VII
HET GROOT SCHIETVELD AFGEWERKT In feite had hier als titel net zo goed : ”dood van het Marum” kunnen staan. In 1894 was
het Groot schietveld definitief afgewerkt met een oppervlakte van 2511 ha. Aanvankelijk hadden de militairen het plan opgevat om de reeds in 1860 aangelegde steenweg tussen Wuustwezel en Brecht definitief te sluiten.
Vandaar wordt de eis van der Brechtenaren om een volledig nieuwe weg rond het schietveld aan te leggen zeer begrijpelijk. Herhaalde tussenkomsten van de gemeentelijke overheden waren nodig om die verbinding open te houden.
Finaal werd deze weg opnieuw opengesteld met een breedte van 5 meter. Door de aanleg van deze nieuwe weg werd er geen stukje van het oude Marum definitief afgesneden. Dat was, in feite, al bij de aanleg in 1860 gebeurd. Het schietveld werd verboden terrein voor het publiek en men kon het maar uitzonderlijk betreden. Het terrein werd door de militairen streng bewaakt. Toen de veldartillerieschool van Brasschaat nog op volle sterkte was, werden er zeer vaak schietoefeningen gehouden en telkens werd de steenweg tussen Brecht en Wuustwezel afgesloten. Vooral in de maand december en in het begin van januari daarop volgend werd er duchtig op los geschoten. Er werden wel afspraken tussen de burgerlijke en de militaire overheden gemaakt om de baan enkel te sluiten bij zeer grote oefeningen In 1901 komt men overeen dat erop beide kerktorens een rode vlag zou gehesen worden telkens de weg dicht was. In 1902 plaatst men langs beide zijden een seinpaal met rode kaatsplankjes. Nog later komen er dan slagbomen, die bij oefeningen gesloten worden en plaatsen de overheden meldingsborden in het centruw van beide gemeenten In 1996 werden er dan verkeerslichten geplaatst en langs de kant van Brecht werd de slagboom weggehaald. Toch veroorzaakten de schietoefeningen wel wat schade. Soms werden er wel eens wat gewassen vernietigd en het gebeurde dat er al eens een koe sneuvelde voor het vaderland. Ook ramen waren niet altijd tegen het geweld opgewassen. Steeds werd de schade correct betaald. Een anekdote die met het Marum enkel gemeen heeft dat het over schietoefeningen ging, is zo grappig dat ik ze toch maar vertel.
Ooit heeft men van op het Groot Schietveld dwars door de schuur van het Withof geschoten. Moest een kanon met een kromme loop bestaan, dan zou ik er veel op durven te verwedden dat er met zulk tuig toen geschoten werd.
45
Natuurlijk was ook het Marum verboden terrein. Het werd gewoon aan de natuur teruggegeven; natuurlijk is dit een mooi gezegde dat bedoelde dat het totaal verwaarloosd werd. De bebossing nam flink toe en akkers en beemden verdwenen. Het gebied verwilderde. De bossen bestonden voornamelijk uit dennen, berken en eiken. Langs de kant van de kampweg komen in de rand ook enkele wilde vruchtenbomen voor. Ook de lijsterbes heeft haar intrede gedaan waarschijnlijk ten gevolge van een bemestingsdrift van de een of de andere vogel.
Zo kennen we het Marum in 2010. Het Marum was vanaf zijn ontstaan een klein en moeilijk levensvatbaar gehucht. Het is misschien niet eens overdreven te stellen dat het in feite een deel van een gehucht was. Toch kan ik absoluut niet beweren dat het zonder de aanleg van het schietveld, bijna zeker nog zou bestaan hebben als een kleine landelijke gemeenschap. De ontvolking was tenslotte al eerder ingezet. Ze was tenslotte reeds volledig toen tot de aanleg besloten werd. Toch was er een voordeel aan de nieuwe toestand. De bodem van dit terrein had weinig te lijden en zo waren er geen ernstige archeologische beschadigingen. Deze bewering houdt natuurlijk niet in dat er elders op het Schietveld geen waardevolle sites meer zijn. Verder heeft er zich een uniek biotoop ontwikkeld. Daarover elders meer.
46
VIII
DE RIJKE FAUNA VAN HET MARUM. Het is niet de bedoeling van al wat er op het Marum loopt, kruipt, zwemt of vliegt te
beschrijven. Het zal de lieve lezer worst wezen hier te lezen wat er in elk bos te zien is. Wij beschrijven enkel het voor het Marum specifieke.
Van het allergrootste belang is dat de lezer beseft dat het Marum een zeer waardevol maar uiterst kwetsbaar natuurgebied is.
1. ZOOGDIEREN. Op het Marum leeft er een zeer grote kolonie reeën. Verder zijn er ook marters.
© Swa Bouvé. Een ree in volle ren.
Let even op het kleurverschil van deze ree met dat van de reeën op de omslag. De verklaring is dat reeën op de omslag al ongeveer in wintervacht staan en hun kleur aan de natuur aanpassen.
47
2. REPTIELEN.
De trots van ons gebied is de adder!!! De adder is een dier dat vooral op heidegrond leeft. Ons Marum herbergt de laatste grote adderkolonie in Vlaanderen. Dat werd tenminste altijd beweerd. Bij de recente heidebrand te Kalmthout werden ook daar adders opgemerkt.
De adders leven vooral als kolonie en zijn ovovipaar(geboren uit een bevrucht ei dat zich in de moeder wel ontwikkelt, maar er geen verbinding mee vormt). We zouden kunnen zeggen dat het ei in de moeder uitgebroed wordt. Ze doen een winterslaap waaruit ze eind februari, begin maart, ontwaken. Die winterslaap gebeurt meestal in groepsverband. Daarna wordt er intensief voortgeplant. Als de vrouwtjes zwanger zijn gaan ze op de heide op pijpenstrootjes in het zonnetje liggen om hun jongen door de warmte te laten groeien. De adder behoort tot de familie van de slangen en is de enige gifslang die in Vlaanderen en Nederland voorkomt. Adders vallen enkel aan als ze in het nauw gedreven worden. Jaarlijks worden er heel wat mensen gebeten;toch stellen die beten geen echt groot medisch probleem.
©Danny Laps.
Een addervrouwtje in het zonnetje. Andere bewoners zijn de levendbarende hagedis en de hazelworm. Deze laatste komt vrij veel voor in de Kempen en houdt vooral van zandige bossen.
48
3. VOGELS.
Langs de beekranden zijn de waterhoen en wilde eend altijd present. De laatste jaren is daar nog de Canadese gans bijgekomen. Dat is een exoot, die zowat alle problemen meebrengt die een exoot kan veroorzaken; zoals over-klassing van de originele bewoners.
In het heidegebied komen heel wat wulpen voor. Ook de uilen laten zich niet onbetuigd. De steenuiltjes leven vooral aan de rand. In de buurt van de vliegstrip (door ons nooit vermeld omdat het zaak van militairen was) huist vooral de bosuil, al fladdert er in de goede jaren al eens een ransuil rond.
Enkele proeflezers waren bij deze passage ontzet. Ze dachten dat het over ”De Uilen van Minerva”,een prachtig boek van Ward Ruyselinck ging. Hierin handelt hij over het gemeentebestuur van Antwerpen. Nu weten we zeer goed dat Antwerpen Wuustwezel niet is, maar toch, maar toch. De curieuze neuzen mosterdpotten zullen het zelf eens moeten ter hand nemen. Misschien toch een aanrader voor het departement Cultuur. Ik weiger de inhoud de verklappen.
De nachtzwaluw strijkt hier, rechtstreeks vanuit Afrika, rond mei neer. De laatste jaren laat hij het vaak afweten omdat zijn aantal sterk is afgenomen. Oorzaak daarvan is, zijn overwinteringsgebied dat rond de Sahel ligt. De daar sinds verscheidene jaren voorkomende droogte, is natuurlijk niet bevorderlijk voor de voortplanting.
Oude en natte bossen zijn een geschikte biotoop voor spechten. Het Marum is een goede habitat voor deze vogel. Er dient trouwens opgemerkt dat de specht in zowat geheel Vlaanderen in opmars is. De reden van die opmars is onbekend.
49
©Swa Bouvé. Bonte specht.
In het heidegebied komen vrij weinig vogels voor.
In de weidegebieden tieren de typische vogels van heggen en struiken dan weer zeer goed. Een typische gast van het Marum is de boompieper. De wondermooie wielewaal laat het al een vijftal jaren afweten. Hij heeft er niet bij verteld waarom.
Tenslotte is er nog de zomertortel. Alle jaren komen er enkele vanuit Afrika op het Marum aan. Soms blijven ze, maar vaak ook verhuizen ze naar elders alhoewel het Marum een schitterende biotoop voor hen is. Dit jaar hebben er enkele gebroed. Deze vogel is uiterst bedreigd; bij de jaarlijkse trek, die over Frankrijk loopt, worden ze in de Gironde massaal neergehaald.
4. Insecten. In het heidegebied komen zeer zeldzame vlindersoorten voor. Mogelijk zijn ze wel de meest bedreigde diersoort op gans het Marum. Dat het prachtige dieren zijn bewijzen navolgende foto’s. Er zijn natuurlijk nog heel wat andere insecten op het Marum, maar de vlinders zijn wel de meest opvallende.
50
©Danny Laps. Icarusblauwtje
51
© Danny Laps. Heidevlinder.
52
IX
FLORA VAN HET MARUM. We geven deze beschrijving aan de hand van het verhaal over de wegen van Wuustwezel
naar Brecht. Natuurlijk kon men door deze weg gedeeltelijk te volgen zo ook naar Loenhout gaan.
DE LEZER MAG DIE BESCHRIJVING ABSOLUUT NIET OPVATTEN ALS EEN UITNODIGING OM ER EEN WANDELING VAN TE MAKEN.
Het Marum is zo kwetsbaar dat dit gedeelte nooit geheel voor het publiek zal opengesteld worden. Wel blijft het soms mogelijk het gebied met een natuurgids te bezoeken.
Wie naar Brecht ging, volgde een stukje de huidige kampweg en sloeg de Achterbrugstraat in. Via paden die al lang verdwenen zijn, kwam hij aan het einde van de huidige Vloeikensstraat uit. Daar splitste de weg in de huidige buurtweg Vloeikensstraat en een links stuk dat tenslotte de huidige Schietveldweg overstak en zo in het huidige Marum kwam.
We gaan geen wegbeschrijving geven en enkel vertellen dat men via de Nieuwe Brug trok, wat verder naar rechts liep en zo ongeveer pal op de kerk van Brecht botste. Wie wat verder liep, kon links de weg nemen die via het Neerven naar Loenhout liep.
Natuurlijk is het waanzin over het huidige Marum te schrijven zonder de fauna en de flora van deze mooie brok natuur te beschrijven.
Naast de Schietveldweg ligt het bos. Let op!!!! Dit bos was vroeger akkerland.
53
©Begin van het Marum
Opvallend is dat we in een overwegend eikenbos komen. Dat is een onweerlegbaar bewijs dat we in feite over de vroegere akkers lopen, want eiken gedijen slechts op vruchtbare grond. Onderweg ziet de occasionele wandelaar zeer duidelijk de wallen, die vroeger door de mens aangelegd werden om akkers, vee en mensen te beschermen en om de velden te bemesten. Hierbij dient de lezer niet enkel aan overstromingen te denken.
Binnen die wallen is de humuslaag wel 30 cm dik; elders is dat veel minder. Grote hoeveelheden plaggen belandden, volgens een elders in dit boek beschreven procedé, binnen de wallen uiteindelijk als mest.
54
© Hier zijn de wallen nog duidelijk te zien op deze eigen opname
Her en der zien we ook schutterskuilen, die stille getuigen zijn van gevechten tussen Duitsers en geallieerde troepen aan het einde van de tweede wereldoorlog. Er zijn ook nog tankkuilen aangelegd om tanks verdekt te kunnen opstellen. Beide zaken zijn voor ons curiosa en vormen zeker geen verrijking van het landschap.
Adriana Rombaut beweerde dat hier de hut gestaan heeft, waar kinderen in gingen spelen. Daarover elders meer. Dat verhaal van die hutten moet dus niet zomaar als een sprookje afgedaan worden. Nu moeten we even de geschiedenis in duiken. Rond het jaar 1500 waren in onze streken zowat alle bossen gekapt, op de bossen van grote heren of rijke kloosters na. Daardoor verdween er heel wat rijkdom van de flora. 55
Juist op zulke wallen overleefden er, hier en daar, typische planten, bomen en struiken van een oud(verdwenen)bos. Zo zien we eikenvaren, Salomonszegel en dal-en muskuskruid. Ook de prachtige geweizwam .
© Danny Laps muskuskruid
56
© Danny Laps. Geweizwam.
Beschadigingen van de schors van de bomen bewijzen dat er dat er heel wat reeën rondlopen.
Uit het landbouwgebied buiten het Marum komt, door de Schietveldweg een vrij diepe beek die naar de Grote Beek loopt. Ze wordt door de gemeente Wuustwezel onderhouden.
In het eerste gedeelte van het Marum komt nog vrij veel spork of vuilboom voor. Een andere naam is peggenhout. De vuilboom bloeit van de lente tot oktober; daardoor wordt hij zowel door bijen als door imkers naar waarde geschat. Het sporkenhout is zeer hard en werd vaak gebruikt om iets vast te klemmen.
Kleine, dunne stukjes dienden soms als voorgangers van de bloknageltjes. Zo kon men bij sneeuw of ijsgang stukken rubber onder de klompen nagelen. Het houtskool van die boom werd dan weer zeer gegeerd bij de aanmaak van buskruit.
57
Ook de gagel komt hier voor. Die bewees dan weer zijn diensten bij het brouwen van bier. Gagel is licht hallucinogeen en werd later in het bier vervangen door hop.
© Danny Laps. Een gagelveld op het Marum.
Stilaan komen we uit het bos en belanden we, over de heide die in 1860 ontgonnen werd, op een vrij brede weg die door het leger heraangelegd is en opgehoogd werd. De aarde die ze daarvoor nodig hadden, schepten ze gewoon uit de heide. Zo ontstond er hier en daar wel eens een kunstmatige ven. Dat betekent niet dat er geen natuurlijke vennen op het Marum gelegen zijn.
Door factoren waarop we hier niet dieper kunnen ingaan, is er een achteruitgang in de heideflora. Onder andere door bemesting is er een sterke overwoekering door gras(pijpenstrootje) dat zeer brandbaar is; vooral in het voorjaar. Als de heide dan weer eens gebrand heeft, is het eerste dat zich herstelt dat gras dat de heide overwoekert en zo nog meer schade aanbrengt.
58
© Eigen opname.
Na het bos komen we op het terrein, waar vroeger de hooilanden lagen, op stukken die stilaan afhellen naar de Grote Beek. Nu is dat terrein vooral met heide begroeid.
Op de grens van deze hooilanden staan de elzenstoven. Grote bomen waren te dik en konden niet echt dienen voor brandhout. Men kapte ze vrij jong af, zodat men dunner hout had. De bomen schoten met enkele stammen terug uit en na 12 tot 18 jaar waren ze weer kaprijp. De oudste elzenstoof staat op het domein van baron Gericke d’Herwijnen. Ze heeft een doorsnede van 12 meter en zou 400 à 500 jaar oud zijn. Mogelijk is het wel een unicum in Europa.
Wie interesse heeft in hernieuwbare energie dient op Internet maar eens naar de winning ervan te kijken op velden (geen bossen) van populieren en wilgen. Hieruit blijk dat e niet veel nieuws is onder de zon.
59
Daarna komen we zeer vlug aan de fameuze Nieuwe Brug. Deze werd over de Grote Beek, Kleine Aa of Weerijs gelegd in 1731. De militairen hebben die brug heraangelegd, omdat ze tanks moest kunnen torsen. Er werden hellingen naar en van de brug aangelegd. Deze hellingen werden, spijtig genoeg, zeer hoog gemaakt. Op de duur kwam er nog een mengsel van zand en cement aan te pas en tenslotte werd er nog een laag beton aangebracht.
Landschappelijk was dit natuurlijk een miskleun van jewelste, die we nu liever kwijt zouden willen zijn. Feit is echter wel dat militairen geen landschaps-architecten zijn en dat het schietveld voor militaire doeleinden gebruikt werd. Hieronder ziet men foto’s van de brug, de Grote Beek en meanders. De foto van de brug werd genomen op een morgen in de late zomer en is daardoor is zelfs sfeervol geworden. Bemerk hoe groot het niveauverschil is tussen de brug en de begane grond.
© Swa Bouvé.
60
© Roger Laps. De Aa of Grote Beek.
Nog tijdens, maar vooral na de tweede wereldoorlog, werd de beek rechtgetrokken. De meanders die daar lagen bleven wel verbonden, maar droogden op of verbosten. Ze bleven echter vaak zichtbaar.
Aanvankelijk had ik gekozen voor de foto met waterviolieren in een meander om de omslag te tooien. Na rijp beraad en enig overleg werd toch gekozen voor de foto met de twee reeën, die zo schattig hun kontjes tonen
De laatste vijf jaren werden er een gedeelte terug uitgegraven en terug verbonden met de rechtgetrokken beek. Op bepaalde plaatsen waren ze niet meer zichtbaar, maar werden ze opnieuw aangelegd na grondig bodemonderzoek. Momenteel is deze klus voorongeveer vijftig procent geklaard.
Het nut van deze maatregel is dat de beek veel meer water kan bevatten, dat ze klaarder wordt en dat, door buffering van het water, er een betere biotoop ontstaat.
Langs de brug liep ook de Weg van Loenhout naar Antwerpen. Hij kwam uit het Neerven en vormde voorbij de brug over enkele honderden meter de grens tussen Wuustwezel en Brecht en liep naar de Schaapsdijk waar hij zich splitste in een aftakking naar Overbroek en een gedeelte dat via Gooreind naar Antwerpen liep.
Hier toch een kleine bemerking over al die vermelde splitsingen. Ik heb sterk de indruk dat er over te veel afzonderlijke wegen gesproken wordt. Zo beweert men dat de Schaapsdijk rechtstreeks naar Overbroek liep. Naar mijn mening volgde de Schaapsdijk ongeveer de huidige Kampweg en splitste zich over de Schepersbrug in een tak die in Brecht aankwam ter hoogte van de huidige Hoek en een andere die naar Overbroek leidde. Ik meen dat de Ferrariskaarten me daarin gelijk geven.
Ongeveer 100 meter over de brug heeft men rechts een splitsing naar Brecht. Over de brug lagen dus de Brechtse hooilanden, die minder groot en talrijk waren dan deze van Wuustwezel. Verder volgde de heide die natuurlijk later ontgonnen werd en omgezet werd in weiland.
Langs de Brechtse kant komen dus geen eiken voor, omdat op de hooilanden onmiddellijk heide volgde die al vlug ontgonnen werd. Het stuk van het Neerven dat nu nog op het schietveld ligt, is nu weide en vroeger ooit een heide die ontstaan was op een oud ven.
61
X
WANDELEN OP HET MARUM. Recent werd het Marum dus gedeeltelijk opengesteld voor het publiek.
We herhalen nogmaals dat die openstelling maar gedeeltelijk is en dat honden hoegenaamd niet gewenst zijn. Er is een wandeling voorzien die het ganse jaar toegelaten is. Een andere zal dat slechts buiten het broedseizoen zijn. Ter plaatse staan duidelijke borden met de te volgen wegen en de perioden waarin het wandelen toegestaan is. Natuurlijk diende daarbij een compromis gezocht te worden tussen recreatie en natuurbeheer. Ik meen dat met deze regeling iedereen kan leven.
De wandeling die het ganse jaar toegelaten is, werd oranje getekend. Degene die enkel buiten het broedseizoen toegelaten is, werd geel getekend. Deze laatste komt gelukkig langs de mooiste gedeelten van het Marum, zoals de brug, de Grote Beek en de meanders van die beek.
Ik wens u veel wandelgenot toe, Frans Vorlat
62
BIOGRAFIE ARCHIEFBRONNEN. Antwerpen: Provinciearchief; aanleg van het Groot Schietveld. Verkopen en onteigeningen. Antwerpen: Archief van het Sint-Elisabethgasthuis. OCMW Antwerpen. Beveren: Rijksarchief. Archief Wesalia I, gemeentearchieven en cijnsboeken Wuustwezel. Brecht: Notitieboek van de Sint- Christoffelgilde 1731. Brussel: Albertinabibliotheek, Ferrariskaarten. Brussel: Rijksarchief. Oude landkaarten van Wuustwezel. Wuustwezel: Archief Wesalia II GEDRUKTE BRONNEN. Broekmans A. Waar de heide dreunt I en II, 1982. Bulletin van de artillerie nr. 2, 1981.De militaire erfenis van Brasschaat. De Duve C. Génétique du péché originel, 2010. Gazet van Antwerpen, datum onbekend. Informatieblad Wuustwezel 1979. Leenders K.H.H.W. Cultuurhistorische en historisch, landschappelijke waarde op het Groot en Klein Schietveld. Oudheid en Kunst,tijdschrift 1924. Plompteux Greet: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur provincie Antwerpen, arrondissement Antwerpen; bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 1985. Vorlat Frans: de Prochie van Woestwesel.
63