebruikt voor het betegelen (afb. 66, blz. 58) of men maakt de voegen op voldoende diepte schoon om ze met een voegmateriaal (*) te vullen na tenminste 12 uur. De uitzetvoegen, de afzonderingsvoegen en andere voegen moeten behandeld worden (**) in funktie van het voor het geheel nagestreefde doel.
(*) Zie § 2.3 (blz. 32). (**) Zie § 2.4 (blz. 34).
57
6.72 Plaatsing in warm bitumen
6.72.1 Toepassingsgebied Betegelen in warm bitumen wordt gewoonlijk slechts toegepast voor betontegels voor buiten, zoals dakterrassen bijvoorbeeld, op asfaltmembraan (roofing) of op een bitumineuze dichtheidsbekleding.
6.72.2 Materialen De cement- en betontegels zijn deze beschreven in § 2.12.2 (blz. 18) of in de Belgische normen.
Afb. 66 -
23
7
Het bitumen is beschreven in de norm NBN B 46-101 (**). Voegen met harsmortel.
TV
6.7 TE NEMEN VOORZORGEN IN AANWEZIGHEID VAN LEIDINGEN (***)
or
Het hechtmiddel bekomt zijn optimale eigenschappen gewoonlijk na 4 tot 8 dagen.
Voor de keuze van het uitvoeringstype en voor de. uitvoering zelf, moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van leidingen : een buis neemt plaats in en vermindert aldus de beschikbare hoogte voor de bekleding
do
Naargelang de gebruikte samenstelling kan het ingebruikstellen na enkele uren (± 6 h) gebeuren.
de
6.81 Gevolgen van de aanwezigheid van leidingen
6.66 Ingebruikstelling
een metalen buis is een goede geleider en kan in bepaalde gevallen « akoestische en termische bruggen » vormen
n
-
ge
6.7 PLAATSING IN BITUMEN
an
Dit plaatsingssysteem wordt niet meer of nog zelden gebruikt.
-
ve
rv
De plaatsing wordt daarom enkel ter informatie vermeld.
er
6.71.1 Toepassingsgebied
d
6.71 Plaatsing in een bitumineuze samenstelling
een buis heeft zijn eigen termische bewegingen (de uitzettingskoëfficiënt alsook de temperatuur kunnen verschillend zijn van deze van zijn omgeving).
6.82 Te nemen voorzorgen De volgende voorzorgen moeten worden genomen :
Het betegelen in een bitumineuze samenstelling is geschikt op beton, hout, cementgebonden dekvloeren of asfaltdekvloeren binnen.
het gebruik van hoogovenslakken is uit te sluiten in aanwezigheid van metalen buizen omwille van het groot risiko voor korrosie; het gebruik van calciumchloride of andere hulpstoffen die chloriden bevatten is uit te sluiten
w
TV
een buis kan op verschillende manieren aan korrosie blootstaan (elektro-chemisch b.v.): dit kan roestvlekken veroorzaken (bij metalen buizen) en zelfs waterlekken
Het systeem laat de opname toe van bepaalde bewegingen van de ondergrond.
De bitumineuze samenstelling (*) bestaat uit een mengsel van bitumen met droog onscherp zand.
de aanwezigheid en voornamelijk de kruising van buizen moet worden vermeden op de betegelingsondergrond, enerzijds omdat aldus zwakke plaatsen worden gevormd die men gebeurlijk moet versterken met een in de mortel geplaatste wapening, anderzijds kunnen er verschillen in temperatuur en in het gebruikte metaal van de buizen zijn; deze zullen bepaalde stromen veroorzaken. Bovendien moet bij kruising van buizen, de nodige vrije hoogte boven de draagvloer minimaal worden verdubbeld
Alle soorten tegels, met uitzondering van marmer en natuursteen, kunnen met dit systeem worden geplaatst.
bij een koncentratie van buizen, is het geraadzaam ze in sleuven of kokers te plaatsen die men bij voorbeeld achter de plinten plaatst, met als
ez
e
Het is af te raden op een verwarmde vloer en op oppervlakken waar aantasting door oliën, vetten of organische oplosmiddelen te vrezen is.
D
Deze bekleding is bestand tegen de belastingen van licht verkeer.
6.71.2 Materialen
(*) Zie § 2.25 (blz. 32). (* *) Zie literatuurlijst nr. 64. (** *) Zie literatuurlijst nr. 118.
58
-
bijkomende voordelen dat ze gemakkelijk bereikbaar zijn en een snelle opsporing mogelijk is bij eventuele lekken indien de buizen niet in een koker of sleuf kunnen worden geplaatst, is het noodzakelijk ze behoorlijk op de ondergrond vast te maken of ze bijvoorbeeld met mager beton te bedekken; men mag hiervoor nooit plaaster gebruiken
23
TV de or do
ge
het kontakt tussen metalen (buis, bevestigingsbeugel, ondergrond) van verschillende aard (koper, messing, staal, ...) en/of op verschillende temperatuur (warm en koud water, ...) moet vermeden worden, enerzijds om reden van het risiko (in vochtige omgeving) van elektrische stromen tussen de verschillende metalen die korrosie (elektro-chemisch) veroorzaken, anderzijds omwille van het risiko van kondensatie op de buizen, waardoor een vochtige en alkalische zone ontstaat die de uitwendige korrosie van de buizen aanwakkert; om deze risiko' s te vermijden moeten de buizen individueel worden omhuld en een dichtingsmembraan (tegen water en waterdamp) worden aangebracht, waaraan eventueel nog een termische isolatie kan worden toegevoegd
Afb. 67.
1. buis 2. kunststofvoeg 3. doorvoerkoker
n
de buizen moeten tegen korrosie behandeld zijn met een beschermprodukt dat goed aan de buizen hecht, niet gemakkelijk doorboord wordt en geen produkten (olie, vet) laat migreren door de bekleding waardoor verkleuringen kunnen worden veroorzaakt
7
een meerdikte op de vloerplaat is soms noodzakelijk voor de ommanteling van de leidingen; zulks wordt in het bestek van de architekt bepaald (*)
Doorvoerkoker voor een radiatorbuis.
rv
an
Afb. 68 -
ve
de buizen moeten goed van de aarding van het gebouw gescheiden zijn om elektrische zwerfstromen te vermijden
w
er
d
voordat de tegelzetter met zijn werkzaamheden begint, moet de bouwheer of zijn afgevaardigde zich van de perfekte dichtheid van de installatie, bij de installateur van het sanitair en / of de verwarming, overtuigd hebben
TV
door hun samenstelling en/of temperatuur zetten de buizen verschillend uit van de ondergrond of het skelet (**); men moet er aan denken de buizen in doorvoerkokers (afb. 67 en 68) in de muren en in de draagvloeren te plaatsen, kokers die minimum 1 cm boven het afwerkpeil van de bekleding steken; deze kokers moeten een vrije beweging van de buis toelaten en van een plastisch dichtingsprodukt tussen de buis en de koker voorzien zijn
D
ez
e
-
Afb. 69 Betegeling op dekvloer met ingewerkte vloerverwarmingsbuizen gelegd op een termische isolatie.
-
indien men te doen heeft met een zwevende vloer (termische enlof akoestische isolatie) (afb. 69), moet men speciale richtlijnen volgen teneinde te vermijden dat termische enlof akoestische bruggen worden gevormd.
(*) Zie ook hoofdstuk 3 (blz. 37). (**) Voorbeeld van de berekening van de uitzetting (zie Bijlage 9, blz. 82) Waarden van u : voor een stalen buis: u 12 x 10-6/K voor een keramische tegel: u = 5 x 10-6 / K Temperatuurverschillen: -10 60 z: 60 K warmwaterleiding : 70 - binnentegel : 30 -5 := 25 z: 25 K Vervorming ~I voor een lengte van 10 m : ~Ibuis : 12 x 10-6 / K x 60 K x 10 rn > 7,2 mm ~Itegel: 5 x 10-6/K x 25 K x 10 m := 1,25 mm
oe
oe oe
oe oe
oe
59
7 23
1. aan de afwerking het gewenste architektonisch en estetisch aspekt geven.
ge
De definities en de voor de voegen gebruikte materialen werden bestudeerd in de § 2.3 (blz. 32) en 2.4 (blz. 34).
n
do
or
de
TV
7. UITVOERING VAN DE VOEGEN
an
Belangrijk zijn:
-
een gelijkmatige tint voor het gehele vertrek. Men moet er dus over waken dat de voegmortel bereid wordt uit één enkel lot cement en zand, en dat de mengverhouding geëerbiedigd wordt. Men moet tevens vermijden dat er een verkleuring van de randen van de tegels ontstaat door een eventuele wisselwerking (keuze van het cement en het zand, aanwezigheid van vettige produkten, enz.)
-
een korrekte uitlijning, d.w.z. een buiten-rij zijn van maximaal 2 mm per 2 m lengte, vermeerderd met de toleranties op de afmetingen van de tegel.
ve
rv
Het ontwerp en de plaats van de voegen moeten bepaald zijn vóór men met de werkzaamheden begint, daar ze de verdeling (de schikking) van de tegels, de bevoorrading van de materialen en het werkkoncept bepalen (zie ook hoofdstuk 5, blz. 42).
er
d
De uitvoering van de voegen moet beantwoorden aan de gestelde eisen en het nagestreefde doel.
w
7.1 VOEGEN TUSSEN TEGELS (afb. 70) 7.11 Funkties van de voegen
D
ez
e
TV
De voegen tussen de tegels moeten de volgende funkties vervullen :
Afb. 70 Voegen tussen tegels in een gang en uitzetvoeg van het gebouw beschermd door een koperen profiel.
60
2. de toleranties op de afmetingen van de tegels opnemen De voegen moeten voldoende breed zijn teneinde de dimensionele toleranties van de tegels te kunnen opnemen en opdat ze op geen enkele plaats tot nul herleid worden (zie § 6.25, blz. 51). Het merendeel der tegels hebben zulkdanige fabrikatieafmetingen dat, indien men er de voegbreedte bijtelt, men een bepaalde modulus bekomt. Bijvoorbeeld, een tegel in geperst halfgres voor vloerbekleding, met gemoduleerde afmetingen 100 mm x 200 mm, heeft fabrikatieafmetingen van 93 mm x 193 mm, hetgeen toelaat voegen met 4 mm minimale breedte te hebben, rekening houdend met de aanvaarde fabrikatietoleranties.
7
De voegen kunnen het anti-slipgedrag van een bekleding verbeteren enerzijds door de plaats en de breedte van de voeg, anderzijds door zijn karakteristieken zoals het wateropslorpingsvermogen, de oppervlakteruwheid, faktoren. die voornamelijk hun invloed hebben in aanwezigheid van vocht op het oppervlak. Ze vervangen in geen geval de anti-sliptegels.
23
6. in sommige gevallen de water- en/of waterdampdiffusie mogelijk maken
TV
Indien men te doen heeft met waterdichte voegen en als er geen kapillaire opstijging is, moet men niet noodzakelijk waterdampdoorlatende voegen hebben. In de andere gevallen moeten ze wel waterdampdoorlatend zijn.
de
7. een bijkomende verbinding tussen tegels en legmortel verzekeren
or
Voegen die goed aan de tegel en aan de legmortel hechten verbeteren de totale hechting en het gedrag van betegeling ten opzichte van de mechanische invloeden.
7.12 Samenstellingen van de voegen
ge
De voeg mag niet te ruw zijn. Men moet daarom een samenstelling kiezen die gemakkelijk kan worden aangebracht. Men mag de afwerking van de voegen niet beschadigen door, bijvoorbeeld, het gebruik van houtzaagsel bij het reinigen van brede voegen (het reinigen met houtzaagsel van witte populier of zilverspar is enkel toegestaan voor voegen met een breedte kleiner dan 5 mrn), door een te laattijdige reiniging met vodden of door een reiniging met voor de voeg te aantastende produkten. Te ruwe en/of te poreuse voegen geven vlugger aanleiding tot vervuiling.
5. de anti-slipeigenschappen verbeteren
do
Om een goed gesloten en weinig ruw oppervlak te bekomen, moet een samenstelling worden gekozen die aangepast is aan het legsysteem en voegwerkwijze, alsook aan de breedte en diepte van de voeg. Bovendien moet zij goed aan de tegel hechten, hetgeen inhoudt dat de randen van de tegel schoon zijn en het vocht van de voegmortel of de dunne vloeibare cementmortel, niet te vlug opgezogen wordt. Als de tegels zeer poreus zijn, kan dit laatste verschijnsel verminderd worden door een bevochtiging van de betegeling enkele uren vóór het opvoegen. Een trage droging (en eventuele bevochtiging) kan aangeraden of noodzakelijk zijn. Een voortijdige beloping is af te raden, omdat dit de hechting tussen de tegel en de voegvulling, zelfs de legmortel, kan verbreken.
dukten te gebruiken die bepaalde bewegingen kunnen opnemen.
n
3. aan de bekleding een gesloten oppervlak verlenen voor de schoonmaak en eventueel een chemische weerstand geven
an
De samenstellingen van de voegen zijn over het algemeen de volgende: zuiver cement voor de dunvloeibare cementvoegspecie, een mortel van 3 volumes cement voor 1 volume zeer fijn zand voor smalle voegen ( ~ 1,5 mrn) en mortel van 1 volurne cement voor 1 volume fijn zand voor brede voegen ( ± 2 tot 5 rnrn), of een mortel van 1 volume cement voor 2 volumes zand voor bredere voegen. Voor speciale samenstellingen met harsen en andere, wordt verwezen naar § 2.33 (blz. 32) en de aanduidingen van de fabrikant.
TV
w
er
d
ve
rv
Indien er een scheikundige weerstand (fabrikatie, reiniging) van de tegels en voegen vereist is, moet men de voegen uitvoeren met een harsmortel, die aan de voorziene aantasting weerstaat. Deze harsmortel kan met de spuit of het voegijzer uitgevoerd worden. Vermelden wij nog dat een volledige dichtheid zelden bereikt wordt. Het is daarom noodzakelijk de tegels in een aangepaste harsmortel te plaatsen (epoxy, polyurethaan) (*). Men moet de aanduidingen volgen van de fabrikant van deze produkten en goed de eisen vastleggen zoals de verschillende scheikundige produkten, hun temperatuur, de mechanische belastingen.
ez
e
4. de spanningen in de bekleding verdelen en de verkeersbelasting dragen
D
De voeg moet enerzijds een voldoende mechanische weerstand (druk, sleet, schokken) hebben om de verkeerseffekten, rolschokken en andere op te nemen, anderzijds moet ze zekere vervormingen kunnen opnemen voordat de tegels loskomen of breken. Men moet onder andere het gebruik van te grote korrels, die tussen twee tegels kunnen geklemd geraken, vermijden. In speciale' gevallen zal het gewenst zijn harspro-
In sommige gevallen (risiko voor vervormingen b.v.) kan het interessant zijn met minder sterke voegen te werken teneinde teveel spanningen in de tegels te vermijden.
7.13 Opvoegen Het opvoegen met cementvoeg specie is beschreven in § 6.25 (blz. 51). Het opvoegen kan manueel met het voegijzer of door inborstelen van een dunvloeibare cementvoegspecie gebeuren. Er bestaan ook machines voor het opvoegen bestaande uit een plaat, bezet met segmenten, die draait en alzo de voegen vult en de mortel aandrukt. Het gebruik van deze machines kan zeer nuttig zijn bij grote oppervlakten.
(*) Zie § 2.33 (blz. 32) en tabel 9 (blz. 33).
61
7.2 UITZETVOEGEN
Tabel 13
De uitzetvoegen hebben de funktie de vervormingen, te wijten aan termische en hydrische veranderingen, op te nemen. Ze moeten voorzien worden ter plaatse van de uitzetvoegen van de ondergrond en ze moeten dezelfde breedte hebben.
Afstand tussen de voegen (m)
Bijkomende uitzetvoegen moeten worden voorzien op plaatsen waar de draagkracht van de ondergrond verandert, bijvoorbeeld overgang van een voetplaat in beton naar volle grond.
Breedte van de voeg (mrn)
Dikte van de voegmassa (rnm)
8 10 12 15
10 15 20 25
2 4 6 8
TV
23
7
Indien de betegeling op een dekvloer gebeurt, dekvloer die op een scheidingsfilm geplaatst is, en indien deze bekleding en haar onderlaag aan grotere termische bewegingen kunnen onderhevig zijn dan de ondergrond, is het noodzakelijk bijkomende uitzetvoegen te voorzien.
Voor een donkere bekleding en in erg aan de zon blootgestelde omstandigheden wordt de afmeting van de uitzetvoeg met 20 % verhoogd.
Teineinde de gevolgen van dimensionele vervormingen te beperken, zijn uitzetvoegen te voorzien voor oppervlakten van 50 m 2 en 8 m lengte of meer voor binnen; buiten moet men zich beperken tot 6 m lengte.
De uitvoering van de voeg verloopt als volgt:
or
-
vullen van de voegbodem met een aangepast materiaal (zie § 2.43, blz. 35)
-
eventueel beschermen van de tegelranden naast de voeg
n
-
do
schoonmaken van de kanten van de voeg
rv
TV
Tegels
w
er
d
ve
De breedte van de voeg en de afstand tussen de uitzetvoegen is funktie van de gekozen tegel (samenstelling en afmetingen) (tabel 12) en de voorziene bewegingen. Tabel 12
D
ez
e
Beton Getrokken gres Klein formaat
mengelen en aanbrengen van het voegprodukt
-
gladstrijken van het voegmateriaal
-
wegnemen van de ter bescherming van de tegelrand aangebrachte plakband.
Het in gebruik stellen gebeurt ten vroegste vier dagen na de uitvoering van de voeg. Voorts moet rekening worden gehouden onderstaande opmerkingen :
de verhouding breedte/dikte van de voeg is belangrijk voor de hechtoppervlakte, de kracht uitgeoefend bij de bewegingen of de insnoering door de beweging
-
indien er kontakt is met drinkwater of eetwaren, alsook voor zwembaden (afb. 71 en 72), moet een gesilikoneerd rubber worden gebruikt (zie ook tabel 9, blz. 33)
-
in geval van min of meer grote mechanische belastingen op het oppervlak moet een versterking van deze voegen worden voorzien door een metalen hoekijzer en/of een beschermingsprofiel (afb. 73).
(mrn)
10 tot 30 10 tot 15 6 tot 10
met
-
Breedte van de voeg
De berekende totale beweging mag 20 % van de breedte (zie tabel 10, blz. 36) van de voeg niet overschrijden. Als algemene regel gelden de aanduidingen van tabel 13.
62
eventueel aanbrengen van een primer op de kanten van de tegels
-
an
Deze cijfers laten toe de voorziene bewegingen te berekenen in funktie van het gebruikte materiaal en de temperatuur- en vochtigheidsveranderingen.
-
ge
De termische en hydrische uitzettingskoëfficiënt alsook de elasticiteitsmodulus worden, voor de meeste in de bouw (en voor betegeling) gebruikte materialen, gegeven in bijlage 9 (blz. 82).
de
Voor een aan de ondergrond hechtende betegeling, moeten uitzetvoegen worden voorzien terplaatse van de werkende voegen (bestaande of te voorziene scheuren) van de draagvloer.
7
3
9
"
10
2
9
8
......----..-7
J::::~~~~m:::=====.-6
.::. .. . ~,.' .. ,.
.'
. :' ..".
5 ......- - 4
-; ..'~
........
:
3
..
.'
2
I· :.·:'/:'~:· : .::.:: ~:.: :' ~.,~::.; ··~.·::/:.·.?·\;·:;{:·~~:~;);j·::r;x. ~.~~
1
8
23
8
"
or 10
an rv
9
er
d
ve
11
••
I
13
ez
e
(
3 2
TV
.: .
I ..
...--+--4
w
..
_____-6
I lIJ"H"-,:--,,....-.,,-..,;""";-":""-I---
D
lIII--'-~_ _
,.-I----r-~-..-:-.;.~_I__-
Afb. 72 1. 2. 3. 4. 6. 7. 8. 9. 11. 13.
11
.-..-- 6 3
if·~:~:':~: .: .H}i:.::'(,.;~'.::;. ~:. ::. ~;: '~: :!':- '-~.~':'~Sl ~ 9
::
8
ge
Afb. 71 - Dichtingsprofiel in een uitzet- of scheidingsvoeg. 1. draagvloer 2. dichtingsmembraan 3. glijmembraan 7. tegel 8. vulmateriaal van de voegbodem 9. elastisch voegmateriaal 11. vulling met gesloten poriën 12. ingewerkt afdichtingsprofiel
de
12
do
,
7
n
(
9
TV
10'
7
F~~·:··
I
-7 6
.
!.:{Mi·: :': : ;: ':i· : .~:':·: ~:;·:;· ·:'~: ;:': :~ : - :' ~.:',:'::~:. : :;..{\/:~t-
3
2 1
Afb. 73 - Versterking of bescherming van een uitzetvoeg. 1. draagvloer 2. dichtingsmembraan 3. glijmembraan 4. dekvloer 5. wapening 6. Iegmortel 6'. mortellijm 7. tegel 8. vulmateriaal van de voeg bodem 9. elastische voegkit 10. hoekijzer Iinox. messing) 10'. beschermprofiel
l
8
Dichte uitzetvoeg.
draagvloer dichtingsmembraan glijmembraan dekvloer Iegmortel tegel vulmateriaal voor de voeg bodem elastische voegmassa vulmateriaal met gesloten poriën hellende dekvloer
63
7.3 SCHEIDINGS- EN RANDVOEGEN (afb. 74 en 75) Scheidings- en randvoegen hebben als doel de vloer te scheiden van de vaste elementen van het gebouw (kolommen, steunen, muren, sterfputten, enz.), Ze bestaan uit een uitgespaarde ruimte tussen elke hindernis en de vloerplaat.
-
bepaalde bewegingen krimp, zetting)
toelaten
(uitzetting,
-
termische en akoestische bruggen vermijden.
De uitvoering bestaat uit het plaatsen van een dun membraan (roofing of andere) of een dik membraan (elastisch materiaal) in de uitgespaarde ruimte. De voegen hebben meestal een breedte van 5 tot 10 mm (of meer indien de bewegingen zulks vereisen, zie § 7.2, blz. 62) en worden opgevuld met een samendrukbaar materiaal (vulmateriaal, zie § 2.43, blz. 35) met gelijkaardige eigenschappen als deze van het isolatiemateriaal (termisch en akoestisch),
7
De breedte van deze ruimte verschilt volgens de funktie van de voeg:
23
--r-~-
Deze materialen worden meestal bedekt met en soepel voeg produkt.
TV
"',,1---1--- 2 tt-+--- 3
Een ander systeem .bestaat er in deze samendrukbare materialen minimum 5 mm te laten uitsteken boven het eindniveau van de betegeling. Door het plaatsen van de plint verbergt men het uitstekende gedeelte; tussen plint en betegeling voorziet men een dichtheidsvoeg.
de
4
5
rv
an
ge
n
do
or
Er zijn andere uitvoeringsvarianten mogelijk. De keuze ervan wordt bepaald door het gewenste doel en door de ondergrond waarop men werkt.
ve
2
er
4
d
3 8
7 Afb. 75
Omtreksvoeg (scheidingsvoeg) tussen een betegeling en een sierbetonmuur.
D
ez
e
TV
w
6
Afb. 74 - Scheidingsvoegen. Boven, normale plaatsing Onder, plaatsing op zwevende dekvloer 1. muur (kolom, ...) 2. Iegmortel 3. plint 4. soepele dichtingsvoeg 5. vulmateriaal 6. dekvloer (dikte funktie van de gebruiksbelasting en van de gebruikte isolatie) plus legmortel 7. isolatie 8. dichtingsmembraan 9. tegel
64
7.4 KRIMP-BUIGVOEGEN Krimp-buigvoegen hebben tot doel op de gewenste plaats het scheuren, veroorzaakt door krimp en vooral door het holtrekken door de termische gradiënt, te lokalizeren. Er wordt aangenomen dat de hydraulische krimp van de cementmortel doorgaat in de tijd. Krimp-buigvoegen verdelen de plaat in panelen van zo mogelijk vierkante vorm (verhouding lengte/ breedte: maximaal 3/2) en met een oppervlakte van 30 tot 50 m 2 voor de niet aan de grondplaat hechtende bekleding, en van veranderlijke oppervlakte voor de zwevende bekleding (funktie van de dikte en de wapening van de bekleding, de aard van
de elastische mat en de gebruiksbelasting ). In het geval van niet hechtende bedekkingen is het aan te raden krimp-buigvoegen te voorzien in de steunvloer ter plaatse van elke aangebrachte werkende voeg of van voegen die toevallig ontstaan zijn. De uitvoering behelst het insnijden met de spaan in de verse mortelmengeling.
23
7
Deze soort voegen wordt zelden toegepast en, indien nodig voor de hoger vermelde redenen, zal men door bijkomende uitzetvoegen voorzien.
7.5 UITVOERINGSVOEGEN
Uitvoeringsvoeg tussen twee vertrekken met verschillende betegelingen.
de
TV
Afb. 76 -
Uitvoeringsvoegen worden gewoonlijk gevormd door een rechte insnijding met de spaan in de verse mengeling met inbouw van een verbindingsnet (50 tot 100 cm).
A
:··.: ·····::~··:··I : .. :::::.::.,;: ~:·};·~t:.:..·::·:.:.:. ~:·.;.~.~. . .;...}.:.~..~t. ';.: :;:~;J ...
,
'
.
-. . • • . ' .•.. , . . .
:
".- . . . . :
I
:
do
.:: :
or
Uitvoeringsvoegen (of hernemingsvoegen) zijn voegen die ontstaan door het werken in « baaien » of panelen (afb. 76) of door het stoppen van het werk op het einde van de dag (afb. 77).
I::,:
ge
Struktuurvoegen moeten worden voorzien ter plaatse van de verandering van het draagvermogen van de steun Ib.v. overgang van volle grond naar funderingsvoetstuk voor kolommen, enz ...).
n
7.6 STRUKTUURVOEGEN
{;..
I
an
Afb. 77 - Uitvoeringsvoeg na het stoppen van het werk. A. voeg gevormd door een "rechte onderbreking in het verse mengsel B. inwerking van een verbindingsnetwerk
D
ez
e
TV
w
er
d
ve
rv
Ze worden uitgevoerd zoals scheidingsvoegen en uitzetvoegen.
65
7 23 or
de
TV
8. ONDERHOUD
of fluateren voordat ze perfekt gereinigd is en droog is (zes maand of meer voor zeer poreuse tegels).
De reiniging maakt deel uit van de afwerking van de vloerbetegeling (*) en omvat de reiniging die onmiddellijk na het gieten van de voeg wordt uitgevoerd.
Tot zolang gebeurt het onderhoud uitsluitend met water met een reinigingsmiddel (lichtjes alkalisch), bruine zeep of marseille-zeep. Deze reinigingsmiddelen hebben als funktie de vervuiling te doen emulgeren teneinde ze in het reinigingswater op te nemen.
n
ge
an
Deze reiniging wordt enkel uitgevoerd met een droge of lichtjes bevochtigde doek, of met fijn zaagsel van wit hout (zie ook § 6.25, blz. 51).
do
8.1 ONDERHOUD EN BEHANDELING VOOR DE INGEBRUIKSTELLING
ve
rv
Men verwijdert alle vlekken van de legmortel enlof de voegmortel, of de lijm, en dit zonder de voegen uit te hollen.
er
d
8.2 REINIGING OP HET EINDE VAN DE BOUWPLAATSWERKEN
w
De reiniging op het einde van de bouwplaatswerken maakt geen deel uit van de afwerkingswerken door de teqelleqqer.
TV
Dit werk moet uitgevoerd worden met absolute vermijding van produkten die de voegen en de tegels kunnen aantasten.
D
ez
e
Indien reiniging met water niet volstaat, moet men de tegelzetter of een ander deskundige raadplegen, daar de reiniging funktie zal zijn van het type van bekleding en de aard van de vlek. Beschermingen zijn te voorzien en op de grond open te spreiden wanneer produkten worden gebruikt die de betegeling kunnen bevlekken (olie, vettige voorwerpen, verven, beitsmiddelen ,...).
8.3 REGELMATIG ONDERHOUD Men mag een betegeling nooit inoliën, boenwassen
Het gebruik van speciale produkten (**) is enkel aangewezen in geval kalkafzettingen (stortbaden, baden ...) moeten worden verwijderd.
Daarna moet overvloedig met water worden gewassen en dit omwille van het risiko de voegen aan te tasten. Indien zich gedurende de droogperiode migratie van zouten naar het oppervlak voordoet, zouten die witte sporen nalaten, reinigt men met water met een weinig azijn (azijnzuur). Indien de sporen blijven bestaan moet men de tegelzetter raadplegen. Bijlage 8 (blz. 81) geeft een lijst van speciale reinigingsprodukten of produkten voor het ontvlekken, de te nemen voorzorgen bij gebruik, alsook de stoffen die vlekken kunnen veroorzaken. Deze lijst wordt enkel ter inlichting gegeven (**). Voor de bekledingen in gebakken aarde of andere poreuze materialen moet een voorafgaandelijke behandeling worden voorzien indien men het binnendringen van vlekkenmakers in de tegel wil vermijden. Om die reden doordrenkt men de bekleding met een mengsel van reukloos gemaakte petroleum of terpentijnolie met lijnolie in een verhouding 1I 1. Deze bewerking wordt zonodig herhaald met tussenpozen van minimum één dag. Men kan ook andere mengsels gebruiken, zoals vloeibare was (zonder silikonen), of maagdenwas
(*) Zie ook literatuurlijst nr. 66. (**) Het is altijd geraadzaam een voorafgaandelijke proef op een weinig in het zicht liggende plaats uit te voeren.
66
Om deze vlekken te verwijderen worden soms tamelijk gekoncentreerde zuren gebruikt met al de risikc's die hieruit voortvloeien voor de tegels, voegen en de uitvoerder (spatten, schadèlijke dampen, enz.),
an
ge
n
do
or
de
TV
Bij geëmailleerde tegels gebeurt het reinigen met
Vóór de volledige uitdroging van een betegeling zullen de beschermende behandelingen geen goed resultaat geven daar de vochtigheid die ze bevat nog moet migreren en verdwijnen, hetgeen een kruipen van de beschermprodukten en van de zouten (uitbloeiingen) veroorzaakt, en aldus moeilijk te verwijderen vlekken vormt.
7
Voor niet poreuse keramische tegels met rustiek uitzicht bijvoorbeeld, kan men een behandeling uitvoeren met lijnolie die men 24 h laat indringen, gevolgd door ontvetten met een gewoon wasmiddel. Vervolgens spreidt men zeepschilfers uit die men bevochtigt en energiek borstelt, om te eindigen met wassen met overvloedig water. De lijnolie mag vervangen worden door paraffineolie of geschikte speciale produkten.
water, eventueel met een weinig zeep of een kleine beetje ammoniak. Men mag nooit krassende of schurende produkten gebruiken.
23
gemengd (in waterbad) met terpentijnolie. Het periodiek onderhoud bestaat in een behandeling met boenwas met silikonen, waardoor het binnendringen van water wordt belet en een gesatineerd of blinkend aspekt wordt verkregen.
d
ve
rv
9. ARBEIDSVEILIGHEID EN HYGIENE
D
ez
e
TV
w
er
Men moet de geldende reglementering naleven voor wat de risiko' s en de te nemen voorzorgen betreft, alsook de aanwijzingen van de fabrikant van het produkt welke gevaarlijke bestanddelen bevat (afb. '78).
Afb. 78 -
Verpakkingen met verwittigingssymbolen voor gevaar.
(*) Zie literatuurlijst nr. 92.
67
7 23
De totale termische weerstand van een geheel is : d d d R = _1_ + _ 2 + _ 3 + ... Ri + Re À
n
t
1
met d
ge
De hier behandelde technische begrippen hebben betrekking enerzijds op het akoestisch en termisch komfort, anderzijds op de energiebesparing (termisch).
do
or
de
TV
10. TECHNISCHE BEGRIPPEN
À
an
Deze technische noties worden enkel ter inlichting gegeven, de berekening van de isolatie is niet in de bevoegdheid van de tegelzetter.
Ri en Re
À
3
dikte van het materiaal termische geleidbaarheid van het materiaal oppervlaktedoorlaatweerstand (funktie onder andere van de horizontale of vertikale ligging bij voorbeeld)
d
10.1 TERMISCHE ISOLATIE (*)
2
ve
rv
De akoestische en termische eigenschappen zijn belangrijk bij de keuze van de opvatting van de bekleding.
(**)
À
er
De termische isolatie van een geheel, een lokaal, een vloerbekleding heeft invloed op : het warmteverlies
-
de luchtbeweging
-
het termisch komfort.
TV
w
-
ez
e
Het warmteverlies is gelijk aan (trs - te) W/m 2 Q =
D
met R
t rs te
R
termische weerstand van een geheel (vloerplaat, dekvloer, tegel b.v.) in
m2K/ W binnentemperatuur (warme zijde) buitentemperatuur (koude zijde)
Indien men de warmteverliezen zo klein mogelijk wil houden, moet R zo groot mogelijk zijn (trs
te) zo klein mogelijk zijn
(*) Zie ook literatuurlijst nr. 3. (**) À : lambda.
68
Afb. 79 -
Proefpost voor de meting van de termische geleidbaarheid.
Dus, voor een minimaal energieverlies, moet de kwaarde minimaal zijn voor het geheel en het temperatuursverschil tussen binnen en buiten minimaal.
Een ander begrip of waarde is de k-waarde of de termische transmissiekoëfficiënt :
=
De À-waarden van enkele materialen worden in bijlage 10 (blz. 83) gegeven.
d
+ _2_+ ... + Re À2
23
7
De tekst die volgt geeft in het tJ.~i:z.onde.r de termische karakteristieken van een vloer en is overgenomen uit het artikel « Termische isolatie van woninqen » (*).
Inderdaad, de grond zelf speelt hier de rol van isolatiemateriaal.
Een behoorlijke vloerisolatie heeft als voordelen :
De warmteverliezen zullen dan ook het grootst zijn daar waar de grondmassa tussen de onderzijde van de vloer en de buitenomgeving de kleinste dikte heeft, d.i. aan de buitenranden van het gebouw (afb. 34, AB).
-
minder warmteverlies langs de vloer, en dat betekent minder stookkosten.
de
hogere oppervlaktemperatuur van de vloer, wat essentieel is voor het voetkomfort
In principe kan men zich dus beperken tot het aanbrengen van een extra isolatielaag langs de buitenkanten van het gebouw over een breedte van 1,50 tot 2 m.
or
We merkten al op dat de laagste vloer van de normaal verwarmde ruimten geïsoleerd moet worden. Deze vloer kan :
do
-
TV
6. VLOERISOLATIE (**)
De totale weerstand die in dit geval zou moeten bekomen worden langs de randen tussen de verwarmde binnenruimte en de onderzijde van de isolatielaag kan vastgesteld worden op ongeveer
-
geplaatst zijn boven een kruipruimte of een niet verwarmde kelder
Rt = 1 m 2K/ W
-
rechtstreeks in kontakt zijn met de volle grond.
rv
an
ge
n
rechtstreeks in kontakt zijn met de buitenlucht, b.v, vloeren boven doorritten en uitkragende vloerdelen
ve
De vloeren in rechtstreeks kontakt met de buitenlucht zijn natuurlijk het sterkst blootgesteld en moeten dus ook het best geïsoleerd worden.
er
d
Voor dit type vloeren geldt dan ook dezelfde streefisolatiewaarde als voor de gewone buitenmuren, namelijk
w
k ~ 0,4 W/m 2K
TV
Voor de vloeren boven niet verwarmde ruimten of boven licht geventileerde kruipruimten lijkt het redelijk een waarde na te streven van
of m.a.w. de gewenste· k-waarde tussen de binnenruimte en de onderzijde van de vloer zou niet hoger mogen zijn dan
k = 1 W/m 2K Omwille van konstruktieve redenen en omwille van het gemak van de uitvoering zal dikwijls geopteerd worden voor een algemene vloerisolatie. In dit geval kan dezelfde streefwaarden van R en k (R = 1 m 2 K/W of k = 1 W /m 2K) aangehouden worden.
De vloeren die direkt op de volle grond geplaatst worden, vormen een apart geval.
Aangeraden wordt er voor te zorgen dat deze muurdelen {tenminste over een diepte van 1,50 m
D
ez
e
k ~ 0,6 W/m 2K
Wat hiervoor gezegd werd voor vloeren in kontakt met de volle grond blijft ook geldig voor muurdelen in kontakt met de grond.
,
/ /
/ /
/
/ /
...
/
/
/
/'
/'
/////////
/
/
;: ...., :.: / / / / / / / / / / / / / / / / / ///////,///////////////// / / / / / / / / / / / / / / / / / / / ,/,/ / /"
Afb. 34
/ ,/
// /
/
/
//// / /"
/
/
/
/
//'
/
/
Termische verliezen door de vloer.
(*) W.T.C.B.-tijdschrift nr. 4, december 1979 Iliteratuurliist nr. 116). (* *) De afbeeldingen in deze paragraaf zijn geschematizeerde voorbeelden van de plaatsing van de isolatie en geen
uitvoeringsplanrien.
69
vanaf het grondniveau} ,een k-waarde hebben die niet hoger is dan k = 0,6 W /m 2K Ik-waarde tussen de verwarmde ruimte en de buitenzijde van het geïsoleerde rnuurdeel) (afb. 35).
Isolatiemateriaal
6
k
draagvloer draagvloer in holle in gewaprefabelepend menten beton in beton
7
I
=1
23
=0
Toe te voegen isolatiedikte voork 0,4 W/m 2 K (cm)
TV
k
Tabel 16
PUR/PIR-schuim Geëxtrudeerd PS-schuim
Vloer en muur in kontakt met de grond.
Minerale wol en geëxpandeerde PS-schuim
6,9
8,1
7,9
Houtwol-cementplaten (À = 0,12)
24,2
. 23,7
Geëxpandeerde kleikorrels (los gestort) (À = 0,20)
40,4
39,6
De k-waarde van een dergelijke konstruktie is ter grootte van 2 W /m 2K wat veel te hoog is.
do
n
ge
De vloer bestaat meestal uit een plaat van gewapend beton of uit holle geprefabriceerde platen met daarop een dekvloer en de vloerbekleding.
zal altijd een moeilijk te neutralizeren koudebrug doen ontstaan (afb. 36).
an
Verbetering is dus nodig.
6.11 Isolatie tussen draagvloer en dekvloer
k ~ Or4 W/m 2K
ve
rv
Tabel 16 geeft enkele toe te voegen materiaaldikten om te beantwoorden aan de voorwaarde
d
Uiteraard moeten de gegeven waarden afgerond worden naar de gangbare handelsmaten.
w
er
Uit tabel 16 blijkt dat bij isolatie met houtwolcementplaten en los gestorte geëxpandeerde kleikorrels onrealistische dikten nodig zijn.
Wanneer er wordt afgewerkt met een steenachtige dekvloer, dan wordt het isolatiemateriaal onderworpen aan de vloerbelasting. Om scheurvorming in de dekvloer en in de eventuele betegeling te vermijden gebruikt men een voldoende stijf isolatiemateriaal. In aanmerking komen : -
platen van PUR- of PIR-schuim harde platen in minerale wol met volumemassa van minstens 100 kq/rn? cellenglas
-
kurkplaten.
D
ez
Dikwijls sluit de vloerplaat aan op een randbalk in de gevel of loopt de vloerplaat gewoon door tot in het gevelvlak. Een dergelijke konstruktiewijze
platen van geëxpandeerd of geëxtrudeerd polystyreenschuim (minimum 25 kg/m 3)
-
e
TV
De isolatie kan tussen draagvloer en dekvloer geplaatst worden ofwel onder de draagvloer ofwel boven de draagvloer waarbij afgewerkt wordt met een plankenvloer.
Afb. 36 -
70
7,1
or
6. 1 Vloeren in rechtstreeks kontakt met de buitenlucht (boven doorritten of uitkragende vloeren) (te bereiken k-waarde = 0,4 W/m 2K)
5,5
de
Afb. 35 -
5,6
Termische brug.
een
Bij gebruik van spijkerflensdekens in minerale wol zal een dikte van 10 cm volstaan om een k-waarde van 0,4 W /m 2K te bekomen.
De vervormingen van de isolatielaag bepalen de dikte van de dekvloer. Bij grote vervormingen moet de dikte opgevoerd worden: minimum 40 à 45 mm voor dekvloeren in grindbeton en minimum 25 à 40 mm voor dekvloeren in anhydriet.
6.2 Vloeren boven kruipruimten of niet verwarmde kelders (te bereiken k-waarde = 0,6 W/m 2K)
Het is aan te raden de dekvloer van een lichte wapening te voorzien.
De aan de vloer toe te voegen isolatiedikten om te komen tot k = 0,6 W /m 2K worden voor verschillende materialen opgegeven in tabel 17.
23
Konstruktief kunnen dezelfde oplossingen gekozen worden als besproken bij de vloeren boven open doorgangen.
TV
Een waterkerende laag boven het isolatiemateriaal, b.v. kunststoffolie, belet het opnemen van water uit de vers gestorte dekvloer.
7
De isolatie wordt geplaatst op een effen afgestreken draagvloer. Leidingen voor sanitair en elektriciteit worden in de afstrijklaag ingewerkt.
Tabel 17
or
6.12.1 Het isolatiemateriaal kan gebruikt worden als verloren bekisting voor platen in gewapend beton.
de
6.12 Isolatie onder de draagvloer
do
Als mogelijke isolatiematerialen kunnen geciteerd worden PUR- en PIR-schuimplaten, geëxtrudeerd of geëxpandeerd polystyreenschuim (volumemassa minimum 25 kg/m 3).
Toe te voegen isolatiedikte voor k =0,6 W /m 2K (cm)
Isolatiemateriaal
an
ge
n
Bij gebruik van geëxtrudeerde schuimplaten moet de extrusiehuit langs de bovenzijde verwijderd worden om hechting aan het beton te verzekeren.
rv
Men kan ook gebruik maken van schuimplaten gekacheerd met houtwol-cementplaten.
d
ve
6.12.2 Bij prefab draagvloeren en bestaande betonplaten kan de isolatie tegen de plaat gekleefd of mechanisch bevestigd worden.
w
er
Hiervoor komen, naast de voornoemde platen, ook harde platen in minerale wol en kurk in aanmerking.
TV
Voor kleven van kunststofschuimen gebruikt men lijmsoorten die het schuim niet aantasten.
draagvloer draagvloer in holle in gewaprefabelepend menten beton in beton
PUR/PIR-schuim
3,3
3,2
Geëxtrudeerd PS-schuim
4,1
4
Minerale wol en geëxpandeerd PS-schuim
4,7
4,6
Houtwol-cementplaten (À = 0,12)
14,2
13,7
Geëxpandeerde kleikorrels (los gestort) (À = 0,20)
33,3
22,9
ez
e
6.12.3 Men kan ook een latwerk tegen de draagvloer bevestigen en de velden opvullen met minerale wol of enig ander isolatiemateriaal.
D
Afwerking kan dan met gipskartonplaten, asbestcement, planchetten, bepleistering op draadwerk, enz. Draagvloeren uit houten balken vormen een speciaal geval. Hier kan het isolatiemateriaal eenvoudig tussen de balken geplaatst worden. Naast de harde isolatieplaten komen vooral minerale wolmatten met spijkerflenzen in aanmerking. Men lette er op dat het isolatiemateriaal goed tegen de houten balken aansluit teneinde konvektieve luchtlekken te vermijden.
6.3 Vloeren op volle grond (k
= 1 W/m 2K)
Isolatie van vloeren op volle grond kan geschieden door: -
isolatiemateriaal te plaatsen tussen bouwvloer en dekvloer
-
gebruik van een dekvloer in licht beton.
ruw-
Om vochtopname door het isolatiemateriaal of door de dekvloer te beletten wordt op de effen afgestreken ruwbouwvloer een waterkerende laag gelegd (kunststoffolie, bitumen, enz.) (afb. 38, blz. 72).
71
6
Tabel 18 Dikte van de dekvloer of de isolatie voor
Samenstellende lagen boven de ruwbouwvloer
7 23
de
2,3
do
2,6
6.11.
ge
§
an
ve
w
er
d
Een vloerplaat in zwaar beton geeft een goede isolatie voor luchtgeluiden (door zijn groot volumemassa), maar geeft daartegenover zeer gemakkelijk de geluiden, veroorzaakt door beloping van deze vloer, door naar het onderliggende lokaal.
e
TV
Men spreekt van een schokgeluid-niveau (l.n] dat het peil is (in dB) (**) van de gemiddelde akoestische druk in een lokaal, gelegen onder de vloerplaat die de mechanische schok ontvangt.
D
ez
De akoestische verbetering t.O.V. de schokgeluiden (Lin, te wijten aan de aanwezigheid van een zwevende vloer bijvoorbeeld en/of een vloerbekleding, wordt gekenmerkt door het verschil in het gemeten spektrum onder de onbeklede typevloerplaat en het gemeten spektrum op diezelfde vloerplaat, bekleedt met de zwevende vloer of een vloerbekleding. De akoestische verbetering wordt uitgedrukt door Lil in dB. De akoestische verbeteringsindex €X (in dB) is gelijk aan Lil + X (0 tot 40 dB) volgens de frekwentiebanden; X = 0 voor zeer weinig elastische bekle-
72
1,8
Ten aanzien van de dekvloer op isolatiemateriaal gelden dezelfde voorzorgen als behandeld in
rv
Bij een vloerbedekking wordt het akoestisch komfort beïnvloed door twee fenomenen, enerzijds de verzwakking van de impaktgeluiden (schokgeluiden) of de belopingsgeluiden, anderzijds de verzwakking van de luchtgeluiden (stem, radio, ...).
(*) Zie literatuurlijst nr. 2 en 39. (**) dB : decibel.
13
or
De hier bedoelde k-waarde is deze die men bekomt tussen de bewoonde ruimte en de onderzijde van de geïsoleerde vloer.
10.2 AKOeSTISCHE ISOLATIE (*)
27
Geëxpandeerde kleikorrels (À =0,2) onder dekvloer van 40 mm (À = 0,35) Isolatie onder dekvloer: - PUR/PIR-schuim - geëxtrudeerd PS-schuim - minerale wol en geëxpandeerd PS-schuim
De dikte nodig van de isolatielaag of van de isolerende dekvloer om te komen tot k = 1 W / m 2K is opgenomen in tabel 18.
Boven het isolatiemateriaal wordt een waterkerende laag aangebracht teneinde te verhinderen dat water opgenomen wordt uit het vers gestort beton van de dekvloer.
Dekvloer in licht beton (À j = 0,35)
TV
Afb. 38 - Vloer op volle grond. ruwbouwvloer uitvlaklaag waterdicht membraan isolatie dekvloer betegeling
(cm)
n
1. 2. 3. 4. 5. 6.
k= 1 W/m 2K
dingen, X = 40 voor tapijten en/of een zwevende vloer op een elastische mat met kleine dynamische stijfheid. De dynamische stijfheid S (in kgf crn'') is een faktor om de kwaliteit te waarderen, d.w.z. de elastische vormveranderingsarbeid van de isolerende laag met zijn ingesloten lucht.
Bijlage 11 (blz. 83) geeft voor enkele materialen de dynamische stijfheid S, het schokgeluid-niveau Ln en de verbeteringsindex €X voor enkele elastische lagen. De overdracht van de luchtgeluiden hangt af van: de akoestische verzwakkingsindex - de rechtstreekse overdracht door de wand - de overdracht door andere elementen van het gebouw zoals zijwanden, zoldering, draagvloer, deuren, gemeenschappelijke leidingen, enz..., hetgeen men de « laterale wegen » noemt - de overdracht door de kieren. De luchtgeluidsisolatie van een vloer wordt bepaald door de massa van het geheel van de vloer (bij voorkeur >- 400 kq/rn": ruwe draagvloer, met inbegrip van de zoldering, dekvloer, bekleding, ...). De isolatie kan worden verbeterd door een zwevende dekvloer of een dichte niet geperforeerde valse zoldering (eventueel met een opslorpende mat), vastgemaakt aan het skelet en gescheiden door een elastische ophanging.
7 23
Terminologie met betrekking tot de kenmerken van het uitzicht van de tegels
or
de
TV
Bijlage 1 -
: licht gewolkt zijn van het oppervlak, waardoor de eigenschappen van de tegel niet worden verminderd (NF P 61-311) (*)
Bladerbarst
: min of meer vlakke scheiding in de massa die nagenoeg evenwijdig met de legzijde loopt (NBN 903-01) (**)
ge
n
do
Blaasje
Efflorescentie
an
(uitbloeiing): witachtige kristallisatie in het oppervlak, door opstijging van in water oplosbare zouten (NBN 903-01) (**)
: fijn oppervlakkig barstje, niet waarneembaar op het geheel en gewoonlijk vertrekkend van de kant van het zichtvlak (NF P 61-311) (*)
ve
rv
Haarbarst
haarfijne barsten die voorkomen op het geheel of op een gedeelte van de beeldzijde van de tegel, onder vorm van een netwerk met kleine mazen (NBN 903-01) (**)
Hoekbreuk
breuk in een hoek van de beeldzijde (NBN 903-01) (**)
Holte
uitholling in de beeldzijde (NBN 903-01) (**)
Kalkuitslag
oppervlakkige neerslag van kalkhydraat door uitzweting zich omvormend in caliumkarbonaat (NBN 903-01) (**)
er
w
TV
Kloof
e
scheur over de volledige dikte van de tegel of element (NF P 61-311) (*) min of meer diepe groef in de beeldzijde (NBN 903-01) (**)
ez
Kras
d
Haarscheur
lichte plaatselijke verandering van de tint (NBN 903-01) (**)
Prik
kleine holte met 0
D
Kring
Scheur
<
0,5 mm (NBN 903-01) (**)
: fijne barst (NBN 903-01) (**)
Uittanding
zeer kleine randbreukjes in de vorm van zaagtanden (NBN 903-01) (**)
Vormnaad
lichte overstek van de rand van het zichtvlak (NF P 61-311) (*)
(*) Zie literatuurlijst nr. 4. (**) Zie literatuurlijst nr. 33.
73
NBN 788
NBN 798
~ 5,5 ~7
klinkergres : - geel - rood
~4 ~5
fabriekstegels
~
marmermozaïek
:Ç 11 ~ 9 (gem.)
12
2,5 (gem.) (1) 3,5 (gem.) (1)
~ ~
8 (gem.) (1) 10 (gem.) (1)
~
~
4 (gem.) (1) 5 (gem.) (1)
~
20
~
2 (gem.) (2)
~
10
NBN 224
rv ve
rustiek in gebakken aarde, gegraniteerd, niet geëmailleerd, getrokken
d
~6
verzadigingskoëfi ciënt < 0,75
w er
NBNB21-211
~3
betontegels
TV
NBN B 27-102
niet geëmailleerde getrokken : - keraamgres - klinker
cementtegels
e
NBN B 27-101
2 (gran. < 8) (2) 2,2 (1,7 gem.) (gran. < 25) (2) ~ 2,4 (2 gem.) (gran. > 25) (2)
~ ~
ez
(*) Voor de titel en de datum van de normen, zie BIN in de literatuurlijst (blz. 84). (**) 1 N (Newton)/mm 2 = 10,2 kg/cm 2• (***) Verlies in g per 20 g aan de proef onderworpen materiaal.
~ ~
25
~ 17,5
~7 ~5
5 (1) 6(1)
>-
~7
(F < 6 dm 2) ~. 10 (F> 6dm 2)
~
de
geperst half -gres: geel, rood - zwart
~ ~
an
NBN 903-01
~ 1,5 ~3
n
NBN 787
geperst fijn verglaasde keraamgres : gelijk, gewolkt, porfierwit - grijs, groen, blauw, andere kleur
gemiddeld (N/mm 2) (**)
(mrn)
ge
NBN 786
onderdompeling (%)
koken (%)
individueel (N/mm 2)( * * )
~
~
20
14
.::::;: 2,5 (2)
~
16
Tekstuur
(***)
volle massa ~
0,5
~O,5
~0,5
~O,5
uniform in de massa fijne korrel uniform in de massa, fijne korrel uniform in de massa
~ 5,5 ~
4,0
~
20
~O,5
10 ~O,5
~8
~ 7,2 ~ 6,5 (qem.)
~ ~.
8(1) 7 (qem.) (1)
~6
~5
~ ~
~ ~
2,4 (gem.) (2) 2 (gem.) (2)
~6
~ 5
12 10 (gem.)
Zuurvastheid (g/20 g)
or
Materiaal
(*)
Buiging
Afslijting 3.000 m (1) of 500 m (2)
TV
Wateropslorping door Norm
23 7
Fysische en mechanische kenmerken van de genormalizeerde tegels
do
Bijlage 2 -
D
~
kompakt, uniform in de massa, fijne korrel
Kenmerken van de afmetingen van de genormalizeerde tegels
23 7
Bijlage 3 -
Toleranties Gemoduleerde afmetingen
Fabrikatieafmetingen
(rnrn)
Irnrn)
individuele afwijkingen
(%)
(%)
50 x 50; 50 x 100; 100 x 100; 100 x 200; 150 x 150
47,5 x 47,5; 47 x 97; 97 x 97; 96 x 196; 146 x 146
1 (~2 dm-) 1,5 (>2 dm 2)
0,5 (**) 0,6 (***)
NBN 787
geperst halfgres
100 x 200
93 x 193
1,75
1 (**) 1,5 (***)
NBN 788
klinkergres
100 ~ 200
96 x 196
1,75
NBN 789
fabriekstegels
100 x 200; 150 x 150; 150 x 300
90 x 190; 140 x 140; 140 x 290
marmermozaiëk
200 x 200; 250 x 250 300 x 300 400 x 400; 500 x 500
niet geëmailleerd getrokken keraamgres of klinker
100 x 200; 200 x 200; 300 x 300
rustiek, in gegraniteerde gebakken aarde, niet geëmailleerd getrokken
100 x 200; 75 x 300; 100 x 300; 200 x 200; 200 x 300
betontegels
150 x 300 300 x 300
NBN B 27-102
cementtegels
ez
NBN 224
(%)
(%)
5
0,008 (**) 0,01 (***)
0,6 (**) 0,8 (***)
0,7 (**) 1 (***)
1,5
5
0,008
0,6
0,7
1,5 (**) 2 (***)
7,5
0,01 (**) 0,012 (***)
1,2 (**) 1,4 (***)
1 (**) 1,2 (***)
198 x 198; 248 x 248 297,5 x 297,5 397 x 397; 496 x 496
0-0,7 mm + 0,5 -0,7 mm + 1 -0,5 mm
6
0,005
0,3
0,2
94 x 194; 194 x 194; 290 x 290
±2
0,02
1
1
1,5
0,015
0,7
1
-5 +10
± 0,005
2mm konveks 1mm konkaaf
0,3
±6
± 0,005
± 0,5
± 0,2
±3mm
148 x 298 298 x 298
±2mm
5
or
do
n
ge
ve
rv
an
2,5 (**) 3 (***)
92 x 192; 62 x 287; 87 x 287; 187 x 187; 187 x 287
(*) Voor de titel en de datum van de normen, zie BIN in de literatuurlijst (blz. 84). (**) Eerste keuze (* * *) Tweede keuze
D
(%)
rechtheid van de kanten
vlakheid
0,4 (**) 0,7(***)
e
TV
NBNB21-211
rechtheid van de hoeken (tangens)
0,3 (**) 0,5 (***)
d
NBN B 27-101
dikte, gemiddelde afwijking
0,006 (**) 0,01 (***)
w er
NBN 903-01
-...J
gemiddelde afwijkingen
geperst fijn verglaasd keraamgres
NBN 786
()'1
lengte
TV
Materiaal
de
Norm (*)
± 0,2
Aanvaardbaar niet-vlak (in mm) zijn van de genormalizeerde tegels in funktie van de afmetingen NBN 788 (*)
NBN 789 (*)
NBN 903-01 (*)
NBN 27-101 (*)
fijn verglaasd keraamgres
half-gres
klinker
fa briekstegels
marmermozaïek
niet geglazuurd keraamgres
1,4 (**)
2,68 (**) 3,10 (***)
0,21 (**) 0,35 (***)
50
X
100
0,37 (**) 0,61 (***)
100
X
100
0,43 (**) 0,71 (***)
100
X
200
0,67 (**) 1,12 (***)
100
X
300
150
X
150
150
X
300
200
X
200
200
X
300
250
X
250
300
X
300
400
X
400
500
X
500
betontegels
cementtegels
de
50
NBN 224 (*)
or
X
rustiek
NBN 27-211 (*)
do
50
NBN 27-102 (*)
TV
NBN 787 (*)
n
(mm)
NBN 786 (*)
2,23(**)
ge
Gemoduleerde afmetingen
2,20 (**)
2,8 (**) 3,25 (***)
1,4 (**) 1,87 (***)
rv
0,70(**) 1,17 (***)
TV
w er
d
ve
4,0 (**) 4,68 (***)
ez
e
(*) Voor de titel en de datum van de norm, zie BIN in de literatuurlijst (blz. 84). (**) Eerste keuze aangeduid door een rode streep op de kanten. (***) Tweede keuze aangeduid door een blauwe streep op de kanten.
D
1,57 (**)
an
Bijlage 4 -
23 7
'-J 0'>
2,35 (**) 0,84 (**)
2,82 (**)
2 (**)
1,97 (**) 2,52 (**)
1,06 (**) 1,27 (**) 1,7 (**) 2,12 (**)
4,23 (**)
2 (**)
Bijlage 5 -
Monsterneming voor het keuren van de genormalizeerde tegels
5 (25)
,10 (30)a 5 (15) a
NBN 787 (*)
NBN 788 (*)
NBN 789 (*)
10 (30) a 5 (15) a
10 (30)a 5 (15) a
10 (30)a 6 (18) a
10(30)d
5 (15) c
5 (10) e
5 (15) c
5 -, 5 (15) a
Wateropslorping door koken
5 (15) a
-.
5 (15)
5 (15) a
5 (15) a
.' 6 (18) b
6 (18) b
6 (18) b
6 (18) b
6* (18)
6* (18) 5* (15) a 5 (15) a
6* (18)
6* (18) 5* (15) a 5 (15) a
5 (15) a
do
5 (15) a
an
2 (6)
n
5* (15) 5* (6)
ge
} 4 (12)
5 (15) a
5 (15) a .-
Afslijting Druk Vorst Schokken Zuurvastheid Overschot
de
~
.,
Buiging
NBN NBN NBN NBN 903-01 (*) B 27-101 (*) B 27-102 (*) B21-211 (*)
or
Afmetingen en toleranties Kontrole tekstuur Wateropslorping door onderdompeling
NBN 786 (*)
10 (30) a 5 (15) a
TV
NBN 224 (*)
Proeven
23 7
Tabel 1
5 (10) f
. 4 ( 8)b
5 (10) c klinker 5 (10) a keraam 5 (15) a
10 (30) a
! (10)~ 5
5 (15) a
6 (18) b
6 (18) b
6* (18)
6* (18)
5 (15) a
5 (15) a
5 (25)g
e 4 (12) f
} 4 (12) i + j 4*(12)g
2 ( 4)
w er
d
ve
rv
(*) eerste cijfer: aantal proefstukken per proef * : fakultatieve proef cijfer tussen haakjes : aantal tegels nodig voor de monsterneming a tot j : verwijst naar andere normen (zie tabel 2 hieronder) Voor de titel en de datum van de norm, zie BIN'in de literatuurlijst (blz. 84).
Tabel 2 Beschrijving van de proeven
........
D
-......J
ez
e
TV
NBN 224
a: NBN a: NBN a: NBN b:NBN a: NBN a: NBN a: NBN 790790 790 790 B 15-223 790 790 . b:NBN b:NBN b:NBN d:NBN b:NBN b:NBN b:NBN 8'15-223 8 15-223 8 15-223 B 15-223 903-01 B 15-223 8 15-223 c: NBN c: NBN e: NBN c: NBN c: NBN 118 118 118 118 B "5-215 f: NBN B 15-214
e: NBN B 15-215 f: NBN B 15-214 g:NBN B 21-211 i: NBN B 15-223 j: N8N 815-220
Bijlage 6 -
Woordenlijst voor lijmen en mortellijmen
Acetaat: zout of ester van azijnzuur (b.v. cellulose-acetaat) Akrylaat (*) : produkt bekomen door polymerisatie, d.w.z. door kettingvorming van een aantal elementaire akrylmolekulen (monomeren). Deze laatsten zijn over het algemeen van verschillende typen; men kan zelfs bepaalde ervan vervangen door vinylmonomeren teneinde akryl-vinylkopolymeren te bekomen. Akrylharsen zijn oplosbaar in een aantal oplosmiddelen.
23
7
Bitumen (*): geheel van petroleumderivaten die volgende gemeenschappelijke kenmerken hebben: van natuurlijke oorsprong, zwarte kleur, plastisch bij gewone temperatuur, gemakkelijk smeltbaar en oplosbaar in sommige oplosmiddelen.
TV
Cellulose: hoofdbestanddeel van het plantaardige membraan van bicarbonaat aard. Formule (CsH 100 S)n. Cellulose komt voor onder vorm van vezels. Vermengd met de geschikte weekmakers, celluloseacetaat, geeft ze een taai termoplastische stof. Compound: wordt gezegd van samengaande organen of bestanddelen.
de
Dispersie (*) : vloeistof die in haar massa een gelijkmatig verdeeld vast lichaam bevat dat het niet oplost. Me,n spreekt aldus van deeltjes van hoogpolymeren in een waterige faze (latex).
do
or
Emulgeermiddel (olieleverend of emulgator) : hulpstof die de vorming van een emulsie kan begunstigen en de stabiliteit ervan kan verzekeren, door verlaging van de interfaciale spanning, maar die daartegenover de emulsie stabilizeert door vorming in het grensvlak van elke partikule van een beschermfilm.
ge
n
Emulsie (*): heterogeen systeem bestaande uit twee vloeibare fazen die onoplosbaar zijn in elkaar; de eerste (de interne fase) is gelijkmatig verdeeld onder de vorm van mikroskopische druppeltjes, in de tweede (de kontinue faze), om een emulsie te kunnen bekomen moet over het algemeen een emulgator worden gebruikt.
ve
rv
an
Epoxyhars (*) : produkt voortkomend uit een polyadditie- en polykondensatiereaktie tussen dihydroxylbestanddeel Ïb.v. difenylolpropaan) en epichloorhydrien. Er onststaat een relatief snelle reaktie tussen de twee komponenten. De tijd die verloopt tussen het ogenblik van de menging en het ultieme ogenblik waarop de lijm nog kan worden aangebracht en nog al zijn eigenschappen bezit, wordt « pot life » genoemd. Furaan : heterocyklische zuurstofhoudende kern CH = CH"
d
.
I
°
I CH = CH/
w
er
Vloeistof met chloroformgeur, onoplosbaar in water, afgebroken door sterke zuren of door een hoge polymerizatie die leidt tot een weinig gekleurd hars.
TV
Hars (*) : organische stof, vast- of half-vloeibaar, over het algemeen onoplosbaar in water, oplosbaar onder bepaalde omstandigheden in talrijke organische oplosmiddelen en die weinig of geen neiging tot kristallisatie vertonen. Naargelang hun oorsprong onderscheidt men natuurlijk harsen en kunstharsen.
D
ez
e
Kaseïne: proteïnesubstantie van de groep fosforproteïnen, die het belangrijkste deel uitmaakt van de stikstofhoudende materie van de melk van zoogdieren. Melkkaseïne: bereidt door stolling van de afgeroomde melk langs laktische gisting, trage koking van het gebroken stremsel tot 75°C, serumverwijdering om de gestremde melk te bekomen. Deze is geperst en daarna gedroogd door warme lucht. Men bereidt soms kaseïne met chloorwaterstofzuur Ib.v, voor lijmen). Plantaardige kaseïne: stikstofhoudende stof uit koeken van afval van olieverwerkende bedrijven. Kopolymeer: lichaam bekomen door kopolymerizatie, d.w.z. mengeling van niet verzadigde samenstellingen die leiden tot makromolekulen. latex (*) : in de eigenlijke zin van het woord een natuurlijk produkt, bestaande uit een waterige dispersie van rubberkoolwaterstof afkomstig van de Heveaboom. Bij uitbreiding, latexlijm; het betreft een lijm bestaande uit een waterige dispersie van syntetische polymeren. (*) Zie literatuurlijst nr. 93.
78
Metylcellulose : produkt bekomen door de hydroxyden (OH) van de cellulose te vervangen door groepen metoxyden. Metylcellulose lost op in water bij gewone temperatuur en dient b.v. om lijm te maken. Metoxyde : eenwaardig radikaal: -CH 30. Oplosmiddel (van een bindmiddel) (*) : enkel of gemengde vloeibare komponent die vluchtig is in de normale droogvoorwaarden en de eigenschap bezit het bindmiddel volledig op te lossen, zelfs bij. een zwakke koncentratie van deze laatste. Volgens de definitie is het oplosmiddel noch een komponent van het bindmiddel, noch een komponent van de film.
7
Het verleent aan de produkten de vloeibaarheid die is vereist voor de verwerking.
23
Oplossing (*): homogeen systeem bestaande uit één enkele faze met een vloeistof (oplosmiddeOwaarin een lichaam (hars bijvoorbeeld) is opgelost.
de
TV
Polyester (*): produkt dat voortkomt uit de interaktie, op het .ogenblik van het gebruik, van twee komponenten waarvan de ene hoofdzakelijk bestaat uit een mengsel van onverzadigde polyesters met een lineaire struktuur en de andere uit een monomeer of een mengsel van oordeelkundig gekozen monomeren, bij voorbeeld styreen. Polymeer (*) : produkt afkomstig van een polymerizatiereaktie bekomen hetzij:
door kettingvorming van een bepaald aantal onverzadigde basismolekulen, monomeren genoemd; deze laatsten kunnen van hetzelfde type zijn (het monomeer dat ervan voortkomt wordt dan homopolymeer genoemd) of van verschillende typen (het polymeer dat hiervan voortkomt wordt dan kopolymeer genoemd)
-
door kondensatie of associatie van molekulen die reaktieve groepen bevatten, zoals hydroxy, carboxy, epoxy, amino, isocyanaat, enz. om grotere molekulen te vormen.
n
do
or
-
ge
Hoogpolymeer : makromolekulaire samenstelling gekarakterizeerd door de herhaling van hetzelfde motief in zijn molekule Ib.v, cellulose).
produkt met twee komponenten, een polyisocyanaat en een polyhydroxylverbinding, die afzonderlijk gekonditionneerd zijn en enkel gemengd worden op het ogenblik van hun afwerking.
ve
rv
-
an
Polyuretaanhars (*) :
Het mengsel droogt en hardt bij omgevingstemperatuur door een scheikundige reaktie tussen de twee komponenten.
d
Over het algemeen hebben ze zeer goede scheikundige eigenschappen (zuur, alkali, water).
produkt met één komponent van het gemodificeerde polyisocyanaattype, waarvan de droging en verharding geschieden door een chemische reaktie met de vochtigheid van de lucht.
TV
-
w
er
Hun mechanische eigenschappen, hardheid, hechting, slijtvastheid, soepelheid zijn eveneens zeer goed.
Dit harstype is voorbehouden voor speciale doeleinden.
ez
e
Polyvinyl (acetaat): hoogpolymeer bekomen door polymerizatie van vinylachtige elementen voornamèlijk vinylchloride en acetaat.
D
Vinyl: ethyl-radikaal CH z
= CH -
Vinylacetaat en vinylchloride (CHz = CHCI) worden bekomen door een direkte aktie van zuren op acethyn (acetyleen) dat kondenseert in kontakt met katalyzatoren om aldus de vinylharsen te vormen Ib.v, voor lijmen).
Vinylhars (*): produkt voortkomend uit een polymerizatiereaktie, d.w.z. door kettingvorming van een aantal elementaire molekulen, vinylmonomeren genoemd. Deze laatste kunnen van hetzelfde type zijn; het vinylhars dat eruit voortkomt zal dan homopolymeer worden genoemd Ib.v, polyvinylacetaat komt voort uit de polymerizatie vanhet monomeer vinvlacetaat), Vinylharsen zijn oplosbaar in een bepaald aantal oplosmiddelen. (*) Zie literatuurlijst nr. 93.
79
Bijlage 7 -
Voorbeelden van invretende vloeistoffen en plaatsen waar ze voorkomen
Alkaliën: ammoniak, ammoniaknitraat, ammoniumsulfaat: fabrikatie van meststoffen
-
natriumhypochloriet ( = Javel-water) : zwembaden
-
natriumchloraat ( =anti-onkruid) : betegelde terrassen
-
waterstofperoxyde ( =zuurstofwater) : bleken van wol, haar
-
kaliumkarbonaat en natriumhydroxydeoplossingen : elektrolysebaden
TV
23
-
n
do
-
or
gechloreerde (koolwaterstoffen) : - trioclooretvleen : droogkuis - teboltetrachloride: ontvetting aikooi : - metyl: brandaikooi - etyl : distillerie - butyl : verfoplosmiddel - isopropanol : anti-vries, snijoliën, vloeibare reinigingsmiddelen
de
Oplosmiddelen: -
7
calciumkarbonaat : fabrikatie van kalk, cement, glas
aromatische: - benzol: oplosmiddelen - tolerol en xylol: verven, hechtmiddelen
-
cetonen: - aceton : celluloseverdunner - metylisobutyl- en etyletylcetoon : oplosmiddelen voor verven, hechtstoffen
-
esters: butyl-, etyl-, amylacetaat : oplosmiddelen voor verven
ve
rv
an
ge
-
er
d
koolwaterstofhoudend : - benzine: drukinkt, ontvetter - white spirit: verven en vernissen, onderhoudsprodukten - essence, petroleum, qasoil : garages
w
Organische zuren: -
melkzuur: melkerijen, kaasfabrieken, looierijen, raffinaderijen, ververijen, limonadefabrieken
TV
citroenzuur en appelzuur : vruchtensap, limonade, parfums -
mierenzuur: looierijen
azijnzuur: azijn, mosterd looizuur: kuipen voor het wassen van huiden, looierijen, ververijen, inkt, fotografie, apoteek
e
-
ez
boterzuur (propaankarbonzuur, butaanzuur) : boter, looierijen, ververijen
D
humuszuur: afvalwater
-
fenolzuur : kleurstoffen urinezuur: stallen, waterplaats
Oxyderende zuren: -
zwavelzuur: autobatterij
-
salpeterzuur: gravuren
-
fosfoorzuur : meststoffen
-
zoutzuur: zoutgeest
-
chroomzuur: scheikundige nijverheid
-
zwavelwaterstofzuur : rioolwater
80
Sulfaten: -
kalium- en ammoniumsulfaat: meststoffen calciumsulfaat: gips
-
natriumsulfaat (Glauberzout) : glas-, papier-, textielindustrie
Vettige zuren: oliezuur: vetstoffen, tafelolie
do
or
de
TV
23
7
-
Reinigingsprodukten voor betegelingen (*)
ge
n
Bijlage 8 -
an
azijnzuur 10 % chloorwaterstofzuur 10 % (*) fosfoorzuur 10 %
metylalkohol
er
Lasvloeimiddel Mastiek
w
metylalkohol
TV
Stookolie
metylalkohol benzine
d
Verven - olieverf - vinylverf, glycerolftalaat
de aanduidingen van de fabrikant volgen; fluorwaterstofzuren zijn verboden
ve
rv
Cement (melk, sluier)
Lijnolie
Opmerkingen
Reinigingsprodukt
Vlektype
volstrekt zuivere metylalkohol trichlooretyleen benzine
Vruchten en vruchtensap - verse vlek - oude vlek
metylalkohol trichlooretyleen
Tomatensaus
metylalkohol
D
ez
e
Lijm en kunststofprodukten
Mercuro-chroom
kaliumpermanganaat gevolgd door oxaalzuur
Verse inkt
Javelwater
ontvlambare produkten: -
goed verluchten
-
niet roken
-
vonkvorming door gereedschappen of elektrische schakelaars vermijden
de handen beschermen
(*) Chloorwaterstofzuur is aantastend; men zal dus de handen beschermen, spatten vermijden, aangepaste kleding dragen.
(*) Zie literatuurlijst nr. 110.
81
Termische en hydrische uitzettingskoëfficienten en elasticiteitsmodulus van bouw- en betegelingsmaterialen (*)
101058 86-
Gipsbepleistering
18- 21
ez
e
I cellen
D
Icftta.
(**) Zwelling.
(*) Zie literatuurlijst nr. 84.
82
6 4 30- 70 30- 80
40- 70 110- 200 60- 80 35- 50 20 70 15 45 9 11 8,5
0,04-0,10 0,03-0,08 0,03-0,06 0,07-0,09 0,03-0,09 0,20-0,40
do
0,02-0,04 0,03-0,06 0,02
°
an
rv
I termoplasten
Glas - cellenglas
(*) Formule: L\I
ve d
er
TV
Kunststoffen P.V.C. - polyetyleen - polystyreen P.V.C. - PUR - polystyreen
12 8
12 10- 18 24 17 20 10 30
w
Asfalt
0,02-0,06 0,02-0,10 0,02-0,06 0,02-0,03 0,03-0,06 0,10-0,20
13 13 14
6 - 12 8 - 12 5- 8 4- 7
Metalen - ijzer - roestvrij staal (18/8) - aluminium - koper - brons - gietijzer -lood
0,07
n
Stenen, tegels - betonblokken - cellenbetonblokken - bakstenen - keramische tegels
7
20 35 10 3 -
60
35 80
TV
Cementgebonden - mortel - beton - beton met staalvezels - cellenbeton - licht beton - beton met vermikuliet en/of perliet
Elasticiteitsmodulus E (kN/mm 2)
23
8 - 10 4- 7 9 - 12 7 - 12
onomkeerbaar
de
Natuursteen - graniet - marmer, travertijn - kwartsiet, porfier witte steen
omkeerbaar
or
Materiaal
Hard hout - richting der vezels - op de vezels
Vervorming door bevochtiging (%)
Termische uitzettingskoëfficiënt 0: (10-6/K) (*)
ge
Bijlage 9 -
0,02-0,06 0,02-0,06 0,07 0,02
35 20 35 15 40 20 1,4- 3,2 8
16 10 4 4 -
25 16 25
(**)
210 200 70 95 -130 100 80 -120 14 7 -
2,10,1 1,7-
70 5 -
21
3,5 1,0 3,1
8
À, en Àe-waarden van enkele materialen (W /m 2K) (*)
Bijlage 10 -
Materiaal
Àe
À.
45
Staal
203
Aluminium
384
Koper
3,49
3,49
Blauwe hardsteen, marmer
2,91
3,49
2,21 1,74 1,40
2,68 2,09 1,69
Witte steen - hard - vast - half-vast Cementmortel
0,93
Tegel in gebakken aarde
0,81
23
bekledingsmaterialen
7
Graniet, gneiss, basalt, porfier
Faiëncetegel
1,20
1,30
Glas
1,00
1,00
Zwaar beton - gewapend niet gewapend
1,70 1,30
2,20 1,70
0,17 0,22 0,29 0,37
0,36 0,47 0,58
TV
de do
Minerale wol Schuimen
0,040 0,040 0,053
n
isolatiematerialen
0,046
ge
Perliet
0,058
an
Vermikuliet
Akoestische waarden van enkele materialen (**)
ve
rv
Bijlage 11
S (kg/cm 3)
d
Akoestische isolatiemateriaal
Elastische laag
dikte
Ln (dB)
a (dB)
5
55
31
2,5
59
26
1
63
22
1,4
59
26
4,3
63
22
1,5
65
19
10
1,58
61
23
4
1,1
73
19
Irnm)
0,9 0,9 1,2 1,5 2,1
40 30/25 25/20 19/15 13/10
1,1 1,5
22/18 20/15
Geëxpandeerd polystyreen
6,6- 7,1
15
Geëxpandeerd polystyreen (op de pers behandeld)
1,3- 1,7
ez
e
TV
w
er
Rotswol
Glaswol
1,00
or
Licht beton volumemassa < 550 550 ~ volumemassa < 750 750 ~ volumemassa < 1.000 1.000 ~ volumemassa ~ 1.200
Cellenglas
1,50
2,1- 7,3
Kurkkorrelmat
8
Perliet (in bulk)
1,5 1,4 1,3
D
Kokosvezels
Rubber Minerale vezels met bitumen omgeven Vilt Viltkarton (geïmpregneerd en afgewerkt)
15
x x
0,10 0,14
13 40
massa (kg/m 2)
Gebruik als termische isolatie
80 12,5 15 20
6-10 10 2,6
x
(*) Zie literatuurlijst nr. 3, 86 en 126.
Om de termische isolatie van een vloer met een harde bekleding te verbeteren (À ondergrond worden voorzien (zwevende dekvloer op isolatie b.v.), (**) Zie literatuurlijst nr. 89.
0,80 tot 3,50) moet een isolerende
83
Literatuurlijst
1.
15. BIN Algemeen bestek voor de uitvoering van privé-bouwwerken. 28 deel. Technische voorschriften. Aflevering 1. Gemeenschappelijke clausules en bepalingen voor alle 'bouwwakken. Brussel, W.T.C.B. - N.C.B. - F.A.B., 28 uitgave, 1978.
23
16. BIN
NBN B 12-102 Cement. Slakkenportlandcement (met addendum). Brussel, BIN, 1969.
2. Algemeen bestek voor de uitvoering van privé-bouwwerken. 28 deel. Technische voorschriften. Aflevering 17. Geluidsisolatie. Brussel, W.T.C.B. - N.C.B. - F.A.B., 1973.
TV
17. BIN
NBN B 12-103 Cement. Puzzolaanportlandcement (met addendum). Brussel, BIN, 1969.
Algemeen bestek voor de uitvoering van privé-bouwwerken. 28 deel. ..Technische voorschriften. Aflevering 18. Termische isolatie. Brussel, W.T.C.B. - N.C.B. - F.A.B., 1973.
18. BIN
19. BIN
do
NBN B 12-105 Cement. Hoogovencement (met addendum). Brussel, BIN, 1969.
NF P 61-311 Carreaux de grès cérame fin vitrifié. Spécifications communes. Paris, AFNaR, februari 1974.
5. Association Française de Normalisation
an
21. BIN
rv
NF P 61-313 Carreaux de grès cérame fin vitrifié. Eléments 5 x 5. Paris, AFNaR, februari 1974.
ve
NF P 61-314 Carreaux de grès cérame fin vitrifié. Eléments 2 x 2. Paris, AFNaR, februari 1974.
d
8. Association Suisse de Normalisation
er
keramischen
NBN B 12-107 Cement. avergesulfateerd cement (met addendum). Brussel, BIN, 1969.
22. BIN NBN B 12-208 Cement. Buig- en drukproef. Brussel, BIN, 1969. 23. BIN
Wand-
w
9. Belgisch Institut voor Normalisatie
TV
NBN B 05-201 Proeven op bouwmaterialen. Vorstbsstendigheid. Wateropslorpingsvermogen door capillariteit. Brussel, BIN, 1976. 10. BIN
NBN B 12-106 Cement. Permetaalcement (met addendum). Brussel, BIN, 1969.
ge
6. Association Française de Normalisation
n
20. BIN
NF P 61-312 Carreaux de grès cérame fin vitrifié. Carreaux 10 x 10. Paris, AFNaR, februari 1974.
SNV 544 500 Abmessungen von platten. Zurich, SNV, 1967.
NBN B 13-001 Bouwkalk. Woordenlijst voor kalk. Brussel, BIN, 1976. 24. BIN NBN 578 Mortels voor metselwerk en pleisterwerk. Brussel, BIN, 1963. 25. BIN NBN B 15-102 Beton, gewapend beton en voorgespannen beton. Materialen. Brussel, BIN, 1976.
ez
e
NBN B 05-202 Proeven op bouwmaterialen. Vorstbsstendigheid. Porometrie. Brussel, BIN, 1976.
26. BIN
12. BIN
27. BIN
11. BIN
D
NBN B 05-203 Proeven op bouwmaterialen. Vorstbsstendigheid. Vorst-dooicyclussen. Brussel, BIN, 1977.
NBN 589.107 Bouwzand. Zand voor tegelmortel. Brussel, BIN, 1969.
NBN B 15-103 Beton, gewapend beton en voorgespannen beton. Berekening. Brussel, BIN, 1977.
NBN B 15-214 Proeven op beton. Buigproef. Brussel, BIN, 1973. 28. BIN
13. BIN NBN 589.109 Bouwzand. Zand plaveisels. Brussel, BIN, 1969.
(met ad-
or
NBN B 12-104 Cement. Ijzerportlandcement dendum). Brussel, BIN, 1969.
4. Association Française de Normalisation
7. Association Française de Normalisation
de
3.
voor onderlagen van
14. BIN NBN B 12-001 Cement. Terminologie en definities. Brussel, BIN, 1969.
84
adden-
7
NBN B 12-101 Cement. Portlandcement (met dum). Brussel, BIN, 1969.
NBN B 15-215 Proeven op beton. Wateropslorping door onderdompeling. Brussel, BIN, 1969. 29. BIN NBN B 15-220 Proeven op beton. Drukproef (met addendum). Brussel, BIN, 1969.
47. BIN
30. BIN NBN B 15-223 Proeven op beton. Afslijting. Brussel, BIN, 1970.
NBN B 27-105 Tegels voor geglazuurd keramisch enstatiet voor binnenwandbekleding. Brussel, BIN, 1973. 48. BIN
31. BIN
NBN B 27-106 Geperste geglazuurde en ongeglazuurde tegels van keraam- en klinkergres voor wandbekleding. Brussel, BIN, 1973.
NBN 224 Cementtegels en marmermozaïektegels (blijft enkel geldig voor cementtegels). Brussel, BIN, 1956. 32. BIN
49. BIN
NBN 539 Geprefabriceerde vloeren van gebakken aarde en van beton (met erratum). Brussel, BIN, 1963.
7
NBN B 27-107 Getrokken geglazuurde en ongeglazuurde tegels van keraam- en klinkergres voor wandbekleding. Brussel, BIN, 1973.
33. BIN
NBN 903-02 Marmermozaïektegels. Het behandelen en I,eggen. Brussel, BIN, 1971.
TV
Ontwerp NBN B 27-108 (pr. EN 121) Keramische tegels. Geëxtrudeerde keramische tegels met geringe wateropneming (E ~ 3 %). Brussel, BIN, 1979.
34. BIN
51. BIN
NBN B 21-211 Betontegels. Brussel, BIN, 1973. 52. BIN
or
36. BIN
de
NBN B 27-201 Controle- en proefmethoden voor keramische produkten voor wandbekleding (met addendum). Brussel, BIN, 1973.
35. BIN
Ontwerp NBN B 27-202 (pr. EN 98) Keramische tegels. Bepaling van de afmetingen en de oppervlakte-hoedanigheid. Brussel, BIN, 1977.
do
NBN 118 Bakstenen. Volle bakstenen voor gewoon metselwerk. Brussel, BIN, 1949.
53. BIN
Ontwerp NBN B 27-203 (pr. EN 99) Keramische tegels. Bepaling van de wateropneming . Brussel, BIN, 1977.
ge
NBN 786 Tegels van fijn verglaasd geperst gres voor vloerbedekking. Brussel, BIN, 1971.
n
37. BIN
54. BIN
38. BIN
rv
an
NBN 787 Tegels van geperst halfgres voor vloerbedekking. Brussel, BIN,·,1971. 39. BIN
ve
NBN 788 Tegels van klinkergres voor vloerbedekking. Brussel, BIN, 1971. 40. BIN
d
NBN 789 Fabriektegels. Brussel, BIN, 1971.
Ontwerp NBN B 27-204 (pr. EN 100) Keramische tegels. Bepaling van de buigtreksterkte. Brussel, BIN, 1977.
55. BIN Ontwerp NBN B 27-205 (pr. EN 101) Keramische tegels. Bepaling van de oppervlaktehardheid volgens Mohs. Brussel, BIN, 1977. 56. BIN Ontwerp NBN B 27-206 (pr. EN 102) Keramische tegels. Bepaling van de weerstand tegen afslijting. Ongeglazuurde tegels. Brussel, BIN, 1977.
er
41. BIN
TV
w
NBN 790 Controle- en proefmethoden voor keramische produkten voor vloerbedekking. Brussel, BIN, 1971. 42. BIN
23
50. BIN
NBN 903-01 Marmermozaïektegels. Specificaties. Brussel, BIN, 1971.
Ontwerp NBN B 27-001 (pr. EN 87) Keramische tegels. Algemeen. Brussel, BIN, 1976.
57. BIN Ontwerp NBN B 27-207 Ipr. EN 103) Keramische tegels. Bepaling van de lineaire thermische uitzetting. Brussel, BIN, 1977.
e
58. BIN
ez
43. BIN
D
NBN B 27-101 Ongeglazuurde tegels van getrokken keraam- en klinkergres voor vloerbedekking. Brussel, BIN, 1972.
Ontwerp NBN B 27-208 (pr. EN 104) Keramische tegels. Bepaling van de temperatuurwisselbestandheid. Brussel, BIN, 1977. 59. BIN
44. BIN NBN B 27-102 Rustieke tegels van getrokken niet-geëmailleerde gegraniteerde gebakken aarde voor vloerbedekking. Brussel, BIN, 1972.
Ontwerp NBN B 27-209 (pr, EN 105) Keramische tegels. Bepaling van de haarscheurgevoeligheid. Brussel, f3IN, 1977. 60. BIN
45. BIN NBN B 27-103 Gestrengperste tegels van geglazuurde en ongeglazuurde gegraniteerde rood gebakken aarde voor wandbekleding. Brussel, BIN, 1973.
Ontwerp NBN B 27-210 (pr. EN 106) Keramische tegels. Bepaling van de weerstand tegen chemicaliën. Ongeglazuurde tegels. Brussel, BIN, 1977. 61. BIN
46. BIN NBN B 27-104 Tegels van geglazuurde faiënce binnenwandbeddeking. Brussel, BIN, 1973.
voor
Ontwerp NBN B 27-211 (pr. EN 122) Keramische tegels. Bepaling van de weerstand tegen chemicaliën. Geglazuurde tegels. Brussel, BIN, 1979.
85
62. BIN
77. Deutsches Institut für Normung
Ontwerp NBN B 27-212 (pr. EN 154) Keramische tegels. Bepaling van de weerstand tegen oppervlakteslijtage. Geglazuurde tegels. Brussel, BIN, 1980.
DIN 18352 VOB Verdingungsordnung für Bauleistungen, Teil C : Ailgemeine Technische Vorschriften für Bauleistungen, Fliesen- und Plattenarbeiten. Berlin, DIN, oktober 1979.
63. BIN 78. Deutsches Institut für Normung
Ontwerp NBN B 27-213 (pr. EN 155) Keramische tegels. Bepaling van de vochtexpansie met behulp van kokend water. Ongeglazuurde tegels. Brussel, BIN, 1980.
DIN 18353 VOB Verdingungsordnung für Bauleistungen, Teil C : Ailgemeine Technische Vorschriften für Bauleistungen, Estricharbeiten. Berlin, DIN, oktober 1979.
64. BIN 79. Deutsches Institut für Normung
NBN B 46-101 Waterdichte bitumineuze bekleding. Dakbedekkingen. Produkten. Brussel, BIN, 1974. 65. BIN NBN T 61-001 Hulpstoffen voor mortel en beton. Indeling en definities. Brussel, BIN, 1969. der
Aannemers van
tegel-
DIN 68771 Unterböden aus Holzspanplatten. Berlin, DIN, september 1973.
en
TV
66. Belgische Federatie mozaïekwerken
80. Deutsches Institut für Normung
23
7
DIN 18354 VOB Verdingungsordnung für Bauleistungen, Teil C : AlIgemeine Technische Vorschriften für Bauleistungen, Asphaltbelagarbeiten. Berlin, DIN, oktober 1979.
Algemene uitvoeringsvoorwaarden der tegel-, mozaïeken granitowerken. Brussel, FECAMO, december 1972.
81. Ente Nazionale Italiano di Unificazione
Belgische Richtlinien für Fliesenverlegearbeiten. Köln, Fliesen und Platten, nr. 5, mei 1980.
82. Ente Nazionale Italiano di Unificazione
de
UNI 6506 PiastreIIe di grès rosso. Dimensioni e caratteristiche. Milano, UNI, september 1969.
67.
or
UNI 6776 PiastreIIe di ceramica smaltate per rivestimenti interni. Dimensioni e caratteristiche. Milano, UNI, décember 1970.
do
68. British Standards Institution BS 1281 Glazed ceramic tiles and tile fittings for internal walls. London, BSI, 1974.
83. Ente Nazionale Italiano di Unificazione UNI 6872 PiastreIIe di grès ceramico fine Iporcellanato). Dimensioni e prescrizioni. Milano, UNI, september 1971.
n
69. British Standards Institution
ge
BS 1286 Clay tiles for flooring. London, BSI, 1974.
84.
an
70. British Standards Institution
rv
CP 202 Tile flooring and slab flooring, 1972. Amendment 3261, juni 1980. London, BSI. 71. British Standards Institution
1965. 2380, units, 1977,
85. Fugen. Bewegungsfugen in Fliesen- und Plattenbelägen. Köln, Fliesen und Platten, nr. 6, juni 1979. 86. Gérard, R. en Van Laecke, W. Thermische isolatie van metselwerkspouwmuren . Brussel, W.T.C.B.-tijdschrift, nr. 2, juni 1980.
er
d
ve
CP 204 In-situ floor finishes. Part 1 Imperial units, Amendments AMD 568, augustus 1970, AMD november 1977, AMD 3079, juli 1979. Part 2 Metric 1970. Amendments AMD 2381, november AMD 3080, juli 1979. London, BSI. 72.
87. Groupe de coordination des textes techniques
TV
w
Cementgebonden bedrijfsvloeren . Leidraad voor de goede uitvoering. Brussel, W.T.C.B., Technische Voorlichting, nr. 122, december 1978.
Estimation of thermal and moisture movements and stresses. Part 3. Garston, Watford, Building Research Establishment Digest, nr. 229, september 1979.
D.T.U. n° 52.1 Travaux de revêtements de sol scellés. Cahier des charges. Paris, Cahiers du C.S.T.B., livraison 143, cahier nr. 1208, oktober 1973.
73. Deutsches Institut für Normung 88. Handbook for ceramic tile instellation. Princeton (N.J.), Tile Council of America, 1970. 89. Henderieckx, Fr. en Quewet, Ch. Principe des dalles flottantes. Paris, Cahiers techniques du Moniteur, nr. 10, mei 1977.
D
ez
e
DIN V 18155 Feinkeramische Fliesen; Teil 1 Begriffe, Werkstoffe, Anwendung; Teil 2 Formen, Masse, Kennzeichnung, Bezeichnung; Teil 3 Glasierte Fliesen mit hoher Wasseraufnahme, Güteanforderungen, Prüfung; Teil 4 Fliesen mit niedriger Wasseraufnahme (Steinzeugfliesen), Güteanforderungen, Prüfung. Berlin, DIN, februari 1976.
74. Deutsches Institut für Normung DIN 18156 Stoffe für Keramische Bekleidungen im Dünnbettverfahren; Teil 1 Begriffe und Grundlagen, april 1977; Teil 2 Hydraulisch erhärtende Dünnbettmörtel, maart 1978; Teil 3 Dispersionsklebstoffe, juli 1980. Berlin, DIN.
75. Deutsches Institut für Normung
90. Hoe berekent men de belasting van een vloer? Brussel, W.T.C.B., Technische Voorlichting, nr. 68, oktober 1967. 91. Kendelbacher, K. en Rohde, H.
DIN 18157 Teil 1 Ausführung keramischer Bekleidungen im Dünnbettverfahren; Hydraulisch erhärtende Dünnbettmörtel. Berlin, DIN, juli 1979.
Fachkunde für Fliesen- und Plattenleger . Köln, Verlagsgesellschaft Rudolf Müller, 1979. 92.
76. Deutsches Institut für Normung DIN 18166 Keramische Spaltplatten. Berlin, DIN, oktober 1974.
86
Kursus Veiligheid. Hoofdstuk V. Werkpost. Afwerkingsondernemingen. Brussel, Nationaal Aktiecomité voor Veiligheid en Hygiëne in het Bouwbedrijf, 1980.
107. Osterreichisches Normungsinstitut
93. Leidraad voor de goede uitvoering van schilderwerken (bouwkunde en burgerlijke bouwkunde). lste deel. Woordenlijst van de schilder. Brussel, W.T.C.B., Technische Voorlichting, nr. 112, september 1976.
ON B 2232 Estricharbeiten, Werkvertragsnorm. Osterreichisches Normungsinstitut, april 1974. 108. Osterreichisches Normungsinstitut
ON B 2236 Klebearbeiten für Boden- und Wandbeläge; Werkvertragsnorm. Wien, Osterreichisches Normungsinstitut, maart 1976.
94. Liste geprüfter Reinigungsmittel. Platten, nr. 7, april 1976.
Köln,
Wien,
Fliesen und
109. Osterreichisches Normungsinstitut ON B 3232 Keramische Fliesen und Platten. Wien, Osterreichisches Normungsinstitut, september 1972.
95.
110. Pagano, M.
7
Marmer, onyx en hard graniet gebruikt in België. Brussel, W.T.C.B., Technische Voorlichting, nr. 72, mei 1968.
111. Palmonari, C.
Pavimenti e rivestimenti in ceramica. Guida all'impiego. Sassuele (Modena), Collectiva Ceramiche Italiane, 1974.
97. Ministerie van Openbare Werken. Bestuur der Gebouwen 112.
de
Typebestek nr. 104, uitgave van 1963. Aannemingen van bouwkundige werken. Technische voorschriften. Deel I en 11. Addendum 1 van 1967. Addendum 2 van 1969. Addendum 3 van 1973.
TV
Belagskonstruktionen. Beläge ohne Rissbildung. Ausführungsvorschläge. Köln, Fliesen und Platten, nr. 8, augustus 1978.
Petit granit (Hardsteen). Brussel, W.T.C.B., Technische Voorlichting, nr. 99, juni 1973.
n
114.
Proeven op bouwzand. Brussel, W.T.C.B.-tijdschrift, nr. 2, juni 1972.
ge
STS 45 Binnenvloerafwerking . Eerste boekdeel. Algemeen. Mortellijmen. Porceleinachtige mozaïek en glasmozaïek. Bekledingen van natuursteen. Brussel, N.I.H., januari 1979.
do
Prescriptions techniques de la mise en oeuvre des sols flottants. Puteaux, L'art du sol. Officiel des revêtements, nr. 83, november-december 1978.
STS 44 Dekvloeren en bedrijfsvloeren. Brussel, N.I.H., november 1975. 99. Nationaal Instituut voor de Huisvesting
or
113.
98. Nationaal Instituut voor de Huisvesting
23
Le nettoyage et I'entretien. Paris, Cahiers Techniques du Moniteur, nr. 22, april 1979.
96. Marx, H.-G.
an
115.
100. Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen
ve
rv
Bestek. Bundel 34. Art. 343 (1 tot 6) Vloerbekledingen. Brussel, N.M.B.S., 1971. 101. Nationale Maatschappij voor de Huisvesting
116. Termische isolatie van woningen. Brussel, W.T.C.B.tijdschrift, nr. 4, december 1979.
deel. Technische
d
N.M./T.55A Algemeen bestek. 2e bepalingen. Brussel, N.M.H., 1955.
117.
er
102. Nederlands Normalisatie-Instituut
The laying of ceramic floor tiles and mosaics. Stoke-onTrent, British Ceramic Tile Council, 1972.
w
NEN 3503 Vlakke geglazuurde keramische wandtegels voor binnenwerk. Delft, NNI, 1969. 118.
103. Nederlands Normalisatie-Instituut
TV
Uitwendige korrosie van metalen leidingen in vloeren. Brussel, W.T.C.B., Technische Voorlichting, nr. 88, juni, 1971.
NEN 3517 Vlakke ongeglazuurde keramische vloertegels. Delft, NNI,
e
104. Niemer, E.U.
119.
ez
Dehnungsfugen in keramischen Bekleidungen und Belägen. Köln, Fliesen und Platten, nr. 4, februari 1977.
D
105.
Notice sur Ie c1assement UPEC des locaux et classement UPEC des locaux. Revêtements de sol minces. Paris, Cahiers du C.S.T.B., livraison 189, cahier nr. 1504, mei 1978.
Vakkenis tegelzetten. Culemborg, Technische Uitgeverij H. Stam, 1970. 120. Van der Auwera, W. en Pardon, F. Handboek voor de tegelzetter. Brussel, FECAMO, 1967. 121. Van Laecke, W. Lijmen en mortellijmen voor het tegelzetten. Brussel, W.T.C.B.-tijdschrift, nr. 3, september 1977.
106. Osterreichisches Normungsinstitut ON B 2207 Fliesen-, Platten- und Mosaiklegearbeiten, Werkvertragsnorm. Wien, Osterreichisches Normungsinstitut, juli 1975.
Revêtements de sol minces. Notice sur Ie classement UPEC. Additif pour I'adaptation de ce classement aux revêtements de sol céramiques. Paris, Cahiers du C.S.T.B., livraison 204, cahier nr. 1609, november 1979.
122. Witte natuursteen. Brussel, W.r.C.B., Technische Voorlichting, nr. 80, juli 1970.
87
SAMENVATTING T.V. 137 Tegelwerken voor vloerbedekkingen. Leidraad voor de goede uitvoering
7
Staat van de ondervloer, voorbereidende werken, vlakheid en toleranties. Memorandum voor de keuze van een vloerbedekking. Materialen gebruikt voor tegelwerken. Type-steekkaart voor de tegels. Memorandum voor de uitvoering van een vloerbedekking. Plaatsingstechnieken voor tegels. Voegen. Onderhoud van vloerbedekkingen. Technische begrippen omtrent de termische en akoestische isolatie. Bijlagen met betrekking tot de voorschriften van de normen, tot de terminologie, de karakteristieken en eigenschappen van de materialen (terrnische. hydrische, elasticiteit, akoestiek, enz.), de agressieve vloeistoffen en de schoonmaakprodukten.
23
RESUME N.I.T. 137 Travaux de carrelage pour revêtements de sols. Code de bonne pratique
SUMMARY
n
T.i.N. 137 Code of Practice for Floor Tiling
do
or
de
TV
Etat du support, travaux préalables, planéité et tolérances. Aide-mémoire pour Ie choix d' un revêtement de sol. Matériaux utilisés en carrelage. Fiche-type pour les carreaux. Aide-mémoire pour I'exécution d'un revêtement de sol. Techniques de pose des carreaux. Joints. Entretien des revêtements de sols. Notions techniques relatives à l'isolation thermique et à l'isolation acoustique. Annexes relatives aux prescriptions des normes, à la terminologie, aux caractéristiques et propriétés thermique, hydrique, d' élasticité, acoustique des matériaux, aux liquides agressifs et aux produits de nettoyage.
ve
rv
an
ge
State of the base, preliminary work, inherent flatness and tolerances. Floor-finish selection guide. Materials used for tiling. Standard data-sheets for tiles. Guide to placing a floor finish. Tile-Iaying techniques. Joints. Maintenance of floor finishes. Technical considerations relating to thermal and acoustic insulation. Appendices on the prescriptions laid down in standards, on terminology, on the thermal, bvdrous. elasticity and acoustic characteristics and properties of the materiais, on aggressive fluids and on c1eaning products.
d
ZUSAMMENFASSUNG
er
N.I.T. 137 Fliesenlegerarbeiten für Fussbodenbeläge. Regeln für die Praxis
D
ez
e
TV
w
Zustand des Untergrundes, vorbereitende Arbeiten, Ebenheit und Toleranzen. Gedächtnisstütze fûr die Wahl eines Bodenbelages. Für Fliesen verwendete Materialien. Kennwerte für die Fliesen. Gedächtnisstütze für die Ausführung eines Bodenbelages. Verlegetechnik der Fliesen. Fugen. Pflege der Bodenbeläge. Technische Bemerkungen zur Wärme- und Schalldämmung. Anhang mit Normvorschriften, mit Terminologie, mit wärme- und feuchtigkeitstechnische, elastische und schalltechnische Eigenschaften und Kennwerte der Materialien, mit agressiven Flüssigkeiten und mit Reinigungsmitteln.
88