VLAANDEREN ZENDT ZIJN ZONEN UIT Na de oproep van Désiré, om het verhaal van onze “Reggio” trip in een tekst te gieten zien we ons min of meer moreel verplicht om aan zijn oproep te voldoen. Eveneens om misverstanden te voorkomen en om de foto’s die eventueel door de censuur zouden raken een weinig toe te lichten. Het wordt stilaan een jaarlijks weerkerend fenomeen, dat ééns november op zijn einde loopt de “Reggio koorts” toeslaat. Net als vorige jaren zijn we met enkele clubgenoten van “t’Land van Aalst”naar het noorden van het zuiden getrokken (Reggio Emilia ligt op ongeveer 100 kilometer van Milaan) Piloot van dienst was Nico Van Coster, co-piloot ikzelf(Mateo)en als boordpersoneel Gustavo Van Den Broeck, en Mikéle Slagmulder. Verzamelplaats was bij Gustavo, we hadden afgesproken de vrijdagmorgen (zo u dit reeds morgen durft noemen) om 3uur bij hem thuis. De reden van dit vroege vertrekuur was dat we dan een minimum aan verkeer zouden hebben. Maar in het achterhoofd van enkelen speelde reeds de gedachte om op vrijdagavond de opening te kunnen bijwonen, maar daar ben ik pas achteraf opgekomen. Om 3 uur stipt vertrokken we met een transportkooi groter dan onze valies richting Italie. Na wijs? beraad werd als vervoermiddel geopteerd voor den”oldtimer” van Nico. Een auto met vele dienstjaren, maar met weinig kilometers op de teller. Als dat gebrek aan kilometerervaring ons maar niet zuur zou opbreken!!!!! Ons GPS systeem bestond uit een bierkartonnetje, met daarop het af te leggen traject: Brussel, Namen, Luxemburg waar we ons zoals iederen Belg nog eens nafte pakten, Metz, Straatsburg, Mulhouse, Basel, richting Luzern naar Chiasso, Domodosolla of iets in dien aard, Milaan en eindbestemming Reggio Emilia. De trip verliep uitstekend, de sfeer aan boord was uiteraard navenant. We voelden ons een beetje als kinderen op schoolreis, die als apotheose van de uitstap naar een groot speelplein gaan. Rond Straatsburg hadden we een weinig oponthoud, te wijten aan de ook daar overbekende ochtendspits. Tussen Straatsburg en Mulhouse werd even halt gehouden om te eten te drinken het wc te bezoeken en om nog een snel overleg te plegen. Totale duur van onze “pitstop”25 minuten. Toen werd het mij duidelijk, mijn reisgezellen moesten en zouden Reggio zo snel mogelijk bereiken. Aan de Zwitserse grens werden we even opzijgezet door de politie, die het maar moeilijk kon geloven dat we van Belgie naar Italie “vlogen” om naar kanarievogels te gaan kijken. Je zag die man gewoon denken: er zijn nog echte gekken die loslopen. Nadat onze pasfoto de vergelijking met ons gezicht had doorstaan en we aldus goed werden bevonden om het Zwitsers grondgebied te betreden konden we de reis verder zetten. We waren reeds in Basel, en het was nog geen tien uur. Na nog eens getankt te hebben, ging het letterlijk en figuurlijk vollen bak verder. We zouden waarschijnlijk tegen vier uur in Reggio zijn. Helaas!!!!!!!! Een halfuurtje later sloeg het noodlot toe. In één seconde tijd al de pronostieken over het vermoedelijke aankomstuur aan diggelen. Een oorverdovend gekrijs kwam plotseling vanonder ons “oldtimerken”. Piloot Nico had nog net de goede refleks om onmiddellijk uit te wijken naar de pechstrook . Gelukkig, want we stonden op 20 meter van de ingang van een tunnel, waar ik eerlijk gezegd een beetje voor ons leven vreesde, hadden we daarin met pech gestaan. Het repertorium aan scheldwoorden van Kuifje’s kapitein Haddock werd door Nico moeiteloos overtroffen. Maar, geen paniek!!!!!! We bleven koelbloedig en duwden de auto enkele tientallen meters achteruit om meer opzij van de weg te kunnen staan, iets verder van het voorbijrazende verkeer. De weergoden waren ons echter gunstig gezind, het was wel koud maar het regende niet. Wat nu gedaan? De auto werd nog eens aan de praat gebracht. Met de motor geen enkel probleem, er kwam enkel hetzelfde luide geschreeuw van onder de auto. Motorkap open, onder de auto gekeken, voor ons zag alles er normaal uit. Het is echter net zoals je met
een kanarie bij de dierenarts gaat. Als leek heb je weinig tot geen kijk op de anatomie, zo ook niet bij de auto, tenminste niemand van ons. Net aan de ingang van de tunnel stond een praatpaal, en gelukkig was er een telefoniste die vrij goed Frans sprak, want mijn Duits is al net zo goed als het Italiaans van Nico. Nog geen tien minuten later, nadat we uit veiligheidsoverweging achter de vangrail hadden postgevat, kwam de gehoopte verlosser er aan, in de gedaante van een pechverlener. Die man sprak enkel “zwitsers duits frans”, maar via gebaren en ter plaatse uitgevonden woorden konden we hem ons probleem uitleggen. Auto ingang werd ons bevolen. Onmiddellijk terug dat gekrijs. De man schudde meelijwekkend het hoofd. Hetgeen weinig goeds beloofde. Het woordenboek werd er bijgehaald, en vanaf dan wisten we dat het probleem aan de versnellingsbak lag. Ter plaatse kon de pechverhelper niets doen. We moesten naar de dichtstbijzijnde garage. De trekkabel werd aan de auto bevestigd en we werden op sleeptouw genomen. Die garage was toch nog tien kilometer verder, maar gelukkig reden we volgens Mikélé wel nog altijd in de goede richting. Ter plaatse aan de garage, een korte discussie tussen beide Zwitsers, en het autootje mocht de garage binnen. Met vereende krachten en vol hoop dat we zouden gedepanneerd worden duwden we ons vehikel de brug op. Terug gestart en iedereen gespannen wachten op het verdict. De versnellingsbak beter bekend als de “boite vitesse” bleek echter totaal om zeep te zijn. Wat nu gedaan? Kon het gemaakt worden? En wanneer? En hoeveel ging het kosten? Het kon gemaakt worden, maar ten vroegste volgende week, en ofwel begrepen we opeens geen letter Duits meer, of de garagehouder trachtte een goede slag te slaan. Ik dacht eerst dat hij ons prijs maakte om zijn infrastructuur over te nemen, het was echter wel degelijk het bedrag om de reparatie uit te voeren. Het eerste probleem was nog steeds de auto, maar we moesten ook beslissen om verder te reizen en daarbij nog zo snel mogelijk, wilden we vandaag nog in Reggio geraken, ofwel terug naar huis. Na overleg besliste Nico, dat hij aan de auto zoveel kosten niet meer wou maken, gezien hij de pensioensgerechtigde leeftijd reeds had (de auto). Bovendien wanneer de auto pas volgende week hersteld werd, stond hij nog steeds in Zwitserland en moest er iemand achter komen. De garagist kon hem gratis krijgen gebaarde Nico grootmoedig, in de veronderstelling dat we op die manier van de auto verlost waren, daar overbrengen naar de heimat waarschijnlijk veel geld ging kosten. De man moest het echter niet weten, zelfs gratis wilde hij de auto niet. Hij moest van “zijnen hof”. We mochten de auto enkel bij hem achterlaten na het betalen van de ronde som van 200 Euro. We konden echter niets anders. De nummerplaten er af , documenten er uit, het allernoodzakelijkste namen we mee( de transportkooien voor onze nieuwe aanwinsten vooral niet vergeten) de rest konden we niet meeslepen, vaarwel onze nog nooit gebruikte sneeuwkettingen en de rest van de kofferinhoud. Pas s’anderendaags stelden Mikéle en ik vast dat we onze kam vergeten waren in het handschoennenkastje. We zouden de reis verder zetten met de trein, ik was er zeker van dat dit mogelijk was daar we met de auto ongeveer hetzelfde traject als de trein volgden. En inderdaad, er was een station dat we konden bereiken via de bus. Niet getalmd dus. De garagehouder was nog zo goed om ons geheel gratis één kilometer verder naar de bushalte te voeren, den oplichter. Vanuit dat “boerenhol”, waar we gestrand waren en waarvan ik mij aanvankelijk zelfs de naam niet meer kon herinneren, maar later Eptingen bleek te zijn, namen we de autobus naar Sissach, het gezegde indachtig: met de lijn zou je d’er al zijn. Inderdaad de rit duurde niet langer dan 15 minuten. In Sissach aangekomen, wat het dichts bijzijnde station was hadden we een halfuur de tijd om trein ticket’s te kopen, en een aanval te wagen op de plaatselijke Pitta bar. Op de vraag van Gustavo, zelf steeds nen hele goeien beenhouwer geweest, welk vlees er eigelijk tussen die sanwichkes lag begon de uitbater luid te mekkeren. Het kon net zo goed van een schaap een geit een koe of eender welk tweehoevig dier zijn, maar nu was de Gustavo gerust dat het toch niet van den hond was.
In het station mocht ik zelfs van mijn Zwitserse spoorwegcollega het seinhuis even vereren met een blitzbezoek. Van Sissach ging het naar Olten. Daar moesten we overstappen van den “omnibus”(bij ons door de Croo de stoptrein genoemd) op een “semi-direct”(door dezelfde de Croo de regiotrein genoemd) We hadden ruim de tijd om ons te installeren want dat eindje rijden van Olten naar Milaan, zou zo maar eventjes 5 uur duren. Ditmaal het gezegde indachtig: de trein is steeds een beetje reizen. Op de trein kwamen we tot rust, en concludeerden we, dat, gezien de ernst van de feiten we toch wel de goede beslissingen hadden genomen, we hoopten Reggio vandaag nog te bereiken. Onderweg werden er nogal wat plannen gesmeed voor het volgende kweekseizoen. Er werden in onze gedachten al talloze kampioenen gekweekt uit de vogels die we ginder gingen kopen, maar wat konden we anders dan over de vogels “klappen” gedurende vijf uur. Zoals altijd als we over de vogels kunnen “leuteren” bleek de tijd te vliegen, en waren we in Milano voor we het wisten. Het was toen ongeveer 19 uur. Daar hadden we geluk, ik had er zelfs even voor gevreesd dat we dezelfde dag Reggio niet meer zouden bereiken, maar na een goede twintig minuten konden we de trein nemen naar Ancona die in Reggio halt hield. Ik kan nu een beetje beter begrijpen waarom de paus ooit de grond kuste, ik heb zelfs heel even hetzelfde overwogen, zo tevreden dat we er toch geraakt waren. Om half negen betraden we de voor een kanariekweker bijna heilige grond, en onmiddellijk de taxi in voor wat waarschijnlijk de kortste rit was uit die chauffeur zijn loopbaan, daar onzen “albergio”(hetgeen het hotel moest voorstellen) en waar we gereserveerd hadden op slechts driehonderd meter van het station was gelegen. Opgelucht langs de ene kant dat we er geraakt waren, maar ontgoocheld voor Nico, die zijn autootje kwijt was en het thuisfront nog op de hoogte diende te brengen. Gelukkig is ook zijn echtgenote van het realistische type, en maakte ze er geen drama van, het geen ons toch een enigszins gerust geweten gaf, want we voelden ons niettegenstaande we er niets konden aan doen een beetje schuldig. Leg het maar uit aan een normaal mens, naar Italie voor ne kanarievogel, en uw auto daar achterlaten. Maar ja om “ne goeien” te worden moet men toch iets meer doen dan “ne gewonen”. We hadden er zowaar honger, en goede Belgen zijnde ook dorst van gekregen, en besloten om naar hetzelfde restaurant te gaan van vorig jaar. Geloof het of niet, maar daar kende de bazin ons nog. Niet dat we onze rekening niet betaald hadden. Het lag waarschijnlijk meer aan de manier van Nico om friet te bestellen. Volgens hem is friet in het Italiaans “patata kappa kappa” en zich reeds een Italiaan voelende ging dit vergezeld van de in Italie zo gekende handgebaren. Na een stevig avondmaal besloten we om nog een afzakkertje te gaan nemen, als we dat nu niet verdiend hadden, waarmee we ons geweten op voorhand reeds gesust hadden moest het een ietsje uitlopen. De drankgelegenheden zijn er niet zo dik gezaaid als bij ons, maar waarschijnlijk hebben we net als bij een kanarie ook daar een goede neus voor, want het eerste etablissement dat we aantroffen was een sfeervol cafeetje, dat nog goed vol zat ook. Dat we de taal niet machtig waren stelde geen enkel probleem, want na enkele vino’s ontpopten we ons als echte polyglotten. We brabbelden vlot Frans, Engels en Nico zelfs Brakeliaans. We verbroederden zelfs met enkele Italianen, vooral met de Feminins, die vanwege hun zwarte haarkleur door ons allemaal thuishoorden in de reeks “Nero”, het geen bij ons de zwartreeks is, ofwel tot de nog toe onbekende mutant :de “Azul”. We moesten die mensen op een bepaald ogenblik duidelijk maken wat we toch in Italië kwamen doen. Aangezien we het woord vogeltentoonstelling niet konden vertalen, heeft Nico dan maar een versie van de vogeltjesdans opgevoerd, vergezeld van de bijhorende klanken, wat hem op slag razend populair maakte. Alle mooie dingen duren echter niet zo lang, en niet tegenstaande de emoties nog niet geheel doorgespoeld waren besloot de waard om de tent voor enkelen van ons véél te vroeg te sluiten. Na een bewogen dag, die nog een poos in ons geheugen zal blijven hangen, keerden we terug naar onze Albergio.
Na een veel te korte nacht zonder ontbijt, wie denkt er nu aan eten als de verwachtingen zo hoog gespannen staan, of misschien was dat laatste vino’tje de reden dat we geen honger hadden, de taxi in naar Mancasalle, hetgeen de naam van de zaal is waar HET evenement plaatsheeft. Hetzelfde als vorig jaar, zeer veel volk, maar iedereen raakte vlot binnen. Er stonden verschillende landgenoten aan de ingang, en de reiservaringen werden uitgewisseld. De mensen van de VVNK Geel (EddyVaes) hadden ons langs de autosnelweg zien staan in, ze waren het echter niet zeker dat wij het waren. We konden spijtig genoeg enkel bevestigen dat wij het inderdaad waren, en dat we de auto noodgedwongen hadden moeten achterlaten. Ze hoefden zich niet te verontschuldigen over het feit dat ze niet gestopt waren, we stonden op een veel te gevaarlijke plaats. Bovendien hadden ze ons te laat opgemerkt, en konden zij ons toch niet verder helpen. Wat we echter enorm op prijs stelden was dat ze onmiddellijk hun bezorgdheid lieten blijken. Hoe gaan jullie nu terug keren naar huis? We hadden het uurrooster van de treinrit reeds uit het hoofd geleerd. Onmiddellijk werden er echter twee vrije plaatsen aangeboden in een auto van een van hun mensen. In de voormiddag liepen we Pascal Loux tegen het lijf, en ook hij bood ons drie plaatsen aan om terug te keren. Er was ook nog een autocar ter plaatse met de mensen van La Voliére Fleurie, en ook met hun konden we terugreizen. We hadden dus dankzij ALLE aanwezige landgenoten nog keuze mogelijkheden. Waarvoor onze oprechte dank aan al deze mensen. In nood kent men zijn vrienden!!!!!!!!!!!!!!!!! We kozen voor de volgende optie: Nico en Gustavo zouden op zondagmorgen terugkeren met de mensen van Geel, zodat ze de zondagavond in Belgie waren, daar Nico op maandag moest werken. Mikélé en ik zouden eveneens zondagmorgen terugkeren met de bus van Berloz. Op die manier konden we samenblijven tot de zondagmorgen, en konden we nog eens genieten van de Italiaanse woordenschat van Nico in het restaurant. De TT zelf nu. Werkelijk prachtig! Duizenden vogels allemaal in hetzelfde kooitje, volledig in wit metaal, en waarvan het voorfront langs de bovenzijde veel meer open is dan bij onze kooien. De vogels zijn door de keurder en de liefhebber dus veel beter te beoordelen, nadeel is dat ze waarschijnlijk dergelijke kooi gewend moeten zijn, “of ze breken hun kot af”. De vogels zijn echter niet per reeks opgesteld, wat op zich (voor mij toch) een ware ramp is. De kampioen zit bv in kooi nr 1216, en de 2de in die reeks in kooi nr 15987, vergelijken is onmogelijk! Naar het schijnt is de reden daarvoor de uitkooiing. In de vetkleurigen staan ze duidelijk niet zo sterk als wij. Bij de pigment vogels vooral in de zwartreeks duidelijker getekende vogels dan bij ons. Enorm veel mozaieken, en daar zijn ze gezien hun langere ervaring sterker in dan wij. Verder uitweiden heeft geen zin, de meeste mensen kennen de Italiaanse vogels van het de WK’s, doe zoals de oudstrijders: “remember”Ieper De zaal is enorm ruim, men kan gemakkelijk met een auto tussen de rekken die trapsgewijs opgesteld staan, er is zeer veel daglicht, wat enorm positief is voor het bekijken van de vogels. De keurfiches hangen op de kooien, en de cataloog is zeer duidelijk. Niettegenstaande er een massa volk aanwezig is wordt het door die enorm ruime zaal nooit drummen. Kortom het is en blijft de verplaatsing meer dan waard. We mogen gerust stellen, dat deze show samen met deze van Geel het Mekka zijn voor ons kleurkanariefanaten. De vogelbeurs. Duizenden vogels, niet alleen kleurkanaries, maar ook Europese, exoten, postuurs, parkieten, kortom alles, met uitzondering van kwartels, die volgens mij toch op het neerhof thuishoren bij de kiekes en niet op een vogeltentoonstelling. Eveneens een zeer ruime zaal, met als enig minpunt, dar er nergens een stoel staat om eens uit te rusten, maar dat hebben we pas achteraf vastgesteld, daar we op de dag zelf ogen en tijd te kort kwamen. Het is echter niet zoals in Geel, dat alle vogels in een TT kooi zitten. Ze worden zowel in een TT kooi als in lopers aangeboden. De prijs draait ongeveer rond de 50 Euro per
vogeltje, hetgeen iets meer is dan bij ons, maar onderhandelen is mogelijk, bij sommigen althans. Zelf tracht ik contact op te nemen met de liefhebbers voor vertrek uit Belgie, zodat ik min of meer zeker ben, dat het geen ik nodig heb ik ook daadwerkelijk kan meebrengen. Als randgebeuren zijn er nog de handelaren in “toebehoren” die hun waren aanprijzen. Nogal dikwijls komen net zoals in de modewereld de laatste snufjes uit Italie. De automatische voedercontainertjes die nu bij ons aan het inburgeren zijn gebruiken zij sinds geruime tijd. Nu doet de automatische drinkvoorziening zijn intrede. Van aan een kraantje of een gesloten vat vertrekt een leiding die in iedere kooi uitgeeft. Via een nippel kunnen de vogels steeds drinken. Bedoeling is enkel tijdswinst, of het echt hygienisch is kan ik niet over oordelen. Aan zaadmengelingen en opfokvoeders, supplementen en allerlei wondermiddelen geen gebrek. Het allernieuwste is echter de kartonnen wegwerp tentoonstellingskooi. Aanvankelijk dacht ik dat men mij iets op de mouw wilde spelden. Het bleek echter de waarheid te zijn. Het betreft een kartonnen doos die na open gevouwd te zijn voorzien wordt van een voorfront. Wanneer de kooi vuil is wordt het front op een nieuwe kooi bevestigd, en de vuile kooi gaat in de vuilbak. Prijs per kooi 1 Euro, maar hoe meer u er koopt hoe goedkoper. Ik heb eens met mijn hoofd geschud en ben lachend verder gegaan. Maar misschien hebben mijn kinderen gelijk en kan ik niet meer met mijnen tijd mee. Doodmoe maar tevreden dat we het terug meegemaakt hadden strompelden we s’avonds de zaal uit, met onze nieuwe aanwinsten in onze lopers. s’Avonds terug naar hetzelfde restaurant, waar de friet al klaarstond, daarna nog een vluggertje in hetzelfde cafeetje van de zaterdag, maar de oogjes begonnen toe te vallen, en wijselijk hielden we het iets korter dan de vorige avond. Moe maar gelukkig ons bed in voor nog een korte nacht. De zondag morgen hebben onze wegen zich gescheiden. Gustavo en Nico moesten naar een ander hotel dan Mikélé en ik, daar niet alle Belgen in hetzelfde hotel verbleven, hetgeen spijtig is en waar dringend ééns moet over gepraat worden. Rond negen uur zijn we in Reggio vertrokken, voor een lange tocht naar huis. Er werd een paar keer halt gehouden om te eten te drinken, en vooral om de vogels die in de koffer zaten te laten eten en drinken. Niettegenstaande we kanariekwekers zijn slaagden we erin om verschillende uiltjes te vangen onderweg, vooral Mikélé was daarin een specialist. Na middernacht waren we in Belgie, en na enkele haltes was het onze beurt om uit te stappen.
De bus deponeerde ons in Hannuit, en daar werd ons een lift aangeboden door JeanMarie Dekerk en Jose Cabeçoes. Ze hebben ons in Zaventem afgezet aan de luchthaven afgezet waar we dachten een koffie te gaan drinken, maar tot onze verbazing was er geen enkele cafetaria open. We verbroederden dan maar met de Marokkaanse kuisploeg van de luchthaven. Elk om beurt kwamen ze eens kijken wat we hadden meegebracht van Italie. Het merendeel vond, dat Mikélé mooiere vogels had gekocht dan ik, het geen mijn vermoeden bevestigde, ze kenden er werkelijk niets van. Hadden we nog iets langer dan twee uur naar de eerste trein moeten wachten, we hadden er nog gauw enkelen lid gemaakt. Om zes uur waren we in Brussel-Zuid, en daar ik daar nog enkele jaartjes gewerkt heb wist ik zeker dat de koffiebar open was. Het is eens iets anders, in plaats van s’morgens met mijn”kabas” naast mij om een koffie te drinken nu met onze nieuwen aanwinsten op schoot, en ze waren nog in goede conditie want er begon geluid uit het bakje te komen. Mikéle’s vrouwtje werd uit haar bed gebeld, en ze stond ons om 7 uur aan het station van Zottegem op te wachten. Via de moderne communicatiemiddelen die echter aan mij niet besteed zijn was ze reeds op de hoogte van ons avontuur. Enkele minuten later werd ik aan mijn deur gedropt. Onder het moto: geen nieuws is goed nieuws had ik het thuisfront niet verwittigd. Mijn vrouw was wel “vreed” content dat we heelhuids
terugwaren, maar moest eens goed lachen met onze misére, en vond dat we dat er maar moesten bijnemen als we alleen op reis gingen. s’Namiddags na een hazenslaapje werden mijn nieuwe exemplaren aan een grondige keuring onderworpen. Als na de kweek blijkt dat ik mij versterkt heb ga ik volgend jaar zeker weer, en moest het niet zo zijn dan ga ik toch weer om er deze keer betere te kopen. Ik hoop van mijn reisgezellen hetzelfde, want alleen is maar alleen. Tot daar onze reis ervaringen, garagehouders gelieve niet te reageren, den Nico heeft reeds nen nieuwen auto. So long Matthieu.