“Vogelliefhebbers Wieringermeer” “Vogelliefhebbers Wieringermeer” Maart 2010, Vogelkrant 39e jaargang nr. 2
In dit nummer: Uitnodiging vergadering Verslag vorige vergadering Uitgelicht:Lepelaar,Musduifje Norwich kanarie,Herderstasje Jaarverslag
©jmz
Opgericht 24 oktober 1961
Aangesloten bij de N.B.v.V. te Bergen op Zoom
W17
Vogelliefhebbers “Wieringermeer
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer Februari 2010
MUSDUIFJE Het op één na kleinste tropisch duifje dat de Nederlandse volières bevolkt, het 15 cm kleine musduifje, is even groot als het diamantduifje, maar heeft een veel kortere staart en is veel ronder van bouw. Het luistert naar de naam Columbia Passerina en wordt in de handel ook dikwijls als dwergduifje aangeboden waarneer ze nog eens sporadisch ingevoerd worden tussen andere vogels. Het uit Midden Amerika en de West Indische eilanden tot in het noorden van Zuid Amerika thuis horende dwergduifje wordt dikwijls verward met het Pigmeeduifje. Dit is eveneens een dwergduifje dat, net als het musduifje, veelal op de grond te vinden is. Vandaar voor het Pigmeeduifje ook de naam klein grondduifje (Latijnse naam Columbina minuta). Deze duifjes komen ook uit bovengenoemde streken en komen dan in dezelfde transportkisten aan bij de handelaren. Vandaar waarschijnlijk de wisselende naamgeving. De twee soorten duifjes zijn door een leek goed van elkaar te onderscheiden. De musduif heeft, zowel de doffer als de duivin, op de borst en in de halsstreek een geschubd verenkleed. Het verenkleed van het Pigmee duifje is egaal. Het columbina doffertje is, vooral in de broedperiode, overgoten met een wijnrode purpergloed en heeft een rode snavelinplant die uitloopt naar zwart in de punt. De bovenzijde van het kopje is grijs, overlopend in de hals naar purper. De pootjes zijn roze. Het duivinnetje is over het gehele lichaam grijsbruin en matter van kleur; de snavel is wat grijzer met een beduidend minder rode inplant.
Beide geslachten hebben net als de Columbina "eigen" zwarte vlekken op het vleugeldek. De grote slagpennen zijn roodbruin met zwarte punten; de middelste staartpennen zijn grijsbruin; de buitenste met een witte eindzzoom. Tijdens het vliegen en het vliegen en het zonnebaden zie je de warmbruine kleur onder de vleugels. De oogiris is oranje tot donkerrood.
Het musduifje is uitermate geschikt om samen met andere vogels gehouden te worden in een gezelschapsvolière. Tegenover soortgenoten of andere duiven-soorten kunnen ze soms tekeer gaan. Wanneer ze voldoende ruimte hebben kunnen ze echter goed samen met andere soorten gehuisvest worden, zoals onder andere pigmeeduifjes, blauwe grondduifjes, talpacoti duifjes, zwartmaskerduifjes, buckley duifjes, diamantduifjes, vredesduifjes, zebraduifjes, staalvlekduifjes, tamboerijn duifjes en Peru duifjes. Er worden goede broedresultaten behaald. Pas ingevoerde musduifjes (wanneer die er tenminste nog zijn) zijn over het algemeen erg schuw. Bij iedere beweging zoeken de vogels trippelend over de grond snel een beschut plekje tussen of in het struikgewas. Alleen in geval je per se vers bloed wilt hebben ben je misschien toch aangewezen op import, want ze zijn niet dik gezaaid, noch in Nederland, noch in België.
In de winter zijn de duifjes zeer goed in een onverwarmde volière te houden. Voorwaarde is wel dat ze over een tochtvrije binnenruimte kunnen beschikken om aldaar te kunnen overnachten. Zelfs tot een temperatuur van minus 10 graden Celsius overwinteren ze in een onverwarmde binnenvolière. Dit in tegenstelling tot wat in veel artikeltjes over dit duifje staat geschreven!
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer Februari 2010 Het verdient aanbeveling om, net zoals bij de meeste andere duivensoorten, vóór de winter de doffertjes en duivinnetjes uit elkaar te halen. Dit om te voorkomen dat de vogels vroeg in het voorjaar gaan nestelen wat legnood tot gevolg kan hebben. Begin de kweek niet eerder dan april. Ook niet wanneer je ziet en hoort dat de lokroep en de buigingen van de doffer het duivinnetje in het vroege voorjaarszonnetje proberen over te halen om te paren. Veel kwekers zelf worden vaak overgehaald de vogels bij elkaar te plaatsen bij het zien van de eerste zonnestralen in het voorjaar. Denk vooral aan de koude nachten die nog kunnen voorkomen en de regens en hagel die in deze tijd nog makkelijk uit de hemel neer kunnen dalen!
Wanneer je de verschijning van legnood niet tijdig herkent raak je ongetwijfeld vóór het broedseizoen het duivinnetje kwijt. Het is zeer moeilijk de schaars te verkrijgen duivinnetjes in die tijd van het jaar aan te vullen. Een doffertje daarentegen is meestal nog wél te koop. Legnood zie je doordat de vogel meestal op de grond in het etensbakje gaat zitten, dik en met fletse oogjes. Wanneer je de volière binnenkomt en ze steeds blijft zitten, dan is het de hoogste tijd om het vogeltje direct onder een warmtelamp te plaatsen. Spoedig, soms een dag later, ligt het eitje in het etensbakje of er naast. Zet het duifje niet direct terug in de volière, maar bouw de temperatuur langzaam af tot deze weer de temperatuur heeft die in de volière heerst. In die tijd kan het duifje weer wat op krachten komen. Musduifjes gaan in een volière gemakkelijk tot broeden over. In een kistkooi is het zelden gelukt om jongen op stok te krijgen. Ze bouwen hun nest het liefste hoog in de volière in een kanarienestkastje waarvan aan één zijde de tralies verwijderd zijn. Hierdoor hebben ze meer plaats wanneer de jongen groter worden. Ook loop je dan niet snel het risico dat er een jong uit het nest geduwd wordt met alle gevolgen vandien. Ook een kistnestbakje met alleen aan de voorzijde open prefereren de duifjes. Ze brengen allerlei nestmateriaal zoals worteltjes, grashalmen (korte), takjes en dergelijke naar hun nestgelegenheid en maken er een echt duivennest van, kortom een slordig nestje.
Spoedig na het koppelen zullen de vogels, mits ze in goede conditie zijn, hun nestje gaan bouwen en kun je na enkele dagen het eerste eitje verwachten. De twee eitjes zijn wit van kleur en hebben de grootte van een eitje van de diamantduif. De eitjes worden met name door het duivinnetje bebroed; na dertien tot veertien dagen komen ze uit. Een enkele keer lost het doffertje het duivinnetje op het nest af, meestal 's middags. Het duivinnetje gaat dan meestal eerst naar het etensbakje en durft daarna nog wel eens even te genieten van de voorjaar zonnestralen. Zoals vele duifjes zijn het ook echte zonaanbidders. Op een zanderige volièrebodem kunnen ze met hun vleugel omhoog de warmte opvangen die hun kennelijk goed doet. Zoals bij andere duivensoorten voeren de musduifjes de jongen de eerste dagen " duivenmelk " uit krop. Voeding: De duifjes verlangen, naast een goede tropische zaadmengeling, vanzelfsprekend het bekende grit, eenmaal per week wat blauwmaanzaad waar ze verzot op zijn ( in de wintermaanden iets meer voeren), wat tros gierst en onkruidzaden. Ook uit het bakje met eivoer en universeelvoer nemen ze regelmatig wat op. Het groenvoer, geknipte vogelmuur en verse jonge brandneteltoppen (fijn geknipt) die gegeven worden aan al mijn vogels, waaronder vele tropische soorten, worden ook regelmatig in kleine hoeveelheden opgenomen. De duifjes pikken overal " hun graantje " van mee.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer Februari 2010
Wanneer je gezonde jongen in het nest hebt, groeien deze echt als kool. Na zeven of acht dagen kun je ze al ringen met een 3.5 mm ring ( soms is echter een 4 mm ring nodig ). De jonge duifjes verlaten het nest al zeer snel, soms al na twaalf dagen. Hou de jongen de eerste dagen na het uitvliegen goed in het oog, want wanneer de volière ook nog eens bevolkt is met grondvogels, loop je het risico dat ze de eerste dag al naar de vogelhemel geholpen worden door die grondvogels. De jongen duifjes zitten de eerste twee dagen meer op de grond dan op de takken. Het territorium van de grondvogels mag, zeker wanneer bijvoorbeeld Chinese dwergkwartels met jongen zitten, niet betreden worden door indringers. Iedere vogel vecht immers voor zijn jongen. Spoedig zullen de jonge duifjes de hoogste tak opzoeken en ze kunnen al snel goed vliegen. Soms beginnen de ouders al enige dagen aan hun tweede ronde. Meerdere keren zie je de duifjes weer terug op hetzelfde nest voor een volgende ronde. De jongen daarentegen komen niet meer terug op het nest na het uitvliegen. 's Nachts zitten ze meestal op een van de hoogste takken tussen beide ouders in en krijgen zo nog wat warmte. Een enkele keer jaagt de oude doffer wel eens de jongen na. Door zijn broeddrift is hij meestal zó fel dat hij de jongen wel eens een tijdje achterna durft te zitten. Haal de jongen pas weg wanneer het tweede broedsel uitkomt of laat, mits de doffer dit toelaat, de jonge duiven gewoon in dezelfde volière zitten. Is dit niet het geval, dan zet je de jongen over in een ruime kooi of volière waar ze kunnen uitgroeien en hun jeugdkleed inwisselen voor een nieuw verenpakje. De jonge vogels lijken de eerste tijd op de moeder, maar spoedig zal je de doffer en duivin van elkaar kunnen onderscheiden. Tenminste wanneer de vogels van een verschillend geslacht zijn. Meestal blijkt dit echter het geval te zijn.
Twintig jaar geleden betekende nestcontrole een verloren ronde; de vogels waren namelijk erg schuw. Nu laten in Nederland gekweekte vogels rustig toe dat je het nestbakje van de muur haalt om controle uit te oefenen. Maak echter geen onverhoedse bewegingen in hun buurt, dan vliegen ze van het nest. Dat doen trouwens de meeste vogels. De duifjes raken echt vertrouwd met hun verzorger. Laat de duifjes niet meer dan drie broedsels grootbrengen. De oudervogels moeten tenslotte weer op krachten komen eer de winter begint. Ze moeten reserves opbouwen. Want de jongen grootbrengen, ruien en winterreserves opbouwen vergt veel energie van de vogels. Tenslotte hoop je er het volgende jaar weer jongen bij te krijgen. De jongen van een late ronde zijn het volgende kweek seizoen nog te jong om mee te gaan broeden. Dit vraagt een goede kweekadministratie om teleurstellingen te voorkomen.
Tenslotte, wil je naar de tentoonstelling met deze vogels, dan zal je zoals gebruikelijk een strenge selectie moeten toepassen. Vogels met de geringste afwijking of slechte eigenschappen moet je uitsluiten voor de verdere kweek of tentoonstelling. Selecteer op formaat, houding, kleur pootjes, nagels, snavel en vooral op de rust die de duifjes in zich moeten hebben. Hou je je aan al deze punten, dan zal je vroeg of laat succes hebben. Maar wie niet per se voor een tentoonstelling kweekt zal toch veel plezier kunnen beleven aan deze kleine sierlijke tropische duifjes.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer Februari 2010
Tot slot voor de echte liefhebber nog eens alle puntjes waarop gelet moet worden bij aanschaf, kweek, tentoonstelling en dergelijke. Let bij aanschaf op het volgende: -koop het liefst onverwante paren. -koop als het kan eigen kweek vogels -vogels mogen niet te jong zijn -vogels moeten er goed uitzien; dus goede conditie - ze mogen geen nageltjes of teentjes missen; vooral doffertjes niet (in verband met paren) - bij importvogels eerst enkele weken quarantaine Kweekperiode -niet vóór april beginnen (in onverwarmde volière) -niet te lang doorgaan met kweken (maximaal 3 keer) -let op legnood, dik zitten Voer -goede mengeling tropenvoer -eens per week blauwmaanzaad -universeelvoer en opfokvoer -eventueel trosgierst -gesneden vogelmuur en brandneteltoppen -altijd grit aanwezig Algemeen -s' winters doffers en duivinnetjes scheiden -zorg voor een tochtvrije volière -'s winters geen schoteltjes met water in de volière plaatsen; duifjes gaan nooit, zoals andere vogels, aan de rand drinken. Ze staan midden in het schoteltje waardoor de teentjes kunnen bevriezen. -ze hebben graag een zanderige bodem om te zonnebaden.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer Februari 2010 Het Herderstasje.
Het Herdersjasje (Capsella bursa-pastoris) behoort tot de kruisbloemigen. Het is een rechtopstaande plant met witte bloemen en bochtig getande bladeren in een wortelrozet. Het is een zeer algemeen onkruid, dat zowel in tuinen als op ruderale gronden, langs bermen, straatranden, muren, vuilstortplaatsen e.d. gevonden kan worden.
De naam is ontleend aan de hartvormige 6-9 mm lange hauwtjes, die het model hebben van de tas die vroeger door herders en boeren gebruikt werd. In de volksmond staat het ook bekend als Lepeltjesdief, Beursjeskruid, Tasjeskruid, Bloedkruid, Eendepootjes, Ganzetongen, Lepels en Vorken, Moederstasje en Tuinlepeltje.
De tot 60 cm hoge plant is één of tweejarig, en bloeit van maart tot september. Rondom de spoelvormige wortel staan de wortelbladeren in een rozet; de witte bloemen bevinden zijn in een tros gegroepeerd. Herderstasje is een wintervaste plant. Ze verlangt een goed waterdoorlatende, wat zanderige, stikstofhoudende grond in zon of halfschaduw. De bloemen hebben vier tot 3mm lange witte kroonblaadjes. De kelkbladeren zijn tot half zo lang als de kroonbladeren. De penvormige wortel is vaak verhout. De bloemen zijn trosvormig gegroepeerd.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer Februari 2010
Verspreiding De plant komt in de gehele wereld voor met uitzondering van Polynesië, van IJsland in het noorden tot in de Alpen en de Pyreneeën op 3000 meter hoogte. Hoewel de plant door veel insecten wordt bezocht, treedt er relatief weinig kruisbestuiving op. Wel is er vaak sprake van zelfbestuiving, als gevolg hiervan zijn er veel vast verervende varianten. De plant komt waarschijnlijk oorspronkelijk uit het Middellandse Zee gebied.
Ecologie Het Herderstasje wordt regelmatig aangetast door de schimmel Cystopus candidans. Uitingen hiervan zijn o.a. plaatselijke verdikkingen en een witte aanslag.
Gebruik Het kruid wordt in verschillende handelsproducten verwerkt. In de volksgeneeskunde werd / worden aftreksels gebruikt tegen bloedingen, ontstekingen van de urinewegen, en als kompres op open bloedende wonden. Jonge (voor de bloei) rozetblaadjes kunnen gebruikt worden in salades, of gesmoord in soepen.
Voor onze vogels Het zaad is een welkome toevoeging voor de vogels. Wel is het met deze plant moeilijk om de vogels zover te krijgen dat ze ook echt de zaaddoosjes gaan pellen. De meeste kanaries komen (zeker in het begin) niet verder dan het blad. Teveel van dat blad levert zeker dunne mest op. Ik geef dan ook de plant waarvan ik de bladeren (zoveel mogelijk) heb verwijderd. Alleen onkruiden plukken op voldoende afstand van gemotoriseerd verkeer. Als Herderstasje besmet is met schimmel, lekker laten staan waar ze staat!
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer Februari 2010 De Norwich (Norwichiae lancasterii borderii norwichii)
De 'dokwerker' onder de kanaries Is de 'dokwerker' onder de kanaries, de gehele verschijningsvorm straalt een ontembare kracht uit. De vogel maakt een massieve indruk is kort en breed gebouwd. De korte snavel zit aan een forse kop welke ook in de breedte goed gevuld is, daardoor zijn duidelijk wenkbrauwen waarneembaar die echter niet de ogen afdekken. Via een 'stierennek' gaat de kop vrijwel onmerkbaar over in de brede romp welke een gedrongen indruk maar beslist niet klein lijkt. Enigszins bol is de ruglijn, de borst laat geprononceerde rondingen zien. Alhoewel de totale bevedering vrij lang is wordt deze strak langs het lichaam gedragen zonder uit te zakken in bijvoorbeeld de broek. De pootjes lijken kort, toch is bij een normale houding voldoende ruimte tussen stok en romp waar te nemen, er is geen sprake van dat de vogel op de stok 'ligt'. In verhouding tot het rompformaat is de staart kort en smal, de staartdracht is normaal, ligt in lijn met de rug. Zenuwen schijnt de vogel niet te bezitten, de Norwich laat het buiten gebeuren tamelijk gelaten aan zich voorbijgaan. Waarneer vogels van dit ras geactiveerd worden zijn zij bereid om zonder een vorm van protest zich van alle zijden te laten bekijken, apathie staat kennelijk niet in hun woordenboek. Hij is ongeveer 16 cm lang echter, internationaal is de maatvoering van ondergeschikt belang. Er is ook een Norwich met een kuif.
Nog wat meer geschiedenis:
De Norwich kanarie, is een oud vormras, en soms hoort men nog spreken van de z.g. "plainhead", het is het oudste of een van de oudste kanarierassen in Groot-Brittannië. Vanaf 1600 zijn er gegevens over de Norwich kanarie, hoewel onder verschillende benamingen. Hoewel er sindsdien vele veranderingen hebben plaatsgevonden, t.o.v. hoe het ras er nu uit ziet en ook met betrekking tot de standaardeisen, die nu gehanteerd worden, moeten deze veranderingen gezien worden als zaken die nauw met elkaar verbonden zijn. Niet alleen de leefomstandigheden, ook de smaak van de liefhebber is veranderd. Ook de manier hoe vogels gehouden worden, zoals ruimte en voeding van de Norwich zijn in de loop der jaren duidelijk veranderd. De voorkeur en smaak van de liefhebber is ook van grote invloed geweest voor de diverse veranderingen. Selectie heeft er in de vele jaren voor gezorgd dat uit een kleine kleurkanarie een fors ras is ontstaan. De naam Norwich is afkomstig van de gelijknamige stad in het graafschap Norfolk, waar het verhaal gaat dat de “Voorvaders” van de Norwich, kanaries waren die door Vlaamse vluchtelingen zouden zijn meegenomen. Dit waren gewone slanke huiskanaries, de eerste Norwich waren dan ook eigenlijk kleurkanaries zoals boven vermeld.
Over “de keuring van de eerste Norwich”, lees ik dat: 45% gegeven werd voor de kleur, 20% voor de glans van de bevedering en 15% voor grootte en vorm. Zoals U ziet waren in die tijd de kleurpunten heel belangrijk.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer Februari 2010
Om de Norwich van het huidige type te verkrijgen gebruikte de Engelsen kwekers de Lancashire, een groot kuifras e.a. Men sprak dan ook van de Norwich crested en crestbred. Dus de Norwich kuif en kuifbroed, later werd dit “Plainhead”, gladkop dus en dit alles omdat alleen de gladkopvorm werd erkend. Als onderdeel van de oude kuifvorm is nu nog duidelijk de aanwezigheid van wenkbrauwen te zien. De Norwich wordt geringd met 3.2 m.m. Het keurbriefje van de N.B.v.V. ziet er als volgt uit.
Vorm
20 punten
Kop/hals
20 punten
Grootte /kleur
20 punten
Bevedering
15 punten
Houding
10 punten
Vleugels/staart/poten l0 punten Conditie
5 punten
Meest voorkomende fouten; lichaam te lang, niet gedrongen van vorm. Platte rug, kop niet rond, snavel te lang, hals te invallend, geen wenkbrauwen. Geen gesloten en complete bevedering, houding te liggend, staart te breed en te lang. Poten te lang, dijen zichtbaar en geen goede conditie. Bij aanschaf is het raadzaam eerst deze vogels eens goed op een of meerdere tentoonstellingen te bekijken, 00k al denkt men dit ras al voldoende te kennen. Voordat er overgegaan zal worden tot aankoop van Norwich vogels, is het raadzaam op tijd met meerdere kwekers en tentoonstellers contact op te nemen, zodat er voldoende keus is. Dit aanschaffen dient men in alle rust te doen. De voeding is dezelfde als voor de Crest, Yorkshire of de Lancashire. Het kweken is gewoon goed, of niet goed, dit is afhankelijk van de realiteit. Zijn de vogels al of niet gezond, maar dit geld voor alle postuurkanaries. Wel goed rekening houden dat de grotere rassen vaak wat later broedrijp zijn en hun jongen langere tijd nodig hebben om zelfstandig te worden. Het voorbereiden voor de tentoonstelling is eigenlijk makkelijk, het zijn heel rustige vogels, dus makkelijk te wennen aan de T.T. kooi en te trainen. Vogels die te veel gaan liggen op de zitstok kan men beter verwijderen. Voeding en conditie kunnen hier ook de oorzaak van zijn? Een zachte, gladde en complete bevedering is voor de Norwich zeer belangrijk. Spelen met de vogels is een zaak van feeling, een vogel goed presenteren voor de tentoonstelling is minstens zo belangrijk, als het kweken van de vogel. Het goed observeren en een juiste selectie draagt bij tot ras verbetering, als we dit constant toepassen dan zijn we al een eind op de goede weg en komen de resultaten vanzelf.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer Februari 2010 Vogels voeren in de winter.
Tijdens de donkere wintermaanden hebben de vogels minder tijd om op zoek te gaan achter voedsel. Nu het stukken kouder is hebben ze het nochtans echt broodnodig. Daarom is het aan te raden om een handje te helpen, zodat ze gezond en wel de strenge vrieskou kunnen trotseren. We kunnen de dieren helpen om hun vetreserve op peil te houden door energierijk voedsel aan te bieden. De vogels zullen dit ten zeerste waarderen en zelf kunnen we een hele winter lang genieten van de vele vogels die aan en af komen gevlogen. De voederplaats: Het voederen kan starten vanaf het moment dat het begint te vriezen. Strooi het eten op de grond op open plaatsen dan lopen de vogels geen gevaar zelf te worden opgegeten door katten die op de loer zitten tussen de struiken. Een andere mogelijkheid is het plaatsen van een voederplank of een voederhuis / buis die met een touw aan een tak vast hangt. Daar kunnen de katten enkel maar met veel smaak naar opkijken. Plaats de voederplank op een zonnige en windarme plaats, liefst daar waar U ze vanachter het vensterraam in het oog kan houden. Zorg ervoor dat er een afdakje boven de voederplank is, zodat het voeder niet nat wordt of verdwijnt onder een sneeuwbui. Verder is het ook niet interessant de voederplank dicht bij grote bomen, tuinhuisjes, pergola's,... te plaatsen waar katten kunnen afspringen.
Het meest geschikte voedsel: Tijdens deze koude periode hebben de vogels vooral nood aan energierijk voedsel dat veel koolhydraten bevat. Deze vinden we in grote percentages terug in zaden, vruchten en groenvoer. Vogels hebben trouwens het vermogen om het teveel aan koolhydraten om te zetten in lichaamsvetten. Vet is eveneens een belangrijke energiebron voor vogels. Vele keukenrestjes bevatten een hoog gehalte aan vet en zijn dan ook ideaal als vogelvoeder: kaas zonder plastiek randjes, ongezouten spek, cake, gebak,... Vetbollen of mezenbollen: vooral voor roodborstje, mezen, spreeuw, mussen,... Zelf vetbollen maken gaat gemakkelijk door een zadenmengeling uit de winkel te mixen met gesmolten frietvet. Het mengsel wordt in stenen bloempotten, duiventesten of lege melkkartons gegoten waarin het kan opstijven. Het hard geworden vetmengsel kan gemakkelijk uit de potten,... door deze even in een bak met warm water te houden. Fruit: overrijp fruit valt vooral in de smaak bij spreeuwen, merels, roodborstjes en lijsters. Granenmengeling: liefst een mengsel voor vogels met veel zonnebloempitten en oliehoudende zaden. Ongebrande pinda's: in netjes of op draad rijgen
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer Februari 2010 Waarop letten: Voeder meerdere keren per dag. Bij voorkeur 's morgens na de lange, koude nacht en tegen de late namiddag. Zeker niet doen: Te veel voedsel geven kan ertoe leiden dat het eten met uitwerpselen wordt bevuild. Dat werkt ziektes in de hand en trekt ‘s nachts muizen en ratten aan. Een teveel aan boter zal werken als laxeermiddel. Probeer zout in het voedsel of water steeds te voorkomen. Ongekookte rijst zal in de vogelmaag gaan opzwellen. Water geven: Als er sneeuw ligt zullen de vogels dat als waterbron gebruiken. Wanneer er geen sneeuw ligt en alle water is bevroren dan kunnen we de vogels helpen. Geef gewoon zuiver water en zet dat op een windvrije, beschutte plaats. Door de drinkbak af te dekken met gaas kunnen ze geen koude douche nemen. Het verenkleed zou anders kunnen bevriezen met alle gevolgen vandien. Op zeer koude dagen mag men het ijs met een hamer in kleine ijsbrokjes slaan. De vogels pikken de stukjes op en laten het in hun bek smelten. Tips en weetjes: Het voederen kan starten vanaf dat het begint te vriezen en vanaf dat de lente zich aankondigt kan men ermee stoppen. Te lang doorvoederen in het voorjaar kan gevaren met zich mee brengen. Mezen die verzot zijn op traag verterende pinda's kunnen die dan voederen aan hun jongen. Deze zullen door de trage vertering van pinda's gedurende enkele uren geen hongergevoel hebben waardoor ze niet meer bedelen, afkoelen en sterven. Er wordt door sommige mensen beweerd dat het niet goed is om vogels te voederen omdat ze daar dan afhankelijk zouden worden. Wees gerust, vogels leven niet enkel en alleen van het voedsel van de voederplanken. Ze leven van verschillende voorraden en voedselbronnen die ze tijdens hun constante zoektocht in de regio vinden. Nog veel plezier met het voederen en begluren van de verschillende soorten vogels die uw voederplaats bezoeken.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer Februari 2010
Lepelaar (Platalea leucorodia)
Even voorstellen: Lepelaars broeden in moerassige gebieden en op de kwelders van de Waddeneilanden; in dichte rietmoerassen en moeilijk bereikbare bomen en struiken. Hun voedsel zoeken ze in het intergetijdengebied en het agrarisch cultuurlandschap. Het bestaat uit stekelbaarzen, kleine witvis, garnalen en andere kleine waterdieren. Met behulp van de unieke lepelvormige snavel vist de lepelaar op de tast het voedsel in ondiep water op. Ze bewegen hun snavel zijwaarts door het water en zo op de tast allerlei prooidieren.
Aantal broedparen: In het moerassige en lege Nederland van vroeger tijden was de lepelaar een talrijke broedvogel. Al vóór 1900 verdwenen de laatste kolonies van meer dan duizend broedparen. Daarna kwam het aantal broedparen lange tijd niet boven de 500. Het dieptepunt was in 1969: 150 paar. Rond 1990 werd echter weer de 500-parengrens gehaald. In 2008 broedden zo’n 1800 paren lepelaars in ons land.
Succesverhaal: Belangrijke huidige broedplaatsen zijn de Oostvaardersplassen en de Lepelaarsplassen, grote duinmeren en de helft van alle broedlokaties ligt op de Waddeneilanden. De meest recente tellingen wijzen nu uit dat er meer dan 1750 paren lepelaars in Nederland broeden; een groot succes van flinke inspanningen voor deze charismatische vogelsoort! De lepelaar staat sinds 2004 niet meer op Rode Lijst van bedreigde vogelsoorten.
Vogelkrant Vogelliefhebbers Wieringermeer Februari 2010
Belangrijkste maatregelen: Ook al staat de lepelaar niet meer op de Rode Lijst, ontwikkeling en herstel van goede voedselgebieden blijven essentieel. Verbetering van de voedselsituatie. Er moeten goede paai- en overwinteringsmogelijkheden voor de prooi (met name stekelbaars) zijn. Aanleg grootschalige moerasgebieden en herstel van natuurlijke waterpeil en dynamiek. Rust in de broedgebieden. Bescherming van doortrek- en overwinteringsgebieden.
Lepelaar in het kort: Aanwezig: van eind april tot in september; 's winters in zuidelijk Afrika Voedsel: vis, kreefachtigen en waterdiertjes Aantal: 1800 paar Broedtijd: maart-september Aantal legsels: 1 Aantal eieren: 3-6 Broedduur: 28 dagen Uitvliegen jongen: na ongeveer vijf tot zes weken