Vlaamse Stichting VERKEERSKUNDE 01/2006
Met de klas de straat op Handleiding voor verkeerseducatieve routes in de schoolomgeving
S T U U R G R O E P
O N D E R W I J S
Woord vooraf
Vlaamse Stichting Verkeerskunde Stuurgroep Onderwijs
De Vlaamse Stichting Verkeerskunde (VSV) werd in 1990 bij decreet opgericht en organiseert bijscholing en vorming over verkeer en mobiliteit in Vlaanderen. In 1993 is de Stuurgroep Onderwijs binnen de VSV ontstaan. De stuurgroep verenigt verkeersdeskundigen en onderwijsdeskundigen van de verschillende onderwijsverstrekkers en de koepels van ouderverenigingen. Samen bepleiten ze het thema bij de overheid en ondersteunen de scholen met praktijkgericht lesmateriaal en nascholingen. Voor meer informatie kun je steeds terecht bij: Vlaamse Stichting Verkeerskunde Stuurgroep Onderwijs Bruul 101 2800 Mechelen Tel.: 015 44 65 50 Fax: 015 44 65 59
[email protected] www.verkeerskunde.be We hopen je met deze handleiding van dienst te zijn en wensen je veel succes met de organisatie van een verkeerseducatieve route.
Luc Henau Voorzitter Stuurgroep Onderwijs Vlaamse Stichting Verkeerskunde Jan Peumans Voorzitter Vlaamse Stichting Verkeerskunde
1
INHOUD
1 2
3 4
5 6
7
8
9
10 11
2
Woord vooraf
1
Inleiding
3
Wat is een verkeerseducatieve route?
5
2.1 Waarom?
6
2.2 Wat?
6
2.3 Waar?
6
2.4 Is het veilig?
6
2.5 Wie doet wat?
7
De tijdelijke of de permanente verkeerseducatieve route
9
Verkeers-en mobiliteitseducatie op de verkeerseducatieve route
11
4.1 De straat op met zes educatieve basisdoelstellingen
12
4.2 De verkeerseducatieve route en eindtermen
12
4.3 Welke verkeerssituaties kunnen in een verkeerseducatieve route voorkomen?
13
4.4 Verkeersles op de verkeerseducatieve route
14
4.5 Aandachtspunten voor de organisatie van activiteiten op een verkeerseducatieve route
16
4.6 Diareeks, powerpointpresentatie en videofilm
16
Boeiende praktijkverhalen
17
Verkeersgedrag - praktische fiches
19
6.1 Inleiding
20
6.2 Verkeersgedrag voor voetgangers
21
6.3 Verkeersgedrag voor fietsers
33
Fietsvaardigheid
43
7.1 Inleiding
44
7.2 Oefeningen
45
Randactiviteiten
51
8.1 Inleiding
52
8.2 Fietscontrole
53
8.3 Gevarenzone en dode hoek bij vrachtwagens
55
8.4 Stopafstand
57
8.5 Technologie
58
Bijlagen
59
9.1 Voorbeeld Schoolwerkplan VERO-Voetgangers Brecht
60
9.2 Voorbeeld Schoolwerkplan VERO-Fietsers Brecht
61
9.3 Voorbeeld Brief rekrutering medewerkers
62
9.4 Voorbeeld Brief Briefing medewerkers
63
9.5 Voorbeeld Brief Buurtbewoners
64
Nuttige adressen
65
Bibliografie
68
Colofon
68
Hoofdstuk
1
Inleiding
De Stuurgroep Onderwijs van de Vlaamse Stichting Verkeerskunde reikte u de voorbije jaren al een heel gamma lesmateriaal aan om de ontwikkelingsdoelen en eindtermen verkeers- en mobiliteitseducatie waar te maken. U kan ondertussen putten uit een ruim aanbod voor zowel het kleuter-, het lager als het secundair onderwijs. Praktijkoefeningen vormen een rode draad doorheen al ons educatief materiaal. Een theoretische benadering van verkeers-en mobiliteitseducatie is niet meer van deze tijd. Het drukke verkeer eist immers de nodige ervaring. Hoe u kinderen op een verantwoorde manier ervaring kan laten opdoen in het verkeer, leest u in deze brochure. ‘Met de klas de straat op’ is een zeer praktische leidraad over het organiseren van een verkeerseducatieve route. Op de bijhorende cd-rom vindt u de verschillende activiteiten voor voetgangers en fietsers zodat u zelf een selectie kan maken van de vaardigheden die op uw verkeerseducatieve route voorkomen. Bovendien staan alle controlefiches op de cd-rom zodat u ze alleen maar hoeft af te drukken.
4
Hoofdstuk
2
Wat is een verkeerseducatieve route?
2.1
Waarom?
De eindtermen vragen meer praktijkgerichte verkeerslessen. Het verkeer wordt steeds complexer met meer en snellere voertuigen. Deelnemen aan het verkeer leer je niet vanop de schoolbank, net zoals je niet leert zwemmen vanop een stoel. Veilige en verantwoordelijke fietser of voetganger zijn, leer je op een plek waar iedereen deelneemt aan het verkeer: de openbare weg.
2.4 • • •
•
2.2
Wat?
Een verkeerseducatieve route is een uitgestippelde route langs voor kinderen relevante verkeerssituaties. De route is bedoeld voor voetgangers en fietsers.
2.3
Waar?
Een verkeerseducatieve route, ook wel eens levend verkeerspark genoemd, ligt binnen een verkeersomgeving met weinig en langzaam verkeer, een rustige wijk dus. Bij voorkeur ligt de route binnen de vertrouwde omgeving van de kinderen. Indien mogelijk maakt de straat van de school er deel van uit. De route loopt wenselijk - langs herkenbare en door jongeren veel gebruikte plaatsen: sporthal, muziekschool,… Zo leert het kind hoe deze plaatsen veilig te bereiken zijn.
6
•
Is het veilig? De verkeerseducatieve route wordt gelokaliseerd in een verkeersluwe buurt met vooral traag verkeer. Waar nodig, kan een gemachtigde opzichter of agent worden ingeschakeld. De verkeerseducatieve route is geen hindernissenparkoers. Het mag niet de bedoeling zijn om de kinderen zoveel mogelijk gevaarlijke situaties voor te schotelen. De andere verkeersdeelnemers op de route erkennen dat extra voorzichtigheid op deze plaats gewenst is. Om dit te beklemtonen is het aanbevelenswaardig de buurtbewoners vooraf op de hoogte te brengen (zie bijlage 9.5). • Bovendien kan men op de route het verkeersbord A 23 (kinderen) met onderbord “verkeersles” plaatsen. • De fietsen zijn volledig in orde, de deelnemers dragen bij voorkeur reflecterend materiaal. Ook het dragen van een fietshelm wordt aanbevolen. • Voordat de leerlingen van start mogen gaan, rijden de organisatoren zelf de tocht. Pas wanneer alles klaar staat en iedereen op zijn post is, wordt het startsein gegeven en gaan de leerlingen van start. Belangrijk!! Elementaire voetgangers- en fietsvaardigheden worden vooraf op school aangeleerd. (zie 4.4.1)
2.5
Wie doet wat?
De gemeente/lokale politie • zorgt voor de extra signalisatie (politiereglement van de gemeente); • stelt gemachtigde opzichters en/of agenten ter beschikking; • verwittigt de omwonenden (zie bijlage 9.5); • kan investeren in materiaal voor de route; • kan investeren in fluorescerende kledij voor de kinderen en begeleiders; • kan een aansprakelijkheidsverzekering voor de helpers voorzien; • kan zorgen voor de rugnummers van de deelnemers.
TIP Een scholenovereenkomst Gemeente en school kunnen een scholenovereenkomst sluiten waarvan de verkeerseducatieve route deel uitmaakt. Enerzijds gaan de scholen de verbintenis aan om praktijkgerichte verkeers- en mobiliteitseducatie te implementeren in het onderwijs. In samenwerking met de ouders plannen zij bovendien acties die ervoor moeten zorgen dat het aantal milieuvriendelijke verplaatsingen naar school toeneemt, dat de autodruk afneemt en dat de verkeersveiligheid in de schoolomgeving verbetert. Anderzijds verbindt de gemeente zich ertoe om de scholen en hun ouderverenigingen materieel, logistiek en organisatorisch te ondersteunen in hun acties. Mobiel 21 vzw heeft een handleiding Scholenovereenkomst uitgewerkt (zie hoofdstuk 10).
De helpers/controleurs
TIP Roefelen Heel wat gemeenten organiseren ROEFELDAGEN. Een verkeerseducatieve route kan één van de activiteiten zijn waaraan kinderen dan deelnemen.
• controleren op verschillende punten de verkeersvaardigheden van de voetgangers en/of fietsers. Zij maken hierbij gebruik van een controlefiche; • houden een oogje in het zeil om mee de veiligheid te garanderen; • worden bij voorkeur gerekruteerd onder ouders, leerkrachten, buurtbewoners en politie (Het is beter deze taak te verdelen onder verschillende actoren dan ze helemaal te laten rusten op de schouders van de leerkrachten.).
De school • bereidt zich via verkeerslessen op de speelplaats voor op de vaardigheden die voorkomen op de verkeerseducatieve route (Sommige scholen koppelen de inhoud van hun schoolwerkplan verkeers- en mobiliteitseducatie aan de vaardigheden die aan bod komen tijdens de verkeerseducatieve route. Zie bijlage 9.1 en 9.2.); • zorgt dat de kinderen, afhankelijk van de leeftijd, in meerdere of mindere mate begeleid worden; • rekruteert en brieft de helpers/controleurs (buurtbewoners, ouders, grootouders, enzovoort).
7
De kinderen • tonen dat zij de op school geoefende vaardigheden in het echte verkeer kunnen toepassen; • van de eerste graad nemen als voetganger deel. Zij leggen de route af in klasverband onder begeleiding van de leerkracht. De rol van de leerkracht is vooral die van toezichthouder; • van het derde leerjaar nemen eveneens als voetganger deel, maar zonder dat ze constant begeleid worden. Zij leggen in groepjes de route af, waarbij de leerkracht de route in tegengestelde richting fietst of stapt om zo een oogje in het zeil te houden. De leerkracht krijgt hulp van de controleurs/helpers die zich op de route bevinden; • van het vierde, het vijfde en het zesde leerjaar leggen de route als fietser af. Bij voorkeur worden ze verdeeld in groepjes. Indien er genoeg helpers voorhanden zijn, kan men met elk groepje een begeleider meesturen. De leerkracht kan ook in tegengestelde richting de route afleggen en zo toezicht houden op de leerlingen.
De controlefiche De deelnemende leerlingen dragen een rugnummer. Per observatiepunt wordt één controlefiche per klas ingevuld. De controleurs observeren het verkeersgedrag en de vaardigheid van de kinderen. Ze duiden dit aan op de controlefiche. Om veel schrijfwerk te vermijden, kruist men slechts de fouten aan. Wanneer een kind dus geen kruisjes achter zijn nummer heeft, beheerst het de vaardigheid volledig! Elke klassikale observatiefiche gaat nadien naar de klastitularis. Die weet, aan de hand van deze fiche, welke vaardigheden voldoende getraind zijn en welke nog verder moeten worden ingeoefend. Indien men een verkeerseducatieve route op het einde van het schooljaar organiseert, dan worden de fiches doorgegeven aan de leerkracht waarbij de leerlingen het daarop volgende schooljaar terechtkomen. Op die manier krijgt verkeers- en mobiliteitseducatie ook een plaats in het leerlingenvolgsysteem van de school.
Voorbeeld: Controlefiche bij het observatiepunt ‘Rechts afslaan met de fiets’.
4
Rechts afslaan met de fiets Rugnummer
Omkijken over de linker schouder
À Rechterarm uitsteken à Stuur vast en korte bocht Kruis enkel aan wanneer de leerling deze vaardigheid onvoldoende beheerste!
8
Klas: 5A 1
2
3
4
X
X
X
X
X
5
6
7
X
X
...
Hoofdstuk
3
De tijdelijke of de permanente verkeerseducatieve route
Verkeerseducatie op straat kan op verschillende manieren, bv. leerkrachten of politieagenten maken met de leerlingen verkeerswandelingen in de schoolomgeving of ouders begeleiden hun kinderen op weg naar school om hen te wijzen op de gevaren. Op deze aanpak wordt verder gebouwd bij het opzetten van een verkeerseducatieve route. • Je vertrekt van de vertrouwde omgeving van de kinderen en van de eigen schoolomgeving. • De ouders worden betrokken bij de verkeers- en mobiliteitseducatie en krijgen de gelegenheid om op de route te gaan trainen. De verkeerseducatieve route kan tijdelijk worden opgezet of permanent worden opgebouwd. Aan beide opties zijn een aantal voor- en nadelen verbonden.
TIJDELIJKE VERKEERSEDUCATIEVE ROUTE Vorm • tijdelijke bewegwijzering in samenwerking met de gemeente; • tijdelijke extra signalisatie ter beveiliging.
Voordelen • tijdelijk karakter leidt tot meer oplettendheid; • mogelijkheid om hier en daar een extraatje te voorzien (zie hoofdstuk 8); • mogelijkheid om de route te ‘verhuizen’ naar een andere wijk; • mogelijkheid om makkelijker zaken toe te voegen, te veranderen, te verbeteren.
Nadelen • De route is niet permanent bruikbaar (aanbrengen van extra signalisatie vraagt toelating van de gemeenteraad). • De extra signalisatie kan bij de kinderen twijfel, maar ook een vals gevoel van veiligheid teweeg brengen. • Verkeerseducatie is een permanent en continu gegeven. Het is niet bekeken met één dag verkeerseducatieve route per jaar. • Het éénmalige ‘kunstmatige’ karakter roept bij de deelnemers soms een spelsituatie op.
10
PERMANENTE VERKEERSEDUCATIEVE Vorm • een permanente bewegwijzerde route; • bewegwijzering in samenwerking met de gemeente.
Voordelen • op alle tijdstippen, zonder toestemming van het gemeentebestuur te gebruiken; • mogelijkheid om educatief materiaal op maat rond de route te ontwikkelen: een diareeks, een video,…; • mogelijkheid voor ouders om op de route te oefenen met de kinderen; • mogelijkheid voor scholen en leerkrachten om zelf te plannen wanneer ze de route wensen te gebruiken.
Nadelen • De oplettendheid van de buurbewoners zal na verloop van tijd afnemen. Breng hen op de hoogte als er ‘piekdagen’ zijn. • De route kan men moeilijk ‘verhuizen’ naar een andere wijk. Scholen en gezinnen uit de onmiddellijke omgeving zijn enigszins bevoordeeld. • De mogelijkheid om wat aan de route te veranderen is beperkt.
Hoofdstuk
4
Verkeers-en mobiliteitseducatie op de verkeerseducatieve route
4.1
De straat op met zes educatieve basisdoelstellingen 1. Levensbehoud en weerbaarheid De kinderen leren zichzelf te beschermen in het verkeer. Dit gebeurt gradueel en in een beveiligde omgeving. Kinderen leren inzien dat hun eigen verkeersgedrag een directe invloed uitoefent op hun eigen veiligheid.
dit vergroot hun mobiliteit. • Kinderen kunnen sneller zelfstandig verplaatsingen maken. • Kinderen lokaliseren langs de verkeerseducatieve route de belangrijke knelpunten en ontdekken zo hoe verkeer ontstaat. • Kinderen ervaren lawaaihinder, drukte,…, ervaringen die de deur openen naar een verwerking in de klas en thuis.
4.2
De verkeerseducatieve route en de eindtermen
2. Vaardigheden aanleren Door de verkeerseducatieve route te doorlopen, leren de kinderen hoe ze aan het verkeer moeten deelnemen. Ze leren hoe ze te voet moeten gaan, hoe ze moeten fietsen en hoe ze een busrit moeten plannen. Hierdoor wordt hun verplaatsingsvaardigheid vergroot.
3. Reglement kennen en kunnen toepassen Door een intensieve evaluatie van het gedrag van de kinderen, krijgen de school en de ouders zicht op de kennis van de wegcode van de leerlingen.
4. Solidariteit Samen te voet of met de fiets de straat op heeft tal van voordelen. Enerzijds leren de kinderen over hun eigen houding op straat. Anderzijds leren ze rekening houden met medeleerlingen en andere verkeersdeelnemers. De kinderen leren in de verkeerseducatieve route dat hun eigen verkeersgedrag rechtstreeks invloed heeft op het gedrag en de veiligheid van anderen. Ze leren tevens te anticiperen op gedrag van anderen en proberen er rekening mee te houden.
5. Omgevingskennis De kinderen leren te voet gaan en fietsen in de eigen schoolomgeving. Hierdoor doen ze kennis en ervaring op over de eigen verplaatsing naar school.
6. Zicht op mobiliteit, wijziging in de eigen mobiliteit De verkeerseducatieve route is een kapstok voor verdere aandachtspunten rond mobiliteit: • Kinderen leren vervoerswijzen ten opzichte van elkaar afwegen. • Kinderen leren zich te voet en met de fiets verplaatsen,
12
De verkeerseducatieve route sluit inhoudelijk en methodisch sterk aan bij de eindtermen, vooral te vinden bij ‘wereldoriëntatie, ‘mens en ruimte’, - verkeer en mobiliteit’.
6.12 De leerlingen kunnen de gevaarlijke verkeerssituaties in de ruimere schoolomgeving lokaliseren en er zich veilig verplaatsen. De route is gelegen in de directe schoolomgeving. De helper kan de kinderen op een praktische manier wegwijs maken in de complexe verkeerssituaties die op de route liggen. Kinderen leren zo knelpunten niet als afgezonderde locaties te zien, maar leren deze verkeerssituaties te overbruggen binnen een aaneengesloten route. De helper kan, door gelijkaardige situaties aan te leren binnen de route, de kinderen ook weerbaar maken in andere complexe verkeerssituaties.
6.13 De leerlingen beschikken over voldoende reactiesnelheid, evenwichtsbehoud en gevoel voor coördinatie… Het spreekt voor zich dat kinderen door meer te bewegen ook motorische vaardigheden ontwikkelen. De route speelt hier op in. Het is namelijk niet enkel een verkeerseducatief project, maar ook een ‘bewegingsproject’. De motorische vaardigheden worden nu niet opgebouwd in ‘kunstmatige’ situaties, maar wel in het verkeer zelf.
… en ze kennen de verkeersregels voor fietsers en voetgangers, om zich zelfstandig en veilig te kunnen verplaatsen langs een voor hen vertrouwde route. De route sluit zeer nauw aan bij de doelstellingen die in deze eindterm gesteld zijn. De kinderen leren zelfstandig te voet gaan en fietsen in de directe schoolomgeving en leggen verbanden naar de eigen vertrouwde omgeving.
6.14 De leerlingen tonen zich in hun gedrag bereid rekening te houden met andere weggebruikers. Tijdens het doorlopen van de route leren de kinderen te anticiperen en in te spelen op het gedrag van andere verkeersdeelnemers. De kunstmatige situatie van een verkeerspark, dat eerder aansluit bij een spelsituatie, wordt hierbij vermeden.
6.15 De leerlingen kennen de belangrijkste gevolgen van het groeiende autogebruik en kunnen de voor- en nadelen van mogelijke alternatieven vergelijken. Kinderen krijgen een andere kijk op verschillende vervoerswijzen wanneer ze zelf actief als voetganger en fietser deelnemen aan het verkeer. Ze leren de voor- en nadelen van te voet gaan en fietsen in overweging nemen. Ze ervaren de effecten van het gemotoriseerde verkeer op hun directe leefomgeving.
6.16 De leerlingen kunnen een eenvoudige route uitstippelen met het openbaar vervoer. De verkeerseducatieve route kan het ideale aanknopingspunt zijn om bus- en treingebruik aan te leren. Een bushalte op de verkeerseducatieve route is een aanleiding om eenvoudige routes uit te stippelen: vanaf die bushalte naar een halte bij het zwembad, de bibliotheek, … Een treinstation op de route laat toe treintabellen of de Ari-disk te leren gebruiken.
4.3
Welke verkeerssituaties kunnen in een verkeerseducatieve route voorkomen? De verkeerseducatieve route biedt een kader waarin kinderen ervaring kunnen opdoen in verschillende verkeerssituaties. Het aantal typische verkeerssituaties dat in de route aan bod kan komen, is natuurlijk sterk gebonden aan de plaatselijke omstandigheden. We zetten enkele interessante leersituaties op een rij.
Voor de voetganger: - plaats op de openbare weg; - stappen op een trottoir; - oversteken aan een kruispunt: • oversteken op een zebrapad zonder verkeerslichten; • oversteken op een zebrapad met verkeerslichten; • oversteken op een zebrapad met verkeerslichten met een aanvraagknop; • oversteken wanneer een bevoegde persoon het verkeer regelt. - oversteken in een straat zonder kruispunt: • oversteken zonder zebrapad; • oversteken op een zebrapad met verkeerslichten; • oversteken op een zebrapad met verkeerslichten met een aanvraagknop; • oversteken nabij een bocht; • oversteken bij geparkeerde auto’s. - andere mogelijke situaties: • een voetgangerstunnel; • een spoorwegovergang; • het trottoir verlaten voor een hindernis; • een woonerf; • een voetgangerszone; • een voetgangers- en fietserszone; • een bus -of tramhalte of een station.
Voor de fietser: - Waar fietsten we op de openbare weg? • straat zonder fietspad; • straat met fietspad in enkele richting; • straat met fietspad in dubbele richting; • fietssuggestiestrook.
13
- oversteken: • op een kruispunt zonder verkeerslichten; • op een kruispunt met verkeerslichten; • op een kruispunt met verkeerslichten met aanvraagfunctie; • met een bevoegde persoon. - links of rechts afslaan: • op een kruispunt zonder verkeerslichten; • op een kruispunt met verkeerslichten; • op een kruispunt met verkeerslichten met aanvraagfunctie; • voorsorteren. - voorrang verlenen: • met algemene regeling voorrang van rechts; • op kruispunten met gesignaliseerde voorrangsregeling; • stopbord als aanleiding om te stoppen en richting aan te wijzen. - andere situaties: • rotonde; • voetgangers– en fietserszone; • straat met beperkt eenrichtingsverkeer (fietsen in twee richtingen mag); • spoorwegovergang; • fietstunnel; • opstellen in fietssluis; • fietsen met twee naast elkaar op plaatsen waar het kan; • uitwijken voor een geparkeerde wagen; • afstappen en als voetganger oversteken; • de fiets stallen: uit de weg van andere verkeersdeelnemers, met een goed slot, in een fietsenstalling. • …
14
4.4
Verkeersles op de verkeerseducatieve route
Het opstellen van een verkeerseducatieve route vraagt een zekere inspanning van alle onderwijsparticipanten: de schooldirectie, de leerkrachten, de verkeersgangmaker, de oudervereniging, de verkeersouders, het gemeentebestuur en de lokale politie. Positief is dat alle klassen, van alle leerjaren, van alle scholen uit dezelfde omgeving, gebruik kunnen maken van de route. Zo komen het materiaal en de lessen, die ontwikkeld worden, iedereen ten goede.
4.4.1 ALGEMEEN Voorbereiding • De route moet vooraf verkend worden door de helpers en de leerkracht. Dit moet nog gebeuren net voor de leerlingen vertrekken zodat je zeker weet dat alle controlepunten in orde zijn, dat de controleurs op post zijn en dat de veiligheid optimaal is. • De route kan ook met de ouders verkend worden, ouders kunnen mee oefenen. • Ouders kunnen met de kinderen de testen voorbereiden.
Vooraf oefenen! • Men mag kinderen nooit onvoorbereid een verkeerseducatieve route laten rijden of stappen. Het volstaat niet dat de fietsers over voldoende behendigheid en stuurvaardigheid beschikken. Ze moeten zich ook leren houden aan de verkeersreglementen en aan gemaakte afspraken. Ze moeten hoffelijk, defensief en assertief leren zijn in het verkeer. • Door het trainen van verkeersgedrag bereidt men de kinderen goed voor op de verkeerssituaties waarmee zij op een verkeerseducatieve route worden geconfronteerd. Deze verkeersvoorbereidende training gebeurt in een beschermde ruimte (bv. op de speelplaats). Voorbeelden van verkeersgedrag dat kan getraind worden zijn: - stappen op het trottoir; - een hindernis op het trottoir; - oversteken; - fietsend omkijken; - fietsend de arm uitsteken; - links en rechts afslaan; - een geparkeerde auto voorbij steken; - inhalen; - voorrang geven; -… • Pas wanneer de begeleider (leerkracht of verkeersouder) overtuigd is dat de kinderen dit verkeersgedrag voldoen-
de beheersen, kan de stap gezet worden naar het echte verkeer.
De verkeerseducatieve route als oefenplaats • Wanneer kinderen een bepaalde vereersvaardigheid getraind hebben op de speelplaats, dan kunnen zij dit verder inoefenen op de verkeerseducatieve route. In dat geval wordt niet de gehele route afgelegd. De trainer, ouder of verkeersouder gaat op een zelfgekozen moment naar een specifieke plaats op de verkeerseducatieve route (bv. T-kruispunt) om er een bepaalde verkeersvaardigheid (bv. rechts afslaan met de fiets) verder in te oefenen. • Werkwijze: - Onder begeleiding van minimaal twee begeleiders verplaatst een leerlingengroep van maximaal vijftien deelnemers zich te voet of met de fiets. - Eén begeleider voert de groep aan en is verantwoordelijk voor de verkeerstechnische begeleiding. Een tweede sluit de groep af en zorgt mee voor de praktische ondersteuning. - Op een aantal plaatsen voeren kinderen individueel een verkeershandeling uit. De evaluatie van de begeleiders en de medeleerlingen volgt onmiddellijk nadat de leerling de handeling heeft uitgevoerd.
De verkeerseducatieve route als praktische verkeerstoets • Wanneer de kinderen verschillende verkeersvaardigheden onder de knie hebben, dan kan de verkeerseducatieve route dienen om een praktische verkeerstoets af te nemen. Deze activiteit heeft meestal plaats tegen het einde van het schooljaar. Tijdens het schooljaar heeft elke klas een aantal verkeersvaardigheden getraind, eerst op de speelplaats, nadien op de route. Elke leerkracht weet vooraf welke vaardigheden zijn/haar klas moet trainen (zie bijlage schoolwerkplan, 9.1 en 9.2). Elk kind toont, als voetganger of als fietser hoe verkeersvaardig het al is. Eventueel kan na afloop een diploma of brevet worden uitgereikt. • Werkwijze: - Kinderen volgen individueel of in kleine groepjes het parcours. Op diverse plaatsen staan controleposten opgesteld die bemand worden door o.a. verkeersouders. Zij noteren op een controlefiche in hoeverre de kinderen correct gehandeld hebben in de voorliggende verkeerssituatie. Wat precies geobserveerd moet worden, staat op de controlefiche en is vooraf duidelijk afgesproken. (zie hoofdstuk 6) - De kinderen starten om de 1 à 2 minuten. Ze zijn herkenbaar aan een rugnummer en ze dragen bij voorkeur fluorescerende kledij en een fietshelm.
Naverwerking • Neem af en toe foto’s en video-opnames voor de nabespreking in de klas of voor het schoolkrantje. • Na de leeractiviteit volgt een nabespreking in de klas, op basis van de controlefiches. Daarna geven de controleurs de fiches aan de klastitularis zodat bepaalde vaardigheden nog extra getraind kunnen worden. Indien de verkeerseducatieve route helemaal op het einde van het schooljaar wordt georganiseerd, worden de fiches doorgegeven aan de volgende klastitularis.
4.4.2 EVALUATIE OP DE VERKEERSACTIEVE ROUTE Kinderen leren actief deelnemen aan het verkeer. De mate waarin de kinderen correct en veilig aan het verkeer deelnemen, kan op verschillende manieren geëvalueerd worden: door observatie van medeleerlingen, door onmiddellijke feedback van een individuele helper of een groepshelper en door externe personen die op controleposten staan. Achter deze evaluatiemethodes schuilt een groeiende verantwoordelijkheid.
Kinderen leren observeren Kinderen observeren andere verkeersdeelnemers op de route. Ondertussen zoeken zij bij hen naar ongepast/gepast gedrag en naar het al dan niet correct toepassen van het verkeersreglement. • Worden voorrangsregels nageleefd? • Hoe hoffelijk zijn andere verkeersdeelnemers?
Onmiddellijke feedback Kinderen krijgen onmiddellijk reactie op hun rij- en verkeersgedrag.
15
Werkwijze: - Onder begeleiding van minimaal twee begeleiders verplaatst een leerlingengroep van maximaal vijftien deelnemers zich te voet of met de fiets. Op een aantal plaatsen voeren kinderen individueel een verkeershandeling uit. Bij de uitvoering van deze proef wordt de groep vergezeld door een verkeersouder. De evaluatie van de verkeersouder volgt onmiddellijk nadat de leerling de proef heeft uitgevoerd. - Een verkeersouder voert de groep aan en is verantwoordelijk voor de verkeerstechnische begeleiding. Een tweede verkeersouder sluit de groep af en zorgt mee voor de praktische ondersteuning. Hun vaststellingen worden in groep besproken.
Met controleposten Kinderen volgen individueel of in kleine groepjes het parcours. Op diverse plaatsen staan controleposten opgesteld die bemand worden door o.a. verkeersouders. Zij noteren in hoeverre de kinderen correct gehandeld hebben in de voorliggende verkeerssituatie. Wat precies geobserveerd moet worden staat op de controlefiches en is vooraf duidelijk afgesproken. De resultaten worden besproken op basis van de controlefiches. Ze worden aan de klastitularis gegeven zodat deze later feedback kan geven. Indien de verkeerseducatieve route op het einde van het schooljaar wordt georganiseerd, worden de fiches doorgegeven aan de nieuwe klastitularis.
4.5
Aandachtspunten voor de organisatie van activiteiten op een verkeerseducatieve route • Start de route op een plaats waar je met een groep fietsen kan verzamelen en waar je rustig een woordje uitleg kan geven bij het verloop van de les. • Vermijd vaste hindernissen op de route (een wekelijkse markt, de toegang tot een tankstation). • De politie maakt een signalisatieplan en brengt de signalisatie aan. • De route en datum (best ook een reservedatum) worden vastgesteld, de plaats van de controleposten en de controlefiches worden opgemaakt. Eventueel kunnen fietsvaardigheidstesten geprogrammeerd worden. Tips hiervoor vind je in de handleiding FietsIEfieTS (Vlaamse Stichting Verkeerskunde, 2005). • Ouders en kinderen worden geïnformeerd over de route
16
•
•
• • • •
en ontvangen de uitnodiging voor deelname. De fietsen van de kinderen worden vooraf gecontroleerd en kleine tekorten worden met behulp van de ouders en/of een fietsenhandelaar hersteld. De route wordt op school besproken, met behulp van dia’s of een videofilm waarop kinderen het correcte gedrag tonen. De route wordt voorbereid met praktijklessen op de speelplaats. Ouders worden uitgenodigd om met hun kind te trainen op de route. Helpers worden uitvoerig gebrieft. De directie regelt de verzekering van het geheel.
De aansprakelijkheid mag geen reden zijn om niet met een verkeerseducatieve route te beginnen. Daarom volgende informatie: • Om te beginnen is er de objectieve aansprakelijkheid: in een ongeval tussen een sterke verkeersdeelnemer (bus, wagen, motor) en een zwakke verkeersdeelnemer (voetganger, fiets) wordt de laatste steeds vergoed voor lichamelijke letsels. • Bij een ongeval met twee zwakke verkeersdeelnemers, kun je de gezinspolis aanspreken. Sommige verzekeringsmaatschappijen bieden ook een speciale fietsverzekering aan. • Kinderen zijn altijd gedekt door de schoolverzekering. Informeer de schoolverzekering over de verkeerseducatieve route. • De burgerlijke aansprakelijkheid van de verkeersouders kan bijkomend verzekerd worden via een aanvullende schoolverzekering. De school kan naast het onderwijzende personeel ook andere helpers, zoals leesmoeders, uitstaphelpers en verkeersouders, laten verzekeren. • Het systeem van de gemachtigde opzichter biedt nog meer rechtszekerheid.
4.6
Foto’s, powerpointpresentatie en videofilm
De verkeerseducatieve route staat natuurlijk niet op zichzelf. Vooral de permanente route leent zich goed tot het maken van educatief materiaal op maat. Bij de voor- en nabespreking visualiseer je de plaats waarover je praat steeds met een foto-, powerpoint- of een videofragment. Gebruik levendige beelden waarop gewandeld of gefietst wordt. De foto’s, video’s en powerpointpresentaties worden verzameld in de school. Ze zijn beschikbaar voor alle leerkrachten van de school.
Hoofdstuk
5
Boeiende praktijkverhalen
Op verschillende plaatsen in Vlaanderen zien we verkeerseducatieve routes opduiken. Soms gaat het initiatief uit van een school of van de lokale politie, maar meestal is de gemeente de stuwende kracht. Sommige scholen en gemeenten zijn echt wel pioniers op dit vlak. Zonder een beroep te kunnen doen op één of andere handleiding hebben zij hún route uitgewerkt. De eerste verkeerseducatieve routes waren dan ook heel verschillend van elkaar. In de ene gemeente lag het accent meer op fietsvaardigheid, terwijl de andere de wegcode benadrukte. Op de ene plaats lag de organisatie volledig in handen van lokale politie ter-
Gemeente
Straat of wijk
wijl elders verkeersouders de kar trokken. Wie was er eerst? Welke soort verkeerseducatieve route is de beste? Welk accent men ook legt, verkeerseducatieve routes zijn steeds een ultieme vorm van praktijkgerichte verkeers- en mobiliteitseducatie. Kinderen fietsen en stappen er in het echte verkeer, ze leren wat het is om verkeersdeelnemer te zijn. In de onderstaande tabel vind je een overzicht van verschillende verkeerseducatieve routes in Vlaanderen. Wil je zelf een VERO organiseren dan kun je misschien je licht gaan opsteken ergens bij jou in de buurt?
Initiatiefnemer
Contactpersoon
Telefoonnr.
Permanent (P) of tijdelijk (T)
Wuustwezel
Loenhout
Scholen Loenhout
Paul Michielsen
03 669 91 14
T
Scherpenheuvel- Zichem
Scherpenheuvel
Stad Scherpenheuvel
Eric Packlé
013 35 24 17
T
Brecht
Centrum en Overbroek
Verkeersgroep Brecht
Jos Matheeussen
03 313 08 83
T
Merksplas
Centrum: VERO Bibliotheek* VERO Spetser* VERO Kerk*
VEDOME (Veilig door Merksplas), drie basisscholen, gemeente Merksplas en politie Noorderkempen
Paul Van Dyck
014 63 94 00
P
Alken
Basisschool Sint-Joris, deel 1. Deel 2 als mogelijke uitbreiding* Basisschool Ter Koest
Gemeente Alken
Marc Blokken
011 59 99 43
P
Eeklo
Centrum*
Stad Eeklo
Schepen van mobiliteit
09 376 46 50
P
Pellenberg
Kerkplein*
Gemeentelijke basisschool
Werkgroep verkeer
016 46 02 28
P
Rotselaar
Centrum*
Gemeente Rotselaar
Sofie Geens
016 44 14 63
P
Veurne (3 VERO’s)
Dorpsschool Steenkerke Basisschool Annuntiata Basisschool Gemeenschapsonderwijs*
Stad Veurne
Ann Vanlerberghe
058 33 55 46
P
Rumst
Reet: wijk “Predikherenvelden”
Gemeente Rumst
Lieve Van Camp
03 880 00 74
T
Beersel
Alsemberg Wijk “Grote Kapel” Huizingen dorpscentrum
Gemeente Beersel Lokale politie
Jozef Koeks, Geert Bartholomé
02 359 19 19
T
Waregem
Desselgem “Balling”
Stad Waregem
Herman Van Houcke
056 70 01 47
P
Essen
Maststraat en omgeving
Sint-Jozefschool
Rosine Jansen
03 667 42 07
T
Arendonk
Centrum gemeente
Werkgroep verkeer ouders St-Jan lagere school
Rudi Hulselmans
014 67 76 31
P
Mechelen
Mechelen-Zuid (omgeving Vrijbroekpark)
Werkgroep Scholen Mechelen-Zuid
Directie Sint-Jan Berchmansschool
015 41 57 63
P
Turnhout
Centrum Turnhout
Stad Turnhout
Hilde Van Velthoven
014 44 33 79
P
Mortsel
Stad Mortsel
Milieu Advies Raad i.s.m. preventiedienst
Ellen Van Eyndhoven
03 444 17 28
P
Wijnegem
Wijk
Preventiedienst Wijnegem
Elke Decock
03 288 21 18
T
Gent
Binnenstad Gent
Stad Gent
Stijn Coessens
09 269 87 75
P
Damme
Vijvenkapelle
Lokale politie en Vrije basisschool OLVA
Jan Bonneure
0477 33 75 13
P
Dessel
Centrum*
Basisschool Weg-Wijzer
Carine Jespers
014 37 80 06
P
Peer
Centrum*
Stad Peer
Lotte Jansen
011 61 07 00
P
Keerbergen
Centrum*
gezondheidsraad Keerbergen
Marc Stevens, gezondheidsraad
015 50 90 61
P
Heule
Omgeving Broederschool*
Broederschool Heule
Myriam Deschuytter
056 35 62 91
P
Nazareth
Dorp en omgeving*
Vrije basisschool Nazareth
Patrick Neyt
09 385 42 88
P
Neeroeteren
Ruime omgeving De oogappel (Molenweg)*
De Oogappel Neeroeteren
Eddy Daniëls
089 86 74 36
P
* gerealiseerd door Mobiel 21
18
Hoofdstuk
6
Verkeersgedrag praktische fiches
6.1
Inleiding
In de eindtermen verkeers- en mobiliteitseducatie van het lager onderwijs lezen we onder andere het volgende:
De leerlingen kunnen een gevaarlijke situatie in de schoolomgeving lokaliseren en er zich veilig verplaatsen. De leerlingen kennen de verkeersregels voor fietsers en voetgangers om zich zelfstandig en veilig te kunnen verplaatsen langs een voor hen vertrouwde route. De leerlingen tonen zich in hun gedrag bereid rekening te houden met de andere weggebruikers. Praktisch verkeers- en mobiliteitsonderwijs mag pas als geslaagd worden beschouwd wanneer kinderen op een correcte en veilige manier kunnen deelnemen aan het verkeer in hun eigen vertrouwde omgeving. Daarom moeten de jonge fietsers en voetgangers verschillende basisvaardigheden onder de knie krijgen. Tijdens verkeersvoorbereidende training op de speelplaats wordt dit geoefend. Wanneer het kind voldoende getraind heeft, kan het in het echte verkeer tonen wat het heeft geleerd. Op een verkeerseducatieve route controleren we dit verkeersgedrag aan de hand van controlefiches. Voor achttien basisvaardigheden werden controlefiches uitgewerkt, tien voor de voetganger en acht voor de fietser.
20
Verkeersgedrag 6.2 Voetgangers
21
1
V O O R
V O E T G A N G E R S
Veilig op het trottoir stappen
Vanaf de kleuterschool moeten kinderen weten/leren dat ook voetgangers een vaste plaats in het verkeer dienen in te nemen. In de bebouwde kom beschikken voetgangers vaak over een trottoir. Ook hier moeten kinderen zich aan bepaalde regels houden en moeten zij de veiligste keuzes maken.
V E R K E E R S G E D R A G
• • • • •
De straatkant is de gevaarlijkste plaats op het voetpad. Langs de huizenkant stap ik het veiligst. Ik speel niet op straat. Ik heb aandacht voor alle verkeer. Ik let op bij opritten.
Kinderen in groep gedragen zich ook anders dan kinderen die zich individueel op het voetpad verplaatsen. De controleur heeft aandacht voor verschillende zaken.
1
Veilig op het trottoir stappen Rugnummer
Niet aan de straatkant, maar wel aan de huizenkant lopen.
À Stappen, niet rennen, spelen, duwen, … Ã Aandacht hebben voor het verkeer, opritten Kruis enkel aan wanneer de leerling deze vaardigheid onvoldoende beheerste!
22
Klas: 1
2
3
4
5
6
7
...
De voetgangers tonen dat zij steeds de beste oplossing kiezen om voorbij het obstakel te stappen. Indien mogelijk kiezen zij de kant van de huizen om langs de hindernis te gaan, ook al moeten zij zich daarvoor ‘wat dunner’ maken of over een beetje zand stappen. Eventueel, maar enkel wanneer het niet anders gaat, kiezen ze ervoor om een stukje op de rijweg te stappen.
2a Een hindernis op het trottoir
Klas:
het gebruik van het trottoir blijft mogelijk
1
Rugnummer
2
3
4
5
6
7
...
Vertragen bij de hindernis
À De hindernis langs de huizenkant voorbij stappen Kruis enkel aan wanneer de leerling deze vaardigheid onvoldoende beheerste!
2b Een hindernis op het trottoir
de hindernis belemmert het gebruik van het trottoir volledig
Rugnummer
1
2
3
4
5
6
Klas: 7
...
Stoppen bij de hindernis
À Omkijken naar de rijweg à Wachten tot de rijweg veilig is Õ Dicht langs de hindernis heen stappen Kruis enkel aan wanneer de leerling deze vaardigheid onvoldoende beheerste!
23
V O O R
Op een voetpad bevinden zich vaak hindernissen. Dat kunnen permanente hindernissen zijn (paal, boom, terras café,…) of tijdelijke hindernissen (geparkeerde auto, werken aan de waterleiding, stellingen, huisvuilcontainers,…). Deze hindernissen belemmeren het gebruik van het voetpad gedeeltelijk of helemaal.
V E R K E E R S G E D R A G
Een hindernis op het trottoir
V O E T G A N G E R S
2
V O E T G A N G E R S
Links op de rijweg stappen
V O O R
3
Let wel: • Personen die een fiets of brommer aan de hand leiden, moeten rechts van de rijweg stappen. De fiets bevindt zich in dit geval links aan de rijwegkant, de begeleider rechts zo ver mogelijk van het verkeer. • Groepen voetgangers van minimum vijf personen die op de rijbaan lopen, vergezeld van een leider, mogen zowel links als rechts op de rijbaan lopen. Op voorwaarde dat ze achter elkaar stappen.
V E R K E E R S G E D R A G
Op plaatsen waar geen voetpaden of begaanbare bermen zijn, moeten voetgangers links op de rijweg stappen.
Wanneer voetgangers genoodzaakt zijn om op de rijweg te stappen, hebben ze aandacht voor volgende punten: • Uiterst links op de rijweg stappen. • Zeer oplettend zijn, zowel voor voor- als achterliggers. • Zich kenbaar maken aan het tegemoetkomende verkeer (oogcontact, hand opsteken,…) • Het dragen van reflecterende kledij draagt uiteraard ook bij tot een betere zichtbaarheid. Aangezien niet elke deelnemer tegemoetkomend verkeer op zijn weg zal ontmoeten, kunnen de organisatoren zorgen voor verkeer op dit deel van de verkeerseducatieve route. Tegemoetkomend verkeer hoeft niet noodzakelijk autoverkeer te zijn. Ook fietsers en brommers kunnen deze rol vervullen. De controleurs krijgen daarom volgende fiche:
3
Links op de rijweg stappen Rugnummer
Uiterst links stappen
À Zich kenbaar maken à Zeer aandachtig zijn, niet naar de grond kijken Kruis enkel aan wanneer de leerling deze vaardigheid onvoldoende beheerste!
24
Klas: 1
2
3
4
5
6
7
...
1. Oversteken van een eenvoudige straat: 1ste en 2de leerjaar. 2. Oversteken van een T- kruispunt: 3de en 4de leerjaar. 3. Oversteken van een moeilijker kruispunt: 5de en 6de leerjaar.
Bij het oversteken kiest men eerst de startlijn. Dit is een veilige plaats waar men stilstaat vooraleer men oversteekt. Let op, dit is niet altijd de stoeprand!
Vanaf deze plaats gaat men kijken en oversteken: • eerst naar links, want het dichtstbijzijnde verkeer komt van links; • dan naar rechts; • indien er verkeer komt, wacht men even; • weer naar links kijken; • en naar rechts; • haaks oversteken, kijkend naar links tot voor de helft van de rijweg; • niet lopen, hoofd op; • voor de helft van de rijweg naar rechts kijken, als er verkeer komt, dan kun je eventueel nog stoppen; • over de helft van de rijweg flink doorstappen tot aan de overkant.
De kinderen onderscheiden hierin de volgende zeven tellen: 1. Links 2. Rechts 3. Links 4. Rechts 5. Links en stappen 6. Rechts en stappen 7. Flink doorstappen De controleurs letten op volgende zaken:
4
Haaks oversteken in 7 tellen Rugnummer
Klas: 1
2
3
4
5
6
7
...
Stoppen aan de denkbeeldige startlijn
À Tweemaal links en rechts kijken voor men oversteekt
à Haaks oversteken Õ Aandachtig links en rechts kijken tijdens het oversteken
Œ Niet rennen, hoofd op Kruis enkel aan wanneer de leerling deze vaardigheid onvoldoende beheerste!
25
V O O R
Als voetganger de rijweg oversteken is geen sinecure. Vanaf de kleuterschool wordt dit manoeuvre getraind. Maar al te vaak biedt men kinderen op jonge leeftijd te ingewikkelde situaties aan. Gradatie is hier de boodschap. De jongste kinderen zijn immers niet in staat met alle prikkels en signalen rekening te houden die aan een druk kruispunt op hen afkomen. Daarom kunnen we best volgende gradatie in acht nemen:
V E R K E E R S G E D R A G
Haaks oversteken in zeven tellen
V O E T G A N G E R S
4
5 V O E T G A N G E R S
Oversteken op een zebrapad
In schoolomgevingen en in drukke straten is vaak een zebrapad. Als men op een zebrapad wil oversteken, moet iedereen die op de weg rijdt, stoppen om de voetganger over te laten.
V O O R
Toch mag men niet zomaar het zebrapad oplopen. Net als bij het ‘gewone’ oversteken, stopt men eerst aan de stoeprand om te kijken naar het verkeer.
V E R K E E R S G E D R A G
Als men ineens de weg op stapt, kunnen autobestuurders en fietsers die vlakbij zijn niet meer stoppen. Men doet er dus beter aan te wachten tot de weg vrij is, tot automobilisten en fietsers voor het zebrapad stoppen. Voetgangers doen er goed aan duidelijk te tonen dat ze over willen steken. Door oogcontact te maken of met de hand een teken te geven, geeft men zijn bedoeling aan. Wees waakzaam! Het is niet omdat één automobilist gestopt is dat ze allemaal stoppen! Blijf dus aandachtig (zie fiche ‘oversteken in zeven tellen’).
5
Oversteken op een zebrapad Rugnummer
Stoppen aan de stoeprand
À Duidelijk maken dat je wilt oversteken à Wachten tot de weg vrij is, tot iedereen is gestopt Õ Zelf aandachtig blijven tijdens het oversteken Kruis enkel aan wanneer de leerling deze vaardigheid onvoldoende beheerste!
26
Klas: 1
2
3
4
5
6
7
...
Vanop het trottoir kun je niet naar het verkeer kijken als er geparkeerde auto’s voor je staan. Evenmin kunnen naderende bestuurders een kind op het trottoir zien staan. Oversteken in zo’n situatie is zeer gevaarlijk en kunnen we beter NIET toepassen. Toch is het soms onvermijdelijk. Kinderen moeten bijzonder op hun hoede zijn wanneer ze in deze situatie oversteken.
Kijklijn
Kijklijn
Ze moeten er in elk geval zeker van zijn dat de voertuigen waartussen zij zullen plaatsnemen NIET de intentie hebben om te vertrekken. Zit er een bestuurder in de auto? Draait de motor? Rookt de uitlaatpijp? Branden de achteruitrijlichten of de remlichten? Om een beter zicht te krijgen op het verkeer, maar ook om zelf te worden opgemerkt, nemen zij plaats langs een denkbeeldige stoplijn of kijklijn (zie tekening). Vanop die plaats steken zij haaks over in zeven tellen.
6
Oversteken tussen geparkeerde auto’s Rugnummer
Klas: 1
2
3
4
5
6
7
...
Kijken naar en in de auto’s
À Stoppen aan de kijklijn à Links en rechts kijkend, haaks oversteken Kruis enkel aan wanneer de leerling deze vaardigheid onvoldoende beheerste!
27
V E R K E E R S G E D R A G
V O O R
Oversteken tussen geparkeerde auto’s
V O E T G A N G E R S
6
7 V O E T G A N G E R S
Oversteken bij een gemachtigde opzichter
Gemachtigde opzichters mogen aankomend gemotoriseerd verkeer verplichten om te stoppen om kinderen en scholieren (en sinds het K.B. van 7 mei 1999 ook personen met een handicap en senioren) veilig te laten oversteken.
V E R K E E R S G E D R A G
V O O R
Zij mogen aanwijzingen geven ter beveiliging van het oversteken. De gemachtigde opzichter kan de kinderen verbieden om over te steken zolang het gemotoriseerde verkeer niet is stilgelegd en hij zijn plaats in het midden van de rijbaan niet heeft ingenomen. De deelnemers moeten tijdens deze opdracht op gepaste wijze de aanwijzingen van de gemachtigde opzichter opvolgen. Bovendien moeten zij tijdens het oversteken zelf aandachtig blijven: links/rechts kijken, haaks oversteken, niet lopen, hoofd op.
7
Oversteken bij de gemachtigde opzichter Rugnummer
Stoppen aan de stoeprand
À Wachten tot de G.O. het verkeer heeft stilgelegd à Wachten tot de G.O. in het midden van de rijbaan staat
Õ Zelf aandachtig blijven tijdens het oversteken Kruis enkel aan wanneer de leerling deze vaardigheid onvoldoende beheerste!
28
Klas: 1
2
3
4
5
6
7
...
8 V O E T G A N G E R S
Oversteken bij een agent
8
V E R K E E R S G E D R A G
V O O R
Een bevoegde persoon die voetgangers helpt bij het oversteken (bv. op een kruispunt), geeft bevelen aan de weggebruikers met armbewegingen. • Wie evenwijdig aan de arm(en) van de agent stapt, mag oversteken. • Wie de arm(en) van de agent dwarst, moet stoppen en wachten. • ‘Arm omhoog’ komt tussen de vorige bevelen in om aan te geven dat het verkeer van richting gaat veranderen. Men mag het kruispunt niet meer oprijden of -stappen. Wie zich op het kruispunt bevindt, moet het ontruimen. • Omdat er op het kruispunt wellicht ook rijdend verkeer is, blijven voetgangers dubbel aandachtig tijdens het oversteken. Automobilisten die willen afslaan hebben vaak onvoldoende aandacht voor overstekende voetgangers!
Oversteken bij een agent Rugnummer
Klas: 1
2
3
4
5
6
7
...
Stoppen aan de stoeprand
À Armen = wie evenwijdig stapt, mag oversteken à Armen ÷ = wie dwarst, stopt Õ Arm , rechtop = kruispunt niet meer opstappen of kruispunt ontruimen Kruis enkel aan wanneer de leerling deze vaardigheid onvoldoende beheerste!
29
9 V O E T G A N G E R S
Oversteken bij verkeerslichten
Op een aantal oversteekplaatsen en kruispunten staan verkeerslichten voor voetgangers. Hier en daar bestaat de mogelijkheid om ze zelf in werking te zetten door middel van een drukknop.
V E R K E E R S G E D R A G
V O O R
Aan een oversteekplaats voor voetgangers zien we dat op het verkeerslicht de afgebeelde voetganger bovenaan in het rood stil staat. ‘De voetganger’ onderaan op het licht in het groen stapt. De voetgangers blijven wachten tot het licht groen wordt. Pas dan mogen ze oversteken. Hier en daar zien we dat het groene licht gaat knipperen. Dat betekent dat het spoedig rood wordt. Springt het licht op rood als je aan het oversteken bent, stap dan goed door. Loop niet terug, er is nog tijd om veilig aan de overkant van de straat te geraken. De lichten zitten altijd op dezelfde plaats: rood boven, groen onder. Zo weten ook kleurenblinden wanneer ze mogen oversteken. Af en toe worden blinden geholpen door middel van een geluidssignaal zodat ook zij weten of ze mogen oversteken. Voetgangers blijven steeds dubbel aandachtig tijdens het oversteken. Automobilisten durven het rode licht wel eens negeren! Ook als ze willen afslaan, hebben ze vaak onvoldoende aandacht voor overstekende voetgangers!
9
Oversteken bij verkeerslichten Rugnummer
Stoppen aan de stoeprand
À Groen = oversteken à Rood = blijven wachten Õ Aandachtig blijven tijdens het oversteken Kruis enkel aan wanneer de leerling deze vaardigheid onvoldoende beheerste!
30
Klas: 1
2
3
4
5
6
7
...
In het verkeersreglement spreekt men over VERKEERSTEKENS. Hieronder moeten we zowel de verkeerslichten, de wegmarkeringen als de verkeersborden verstaan. Ook kinderen moeten leren wat ze moeten doen bij het zien van die verkeerstekens. Hierbij moet het kennen van de betekenis in functie staan van het gedrag van het kind. Zo moet een verkeersbord invloed hebben op het gedrag van een kind. We vragen daarom niet: “Wat betekent dit bord?”, maar we gaan kijken naar hoe het kind zich gedraagt als het een bepaald bord ziet.
V O O R
Pre-borden
V O E T G A N G E R S
10
V E R K E E R S G E D R A G
De jongste kinderen kunnen dit al oefenen en tonen aan de hand van pre-borden. De kleur en de vorm van deze borden stemt overeen met de echte verkeersborden alsook het daaraan gekoppelde gedrag. Blauw en rond = Ik moet …. Rood en rond = Ik mag niet … Rood en driehoekig = Ik let op voor… Blauw en vierhoekig = Ik kan hier … Deze pre-borden worden opgesteld langs een wandelpad, bij een speelpleintje, in een park, op het domein van de school, enzovoort. De borden worden gekozen of getekend al naargelang de plaatselijke situatie. De onderstaande controlefiche dient louter als voorbeeld.
10
Pre-borden (voorbeeld) Rugnummer
Klas: 1
2
3
4
5
6
7
...
Bij het bord “Ik moet afval in de vuilnisbak werpen” het papiertje van een snoepje naar een vuilnisbak brengen
À Bij het bord “ik mag niet snoepen” geen snoepje uit een mandje nemen
à Bij het bord “ik let op voor het stopcontact” niet aan het snoer trekken, niet met natte handen bij het stopcontact komen Kruis enkel aan wanneer de leerling deze vaardigheid onvoldoende beheerste!
31
32
Verkeersgedrag 6.3 Fietsers
1 F I E T S E R S
Opstappen en wegrijden
Rechts op- en afstappen, zoveel veiliger! Men ziet fietsers zowel rechts als links opstappen, met een meerderheid voor links. Die keuze heeft niets te maken met links- of rechtshandigheid, maar wel met het aan- en afleren. Rechts opstappen heeft twee voordelen: het is veiliger en gemakkelijker. Veiliger: als de fietser op het trottoir (rechts) staat in plaats van op de rijbaan (links), staat hij/zij in elk geval weg van het autoverkeer en aan de huizenkant. Wie struikelt bij het opstappen valt op het trottoir en niet op de rijbaan. Gemakkelijker: Kinderen die een fiets hebben die nog iets te groot is, zetten hun fiets van de stoeprand af. Hierdoor staat hun fiets ongeveer 10 cm lager waardoor het makkelijker opstappen is. Ouders die een kinderzitje achterop de fiets hebben kunnen eveneens van dit voordeel genieten. Niet op elke plaats heeft het zin te beweren dat rechts op- en afstappen veiliger is, bijvoorbeeld op plaatsen buiten het verkeer heeft dit weinig belang. Jongeren en volwassenen kunnen de keuze maken: hier kan ik links opstappen, hier stap ik best rechts op. Kleuters kunnen deze keuze niet maken en leren dus best van bij het begin rechts op- en afstappen.
V O O R
Een fietser die zich in het verkeer wil begeven, moet dit op een vlotte en veilige manier kunnen doen.
V E R K E E R S G E D R A G
Om te beginnen moet je een veilige startplaats kiezen. Eens deze startplaats gekozen is, plaats je de fiets in de gewenste rijrichting. Je stapt bij voorkeur op aan de rechterzijde van de fiets. Zodra je bent opgestapt, vertrek je zonder af te wijken van de rijrichting. Je doet dit in de juiste versnelling en met beide handen aan het stuur!
1
Opstappen en wegrijden Rugnummer
Veilige startplaats kiezen
À Fiets in juiste rijrichting plaatsen à Rechts opstappen (bij voorkeur) Õ Goede start nemen Œ Juiste versnelling/handen aan het stuur Kruis enkel aan wanneer de leerling deze vaardigheid onvoldoende beheerste!
34
Klas: 1
2
3
4
5
6
7
...
2 F I E T S E R S
Rechts op de rijweg fietsen
V E R K E E R S G E D R A G
V O O R
Heel wat straten zijn niet voorzien van een fietspad. Fietsers rijden hier rechts op de rijweg. Hier en daar zijn op de rijweg fietssuggestiestroken aangebracht. Deze stroken in een andere kleur of een ander materiaal zijn geen wettelijke fietspaden. Zij geven enkel aan dat er bij gemengd rijweggebruik ook plaats moet zijn voor de fietser. Bedoeling is om een visuele versmalling van de rijweg te creëren ten gunste van de fietser. In rustige woonwijken is er meestal geen fietspad, noch een fietssuggestiestrook. Jonge fietsers moeten leren dat zij rechts op de rijweg moeten rijden. Hierbij zijn er verschillende aandachtspunten: • In een bocht naar rechts mag je geen te wijde bocht nemen. • In een bocht naar links, mag je de bocht niet ‘afsnijden’. • Wanneer je aan een kruispunt komt, moet je de voorrangsregels naleven. • De fietser mag enkel naar links uitwijken als er een hindernis op de rijweg is (zie 6.6.3: fiche ‘Omheen een hindernis rijden’). De controleurs stellen zich best op in de buurt van een bocht of kruispunt.
2
Rechts op de rijweg fietsen Rugnummer
Klas: 1
2
3
4
5
6
7
...
Altijd rechts op de rijweg fietsen
À Voorrangsregels naleven à Naar links uitwijken ENKEL bij een hindernis Õ Linkse bocht NIET afsnijden Œ Rechtse bocht KORT nemen Kruis enkel aan wanneer de leerling deze vaardigheid onvoldoende beheerste!
35
3
V E R K E E R S G E D R A G
V O O R
F I E T S E R S
Omheen een hindernis rijden
Wanneer er geen fietspad is, moeten fietsers rechts op de rijweg fietsen. Uiterst rechts blijven is niet altijd even vanzelfsprekend. Geparkeerde auto’s verplichten de fietser vaak om uit te wijken naar links, naar het midden van de rijbaan. Achterliggende en tegemoetkomende voertuigen vormen dan een reëel gevaar. Om die reden is het belangrijk dat die ‘hindernissen op de rijweg’ met de nodige voorzichtigheid worden voorbijgereden. De fietser dient hierbij: • te vertragen en om te kijken over de linker schouder; • de linkerarm uit te steken (is verplicht, indien mogelijk); • te stoppen wanneer een achterliggend of een tegemoetkomend voertuig een gevaar oplevert; • uit te wijken naar links en +/- 1 m afstand te houden (gevaar voor openslaande portieren).
3
Omheen een hindernis rijden Rugnummer
Vertragen
À Omkijken over de linkerschouder à Linkerarm uitsteken Õ Stoppen als er een auto komt Œ Uitwijken naar links œ +/- 1 m afstand houden – Terug naar rechts rijden Kruis enkel aan wanneer de leerling deze vaardigheid onvoldoende beheerste!
36
Klas: 1
2
3
4
5
6
7
...
V O O R
Omdat kinderen de rijweg niet moeten kruisen, houdt rechts afslaan met de fiets minder gevaar in dan links afslaan. Gevaren zoals de dode hoek bij vrachtwagens, leren ons echter dat ook bij dit manoeuvre voorzichtigheid aan de dag gelegd moet worden.
V E R K E E R S G E D R A G
Rechts afslaan met de fiets
F I E T S E R S
4
Als kinderen rechts afslaan met de fiets moeten zij volgende punten in acht nemen: • Tijdig omkijken over de linker schouder en hierbij rechtdoor blijven fietsen. • Het manoeuvre aankondigen door de rechterarm uit te steken. • Snelheid minderen en het manoeuvre stuurvast uitvoeren. • Rechts afslaan met een korte bocht.
4
Rechts afslaan met de fiets Rugnummer
Klas: 1
2
3
4
5
6
7
...
Omkijken over de linker schouder
À Rechterarm uitsteken à Stuur vastnemen en korte bocht maken Kruis enkel aan wanneer de leerling deze vaardigheid onvoldoende beheerste!
37
5
V E R K E E R S G E D R A G
V O O R
F I E T S E R S
Links afslaan met de fiets
Links afslaan is één van de gevaarlijkste manoeuvres die fietsers moeten uitvoeren. Zij moeten zowel rekening houden met achterliggend verkeer als met de tegenliggers. Tijdens het manoeuvre is men dubbel voorzichtig en steekt men de linkerarm uit om zijn bedoeling duidelijk te maken. Om in een linkerzijstraat opnieuw aan de rechterkant van de rijweg uit te komen, moet je ervoor zorgen dat je de bocht wijd genoeg neemt.
5
Links afslaan met de fiets Rugnummer
Omkijken over de linker schouder
À Linkerarm uitsteken à Stoppen indien nodig Õ Stuur vasthouden en wijde bocht nemen Kruis enkel aan wanneer de leerling deze vaardigheid onvoldoende beheerste!
38
Klas: 1
2
3
4
5
6
7
...
V O O R
Voorrang geven aan bestuurders die van rechts komen is één van de basisregels in het verkeer. Alleen intensieve training kan ervoor zorgen dat de regel ‘rechts gaat voor’ ingeworteld geraakt bij de jonge fietsers. Er zijn bovendien heel wat vormen van voorrang die getraind kunnen worden: • voorrang met een stopbord en voorrangsborden; • voorrang tegenover een pad en een aardeweg; • voorrang op een rotonde; • voorrang aan bijzondere voertuigen (brandweer, politie, ziekenwagen,…), spoorvoertuigen. De controlefiche gaat uit van een eenvoudige ‘voorrang aan rechts’-situatie.
6
Voorrang aan rechts geven Rugnummer
Klas: 1
2
3
4
5
6
7
...
Rechts van de rijweg fietsen
À Vertragen en kijken of er een bestuurder van rechts komt
à STOPPEN indien nodig om voorrang te verlenen Kruis enkel aan wanneer de leerling deze vaardigheid onvoldoende beheerste!
39
V E R K E E R S G E D R A G
Voorrang geven aan rechts
F I E T S E R S
6
7
V O O R
F I E T S E R S
Een kruispunt fietsend oversteken bij een agent
V E R K E E R S G E D R A G
Een bevoegde persoon die op een kruispunt het verkeer regelt, geeft bevelen aan de weggebruikers met armbewegingen.
• Wie evenwijdig met de arm(en) van de agent fietst, mag doorrijden. • Wie de arm(en) van de agent dwarst, moet stoppen en wachten. • ‘Arm omhoog’ komt tussen de vorige bevelen in om aan te geven dat het verkeer van richting gaat veranderen. Men mag het kruispunt niet meer oprijden. Wie zich op het kruispunt bevindt, moet het ontruimen.
7
Een kruispunt fietsend oversteken bij een agent Rugnummer
Vertragen bij het naderen van het kruispunt
À Arm rechtop = iedereen stopt/ontruimt het kruispunt
à Armen ÷ = wie dwarst, stopt Õ Armen = wie evenwijdig rijdt, mag doorrijden Kruis enkel aan wanneer de leerling deze vaardigheid onvoldoende beheerste!
40
Klas: 1
2
3
4
5
6
7
...
OPMERKING! Wanneer men een verkeerseducatieve route organiseert, zal een kruispunt met verkeerslichten slechts af en toe voorkomen. Indien je toch wil nagaan of de leerlingen correct handelen bij verkeerslichten, kun je kiezen voor een tijdelijke opstelling (zie foto). Uiteraard mag men verkeerslichten niet zomaar plaatsen. Het moet steeds in overleg gebeuren met de politie, de gemeente en de buurtbewoners. Het is de bedoeling dat alle weggebruikers rekening houden met de tijdelijke opstelling, dus niet alleen de leerlingen.
8
Hou zeker rekening met vrachtwagens die rechts willen afslaan. Door de dode hoekzones rond de vrachtwagen, de gevarenzones, kunnen vrachtwagenchauffeurs de fietsers naast de vrachtwagen meestal niet zien (zie ook 8.8.3 ‘Randactiviteiten: gevarenzone en dode hoek bij vrachtwagens’).
Kruispunt met verkeerslichten Rugnummer
Klas: 1
2
3
4
5
6
7
...
Stoppen aan de stopstreep
À Groen = voorzichtig doorrijden à Oranje = stoppen Õ Rood = stoppen Œ Aandachtig blijven tijdens het oversteken Kruis enkel aan wanneer de leerling deze vaardigheid onvoldoende beheerste!
41
V O O R
Op een aantal kruispunten staan verkeerslichten. Net als de automobilisten moeten ook de fietsers hiermee rekening houden. Als het rode licht brandt, moet je stoppen. Als het groene licht brandt, mag je voorzichtig doorrijden. Maar bij het oranje licht is het moeilijker. Dit licht geeft aan dat dadelijk het rode licht gaat branden. Dus als je nog op tijd kunt stoppen dan moet je dat doen. Enkel als je niet meer op een veilige manier kunt stoppen mag je doorrijden. Fietsers hebben geen hoge snelheid. Voor hen zou het moeten lukken om te stoppen als het oranje is. Fietsers blijven steeds dubbel aandachtig tijdens het oversteken van het kruispunt. Automobilisten zijn vaak gehaast en durven afslaan zonder rekening te houden met de fietser die rechtdoor wil.
V E R K E E R S G E D R A G
Een kruispunt met verkeerslichten
F I E T S E R S
8
F I E T S E R S
9 Rotonde
V E R K E E R S G E D R A G
V O O R
Meer en meer worden er op kruispunten rotondes aangelegd. Het verkeer voor de automobilisten kan er vloeiender plaatsvinden. Voor fietsers zijn rotondes uiterst gevaarlijk. Een rotonde deel laten uitmaken van een verkeerseducatieve route is daarom enkel aangewezen als de deelnemers goed getraind zijn en wanneer er een rotonde voorkomt op de schoolroutes. De weggebruikers die zich al op de rotonde bevinden hebben voorrang ten opzichte van wie erop komt gereden. De fietser die de rotonde op rijdt, moet dus zeer aandachtig zijn voor verkeer dat links op de rotonde komt aangereden. Een rotonde draai je rechts op. Je rijdt ook hier rechts van de rijweg. De fietser heeft ook bijzondere aandacht voor het
achteropkomende verkeer voor hij de rotonde op rijdt (vaak hebben deze chauffeurs minder aandacht voor de fietsers die zich naast hen bevinden en ook de dode hoek kan hier spelen). Wanneer je gaat afslaan, kijk je eerst over je linkerschouder. Dan geef je met je rechterarm je richting aan.
OPMERKING! Soms ligt een fietspad buiten de rotonde. In dat geval gelden de voorrangsregels van de rotonde niet voor de fietsers. De fietsers moeten dan iedere keer ze een op- en afrit van de rotonde dwarsen, voorrang verlenen aan het andere verkeer als dat nodig is. Op het fietspad staan dan ook telkens ‘witte omgekeerde driehoeken’ geschilderd die aangeven dat de fietsers voorrang moeten verlenen indien nodig.
9
Rotonde Rugnummer
Vertragen bij het naderen van de rotonde
À Naar links en over de linkerschouder kijken à De rotonde rechts op rijden en rechts van de rijweg blijven
Õ Bij het verlaten van de rotonde over de linkerschouder kijken en de rechterarm uitsteken Kruis enkel aan wanneer de leerling deze vaardigheid onvoldoende beheerste!
42
Klas: 1
2
3
4
5
6
7
...
Hoofdstuk
7
Fietsvaardigheid
7.1
Inleiding
In eindterm 6.13 van het lager onderwijs (Wereldoriëntatie, domein ruimte: verkeer en mobiliteit) lezen we dat kinderen “… over voldoende reactiesnelheid, evenwichtsbehoud en gevoel voor coördinatie moeten beschikken om zich zelfstandig en veilig te kunnen verplaatsen…”. Tijdens de lessen verkeers- en mobiliteitseducatie hebben de kinderen fietsvaardigheid getraind. In een verkeerseducatieve route krijgen ze de kans om te tonen hoe vaardig ze zijn op de fiets. Het mag niet de bedoeling zijn om van een verkeerseducatieve route een hindernissenpark te maken. Hier en daar (op pleintjes of op het einde van een doodlopende straat) kan een fietsvaardigheidsproef worden opgesteld. Let erop dat deze facultatieve proefjes het ritme van de echte route niet verstoren.
44
O E F E N I N G E N
Slalom Bij deze oefening staan zeven kegels of palen opgesteld. De afstand tussen de kegels of palen is wisselend, te beginnen met de grootste afstand (zie tekening). De deelnemers moeten ertussen slalommen. De fietsers mogen de kegels of palen niet raken, hun voeten niet aan de grond zetten en geen kegels of palen overslaan. Om de obstakels te vermijden is de kijktechniek belangrijk. De gouden regel voor een goeie stuurtechniek is om te kijken waar je naartoe wil rijden, dan stuur je automatisch in die richting.
7.2 F I E T S E R S
1
Kinderen hebben echter de neiging om zich te fixeren op het obstakel dat vlak voor hun voorwiel te zien is (in dit geval de kegel of het paaltje). Daardoor is de kans zeer waarschijnlijk dat ze naar het obstakel toe rijden of erop rijden. Door ze te vertellen dat er een denkbeeldig konijn voor hen uitloopt dat de weg kent rond de obstakels en ze te zeggen dat ze het konijn moeten volgen, zullen de kinderen zich na wat oefenen niet meer fixeren op het obstakel vlak voor zich, maar al verder kijken naar de te volgen weg.
45
O E F E N I N G E N
F I E T S E R S
2 Remtest
Op de grond is een afgebakende zone (hok) getekend van 2,5 m x 1 m. Aan het einde van een afgebakende zone is een lat op kegels of blokken geplaatst. De deelnemer komt aangefietst en mag pas beginnen remmen vanaf het moment dat het voorwiel het ‘hok’ binnenkomt. Hij moet gestopt zijn voor de lat. De lat mag dus niet van de kegels worden gestoten. Om na te gaan of de fietser goed kan inschatten wat zijn stopafstand is, kan men hem vragen zo dicht mogelijk bij de lat tot stilstand te komen.
46
Stuurvast
Evenwijdige lijnen zijn om de meter op de grond getekend. Van begin tot eindpunt staat een afnemend puntenaantal genoteerd bij elke lijn. De deelnemer vertrekt enkele meters voor de eerste lijn om dan zo traag mogelijk verder te rijden gedurende 10 seconden (chronometer voorzien!). De deelnemer rijdt zo recht mogelijk. Na tien seconden stopt de deelnemer. Hij krijgt het aantal punten van de lijn waar het voorwiel op dat moment op of over is. Dus wie goed kan balanceren, krijgt vijf punten. Wie slecht kan balanceren en alle lijnen overschrijdt, krijgt nul punten.
47
F I E T S E R S
O E F E N I N G E N
3
O E F E N I N G E N
F I E T S E R S
4 Met één hand fietsen
De deelnemer fietst langs een eerste tafel en neemt er een voorwerp met de rechterhand. Hij zet dit voorwerp op de tweede tafel neer. Wat verder wordt er om een keerpunt gedraaid.
Differentiatie!! Makkelijker: Voor jongere kinderen maakt men de oefening best wat eenvoudiger. Sommige kinderen kunnen alleen met de linkerhand of alleen met de rechterhand los fietsen. Plaats de kegels op een laag stoeltje zonder leuning. Laat de kinderen zelf kiezen of ze het voorwerp met de linkerhand of rechterhand willen opnemen. Het is voor de jongste kinderen ook makkelijker om een zacht voorwerp te kunnen grijpen bv. een knuffel in parachutestof. Moeilijker: De fietser moet aan het keerpunt draaien, het voorwerp met de linkerhand van de tweede tafel nemen en terug op de eerste tafel zetten. Deze moeilijkere oefening zal pas met behoorlijke resultaten volbracht worden door kinderen van 10 jaar en ouder.
48
Omkijken
In het verkeer is het vaak nodig even om te kijken over de linkerschouder om vast te stellen of er achterliggers op komst zijn. Het is moeilijk om tijdens die hoofdbeweging rechtuit te blijven fietsen. Om na te gaan of de deelnemers voldoende lang kunnen omkijken zonder van hun koers af te wijken, organiseer je de volgende proef.
De deelnemers fietsen rechtuit tussen twee rijen kegels of tussen panlatten. De afstand tussen de panlatten is minimaal 70 cm (voor jongere deelnemers mag de afstand groter zijn). De begeleider staat links aan het begin van de panlatten. De begeleider steekt een gekleurde kaart (of kaarten met woorden, cijfers of tekeningen) omhoog. Op een aangeduide plaats (of na een signaal) kijkt de fietser over de linkerschouder en zegt welke kleur of kaart hij ziet zonder daarbij van zijn koers af te wijken.
49
F I E T S E R S
O E F E N I N G E N
5
F I E T S E R S
6 Koers houden De deelnemers komen vlot aangereden naar twee rijen met blokjes. De blokjes zijn 10-15 cm hoog. De twee rijen liggen ongeveer 30 cm uit elkaar. Met de pedalen parallel rijden ze zonder te trappen tussen de twee rijen blokjes. De blokjes mogen niet geraakt worden.
Trappers parallel (in middelste stand)
50
Hoofdstuk
8
Randactiviteiten
8.1 Inleiding Naast verkeersgedrag en fietsbehendigheid kunnen nog andere accenten gelegd worden bij de organisatie van een verkeerseducatieve route. Deze randactiviteiten gebeuren meestal bij het begin of aan het eind van de verkeerseducatieve route. Ze kunnen echter ook ingebouwd worden op een plek waar de kinderen van een pauze genieten. Randactiviteiten maken niet echt deel uit van de verkeerseducatieve route, maar zorgen wel voor een stukje afwisseling. Bovendien zijn ze interessant om wachttijden te overbruggen of pauzes nuttig in te vullen.
52
8.2 Fietscontrole Om de verkeerseducatieve route in de beste omstandigheden te laten verlopen, is het van belang dat de fietsers met een veilig uitgeruste fiets aan de start komen. Het is aangewezen om enkele weken vooraf een eerste fietscontrole te doen. Dit stelt de ouders in staat om de fiets nog in orde te brengen. Op de dag zelf kan men opnieuw controle uitvoeren. Deelnemers met een onveilige fiets kunnen eventueel geweigerd worden. De fietscontrole kan uitgevoerd worden door de lokale politie, door leerkrachten of verkeersouders. .
DE WETTELIJKE UITRUSTING VAN DE FIETS Als je op de openbare weg rijdt, moet je fiets voorzien zijn van de wettelijk voorgeschreven uitrusting. Die bestaat uit:
Een fietsbel die hoorbaar is tot op 20 meter: Bij de aankoop van een nieuwe fiets, is de fietsbel af en toe ontoereikend. Men moet deze minder kwaliteitsvolle bel dan ook vervangen door een andere.
Verlichting en reflectoren Gewone ‘grote’ fietsen moeten voorzien zijn van: • Vooraan:
een wit of geel licht een witte reflector • Achteraan: een rood licht een rode reflector
• op elke pedaal twee gele of oranje reflectoren • in elk wiel twee gele of oranje reflectoren vastgemaakt aan de spaken en/of op elke band twee witte reflecterende stroken Kleine fietsjes, alle-terreinen-fietsen en koersfietsen (voor details zie verkeersreglement artikel 82) moeten niet voorzien zijn van deze verlichting en reflectoren indien ze alleen tijdens de dag gebruikt worden. Lichten en reflectoren zijn verplicht op alle fietsen wanneer men ermee op de openbare weg rijdt tussen het vallen van de avond en het aanbreken van de dag én in alle omstandigheden wanneer de zichtbaarheid minder dan 200 meter is.
53
Doeltreffende remmen Gewone ‘grote’ fietsen moéten een voorrem en een achterrem hebben. Wettelijk gezien mogen kleine fietsjes (met een wieldiameter tot hoogstens 50 cm) met één rem uitgerust zijn. Het is echter best om ook bij een kleine fiets voor een model met twee remmen te opteren. Remmen kunnen pas behoorlijk werken als: • het kind de handgrepen kan omklemmen; • de handgrepen juist zijn afgesteld, niet te los en niet te vast; • de remkabels correct zijn aangespannen; • de remblokjes bij het remmen goed tegen de velg aansluiten. Behalve de wettelijke uitrusting verdienen nog een aantal onderdelen van de fiets bijzondere aandacht. Ze dragen bij tot de veiligheid en tot comfortabel fietsen.
De banden Zowel de bandenspanning als de staat van de banden verdienen aandacht. Is de profieldiepte nog voldoende? Vertoont de band geen scheuren, bulten of barsten? Ga de bandenspanning na als het kind op de fiets zit.
De trapas en de ketting De trapas moet soepel draaien, zonder speling of wrijving. De ketting moet goed gesmeerd en aangespannen zijn. Men moet ze ongeveer 1 cm kunnen opheffen.
Het stuur en het zadel Het stuur en het zadel moeten recht staan en stevig vastzitten in het frame van de fiets. Een kinderfiets wordt meestal verschillende jaren gebruikt. Naarmate een kind groeit, kunnen stuur en zadel hoger gezet worden. Let op, laat minstens 6,5 cm van de zadelen de stuurpen in het frame zitten zodat ze niet plooien of breken. Een stuur waarvan de handgrepen ongeveer in de rijrichting staan is veiliger en stuurt makkelijker dan een recht stuur waarvan de handgrepen haaks op de rijweg staan. Wanneer men in het zadel zit, moet men met de tenen de grond kunnen raken. Het stuur staat ietsje hoger.
54
TIP Het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid (BIVV) heeft een poster over de wettelijke uitrusting van de fiets en fietscontrolekaarten. (zie hoofdstuk 10).
8.3 Gevarenzone en dode hoek bij vrachtwagens
De dode hoek is de ruimte rond een vrachtwagen die de chauffeur niet kan zien, maar waarin zich andere weggebruikers kunnen bevinden. Je vindt deze dode hoeken vooraan, achteraan en opzij van vrachtwagens. Ook vlak naast de vrachtwagen is het gevaarlijk, ook al kàn de bestuurder je zien. Daarom spreken wij van een gevarenzone rondom een vrachtwagen. In totaal bedraagt de dode hoek vooraan en rechts ongeveer 70 m2. Telkens wanneer een vrachtwagen zich naar rechts begeeft om af te slaan of om van rijstrook te veranderen, bestaat het risico van een dodehoekongeval. In 2000 werden in ons land maar liefst 23 fietsers gedood of zwaargewond bij zo’n ongeval.
TIP
De rode zones geven de dode hoeken aan. Als je je daar bevindt , ben je onzichtbaar voor de vrachtwagenbestuurder. De grijze zone is de gevaarlijkste plek voor fietsers.
Zowel de Fietsersbond vzw als de Beroepsvereniging voor goederenvervoerders (SAV) bieden een project aan waarbij leerlingen wordt geleerd hoe ze zich veilig kunnen gedragen in de buurt van vrachtwagens. (zie hoofdstuk 10)
55
Waar is de dode hoek?
Wat gebeurt er als een vrachtwagen afdraait?
Om kinderen attent te maken op de plaats van de dode hoek wordt een vrachtwagen met oplegger opgesteld op de speelplaats, de parking van de school, het dorpsplein. Rond de vrachtwagen wordt aangegeven (vloerbekleding, plastiekfolie, kegels, ...) waar de dode hoek(en) zich bevindt(en). Rechts naast de vrachtwagen worden twee fietsen opgesteld. Eén ervan bevindt zich binnen de dode hoek, de andere buiten de dode hoek. In groep (eventueel per klas) wordt de situatie bekeken vanuit het oogpunt van de fietser en vanuit het oogpunt van de bestuurder van de vrachtwagen. Kinderen mogen plaats nemen op de plaats van de bestuurder en vaststellen dat naast de vrachtwagen een dode hoek bestaat waarin de bestuurder de fietser niet kan zien.
‘Spoor raden’ en ‘spoor rijden’ Een rijdende vrachtwagen maakt kinderen pas echt duidelijk wat er gebeurt als een vrachtwagen rechts afslaat. Hiervoor teken je op een grote oefenplaats krijtstrepen die bochten voorstellen; brede bochten, maar ook scherpe bochten en kruispunten. De vrachtwagen staat op het punt de eerste bocht te nemen. De kinderen schatten waar de achterwielen zullen rijden en leggen daar ieder een voorwerp. Ze raden het spoor. De bestuurder van de vrachtwagen rijdt met zijn rechtervoorwiel zo goed mogelijk op de getekende strepen, hij rijdt het spoor. (Vanop afstand waarnemen!)
56
De leerlingen zien dan hoever de achterwielen van die ‘sporen’ afwijken en of hun voorwerp onder de wielen terecht kwam. Ze kunnen dat verschil aanduiden en opmeten. Met een oude fiets kan de vrachtwagenchauffeur tonen wat er gebeurt als hij rechts afslaat en de fiets (en eigenlijk ook de fietser) zich in de dode hoek bevindt.
8.4 Stopafstand Bij deze randactiviteit krijgen de deelnemers toelichting bij de stopafstand die wagens nodig hebben wanneer ze met een bepaalde snelheid rijden. De deelnemers krijgen geen remmende wagen te zien, maar zien stopafstand visueel voorgesteld. In een lange rechte straat krijgen de deelnemers toelichting van een persoon bij de volgende opstelling. Op de rijweg is met krijt een streep en het woord ‘REM’ aangebracht. Op verschillende afstanden zien de deelnemers kegels staan langs de rand van de rijbaan. ‹ 11 m ‹ 34 m ‹ 66 m ‹ 110 m ‹ 146 m
= = = = =
stopafstand bij een snelheid van 30 km/u stopafstand bij een snelheid van 60 km/u stopafstand bij een snelheid van 90 km/u stopafstand bij een snelheid van 120 km/u stopafstand bij een snelheid van 140 km/u
Toelichting door de persoon ter plaatse: Tussen het ogenblik waarop je beseft dat je moet remmen en het moment dat je werkelijk remt, dit noemt men de reactietijd, leg je al een hele afstand af: ‹ ‹ ‹ ‹ ‹
6 m als je 30 km/u rijdt 12 m als je 60 km/u rijdt 18 m als je 90 km/u rijdt 24 m als je 120 km/u rijdt 28 m als je 140 km/u rijdt
De afstand die een auto aflegt vanaf het tijdstip waarop de rempedaal wordt ingedrukt tot de auto stilstaat noemt men de remweg. Als we ervan uitgaan dat de wagen goede banden en remmen heeft en dat het wegdek droog is, dan bedraagt de remweg: ‹ ‹ ‹ ‹ ‹
5 m als je 30 km/u rijdt 18 m als je 60 km/u rijdt 41 m als je 90 km/u rijdt 72 m als je 120 km/u rijdt 98 m als je 140 km/u rijdt
De reactietijd en de remweg bij elkaar opgeteld, geeft de stopafstand, dus de afstand die een automobilist nodig heeft om tot stilstand te komen. Veel auto’s hebben sleet aan banden, schokdempers en remmen. Dit brengt ons bij de gemiddelde stopafstanden bovenaan deze pagina.
57
8.5 Technologie
In een workshop krijgen de kinderen per graad een stukje technologische opvoeding met de assistentie van enkele handige leerkrachten, ouders, grootouders of een fietsenmaker.
Eerste graad (6-8 jaar) De kinderen kunnen een fietsband oppompen met een fietspomp. Zij kunnen het ventiel los- en vastvijzen, de pomp kiezen die bij het ventiel past en de pomp correct gebruiken.
Derde graad (10-12 jaar) De kinderen kunnen een lekke band herstellen (bij voorkeur van een voorwiel). Gebruik makend van goed gereedschap halen zij de binnenband uit de buitenband. Zij controleren waar het lek zit en plakken het op een correcte wijze. Ze monteren alles terug op zijn plaats. Om de buitenband van de velg te halen of om deze er weer op te plaatsen, ontbreekt het de kinderen soms aan kracht. Assistentie door een volwassene is dan noodzakelijk.
Tweede graad (8-10 jaar) De kinderen kunnen een ketting leggen, zowel bij een fiets met versnellingen als bij een fiets zonder versnellingen. Voorzie volledig ontvette kettingen bij de fietsen waarmee geoefend wordt.
Andere mogelijkheden zijn: Het nazicht van de fietsverlichting, een lampje vervangen, een draadje aankoppelen, het zadel of het stuur hoger of lager zetten, moeren losdraaien en vastzetten, een reflector of een bel (de-)monteren.
58
Hoofdstuk
9
Bijlagen
9.1 Voorbeeld
Schoolwerkplan VERO-Voetgangers Brecht
VERKEERSEDUCATIEVE ROUTE VOOR VOETGANGERS IN HET CENTRUM VAN BRECHT Schoolplein – Gemeenteplaats – Biest – Gasthuisstraat – Venusstraat – Hendrikschoofsstraat – Schoolstraat
Leerjaar
Plaats (zie kaart)
À Ã
In te oefenen vaardigheid
Verwijzing naar doelstelling leerplan W.O. domein VERKEER van OVSG
Aankomen aan / verlaten van de school
2 - 3.3 - 3.5
1
Oversteken bij verkeerslichten
2
Oversteken op een zebrapad
4.2
À Ã
3
Haaks oversteken
3.7
Ã
4
Oversteken op een T-kruispunt
5.6
Ã
5
Oversteken tussen geparkeerde auto’s
5.10
Oversteken bij een kruispunt
5 – 6 – 5.7
Oversteken bij een GO
3.4 – 4.3 – 5.4
À Ã
Veilig op het voetpad stappen
4.1 – 3.1 – 3.2 – 3.3 – 3.6
À Ã
Woonerf: Waar is mijn plaats? De veiligste weg. Veilig oversteken Te mijden plaatsen
1 3.10 – 5.10 6
à À Ã
à À Ã
GO
À Ã
Oversteken in 7 tellen
Ã
Een hindernis op het voetpad
5.1
À Ã
Niet lopen en hoofd op
3.8
À Ã
Rondkijken en luisteren
3.9
Klas 1
Klas 2
Klas 3
m oversteken op een zebrapad.
m oversteken op een zebrapad; m haaks oversteken.
m m m m
We evalueren voor:
60
oversteken op een zebrapad; haaks oversteken; oversteken op een T-kruispunt; oversteken tussen geparkeerde auto’s; m oversteken bij verkeerslichten.
9.2 Voorbeeld
Schoolwerkplan VERO-Fietsers Brecht
V E R K E E R S E D U C AT I E V E R O U T E V O O R F I E T S E R S I N H E T C E N T R U M VA N B R E C H T Schoolplein - Vaartstraat – Hensellaan B – Hensellaan C – Van Pulstraat – Duivelstraatje – Hensellaan D – Hensellaan A – Hensellaan C – Hensellaan B – Vaartstraat
Leerjaar
Plaats (zie kaart)
In te oefenen vaardigheid
Verwijzing naar doelstelling leerplan W.O. domein VERKEER van OVSG
Õ Œ œ
In groep fietsen
Õ Œ œ
Fietsen op de rijbaan
Õ Œ œ
Woonerf oversteken
Õ Œ œ
Voorrangstraining (vanuit Langepad)
10.5 – 10.8 – 11.5 – 11.7 11.8
Õ Œ œ
Fietsen op een kruispunt met verkeerslichten
1.6 – 11.5 – 11.6
Oversteken met GO
11.9 11.9
11 – 13 – 4.4 – 10.4 – 11.2 – 11.3
Õ Œ œ
GO
Õ Œ œ
P
Õ Œ œ
1
Fietsen op een kruispunt met bevoegd persoon Rechts afslaan
Õ Œ œ
2
Voorrang van rechts
10.5 – 10.8 – 11.5 – 11.7 11.8
œ
3
Om een hindernis heenrijden
14.3 – 14.4
Œ œ
4
Kruispunt oversteken, voorrang van rechts
Õ Œ œ
5
Links afslaan
Õ Œ œ
14.1 – 14.2
14.1 – 14.2
In groep fietsen, fietspooling
We evalueren voor: Klas 4
Klas 5
m rechts afslaan; m voorrang van rechts; m links afslaan.
m m m m
rechts afslaan; voorrang van rechts; links afslaan; kruispunt oversteken, voorrang van rechts.
Klas 6 rechts afslaan; voorrang van rechts; links afslaan; kruispunt oversteken, voorrang van rechts; m om een hindernis heenrijden.
m m m m
61
9.3 Voorbeeld Brief
rekrutering medewerkers
Oproep aan alle ouders ... die een veilige verkeerssituatie voor hun kinderen belangrijk vinden ... die willen dat hun kinderen worden opgeleid tot weerbare fietsers en voetgangers ... die daartoe hun steentje willen bijdragen ... die zich op 2 mei enkele uren kunnen vrij maken
Want op 2 mei gaan wij officieel van start met onze
VERKEERSEDUCATIEVE ROUTE En daarvoor hebben we uw hulp nodig
Als u aan bovenstaande voorwaarden voldoet, lees dan vlug verder op de volgende bladzijden en vul onderstaande strook in.
Het is immers belangrijk dat we weten op hoeveel mensen we een beroep kunnen doen. Vlak na de paasvakantie nodigen we u dan samen uit en vertellen we wat er precies van u verwacht wordt! Gewoon doen dus!
De mama/papa/opa/oma van ...........................................................................uit het .......................leerjaar van de gemeentelijke/vrije school, wensen de leerkrachten op 2 mei te ondersteunen bij het inhuldigen van de verkeerseducatieve route.
Handtekening
62
9.4 Voorbeeld Brief
Briefing medewerkers
Verkeerseducatieve route Brecht Brecht, 3 april 2003 Beste (groot)ouder, Beste vrijwilliger,
Dank u voor uw aangeboden hulp bij onze eerste verkeerseducatieve route. Wij zijn blij dat we in iedere klas op voldoende vrijwilligers een beroep kunnen doen. Wil het opzet van de route slagen, dan is het ook zeer belangrijk dat er vooraf goede afspraken gemaakt worden en dat iedereen weet wat er van hem verlangd wordt. Wij vinden het fijn om deze verkeersdag samen met u te kunnen uitwerken. Daarom nodigen we u uit op de voorbereidende vergadering op dinsdag 22 april om 20.00u in de crearuimte van de gemeentelijke basisschool van Brecht. Op het programma staat: • Toelichting • Uurregeling • Route stappen voor begeleiders eerste, tweede en derde leerjaar • Route fietsen voor begeleiders vierde, vijfde en zesde leerjaar • Nabespreking
Tot dan, Verkeerswerkgroep Brecht
63
9.5 Voorbeeld Brief Buurtbewoners
Beste buurtbewoner,
Uw buurt is door de verkeerswerkgroep van onze gemeente uitgekozen tot:
Verkeerseducatieve fietsroute van Brecht
Op vrijdag 2 mei gaan we officieel van start. De kinderen van het vierde, vijfde en zesde leerjaar van de gemeentelijke lagere school en de Sint-Michielschool zullen die dag een uitgestippeld parcours afleggen. Op die route worden hun verkeersvaardigheden getest. Die dag zal er in uw buurt een verkeersdrukte zijn van fietsende kinderen! Mogen wij daarom vragen extra voorzichtigheid aan de dag te leggen. Zo werkt ook u mee aan een verkeersveilige buurt, waar jonge fietsers zich verkeersvaardig leren gedragen.
Tot dan,
Verkeerswerkgroep Brecht – centrum In naam van alle kinderen van de gemeentelijke lagere school en de Sint-Michielschool van Brecht.
64
Hoofdstuk 10 Nuttige adressen
Vlaamse Stichting Verkeerskunde (VSV) Stuurgroep Onderwijs Bruul 101 2800 Mechelen Tel.: 015 44 65 50 Fax: 015 44 65 59 e-mail:
[email protected] website: www.verkeerskunde.be Belgisch Instituut voor Verkeersveiligheid vzw (BIVV) Haachtsesteenweg 1405 1130 Brussel Tel.: 02 244 15 11 Fax: 02 216 43 42 e-mail:
[email protected] website: www.bivv.be Mobiel 21 vzw Vital Decosterstraat 67A 3000 Leuven Tel.: 016 23 94 65 Fax: 016 29 02 10 e-mail:
[email protected] website: www.mobiel21.be Verkeerspedagogisch Instituut vzw (VPI) Spinnersstraat 29 8800 Roeselare Tel.: 051 21 04 17 Fax: 051 21 04 17 e-mail:
[email protected] website: www.verkeervpi.be Fietsersbond vzw Boomgaardstraat 22 bus 57 2600 Berchem Tel.: 03 231 92 95 Fax: 03 231 45 79 e-mail:
[email protected] website: www.fietsersbond.be SAV Land Van Rodelaan 20 9050 Gentbrugge Tel.: 09 210 82 10 Fax: 09 232 22 79 e-mail:
[email protected] website: www.sav.be
66
Hoofdstuk 11 Bibliografie
Belgisch Instituut voor Verkeersveiligheid (BIVV): • • • • •
Fiets veilig vaardig. Veilig op weg! Met tips van Kaatje Kijkuit. Fietsen, een feest. Veilig met de fiets: gebruiksaanwijzing (i.s.m. Fietsersbond) Veilig of gevaarlijk? Verkeersoefeningen.
Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap (OVSG): • H. Van Houcke, Voorrang (2 delen).
Vlaamse Stichting Verkeerskunde (VSV): • Gids verkeers- en mobiliteitseducatie basisonderwijs • FietsIEfieTS. Over fietsbehendigheid, fietsproeven, fietsbrevet. • Met de klas de straat op. Handleiding voor verkeerseducatieve route in de schoolomgeving. • Verkeerseducatieve route “Balling” te Waregem-Desselgem (i.s.m. stad Waregem) • Verkeers- en mobiliteitseducatie in de basisschool (3 delen). • Het Levend Verkeerspark. Praktische verkeerslessen in uw gemeente, het kan! (i.s.m. provincie Vlaams-Brabant)
Fietsersbond:
Colofon Auteur oorspronkelijke versie (in opdracht van VSV): Ivo Cré, Langzaam Verkeer Herwerking versie 2004:
• Opgepast! Dode Hoek! Brochure voor leerkrachten van de derde graad van het basisonderwijs
Dirk Gabriels en Veerle Van Engeland, VSV Actualisatie en eindredactie versie 2006:
Politiezone Beersel
Tini De Smedt, VSV Met dank aan Mobiel 21 vzw
• Brochure Verkeerspark 16-17 mei 2002
Met dank aan: Gemeentelijke lagere scholen Klimop, ’t Blokje en De Wissel in Wuustwezel Gemeentelijke lagere school Brecht Vrije basisscholen Baloen en Mater Dei in Wuustwezel Vrije bassischool St.- Jozef in Essen Vrije basisschool St. Michiel in Brecht De scholengroep Overbroek De verkeerswerkgroep Brecht-Centrum Provinciebestuur Vlaams-Brabant Herman Van Houcke
68
Tekeningen: Patriek Roelens Lay-out en vormgeving: Annie De Brue Verantwoordelijke uitgever: Jan Peumans Wettelijk Depot: D/2006/8258/1 Mechelen, januari 2006 Kostprijs: 8,50 euro
Vlaamse Stichting Verkeerskunde Bruul 101, 2800 Mechelen Tel 015 44 65 50 Fax 015 44 65 59
[email protected] http://www.verkeerskunde.be