VISI E
Nederland als internationaal tuinbouwcentrum
Denkrichting voor de toekomst
van de Nederlandse tuinbouwsector
en de rol van het Productschap Tuinbouw
1
Voorwoord De ontwikkelingen in en rond de tuinbouw vragen om een nieuwe
strategische visie. De tuinbouw is een sector die er toe doet in Nederland en daarbuiten. Maar ook een sector die de druk van de markt aan alle
kanten voelt toenemen en daar een passend antwoord op moet vinden.
Daarnaast maken de voortdurende discussies over het nut en het voort
bestaan van de PT-organisatie een resolute aanpak nodig. Het PT heeft veel kennis en een wijd vertakt netwerk binnen en buiten de sector.
De organisatie heeft medewerkers die zich met overgave inzetten voor de
tuinbouw. Desondanks zijn we er de afgelopen jaren niet in geslaagd onze waarde voldoende duidelijk te maken aan onze achterban.
Het productschap in stand houden is overigens nooit een doel op zich. Alleen als onze achterban vindt dat we voldoende te bieden hebben, hebben we bestaansrecht.
Er is beslist toekomst, voor de sector én voor het productschap, maar wel op een andere manier dan tot nu toe. Een manier die past bij het heden
daagse en toekomstig ondernemen in de sector en die aansluit bij ontwik kelingen waarmee de tuinbouw te maken krijgt.
Dat betekent in elk geval alleen publiek doen wat publiek moet en privaat
wat privaat kan. En het betekent ook: efficiency voorop én lagere heffingen. Nieuwe afspraken over de taakverdeling, verantwoordelijkheden en finan ciering zijn nodig. In feite een nieuw contract tussen het productschap en het tuinbouwbedrijfsleven. Het PT-bestuur heeft daarin een cruciale
strategische rol. Deze toekomstvisie voor de tuinbouw - inclusief het
Productschap Tuinbouw - is daarvoor de denkrichting, die we graag met u bespreken.
T.H.J. Joustra
Nederland als internationaal tuinbouwcentrum
Voorzitter Productschap Tuinbouw
1
Inhoudsopgave 1 Inleiding
5
1.1 De tuinbouwsector
5
1.3 Doel
5
1.2 Het Productschap Tuinbouw
2 Internationale trends en
5
7
ontwikkelingen
2.1 Ontwikkeling van de welvaart: oude economieën blijven het rijkst
2.2 Ontwikkelingen in valutaverhoudingen: harde euro drukt export
2.3 Korte termijneffecten van de kredietcrisis: sierteelt krijgt klappen
7
8
2.6 Ontwikkelingen in duurzaamheid
8
2.7 Ontwikkelingen bij de overheid: internationalisering en terugtreding
8 8
2.8 Gevolgen voor de Nederlandse tuinbouw
9
3 Ontwikkelingen in productie en handel
11
3.1 Ontwikkeling in de export: export blijft drijvende kracht
3.2 Ontwikkeling van de import: import groeit harder dan export
3.3 Ontwikkeling van de productiewaarde: importwaarde overstijgt
Nederland als internationaal tuinbouwcentrum
7
2.4 Demografische ontwikkelingen in de EU: geen groei, andere huishoudens 2.5 Ontwikkelingen bij de consument: daling bestedingen voor voedsel
2
7
productiewaarde
11
12 13
3.4 Gevolgen voor de Nederlandse tuinbouw
13
4 Kenmerken van de Nederlandse
15
tuinbouwsector
4.1 Rentabiliteit en financiering: zorgelijke situatie bij primaire productie
15
4.3 Arbeid en imago: onbekend maakt onbemind
16
4.5 Kennis en innovatie: open kennisuitwisseling
16
4.2 Internationalisering: veredeling en handel internationaliseren 4.4 Energie: van grootverbruiker naar kas als energiebron 4.6 Gevolgen voor de Nederlandse tuinbouw
Bij de totstandkoming van deze visie zijn bronnen geraadpleegd van de volgende organisaties: AVAG, Capgemini, EFMI, ING, LEI, LNV, Productschap Tuinbouw, Rabobank
15
16 17
5 Ontwikkelingen in de keten
19
5.1 Schaalvergroting, vooral in de retail
19
5.3 Nieuwe groeimarkten
20
5.5 Ontwikkelingen in veredeling en opkweek
21
5.2 Concentratie handel
5.4 Ontwikkelingen in de teelt
5.6 Ontwikkelingen in toeleverende industrie 5.7 Gevolgen voor de Nederlandse tuinbouw
6 Speerpunten voor de toekomst
19
20 21 21
23
van de tuinbouw
6.1 Competenties
25
Speerpunt 1: Primaire sector in Nederland versterken
26
6.2 Speerpunten
Speerpunt 2: Import en export versterken
Speerpunt 3: Duurzame (internationale) ketens versterken en ontwikkelen Speerpunt 4: Vestigingsklimaat versterken en verbeteren
25 27
28
29
Speerpunt 5: Kennisontwikkeling en innovatie versterken en stimuleren
30
7 Netwerken, programmaontwikkeling en
31
de rol van het Productschap Tuinbouw 7.1 Organisatie van de sector: meer samenhang nodig
31
7.3 Organisatie van het productschap:centrale rol PT-bestuur
32
7.2 Programmaontwikkeling: meerjarenprogramma per speerpunt
31
7.4 Financiering: met minder heffingen meer investeren
34
Nawoord
36
7.5 Besparingen: samenwerking leidt tot synergie
35
Nederland als internationaal tuinbouwcentrum
3
1
Inleiding 1.1 De tuinbouwsector
Het productschap draagt alleen indirect bij aan het
kop. De sector levert aantoonbaar een substantiële
Daardoor kunnen ondernemingen meer zelf uitvoeren wat
bijdrage aan het bruto nationaal product, de werkgelegen heid en de gezondheid en het welzijn van Nederlanders. De kracht van de tuinbouw in Nederland zit in de
samenhang tussen primaire productie, veredeling en
tuinbouwbedrijven en de professionaliteit in de tuinbouw.
voorheen collectief gebeurde. De kritiek op de toegevoegde waarde van het Productschap Tuinbouw neemt daardoor toe.
handel en de samenwerking met bijvoorbeeld onderzoek
Dit is, samen met de ontwikkelingen in de tuinbouw,
bestond dat het afliep met de tuinbouwproductie in
overwegen. Dat het momenteel economisch niet goed
en toeleveranciers. Er zijn momenten geweest dat er vrees Nederland. Toen tomaten en aardbeien uit Spanje
kwamen. Toen de stroom importbloemen uit Afrika aanzwol. Elke keer als de Europese Unie uitbreidde.
Telkens blijkt het vakmanschap en de samenwerking
tussen de verschillende facetten van de tuinbouwsector oplossingen te bieden.
aanleiding de strategische rol van het PT opnieuw te
gaat met onze ‘multinational’ tuinbouw, maakt een aan passing van het Productschap Tuinbouw nog urgenter. Juist nu moet er een sterke organisatie staan, die dát marktonderzoek doet, dát samenwerkingsverband
aangaat of díe innovaties financiert die nodig zijn om het tuinbouwcluster een zekere toekomst te bieden.
opnieuw toe. De sector moet een passend antwoord
1.3 Doel
machten en de omslag van Nederland als productieland
Daarom is deze visie niet gesplitst in verschillende deel
De koppositie is nog altijd onbetwist, maar de druk neemt vinden op nieuwe concurrenten, de vraag van retailgroot naar Nederland als handelsland. De sector individualiseert, onder meer doordat bedrijven steeds groter worden. En de
sector is bestuurlijk overgeorganiseerd, wat ten koste gaat van de efficiëntie.
Deze ontwikkelingen zijn aanleiding om een nieuwe
strategie voor de Nederlandse tuinbouw op te stellen.
1.2 Het Productschap Tuinbouw
Het Productschap Tuinbouw (PT) is een samenwerkings
verband tussen werkgevers en werknemers. Het PT komt
op voor de tuinbouwbelangen van hoveniers, telers, groot
De buitenwereld ziet het tuinbouwcluster als één geheel. sectoren of schakels uit de keten. Doel van deze visie is:
• De contouren schetsen van de Nederlandse tuinbouw
in de toekomst en van de ontwikkelingen waarmee de tuinbouw komende jaren rekening moet houden.
• Conclusies trekken over de richting die de tuinbouw sector het best kan inslaan.
• De rol van het PT in de toekomstige tuinbouwsector schetsen.
handel, veilingen/afzetorganisaties, detailhandel, im- en
Het uiteindelijke doel is een gemeenschappelijke strategie
producenten van uitgangsmaterialen uit de bomen-,
van een goede toekomst.
exporteurs, groente- en fruitverwerkende industrie en
bollen-, bloemen- en planten- en groente- en fruitsector.
Vrijwel alle brancheorganisaties uit de tuinbouwketen overleggen binnen het PT, met als doel de tuinbouw
sterker te maken. Als we de Nederlandse tuinbouw als een ‘multinational’ zien, is het PT de afdeling Research & Development.
neer te zetten, waarmee de tuinbouw zich kan verzekeren
Nederland als internationaal tuinbouwcentrum
De Nederlandse tuinbouw staat internationaal al jaren aan
rendement van de sector. Bovendien groeit de omvang van
5
2
Internationale trends en ontwikkelingen De Nederlandse tuinbouw heeft een exportwaarde van circa € 16 miljard en een import waarde van bijna € 8 miljard. Daarmee levert de tuinbouw een bijdrage aan het nationale inkomen vergelijkbaar met die van de horecasector of Schiphol. De inter nationale positie maakt de sector in Nederland sterk afhankelijk van ontwikkelingen die buiten Nederland plaatsvinden. Dit hoofdstuk schetst de belangrijkste algemene mondiale economische trends en - aan het slot - de gevolgen voor de Nederlandse tuinbouw.
1,2
consumptie. Het Bruto Binnenlands Product (BBP) per
hoofd van de bevolking en de consumptie-uitgaven per Staten (VS) en dat zal de komende jaren zo blijven.
Na de VS komt Japan, met de Europese Unie (EU) op een
derde plaats. Het BBP in Oost-Europa blijft achter bij de EU. Wel is daar sprake van een welvarende en koopkrachtige bovenlaag.
2.2 Ontwikkelingen in valutaverhoudingen: harde euro drukt export
De VS, het Verenigd Koninkrijk (UK) en Rusland zijn belang
1,1
dollarkoers in euro
hoofd van de bevolking zijn het hoogst in de Verenigde
500 450
1,0
400
0,9 0,8
350
0,7
300
0,6
250
0,5 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Amerikaanse dollar Tuinbouwexport, inclusief re-export
rijke afzetmarkten buiten de eurozone. De koers van de
Bron: eurostat
is het afgelopen decennium sterk gedaald ten opzichte van parallel hieraan ingezakt. De export naar Rusland steeg,
2.3 Korte termijneffecten van de kredietcrisis: sierteelt krijgt klappen
roebel. Naar verwachting daalt de koers van de dollar en de
krimpt op korte termijn de wereldhandel. In de Europese
Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Russische roebel de euro. De export naar de VS en het Verenigd Koninkrijk is ondanks de ongunstige verhouding tussen de euro en de
roebel de komende jaren nog verder en herstelt het pond zich licht. De euro blijft voorlopig een harde valuta.
Door de wereldwijde kredietcrisis en economische recessie Unie is de economische krimp door de recessie al ingezet. In opkomende markten en Oost-Europese overgangs
economieën komt de crisis nog harder aan dan in WestEuropa. Maar er zijn uitzonderingen. In China en India
groeit de economie nog door in 2009 (respectievelijk +8% en +7%). Herstel van de wereldeconomie wordt op zijn vroegst pas in 2010/2011 verwacht. Voor de meeste
opkomende economieën zal het groeitempo dan duidelijk lager zijn dan in de periode 2004-2007.
Nederland als internationaal tuinbouwcentrum
Stijging van welvaart heeft een positief effect op
Figuur 1 Verloop van de dollarkoers en de Nederlandse tuinbouwexport (inclusief re-export) naar de VS
miljoen euro
2.1 Ontwikkeling van de welvaart: oude economieën blijven het rijkst
7
2.4 Demografische ontwikkelingen in de EU: geen groei, andere huishoudens
2.6 Ontwikkelingen in duurzaamheid
fractioneel toenemen. Kroatië, Macedonië en Turkije willen
zeker niet vanaf. Binnen het klimaatbeleid zijn de vermin
De bevolking van de EU zal de komende vijf jaar slechts
graag toetreden tot de EU, maar die aanvragen lopen nog. In enkele landen is sprake van stagnatie of krimp van de bevolking.
De belangrijkste ontwikkeling de komende jaren is de
toenemende vergrijzing. Daarnaast zal het aantal een
persoonshuishoudens groeien, neemt het aandeel niet-
westerse allochtonen in de bevolking toe en zullen meer vrouwen gaan werken.
2.5 Ontwikkelingen bij de consument: daling bestedingen voor voedsel
dering van de CO2-emissie en andere broeikasgassen en
verantwoord waterbeheer belangrijk. Energiebeleid richt
zich op duurzaamheid, beschikbaarheid en betaalbaarheid. Onder maatschappelijk verantwoord en duurzaam onder nemen valt ook nog afvalmanagement (cradle to cradle), de ecologische voetafdruk, biodiversiteit en duurzame arbeid (eerlijke beloning, geen kinderarbeid).
Retail besteedt, naast de gebruikelijke eisen, steeds meer aandacht aan de CO2-footprint van producten.
In de afgelopen vijf jaar zijn Nederlandse huishoudens 6% Maar relatief gaven consumenten minder uit aan eten.
landse en de Europese overheid. De invloed van Brussel
De bestedingen aan voedsel daalden tussen 1995 en 2005 van 17 naar 14% van de totale besteding. Die daling zet naar verwachting door.
Ontwikkelingen bij de consument de komende 15 jaar zijn:
individualisering, volle agenda’s, alleen in het weekend tijd
om ‘echt’ te koken, zorgen over de toekomst, aandacht voor gezondheid en duurzaamheid en belangstelling voor regionale en seizoensproducten.
De belangrijkste foodtrends voor de komende 10 jaar
blijven de 5 G’s. Gezondheid (vitamines, inhoudsstoffen
die gunstig zijn voor de gezondheid en weinig calorieën),
gemak (gesneden, kant-en-klaar, snackfruit en -groenten),
genieten (smaak, exclusiviteit), goed gedrag (veilig voedsel, biologisch, zonder genetische modificatie, fair trade), geld (betaalbaar). De keuzemogelijkheden voor de consument Nederland als internationaal tuinbouwcentrum
publiek op de agenda en komt daar de komende jaren
2.7 Ontwikkelingen bij de overheid: internationalisering en terugtreding
meer verse groenten en fruit gaan kopen.
8
Duurzaamheid staat mondiaal bij de politiek en het
in het foodschap in de supermarkt ontwikkelen razendsnel. Huis en tuin krijgen veel aandacht; consumenten besteden
geld aan een plezierige leef- en woonomgeving. Investeren in een groene omgeving wint langzaam terrein.
Regelgeving voor de tuinbouw is afkomstig van de Neder wordt groter en die van Den Haag kleiner. De overheid
treedt daarnaast terug en laat meer over aan het bedrijfs
leven en het maatschappelijk middenveld. Deze beweging
zet zich voorlopig door. Toch blijft de nationale overheid de komende jaren een cruciale partner voor de sector, omdat de overheid grip wil houden op de milieuwetgeving, het klimaatbeleid, de volksgezondheid (etiketterings
voorschriften, obesitas, allergieën, vergrijzing) en het
welbevinden van de bevolking (groenvoorziening in steden en werkomgeving). Ook wil de nationale en Europese
overheid controle blijven houden op fytosanitaire regule ringen, registratieverplichtingen, zoals controle op im- en export, concurrentieverhoudingen (NMa), belastingen, subsidies en staatssteun.
De mondiale economische ontwikkelingen beïnvloeden het ondernemersklimaat. De gevolgen waarmee de
• De consument besteedt in de toekomst een steeds kleiner deel van zijn uitgaven aan voedsel. In de consumentenvoorkeuren
verandert niet
veel. Gezonde, gemakkelijk klaar te maken, gunstig
Nederlandse tuinbouw rekening moet houden:
geprijsde en eerlijk geproduceerde tuinbouwproducten
• Stijging van welvaart heeft een positief effect op de
te investeren in hun leef-
consumptie van (Nederlandse) tuinbouwproducten,
vooral van sierteeltproducten. De koopkracht blijft op peil in de traditionele
afzetgebieden. economieën ontstaat meer koop kracht. Hierdoor ontstaat ruimte voor exportgroei
In opkomende naar die landen.
• Bij een harde euro zijn Nederlandse producten rela
tief duur. Doordat de koers van de euro voorlopig relatief hoog blijft, kan de tuinbouw profiteren van de relatief goedkope import van grondstoffen als gas. De export, ook naar EU-lidstaten die geen deel uitmaken van de
eurozone, blijft voorlopig onder druk staan.
Marktpositie behouden is nu van belang, ook
als (tijdelijke) valutaschommelingen dit niet rendabel maken. Dit kan door regionale productie (niet euro
zone) in het assortiment te betrekken en - voor de korte
termijn - door valutamutaties af te dekken.
• De economische crisis treft exportlanden zoals
Nederland. De vraag naar sierteeltproducten daalt fors.
Het gevolg is dat de inkomens in de sierteelt zullen
verslechteren. Het kan zeker tot 2011/2012 duren voordat de sierteeltexport zich weer herstelt. De afzet van
voedingstuinbouwproducten is relatief minder gevoelig voor de recessie. Ze zijn minder kwetsbaar, omdat het primaire levensbehoeften zijn.
Per saldo dalen
de inkomens in de gehele primaire sector, wat leidt tot minder investeringen
in vernieuwing en duurzaamheid.
• De demografische veranderingen in de Europese Unie zorgen voor een verandering in de vraag naar tuinbouwproducten. Door de vergrijzing, meer een persoonshuishoudens, meer niet-westerse allochtonen
en meer werkende vrouwen stijgt de vraag naar andere producten, kleinere verpakkingen en gemaksvoeding.
Dit zijn lange-termijntrends waarop de sector moet inspelen met productontwikkeling.
hebben een goede toekomst. Consumenten zijn bereid
en woonomgeving.
Dat biedt kansen voor de siergewassensector en de hoveniers.
• De consument wordt geconfronteerd met een groeiend aanbod van voeding- en genotmiddelen. De concurrentie hiervan voor groenten en fruit neemt toe. Om positie te houden in het retailschap én een
plek te behouden in het eetgedrag van de consument is consumentgestuurde cruciaal voor de sector.
productinnovatie
• Duurzaamheid wordt steeds meer een o nverbiddelijke eis. Het is een randvoorwaarde om te kunnen ondernemen, te kunnen produceren én te
kunnen leveren. Investeren in duurzaamheid is daarmee
onontkoombaar. Voor de sector liggen daarnaast kansen in het etaleren van haar duurzaamheid. Dit biedt
enerzijds onderscheidend vermogen ten opzichte van de
buitenlandse concurrentie. Anderzijds behoudt de sector hiermee haar vestigingspositie in Nederland.
• Doordat de overheid terugtreedt, wordt van de sector meer zelforganiserend vermogen gevergd om investeringen in onderzoek en kennisontwikkeling op peil te houden. Dit biedt mogelijkheden om samen
met overheid innovatie
te stimuleren, door
overheidsgeld aan sectorgeld te koppelen.
De Europese
overheid wordt voor de tuinbouw
belangrijker, de Nederlandse overheid minder
belangrijk. Dat betekent dat de sector meer moet
investeren in verbindingen met de E uropese politiek.
Beleidsbeïnvloeding op Europees niveau wordt steeds
belangrijker. De overheid blijft in elk geval een belang
rijke partij voor de tuinbouw als het gaat over de maat
schappelijke rol van de tuinbouw, duurzaamheid en het vestigingsklimaat.
Nederland als internationaal tuinbouwcentrum
2.8 Gevolgen voor de Nederlandse tuinbouw
9
Tabel 1 Kerngetallen Nederlandse tuinbouw
Aantal bedrijven (teelt, handel, veilingen, hoveniers, tuincentra en fabrikanten)
Nederland als internationaal tuinbouwcentrum
Totale werkgelegenheid (inclusief uitzendarbeid) direct en indirect
10
2000
2008
36.700
31.500
520.000
560.000
Productiewaarde (€)
6,6 miljard
7,6 miljard
Exportwaarde (€)
9,8 miljard
15,7 miljard
Importwaarde (€)
5,2 miljard
7,8 miljard
3
Ontwikkelingen in productie en handel Ruim 20% van het Nederlandse handelsoverschot komt voor rekening van de tuinbouw. Bijna 4% van de totale oppervlakte van Nederland wordt ingenomen door tuinbouw (150.000 hectare). Het aandeel tuinbouwproducten in de totaleNederlandse export bedraagt ruim 4%. De sterke economische positie van de tuinbouw is een goede basis voor verdere groei. Dit hoofdstuk schetst de ontwikkelingen van de im- en export, productie en aan het eind van het hoofdstuk de gevolgen daarvan voor de Nederlandse tuinbouw. 3.1 Ontwikkeling in de export: export blijft drijvende kracht
De Nederlandse tuinbouw is sterk afhankelijk van export.
Een kleine daling van de vraag uit exportlanden leidt al tot sterk dalende prijzen.
Figuur 2 Uitvoer van tuinbouwproducten totaal
1995
2007
Tien landen zijn samen goed voor 80% van de Nederlandse tatie van de Nederlandse tuinbouw is vooral een Europese; 8 van de 10 liggen in de Europese Unie. Voorlopig blijft Europa de belangrijkste afzetregio.
Duitsland Verenigd Koninkrijk Frankrijk
Het aandeel van de traditioneel grootste afzetmarkt,
België
32%. De export naar Polen, Rusland en het
Rusland
Duitsland, nam tussen 1995 en 2007 af van 44 naar
Verenigd Koninkrijk groeide relatief sterk; de exportgroei naar Duitsland en de VS was relatief beperkt.
Italië Zweden
Tien opkomende afzetmarkten (zoals Oekraïne en
Verenigde Staten
totale Nederlandse export. Deze landen blijven wel groeien
Denemarken
Kazachstan) zijn nu samen goed voor slechts 5% van de
als exportland, maar het aandeel in de export zal beperkt blijven.
Polen Overige landen
Importaandeel Nederlands product
0
Alleen in het Verenigd Koninkrijk is ons importaandeel
gegroeid, namelijk van 18% naar 23%. Het Nederlandse aandeel in de import van de overige vijf belangrijkste afzetlanden blijft stabiel.
1000
miljoen euro
Bron: Eurostat
2000
3000
4000
5000
Nederland als internationaal tuinbouwcentrum
tuinbouwexportwaarde (figuur 2). De internationale oriën
11
Nederlandse siergewassen aanzienlijk hoger dan dat van
Figuur 3 Invoer van tuinbouwproducten in Nederland
Duitsland concurrentie van Spanje, Italië, België, Frankrijk,
teeltsector zijn Denemarken, Italië, Kenia en België.
Top 5 Volume
In elk van de 10 landen is het importaandeel van
voedingstuinbouw. De voedingstuinbouw ondervindt in Turkije en China. Opkomende concurrenten voor de sier Ecuador en Ethiopië groeien hard. Maar op de voor ons
1995
2007
belangrijke Duitse markt hebben zij ieder slechts een aan-
Spanje
van Nederland stabiel en hoog blijft op 31%.
België
deel van 1% in de siergewassenimport, terwijl het aandeel
Binnen de Nederlandse tuinbouwexport nemen de bloem bollen een bijzondere plaats in. Voor de bloembollen zijn de Verenigde Staten, Japan, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland de vier belangrijkste afzetlanden. Mede
Duitsland Zuid Afrika Brazilië
beïnvloed door ongunstige valutaverhoudingen is de export naar deze landen sinds 2000 gedaald.
3.2 Ontwikkeling van de import: import groeit harder dan export
0
Zuid Afrika
bouwproducten in Nederland ruim verdubbeld (figuur 3).
Ecuador
Die groei illustreert de logistieke functie van Nederland als toegangspoort voor Europa.
Ongeveer 20 landen zijn samen goed voor 80% van de Nederlandse import. De import vanuit Spanje is het
400
600
800
1000
Top 5 Groeiers
Nederland is niet alleen exportland voor tuinbouwproduc
ten, maar ook importland. Sinds 1995 is de import van tuin
200
miljoen euro
Kenia China Costa Rica
grootst. Dit zijn vooral voedingstuinbouwproducten.
Het aandeel van de import vanuit Spanje stijgt nauwelijks.
0
Ruim 6% van de waarde van onze totale import aan tuin bouwproducten komt voor rekening van ongeveer 20
‘opkomende landen’, die de laatste 12 jaar hun export naar Nederland minstens hebben vervijfvoudigd. Nieuwe
100
200
300
400
500
600
miljoen euro
Bron:Eurostat
Nederland als internationaal tuinbouwcentrum
opkomende markten de komende jaren zijn Panama,
12
Oekraïne, Ethiopië en Vietnam (nu gezamenlijk 2,5% van de totale Nederlandse import).
Nederland is een internationaal knooppunt voor import
stromen. In tegenstelling tot de export vanuit Nederland,
De geografisch spreiding van landen waaruit Nederland
zakelijk uit de Europese Unie, maar vanuit alle delen van de
Deze ontwikkeling zet de komende jaren door. De import
die grotendeels in Europa blijft, komt de import niet hoofd wereld.
Nederland is daardoor een tuinbouwhandelscentrum voor een zeer groot en toenemend aantal landen.
tuinbouwproducten importeert wordt steeds breder. waarde is de laatste 12 jaar naar verhouding harder
gegroeid dan de exportwaarde. De verwachting is dat de importwaarde blijft groeien.
3.4 Gevolgen voor de Nederlandse tuinbouw
Figuur 4 Productiewaarde van de tuinbouw ten opzichte van de importwaarde
De import van tuinbouwproducten overstijgt de eigen productie. De import groeit ook harder dan de export.
9
De gevolgen waarmee de Nederlandse tuinbouw rekening moet houden:
7
• Bijna de helft van de export vanuit Nederland gaat naar
6
Duitsland (32%) en het Verenigd Koninkrijk (15%).
5
De 10 kleine, snel groeiende landen zijn samen goed voor
4
5% van de Nederlandse export. Behoud
3
van onze marktpositie op onze thuismarkt
2
Duitsland is essentieel. Ter illustratie: 1% exportgroei
1 0
en uitbouw
naar Duitsland levert al 50 miljoen euro groei aan
1995
2000
2005
2008
Productiewaarde Importwaarde
3.3 Ontwikkeling van de productiewaarde: importwaarde overstijgt productiewaarde De productiewaarde van in Nederland geteelde tuinbouw producten is sinds 1995 met ongeveer 40% gegroeid.
Dat is vooral te danken aan de hogere productiewaarde in de sierteelt (+ 55%). De productiewaarde in de voedings tuinbouw groeide ook, maar met 13% minder sterk.
De groei van de productiewaarde in Nederland bleef de laatste 12 jaar achter bij de groei van de importwaarde. In 2008 overvleugelde de importwaarde de productie waarde.
exportwaarde. Dat is vergelijkbaar met de totale ex
portwaarde naar Kazachstan en Roemenië samen. Focus op Duitsland en Verenigd Koninkrijk in marketing en promotie is daarbij logisch.
• Europa blijft de belangrijkste exportregio voor Nederland, met Duitsland en het Verenigd Koninkrijk ruimschoots aan kop. Het importaandeel van
Nederlandse producten in
Duitsland dreigt te
krimpen. De export vanuit Nederland naar de 8 overige
belangrijkste exportmarkten groeide aanzienlijk sterker dan de export naar Duitsland.
De export van Nederland naar Duitsland (maar ook naar andere exportlanden) is een mix van eigen Nederlandse productie en importproducten, waarbij het aandeel van
de importproducten groeit. Import en dus re-export van producten is cruciaal voor Nederland om onze sterke
marktpositie te houden. Immers, als wij de producten vanuit andere landen niet importeren en vervolgens
re-exporteren naar onder meer Duitsland, dan zullen
deze landen dat rechtstreeks doen. En dat betekent een dalend marktaandeel voor Nederland.
• Nederland is een logistiek knooppunt voor
tuinbouwproducten vanuit de hele wereld. De import
waarde van tuinbouwproducten is nu al ruim 50% van
de exportwaarde van Nederlandse tuinbouwproducten.
Nederlandse tuinbouwproducten ervaren steeds
meer concurrentie van import uit andere landen.
Het aantal landen dat tuinbouwproducten produceert voor de Nederlandse markt en voor markten die be langrijk zijn voor de Nederlandse export neemt toe,
de geografische spreiding wordt groter en het volume stijgt. Import
is noodzakelijk voor het behouden
van onze sterke exportpositie.
Nederland als internationaal tuinbouwcentrum
miljard euro
8
13
4
Kenmerken van de Nederlandse tuinbouwsector De Nederlandse tuinbouw neemt al jaren een internationale koppositie in. Om die positie vast te houden, is het goed te analyseren wat de kenmerken van de tuinbouw zijn die leiden tot het succes. De koppositie vasthouden vergt steeds meer inspanning. De concurrentie neemt toe en wordt sterker. Daarom is het goed ook de zwakke kanten te bekijken en na te gaan hoe de sector die kan versterken. Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de sterke kanten van de Nederlandse tuinbouw en van de zwakke kanten die een bedreiging vormen voor een gezonde toekomst. Aan het slot volgen conclusies over de gewenste verbeteringen. 4.1 Rentabiliteit en financiering: zorgelijke situatie bij primaire productie
4.2 Internationalisering: veredeling en handel internationaliseren
De rentabiliteit in bijna de volledige primaire sector is
tuinbouw manifesteert zich vooral in de handel.
sinds 2004 negatief. In de vollegrondsgroenten- en bloem bollensector zien we de sterkste daling in rentabiliteit. Met name in de glasgroente-, bloembollen- en snij
bloementeelt zijn grote verliezen geleden. Over de situatie bij de handel zijn nagenoeg geen cijfers beschikbaar.
Het inkomen voor de primaire sector ligt gemiddeld tussen de € 40.000 en € 60.000 per bedrijf, maar er zijn grote ver schillen in inkomen tussen de bedrijven.
De sterke internationale oriëntatie van de Nederlandse Nederlandse exporteurs boren nieuwe markten aan
(hoofdstuk 3). Nederlandse importeurs halen product uit
steeds meer verschillende landen. De internationalisering
uit zich ook in fusies met en overnames door buitenlandse bedrijven. Behalve im- en exporteurs, breiden ook verede
lingsbedrijven hun werkterrein mondiaal uit, vooral in Azië, Zuid-Afrika en Midden- en Zuid-Amerika. Ook hier spelen internationale fusies en overnames.
De solvabiliteit neemt af, het sterkst bij de vollegronds
De Nederlandse primaire sector produceert slechts beperkt
zorgelijk. Daar is de solvabiliteit naar nul gedaald.
schatting enkele tientallen bedrijven die in het buitenland
groenten. De situatie voor glastuinbouwbedrijven is
Een positieve uitzondering vormt de fruitteelt, met een stabiele solvabiliteit van rond de 70%.
Het rendement op eigen vermogen ligt in de primaire
productie beduidend lager dan in andere schakels van de
keten. Voor de groothandel in de voedingstuinbouw speelt vooral de rentegevoeligheid. Er is een verschuiving
zichtbaar van langlopende naar kortlopende financiering.
De overwegende korte financiering in combinatie met een lage solvabiliteit en een lage winstgevendheid maakt de groothandel kwetsbaar.
buiten Nederland (semigratie). In 2006 waren er naar
produceerden. Dit aantal is sindsdien verder gegroeid. Het betreft vooral sierteeltproductie in Oost-Afrika en
Midden-Amerika, voedingstuinbouw in Spanje en sinds kort ook in het Verenigd Koninkrijk (dichter bij grote klanten).
Nederland als internationaal tuinbouwcentrum
In de hele sector is het netto bedrijfsresultaat zorgelijk.
15
4.3 Arbeid en imago: onbekend maakt onbemind
4.4 Energie: van grootverbruiker naar kas als energiebron
560.000 mensen. Dat is vergelijkbaar met de werkgelegen
aardgasverbruik. Deze sector is dus sterk afhankelijk van
De tuinbouwsector biedt direct en indirect werk aan circa heid van bijna drie keer de metaalindustrie. De afgelopen jaren is de inzet van uitzendkrachten sterk gegroeid.
Schaalvergroting, kennisintensivering en complexere aan sturing zorgen voor een grotere vraag naar goed opgeleid
personeel. Momenteel functioneert 10% van het personeel op hbo-niveau of hoger en 20% op mbo-niveau.
Nederland kent de tuinbouwsector vooral via de
producten. De gemiddelde Nederlander vindt de tuin
bouwsector innovatief, belangrijk voor Nederland, is trots
op de Nederlandse tuinbouw en vindt dat de tuinbouw bij Nederland hoort. Ongeveer de helft van de burgers vindt
dat de tuinbouw bijdraagt aan een gezonde leefomgeving. De tuinbouw wordt niet als milieubewust of als goede werkgever gezien.
De sector zet zich in om een aantrekkelijk werkgever te zijn door onder meer goed werkgeverschap met markt
conforme beloning en arbeidsvoorwaarden, investeert in
onderwijs en scholing en biedt de combinatie van leren en werken.
De glastuinbouw is goed voor bijna 10% van het nationale de beschikbaarheid en gevoelig voor de prijs van fossiele energie.
Met het programma Kas als Energiebron streeft de sector naar rendabele, klimaatneutrale kassen bij nieuwbouw
vanaf 2020. Ambitie van de glastuinbouw is onder meer
dat de CO2-emissie in 2020 met bijna de helft is gedaald
ten opzichte van 1990, dat 20% van het energiegebruik dan uit duurzame bronnen komt en dat de sector leverancier is van duurzame warmte en elektriciteit. De sector commit
teerde zich in 2008 aan de klimaatdoelen van het kabinet, met de ondertekening van het convenant ‘Schone en zuinige agrosectoren’.
De ambitie van de handel is dat handelsbedrijven in 2040 voor het vervoer van tuinbouwproducten alleen nog
duurzame energiebronnen gebruiken. In 2040 moet een co-modaal kwaliteitsnetwerk (combinatie van vervoer
middelen) voor goederenvervoer in gebruik zijn, dat 25% van al het vervoer voor zijn rekening neemt.
4.5 Kennis en innovatie: open kennis uitwisseling
Er bestaat een goede dialoog tussen het tuinbouwbedrijfs leven en de overheid. Ook heeft de sector vraaggestuurde kennisontwikkeling en innovatie opgezet. Er is een goede interactie tussen de sector (inclusief toelevering) en
belangrijke onderzoeksinstellingen als WUR, TNO, Kema, DLV en Proeftuin Zwaagdijk, deels ondersteund door het
ministerie van LNV. Kennis is niet gebonden aan grenzen. Nederland als internationaal tuinbouwcentrum
Nederlandse kennis gaat naar het buitenland en andersom
16
wordt kennis uit het buitenland gehaald en benut.
De opgebouwde kennis stroomt goed door naar de sector en er is een open kennisuitwisseling, met name tussen
ondernemers in de primaire sector. Brancheorganisaties en veel private, vaak gespecialiseerde adviesbureaus ver sterken deze belangrijke kwaliteit van de sector.
4.6 Gevolgen voor de Nederlandse tuinbouw • Er is sprake van zorgelijke bedrijfsresultaten bij vaak
goede bedrijven in alle schakels van de keten.
Structurele samenwerking in de keten is
essentieel voor versterking van de (lange termijn)
concurrentiepositie van de Nederlandse tuinbouw.
• Internationalisering is vooral zichtbaar in handel en
veredeling. Deze ketenpartners vervullen een voortrek
kersrol in internationaal ondernemerschap. De primaire sector legt nog in beperkte mate verbindingen met
internationale teeltcentra. Nederlandse topbedrijven
op het gebied van veredeling en handel komen meer en
meer in buitenlandse handen. Nederland kan een
belangrijke vestigingslocatie voor de
veredelingssector blijven, mits de innovatieve hoog
staande primaire productie aanwezig blijft, Nederland
de functie van kenniscentrum en wereldwijd
handelscentrum blijft vervullen en de overheid
een stimulerend ondernemers- en investeringsklimaat schept.
• In de primaire sector is er goede samenwerking op het terrein van kennisontwikkeling en kennisdeling. Er is
goede co-innovatie met kennisinstellingen en de toele
verende industrie. De Nederlandse primaire sector wordt (van oudsher) internationaal gezien als voorloper en voorbeeld. Dit door de combinatie van hoog
kennisniveau, inventiviteit, rijke traditie, lef en
‘doe-mentaliteit’. Dit biedt een kans voor de sector. Het onderscheidend
vermogen van Nederland
ligt in kennis en innovatie. Het is zaak het kennis
niveau in eigen land op peil te houden. Ook het
importeren en exporteren van kennis levert
toegevoegde waarde voor Nederland.
Nederland als internationaal tuinbouwcentrum
17
5
Ontwikkelingen in de keten Ontwikkelingen in en om de tuinbouw hebben invloed op de onderlinge verhoudingen binnen de tuinbouwketen. Dit hoofdstuk geeft inzicht in die veranderende verhoudingen.
In alle schakels van de tuinbouwketen is sprake van
concentratie en schaalvergroting. In het retailkanaal speelt
Tabel 2 Top Retailers in Europa Omzet in Europa 2007 in miljard euro Positie
Retailer
Omzet
Hoofdkantoor
1
Carrefour
68
Frankrijk
2
Metro
62
Duitsland
supermarkten in West-Europa een marktaandeel van rond
3
Tesco
55
UK
zijn daar wel in opkomst. Voor siergewassen is de verkoop
4
Schwarz (lidl)
48
Duitsland
via supermarkten in Nederland de laatste 5 jaar gestegen
5
Rewe
43
Duitsland
op hetzelfde niveau, maar in het Verenigd Koninkrijk
6
Edeka
37
Duitsland
7
Aldi
37
Duitsland
8
Auchan
31
Frankrijk
9
ITM
29
Frankrijk
10
Leclerc
29
Frankrijk
deze concentratie bijzonder sterk. Retail bestaat uit groot
winkelbedrijven (waaronder supermarkten, bouwmarkten en grootschalige tuincentra) die producten verkopen aan
consumenten. Voor voedingstuinbouwproducten hebben de 70%. In Oost-Europa ligt dit lager, maar supermarkten
van 11 naar 17%. In Duitsland ligt het supermarktaandeel
verkopen supermarkten al ongeveer de helft van de sier
gewassen. De 3 grootste supermarkten (Carrefour, Metro, Tesco) in West-Europa hebben een omzet van circa
€ 200 miljard (tabel 2). 10% daarvan is omzet van aard appelen, groenten en fruit. Voor bloemen is dit niet bekend.
De verwachting is dat het marktaandeel van supermarkten in de verkoop van tuinbouwproducten blijft stijgen.
De macht en de controle in de keten zullen zich verder
Bron: www.retail-index.com
zullen de margerijke sierteeltversgroep in het assortiment opnemen.
5.2 Concentratie handel
leveranciers categoryplannen en verwachten dat ook de
reactie op de schaalvergroting in het retailkanaal. In de
richting de grote supermarkten bewegen. Foodretailers
Retailers ontwikkelen in toenemende mate met hun tuinbouwsector inspeelt op deze behoefte.
Verdergaande concentratie bij de handel lijkt een passende sierteelt is een grote concentratie in de handel gaande.
Bij de bloemen- en plantenexporteurs nemen 34 bedrijven (4%) 50% van de exportwaarde voor hun rekening.
De andere 50% wordt geleverd door bijna 900 bedrijven.
In de handel in groenten en fruit is de concentratie nog
sterker. M inder dan 3% van de exporteurs in de voedings tuinbouw (10 bedrijven) is goed voor 50% van de totale
uitvoer. Ruim 400 groente- en fruitexporteurs zijn goed voor de andere 50%. De verwachting is dat deze concentratie doorzet.
Nederland als internationaal tuinbouwcentrum
5.1 Schaalvergroting, vooral in de retail
19
5.3 Nieuwe groeimarkten
5.4 Ontwikkelingen in de teelt
Tuincentra & bouwmarkten
bedrijven. Het aantal teeltbedrijven neemt in alle sectoren
De verkoop van sierteeltproducten (met name perkplanten, potplanten, bloembollen, boomkwekerijproducten) zal
steeds meer via de grote ketens van tuincentra en bouw markten in Europa lopen. In Nederland is het marktaan
deel van tuincentra voor planten 43%. Voor boomkwekerij
producten is dat ruim 70%. Het aandeel van bouwmarkten in de afzetkanalen voor planten en boomkwekerij
producten is in Nederland nog beperkt (3%), maar het
neemt jaarlijks toe. In onze buurlanden is dat aandeel
voedingstuinbouw (met name glasgroenten) is de laatste
jaren een aantal zeer grote bedrijven ontstaan. In 2007 was 9% van de bedrijven in de fruit-, vollegronds- en glas
groentensector goed voor 50% van de productiewaarde.
Dit laat onverlet dat voor belevering van grote supermark
ten de productie van tientallen telers moet worden samen gevoegd.
Met name door de hoge arbeidskosten en in de glastuin
in Duitsland en Engeland is de laatste 8 jaar verdubbeld.
jaren een negatief rendement. GMO-subsidies hebben de
E-business
Gemiddeld 20% van de consumenten in West-Europa en de Verenigde Staten geeft aan wel eens sierteeltproducten te
bouw ook de hoge energiekosten boeken teeltbedrijven al voedingstuinbouw tijdelijk ondersteuning gegeven, maar de economische perspectieven zijn niet onverdeeld gunstig.
kopen via internet. De frequentie van aankoop en het
Collectief investeert de teeltsector via het PT jaarlijks
komende jaren.
de productiewaarde. Als teeltbedrijven innoveren dan ligt
10.000
8 19 9
Overheden en projectontwikkelaars
Overheden, projectontwikkelaars, architecten en woning
Aantal productie bedrijven Productiewaarde (miljoen euro)
corporaties kennen en erkennen steeds meer de voordelen van een groene leefomgeving. Groen wordt geïntegreerd in ontwerpen. Bij nieuwe woon- en werkgebieden en in stedelijke omgevingen komen naar verwachting meer groenvoorzieningen.
Bron: PT
06
0
Nederland nog ver weg.
20
de verdeling foodservice/detailhandel 50/50. Dit lijkt voor
05
dit in 2015 tegen de 40% zal zijn. In de Verenigde Staten is
20.000
04
totale foodomzet voor zijn rekening. De verwachting is dat
30.000
20
tot catering en horeca) neemt momenteel 33% van de
40.000
03
Het foodservicekanaal (eten buitenshuis, van automaten
20
Eten en drinken buitenshuis
2
sierteeltproducten en fruit.
Figuur 5 Afname aantal productiebedrijven
20
bouwproducten. Een kleine groei is te verwachten voor
Energiebron.
20 0
Benzinestations hebben een klein marktaandeel voor tuin
op de trend naar duurzame productie zoals in Kas als
1
Benzinestations
werking, is beperkt. Individuele bedrijven spelen wel in
0
etaleren.
gestuurde productinnovatie, mede door ketensamen
20 0
centen van tuinbouwproducten hun aanbod kunnen
sierteelt ook op variëteitenvernieuwing. Consument
9
digitale business-to-business marktplaatsen waar produ
de focus op kostprijsverlaging en teelttechniek en in de
20 0
Daarnaast is er een spectaculaire groei van het aanbod via
€ 24 miljoen in onderzoek en ontwikkeling. Dit is 0,3% van
19 9
marktaandeel is nog wel laag. E-business zal groeien de
Nederland als internationaal tuinbouwcentrum
af en de gemiddelde bedrijfsgrootte neemt toe. In de
hoger, 18% in Duitsland, 14% in het Verenigd Koninkrijk.
De export van boomkwekerijproducten naar bouwmarkten
20
Concentratie is een algemene en brede trend bij teelt-
5.5 Ontwikkelingen in veredeling en opkweek
5.7 Gevolgen voor de Nederlandse tuinbouw
plantaardig uitgangsmateriaal. Van de totale wereld
De trends in de tuinbouwketen wijzen in elk geval op verdere
Nederlandse bodem. Nederland heeft in de totale Europese
gevolgen waar de tuinbouw rekening mee moet houden:
exportwaarde van veredelingsmateriaal komt 24% van
export van plantaardig uitgangsmateriaal een aandeel van
schaalvergroting in de hele keten. De ontwikkelingen en
is ten opzichte van 1988 meer dan verdubbeld. De groei is
• Het marktaandeel van retail in de verkoop van tuin bouwproducten blijft stijgen. De macht en de controle
beworteld stek. Groeimarkten binnen Europa zijn Spanje,
- Dit noodzaakt alle schakels in de keten tot
47%. De exportwaarde van Nederlands uitgangsmateriaal met name veroorzaakt door groentezaden en -planten en
Italië, Turkije, Polen en Hongarije. Buiten Europa zijn dat de VS en China. De veredeling zoekt hier en daar samen
werking met retail op het gebied van productontwikkeling. De sector wordt al sinds eind jaren 80 gekenmerkt door overnames door grote multinationals.
in de keten zal zich verder richting de retail bewegen.
kostenreductie in de logistiek. Efficiënte
logistiek
is een duidelijk aandachtsveld voor de sector.
- Foodretailers zullen de margerijke siergewassen-
versgroep in het assortiment opnemen.
Dit leidt mogelijk tot vraag naar ‘geïntegreerde‘
versexporteurs (sierteelt en AGF) en strategische
5.6 Ontwikkelingen in toeleverende industrie
- De behoefte aan meer specifieke kennis over
de tuinbouwketen tussen veredeling en consument vervult
Hoewel de toeleverende industrie geen deel uitmaakt van deze wel een belangrijke rol in de Nederlandse tuinbouw. Deze sector omvat bijvoorbeeld kassenbouwers, instal
lateurs, leveranciers van teeltbenodigdheden als meststof
fen en gewasbeschermingsmiddelen, turn-keyleveranciers, projectadviseurs en projectontwikkelaars. De branche wordt gekenmerkt door een grote hoeveelheid kleine bedrijven en enkele grote.
Hun markt is vooral Nederland, maar de export groeit sterk. Groeimarkt is Oost-Europa. Van de 64 leden van brancheorganisatie AVAG exporteert 84% en 60% is
structureel internationaal actief. Het exportaandeel in de
omzet van AVAG-leden groeit sterk. In 2004 was het 28%.
16% van de AVAG-leden heeft een buitenlandse vestiging. Gelet op de toenemende teelt in andere landen is een verdere groei van deze export logisch.
allianties tussen siergewassenexporteurs en AGF- exporteurs.
consumentengedrag groeit. Het ontwikkelen van
consumentgestuurde productinnovaties en de introductie van categorymanagement is nog beperkt. Exporteurs zullen moeten voldoen aan de
verwachtingen van de retail (categoryplannen) en
daarvoor meer met de primaire sector moeten samenwerken en co-innoveren.
• Handelaren krijgen een cruciale rol in het vormen en onderhouden van ketens. Investeren in verbinding en samenwerking met ketenpartners is essentieel om partner te blijven voor de retail.
• De komende 5 tot 10 jaar bieden nieuwe afzet markten, zoals het foodservicesegment een groei
potentie. Het brede en fijnmazige netwerk van exporteurs speelt goed in op alle marktkansen bij de detailhandel en de nieuwe groeimarkten. Daardoor kan de handel
van deze groeipotentie optimaal gebruik maken. Voor
de primaire productie is het noodzaak nauw samen te werken met deze exporteurs en hun klanten en hun
productontwikkeling hierop af te stemmen.
• De Nederlandse veredelingsindustrie is een speler van wereldformaat (behalve voor fruit en bomen).
De veredeling initieert ketensamenwerking en is daarmee een waardevolle partner in het realiseren van consument gestuurde productinnovatie, in slimme samenwerking met handel en teelt. Om deze industrie in Nederland
gevestigd te houden zijn een sterke primaire sector en
een goed kennissysteem noodzakelijk.
Nederland als internationaal tuinbouwcentrum
Nederland is wereldwijd de grootste exporteur van
21
6
Speerpunten voor de toekomst van de tuinbouw In voorgaande hoofdstukken schetsten we de ontwikkelingen in en rond de tuinbouw sector. Dit hoofdstuk schetst samenvattend de belangrijkste ontwikkelingen in de wereld, in de markt en in de keten van Nederlandse tuinbouwproducten en de daaruit volgende conclusies. Op basis van deze ontwikkelingen zal de sector aan 5 speerpunten moeten werken, die verderop in het hoofdstuk worden geschetst.
Dit is gunstig voor de vraag naar tuinbouwproducten, deskundigheid en uitgangsmaterialen.
• Nederland ondervindt meer internationale concurren-
tie. Het aandeel in de wereldhandel van producten die in Nederland zijn geteeld neemt af. De primaire sector
staat onder druk. De exporthandel behoudt positie door meer te importeren. Er is nu al meer import dan eigen productie.
• Schommelingen in valutaverhoudingen hebben een
grote invloed op export en import en daarmee op het behoud van marktaandeel.
• Een goed vestigings- en investeringsklimaat is belang-
rijk voor de internationale marktpositie van Nederland. Fysieke infrastructuur, een gunstig belastingklimaat,
goed onderwijs, een goede arbeidsmarkt en een deugdelijk rechtssysteem geven hieraan inhoud.
• In de keten tussen consument en veredeling zijn internationale retailconcerns dominant. Het proces van schaal-
vergroting en internationale fusies bij de grote retailers is nog niet afgerond, maar ook nu al is de inkoopmacht geconcentreerd bij enkele zeer grote inkoopcentrales.
Steeds minder beslissers dirigeren de keten: zij bepalen het assortiment voor de consument en wie dit mag leveren (figuur 7).
• Om positie te houden in het retailschap is consument gestuurde productinnovatie essentieel voor de tuin-
bouwsector.
• Handelaren krijgen een cruciale rol in het vormen en
onderhouden van ketens. Investeren in verbinding en samenwerking met ketenpartners is essentieel om partner te blijven voor de retail.
• Duitsland is goed voor bijna een derde van de totale
exportwaarde van Nederlandse tuinbouwproducten;
het is onze thuismarkt. Na een jarenlang stabiel marktaandeel, dreigt ons aandeel in de Duitse markt
te krimpen. Om het verlies aan marktaandeel in
Duitsland te compenseren, moet veel meer naar andere landen worden geëxporteerd.
• Eisen van politiek en publiek voor duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen worden randvoorwaarden voor de tuinbouwketens.
• Minder dan 2.000 ondernemingen in de teelt en h andel zijn goed voor 50% van de economische activiteit in de tuinbouw.
• Nederland kan zich onderscheiden met kennis en
innovatie. Het is zaak het kennisniveau in eigen land op
peil te houden en het innovatievermogen te versterken.
Nederland als internationaal tuinbouwcentrum
• De wereldbevolking en de welvaart blijven groeien.
23
Figuur 6 Concentratie binnen sectoren (2007)
Aantal bedrijven verantwoordelijk voor 50% van de economische activiteit
Totaal aantal bedrijven
Fruit
12%
Volle grondsgroenten
6%
Glasgroenten
12%
Bloemkwekerij
6%
Boomkwekerij
11%
Bloembollen
7%
Exporteurs bloemen en planten
4%
Exporteurs groenten en fruit
2%
0 0
2000 2000
4000 4000
Nederland als internationaal tuinbouwcentrum
Totaal aantal bedrijven
24
6000 6000
8000 8000
10000 10000
Verantwoordelijk voor de helft van de economische activiteit
6.1 Competenties
6.2 Speerpunten
verbindingen hebben met alle belangrijke productie- en
tuinbouw te behouden, moet er gericht worden
consumptiecentra in de wereld maakt dat de inter
nationale positie van de Nederlandse tuinbouw sterk is. Deze positie is ook te danken aan de competenties van de tuinbouw.
Competenties tuinbouw:
• Vakmanschap
De Nederlandse primaire sector is internationaal voorlo per en voorbeeld. Teeltbedrijven combineren een
hoog kennisniveau met een rijke traditie, lef en een ‘doe-mentaliteit’. Ook in andere schakels zijn deze elementen te vinden.
• Internationaal ondernemerschap
Handel en veredeling vervullen internationaal een voor
trekkersrol. De primaire sector legt nog in beperkte mate verbindingen met internationale teeltcentra
• Aanpassingsvermogen
De bedrijven in de sector spelen slagvaardig in op
(korte termijn) kansen die zich voordoen; de sector is vernieuwend en inventief
• Samenwerking
De primaire sector werkt behoorlijk samen op het terrein van kennisontwikkeling en - kennisdeling. Co-innovatie
met kennisinstellingen en de toeleverende industrie is een bewezen succesformule. Er is nog te beperkte
samenwerking tussen ondernemingen in opeenvolgen de schakels in de keten. Ook horizontale samenwerking blijft een punt van aandacht.
Door de bewezen kwaliteiten van de sector optimaal te
Om Nederland als internationaal centrum voor de geïnvesteerd. Het kernwoord hierbij is versterken.
Op basis van de belangrijkste ontwikkelingen in de
omgeving moet de sector werken aan 5 speerpunten:
Speerpunt 1
• De primaire sector in Nederland versterken Speerpunt 2
• Import en export versterken Speerpunt 3
• Duurzame (internationale) ketens versterken en ontwikkelen Speerpunt 4
• Het vestigingsklimaat versterken en verbeteren Speerpunt 5
• Kennisontwikkeling en innovatie versterken en stimuleren Figuur 7 De zandloper van de voedingstuinbouwketen Voedingstuinbouw met afzet in Nederland 11.000 telers 1243 handelsbedrijven
benutten, kan de tuinbouw ook in de toekomst een belangrijke economische bijdrage blijven leveren.
Om (op lange termijn) de concurrentiepositie van de
Nederlandse tuinbouw te behouden is samenwerking
cruciaal. Meer en slimmer samenwerken over de hele keten
6 inkooporganisaties
is een competentie die de sector verder moet ontwikkelen. Uiteraard moeten ook alle omringende partijen, zoals Glami, Greenports, Productschap Tuinbouw, branche
organisaties en rijksoverheid samenwerken. Voor handel
en teelt geldt dat zij moeten investeren in samenwerking met de retail, op het gebied van schappenplannen en consumentgestuurde productinnovatie.
27 formules 4.900 supermarkten 7 miljoen shoppers
Nederland als internationaal tuinbouwcentrum
Een fijnmazig netwerk van import- en exportbedrijven die
25
Speerpunt 1
Primaire sector in Nederland versterken De concurrentiepositie van een land hangt af van factoren
als een kritische thuismarkt, bereidheid tot samenwerking
in clusters, de beschikbare productiefactoren en het econo mische regime. Het is de samenhang in het totale complex die de uiteindelijke concurrentiekracht bepaalt. Anders
gezegd: de Nederlandse centrumfunctie voor de tuinbouw blijft op lange termijn alleen behouden als het cluster
bestaat uit volwaardige partijen die elkaar versterken.
De primaire sector is één van die partijen. Het is van belang voor de totale keten dat de primaire productie een vol
waardige, sterke bedrijfstak blijft. De zorgelijke positie van de primaire sector vraagt om versterking.
Versterking van de primaire sector betekent onder meer de verhouding tussen kostprijs en kwaliteit verbeteren en de inspanningen voor productinnovatie, maatschappelijk
verantwoord ondernemen en duurzaamheid versterken. De primaire sector heeft te maken met duurzaamheids eisen vanuit de keten en vanuit de maatschappij.
Speerpunten voor duurzaamheid in de primaire sector zijn vooral voldoen aan maatschappelijke eisen om CO2-emissie, lichtemissie en emissie van gewas
beschermingsmiddelen en voedingsstoffen naar lucht en water te verminderen. De tuinbouw moet ondernemen binnen ecologische randvoorwaarden zoals behoud en
Nederland als internationaal tuinbouwcentrum
duurzaam gebruik van biodiversiteit.
26
Speerpunt 2
Import en export versterken Een sterke positie als importland is nodig om een belang
rijke speler te blijven in de internationale handel. De recht streekse import op de markten die Nederland als thuis
markt beschouwt, neemt toe. Om die handelsstromen via
Nederland te laten lopen moeten de transactiekosten laag blijven. Transactiekosten zijn onder meer de transport
kosten, belastingtarieven, invoerheffingen, informatie
kosten en administratiekosten. Ook moet de sector zich inspannen om ervoor te zorgen dat de niet-financiële handelsbelemmeringen zoals fytosanitaire zaken de
handel niet verstoren. Verder kan de sector zich richten op logistieke efficiencyverbetering en versterking van de
infrastructuur. Zo kan Nederland fungeren als import knooppunt voor het noordwesten van de EU.
Op onze voornaamste markten, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, moet de exporthandel zijn positie vasthouden en een groter deel van de toenemende import in die landen zien te nemen. Uiteraard is er daarnaast ook aandacht nodig voor de ‘nieuwe landen’.
Logistieke dienstverlening is de onderscheidende factor in de toekomst: het juiste product op de gewenste tijd met de juiste informatie leveren. Aspecten waarop het tuin
bouwcluster zich moet toeleggen zijn: dynamische route planning, multimodaal transport inclusief cross docking,
handelsknooppunten in het buitenland en retourvrachten. Een belangrijke volgende stap is ook ICT- standaarden
ontwikkelen voor efficiëntieverbetering en voor tracking & tracing. Sectorbreed is er nog onvoldoende gerichte
Nederland als internationaal tuinbouwcentrum
aandacht voor deze onderwerpen.
27
Speerpunt 3
Duurzame (internationale) ketens versterken en ontwikkelen Het Nederlandse productenpakket is breed en van goede kwaliteit. De kracht van dit productenpakket kunnen
producenten alleen samen met de handel op de winkel
vloer tot waarde brengen. Ondernemers uit alle schakels moeten vaardigheden ontwikkelen om in ketenverband samen te werken en in te spelen op de eisen vanuit de
retail. Goede kennis over de (dynamische) eisen van de retailers is daarbij essentieel. In het verwerven van die
kennis moet de sector investeren en de verworven markt
kennis moeten de schakels samen actief benutten. Zonder samenwerking tussen de verschillende schakels in de keten lukt dit niet.
Duurzaamheid is een belangrijke eis van veel retailers.
De sector zal onder meer moeten kunnen aantonen wat de CO2-uitstoot in de hele keten is, zal de voedselveiligheid en
gezondheid moeten kunnen borgen en zal verantwoording
moeten kunnen afleggen over internationaal maatschap
Nederland als internationaal tuinbouwcentrum
pelijk verantwoord ondernemen.
28
Speerpunt 4
Vestigingsklimaat versterken en verbeteren Nederland moet voor internationale veredelings- en
handelsbedrijven aantrekkelijk zijn om te blijven en zich te gaan vestigen. En de primaire sector dient voldoende ruimte te hebben om te ondernemen.
Wat is hiervoor nodig? Een goede fysieke infrastructuur,
een gunstig belastingsklimaat, toegankelijke, slimme, ver
antwoorde financieringsmogelijkheden, goed onderwijs en een goede arbeidsmarkt. En verder alles wat een land aan trekkelijk maakt, zoals goede gezondheidszorg, veiligheid en een deugdelijk rechtssysteem.
Een aantal zaken heeft de tuinbouwsector in eigen hand of kan ze beïnvloeden. Een goede arbeidsmarkt is daarvan de voornaamste. Omdat de tuinbouw niet als een goede
werkgever wordt gezien, is een verbetering van het imago nodig. Deze imagoverbetering moet hand in hand gaan
met een verbetering van arbeidsomstandigheden en goed
werkgeverschap om zo het vestigingsklimaat te versterken. Het bedrijfsleven en het onderwijs moeten meer samen werken. Initiatieven hiervoor moeten gestimuleerd en gesteund worden.
Het beleid voor vestiging van bedrijven wordt voor een
groot deel regionaal ingevuld door lokale overheden en
bedrijfsleven. Netwerkorganisatie Greenport(s) Nederland, sinds 2006 actief, slaagt erin de verbinding tussen
overheden en bedrijfsleven te verstevigen. Voor bepaalde sectoren wordt op landelijk niveau besloten waar
bedrijven zich kunnen vestigen, bijvoorbeeld voor de glas tuinbouw. De brancheorganisaties beheren deze dossiers meestal. Ook wordt steeds vaker ruimte voor groene
door regionale samenwerking van overheden en bedrijfs
leven: bijvoorbeeld TradePark Westland, Klavertje Vier in de regio Venlo, Agriport A7 in de Wieringermeer.
Ondanks alle succesvolle lokale en regionale initiatieven, is er onvoldoende scherp beeld over wat de knelpunten zijn
en wat de langetermijnstrategie zou moeten zijn om in de
toekomst een goed vestigingsklimaat te garanderen. Meer centrale coördinatie is nodig.
Nederland als internationaal tuinbouwcentrum
clusters van handelsbedrijven of toeleveranciers gecreëerd
29
Speerpunt 5
Kennisontwikkeling en innovatie versterken en stimuleren De Nederlandse tuinbouwsector onderscheidt zich door vakmanschap, waarvan kennis een belangrijk deel is.
De sector zal veel moeten blijven investeren in kennis
ontwikkeling en innovatie, wil het ook in de toekomst een toonaangevende internationale wereldspeler blijven.
Kennisontwikkeling en innovatie zijn belangrijk bij alle hier voor genoemde speerpunten.
Als verschillende bedrijven uit de tuinbouwketen samen kennis ontwikkelen of innoveren, versterken ze elkaar. Dit komt zowel de kennisinfrastructuur als de keten ontwikkeling ten goede.
Innovatie ontstaat als koplopers uit bedrijven, overheid en
kennisinstellingen samen werken en de ruimte krijgen om te investeren in nieuwe producten, diensten, processen,
technieken en systemen. In zo’n netwerk kunnen onder nemingen en onderzoeksinstellingen gericht samen
research en development programma’s opzetten. Kennis
ontwikkeling is geen innovatie. De combinatie van kennis of de toepassing ervan leidt tot nieuwe resultaten en
Nederland als internationaal tuinbouwcentrum
innovatie.
30
7
Netwerken, programmaontwikkeling en de rol van het Productschap Tuinbouw Hoe moet de sector aan de slag met de 5 speerpunten die beschreven staan in hoofdstuk 6? Wie zijn hier de spelers in en hoe gaan we het organiseren en financiëren? Dit hoofdstuk bevat denkrichtingen die logisch voortvloeien uit de voorgaande conclusies. Deze denkrichtingen bediscussiëren we graag met de sector. 7.1 Organisatie van de sector: meer samenhang nodig
Het Productschap Tuinbouw zet zich volledig in om de
den ondernemingen en intermediairen zoals branche
behouden.
organisaties, kennisinstellingen, toeleveringsbedrijven, adviesbureaus, financiële instellingen en NGO’s.
Het Productschap Tuinbouw maakt hier deel van uit. Alle partijen spelen een rol in het versterken van de
5 genoemde speerpunten en dragen daarmee bij aan Nederland als het internationale tuinbouwcentrum.
Verschillende (deel)sectoren hebben goede visies ontwik keld op hun eigen terrein. Maar een gedeelde visie en
Nederlandse tuinbouw als internationaal centrum duurzaam te ontwikkelen, te ondersteunen en te
Het productschap stimuleert en ondersteunt innovatie en kennis- en ketenontwikkeling. Dat gebeurt altijd vanuit een algemeen én een sectoraal belang. Zo draagt het schap bij aan de toekomst van tuinbouw en groen.
Het productschap biedt de sector gezamenlijkheid.
Programma’s ontwikkelen gebaseerd op de speerpunten is de kernfunctie van het productschap.
geleide bedrijven als Friesland Campina of Philips.
7.2 Programmaontwikkeling: meerjarenprogramma per speerpunt
van activiteiten en inzet van middelen en mensen bij
samen met ondernemers en organisaties een meerjaren
helder geformuleerde strategie voor de hele tuinbouw sector ontbreekt, zoals er wel is bij grote, hiërarchisch
De gevolgen zijn ad-hoc beslissingen en een versnippering zaken die de hele tuinbouw aangaan. Gerichte lange
termijn programma’s komen lastig of niet van de grond waardoor de tuinbouwsector als geheel onvoldoende
gebruik kan maken van de aanwezige kracht en potentie. Het Productschap Tuinbouw ziet geen hiërarchische rol
voor zichzelf weggelegd, maar wil wel bijdragen aan een
effectievere en efficiëntere inzet van mensen en middelen.
Voor elk speerpunt formuleert het Productschap Tuinbouw programma. Deze meerjarenprogramma’s zijn de basis
voor meer gestructureerde en samenhangende investerin gen in de sector, die bovenal een hoog rendement hebben. Binnen de programma’s werken alle betrokken (keten)
partijen samen. De programma’s zorgen daarmee voor ver sterking van samenwerking en afstemming tussen de partijen in de keten.
Het productschap investeert meer dan € 75 miljoen euro
Het productschap gaat ondernemingen direct betrekken
heffingen. De vraag is of deze middelen wel voldoende
innovatieve ondernemingen en experts zitten mede aan
per jaar, opgebracht door de sector zelf via de collectieve strategisch worden ingezet als we de tuinbouwsector als
geheel (als ‘concern’) bekijken. Als we redeneren vanuit de 5 speerpunten lijkt dit momenteel niet het geval.
Het Productschap Tuinbouw ziet het daarom als haar taak voor de toekomst om de investeringen actiever af te
stemmen op de speerpunten en de bijbehorende program ma’s, en de betrokkenheid van de bedrijven te vergroten.
bij de programmaontwikkeling en uitvoering. Koplopers,
het stuur bij programmaontwikkeling. Naast de beproefde traditionele manieren ontwikkelt het productschap
moderne manieren van interactie met ondernemers, zoals het digitale Tuinbouw Inspraak Panel (TIP).
Nederland als internationaal tuinbouwcentrum
De tuinbouwsector en -omgeving bestaat uit tienduizen
31
Het Productschap Tuinbouw werkt de meerjarenprogram ma’s voor de 5 speerpunten uit naar beleid- en innovatie
programma’s voor de tuinbouwsector. Dit doen we samen met brancheorganisaties en overheden. In de gemeen
Tabel 3 Activiteiten van het PT en de Tuinbouw Promotieorganisaties per speerpunt
schappelijke innovatieprogramma’s staan de doelen,
Speerpunt
partners. Een speerpunt kan één of meer innovatie
Primaire sector in Nederland versterken
• Energie en klimaat • Water (en biodiversiteit) • Plantgezondheid
Import en export versterken
• Logistiek en Distributie • Standaardisering informatie-uitwisseling • Handelsbelemmeringen (o.a. fyto)
Duurzame (internationale) ketens versterken en ontwikkelen
• Marktonderzoek en -informatie • Promotie • Voeding en Gezondheid • Groen en welbevinden
Het vestigingsklimaat versterken en verbeteren
• Ruimtelijke ordening en infrastructuur • Arbeid/scholing en imago
Kennisontwikkeling en innovatie versterken en stimuleren
• Onderdeel van alle thema’s
doelstellingen, termijnen, budgetten en samenwerkings programma(‘s) omvatten. In de innovatieprogramma’s wordt helder omschreven wat de netwerkpartners
inbrengen aan menskracht en middelen om de beoogde
resultaten te bereiken. De actualiteit en de relevantie van de programma’s toetsen we aan de jaarlijks door het
productschap uit te brengen ‘foto van de sector’, waarin we de laatste trends en ontwikkelingen inzichtelijk maken.
Als voorbeeld voor zo’n co-innovatieprogramma geldt het
programma Kas als Energiebron. Hierin werken PT, het
ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en
LTO Glaskracht Nederland samen, met ieder zijn specifieke rol en verantwoordelijkheid. Er is ook een innovatie
programma gemaakt voor Arbeid. Aan programma’s voor Voeding, Groen & Welbevinden, ICT en standaardisatie,
Water en Plantgezondheid wordt gewerkt. Op deze onder
werpen ontbreekt het op dit moment nog aan strategische doelen en focus. Relatief nieuwe issues als biobased
economy, biodiversiteit en adaptatie klimaatverandering verkent het PT samen met partners.
De winst van het werken met programma’s ligt onder
jaren neemt het belang van internationaal overleg toe.
De kennis, kunde en gegevens die het productschap over de
• Effectievere en efficiëntere besteding van middelen
organisatie voor monitoring van de sector.
• Meer projecten met rendement voor de hele sector
• Grotere betrokkenheid van innovatieve ondernemers • Sterke programma’s trekken nieuw geld aan Nederland als internationaal tuinbouwcentrum
ming voor het tuinbouwcluster noodzakelijk. De komende
meer in:
• Een grotere samenhang tussen de projecten
32
Huidige thema’s
sector in huis heeft maken het productschap een logische Het productschap monitort de sector samen met
brancheorganisaties en het ministerie van LNV onder andere door het jaarlijks uitbrengen van energie- en
gewasbeschermingsmonitoren voor verschillende sectoren
Rollen en taken Productschap Tuinbouw
en het uitbrengen van MVO-jaarverslagen.
de strategische doelen van de nieuwe programma’s. Zo is
zijn belangrijk voor de tuinbouw en dit zijn taken die door
sinds jaren een belangrijke taak voor organisaties binnen
organisaties (TPO’s) worden uitgevoerd.
De sector organiseert al veel activiteiten die aansluiten bij beïnvloeding van (inter)nationaal beleid en regelgeving de tuinbouw, ook voor het Productschap Tuinbouw.
Marktinformatie, Marktonderzoek en Collectieve Promotie
het Productschap Tuinbouw en de 5 Tuinbouwpromotie
productschap deze taak in. Het productschap heeft uit
7.3 Organisatie van het productschap: centrale rol PT-bestuur
betrokken bij de totstandkoming van Europees beleid.
geheel ziet, is de tuinbouw intern nog te veel gericht op
Door bijvoorbeeld impactstudies, haalbaarheidsstudies en het ondersteunen van juridische procedures vult het
gebreide netwerken bij de Europese Commissie en is actief
Grensoverschrijdende onderwerpen, bijvoorbeeld op het
gebied van duurzaamheid, maken internationale afstem-
Terwijl de buitenwereld de sector als samenhangend
de (deel)sectoren. Dat geldt ook voor het Productschap Tuinbouw. Door programma’s op thema’s centraal te
stellen, verlegt het productschap de focus naar sector
overstijgende activiteiten en draagt het productschap bij
Het productschap financiert per jaar honderden projecten.
efficiënt en effectief is georganiseerd. Daar past een andere
het bestuur beslist. De projecten zijn transparant en resul
aan een sterke en concurrerende tuinbouwketen, die bestuurlijke organisatie bij.
De programmacommissies adviseren over alle projecten, taatgericht. Vanuit de projecten wordt verantwoording afgelegd over de behaalde resultaten.
Het PT-bestuur: centrale regie
Het bestuur van het productschap moet een belangrijke en
Deze nieuwe rol van sectoroverstijgende programma
zich richten op deelsectoren, staat het bestuur van het PT
bestuur maakt dat sectorcommissies geen plek meer
strategische rol gaan spelen. Waar de brancheorganisaties voor de tuinbouwsector als geheel. Vanuit die positie stelt het bestuur de programma’s op hoofdlijnen vast.
Het bestuur weegt als dat nodig is de belangen van de ver
schillende deelsectoren en ketenschakels af. Ook definieert het bestuur de ambitie van de programma’s, monitort de voortgang en beoordeelt de resultaten. Daarom wordt
commissies, in combinatie met de nieuwe rol van het hebben binnen de organisatie van het productschap.
Figuur 8 toont de p rogrammaorganisatie. De begrotingen worden samen opgesteld door begrotingscommissies,
bestaande uit bestuurders van organisaties uit de (deel) sectoren.
altijd aan het bestuur gerapporteerd over de effecten van
Wetgeving en uitvoering medebewind
actievere rol van het bestuur binnen het productschap. In
uit in medebewind, onder andere de regelgeving Gemeen
de activiteiten uit de programma’s. Dit alles betekent een het PT-bestuur hebben de brancheorganisaties en de
vakbonden zitting. Voor de zittingstermijnen geldt de code Tabaksblat.
In opdracht van ministeries voert het productschap taken schappelijke Marktordening (GMO) Groente & Fruit. De uitvoering en het toezicht dat dit medebewind
meebrengt, passen niet goed bij de belangrijkste rol van het productschap; het stimuleren en ondersteunen van
Programmacommissies
Omdat de speerpunten en programma’s sectoroverstijgend zijn en zij de toekomstige kernactiviteit van het product
schap vormen, is een sectoraal ingerichte bestuurlijke orga nisatie van het PT niet langer vanzelfsprekend. Meer
adequaat is een inrichting rondom de speerpunten, in de vorm van programmacommissies en gelieerde onderne mersplatforms. De programmacommissies worden
sectoraal samengesteld door het bestuur, en staan onder voorzitterschap van een PT-bestuurder. De samenstelling
innovatie, kennis en ketens. Het productschap blijft
daarom alleen medebewindstaken uitvoeren als de
overheid en de sector dat willen. Draagvlak hiervoor moet nadrukkelijk worden aangetoond. Ook moeten de finan
ciële risico’s en de verantwoordelijkheden van het mede
bewind acceptabel zijn. Het productschap ziet het maken en handhaven van regels niet langer als een kerntaak.
Waar mogelijk zullen we regelgeving verder terugdringen. Die trend is overigens al ingezet.
van de commissies vindt plaats op basis van kwaliteit, com brancheorganisaties en anderen kunnen deel uitmaken van een programmacommissie.
Figuur 8 Programma-organisatie Productschap Tuinbouw
Bestuur PT Programmacie Programma Ondernemersplatform
Project Project
Ondernemersplatform
Project Project
Programmacommissie Programma
Programma
Project Project
Project
Project Project
Project
Project
Project
Programmacie Programma Project Project Project
Project
Nederland als internationaal tuinbouwcentrum
petenties en expertise van de leden. Ondernemers, experts,
33
7.4 Financiering: met minder heffingen meer investeren
En bij alle speerpunten zijn er maatschappelijke belangen:
in kennisontwikkeling en innovatie. De middelen kunnen
projecten minder risicovol zijn en de directe toepasbaar
overheid. De huidige en toekomstige ontwikkelingen in de
een grotere bijdrage van de sector zelf. Het productschap
Voor een krachtige sector is het nodig te blijven investeren komen uit heffingen van private financiers of van de
sector en in de maatschappij rechtvaardigen een kritische houding tegenover collectieve financiering. Wat privaat gefinancierd kan worden, moet niet met verplichte heffingen in stand worden gehouden.
In de uitvoering van de huidige programma’s investeert de
efficiënter grondstoffengebruik, energiebesparing, minder afhankelijk worden van fossiele brandstoffen, betere
menselijke gezondheid en minder files. Zodra (onderzoeks)
heid van de resultaten groter wordt verwacht de overheid financiert die trajecten die zowel een maatschappelijk
belang als een sectoraal belang hebben vanuit collectieve middelen. Daarnaast verbindt het productschap privaat geld aan publiek geld via de innovatieprogramma’s.
sector momenteel circa € 75 miljoen uit de collectieve
Momenteel wordt al een derde van projecten die het
ren is over de afgelopen jaren de heffingshoogte in alle
gedekt. De aanpak met thematische programma’s moet
heffingen. Om de druk op de ondernemingen te verminde sectoren teruggebracht. Daarnaast is de verwachting dat ook de uitgaven van de overheid voor de tuinbouwsector lager zullen worden. Tijd dus om de schaarse middelen
slimmer in te zetten. Tijd voor innovatie via co-financiering. Innovatieprogramma’s vanuit speerpunten bieden veel
meer mogelijkheden voor cofinanciering dan de huidige sectorale aanpak. De overheid, zowel nationaal als in de EU, blijft een grote rol spelen bij het financieren van
fundamenteel onderzoek voor maatschappelijk belangrijke onderwerpen.
productschap financiert via co-financiering door anderen het mogelijke maken geld aan te trekken door cofinancie ring van overheid en bedrijven. Het beschikbare bedrag voor projecten stijgt dan, terwijl de heffingen dalen.
Op grond van ontwikkelingen de laatste jaren lijkt dat een realistische ambitie. Het Productschap Tuinbouw wil
binnen 4 jaar het aandeel van de heffingen in de totale
investeringen verminderen van twee derde nu naar 50%.
Hierdoor kan de sector via het productschap meer investe ren en kan de heffing verder worden verminderd.
Figuur 9 Dalingen heffingen
Percentage daling heffing per (deel)sector 2002- 2009
Bloemen Bloembollen Bomen
Nederland als internationaal tuinbouwcentrum
Hoveniers
34
Glasgroenteteelt Fruitteelt Vollegrondsgroente teelt Groentehandel Fruithandel Groente- en fruitindustrie Champignonteelt Champignonindustrie Champignonhandel
0 0
10 10
Percentage daling
20 20
30 30
40 40
50 50
60 60
70 70
80 80
Figuur 10 Koers naar vermindering heffing en verhoging co-financiering 160
150
Middelen (miljoenen euro)
140 120
130
112
100
60 40
75
De huidige bestuurlijke aandacht en organisatorische inzet werk van de tuinbouw promotie-instellingen, Greenports, Stichting Flowers&Food, coördinatoren gewasbescher
ming, uitvoeringsorganisaties van sectorconvenanten als
65
Schoon en Zuinig, Stichting Innovatie Glastuinbouw,
50
65
37
Kosten organisaties sectorbreed omlaag
voor de speerpunten is groot maar ook verbrokkeld. Het
100 80
7.5 Besparingen: samenwerking leidt tot synergie
GLAMI en het PT overlapt elkaar organisatorisch en inhou delijk gedeeltelijk. Het gevolg is dat middelen en mensen
20
inefficiënt worden ingezet, inclusief het inhuren van dure
0
2009
2012
2016
Heffingen Overheid & privaat Totaal te besteden voor programma’s
externe krachten. De ambitie is om beter samen te werken. Concentratie van ondersteunende inzet voor projecten en programma-activiteiten leidt tot synergie, kosten
besparing, concentreert kennis en behoudt deskundigheid voor de sector. Bovendien versterkt dit het organiserend vermogen en de slagkracht van de sector. Een besparing
van 10% op de organisatiekosten sectorbreed lijkt haalbaar.
Begroting
Inningskosten en heffingopbrengst in verhouding
begroting. Zij adviseren welk deel van de heffing uit een
minimumheffing vast te stellen, waarbij de netto-
(deel)sector in welke (projecten binnen de) 5 speerpunten zal worden gestoken. Begrotingscommissies bestaan uit
bestuurders van in Productschap Tuinbouw vertegenwoor digde organisaties uit de (deel)sectoren, omdat zij weten waaraan hun sector behoefte heeft. De begroting wordt
Sterk overwogen moet worden om voor alle sectoren een opbrengst (heffing min inningskosten) tenminste 50 euro per bedrijf bedraagt. In dat geval zullen zo’n 6000
bedrijven geen nota opgelegd krijgen. Dit betekent een aanzienlijke verlichting van de administratieve lasten.
gebaseerd op de meerjarenprogramma’s. Het PT-bestuur
Wat doen we niet?
Net als nu het geval is zal met gedetailleerde jaarrekenin
sommige activiteiten niet meer wil of kan uitvoeren.
stelt de begroting jaarlijks vast.
gen en jaarverslagen duidelijk gemaakt worden wat de
heffingsinkomsten zijn en welke sector hoeveel geld inzet voor de speerpunten. De resultaten van de programma’s
terugvertalen naar de deelsectoren van de tuinbouw is en blijft een cruciaal onderdeel van de programma’s.
Geld voor snelle en urgente besluitvorming per sector De ervaring leert dat er ieder jaar geld nodig is voor
projecten die urgente besluitvorming vereisen. Het gaat
meestal om (deel)sectorspecifieke knelpunten waar snel geld voor beschikbaar moet komen. Voorgesteld wordt hiervoor 5% van de voor die deelsector beschikbare middelen te reserveren. De verantwoordelijke
PT-bestuurders kunnen samen met de secretaris van het PT dit budget toewijzen. Uiteraard gelden ook hier de
beleidsregels en moet achteraf verantwoording worden afgelegd in het bestuur.
Een nieuwe aanpak betekent ook dat het productschap In de toekomst zal het productschap geen heffingsgeld besteden aan zaken die ook privaat kunnen worden
gefinancierd. Ook gaat het productschap geen exploitatie
subsidies meer verstrekken. Het productschap investeert in vernieuwing, niet in continuering. Activiteiten als certifice ring en kwaliteitscontrole worden niet uit heffingen
gefinancierd. En ten slotte gaat het productschap geen
heffingen meer innen voor zaken waarvoor het bestuur
niet zelf verantwoordelijk is. Uiteraard vergt dit voorzienin gen zoals voor het innen van heffing voor het HBAG.
Nederland als internationaal tuinbouwcentrum
Begrotingscommissies zullen jaarlijks adviseren over de
35
Nawoord Zelfs wie nuchter en realistisch naar de tuinbouwsector kijkt, ziet veel mooie voorbeelden van (internationaal) ondernemerschap, innovatie,
vakmanschap en samenwerking. Maar de sector staat ook onder druk.
Internationalisering biedt kansen, maar tegelijkertijd ook bedreigingen.
Om ook in de toekomst internationaal toonaangevend te blijven is het nu tijd om te investeren. Het versterken van Nederland als internationaal tuinbouwcentrum is daarbij prioriteit nummer één. In deze visie zijn 5
speerpunten voor die versterking geformuleerd. Door te focussen op deze speerpunten en een nieuw samenwerkingscontract af te spreken tussen het productschap en alle actoren in de tuinbouwsector wil het product schap zijn rol ook in de toekomst blijven vervullen.
De visie op de toekomst van de tuinbouw vraagt een andere rol van het productschap. Het productschap gaat werken vanuit thematische
programma’s in plaats van projecten per (deel)sector. Deze programma’s maakt het PT samen met de ondernemers en met partnerorganisaties. Het productschap gaat netwerken actief opzetten en ondersteunen.
Duidelijke en open communicatie met de sector en de ondernemingen en inzicht geven in effect en resultaten van de investeringen is cruciaal in deze aanpak.
Deze opgave stelt hoge eisen aan de organisatie zelf. Het productschap
gaat daarom het programmamanagement binnen de eigen organisatie
versterken. Relatiemanagement invoeren is een belangrijke tweede stap.
De medewerkers worden op hun competenties uitgedaagd zich verder te
ontwikkelen en te ontplooien. Hiervoor worden opleidingsmogelijkheden aangeboden. De mensen, de systemen en de processen worden ontwik keld en versterkt waar nodig.
Het productschap in stand houden is geen doel op zich. Alleen als onze achterban vindt dat we voldoende te bieden hebben, hebben we
bestaansrecht. Met onze achterban bekijken we steeds wat privaat kan en
wat vanuit collectieve middelen gefinancieerd moet worden. Wanneer het Nederland als internationaal tuinbouwcentrum
productschap zijn toegevoegde waarde naar een (deel)sector niet duidelijk
36
kan maken, dan moet er ruimte zijn voor de deelsector om zich terug te trekken uit het productschap.
Publiek doen wat publiek moet en privaat wat privaat kan. Efficiency
voorop én lagere heffingen. (Samen) werken vanuit bovensectorale speer punten en meerjarenprogramma’s, met het PT-bestuur aan het roer.
Dat zijn de kernpunten uit deze denkrichting. En dat alles om Nederland als internationaal tuinbouwcentrum te behouden en te versterken.
Lijst dragende organisaties Productschap Tuinbouw
LTO Nederland
Groenten en Fruit Handelsplatform Frugi Venta
Koninklijke Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur/LTO Nederland
Nederlandse Fruittelers Organisatie/LTO Nederland
Nederlandse Bond van Boomkwekers/LTO Nederland
Vereniging van Bloemenveilingen in Nederland
Anthos Koninklijke Handelsbond voor Boomkwekerij- en Bolproducten
Koninklijke Handelsbond voor Boomkwekerij- en Bolproducten Anthos
Vereniging van de Nederlandse Groentenen Fruitverwerkende Industrie
Centraal Bureau voor de Levensmiddelenhandel
Branche vereniging VHG
CNVBedrijvenBond Dutch Produce Association
FNV Bondgenoten Vereniging van Groothandelaren in Bloemkwekerijproducten
Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel/ Vereniging Bloemist Winkeliers/AGF Detailhandel Nederland
De Unie
Nederland als internationaal tuinbouwcentrum
Plantum NL
CNV Dienstenbond
37