Verslag van het verhandelde in de vergadering van 14 september 1998
Voorzitter: dr J.A. van Kemenade Griffier: drs C.J.N. Versteden
woord wenst te voeren, stel ik voor om dit punt van de agenda af te voeren.
1.Opening.
Daartoe wordt besloten.
In de vergadering zijn tegenwoordig de volgende leden, te weten: drs J. van den Assem, mw drs B.M. van Beijmavan Dam, mw A.C. van den Berg-Voets, ir F.W. van den Berg, H.W. Berkhout, mw J.E.M. Berman, drs H.S. de Boer, A.J.L. Bongers, drs C. Bozelie, drs C.H.J. ten Broek, J.L. Broeren, mw A.W.J. Bruins-Brugman, P.J. Bruystens, S.W.M. Commandeur, G. Franke, mw E.P. van Gaalen-Haanstra, D. Gök, mw A.A.E. Goijert, mw mr N.A. Griffioen-Smit, C. de Groot, B.J.A. Hakvoort, A. Hassink, mw drs H.J. Heemskerk-Nusselder, M.A. de Jong, C. Kilinç, mw mr N. Klijn, dr C.H. Koetsier, mw M.D. Koning-Zijp, mw ir M. Koopman-Krijt, mr F.H.J. Koster, drs C. Kruijmer, drs F.J.M. Lagas, J.P.J. Lagrand, drs ing Ph.G. de Lange, A.H.M. Lauxtermann, mw M.A.J. van Maastricht-Thijssen, mr H.M. Meijdam, J.R.A. Nawijn, E. Neef, drs J.C. Nolthenius, mw drs J.C.M. Onstenk, drs ir P.J. Overakker, W.F.H. van der Paard, ir H. Pluckel, P.J.M. Poelmann, C.F. Poulie, drs J.R.A. Raasveld, G. Roos, dr H. van Ruller, mw drs M.J. Sanders-ten Holte, mw drs A.R. Sastromedjo, mw dr M.C. van Schendelen, J.J. Schipper, mw M.M. Sluiter, drs A.J. Smit, mw J.J. SmitBoerma, bc., F. Tielrooij, drs J.H.J. Verburg, K. Vroegindeweij, mw P.M. op de Weegh, J.P.M. van Wijk, drs R. van Wijk, mw drs M.A. Wildekamp, mw L.P. de Wit-de Rooij en P.A. Zoon.
4.Vragenhalfuur.
Van de leden drs J. Achterstraat, ing M.J.C.J. Ambags, G.J.M.A. Le Belle, mw E.L. Declercq, mw A.M. Dekker, W. Elsthout, mw mr M.B. Tamis, mw J.M.M. van der Veenvan de Vliet en J.Th.G. van der Wardt is bericht ontvangen, dat zij niet aanwezig kunnen zijn. Voorts zijn afwezig gebleven de leden H.B. Bruijn, mw drs M.J.C. Heeremans, R.H. Hofwijks, mw M.H.A. Smeele-de Kok en drs J.H.J. Zegering Hadders. 2.Aan de orde is de vaststelling van de notulen van de vergadering van 15 juni 1998. De notulen worden ongewijzigd vastgesteld. 3.Regeling van werkzaamheden. De voorzitter: Aangezien geen der leden hierover het 1
14 september 1998
De voorzitter: Aangezien geen verzoeken tot het stellen van mondelinge vragen aan gedeputeerde staten zijn binnengekomen, stel ik voor om dit punt van de agenda af te voeren. Daartoe wordt besloten. 5.Aan de orde zijn de algemene en financiële beschouwingen over het beleidsplan en de ontwerpbegroting voor 1999 (zie bijlage 55; eerste termijn provinciale staten). De voorzitter: Zoals bekend, zal de behandeling in de commissies plaatsvinden van 16 t/m 25 september. In de desbetreffende vergaderingen kan vooraankondiging worden gedaan van in te dienen moties en/of amendementen, zodat hierop kan worden ingegaan in de memorie van antwoord. Dit laat uiteraard de mogelijkheid onverlet om in de statenvergadering van 12 november aanstaande niet tevoren aangekondigde moties en/of amendementen in te dienen. Naar aanleiding van de evaluatie van de procedure van de begrotingsbehandeling van vorig jaar is afgesproken dat de eerste termijn van de staten niet schriftelijk wordt gehouden maar mondeling. GS zullen hierop in eerste instantie schriftelijk reageren en wel in de memorie van antwoord. Op 12 november zal het full dressed debat in tweede termijn worden gevoerd. De heer Poelmann (D66): Mijnheer de voorzitter! Vandaag worden de laatste algemene beschouwingen van deze bestuursperiode gehouden. Reden voor de fractie van D66 om terug te kijken op de voorbije jaren en een blik vooruit te werpen op de toekomst. Wij doen dat vanuit de oppositie op een wijze zoals u dat van ons gewend bent: kritisch en constructief. In het beleidsplan is een evaluatie van het collegeprogramma opgenomen. Goed nieuws allemaal. De terugblik van het college op zijn programma is echter niet compleet als het gaat om de voornemens die niet tot resultaat hebben geleid. Ik noem vier voorbeelden. Wij betreuren het dat van het daadkrachtig stimuleren van het actualiseren van bestemmingsplannen buitengebied en de handhaving daarvan niet zoveel terecht is gekomen. Dat moet in de komende vier jaar daadwerkelijk veranderen. Waar wij niet rouwig om zijn, maar wat ons wel verwondert, is dat de door het college zo bepleite totstandkoming van de Westfrisiaweg geen stap verder is gekomen. Omdat voor de aanleg van deze
weg slechts het in het collegeprogramma aangeduide criterium "bereikbaarheid economische centra" van toepassing is, hebben wij op 18 april 1995 al gevraagd, een economische effectrapportage op te stellen; nooit meer iets van gehoord. Nu heeft het college het zelfs niet meer over deze weg. Dat is misschien ook maar het beste ook. Vier jaar geleden wisten wij toch al ongeveer wat wij met de N201 wilden, namelijk het verleggen van de weg rond de kernen van Aalsmeer en Uithoorn. Het college is in die vier jaar niet verder gekomen dan een masterplan voor de bevordering van de samenhang en het voornemen om een projectorganisatie in te richten. Dat is voor zo'n prangend probleem in dit deel van de provincie toch wel bijzonder mager. Het college had een goede regionale omroep, radio en televisie, aangekondigd. Daartoe had het ons aanvullende inkomsten voorgehouden die uit reclame of samenwerking met uitgevers kunnen worden verkregen. Dat is dus tot op heden jammerlijk mislukt. Met als resultaat dat Noord-Holland het nog altijd zonder provinciale televisie moet stellen. Dat moet echt veranderen in de komende bestuursperiode. Voorzitter! Er waren ook bloopers en incidenten. Ik noem de geflopte Groenfondsloterij, het debacle met de stadsverwarming in Purmerend, het failliet van het door mijn fractie nimmer omarmde Parton, het mislukte, door Parton ondersteunde zandwinavontuur in het Amstelmeer en het, overigens door mijn fractie betreurde, afblazen van de realisering van een biomassavergasser in Noord-Holland. Tot slot wijs ik op de terechte terechtwijzing van het Rijk over het niet behalen van de windenergiedoelstellingen, die natuurlijk binnen enkele jaren ruimschoots te halen zullen blijken te zijn. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Ik begrijp dat u bij ons het zonnetje in huis bent. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Die is niet van uzelf, mijnheer Tielrooij. De heer Poelmann (D66): Van wie dan wel? Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Van de heer Melkert. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Dat wist ik echt niet, maar ik ben blij dat u het zegt! Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Zo'n grap kan maar één keer. De heer Poelmann (D66): Voorzitter! Al die missers hebben de provincie niet de das omgedaan. Daarvoor moet je het in Noord-Holland ook wel heel bont maken. Dan is er nog een onderwerp dat de status van blooper nog niet heeft gehaald: de fel omstreden overname van Rutte. Naar de uiteindelijke financiële 2
14 september 1998
gevolgen van die overname - waar mijn fractie geen voorstander van was - voor onze NV Afvalzorg zijn wij zeer benieuwd. Het kopen van een in feite failliet bedrijf om stank weg te halen, is een dure vorm van handhaving. Een beetje bedrijf presenteert zijn jaarcijfers in het eerste kwartaal van het nieuwe jaar. Die cijfers van NV Afvalzorg en Rutte hadden wij dus allang moeten hebben! Waar blijven zij? En dan hebben wij nog de mislukte fusie tussen Afvalzorg en PROAV. Misschien is die mislukking helemaal niet erg, maar dat is voor mijn fractie thans niet te beoordelen vanwege het ontbreken van informatie over de huidige stand van zaken. Het college heeft de staten die fusie met veel tamtam verkocht. Als er dan wat misgaat, moeten de staten dat ook weten om de rol van het college te kunnen beoordelen. Terugblikkend op het functioneren van het college zelf in deze laatste politieke beschouwingen van de bestuursperiode breng ik het volgende naar voren. Je zou van de oppositie de gehaktmolen mogen verwachten, maar daar hebben wij geen aanleiding toe. Natuurlijk zijn wij niet in alle opzichten tevreden over hetgeen tot stand is gebracht, natuurlijk waren er incidenten, natuurlijk komt het regelmatig voor dat onze fractie anders denkt over voorstellen en te nemen besluiten dan het college, maar wij vinden niet dat de vertegenwoordigers van de collegepartijen in het college nu zo verschrikkelijk boven of onder de maat waren, dat stilstaan bij het individuele presteren hier aan de orde hoeft te zijn. Wat onszelf betreft, D66 heeft het college kritisch gevolgd. Wij hebben ons actief opgesteld, zowel met betrekking tot de inhoud - Amstelmeer, FINH, vaarwegen, afvalbeleid, Schiphol, windenergie, beleidsevaluatie - als met betrekking tot het functioneren van de staten. Ik wijs op voorzitterschappen, hoor- en adviescommissies, de werkgroep "enthousiasme", ad hoc-commissies en de debatten van de toekomst. Mijn fractie vond en vindt dit allemaal belangrijk en zij heeft er ook plezier in. D66 vindt dat de rol en de ambities van de provincie een serieuze inspanning rechtvaardigen. De financiële positie van Noord-Holland is bijzonder goed. Het ministerie van Binnenlandse Zaken berichtte onlangs dat de provincie Noord-Holland met een algemene reserve van 576 mln. met kop en schouders boven de andere provincies uitsteekt. Andere provincies houden er reserves op na van tussen de 14 en 59 mln. Hoe het ministerie dat berekent, weet ik niet. De reserves zijn nog groter wanneer het provinciale belang in Afvalzorg, UNA en ENW niet tegen nominale waarde maar in "marktwaarde" wordt uitgedrukt. Ook in een ander opzicht is het perspectief gunstig vanwege de effecten voor onze provincie van de herverdeling van de uitkering uit het Provinciefonds en de groeiende opbrengst van de opcenten motorrijtuigenbelasting. Dat is een politiek probleem op zichzelf. D66 is van mening dat het niet aangaat dat een publiek orgaan als de provincie er financiële reserves op nahoudt die
de grenzen van het redelijke overstijgen. Als dat vermogen, al dan niet vrij beschikbaar, er is, mogen de staten eraan gehouden worden, ervoor te zorgen dat die middelen zodanig worden ingezet dat er voor de samenleving het maximale rendement uit wordt gehaald. Dat valt niet mee. Het was tot op heden vallen en opstaan met dat Fonds investeringen Noord-Holland. Verkokering blijkt toe te slaan en moeilijk te doorbreken. Ook met de besluiten over het FINH van begin dit jaar zijn wij er nog niet. Afstoting van provinciaal bezit in UNA en ENW wordt, gezien onze afbrokkelende zeggenschap, een reëler perspectief dan ooit. Het onderwerp FINH verdient dan ook veel aandacht. Ik kom daar op terug. Uit de aan de orde zijnde begroting wordt duidelijk dat de provincie worstelt met een probleem. In de paragraaf over de begrotingsruimte wordt uitgelegd dat er sprake is van een forse meevaller door de hogere raming van de opbrengst van de motorrijtuigenbelasting van 4,3 mln. D66 is van mening dat belastingen moeten worden aangepast aan gewenst beleid. Dat kan verhoging of verlaging betekenen. De stelling van het college dat de 4,3 mln. wel zullen worden gebruikt op een manier waarin "wijzigingen op grond van uw algemene beschouwingen en adviezen statencommissies kunnen worden verwerkt" is een vrijbrief om links en rechts maar geld uit te gaan geven. Het lijkt op het vrij besteedbare bedrag van 2 mln. van twee jaar geleden. Daar is mijn fractie niet voor. Als wij geld overhouden, behoort dat toe aan de belastingbetaler, zoals wij ook in eerdere jaren hebben betoogd! Nu dat overschot voornamelijk komt door de opcenten ligt het voor de hand daar ook te zoeken naar compensatie. Daarom stellen wij vandaag voor, inwoners en bedrijfsleven van de provincie 2,6 mln. terug te geven door de opcenten motorrijtuigenbelasting met een cent te verlagen. Dat komt toe aan alle huishoudens in Noord-Holland. Ik zal een amendement van die strekking indienen. Dat bedrag komt overeen met de 2,6 mln. die het college nu boven onze eigen normen aan de saldireserve wil toevoegen, omdat er toch geen plannen voor zijn. De heer Van der Paard (PvdA): Ik had van u een substantiëler voorstel verwacht. Dit is toch een beetje afgezaagd. De heer Poelmann (D66): Ik weet dat u er niet van houdt, maar onze opstelling is wel zeer consequent. Als het niet nodig is om belasting te heffen, moeten wij dat ook niet doen. Dat is consequent beleid. Als de provincie Noord-Holland de fondsen hard nodig heeft om gewenst beleid uit te voeren, zullen wij zeker niet nalaten, voor te stellen om de opcenten te verhogen. Voor dit jaar komen wij echter absoluut uit op een verlaging. De heer Bozelie (GroenLinks): De saldireserves blijken ruimschoots toereikend om de plannen van de provincie te dekken. Als je uitgaat van de norm van 3
14 september 1998
10% van de structurele dekkingsmiddelen, zijn de saldireserves ongeveer 6 mln. te hoog. Het is dan consequent om dat bedrag te gebruiken voor verlaging van de opcenten. De heer Poelmann (D66): Dat moet dan nog eens goed nagerekend worden. Ik dacht dat wij met een verlaging van de opcenten met één cent en met het besteden van het bedrag waarvan het college voorstelt om dat extra aan de saldireserves toe te voegen, precies op de norm van 10% uitkomen. De provincie is weer terug op de bestuurlijke kaart. Een belangrijk en in onze ogen ook positief effect van de uitslag van het referendum inzake de stadsprovincie Amsterdam is dat de provincie Noord-Holland niet in drie stukken uiteen is gevallen. De stadsprovincie was bedoeld om de grootstedelijke problematiek aan te pakken, een taak die door de provincie in de jaren tachtig niet goed is opgepakt, anders hadden wij die hele discussie niet gehad. Die problematiek wordt de laatste jaren onderkend. De provincie handelt er nu ook naar, gelet op de VINEX-akkoorden, het regelen van de Afrikahaven, de betrokkenheid bij het masterplan ANZKG en zo meer. D66 constateert dat de verhoudingen tussen provinciebestuur en het bestuur van de hoofdstad sinds die tijd zijn verbeterd. Dat geeft hoop voor de toekomst en verdient onze waardering. Tegelijk stellen wij vast dat de stedelijke problematiek ook speelt rond andere grotere gemeenten in onze provincie. Het gaat goed met Nederland, maar niet met iedereen, niet in iedere wijk. Stedelijke problemen, zoals onveilige buurten, achterstandswijken, niet vlottende integratie van allochtonen en verouderde bedrijfsterreinen, komen ook voor in Haarlem, Alkmaar, Zaanstad, Den Helder, Hilversum en Hoorn. Daar hoort de provincie oog voor te hebben. D66 vindt dat wij nu onze rol als coördinerende, stimulerende, knopen doorhakkende bestuurslaag gericht op de NoordHollandse gemeenten met voortvarendheid en elan moeten uitbouwen. Daartoe doen wij vandaag een suggestie. In het regeerakkoord is aangegeven dat het grotestedenbeleid met kracht wordt voortgezet. Daartoe zijn middelen vrijgemaakt en daarvoor is zelfs een speciale minister benoemd. Het kabinet wil op korte termijn afspraken maken over de inzet van middelen van Rijk en gemeenten, gericht op versterking van de sociale en de economische infrastructuur. In hetzelfde hoofdstuk kunnen wij lezen dat met het oog op de gewenste versterking van de regionale regie, de integrerende en arbitrerende rol van de provincies verstevigd moet worden, zo nodig door middel van wettelijke voorzieningen. De statenfractie van D66 is van mening dat onze provincie die ambitie waar moet willen maken en ook waar kan maken. Dat betekent niet dat de provincie op de stoel van gemeentebesturen moet gaan zitten. D66 vindt
dat de provincie samen met het Rijk en met genoemde gemeenten een complementaire aanpak van de stedelijke problemen moet bewerkstelligen. De definitiediscussie over wat nu precies behoort tot de grote steden lijkt voorbij. Het gaat het kabinet en de minister erom dat er aandacht is voor de sociale component; geen armoedebeleid, maar een beleid dat "vergeten gebieden" betrekt bij de welvaartsontwikkeling, een beleid dat uitnodigt tot integreren van allochtonen in de samenleving. Met inzet van hetgeen de provincie te bieden heeft bestuurlijke kwaliteit, instrumenten, kennis van de regio's en middelen - kan worden aangehaakt bij de contracten die het Rijk met de steden sluit en kan worden bevorderd dat er ook contracten komen met de steden die nu nog niet op de lijstjes van Binnenlandse Zaken voorkomen. Momenteel wordt druk overlegd tussen Amsterdam en het Rijk. Prima, laten zij snel tot afspraken komen die betekenen dat de problemen van de hoofdstad worden aangepakt. De provincie moet de bereidheid tonen, zelf te investeren in sociale kwaliteit en met die bereidheid het Rijk medeverantwoordelijk maken voor de aanpak van de vergeten gebieden in Haarlem, Zaandam, Hilversum, Den Helder en Hoorn, inclusief de daartoe noodzakelijke aanvullende financiering. Wij vragen het college om het voortouw te nemen door samen met de bestuurders van de steden in onze provincie en de minister voor het grotesteden- en integratiebeleid te bezien op welke wijze Rijk, de provincie Noord-Holland en betrokken Noord-Hollandse gemeenten samen een pakket van maatregelen overeen kunnen komen dat leidt tot een integrale aanpak van de stedelijke problematiek in Noord-Holland. Met het FINH beschikken wij over een instrument waarmee dit proces een stevige impuls kan worden gegeven. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Het is begrijpelijk dat D66, nu de minister voor het grotestedenbeleid uit de eigen gelederen afkomstig is, het licht ziet op het punt van de sociale achterstelling. GroenLinks heeft vorig jaar bij de algemene beschouwingen via een motie geprobeerd, steun te krijgen voor de uitgebreid door de heer Poelmann geschetste rol van de provincie. Deze motie heeft niet de steun van D66 gekregen. De heer Poelmann (D66): Van mijnheer Van Kemenade heb ik geleerd dat de oppositie vaak voorstellen doet waarvan de echo pas later doorklinkt. Ik doe nu geen algemene oproep maar ik nodig met nadruk uit om op basis van goede ideeën goede contracten te sluiten. Voorzitter! De provincie zelf is als instituut weer op de kaart gekomen in Nederland. Naar mijn gevoel is daar hard aan getrokken, zowel door onze voorzitter en het college als door leden van de afzonderlijke fracties. De rol van de provincie zoals omschreven in het regeerakkoord van PvdA, VVD en D66 is daarvan een bevestiging. De politieke vernieuwingsdrang van deze staten 4
14 september 1998
beschouwt mijn fractie als een verfrissende ontwikkeling. Langzaam maar zeker komen er veranderingen tot stand. Dat is wel eens anders geweest in deze zaal. Al merk je zo hier en daar nog wel eens de nodige tegenwerpingen als de staten weer een stapje hebben gezet, zoals de reactie van het college die vanmorgen in het Seniorenconvent is besproken op het besluit van de vorige vergadering om vanaf 1999 de plenaire vergadering om 14.00 uur 's middags te laten beginnen. Natuurlijk heeft dat besluit het oogmerk, een deel van onze werkzaamheden voor de staten naar de avond te verschuiven, zodat wij op maandagochtend naar ons dagelijkse werk kunnen. De heer Van der Paard (PvdA): Dit gaat mij te ver. Wij hebben vanmorgen hierover een zindelijke discussie gevoerd. Daarin heb ik de hand van het college niet gemist. De fractievoorzitters kunnen het zich aantrekken dat zij er een janboel van hebben gemaakt, maar dat verwijt valt de voorzitter beslist niet te maken. De heer Poelmann (D66): Dank u wel, mijnheer Van der Paard, maar ik meen wat ik zeg. Natuurlijk is het niet de bedoeling om twee middagen te gaan vergaderen. Met het compromis om vanaf 1999 de statenvergadering om 13.00 uur te laten aanvangen, kan ik leven, maar ik vind het niet fraai. Dat bedoel ik met stapjes. De heer Van der Paard (PvdA): Het is toch een besluit van de staten! Wij bepalen wanneer wij vergaderen. De heer Poelmann (D66): Ik heb het ook tegen u. De heer Van der Paard (PvdA): Ik heb enkele handreikingen gedaan, maar u blijft maar vasthouden aan twee middagen. De heer Poelmann (D66): Dit is een mooie samenvatting van de vergadering van het Seniorenconvent. De voorzitter: Om misverstanden te voorkomen: besloten is om vanaf 13.00 uur te vergaderen tot 18.00 uur en, zo nodig, de middag van de uitloopdag te gebruiken. De heer Poelmann (D66): Voorzitter! Ik kom nu te spreken over de speerpunten van D66. In onze vorige algemene beschouwingen heb ik namens de fractie van D66 een lans gebroken voor een andere benadering van het Fonds investeringen Noord-Holland. Bij de behandeling van de nieuwe voordracht over het FINH, waarin ook ons initiatiefvoorstel ter zake is behandeld, heeft D66 nog eens onderstreept dat het FINH niet moet worden gebruikt om wat leuke dingen te doen in de provincie waarbij alle traditionele kokers aan hun trekken
komen. Neen, wij hebben gezegd dat het FINH ons de mogelijkheid geeft om het creatief en praktisch vermogen van de gemeenten te ondersteunen, in het bijzonder wanneer het gaat om het genereren van middelen voor projecten die het lokale belang overstijgen. Wij moeten het FINH gebruiken om onze nieuwe rol als intermediaire bestuurslaag goed in te vullen. Het doet ons goed dat het college deze gedachtegang tot de zijne heeft gemaakt. Het stelt namelijk in het beleidsplan dat "wij onze taak als regionale gebiedsautoriteit waar kunnen maken en met gerichte geldelijke impulsen kracht bij kunnen zetten". Daar moeten wij nu het FINH ook nader op toesnijden. Wij hebben op zichzelf geen slecht gevoel bij de verschillende projecten die door het college op de FINH-lijst voor 1999 zijn opgenomen, maar wel bij de wijze waarop de projecten op de lijst zijn gekomen. Ik heb echt geen idee waarom bijvoorbeeld De Pieterman in Volendam, het Stedelijk Museum in Alkmaar en de haven van Huizen op de lijst staan, en enig ander project niet. D66 pleit ervoor om alle fondsen samen te voegen in een groot fonds dat grofmazig wordt gecompartimenteerd. De beschikbare middelen van het huidige FINH worden opgesplitst in een deel dat puur wordt besteed aan infrastructuur, een deel dat wordt aangewend voor afspraken met Rijk en Noord-Hollandse steden en een deel dat beschikbaar wordt gesteld voor initiatieven vanuit de andere lokale overheden.
de lijst waaruit blijkt dat er door de coalitie beter dan ooit naar de oppositie is geluisterd. D66 heeft daar wel degelijk invloed op gehad. Ik had het alleen over de wijze waarop naar onze mening met het FINH moet worden omgegaan. Voor het deel dat beschikbaar wordt gesteld via lokale overheden zijn criteria nodig waaraan projecten worden getoetst. Een voorstel daarvoor hebben wij in januari op tafel gelegd: brede doelstelling, investeringen genereren, geen structurele lasten, geen strijdigheid met provinciaal beleid, bovenlokale uitstraling, aantoonbaar creëren van werkgelegenheid en duurzaamheid. Vervolgens worden gemeenten uitgenodigd om op basis van minimaal 50% cofinanciering projecten in te dienen. Het college toetst de projecten op kwaliteit en uitvoeringsgereedheid en legt provinciale staten jaarlijks bij de begroting de volledige lijst met aanvragen voor, alsmede een voorstel welke projecten het komende jaar worden toegekend, inclusief een reservelijst. Vervolgens krijgen de gemeenten drie maanden de tijd om een solide financieringsvoorstel op tafel te leggen voor de cofinanciering, met een besluit van de gemeenteraad dat men het risico daarvoor volledig draagt. Lukt dat niet, of niet op tijd, dan valt het project voor dat jaar af en wordt het eerste project op de reservelijst toegekend. Op die manier wordt de creativiteit van onderop bevorderd. Dit is beter dan dat de provincie allerlei projecten aandraagt.
De heer Van der Paard (PvdA): Het wordt nu interessant. Waarom stelt u niet voor om alle fondsen op te heffen en om daarvoor in de plaats een begrotingspost investeringen in het leven te roepen? Waarom is er eigenlijk een fonds nodig?
De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): U suggereert nu dat in deze zaal en in commissiekamertjes allerlei wilde wensen van statenleden ineens worden verheven tot FINHprojecten. Wij kunnen het oneens zijn over de procedure - het kan misschien ook wel anders - maar het is volstrekt helder dat gedachten over FINHprojecten vanaf het lokale niveau worden ontwikkeld.
De heer Poelmann (D66): Omdat het om zo ontzettend veel geld gaat. Wij hebben dat fonds nu eenmaal. Ik realiseer mij dat fondsen voor D66 nooit een favoriet middel zijn geweest. Ik vind de wijze waarop het college er nu mee omgaat al een grote stap vooruit. Er moeten schommelingen mogelijk zijn, dus daarom pleit ik voor een grofmazige verdeling. Het is de bedoeling om door de inzet van het FINH investeringen los te maken. Ons doel moet zijn, dat het Rijk ten behoeve van de infrastructuur investeringen naar voren haalt. Als dit onvoldoende uit de verf komt, dan moeten wij het accent nog meer leggen op de inzet ten behoeve van het stedenbeleid en op samenwerking met lokale overheden. De heer Bozelie (GroenLinks): Er is afgesproken dat de staten een duidelijke invloed krijgen op de verdeling van de FINH-gelden. Partijen hebben altijd de mogelijkheid om investeringen aan de orde te stellen. Voor deze algemene beschouwingen had D66 het college al voorstellen inzake het FINH kunnen doen. Dat is kennelijk niet gebeurd. De heer Poelmann (D66): Er staan nu projecten op 5
14 september 1998
De heer Poelmann (D66): De procedure is niet goed gestructureerd. Ik heb geen kritiek op de projecten die zijn opgenomen. Wij zullen geen voorstel doen om projecten niet door te laten gaan. Het gaat mij om de methodiek. Er is sprake van een zekere toevalligheid. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Dat is niet waar. De heer Bozelie (GroenLinks): In januari hebben wij de regels voor FINH-projecten vastgesteld. Ik ben het af en toe ook niet eens met de wijze waarop een en ander verloopt, maar dat is een kwestie van politieke opstelling. De heer Poelmann geeft niet duidelijk aan wat er mis is. Hij zegt alleen dat de afspraken van januari/februari niet deugen. Ik wil graag weten wat er precies aan mankeert. De heer Poelmann (D66): Het gaat mij erom dat de gemeenten in Noord-Holland precies weten hoe de provincie met het FINH omgaat. Wij willen dat vier
jaar lang een beleid wordt gevoerd waarbij jaarlijks 40 mln. beschikbaar komt voor projecten uit de lokale sfeer. Iedereen moet precies weten wat de regels zijn. Men moet op tijd aanvragen indienen en vervolgens maken de staten een keuze. Nu is het mij te rommelig. De heer Van der Paard (PvdA): U gaat daarbij voorbij aan het feit dat er politieke keuzen gemaakt moeten worden. Als gemeenten ideeën hebben en zij slagen erin om de financiering voor 50% rond te krijgen, wordt het project toegekend. Dan gaat het niet meer om het oplossen van bepaalde problemen. D66 wil toch ook bepaalde doelstellingen realiseren? Het toekennen van projecten mag niet tot een automatisme verworden. Ik hoopte dat u zou ingaan op de ongewenste juridisering van het FINH. De heer Poelmann (D66): Ik heb het niet over het gehele FINH, maar over een bedrag van 40 mln. per jaar. Iedere gemeente in Noord-Holland weet dan dat de provincie dit bedrag elk jaar inzet voor projecten waarin de provincie samenwerkt met lokale overheden. Door gemeenten die zekerheid te geven, weet bijvoorbeeld een ambtenaar van de gemeente Den Helder dat de aanvragen tijdig ingediend moeten worden en dat aan bepaalde voorwaarden moet worden voldaan. De heer Van der Paard (PvdA): Dit lijkt sterk op het voorstel dat D66 vorig jaar heeft gedaan. De heer Poelmann (D66): Ik heb altijd geleerd dat je vol moet houden. Wij zijn consistent en consequent. Voorzitter! Mijn volgende thema heb ik genoemd "Schiphol uit zee". D66 voelt vooralsnog niets voor de plannen om een aanvang te maken met de realisering van een luchthaven in zee. Wij zijn en blijven ongelukkig met het statenbesluit om de provincie zonder meer op het lobbypad te zetten voor de aanleg van zo'n eiland. Daarbij gaat het ons niet zozeer om de vele onzekerheden die de aanleg van zo'n eiland omgeven en waarvoor nader onderzoek nodig is. Waar het ons vooral om gaat is het volgende. D66 is van mening dat groei van Schiphol binnen de vastgestelde milieugrenzen mogelijk kan worden gemaakt door de passagiersgrens los te laten en door te investeren in een andere configuratie van het huidige banenstelsel, bijvoorbeeld door aanleg van een zesde baan, de parallelle-Kaagbaan, onder gelijktijdige sluiting van de Buitenveldertbaan, de Aalsmeerbaan en de nog altijd veel hinder opleverende Schiphol-Oost-baan. En voor D66 is het bespreekbaar om het grootste knelpunt in de relatie tussen Schiphol en de omgeving, Zwanenburg, aan te pakken door bewoners uit te kopen en een reële andere woonplaats te bieden. Deze maatregelen vergen enkele miljarden, maar dat zal nog altijd veel en veel minder zijn dan de tientallen miljarden - 30 à 60 miljard, wat een bandbreedte! - die dat eiland in zee zal gaan kosten. 6
14 september 1998
De heer Van der Paard (PvdA): Bij mijn weten wordt het plan voor uitbreiding op een locatie in zee statenbreed onderschreven. Ik dacht dat D66 daar ook voor was. De heer Poelmann (D66): Dan heeft u niet goed opgelet. U heeft kennelijk in het debat van 17 juni van vorig jaar het gloedvolle betoog van mevrouw Berman gemist. De heer De Jong (PvdA): Wat betekent een en ander voor de positie van Schiphol? Mevrouw Berman heeft gepleit voor het handhaven van de milieugrenzen en nu spreekt u over 60 tot 80 miljoen passagiers. Er is in de staten uitvoerig over gediscussieerd, waarbij de conclusie was dat op de lange termijn herconfiguratie een doodlopende weg is. Die conclusie heeft u niet weersproken. Wilt u een rem zetten op de uitbreiding of komt u met een geheel nieuwe variant? De heer Poelmann (D66): Met de huidige vier banen komen wij er niet uit. Daarom wordt er een vijfde baan aangelegd en daarom stellen wij voor, een zesde baan aan te leggen onder gelijktijdige sluiting van veel overlast gevende banen. Wij hebben er overigens geen bezwaar tegen dat wordt onderzocht of een groei van Schiphol boven de 60 à 80 miljoen passagiers per jaar nodig is. Mijn fractie zegt echter op voorhand dat zij ernstig betwijfelt of een groei tot in het oneindige noodzakelijk is. Als er iets onzeker is dan is het wel het reisgedrag van mensen. Als vliegen straks duurder wordt omdat op een normale manier accijnzen en BTW worden geheven of als de economische crisis het Westen bereikt, dan is het zeer de vraag of de groei in het tempo van de afgelopen jaren doorgaat. De groei is mede veroorzaakt door een inhaalslag op grond van het slimme vluchtenplan van de KLM. Wij gaan ervan uit dat Schiphol erin slaagt, een sterke positie als mainport te verwerven. Dan kunnen er ook langzamerhand eisen worden gesteld. Dan kunnen er nachtvluchten geweigerd worden, zoals in Frankfurt, en kunnen vliegtuigen die te veel lawaai maken, geweerd worden. Nu reeds kiezen voor een uitbreidingslocatie in zee is een vrijbrief voor groei en daar kiest D66 niet voor. D66 is niet tegen groei, maar binnen bepaalde grenzen. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Stel dat het kabinet, inclusief D66, besluit om de groei te faciliteren met een tweede luchthaven in zee en stel dat D66 - je kan nooit weten - zich bij de statenverkiezingen van volgend jaar zodanig herstelt dat zij een aantrekkelijke coalitiepartner wordt, is dan het met verve uitgedragen standpunt dat D66 niet akkoord kan gaan met een luchthaven in zee een breekpunt in de onderhandelingen? De heer Poelmann (D66): Het standpunt dat ik hier uitdraag is ook het standpunt van mijn partijgenoten
in Den Haag. Ik ga er niet van uit dat men landelijk niet tot een goed vergelijk kan komen over dit onderwerp. Wij denken dat wij goede argumenten hebben en wel zo goed dat wij er in ieder geval in geslaagd zijn, te voorkomen dat het regeerakkoord dwingende uitspraken op dit punt bevat. D66 heeft daar bijzonder sterk in geïnvesteerd en dat zal zij de komende tijd ook blijven doen. Het heeft geen zin, in te gaan op deze als-dan-vraag. Ik heb duidelijk gemaakt wat het standpunt van mijn fractie is. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Het is een verhaal voor de vaak als dit alleen maar geldt als je in de oppositie zit. De heer Poelmann (D66): In Den Haag bestuurt mijn partij mee en daar wordt hetzelfde gezegd. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Het is van belang, de kiezer duidelijk te maken waar D66 in de provincie voor staat. De heer Poelmann (D66): Ik heb GroenLinks in de statenzaal en in de gemeenteraad van Amsterdam wel eens een verschillend oordeel over de stadsprovincie horen geven. Dat kan gebeuren. Daarvan is bij D66 op dit moment echter geen sprake. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Wij zullen dit goed in de gaten houden. De heer Pluckel (VVD): Begrijp ik het goed dat D66 verlangend uitkijkt naar het moment waarop de economische groei terugloopt? Dat er nu een behoorlijke werkgelegenheid is, komt mede door de inspanningen van het kabinet waaraan D66 ook deelgenomen heeft. Ik kan mij dan ook niet voorstellen dat u zo negatief over Schiphol denkt. De staten hebben een voorkeur voor een luchthaven in zee uitgesproken. Er zijn echter ook andere opties, die niet zeker zijn uitgesloten. De heer Poelmann (D66): Nog maar twee jaar geleden heb ik de lijsttrekker van uw partij horen roepen: 40 miljoen en geen passagier meer! U kunt mij moeilijk verwijten dat ik negatief ben over de mogelijkheden van Schiphol. Ik heb gezegd dat er door een andere configuratie van banen ruimte is om Schiphol te accommoderen tot 60 à 80 miljoen passagiers per jaar. Dat is zeer positief. Schiphol is een belangrijke economische motor van onze provincie en dat moet ook vooral zo blijven. Dat gebeurt echter niet in zee, maar op Schiphol zelf. De heer Pluckel (VVD): Het is negatief als u zich aan één oplossing vastklampt, terwijl het nog niet duidelijk is of die ook te realiseren is. Dat laatste is bij de afweging in de staten een belangrijk punt geweest. De heer Poelmann (D66): Het woord "vastklampen" 7
14 september 1998
spreekt mij wel aan. Het lijkt erop dat een meerderheid in deze zaal zich vastklampt aan een fantoom in zee. Die mogelijkheid kent ongelooflijk veel onzekerheden. Wellicht is de wind daar wel zo sterk dat het vliegveld veel te vaak gesloten moet worden. De heer Van der Paard (PvdA): Wij moeten vroeg beginnen met de planologische voorbereidingen. De geraamde groei wordt steeds weer door de werkelijkheid achterhaald. Waar haalt u het optimisme vandaan dat de groei op een gegeven moment zal ophouden? Is daar één aanwijzing voor? De heer De Jong (PvdA): In het regeerakkoord staat dat, als de groei verder doorzet, het kabinet op termijn een vliegveld in zee in de beschouwingen zal betrekken. Het regeerakkoord is mede door D66 ondertekend. GS en PS hebben zich ook voor selectieve groei van Schiphol uitgesproken. Alleen als de groei een bepaalde grens overschrijdt, wordt voor een duurzame oplossing gekozen die ook voor omwonenden aanvaardbaar is. Dat is de conclusie van het statendebat en nu pleit u weer voor een nieuw onderzoek. De heer Poelmann (D66): Ik pleit niet voor een nieuw onderzoek. U bent bezig de mogelijkheden van een eiland in zee te onderzoeken. Wij willen een ander banenstelsel. Wij moeten ervoor zorgen dat er minder hinder is voor omwonenden. Er moeten stillere vliegtuigen gebruikt worden en nachtvluchten moeten voorkomen worden. Het sterk maken van Schiphol hoeft niet per se gepaard te gaan met nachtvluchten. Wij moeten ervoor zorgen dat Schiphol op een goede en voor het milieu acceptabele manier kan functioneren. Onder die voorwaarde moet ook groei mogelijk zijn. Wij weten dat groei belangrijk is. Voorzitter! Tot slot ga ik in op de regionale benadering. Noord-Holland als een entiteit van Texel tot Hilversum bestaat niet. In die zin verschilt onze provincie sterk van bijvoorbeeld Friesland en Drenthe. Dat in Noord-Holland wordt nagedacht over een gebiedsgerichte aanpak is niet verwonderlijk. De aandacht die het college in de aanhef van het beleidsplan besteedt aan de rol van de provincie als regionale gebiedsautoriteit is in onze fractie bijzonder goed gevallen. D66 vraagt het college om in toenemende mate per regio zichtbaar te maken hoe de verdeling van budgetten over de verschillende beleidsterreinen is. Die informatie is nodig om als regionale gebiedsautoriteit een adequate integrale aanpak van het bestuur tot stand te brengen. Voorts pleit D66 voor een verdergaand experiment in deze richting in de volgende bestuursperiode, zoals voorgesteld door de werkgroep indeling statencommissies. Dat betekent dat voor de regio West-Friesland een gedeputeerde en een statencommissie worden aangewezen die integraal alle beleidsterreinen behandelen die betrekking hebben op
die regio. De uitslag van de jongste TweedeKamerverkiezingen in Noord-Holland en ons aandeel in het nieuwe kabinet maken dat wij met een optimistisch gemoed uitkijken naar de statenverkiezingen van volgend jaar. Wij zijn er binnen D66 klaar voor. Dat betekent een scherp maar fair debat in de komende maanden, waarin de kiezers duidelijk wordt gemaakt waar D66 voor staat, waar wij andere nuances leggen dan de partijen van onze collega's hier in de staten. Zo hoort het ook. Wij gaan dat debat graag met u aan, nu, in de campagne en in onderhandelingen na de verkiezingen. Door het lid Poelmann worden het volgende amendement en de volgende motie voorgesteld: Amendement 55-1 Provinciale Staten van Noord-Holland; gehoord de discussie bij de algemene beschouwingen ter gelegenheid van de begroting 1999 van de provincie Noord-Holland; besluiten: de opcenten voor de motorrijtuigenbelasting per 1 april 1999 te verlagen met een cent tot 51,8. Motie 55-1 Provinciale Staten van Noord-Holland; gehoord de discussie bij de algemene beschouwingen ter gelegenheid van de begroting 1999 van de provincie Noord-Holland; verzoeken het college van GS, samen met de bestuurders van de steden Haarlem, Alkmaar, Zaanstad, Den Helder, Hilversum en Hoorn en de minister voor het grotesteden- en integratiebeleid te bezien op welke wijze Rijk, de provincie Noord-Holland en betrokken Noord-Hollandse gemeenten samen een pakket van maatregelen overeen kunnen komen dat leidt tot een integrale aanpak van de stedelijke problematiek in Noord-Holland, en gaan over tot de orde van de dag. De voorzitter: Naar mij blijkt, worden dit amendement en deze motie voldoende ondersteund. Mitsdien maken zij onderwerp van beraadslaging uit. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Mijnheer de voorzitter! De fractie van GroenLinks is zeer te spreken over de opzet van het beleidsplan. De inbreng van de staten tijdens het beleidsdebat van mei jongstleden is daar goed in verwerkt. Wellicht is ook van belang dat al vorig jaar de doelstellingen uit het collegeprogramma zijn gerealiseerd. De input van de 8
14 september 1998
staten is goed te gebruiken om het laatste collegejaar te "vullen". Dit compliment wordt evenwel geneutraliseerd door kritiek op het feit dat GS met hun voorstellen zelf het grootste deel van de financiële ruimte opsouperen en staten voorhouden, hun voorstellen te dekken met het schrappen van andere maatregelen. Omdat dit de laatste begroting van dit college is, wil ook GroenLinks stilstaan bij de verrichtingen van GS over de gehele periode. Het is een college van hardwerkende mensen; hier en daar wat regentesk, maar met grote inzet. Daar hebben wij veel waardering voor. Wat politieke kleurstelling betreft, gaat het om een paars college met een CDA-groen randje. Gelet op de milieuprestatie valt het groene randje echter tegen: een gedecimeerde bijdrage aan de biologische landbouw, tegenvallende groenaankopen en een floppende biomassavergasser. Op het gebied van windenergie bestuurt dit college op de pof. Met het realiseren van de doelstelling mikt men vrijwel geheel op het toekomstige Afsluitdijkproject zonder garantie voor een happy end. GroenLinks wil dat GS op meer dan een paradepaard wedden. Wij vragen dan ook om een voorstel voor een tweede groot windenergieproject. Het echec van de biomassavergasser willen wij voorleggen aan de commissie Beleidsevaluatie voor een grondig onderzoek. Ook zien wij graag dat wordt nagegaan of, en zo ja, op welke wijze de opgedane kennis kan worden ingebracht in een ander energieproject. Wij overwegen, op dit punt een motie in te dienen. Het college schetst een beeld van NoordHolland als een zelfbewuste bestuurslaag; een middenbestuur dat weer terug is op de kaart, een investerende provincie. Nu valt met het afblazen van de stadsprovincie het oog vanzelf weer meer op de provincie Noord-Holland. Als eigen verdiensten van dit college zien wij evenwel de actieve deelname aan bestuurlijke exercities en het vermogen om creatief op veranderde perspectieven in te spelen. GroenLinks maakt op ruimtelijk en economisch vlak en op het gebied van milieu en verkeer vaak andere keuzen, maar wij kunnen GS moeilijk een gebrek aan daadkracht op deze gebieden verwijten. Veel "smoel" dankt de provincie ook aan de commissaris van de Koningin met zijn vele activiteiten in IPO-verband en op landelijke gebied. Dat smoel hebben wij ook hard nodig. De provincie mag dan voor bestuurders en organisaties terug op de kaart zijn, maar onder de bevolking leeft de provincie maar matig. Ook in de krant lees je weinig over de provincie Noord-Holland. De heer Van der Paard (PvdA): Voorzitter! Mevrouw Onstenk zegt dat de provincie het van de landelijke activiteiten van de voorzitter en van zijn optreden in IPO-verband moet hebben. Als de staten niet in staat zijn om de provincie smoel te geven, kunnen wij beter naar huis gaan. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Wij doen het
uiteraard met z'n allen. Ik heb eerst GS een compliment gegeven voor daadkracht en inzet. Vervolgens vraag ik apart aandacht voor de commissaris van de Koningin. Voorzitter! Wij vinden overigens dat de portefeuille openbaar bestuur niet thuishoort in de taken van de commissaris. In de volgende periode zal een gedeputeerde daarmee belast moeten worden. Het glimmend gepoetste zelfbeeld vertoont hier en daar wat doffe plekken. De provincie pakt sommige taken wat minder voortvarend op dan verwacht. Zo was de provincie niet goed berekend op haar nieuwe taken ten aanzien van het streekvervoer, ondanks dat de decentralisatie een jaar is uitgesteld en GroenLinks verschillende malen heeft gewaarschuwd. Evenmin reageerden GS alert toen uit onderzoek bleek dat een groot aantal stortplaatsen vervuild bleek. Weinig reden tot zelfvoldaanheid is er ook wat de reorganisatie van het ambtelijk apparaat betreft. Bij de omvangrijke operatie heeft men steken laten vallen. Dat heeft zowel voor personeelsleden als voor het reilen en zeilen van het provinciaal bestuur nadelige gevolgen gehad. GroenLinks vraagt zich af of met de reorganisatie het beoogde doel is bereikt. Wij vragen ook op dit punt om een grondige evaluatie. Soms is de daadkracht van dit college niet meer dan verbale krachtpatserij. Onze opvattingen over de milieugrenzen van Schiphol zijn duidelijk, maar ook de belofte om aantasting van de natuur te compenseren, is omgezet in een afwachtende houding ten aanzien van de activiteiten van het Rijk. Als je zegt dat je de hartslag van het volk wilt voelen, moet je ook burgers uitnodigen voor het debat van de toekomst en dat gebeurt niet altijd. Van integraal werken komt te weinig terecht. Bij de lofzang op de investerende provincie willen wij een andere kanttekening plaatsen dan de voorgaande spreker. GroenLinks heeft er bezwaar tegen dat de provincie zo fors uit de ruif van de gelden van de EU mee-eet. Wij kunnen met onze enorme reserves en rijk gevulde FINH veel investeringen best zelf bekostigen. In plaats van de opcenten terug te geven aan de burgers - hoewel, de cent is uit de roulatie genomen, dus dat wordt nog moeilijk, mijnheer Poelmann - kan de provincie zich beter terughoudend opstellen bij het aanvragen van EU-subsidies. Wij kunnen ons geheel vinden in de oriëntatie op de EU, maar een rijke provincie moet zelf haar boontjes doppen. De heer Van der Paard (PvdA): Denkt u dat gebieden in Noord-Holland in aanmerking komen voor EU-subsidie omdat het daar zo goed gaat? Denkt u dat de provincie alleen in staat is om de problemen op te lossen? Mevrouw Onstenk (GroenLinks): De regio's kunnen het geld goed gebruiken. Ik vind alleen dat de provincie het vooralsnog zelf kan betalen.
9
14 september 1998
De heer Van der Paard (PvdA): U weet niet wat u zegt. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Dat weet ik heel goed. De Europese structuurfondsen zijn oorspronkelijk bedoeld om de sociaal-economische verschillen tussen de lidstaten te verminderen met het oog op verdere economische en monetaire eenwording. De heer Lagrand (lid van gedeputeerde staten): U spreekt tot vervelens toe over de werkloosheid. Hoe wilt u die dan oplossen? Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Ik zeg alleen dat, zolang de provincie goed in haar slappe was zit, zij de investeringen zelf kan dragen. Ik houd geen pleidooi om noodzakelijke investeringen achterwege te laten. De heer Poelmann (D66): Dan is het geld gauw op. De bedoeling van het FINH is om middelen zodanig in te zetten dat particulieren, het Rijk, gemeenten en EU ook geld voor de investeringen op tafel willen leggen. Het doel is, een investeringsprogramma te realiseren waarbij het FINH werkt als een multiplier. U kunt dan ook wel zeggen dat wij niet bij het Rijk moeten aankloppen. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Wij maken een andere keuze. Wij willen het geld niet aan de burger teruggeven, maar via het FINH nuttig besteden. Het multipliereffect bereik je ook door bedrijven en instellingen mee te laten betalen. Wij hoeven niet onze hand bij de EU op te houden als wij ook geld aan de burgers terug kunnen geven. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Het is goed dat u die keuze maakt. Voor de kiezer is het helder. U zegt: besteed wat er is en verder moet je maar in de kou staan. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): De provincie zegt ook tegen lagere overheden dat subsidies worden afgebouwd en dat de activiteiten op een andere manier moeten worden gefinancierd. De heer Van der Paard (PvdA): De provincie heeft jaarlijks een budget van 700 mln., evenveel als de begroting van een gemeente zoals Haarlem of Zaanstad. Amsterdam heeft een begroting van meer dan 10 mld. Zo liggen de verhoudingen. U kunt niet volhouden dat het FINH voldoende is. Ik wens het de burger niet toe dat uw woorden realiteit worden. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): In de commissievergadering werd ik gesteund door de woordvoerder van de PvdA. Ik begrijp dat fractieberaad inmiddels tot een andere opvatting heeft geleid. Ik heb het over een bedrag van 100 mln. en Noord-Holland is een rijke provincie. De heer
Poelmann heeft al aangegeven hoe groot de reserves zijn. Via de UNA komt er alleen nog maar meer geld bij. Ik blijf bij mijn standpunt dat wij de EUsubsidies zelf kunnen bekostigen. Het is opvallend dat GroenLinks zich hier en daar ook kan herkennen in het collegebeleid. Of liever gezegd: de voorstellen van GroenLinks zijn vaak zo gek nog niet en daarom vinden wij ze terug in het collegebeleid. De door ons ingebrachte Stimuleringsregeling ouderenhuisvesting gaat nu al haar vijfde jaar in. Wat GroenLinks betreft, mag die regeling structureel worden. De projecten in het kader van wonen-plus moeten apart gefinancierd worden. Mede op ons verzoek is er volop aandacht voor het feit dat de NS station Hilversum de intercitystatus ontnomen hebben. De arbeidsmarkt staat mede en misschien zelfs vooral door ons aandringen prominent op de provinciale agenda. De heer Berkhout (D66): Voorzitter! Ik maak bezwaar tegen de geschiedschrijving van GroenLinks. Gedeputeerde De Boer zal kunnen bevestigen dat D66 bij het beleidsdebat aandacht heeft gevraagd voor het herstel van de intercityfunctie van station Hilversum. Wij hebben voorgesteld door voorfinanciering mede te investeren in de aanleg van de noodzakelijke perrons. Daar was geen woord van de fractie van de GroenLinks bij. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Het is niet netjes om de geschiedenis bij jezelf te laten beginnen, maar ik wijs erop dat wij bij de algemene beschouwingen in 1995 via een motie de aandacht hierop hebben gevestigd. Deze motie is overigens ook aangenomen. Voorzitter! De behandeling van door ons ingediende nota's over allochtone ouderen en het participatiebeleid laat te lang op zich wachten, maar zal zeker tot actie leiden. Zo zijn er meer zaken te noemen. Wij zijn overigens van mening dat het preadvies van GS op door statenleden ingediende voorstellen in het vervolg binnen zes maanden moet verschijnen. De termijn van twee jaar is te lang. Voorzitter! Het sociale gezicht van dit college is te bleek geweest. Naast de steun van de PvdAfractie dachten wij ook op instemming van de fracties van het CDA en van D66 te kunnen rekenen met ons voorstel om te bezien wat de provinciale mogelijkheden zijn om de armoede te bestrijden. Waar was je toen Aranka? Anders dan praten over het bouwen van villa's in natuurgebieden hadden wij graag een boom opgezet over het groeiend aantal daken thuislozen; een problematiek die naar onze overtuiging in samenwerking met hulpverleningsinstanties en gemeenten moet worden aangepakt. Wij zijn verheugd dat GS inmiddels ook het licht hebben gezien op dit vlak en zich opmaken voor een extra provinciale taak in de bestrijding van sociale achterstanden. GroenLinks vraagt opnieuw om een notitie voor mogelijke provinciale activiteiten tegen maatschappelijke tweedeling. Wij zijn 10
14 september 1998
verheugd dat wij alvast op de steun van D66 kunnen rekenen. GS kunnen hierbij ook een voorbeeld nemen aan de provincie Zuid-Holland die, overigens op initiatief van het CDA aldaar, een uitmuntend plan heeft ontwikkeld en volop bezig is, vanuit de eigen verantwoordelijkheid de armoede aan te pakken. Op milieugebied kunnen wij zelfs met de VVD een heel eind komen. In de belangstelling voor zeppelins zijn wij tegenwoordig bondgenoten. Maar om sociale politiek te bedrijven, heb je toch - om met Thijs Wöltgens te spreken - een bestuur nodig van PvdA, GroenLinks, CDA en, als men wil, ook D66. Wij dagen vooral PvdA en D66 uit om waar en wanneer het maar mogelijk is, ook nu al voor progressieve politiek te kiezen. Voor GroenLinks is het dragen van bestuursverantwoordelijkheid in een volgende periode niet uitgesloten. De heer Poelmann (D66): U zult dan wel blij geweest zijn met mijn bijdrage. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Vooral met het eerste deel, later werd het wat minder. Voorzitter! Verrassend en verheugend vinden wij de keuze van de beleidshoofdpunten voor 1999. Ook hieruit blijkt de bereidheid van het college om zaken te doen met de oppositie. Het is echter vreemd om bij het eerste onderwerp, namelijk de duurzame economische ontwikkeling, uitgerekend de luchtvaart aan te treffen. Bij het thema leefbaarheid is niets te lezen over de overlast die Schiphol veroorzaakt. In het zoeken naar een balans tussen de belangen van het milieu en de economie slaat de weegschaal steevast door naar de economiekant. In de meters stukken over Schiphol die ik de afgelopen periode heb ontvangen, zit niet één stuk over de mogelijke gevolgen voor de gezondheid van omwonenden. Terwijl men op landelijk niveau discussieert over de veiligheid en verschillende gemeenten de luchthaven de wacht aanzeggen als opnieuw schending van de afspraken over de geluidhinder dreigt, blijft het akelig stil aan de Dreef. Het lijkt alsof de zelfbewuste provincie nog op vakantie is. De zwanen van de KLM komen hier heel wat beter weg dan de knobbelzwanen. De luchtvaartsector kent natuurlijk de zwakke knieën van de politiek en loopt brutaal vooruit op het gedogen van overschrijdingen van milieugrenzen. Wat hebben wij de heer Tielrooij weer een stoere taal zien bezigen over het handhaven van milieuwetten. Boeren en boerinnen werd in de Schager Courant te verstaan gegeven: "Boerenbedrijven moeten doodgewoon worden getoetst aan milieunormen. Zoals elke moderne ondernemer" (...) "om als het 'fout' zit te worden aangepakt. Net als Hoogovens in de kuif wordt gepikt, als men daar milieuregels overtreedt. Gelijke monniken, gelijke kappen." Dat vindt GroenLinks nu ook als het om Schiphol gaat. De gedachte moet worden verlaten dat er op Schiphol nu en de komende jaren een mouw aan kan worden gepast, wat geluid, veiligheid en gezondheid betreft, omdat er in de toekomst ruimte
komt met een vijfde baan of met een twee nationale luchthaven. De heer Poelmann (D66): Wat bedoelt u met "een mouw"? Een parallelle Kaagbaan? Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Ik doel daarmee op het op voorhand gedogen van overschrijdingen. Zonder te weten op welke wijze de veiligheidsnormen voor een dermate groot aantal vliegbewegingen gegarandeerd kunnen worden, gaat men op dezelfde voet door. Ook de HSL moet ruimte scheppen op Schiphol. GroenLinks en de VVD zijn daar beide voor. Hoeveel kracht schuilt er nog in dit argument als blijkt dat de HSL voor 70% bestemd is voor binnenlands vervoer? Voorzitter! Wij vragen GS, bij het herstructureren van bedrijfsterreinen en het ondersteunen van de ontwikkeling van duurzame terreinen de verkeersontsluiting over water en spoor als vast onderdeel van beleid op te nemen. De economische herontwikkeling van de Noordkop en de IJmond is wat ons betreft te eenzijdig op de auto gericht. GS hebben al hun voorstellen voor het gemak in de paragraaf "duurzame ontwikkeling" ondergebracht. De voorstellen moeten dan wel aan de eisen van duurzame ontwikkeling voldoen. Als er in dit kader 5 mln. wordt besteed aan de haven van Huizen, moet dit wel betekenen dat het autoverkeer van en naar Almere afneemt. GroenLinks dringt aan op een veel grotere inzet om innovatieve vervoerssystemen op de rails te zetten of aan de kabel te hangen, zoals in Nijmegen. Eén van de grootste toekomstige verkeersknelpunten ligt op de A4 ten zuiden van Schiphol. Wij zouden graag met Rijk en regio een masterplan A4 ontwikkelen waarin zeer doelgericht plannen worden voorgelegd om het verkeersaanbod aldaar drastisch terug te brengen door een combinatie van openbaar vervoer, rekeningrijden, carpoolen en dergelijke. Wij willen daarbij onze stelling kracht bijzetten dat hetgeen nu flankerend beleid wordt genoemd, hoofdstroom wordt en aanpassingen ten behoeve van het autoverkeer marginaal worden. Met de herstructurering en de verplaatsing van kassen van de land- en tuinbouw en de bollenteelt is nu het moment daar om de sector eisen van duurzaamheid op te leggen. Het jaar 2010 is te laat. Het streven moet op z'n minst zijn dat in 2005 massaal rendabele en duurzame kassen kunnen worden neergezet. Wij vragen speciale aandacht voor de leefbaarheid van het platteland. Wij willen niet alle aandacht op de grote steden richten. Investeren in de Noordkop mag zich niet beperken tot de economie. Aandacht voor de bereikbaarheid, ook per openbaar vervoer in afgelegen gebieden, het peil van voorzieningen op sociaal en cultureel gebied en de huisvestingsmogelijkheden, moet de leefbaarheid behouden en vergroten. Wij begrijpen dat GS met het oog op de plannen met de Wijkermeerpolder de 11
14 september 1998
cultuurhistorie willen kunnen betrekken bij de ruimtelijke ontwikkeling, maar of dat spoort met het koesterend beleid dat de staten met de Stelling van Amsterdam voor hebben, betwijfelen wij. Het succesvolle veelzijdig personeelsbeleid mag van GroenLinks worden voortgezet. Het mag ook worden uitgebreid met activiteiten gericht op herintredende WAO'ers; mensen die gedeeltelijk arbeidsgeschikt zijn. Op ons verzoek om meer inzet ter verbetering van het functioneren van de arbeidsmarkt zijn GS in de praktijk wel ingegaan maar in het beleidsplan niet. Op het gebied van de volkshuisvesting is men tot het inzicht gekomen dat het woningvraagstuk van een voornamelijk kwantitatief probleem is gewijzigd in een vraagstuk dat in de eerste plaats kwalitatief sturend beleid vereist. Met arbeid is iets dergelijks aan de hand. Op dit moment is de werkgelegenheid meer een verdelingsvraagstuk dan een louter kwantitatieve opgave. Maatwerk op de arbeidsmarkt snijdt meer hout dan het in het wilde weg creëren van tienduizenden extra arbeidsplaatsen. Het mes snijdt bovendien aan twee kanten: een betere afstemming van het aanbod op de vraag moet ook het niet meer te verstouwen woonwerkverkeer terugdringen. Als Schiphol of de bouwondernemers die werken aan de Zuidas in Amsterdam of een ziekenhuis in NoordHolland hun personeel uit alle hoeken van Nederland en zelfs uit België moeten laten komen, terwijl er hier in de steden hardnekkige en langdurige werkloosheid is, dan moet geconstateerd worden dat er sprake is van een afstemmingsprobleem en van een mobiliteitsprobleem. De grootste congestieproblemen in de noordelijke Randstad hangen immers samen met woonwerkverkeer. De provincie moet zich dus met een goede werking van de arbeidsmarkt bezighouden, ook vanwege de samenhang met thema's zoals bereikbaarheid. Wij vragen GS, voor deze taak extra formatie vrij te maken. Met het aantreden van de minister voor de grote steden en de extra middelen voor het verbeteren van de sociale infrastructuur zien wij ook graag nieuwe initiatieven tegemoet ter bestrijding van de langdurige werkloosheid. Herhaaldelijk tegen GroenLinks zeggen dat het functioneren van de arbeidsmarkt geen provinciale taak is, terwijl GS dit beleid vervolgens toch hebben opgepakt - overigens tot ons genoegen - was niet meer dan een oprisping van politieke kleinzieligheid. Het grootste verschil tussen een sociaal/liberaal bestuur en een rood/groene coalitie is dat er in het ene geval wordt doorgegaan met meer van hetzelfde en dat er in het andere geval andere keuzen worden gemaakt. De door dit bestuur ontwikkelde visie op de toekomst betekent meer welvaartsgroei, die de sociale segregatie vergroot en natuur en milieu verder aantast. Een progressief bestuur zal staan voor een eerlijke en verstandige verdeling van werk, van huisvesting, van zorg, van inkomen en van schaarse ruimte. Ook een brede toegang tot welzijnsvoorzieningen en cultuur moet als een belangrijke opgave worden beschouwd.
De heer Poelmann (D66): U gebruikt nogal ouderwetse begrippen. U wilt kennelijk een stempeltje op bepaalde ontwikkelingen drukken. Ik dacht juist dat wij bezig waren om ons aan dat denken te ontworstelen. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Ik probeer duidelijk te maken dat een progressief college ook een sociaal college is. In de afgelopen periode is er te weinig aandacht voor het sociale aspect geweest. Afhankelijk van de verkiezingsuitslag is het wellicht mogelijk om een socialer college samen te stellen. Voorzitter! Voor GroenLinks is een uitdaging voor de toekomst het maken van een omslag naar het investeren in de kwaliteit van het bestaan. Wij willen de leefbaarheid, de diversiteit en het welzijn bevorderen. De heer Tielrooij heeft dit tijdens de debatten over de toekomst een idylle genoemd. Wij toeven liever in een idylle - zelf spreken wij overigens van een ideaal - dan in een overspannen wereld, verblind door beursnoteringen en cabriolets. De economie, de ruimtelijke inrichting en de infrastructuur staan ten dienste van de mensen en niet andersom. GroenLinks zet in op verandering. De heer Bozelie (GroenLinks): Mijnheer de voorzitter! Ik ga kort in op enkele financiële punten. Bij interruptie heb ik al aangegeven dat mijn fractie het niet eens is met de wijze waarop de saldireserves zijn berekend. Een en ander leidt ertoe dat de vrij besteedbare ruimte ongeveer 6 mln. wordt. In commissieverband zal ik hierop terugkomen. De heer Poelmann (D66): Wilt u de opcenten op de motorrijtuigenbelasting verlagen? De heer Bozelie (GroenLinks): Dat is in het geheel niet aan de orde. Voorzitter! Wij zijn het er niet mee eens dat er geen rente wordt toegevoegd aan het infrastructuurfonds ter dekking van de toekomstige kapitaallasten. Er dient te worden nagegaan of er wel goed is geraamd. Misschien dreigt er wel een capaciteitsprobleem. Wij zijn ervan overtuigd dat de provinciale infrastructuurplannen geëvalueerd moeten worden en, zo nodig, opgeschoond. De afschaffing van de milieuleges levert een voordeel van 2 mln. op. Hierbij moeten echter ook de ambtelijke consequenties worden aangegeven en welke besparingen op dat terrein worden geboekt. In het kader van de efficiency-operatie wordt 10 mln. ingeboekt. Gelet op de ervaringen van vorig jaar, wijs ik erop dat er nu geen forse overschrijding van het budget voor het aantrekken van uitzendkrachten en dergelijke mag plaatsvinden. Wij zijn teleurgesteld over het besluit van het college met betrekking tot herstructurering van NV Afvalzorg, de terugbetaling van de 35 en de 14,9 mln. van het gestorte aandelenkapitaal en het storten van extra dividend uit de vrij uitkeerbare reserves in 12
14 september 1998
de algemene reserve. In lijn met het instellingsbesluit van het FINH dient een vermogensuitname bij deelneming aan het FINH te worden toegevoegd. Onze verwachting was dat die correctie zou plaatsvinden. Wij overwegen, op dit punt een motie in te dienen. Ten aanzien van de financiële risicoparagraaf wordt gesteld dat het financiële weerstandsvermogen van de provincie meer dan voldoende is. Wij wijzen erop dat, wanneer een claim geëffectueerd wordt bijvoorbeeld die van Hoogovens van ruim 70 mln. het FINH daarvoor aangesproken zal moeten worden of de opcenten verhoogd moeten worden. De heer Van der Paard (PvdA): Mijnheer Bozelie, u moet ons niet bang maken. U moet ook nagaan wat het risico van de provincie is bij de claim van 70 mln. De heer Bozelie (GroenLinks): Het risico van de provincie is zeer hoog. De claim van Hoogovens kan zeker reëel genoemd worden. De heer Poelmann (D66): Hoe komt u daarbij? De heer Bozelie (GroenLinks): De provincie zal daar terdege rekening mee moeten houden. De heer Poelmann (D66): Zo heb ik het niet begrepen. In de stukken staat dat er een claim ligt en dat die wordt afgewezen. Er moet volgens de comptabiliteitsvoorschriften melding van dergelijke claims worden gemaakt. De heer Bozelie (GroenLinks): Ik zal dit nagaan, maar naar mijn idee is er een goede kans dat de claim wordt toegewezen. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Wellicht hebben wij dan toch de Brusselse fondsen nodig waar mevrouw Onstenk over sprak. De heer Bozelie (GroenLinks): Voorzitter! Afsluitend kan ik het college feliciteren met deze knappe begroting. Ik doe een oproep om die weelde te gebruiken om Noord-Holland de komende vier jaar tot een innovatieve en sociaal denkende provincie te maken. De heer De Lange (AOV/OU55+): Mijnheer de voorzitter! De nieuwe opzet van de algemene beschouwingen maakt het mij mogelijk, vandaag slechts op hoofdlijnen in te gaan op hetgeen wij onder de aandacht van de staten willen brengen. Wij zullen u een uitvoerige schriftelijke versie van onze algemene beschouwingen overhandigen, aangezien de ons toegemeten spreektijd daarvoor te beperkt is. In onze algemene beschouwingen staan het nieuwe beleid en de regiovisie centraal. De voorzitter: De staten hebben besloten, in eerste
termijn geen schriftelijke inbreng meer te geven maar een mondelinge. De heer De Lange (AOV/OU55+): Voorzitter! Dan zal ik mij beperken tot de korte versie. In de commissiebehandeling zullen dan de overige punten naar voren komen. De regiovisie wordt door onze fractie gesteund. In dat kader kan een overlegorgaan worden gevormd teneinde de gewenste ontwikkelingen in de desbetreffende regio te bevorderen. Per regio hebben wij gepleit voor een opvanghuis voor terminale patiënten. GS hebben hierop afwijzend gereageerd, daarmee voorbijgaand aan het feit dat men door de hoge werkdruk in verpleeg- en ziekenhuizen onvoldoende aandacht aan deze patiënten kan schenken. Volgens een kostenraming, gebaseerd op een kostenraming van het Hospice Tehuis in Haarlem, bedragen de exploitatiekosten per jaar circa ¦ 274.000,-- verhoogd met de huurkosten van het pand (¦ 30.000,--) De eenmalige inrichtings- en verbouwingskosten van een nieuw opvangtehuis worden geschat op ¦ 300.000,--. Dit bedrag staat in geen enkele verhouding tot de miljoenen die geïnvesteerd worden in schouwburgen, jachthavens en forten. Wij zijn overigens niet tegen deze investeringen, maar zij getuigen van weinig sociaal beleid. Volgens de inspectie voor de volksgezondheid worden de wachtlijsten voor demente patiënten in verzorgingshuizen steeds langer. Zijn GS hiervan op de hoogte en, zo ja, wat kunnen en willen zij hieraan doen? Ook zullen wij steeds meer aandacht vragen voor de zorg ten behoeve van gehandicapten. Reeds voor de aanname van de regiovisie kwamen uit diverse delen van Noord-Holland alarmerende berichten dat met name voor de regionale thuiszorg onvoldoende financiële middelen beschikbaar zijn gesteld ten behoeve van dagverzorging van geïndiceerde ouderen die vanwege ruimtegebrek nog niet zijn opgenomen in een woonzorgcentrum. Dit vindt de fractie AOV/OU55+ een zorgelijke en ongewenste ontwikkeling. Er wordt een steeds groter beroep gedaan op mantelzorg en op vrijwilligers. De fractie AOV/OU55+ vindt dat de prioriteit in eerste instantie bij de professionele zorghulp moet liggen. De vraag doet zich voor in hoeverre de participatie van de patiëntenplatforms wordt aangetast door het ontwikkelen van een zorgvisie door de VNG en de zorgverzekeraars. Op diverse onderdelen van dit probleem zullen wij in commissieverband terugkomen. Het behoeft geen betoog dat de autokosten voor ouderen onevenredig zwaar door wegen. Bij een voortdurend zwaardere belasting van de auto spelen factoren een rol zoals belasting van het milieu, fileproblemen en woonwerkverkeer. De oudere automobilist neemt niet deel aan het woonwerkverkeer en zal ook niet - of althans in geringe mate - aan het spitsverkeer deelnemen. 13
14 september 1998
Doordat zijn inkomen nauwelijks of geen gelijke tred houdt met de vele prijsstijgingen en hij bij de verdeling van het nationale inkomen achter is gebleven, kan de oudere en/of gehandicapte automobilist zijn auto niet meer betalen. Het gevolg is dat betrokkenen geremd worden in hun sociale contacten en in een isolement terechtkomen. In de Welzijnsnota 1997-2000 wordt juist gepleit voor het onderhouden van sociale contacten. De extra randstedelijke wegenbelasting, het rekeningrijden, hoeft voor onze fractie niet. Mochten de staten hier toch toe besluiten, dan zal de uitvoering van rekeningrijden betaalbaar, uitvoerbaar en acceptabel moeten zijn. De automobilist moet een keuze kunnen maken. De AOV/OU55+ zal ervoor pleiten dat ouderen en gehandicapten daarvan worden vrijgesteld. Daartoe moet een speciaal vignet of een speciale chip worden ontwikkeld, uiteraard onder voorwaarden om fraude te voorkomen. Het openbaar vervoer zal een algemene nutsvoorziening moeten blijven. De provincie moet dit als een maatschappelijke plicht beschouwen. De treintaxi, de belbus en de ketenkaart voor gehandicapten hebben onze aandacht. Zolang de minister van Verkeer en Waterstaat onnodig blijft investeren in het opstarten van internationale prestigeprojecten zoals de HSL en de Betuwelijn en gelden blijft reserveren voor tegenvallers, zal bij ongewijzigd beleid een aantal goede, al jaren om uitwerking vragende plannen in Noord-Holland onaanvaardbaar lang uitgesteld of niet uitgevoerd worden. Onze fractie vindt voortzetting van een dergelijk beleid onaanvaardbaar. De fractie AOV/OU55+ is een groot voorstander van het verbeteren en betaalbaar houden van woningen in de binnensteden. De zogenaamde stadsverdichting mag echter niet leiden tot verpaupering en gettovorming door het achteruitgaan van leefomstandigheden. Onze fractie streeft naar behoud van leefbaarheid in de kleine kernen. Bij het ontwikkelen van nieuwe ruimtelijke plannen moet een "oudereneffectrapportage" verplicht worden gesteld. Onze fractie herziet haar standpunt ten aanzien van de locatie voor een overslaghaven in de havenmond van IJmuiden. Deze bevindt zich aan de rand van een recreatiegebied. Geluid- en stofoverlast maken dit niet tot een ideale keuze. Gevoegd bij de ongunstige infrastructuur, die dwars door IJmuiden gaat, is dit voor ons reden om dit gedeelte van het masterplan af te wijzen. De fractie AOV/OU55+ accepteert niet meer dat de economie ongebreideld groeit ten koste van het milieu. Ook over Schiphol kan ik kort zijn. Het beleid op dit punt is ontspoord met alle gevolgen van dien. Alle ontwikkelingen op en rondom Schiphol mogen het milieu en het woon-, werk- en leefklimaat van de inwoners van Noord-Holland niet aantasten. De geluidsnormen mogen niet overschreden worden en de veiligheid van de bewoners mag niet in het geding komen. Het provinciaal bestuur zal bij de
controle op de naleving van de te nemen maatregelen het voortouw moeten nemen. De fractie AOV/OU55+ is van mening dat het IJsselmeer niet verder ingepolderd mag worden voor welke doeleinden dan ook. De recreatieve functie van dit meer en de bufferopslag van water dienen tot in lengte van jaren gewaarborgd te blijven. Alleen haven- en watergebonden activiteiten mogen aan het IJsselmeer plaatsvinden. De recente wateroverlast in Noord-Holland vergt grote aandacht voor de waterhuishouding in onze provincie. Voor de verdere ontwikkeling van recreatie en toerisme is een veilig, regiodekkend fietspadenstelsel van groot belang. Recreatieterreinen moeten goed toegankelijk zijn voor ouderen en gehandicapten. Tevens dienen er voldoende sanitaire voorzieningen te zijn. Voor ouderen en gehandicapten dient een gereduceerde toegangsprijs te gelden. Bij de invoering van toeristenbelasting moet eerst gekeken worden naar de inkomsten die de recreant toch al opbrengt. De fractie AOV/OU55+ geeft hoge prioriteit aan werkgelegenheid. Het wegtrekken van hoger opgeleiden door het ontbreken van acceptabele werkgelegenheid in de Kop van Noord-Holland is een slechte ontwikkeling. Het afstoten van taken bij de Koninklijke Marine in Den Helder verergert deze problemen. Onduidelijk is nog welke bezuinigingen de marine onder het net aangetreden kabinet te wachten staan. Welke compenserende maatregelen denken GS te nemen? Het actieplan "Kop of munt" is niet voldoende om de nieuwe ontwikkelingen het hoofd te bieden. De vergrijzing van de bemanning van de vissersvloot van Den Helder en van Texel - buiten de marine de grootste werkgever aldaar - en onvoldoende aanmeldingen op de visserijschool in Den Helder om leegloop bij de visserijsector te compenseren, baren de fractie AOV/OU55+ grote zorgen. Gaarne een reactie van GS hierop. Over de landbouw kan ik kort zijn. Wij hebben de afgelopen jaren op positieve wijze de voorstellen om op termijn te komen tot een duurzame land- en tuinbouw ondersteund. Aan de ongebreidelde groei van de gemeentelijke belastingtarieven moet op zeer korte termijn een halt worden toegeroepen. Dit is een zaak van gemeenten, maar wij willen de provincie vragen, hierop invloed uit te oefenen. Voorzitter: Tielrooij De heer Lauxtermann (fractie Lauxtermann c.s.): Mijnheer de voorzitter! Onze fractie wil graag reageren op het beleidsplan en de begroting voor 1999. Wij zullen onze reactie hoofdstuksgewijs presenteren. Wij onderscheiden de volgende onderwerpen: a. het algemeen financiële gedeelte; b. het analyseren van het al dan niet door het college honoreren van door ons voorgestelde speerpunten; 14
14 september 1998
c. het doen van aanbevelingen en voorstellen voor de definitieve begroting van volgend jaar. Ten aanzien van het algemeen financiële gedeelte merken wij op dat de begroting een goed inzicht geeft in de voorgenomen uitgaven en de verwachte inkomsten. Hetzelfde kan gezegd worden van de vermogenspositie die nog steeds - op z'n zachtst gezegd - stevig te noemen is. Er is ruimte ter grootte van 29 mln. voor nieuw beleid opgebouwd. De posterioriteiten bedragen ongeveer 2,2 mln. Van de beschikbare ruimte wordt 2,6 mln. niet besteed en derhalve aan de saldireserve toegevoegd. Ervan afgezien dat onze fractie dat een beetje gekunsteld vindt, stijgt daardoor de saldireserve ons inziens wel tamelijk fors boven het streefpercentage van 10% van de algemene dekkingsmiddelen ad 41,4 mln. Het valt daarbij op dat de toevoeging aan de saldireserve vrijwel overeenkomt met de geraamde posterioriteiten. Wij vinden deze toevoeging mede daardoor niet nodig. De opbrengsten van de posterioriteiten zijn immers bedoeld om ruimte voor nieuw beleid te scheppen en niet om de saldireserve en dus de vermogenspositie van de provincie via een omweg onnodig te versterken. Voorzitter! In het debat van 11 mei jongstleden hebben wij een aantal speerpunten voor het beleid aangegeven. Zoals zal zijn opgevallen, hebben wij ons bij deze speerpunten niet beperkt tot alleen het ouderenbeleid. Wij zullen ze overigens niet allemaal opsommen. In bijlage 1 van de reactie op onze inbreng tijdens dat debat gaat het college min of meer uitvoerig op de volgende zaken in: zorg, ouderenhuisvesting en wonen-plus, stedelijke vernieuwing, bereikbaarheid Schiphol, armoedebestrijding en ten slotte - via het antwoord aan de PvdA - uitbreiding Stimuleringsregeling ouderenhuisvesting tot gehandicapten. In die reactie wordt echter voorbijgegaan aan door ons belangrijk geachte onderwerpen zoals dak- en thuislozenopvang, vernieuwing ten behoeve van leefbaarheid en bereikbaarheid van voorzieningen op het platteland en ten slotte jeugdaccommodaties. In hoofdstuk 2, de daden, wordt evenmin ingegaan op de onderwerpen opvang van dak- en thuislozen en vernieuwing inzake leefbaarheid en bereikbaarheid van voorzieningen op het platteland, maar wel op jeugdaccommodaties, namelijk onder het hoofdstuk huisvesting bureaus jeugdzorg. Het college neemt zich voor, hiervoor structureel 1 mln. per jaar ter beschikking te stellen. Dat heeft onze volledige steun. Voorts worden in genoemd hoofdstuk onze speerpunten stimulering ouderenhuisvesting en wonen-plus, zorgvernieuwing en verkeer en vervoer verder uitgewerkt. Voor de eerste twee punten zijn ook gelden gevoteerd, respectievelijk eenmalig 3 mln. en ruim 2 mln. Voor verkeer en vervoer werden geen gelden gevoteerd omdat een aantal activiteiten op dit gebied nog in voorbereiding is en aansluiting gezocht zal
worden bij het nationaal verkeers- en vervoersplan. Voorzitter! Zo komen wij ten slotte op onze aanbevelingen en voorstellen. Wij vinden dat er 1 mln. extra gevoteerd moet worden voor de Stimuleringsregeling ouderenhuisvesting en wonenplus, zeker gezien de voortschrijdende reductie van plaatsen in de verzorgingshuizen. Wij zullen de ontwikkelingen op het terrein van de zorgvernieuwing kritisch volgen in de desbetreffende adviescommissie en voor de tweede termijn in november aanstaande ons standpunt nader bepalen. Wij zullen eventueel via de commissie aanvullende voorstellen doen. In de desbetreffende commissie zullen wij de nadere uitwerking van het verkeers- en vervoersbeleid en de aanpassing aan het nationale verkeers- en vervoersplan met interesse volgen. Ten aanzien van de opvang van dak- en thuislozen zien wij gaarne alsnog in de commissie Zorg een nota van het college tegemoet, waarin het zijn visie op dat gebied van zorg nader uiteenzet. Voorzitter! Wij hebben begrepen dat eventuele moties en amendementen via de adviescommissie kunnen worden aangekondigd. Indien nodig, zullen wij die weg volgen. Vooralsnog laten wij u weten dat naar onze mening de benodigde gelden in verband met honorering van nadere wensen - direct naar aanleiding van dit debat, dan wel indirect via de te verwachten moties en amendementen - ten laste dienen te komen van de ons inziens te ruime saldireserve en/of de reserve onvoorzien. Wij zien met belangstelling de reactie van het college tegemoet. Voorzitter: Van Kemenade De heer Kruijmer (RPF/GPV): Mijnheer de voorzitter! Met waardering hebben wij weer kennis genomen van uw begroting. Ook de manier waarop het college is ingegaan op de inbreng van de RPF/GPV bij de voorbeschouwingen in mei jongstleden stemt ons tevreden. Over de concrete antwoorden zou zeker nog iets te zeggen zijn, echter in deze algemene beschouwingen zal ik dit achterwege laten. De behandeling van de begroting in de commissies geeft daar nog alle ruimte toe. In deze algemene beschouwingen zal ik nu zeker niet streven naar volledigheid, maar mij beperken tot enkele onderwerpen van de begroting. Ik begin met een enkele opmerking over de provincie nieuwe stijl. Wanneer ik de beleidsbegroting van 1998 vergelijk met die van 1999, dan valt op dat het college zich nog meer wil richten op de regio. Er wordt ook een concretere invulling aan gegeven. Het is wel een bewijs dat zich tussen de gemeente en de provincie veel afspeelt. Alom leeft in de provincies de wens om de relatie met de regio te verstevigen. Dit streven is uiteraard gediend met een goede regionale samenwerking van de betrokken gemeentes. Er vindt daar echter toch een vervelende ontwikkeling plaats. De ene na de andere 15
14 september 1998
centrumgemeente breekt de regionale samenwerking af of zet die op een zeer laag pitje. Voor ons is een centrumgemeente pas een echte centrumgemeente wanneer zij voorop gaat in de regionale samenwerking. Een hertaxatie van de rol van de centrumgemeenten door de provincie lijkt ons onvermijdelijk. Verder komen wij in de begroting een nieuwe bestuurlijke constructie tussen gemeente en provincie tegen: de coördinatiecommissie, de COCO. Dit is echter een commissie die niet democratisch gekozen is; een commissie met een onduidelijke democratische controle. Voor de RPF/GPV-fractie is het zeker dat dit ten koste gaat van een goed functioneren van de democratie, maar misschien heeft dat niet meer de hoogste prioriteit. Het is zeer duidelijk dat het werken in het drielagenmodel van Thorbecke - gemeente, provincie en Rijk - zeker op het regionale aspect tekortschiet. Voorzitter! Hoe anders is het met de regie van de verwijdering van het afval in Nederland, die op dit moment bij de provincie ligt. Er is sprake van een schaalvergroting aan de marktzijde. Het Rijk reageert daar flexibel op: dan ook schaalvergroting aan de bestuurskant en de regie gaat van de provincie naar het Rijk. Het bestuur volgt de schaalgrootte van het maatschappelijke onderwerp. Dat is modern bestuur waarmee recht wordt gedaan aan het hoofdcriterium voor de bestuurlijke organisaties, dat wil zeggen: maximale dekking van de schaal van het maatschappelijk onderwerp en door het bijbehorend bestuur. Ik vraag even aandacht voor een maatschappelijk probleem dat zich afspeelt tussen de gemeentelijke en provinciale laag en dan doel ik op het probleem van de verwijdering van een twaalftal woonschepen uit de Haarlemmermeerse Ringvaart in het Amsterdamse bos. Is dit nu niet bij uitstek een gelegenheid voor de provincie om, nu woonbootbewoners, het gemeentebestuur en de -raden het oneens zijn over de oplossing, zich te laten gelden en het voortouw te nemen om deze zaak tot een oplossing te brengen? Dit kan bijvoorbeeld door de aangedragen locaties aan een grondig nautisch onderzoek te onderwerpen en daaruit de meest geschikte te kiezen. Het is bijzonder jammer - terwijl de jaarrekening 1997 toch goed op tijd was - dat wij net op het nippertje het antwoord hebben gekregen op de vragen van de Rekeningencommissie. Eigenlijk is dit te laat. Wij gaan ervan uit dat die antwoorden volgend jaar wel ruim op tijd zijn. Voorzitter! Bij de voorbeschouwingen in mei ben ik uitgebreid op de financiën ingegaan. Ik zal dat niet allemaal herhalen, maar volstaan met enkele hoofdzaken. Op financieel gebied zien wij bij de provincie het volgende: - structurele overschotten op de begroting, deze keer oplopend tot 32 mln. in 2003; - een netto saldireserve van 40 mln. en dat is wederom boven de 10%-norm; de accountant zegt dat
het tijd wordt om hier een maximum voor af te spreken, mede in relatie met de eigen inkomsten, te weten de opcenten van de wegenbelasting; - een totaal van alle reserves van 1378 mln., ongeveer twee keer het totale begrotingsbedrag van 700 mln.; - een totale investering voor nieuw beleid van 70 mln., 10% van de begroting, is ook uitzonderlijk hoog. Als de provincie een bedrijf was, zou haar financiële positie ijzersterk zijn, maar de aandeelhouders zouden er in dat geval zeker niet zoveel geld in laten zitten. Is dit de norm voor alle provincies in Nederland? De begroting van de provincie Gelderland - overigens met een uitstekende productbegroting - bevat op een totaal van 800 mln. reserves tot een bedrag van 224 mln. Op een begroting die 100 mln. lager is heeft Noord-Holland ruim 1 mld. meer aan reserves. In Gelderland is er een saldireserve van bijna 3 mln. en in NoordHolland 40 mln. Overigens kent Gelderland ook oplopende begrotingsoverschotten tot het jaar 2002. Uit de knipselkrant van vorige week blijkt dat deze vergelijking ook geldt voor alle andere provincies. Het is goed om dit punt op de agenda van de commissie Middelen te plaatsen. Nogmaals, als bedrijf is de financiële positie van de provincie ijzersterk, maar als overheid werkend met geld van de burger vinden wij dit ongewenst. Het kan echt wel wat minder. De RPF/GPV-fractie zal een motie indienen om de belastingdruk van de burgers te verminderen door middel van het verlagen van de opcenten op de wegenbelasting. Wij zijn ervan overtuigd dat dit mogelijk is met behoud van het aantrekkelijke etiket van de investerende overheid. Nog één opmerking over de begroting van Gelderland. Kijkend naar de subsidiestromen in die begroting valt het op dat de regionalisatie daar veel verder is doorgedrongen: geen subsidies aan enkele grote welzijnsinstellingen, maar vele kleinere subsidies aan meer regionale instellingen en instellingen werkzaam op bepaalde maatschappelijke terreinen. Daaronder vinden wij ook subsidie aan identiteitsgebonden maatschappelijke werk. Voorzitter! Ik kan kort zijn over de reorganisatie, de formatiereductie en de structurele bezuiniging door alleen weer te geven wat ik waarneem. Ik zet een drietal jaren op een rij. Voor 1997 baseer ik mij op de rekening en voor de jaren 1998 en 1999 op de begroting. Er is een duidelijke afname van de formatie, namelijk van 1483 fte's naar 1423 fte's. Daar staat tegenover dat de salarislasten toenemen van 120 mln. tot 130 mln., terwijl afgesproken was dat de salarislasten met 10 mln. zouden afnemen. Uiteraard zijn wij nieuwsgierig naar de verklaring van het college. Wederom worden in de begroting de benodigde gelden gevoteerd voor de infrastructuur. Uit de jaarrekeningen blijkt echter dat in de voorgaande jaren de werkelijke investeringen ver achtergebleven zijn bij de begroting. In 1996 en 1997 werd maar ongeveer de helft uitgevoerd. Het zal duidelijk zijn 16
14 september 1998
dat wij met enige vragen naar dit onderdeel van de begroting kijken. Voorzitter! Mobiliteit, economie en solidariteit hangen nauw met elkaar samen. Eén van de oorzaken van de voortdurende toename van de mobiliteit is ontegenzeggelijk de toename van de bedrijvigheid. Die leidt tot meer woonwerkverkeer, vrachtvervoer enzovoorts, ondanks alle maatregelen op het terrein van het openbaar vervoer. Ik noem ook de bedrijvigheid waar de provincie geen invloed op heeft, zoals de ontwikkelingen in Amsterdam met betrekking tot de Zuidas. De provincie heeft wel te maken met de bijbehorende mobiliteit. Wij vinden het met het oog op de maatschappelijke overlast van de mobiliteit om twee redenen niet gewenst, te streven naar een maximale toename van de bedrijvigheid in onze provincie. Wij kunnen dit de burgers niet aandoen. Ik wijs ook op de noodzakelijke solidariteit met de noordelijke en oostelijke provincies. Juist deze provincies hebben bedrijvigheid nodig en zij hebben daar ook de ruimte voor. Praktisch wil dit voor de RPF/GPV-fractie zeggen dat zij zeer kritisch zal kijken naar de verdere ontwikkeling van het masterplan Noordzeekanaal en ook naar de snelheid waarmee dit wordt uitgevoerd. Over Schiphol het volgende: voorstanders van de Noordzee-optie maken soms de opmerking dat Schiphol dan onbeperkt kan groeien zonder daarbij te noemen dat dit dan ook geldt voor de bijbehorende mobiliteit in de provincie Noord-Holland. Dit zal naar onze opvatting op onoplosbare problemen stuiten. Voorzitter! Ik zou veel kunnen vragen over de debatten van de toekomst, maar ik laat dat aan anderen over. Het statenlidmaatschap wordt vrijwel een fulltime job als je dit allemaal wilt volgen. Dit geldt zeker voor een eenmansfractie. Ik maak een enkele opmerking over het toekomstige debat over de maatschappelijke dynamiek. Een ieder zal het met mij eens zijn dat dit onderwerp op vele manieren in discussie gebracht kan worden. Ook de RPF/GPVfractie heeft haar voorkeur. Wanneer wij het over onze samenleving, onze cultuur hebben, is het goed, even naar de fundamenten van onze samenleving, onze cultuur te kijken. Bij samenleving denken wij aan de manier van leven, normen en waarden met als afgeleiden: regelgeving, Grondwet enzovoorts. Ik denk, dat gesteld kan worden dat de wortels van onze samenleving liggen in het Griekse denken, het christendom en de verlichting c.q. het humanisme. Eeuwenlang is het denken in Europa beheerst door vragen over gerechtigheid, waarheid, barmhartigheid, eerlijkheid, schoonheid enzovoorts. Dit waren de innerlijke motivaties voor ons handelen. Wanneer deze innerlijke motivaties verdwijnen, dan raakt ook de samenleving op drift. Ik geloof zeker dat wij momenteel in deze fase leven. Uniek in de geschiedenis is in Nederland, maar ook in andere landen van Europa, de ontmoeting met de andere grote wereldculturen door de aanwezigheid van
de minderheidsgroeperingen. Hoewel die andere culturen ook eeuwenlang de mogelijkheid gehad hebben, zich te ontwikkelen, moeten wij constateren dat vele bewoners hun vaderland verlaten om het in onze westerse samenleving beter te krijgen. In plaats dat gekozen is voor integratie van deze culturen, is gekozen voor relativering van de culturen. Het zijn allemaal culturen en ze hebben allemaal wel iets goeds. Door al het goede uit de verschillende culturen bijeen te voegen, zou een nieuwe, nog betere cultuur te construeren zijn. Naar onze mening is dit een enorme misvatting over het wezen van een cultuur en het doet zeker geen recht aan de eigen cultuur. De indruk wordt weleens gewekt dat onze samenleving los gemaakt moet worden van haar wortels. Gedogen kan dan een hogere prioriteit krijgen dan gerechtigheid, waarheid en verantwoordelijkheid. Deugden zoals bescheidenheid, eerlijkheid, zelfbeheersing enzovoorts raken op de achtergrond .... Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Voorzitter! Wat bedoelt de heer Kruijmer met het doorsnijden van de wortels van onze samenleving? Zijn deugden zoals eerlijkheid niet aanwezig in andere culturen? De heer Kruijmer (RPF/GPV): Zoals ik heb gezegd, liggen de wortels van onze cultuur in het Griekse denken, het humanisme en het christendom. Daar liggen de diepere motivaties voor ons handelen. Wanneer het contact met die wortels verdwijnt, raakt de samenleving op drift. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Waarom zou het contact met die wortels verdwijnen als er nieuwe wortels bijkomen? De heer Kruijmer (RPF/GPV): Het lijkt mij beter dat ik eerst mijn betoog op dit punt afrond. De voorzitter: U bedoelt toch niet te zeggen dat deugden zoals bescheidenheid, eerlijkheid en solidariteit exclusieve waarden zijn van de westerse cultuur? De heer Kruijmer (RPF/GPV): Dat zeg ik niet. Ik zie een bepaalde ontwikkeling in onze cultuur. Mevrouw Van Gaalen-Haanstra (VVD): U geeft geen antwoord op de vraag van de voorzitter! Ik stel er prijs op dat u dit wel doet. De heer Kruijmer (RPF/GPV): Ik heb zojuist aangegeven dat ik dat niet gezegd heb. De voorzitter: Uw tekst wekte de indruk dat bepaalde waarden die u opsomde, verloren zouden gaan ten gevolge van het feit dat ook andere culturen een rol spelen. De heer Kruijmer (RPF/GPV): Het is absoluut niet 17
14 september 1998
mijn bedoeling, die indruk te wekken. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): U beschouwt ze meer als een versterking. De heer Kruijmer (RPF/GPV): Deugden zoals bescheidenheid, eerlijkheid en zelfbeheersing raken op de achtergrond. De grote deugd wordt tolerantie. Voorzitter! Waar de innerlijke motivaties van weleer wegvallen - dat heeft te maken met het wezen van de mens - wordt die plaats ingenomen door anderen zaken, andere motivaties zoals materiële groei, geld, genot, verregaande individualisering. Iets wordt goed omdat het geld opbrengt; iets wordt goed omdat het economische groei oplevert. De oorspronkelijke betekenis van concurrentie - een sportieve wedijver om het beste product te leveren verwordt tot het elkaar economisch naar het leven staan, elkaar economisch van het leven beroven. Wij zien dan ook een afnemende zorg voor goede deugden, normen en waarden. De geëigende plaats om deze zaken te onderhouden en door te geven, is naar onze opvatting het gezin. Dat kost inspanning van de ouders maar zij leveren op die manier de beste bijdrage aan een goede samenleving. Dit gebeurt nu in afnemende mate en dat heeft een zekere negatieve invloed op de samenleving. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Kunt u ten behoeve van een correcte beantwoording door het college aangeven uit welke feiten u afleidt dat die normen en waarden een steeds ondergeschiktere plaats innemen in de samenleving? De heer Kruijmer (RPF/GPV): Daar kom ik gelijk op. Degene die enigszins de ontwikkelingen volgt in het onderwijs ziet dat er een groeiende groep kinderen het onderwijs binnentreedt met nauwelijks nog notie van een aantal goede normen. De achteruitgang van de functie van het gezin wreekt zich ook hier. Klassenverkleining lost dit vraagstuk niet op. En ook de oproep van het tweede paarse kabinet voor meer saamhorigheid en het meer delen van verantwoordelijkheid schiet hiervoor tekort. Willen wij iets aan deze ontwikkeling doen - de overheid kan en moet daar ook een rol in spelen - dan moeten wij dieper graven en een discussie opstarten die in een richting gaat zoals ik heb aangegeven. Ik hoop dat dit punt in het debat over onze toekomstige samenleving een plaats kan krijgen. Ik sluit af met nog een paar opmerkingen over een enkel woord dat ik tegenkwam in de begroting. Ik verwijs naar de overzichten en meerjarenplanning op blz. 46. Het gaat mij om het woordje "vervalt" en iets links daarvan staat een bedrag van 20 mln. In feite wil dit zeggen: een meevaller van 20 mln. Ik heb nauwgezet de begroting nagezocht of er iets met deze enorme meevaller is gedaan, maar ik heb het niet kunnen vinden. Het zal duidelijk zijn dat ik het over de biomassavergasser heb. Dit bedrag was bedoeld voor de bevordering van milieuvriendelijke
energieopwekking. Wij zullen een motie indienen waarin wordt voorgesteld om dit bedrag geheel of gedeeltelijk een bestemming te geven ten behoeve van milieuvriendelijke energie. Het Afsluitdijkproject zal nog wel enkele jaren doorgaan en daarom denken wij vooral aan de bevordering van zonneenergie. Mevrouw Van Gaalen-Haanstra (VVD): Volgens mij heeft de heer Kruijmer nog gaan antwoord gegeven op de vraag van gedeputeerde Meijdam. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Mijn vraag was welke feiten u leiden tot het uiten van uw opvattingen over het verval van normen en waarden. Ik heb u alleen bepaalde gevoelens horen uiten, maar die worden niet onderbouwd door feiten. Het is duidelijk dat veel dingen anders gaan dan wij willen, maar ik vind het te ver gaan en ook te pessimistisch om dan te zeggen dat er een algemene beweging in de samenleving te constateren is die ertoe leidt dat hetgeen wij waardevol achten, teloor gaat. Als u dit soort stellige uitspraken doet, moet u die met feiten staven. Anders wekt u de indruk dat uw opvattingen superieur zijn aan die van de buurman en ik weet zeker dat u dat niet heeft willen betogen. De heer Kruijmer (RPF/GPV): Dat is toch algemeen bekend? De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Dan maak ik bezwaar tegen uw opvattingen. U poneert de stelling dat algemene normen en waarden teloor gaan, maar bij de onderbouwing daarvan komt u niet verder dan de uitspraak dat dit algemeen bekend is. Dat is een armoedig verhaal en het is jammer dat u dit met zoveel stelligheid naar voren brengt. De heer Kruijmer (RPF/GPV): In het Parool van 8 augustus 1998 stond een zeer omvangrijk artikel over deze materie. In de media is dit voortdurend aan de orde. Niet voor niets geeft Paars 2 hier aandacht aan. Mevrouw Goijert (CDA): Ik wijs de heer Meijdam erop dat er onlangs in Trouw een heel aardig artikel over dit onderwerp is verschenen, overigens afkomstig van het wetenschappelijk bureau van de VVD. Ik ben het wel met hem eens dat dergelijke uitspraken beter onderbouwd moeten worden. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Dat bedoel ik nu. Je moet dit soort opvattingen niet als postulaten naar voren brengen. Zij moeten met kracht van argumenten onderbouwd worden. Dat heb ik gemist in het betoog van de heer Kruijmer en daardoor krijgt de discussie een verkeerde lading. Er worden al te veel van dit soort discussies gevoerd op grond van onbewezen stellingen, waarbij wordt ingespeeld op gevoelens. Mevrouw Goijert (CDA): Dit gevoel leeft wel in de 18
14 september 1998
samenleving. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Precies! Juist het inspelen op gevoelens in de samenleving dwingt ons als politici tot verantwoordelijk gedrag. Wij dienen opvattingen te onderbouwen met feiten. Doen wij dit niet dan worden wij geconfronteerd met ontwikkelingen die niet meer te beheersen zijn en dat is kwalijk. De heer Kruijmer (RPF/GPV): Uiteraard heb ik eraan gedacht om dit onderdeel van mijn betoog wat uitgebreider te belichten. Ik heb echter in totaal maar 15 minuten spreektijd, dus was ik gedwongen om het zo kort mogelijk te houden. De heer Meijdam kan overigens niet volhouden dat er niets aan de hand is in de samenleving. In alle politieke partijen wordt hier al jarenlang over gediscussieerd, ook in zijn eigen partij. De heer Van Wijk (Onafhankelijke): Voorzitter! Het rijksbeleid is erop gericht om de collectieve lastendruk zoveel mogelijk in evenwicht te houden. Krijgen de burgers misschien een waardebon om hun foto aan de muur te hangen? De laatste huurverhoging heeft tot stopzetting van huursubsidie geleid, waardoor duizenden gezinnen, waaronder veel ouderen, de dupe zijn geworden en letterlijk en figuurlijk op straat zijn komen te staan, omdat goedkope huurwoningen niet in voorraad zijn. Ook de verhoogde waterschapsheffingen geven daar aanleiding toe. Bezwaarschriften die zijn ingediend bij de waterschappen worden beantwoord met de mededeling dat daarvoor de Zalm-snip gebruikt moet worden. Een beschamend antwoord! Ook de komende ecotaxverhoging wordt weer een aanslag op de burger. Het is weer een lastenverhoging voor de uitkeringsgerechtigden. Het kabinet snoeit te veel in de budgetten van de vier grote steden, waardoor veel groepen in onze samenleving niet meer in staat zijn om de lasten nog op te brengen. Volgend jaar is er weer koopkrachtverlies voor de ouderen. Verkiezingsbeloften? In het jaar 2005 wil men ook de AOW halveren. De werkgevers en hun organisaties vergeten dat zij rijk zijn geworden door deze AOW'ers. De enorme overschotten van de pensioenfondsen kunnen nuttig gebruikt worden voor de verpleeg- en thuiszorg aan ouderen. Zij mogen niet teruggestort worden in de kas van de multinationals. Aan armoedebestrijding is tot op heden weinig of niets gedaan. Er zal veel veranderd en verbeterd moeten worden. Ik denk dat er op korte termijn een plan van aanpak moet komen. Het is wenselijk om in probleemwijken of -regio's welzijnswerkers aan te stellen om wrijvingen te voorkomen, probleemgezinnen te begeleiden en de veiligheid van de burger te verbeteren. Ook opvang en scholing van jongeren zullen versneld moeten worden aangepakt, voordat het werkelijk uit de hand loopt. Schiphol, een tragedie of een klucht? Zeppelins
bouwen om deze vliegende brandbommen op Schiphol te laten landen? Het vrachtautoverkeer is nog steeds een verkeerslast. Vrachtauto's veroorzaken te veel ongelukken op de wegen en daarmee te veel fileleed. Zijn de chauffeurs te jong, te onervaren, te roekeloos of zijn er te lange rijtijden onder druk van de werkgevers? Het is jammer dat Amsterdam de verbreding van de Coentunnel weer tegenwerkt. Gelukkig is er geen stadsprovincie! Het is wel verheugend dat het vrachtvervoer over water toeneemt; nu nog het railvervoer, dat is goed voor de werkgelegenheid. Voorzitter! Landbouw. Er moet geld komen om de biologisch geteelde gewassen en producten in Noord-Holland beter bekend te maken. Hotel De Boerenkamer moet subsidie krijgen, anders heeft het geen bestaansrecht meer. Voorzitter! De meeste boeren trekken weg uit de veenweidegebieden omdat een goede bedrijfsvoering niet meer haalbaar is. Staatsbosbeheer heeft de pachtverhogingen in 14 jaar verhoogd met 790%. De boeren hebben dan ook geen goed woord over voor staatsbosbeheer. Ik zal de gedeputeerde een tabelletje ter zake overhandigen. Voorzitter! Er wordt veel geld uitgegeven aan de toekomstvisie 2030. Alleen maar om 30 jaar te praten? Of wordt er in het jaar 2000 een begin gemaakt om de HSL en de Betuwelijn ondergronds aan te leggen? Wordt er dan ook gestart met de aanleg van lightrail- en monorailverbindingen? Telecommunicatie, nieuwe technieken enzovoorts zullen in het jaar 2000 vele ontwikkelingen te zien geven. Amerikaanse geleerden hebben voorspeld dat over 120 jaar de eerste aardbewoners op de planeet Mars kunnen leven. Een luchthaven voor de kust zal, zoals bekend, zeer zeker al drie keer zo groot moeten zijn, want het luchtverkeer zal enorm toenemen. Toch vliegende schotels? Ook zullen er enorme draagvleugelboten komen, die dan rondom deze luchthaven kunnen afmeren en de vrachten lossen en laden. De infrastructuur zal daarop aangepast moeten zijn. De financiering van al deze megaprojecten mag geen probleem zijn voor de financiers; langlopende leningen, van honderd of tweehonderd jaar, tegen de laagst mogelijke rente, moeten geen bezwaar zijn. De ontwikkelingen op het gebied van chips zullen voor onze hedendaagse begrippen onvoorstelbaar zijn. Ik denk dat er op de kortst mogelijke termijn een chip ontwikkeld wordt die geïmplanteerd kan worden bij reageerbuisbabies. Als zij volgroeid zijn, zullen zij geen onderwijs meer nodig hebben of ziektes meer krijgen en zullen zij op een bepaalde leeftijd gaan leven op Mars. Voorzitter! Volgend jaar zijn er verkiezingen. Kan ik er nog een tweede periode aan vastkoppelen? Dat is toekomstmuziek. Voorzitter! Er is vrij veel geld beschikbaar voor 1999, dat gebruikt moet worden voor de verbetering van de ouderenzorg en voor werkgelegenheidsprojecten voor jongeren. Daardoor 19
14 september 1998
zal ook de veiligheid op straat weer toenemen en kunnen de probleemgebieden worden aangepakt. Dit is mijn bijdrage voor 1999. Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): Voorzitter! "Vlak voor we deze eeuw afsluiten, sluiten we ook de huidige statenperiode af". Deze woorden citeer ik uit het beleidsplan 1999, bladzijde 5. Inderdaad, het is dan ook eigenlijk de laatste keer in deze periode dat wij nog enige opmerkingen mogen plaatsen bij een beleidsplan. Weliswaar wordt in november aanstaande het definitieve besluit genomen, maar over de daadwerkelijke wijzigingen die iedere partij nog zou willen aanbrengen, wordt voor het overgrote deel voor die datum besloten en niet alleen in de commissies waar deze begroting wordt behandeld. Nadrukkelijk verklaren GS dan ook op bladzijde 33: "ook zullen wij daarin eventuele wijzigingen" - en daarmee bedoelen ze natuurlijk de begroting - "op grond van uw algemene beschouwingen" - vandaag dus - "èn de adviezen van de commissies opnemen". En dat houdt dus automatisch in dat wellicht grote importante wijzigingen die de commissies overschrijden, nu aan de orde komen. Dat hopen wij dan maar. Voorzitter! Het beleidsplan 1999 ziet er uitnemend uit. Dat meen ik eerlijk. De indeling is voortreffelijk en er wordt ook duidelijk aangehaald welke inbreng de partijen in mei van dit jaar hadden. Tevens komt dan ook in de bijlagen nog een aparte beantwoording van diverse detailvragen. Overigens, als ik zeg dat het beleidsplan er goed uitziet, houdt dat natuurlijk niet in dat De Groenen het automatisch volledig eens zijn met de uitspraken gedaan in dit beleidsplan. Natuurlijk, als wij - De Groenen - als één van onze hoofdpunten aanhalen dat Schiphol moet worden teruggedrongen, verwachten wij enerzijds niet dat het college prompt met een opzienbarende uitspraak zal komen en verklaart dat het bij nader inzien een kleiner Schiphol wil hebben. Anderzijds vinden wij het toch jammer dat, wanneer wij hebben aangevoerd dat het noodzakelijk is om te komen tot een duurzame, kleinschalige economie, dit punt in het geheel niet terugkomt. Om even op dat laatste door te gaan, wij zijn het eens met het college dat er belangrijke investeringen moeten worden gedaan ter verdere stimulering van de economie. Zeker wanneer de redenatie van het college zou zijn dat met de stimulering van de economie met name gedacht moet worden aan bijvoorbeeld: beleidsvernieuwing bodemsanering, financiering groenprojecten, agrarisch natuurbeheer en nog zo'n tiental zaken die voornamelijk vallen onder paragraaf 2.1.3: "leefbaarheid". De Groenen zijn van mening dat, indien het college het heeft over duurzame economische ontwikkeling, daar automatisch de leefbaarheid onder valt. Wij kunnen ons nauwelijks voorstellen dat het college een duurzame economische ontwikkeling op het oog heeft waarbij geen rekening
wordt gehouden met de leefbaarheid. Wanneer wij nu specifiek kijken naar die duurzame economische ontwikkeling, dan struikelen wij al onmiddellijk over het paragraafje "ontwikkeling van de luchtvaart". Met name de uitdrukking: "stagneert de groei" - en daarmee wordt de groei van de mainport Schiphol bedoeld - "dan zal ook de werkgelegenheidsgroei die Schiphol genereert, dalen". Waarom wordt er dan niet geïnvesteerd in kleinschalige duurzame economische projecten? Dan weten wij tenminste zeker dat er iets stijgt. Wij stellen daarbij niet de eis dat Schiphol dicht moet of iets dergelijks, maar een ieder weet nu dat het uitermate moeilijk is om een uitweg te vinden tussen alle maatregelen die de politiek zelf heeft gesteld ten opzichte van de grenzen van de groei van Schiphol, althans de groei van de vliegbewegingen c.q. de toevloed van passagiers. Al meerdere malen is die ruimte via een noodmaatregel vergroot. En nu het zich tevens laat aanzien dat die vijfde baan er voorlopig nog niet komt - het mag bekend worden verondersteld dat De Groenen daar blij mee zijn zitten wij toch met een acuut probleem. Is het dan niet mogelijk om als college een visie te ontwerpen waarbij Schiphol nou eens een keer niet als middelpunt wordt gezien, maar een stimulering van een andersoortige werkgelegenheid? De heer Poelmann (D66): Heb ik iets gemist? Gaat de aanleg van de vijfde baan niet door? Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): Ik hoor steeds hoopvolle geluiden. De datum van de aanleg van de vijfde baan wordt steeds verder vooruitgeschoven. Dat stemt mij hoopvol. Het kan zijn dat u een andere mening daarover heeft. De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): Ik kwalificeer dit als een trend uit het ongerijmde. Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): Ik hoop niet dat u veronderstelt dat De Groenen ongerijmd zijn. Wij vinden onszelf juist bijzonder gerijmd. Voorzitter! Het is toch niet ondenkbaar dat uiteindelijk in Den Haag de beslissing valt dat Schiphol niet wordt uitgebreid. De voorzitter: Misschien alleen voor binnenlandse vluchten! Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): Dan hoeven wij voorlopig die nieuwe snelle spoorbanen niet aan te leggen. Ik hoop dat wij dan binnenslands met zeppelins gaan vliegen. Ik denk overigens niet dat dit haalbaar is. Ik moet bij meer binnenlandse vluchten overigens niet aan het spitsuur denken. Ook kan het wel eens zijn dat er geen eiland voor de kust wordt aangelegd. De mogelijkheid blijft bestaan dat men de oplossing van het luchtvaartprobleem uiteindelijk te zamen met andere landen aanpakt en dat er een totaal andere oplossing 20
14 september 1998
uit de bus rolt dan wij nu in Nederland bedenken. Wij zijn uiteindelijk niet alleen op de wereld. Welnu, er is nog een bedrag over dat volgens het beleidsplan naar de saldireserves moet vloeien. Dat is in totaal 2,6 mln. Wij vinden dat onnodig. Wij hebben grote bewondering voor het financiële beleid. Ik complimenteer gedeputeerde staten daarmee, maar wij moeten niet overdrijven. Laten wij eerlijk zijn. De oorspronkelijke invulling van de begroting was ¦ 20.455.000,--. Na het bekend worden van alle meevallers is er op 25 augustus jongstleden - minder dan drie weken geleden dus - 6 mln. toegevoegd aan prioriteiten. Dan vind ik dat, als de staten het eens zouden zijn met deze totaalinvulling van ¦ 26.345.000,-- zij in ieder geval nog de beschikking moeten hebben over de genoemde 2,6 mln. voor de invulling van nog de laatste wensen. Wij zijn van mening dat er onder paragraaf 2.1.1 "duurzame economische ontwikkeling" best een subparagraafje kan komen, getiteld "stimulering kleinschalige economische activiteiten". Wij zijn van mening dat daarvoor 1 mln. gereserveerd moet worden. Ik hoor graag de mening van GS hierover. Voorzitter! Dan ligt er nog iets; een brief als reactie op motie 6.2 van 11 mei jongstleden. De heer Poelmann (D66): U houdt in uw berekening nog 1,6 mln. over. Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): U hebt niet goed geluisterd. Het betrof de invulling van laatste wensen. Ik neem aan dat ook D66 nog wensen heeft. Ik kom op de meer dan anderhalf jaar oude vraag om een schoolvideo die voorlichting geeft over de provincie. In het antwoord wordt gesproken over een TROS-film die aan de vooravond van de statenverkiezingen volgend jaar zal worden uitgezonden. Er wordt tevens bij gezegd dat deze productie een uitstekend alternatief kan zijn voor een eigen videofilm. Daarbij willen wij aantekenen dat dit dan een heel algemene film zal zijn, over alle provincies en dus niet gericht op Noord-Holland. Dat vinden wij jammer. Wij blijven het ook merkwaardig vinden dat er zulke bezwaren kleven aan de kosten van zo'n film. Genoemd wordt een bedrag van ¦ 100.000,--. Nu weet ik niet precies hoeveel nieuwe kiezers erbij komen, maar laat ik nu eens uitgaan van zo'n 20.000. Dan is dat een investering in voorlichting van gemiddeld ¦ 5,-- per persoon. Daar val ik niet van ondersteboven. Sterker nog, ik vind het een koopje. Ik vind het dan een beetje gênant dat in de brief wordt gesteld "doordat alle provincies meedoen, blijven de kosten laag, ¦ 8.000,--". Iets anders is het wanneer er in de brief sprake is van een op jongeren gerichte Internetsite. Internet heeft in de afgelopen twee jaar een grote vlucht genomen, terwijl wij op antwoord van GS wachtten; een veel grotere vlucht dan wij allen konden vermoeden. Wij zijn het dan ook roerend eens dat er met grote voortvarendheid aan zo'n interactieve site
met quiz en spelletjes moet worden gewerkt, om maar weer even te wijzen op een citaat in de brief. De kosten bedragen volgens opgave ¦ 50.000,--; niet aarzelen, maar ook onmiddellijk doen en wel vóór de verkiezingen van 1999. Wij willen graag dat GS ons verzekeren dat zo'n Internetsite er komt vóór de aanstaande verkiezingen. Of wachten wij weer twee jaar tot een of andere omroep of iemand anders het doet? Voorzitter! Ik vind het jammer dat het college in deze periode met hun beleidsplannen iets heeft gemist. Ik bedoel met "gemist" een soort daad, iets spectaculairs waarvan je achterover gaat zitten en zegt: kijk, hier doen GS iets heel bijzonders. Ik had dat leuk gevonden. Het zou de provincie echt op de kaart hebben gezet. De voorzitter: Al of niet op Internet, begrijp ik. Mevrouw Smit-Boerma (De Groenen): Zo ver is Internet nog niet. Ik noem een voorbeeld van iets spectaculairs, zoals de aanschaf van het schilderij Victory Boogie Woogie. Wij zijn daar niet voor, maar het is wel heel spectaculair. Dat heb ik gemist bij de provincie. Om een idee te geven, wij hadden graag gezien dat er geld was uitgetrokken voor de redding van de Bibliotheca Hermetica, voor een wezenlijke investering in de Floriade of voor een aanzet of een vorm van participeren in een aanzet voor de fabricage van zeppelins, een onderzoek of een stimulans. Wat dit laatste betreft, zit mij het volgende nogal hoog. Zo'n anderhalve maand geleden werd er door de VVD aan GS gevraagd waarom het noordelijk deel van de provincie Noord-Holland zich niet leent voor een onderzoek naar nut en noodzaak van vrachtzeppelins, en de daarmee gepaard gaande luchthaven. Maar de klap op de vuurpijl komt nog. De VVD heeft dat gehoord via Provinciale Staten van Limburg. Voorzitter! In de afgelopen jaren heb ik om de andere provinciale statenvergadering het onderwerp zeppelins aangeroerd. Taal noch teken, noch van GS noch van PS, met uitzondering van de GroenLinksfractie, die in het verleden ook een opmerking in die richting heeft geplaatst. En dan blijkt dat de VVDfractie toch wel over een zeer selectief gehoor beschikt, want zij hoort geluiden beter van verre. Helaas is zij Oostindisch doof. Ik vind dat heel droevig. Ik vraag mij af of wij, als er gesproken wordt over het functioneren van de staten, wel naar elkaar luisteren. Voorzitter! Ik zocht enige troost voor deze droefenis en ging te raden in de literatuur. Ik vond een uitdrukking van een bekende psycholoog, de u misschien wel bekende drs. Zielknijper uit de gemeente R., die onder andere zegt: "Vergeetachtigheid zie ik zo dikwijls in mijn praktijk. We zullen de verdrongen onlusten wel loswoelen. Gaat u ontspannen zitten en vertel uw eerste herinneringen maar eens". Einde van dit citaat om over na te denken en tevens slot van mijn bijdrage 21
14 september 1998
voor de begroting 1999 tot op heden. De heer Broeren (VVD): Ik heb ook nog een citaat voor u. De Fransen wensen iemand altijd graag "un bon humeur et une mauvaise mémoire". Voor alle MULO-klanten in de zaal: een goed humeur en een slecht geheugen. De voorzitter: Ik wijs u erop dat er op de MULO Frans werd gedoceerd. Mevrouw Goijert (CDA): Mijnheer de voorzitter! Het beleidsplan en de begroting 1999 hebben wij met genoegen gelezen. Het stemt tot tevredenheid dat wij over zoveel financiële middelen kunnen beschikken en dat er dan ook echt sprake is van nieuw beleid. Ook is er in de afgelopen jaren, zoals het college ook zelf constateert, veel in gang gezet. Het college heeft een beleid uitgevoerd waarvan onze provincie de vruchten heeft geplukt. Het is ook goed dat wij ons ervan bewust zijn dat veel problemen regionaal aangepakt moeten worden en dat veel vraagstukken, bijvoorbeeld de wegen en het openbaar vervoer, om een interprovinciale samenwerking vragen. Wij onderschrijven dan ook de activiteiten van het Randstadbureau, maar wijzen er wel op dat in economisch opzicht de belangen apart behartigd kunnen worden. Ook op Europees niveau kan er sprake zijn van verschillende belangen. De ontwikkelingen gaan snel en wij moeten die zien bij te houden. Het denken in afgrendelbare territoria vervalt meer en meer. Ons maatschappelijk functioneren als burger speelt zich af op veel schaalniveaus. Enerzijds zijn wij onderdeel van traditionele verbanden, zoals wonen, werken, school, en anderzijds zijn wij toekomstgericht, "internetten" wij en beheersen de normen uit Brussel ons, zoals melkquota en andere regelgeving. Wij zijn ons er steeds sterker van bewust dat Europese en mondiale invloeden ons leven meebepalen. Laten wij - de politiek - daar alert op zijn, opdat wij in dat beeld van culturele aanpassing bijblijven en daarop kunnen inspelen. Daarom is het goed dat wij kritisch naar het functioneren van de staten blijven kijken. Laten wij elkaar scherp houden. Mijnheer Poelmann, ook in het Seniorenconvent, bijvoorbeeld vanmorgen, gaat het erom, elkaar te houden aan de afspraken. De heer Poelmann (D66): Waar doelt u op? Mevrouw Goijert (CDA): U was nogal kritisch daarover, terwijl het ging om heldere afspraken. De heer Poelmann (D66): Niet helder, want daarover ging nu juist de discussie. Mevrouw Goijert (CDA): Wij moeten elkaar scherp houden en dat doet u in ieder geval wel! Voorzitter! De samenleving heeft daar recht op.
Het CDA vindt stijl en inhoud belangrijker dan structuren. Wij vinden dat het college daaraan heeft gewerkt en dat de provincie doorzichtiger is geworden voor onze Noord-Hollandse burgers. De reorganisatie van het ambtelijk apparaat onderschrijven wij. De in gang gezette grote functionele mobiliteit past in deze tijd van flexibilisering. De geformuleerde doelstellingen vragen veel van directie en medewerkers. Wij willen dit proces van verandering graag blijven volgen. Zoals ik al heb opgemerkt, hechten wij aan stijl en inhoud. Dit geldt zeker ook voor het ambtelijk apparaat. Het zijn de ambtenaren die het beleid uitvoeren en de stijl die daarbij wordt gebezigd, is belangrijk. In de MAP Provincie Plus zijn daar veel behartigenswaardige dingen over gezegd. Ik citeer: "De bereidheid naar anderen te luisteren in plaats van ze te confronteren met kant en klare plannen en sámen te werken met anderen et cetera". Graag wil ik van het college weten of het tevreden is over het tempo van de veranderingen. De heer Poelmann (D66): Bent u er zelf tevreden over? Mevrouw Goijert (CDA): Het is moeilijk waar te nemen hoe een en ander in de praktijk gaat, ook al wordt er wel teruggekoppeld. De zaak verdient voortdurend de aandacht. De duurzame ontwikkeling. Uit het handzame boekje "Kerncijfers voor de Randstad" blijkt nog eens duidelijk hoe belangrijk de groei van de werkgelegenheid op en rond Schiphol voor onze provincie en de gehele Randstad is. In de afgelopen periode was de groei van de werkgelegenheid 40%. De actieve opstelling van de provincie in de discussie over de ontwikkeling van Schiphol moet krachtig worden voortgezet. Het is prettig, te constateren dat uit nader onderzoek is gebleken dat het bouwen op een locatie in zee de voorkeur verdient. De milieuvoorwaarden dwingen ons, die richting uit. Echter, zo ver is het nog lang niet. Telkens laait de discussie weer op, nu weer over het thema veiligheid; allemaal reëel en belangrijk. Stoppen, de weg terug? De leider van het onderzoeksteam van de VN, Richard Jolly, die het rapport "Human Development 1998" heeft uitgebracht, zegt in zijn commentaar dat de overconsumptie die nu gaande is een schande is en de kloof tussen arm en rijk in een rap tempo toeneemt. Maar hij zegt ook, ik citeer: "De consuminderaars vinden dat de rijke landen dan maar een stapje terug moeten doen. Dat is te eenvoudig. Hun argumenten zijn misleidend. Het is niet zo gemakkelijk. Als de rijke landen een crisis doormaken, worden de arme landen geschaad in hun mogelijkheden om geld te verdienen en zich te ontwikkelen". Dit is een tragisch dilemma. In de economie is stilstand achteruitgang. Het college is zich dat bewust. De aanpak rond de duurzame bedrijfsterreinen is daarvan een goed voorbeeld. De projecten die de 22
14 september 1998
economie stimuleren, hebben veelal werkgelegenheidseffecten. Het CDA is daar blij mee. Over de bereikbaarheid hebben wij in het beleidsdebat van 11 mei jongstleden reeds veel gezegd. Het college gaat er wel op in, maar toch plaats ik nog enige kanttekeningen. Nog even terug naar de luchthaven Schiphol. De bereikbaarheid van de regio Schiphol baart nu grote zorgen. De provincie beheert, zoals bekend, het secundaire wegennet en heeft daar rond Schiphol veel geld in gestoken. De CDA-fractie vraagt zich af of het zinvol zou zijn, te onderzoeken of de exploitatiewinsten van strategisch gelegen bedrijfsterreinen, zoals rond Schiphol, aangewend kunnen worden voor de financiering van onderhoud en met name uitbreiding van het secundaire wegennet in de omgeving van die terreinen. De heer Poelmann (D66): Dan moet u naar de gemeenteraad van Haarlemmermeer. Mevrouw Goijert (CDA): Ik heb het over de financiering van de secundaire provinciale wegen. De heer Bozelie (GroenLinks): Is het niet bij u opgekomen, ook eens aan het openbaar vervoer te denken? De provincie kan op dat punt veel meer doen dan de aanleg van wat extra wegen. Mevrouw Goijert (CDA): Het gaat mij om het vinden van een andere financieringsmogelijkheid voor de oplossing van het probleem van het vervoer. In mei hebben wij het college gevraagd, daarvoor alles uit de kast te halen. Er moet dus ook naar het openbaar vervoer worden gekeken. Alle mogelijkheden moeten worden bekeken. Mijn vraag is of een en ander politiek bespreekbaar is. Dat geldt dus ook voor andere mogelijkheden. De heer Bozelie (GroenLinks): Dat moet u dan wel zeggen. Mevrouw Goijert (CDA): Oké. Ik wil erop attenderen dat er hier en daar sprake is van het doorsnijden en afsluiten van gemeentelijke wegen voor doorgaand verkeer, waardoor het onderliggende provinciale wegennet onnodig wordt belast. Dit is dan wel een gemeentelijke zaak, maar mijn fractie wil toch dat het college daaraan aandacht besteed. Het door het kabinet aangekondigde rekeningrijden roept nogal wat vragen op. Voor het bedrijfsleven is er sprake van een flink kostenverhogende factor en het is niet duidelijk wat er met de gelden gebeurt. Het is een verkapte lastenverzwaring voor de werkenden als het fileprobleem niet substantieel wordt teruggebracht. Het CDA verzet zich tegen een extra belasting voor onze regio, te meer daar doel en besteding van te heffen gelden niet bekend zijn.
De heer Poelmann (D66): Dat is allemaal heel mooi, maar het is een besluit van het kabinet. Wat is het verband met provinciale wegen? Mevrouw Goijert (CDA): Dat is er niet, maar wij willen van het college weten wie de invoerings- en invorderingskosten voor zijn rekening neemt en of de provincie naar rato van het Noord-Hollandse verkeer meedeelt in de revenuen. Wij begrijpen ook wel dat die trein in gang is gezet, maar je mag nog wel de vraag stellen of wij daar beter van worden. U hebt ook een oplossing, een cent minder wegenbelasting. Eerst was er het kwartje van Kok en nu de cent van Poelmann! Dat zal de oplossing zijn. De heer Bozelie (GroenLinks): In de commissie Wegen, Verkeer en Vervoer is het rekeningrijden uitgebreid aan de orde geweest. De vraag is gesteld wat er met de extra middelen moet gebeuren. Commissiebreed is de gedachte naar voren gebracht om die te besteden aan het openbaar vervoer. Hoe denkt u daarover? Mevrouw Goijert (CDA): Als dat helpt, het fileprobleem op te lossen, zijn wij daar zeker voor. De vraag is echter of al die middelen helpen.
geen effect heeft. De heer Bozelie (GroenLinks): De maatregel van de overheid ten aanzien van rekeningrijden in de Randstad is een duidelijk signaal. In de commissie WVV is een rapport besproken waarin duidelijk wordt aangegeven dat rekeningrijden de filevorming met 10 tot 30% kan beperken. De centrale overheid kan dit de provincie opleggen. Mevrouw Goijert (CDA): Dat wordt opgelegd aan de burgers en de bedrijven van deze provincie. De heer Bozelie (GroenLinks): U moet daaruit de consequenties trekken. De heer Broeren (VVD): Alle bedrijven zullen blij zijn, want het personeel komt tenminste op tijd op het werk. Dat brengt geld op. Waarom wil iemand wel korting voor rijden met de trein na 09.00 uur, maar wil men met de auto, ook als het niet nodig is, per se om 07.30 uur vertrekken? Rekeningrijden zal best succesvol zijn. Mevrouw Goijert (CDA): Wat een medestanders voor het rekeningrijden, geweldig. De tijd zal het leren.
De heer Bozelie (GroenLinks): Het helpt! Mevrouw Goijert (CDA): Wie brengt het op, wie draagt de lasten? Die vragen moeten beantwoord worden.
De heer Tielrooij (lid van gedeputeerde staten): De uitlating van de heer Broeren is volstrekt voor zijn rekening! De voorzitter: Hij reed voor zijn rekening!
De heer Bozelie (GroenLinks): U moet wel een keuze maken. Mevrouw Goijert (CDA): Je moet het een doen en het ander niet laten. Het betreft een excessief probleem dat niet alleen door openbaar vervoer of door meer asfalt opgelost kan worden. De heer Poelmann (D66): U bent dus voor rekeningrijden? Mevrouw Goijert (CDA): Wij willen weten wat de opbrengst is en of het een echte verbetering oplevert. Het is bekend dat, als autorijders meer moeten betalen, zij dat ook doen. Het gaat erom of de ondernemingen - de economie - er beter van worden. Die vragen mogen gesteld worden. Dat is onvoldoende gebeurd. Ik begrijp ook wel dat, als de keuze eenmaal is gemaakt, de trein of de auto doorrijdt! De heer Bozelie (GroenLinks): Onderzoek heeft uitgewezen dat het rekeningrijden effect heeft. Mevrouw Goijert (CDA): Welk onderzoek? De heer Bozelie (GroenLinks): Ik kan mij moeilijk voorstellen dat de centrale overheid iets oplegt wat 23
14 september 1998
De heer Broeren (VVD): Ik loop inderdaad niet weg van mijn eigen woorden! De heer Van Ruller (CDA): De heer Broeren heeft een rekeningcourant! Mevrouw Goijert (CDA): Voorzitter! De leefbaarheid. Het college maakt enkele opmerkingen over het gebrekkig beschikbaar komen van rijksgelden voor bijvoorbeeld de aankoop van gronden in Haarlemmermeer-west. Ook is de financiële vergoeding voor het agrarisch natuurbeheer nog veel te mager, bijvoorbeeld in het BES-gebied. De animo waarmee het systeem is gestart, mag niet getemperd worden door de krampachtige financiële benadering van het Rijk. Wij vragen ons af wat het college nog meer kan doen dan aandringen op stroomlijning. Het bepleiten van meer middelen voor agrarisch natuurbeheer heeft tot op heden nog onvoldoende effect gehad. Ook zijn wij teleurgesteld dat, ondanks ons pleidooi voor het in stand houden van een geringe varkensstapel in Noord-Holland, de herstructurering landelijk in gelijke mate wordt toegepast. Wij zijn het met het college eens dat de beleidsvisie op wonen aan herziening toe is. De onevenwichtigheid die nu ontstaat, is zorgelijk.
Gemeenten blijven ongecoördineerd doorbouwen. De vraag van de consument blijkt niet afgestemd te zijn op grotere bouwprojecten. Hierdoor ontstaat leegstand enerzijds, terwijl de vraag naar kwalitatief betere locaties en woningen anderzijds toeneemt. Er zou nu reeds gestuurd moeten worden op de bouwontwikkeling. Hoogleraar Primus vraagt hiervoor al langer aandacht. Hoe denkt het college hiermee om te gaan, ook in relatie tot de vorig jaar aangenomen motie met betrekking tot de kleine kernen? De hernieuwde aandacht voor de jeugd en de jeugdhulpverlening ondersteunen wij uiteraard. Wel vragen wij ons af hoe het permanente onderhoud van de accommodaties zal worden geregeld. Heeft het college enig idee hoe het samenspel tussen Rijk en provincie op alle fronten zal verlopen? Met betrekking tot de zorg is het CDA van mening dat een regiovisie, gezien de reeds bekende knelpunten, sowieso gerechtvaardigd is. De evaluatie van het Plan verzorging en verpleging geeft daar zeker aanleiding toe. Heeft het college zich daarover al een mening gevormd? Wat zijn de plannen? Een mooie begroting, inzichtelijk en evenwichtig. Daar is zowel door de ambtenaren als het college de afgelopen jaren hard aan gewerkt. In ieder geval zijn plannen daardoor ook uitvoerbaar. Toch nog enkele vragen. Hoe komt het dat in een tijd van overvloed de beweegbare bruggen een onderhoudsachterstand hebben opgelopen en dat die nu pas gesignaleerd wordt? Het millenniumprobleem baart ons grote zorgen. Er wordt nu nog geïnventariseerd. Bij het najaarsbericht zal daarover worden bericht. Wij vragen ons af of men nu wel hiermee bezig is. Dat is echt nodig. Een plan van aanpak in het najaar is rijkelijk laat; echt een probleem waar een directie van wakker zou moeten liggen. Mijnheer de voorzitter, tot slot. Wij leven in een economische bloeiperiode, zelfs de harde kern van de werkloosheid neemt af. Maar het blijft een grote opgave om een regionale samenleving vorm te geven waarin er ook aandacht moet zijn voor gemeenschapszin, verantwoordelijkheid voor elkaar en sociale samenhang. De debatten van de toekomst zijn een goede aanzet om samen met anderen de dilemma's en vraagstukken te lijf te gaan. Samen met anderen, dat is wat de provincie wil en doet. Hoe verloopt de goed op gang gekomen samenwerking met Amsterdam? Het CDA wil het college complimenteren met het gevoerde beleid in de afgelopen jaren. Het heeft een ondernemende provincie, een kwaliteitsprovincie neergezet die dienstbaar is aan de Noord-Hollandse samenleving. De heer Van der Paard (PvdA): Voorzitter! Bij mijn beschouwingen volg ik de opzet van het beleidsplan. Ik ga kort in op de hoofdstukken het beeld, de daden, het perspectief en de middelen. Eerst maak ik enkele opmerkingen vooraf. De 24
14 september 1998
opzet van het beleidsplan is een stuk prettiger vergeleken bij die van voorgaande jaren; toen per hoofdstuk, nu aansluiting bij de politiek/bestuurlijke voorstellen. De thema's komen goed uit de verf. In de systematiek is nog wel de verdeling over de GS-leden opgenomen; ieder lid krijgt zijn of haar deel. Mijn fractie is van mening dat het college goed rekening heeft gehouden met het mei-debat. De overeenkomsten en verschillen tussen de fracties staan keurig op een rij. Voor de staten is duidelijk wat wel en wat niet gehonoreerd is, met natuurlijk de mogelijkheid voor de verschillende fracties om bij de commissiegewijze behandeling van de begroting, tot november, steun te zoeken voor de eigen voorstellen. Kortom, dit beleidsplan en deze begroting zijn zeker een opmaat tot een nieuwe periode. De financiële impuls is beslist uniek voor een provincie. Wij investeren 70 mln. door de inzet van de begrotingsruimte en het FINH. Daarnaast is aan jaarlijkse investeringen een bedrag van circa 30 mln. in de begroting opgenomen; samen 100 mln. Sterk is gebroken met de traditie om jaarlijks 1% van de begrotingsomvang in te zetten. Het college stelt nu meer dan 10% voor! Met deze werkwijze kun je de koers van het beleid fors verleggen. Mijn fractie heeft daarvoor veel waardering. Dit is een grote stap in de richting van de provincie nieuwe stijl. Voorzitter! Boven een persbericht van u, als IPO-voorzitter, staat: "Positief over ontwerpregeerakkoord". Terecht! De gewenste versterking van de regionale regie vraagt ook om versterking van de integrerende en arbitrerende rol van de provincie, zo nodig door middel van wettelijke voorzieningen. De volgende zin in het regeerakkoord mogen wij evenwel niet over het hoofd zien. Er staat: "Daarnaast en daarvoor is het nodig dat de bestuurlijke cultuur van de provincies zich ontwikkelt in de richting van een modern en sterk middenbestuur". De PvdA-fractie wil doorgaan op de ingeslagen weg. Wij willen met bepaalde vormen van cultuur en traditie breken. Wij willen investeren, in de harde infrastructuur, maar niet minder in de sociale infrastructuur. Ik kom daarop terug. In Hoofdstuk II, het beeld, gaat het college in op de bijdragen van de fracties in het statendebat van 11 mei, het regeerakkoord en de reactie hierop van het IPO. De interesse van mijn fractie gaat in eerste instantie uit naar de inbreng van de statenfracties. GS zien hierin een globale opsomming aan zich voorbij trekken en zien zich voor de bijna onmogelijke opgave geplaatst, daarin samenhang aan te brengen zonder het voorgestelde geweld aan te doen. Die opvatting lijkt mij enigszins overtrokken. Verschillende punten komen immers terug in het beleidsplan en een groot aantal vormt ongetwijfeld de opmaat tot het nieuwe collegeprogramma. Als de PvdA-fractie pleit voor versterking van de sociale infrastructuur, dan wijkt dat niet of nauwelijks af van de CDA-optie dat "de samenleving moet worden versterkt" of van de D66-optie dat "sociale beleidsvelden ook bij de provincie tot ontwikkeling
mogen komen". Zulke voorbeelden gelden ook voor de mobiliteit. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Voorzitter! Ik begrijp dat dit een voorzet is voor de besprekingen na de verkiezingen van volgend jaar. U noemt de optie van het CDA en van D66, maar de problematiek van de sociale infrastructuur is vorig jaar en nu weer duidelijk door mij aan de orde gesteld. Ik heb in mijn bijdrage duidelijk een appèl gedaan op de PvdA om te bespoedigen dat er een progressieve politiek wordt gevoerd. Wilt u daar een uitspraak over doen? De heer Van der Paard (PvdA): Wij denken dat de provincie meer is dan ruimtelijke ordening en meer dan de harde infrastructuur. Wij pleiten nadrukkelijk voor de versterking van de sociale infrastructuur. De heer Schipper (CDA): Kunt u deze woorden meer inhoud geven? Ik herinner mij een welzijnsdebat waarin ik de PvdA niet als bondgenoot aan mijn zijde vond. De heer Van der Paard (PvdA): Misschien hebt u niet zo goed geluisterd. Onderdeel van de provincie nieuwe stijl is de sociale infrastructuur. Wij moeten ons daarop oriënteren. Wij mogen niet terugkeren naar de situatie van voor de kerntakendiscussie. Wij willen bezien welke invloed wij kunnen hebben op bijvoorbeeld het stedenbeleid. Ik denk daarbij aan verschillende doelgroepen, zoals jongeren. De heer Schipper (CDA): U kunt best nog een tijdje doorgaan met het noemen van doelgroepen, maar wij kunnen dus verwachtingsvol uitzien naar het toekomstig sociaal beleid van de PvdA op een aantal punten. De heer Van der Paard (PvdA): Ik pleit voor een aanpak vanuit de staten. De heer Van Ruller (CDA): Als u de woorden "sociale of maatschappelijke infrastructuur" gebruikt, erkent u ook dat u die moet onderhouden. Door het projectmatige beleid dat bijvoorbeeld in de welzijnssector, maar ook in andere sectoren wordt gevoerd, wordt de sociale infrastructuur juist afgebroken. Ik ben blij dat u daarover na wilt denken. De heer Van der Paard (PvdA): Het woord "sociaal" kan verschillend worden uitgelegd. Iedereen kan zich een beeld vormen bij de term "sociaal-economische infrastructuur". Maar aan de termen "sociaalmaatschappelijk" en "sociaal-cultureel" moet nadere invulling worden gegeven. De rol van de provincie nieuwe stijl moet daarbij in ogenschouw worden genomen. Wij willen daarbij niet in het beleid van bijvoorbeeld gemeenten treden. Het is een kwestie van zoeken. De provincie moet een eigen verantwoordelijkheid nemen. Dat kost tijd. Als de CDA-fractie nu al in staat is, die weg aan te geven, 25
14 september 1998
wil ik daar graag naar luisteren. De heer Van Ruller (CDA): Het gaat om de regionale sociale infrastructuur. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik neem stelling tegen de suggestie van de heer Van Ruller dat projectmatig werken impliceert dat de sociale infrastructuur wordt gesloopt. De heer Van Ruller (CDA): Ik geef toe dat dit meer uitleg vereist. U bent nog wat nieuw in dit veld. Ik zal het in de commissievergadering nauwkeurig uitleggen. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Dit is een aardige poging om mij even weg te zetten, maar de feiten die tot op heden bekend zijn bij de provincie leveren absoluut geen onderbouwing van de stelling dat projectmatig werken tot een afbraak van de sociale infrastructuur leidt. De heer Gök (GroenLinks): Die feiten zijn er wel. Ik denk aan projecten voor woonwagenbewoners en homoseksuelen. Beperkte steunfuncties in het maatschappelijk activeringswerk zijn opgeheven. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): De politieke keuze is gedaan om bepaalde activiteiten niet voort te zetten. Dat is iets anders dan de stelling dat het werken in projectmatige zin per definitie leidt tot het afbreken van de sociale infrastructuur. De heer Van Ruller (CDA): Dat ben ik volledig met u eens. De heer Van der Paard sprak echter over maatschappelijke en sociale infrastructuur. Hij moet zich realiseren wat er aan de hand is. Ik dacht overigens dat hij daar positief op inging. Ons huidige beleid leidt absoluut niet tot het onderhouden van de maatschappelijke infrastructuur op de zojuist door mij genoemde wijze. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik stel vast dat wij daarover een verschillende opvatting hebben. Daar moeten wij in de commissie dan nog eens uitgebreid over spreken. De heer Schipper (CDA): Het verschil van opvatting met de VVD was al helder. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Ik spreek hier namens het college en niet namens de VVD. De heer Schipper (CDA): Ik refereer aan een inbreng die iemand anders namens de VVD heeft geleverd. Ik ben verheugd dat de PvdA een positieve kijk heeft op de ontwikkelingen. De heer Van der Paard (PvdA): Onze opstelling is heus niet zo veel veranderd. Er zal steeds vaker
projectmatig worden gewerkt. Bij projecten wordt altijd naar de bestendigheid gekeken. Als wij verantwoordelijk zijn voor de infrastructuur, dan zullen wij die verantwoordelijkheid dragen. Dat geldt ook voor gemeenten of maatschappelijke partners. De heer Gök (GroenLinks): Waartegen moeten projecten bestand zijn? De heer Van der Paard (PvdA): Mevrouw Goijert noemde het voorbeeld van de huisvesting van de bureaus jeugdzorg. Daaraan kan een eenmalige bijdrage worden geleverd, maar voor het overige dient dat structureel geregeld te worden. Er zijn tal van voorbeelden te noemen. Projectmatig werken hoeft niet haaks te staan op regulier beleid, maar duidelijk moet zijn wie verantwoordelijk is voor de voortgang. Het kan zijn dat er na één project gestopt moet worden. Voorzitter! Ik kom op een aantal zaken uit het regeerakkoord die van belang zijn voor de provincies. De samenwerking tussen gemeenten is zo'n punt. Samenwerking blijft nuttig, maar de verplichting tot bundeling en integratie wordt geschrapt. De provincie moet voorkomen dat een ondoorzichtig geheel van samenwerkingsverbanden ontstaat. Welnu, er is daarvan sprake. Ieder jaar komen er gemeenschappelijke regelingen en andere samenwerkingsvormen bij. In onze provincie zijn er meer dan honderd gemeenschappelijke regelingen en meer dan tweehonderd andere regelingen. Er is géén doorzicht en ook géén overzicht. Hoe pakken wij dat aan? De heer Poelmann (D66): Ligt u er wakker van dat de gemeenten Velsen en Beverwijk samen een muziekschool hebben en de gemeenten Velsen en Haarlem samen een ziekenhuis? Is dat per definitie ondoorzichtig? Er is juist gekozen voor samenwerking op maat. Een veelheid van regelingen betekent niet per definitie ondoorzichtige regelingen. De heer Van der Paard (PvdA): Ik ben dat geheel met u eens. U noemt echter wel een paar sprekende voorbeelden. U moet in het jaarverslag eens nagaan om welke regelingen het allemaal gaat. Het openbaar bestuur moet transparant blijven, ook voor de burger. Er moet een reshuffeling plaatsvinden. De heer Poelmann (D66): De burger van Velzen moet weten waar hij zijn moet. Als de zaken goed lopen en de lokale democratie heeft er vrede mee dat er op een bepaalde manier wordt samengewerkt met verschillende gemeenten op verschillende terreinen, waarom zou ik mij daar dan te sappel over maken?
bestuurslagen. Gemeenten moeten echter wel voldoende draagvlak hebben. Gemeentelijke herindeling staat nog steeds op de nationale agenda. Hoe speelt de daadkrachtige provincie daarop in? Als de provincie haar taken niet meer aankan en er wordt gekozen voor gemeenschappelijke regelingen, is dat een vlucht via de achterdeur. Niemand is tegen functionele samenwerking. Voorzitter! Tot slot ga ik nog in op het terugdringen van de juridisering. Als het nu niet lukt, lukt het nooit! De werkgroep die uw naam draagt, krijgt veel lof toegezwaaid. Mijn fractie is dan ook teleurgesteld dat ten gevolge van diezelfde juridisering het FINH kennelijk omgezet moet worden in een echt fonds. Dat is geen bestrijding van de juridisering, dat is vallen voor de juridisering, voor de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht. Mijn fractie wil heel ver gaan om dat te voorkomen. De heer Van Ruller (CDA): U kunt het FINH aan de provinciale middelen toevoegen, dus opnemen in de begroting. De heer Van der Paard (PvdA): Mijnheer Van Ruller, applaus voor uzelf. Een aparte paragraaf voor de IPO-reactie op het regeerakkoord had wat ons betreft achterwege mogen blijven. Men kent onze visie op het IPO. Wij hebben veel waardering voor de inbreng van onze voorzitter en gedeputeerde Tielrooij in het IPO, maar wij gaan liever uit van de kracht van de provincie zelf. Als provinciale staten niet in staat zijn om aan te geven wat goed is voor de provincie en wat er moet gebeuren met het nieuwe middenbestuur, is er weinig doorzicht. De heer Poelmann (D66): Is dat aan de orde? De heer Van der Paard (PvdA): Ik heb dat gelezen. Ook in het beleidsplan worden er voorbeelden genoemd, zoals het thema landelijke gebieden. In het beleidsplan staat: "De economische dragers van de landelijke gebieden, land- en tuinbouw en intensieve veehouderij, staan onder druk. Een groene investeringsimpuls is noodzakelijk". Geldt deze passage ook voor onze provincie? Andere provincies kunnen vraagtekens plaatsen bij bijvoorbeeld verstedelijkte gebieden of mobiliteit. Met andere woorden: er zijn wel twaalf provincies, maar de diversiteit is dermate groot dat er nauwelijks een algemene duidelijke lijn uitgezet kan worden. Eerder is het gebiedsgericht werken aan de orde geweest.
De voorzitter: Mijnheer Van der Paard, bent u voor bundeling en integratie in de WGR?
De heer Poelmann (D66): Het IPO moet gewoon niets zeggen? Ik begrijp uw punt niet, want wij hebben toch een eigen mening die wij ook ventileren?
De heer Van der Paard (PvdA): Nee, maar dat brengt mij tot mijn volgende punt. Er blijven drie
De heer Van der Paard (PvdA): Wij moeten duidelijk zeggen wat wij willen. Er mag niet worden
26
14 september 1998
uitgekomen op de grootste gemene deler. Dit gaat ten koste van wat je als provincie zelf wilt.
verwacht eigenlijk van gedeputeerde Meijdam dat hij breekt met het opvoeren van tal van kleine projecten zonder een beleidsinhoudelijke onderbouwing.
De voorzitter: Wie verbiedt u te zeggen wat u wilt? De heer Van der Paard (PvdA): Niemand, maar ik wil voorkomen dat het IPO een filter voor provinciale staten wordt. De voorzitter: Wie zegt dat dit zo is? Is continu overleg tussen overheden niet buitengewoon belangrijk, niet alleen met de minister van Binnenlandse Zaken, maar ook met de ministers van EZ, Landbouw, Verkeer en Waterstaat en VROM om bepaalde zaken ten behoeve van provincies te regelen? De heer Van der Paard (PvdA): Natuurlijk wel, maar het gaat mij om de mate waarin dit plaatsvervangend is. Ik noem het voorbeeld van de VNG, die er voor de kleine, middelgrote en grote gemeenten is. Feit is wel dat vier grote steden rechtstreeks overleg hebben met de kabinetsvertegenwoordigers. Dat doen zij niet voor niets. Het VNG vaart wel een eigen koers. Ik wil voorkomen dat het IPO een eigen koers vaart ten behoeve van de gemiddelde provincie. Dat laat onverlet mijn waardering voor de inbreng van de voorzitter en de heer Tielrooij en voor het IPO zelf. De heer Poelmann (D66): U hebt blijkbaar aanwijzingen dat die ontwikkeling gaande is, want u zult geen fantoom oproepen dat bestreden moet worden. De heer Van der Paard (PvdA): Een bureaucratie heeft de neiging, uit te dijen. Dat geldt voor het IPO, maar ook voor de provincie. Ik wil daar bij tijd en wijle op wijzen. Wij zijn goed bezig, maar laten wij het ook zo houden. Mevrouw Berman (D66): Het grote verschil tussen de VNG en het IPO is dat de VNG een vereniging is en het IPO valt onder een gemeenschappelijke regeling. De heer Van der Paard (PvdA): Dat is inderdaad misschien nog erger! Voorzitter! Ik kom op de daden. Wat gaan wij doen? Ik tel maar liefst vijftig acties, beleidsimpulsen, bestedingen en/of investeringen. Uiteraard ga ik die acties niet nalopen. Zij komen aan de orde in de verschillende statencommissies. Het uitwerken van de beleidsvoorstellen in de thema's duurzame economische ontwikkeling en bereikbaarheid en leefbaarheid is een aanzet. Toch - en dat is wel een punt van kritiek - is er ook binnen die thema's nog weinig samenhang. Illustratief zijn de opgevoerde molens en de Stelling van Amsterdam, die zijn opmars lijkt voort te zetten. Mijn fractie wil investeren, wil knelpunten wegnemen, maar niet in gaten springen van andere overheden! De PvdA-fractie 27
14 september 1998
De heer Poelmann (D66): Wat bedoelt u met "niet in de gaten springen van andere overheden"? De heer Van der Paard (PvdA): Ten aanzien van rijksmonumenten moet het Rijk zijn verantwoordelijkheid waarmaken. De Stelling van Amsterdam staat op de werelderfgoedlijst. Eigenaren, gemeente, Rijk en provincie moeten hun verantwoordelijkheid nemen. De heer Zoon (VVD): U hebt een betoog over sociale rechtvaardigheid gehouden. Als u die lijn doortrekt, wilt u dan ook dat de provincie de gaten die gemeenten c.q. het Rijk laten vallen, op dat terrein invult? De heer Van der Paard (PvdA): U hebt niet zo goed geluisterd. Ik heb gezegd dat wij onze eigen positie moeten waarmaken. Wij mogen niet klem komen te zitten tussen lokaal en nationaal niveau, want wij hebben een eigen verantwoordelijkheid. Als wij bijvoorbeeld aandacht geven aan de naoorlogse wijken, is het niet de bedoeling om over te nemen wat gemeenten behoren te doen. De heer Zoon (VVD): Ik stel vast dat u uitgaat van een eigenstandige taak van de provincie. De heer Van der Paard (PvdA): De provincie heeft een eigen verantwoordelijkheid, samen met de andere partners. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): De staten hebben, met steun van uw fractie, de molens en de Stelling van Amsterdam tot provinciale monumenten verklaard. Daarmee is ook een uitspraak gedaan over de provinciale verantwoordelijkheid ter zake. Ik wijs er daarbij nog op dat ik in de eerste vergadering van de commissie als gedeputeerde heb gesteld, ten aanzien van de Stelling van Amsterdam tot prioritering te willen komen, omdat mij leek dat de polsstok minder lang is dan gedacht. U vraagt het college, verantwoordelijkheid te nemen, maar ik heb de indruk dat ik daar onmiddellijk ingesprongen ben. De heer Van der Paard (PvdA): Ik had verwacht dat ten aanzien van de molens en de Stelling van Amsterdam de grenzen zouden zijn aangegeven. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): U kunt beter contact opnemen met de PvdAvertegenwoordigers in de commissie, want daarover is gesproken. De heer Van der Paard (PvdA): Ik heb dat wel gehoord, maar ik kijk natuurlijk ook naar hetgeen in het beleidsplan daarover is opgenomen.
De heer Bozelie (GroenLinks): Ik kom er niet goed uit. Er wordt stevige kritiek geleverd op de wijze waarop met name in samenhang met de portefeuille van de heer Meijdam het FINH naar voren wordt gebracht. Ik maak daaruit op dat het eigenlijk een zootje is en dat er niet wordt aangesloten bij de principes van het FINH. Dat betekent automatisch dat wij opnieuw te maken krijgen met een evaluatie van het FINH. Is dit een juiste interpretatie? Ik heb de indruk dat de heer Meijdam deze mening ook is toegedaan. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Dit valt onder de "grote-stappen-snel-thuis-politiek". Ik constateer dat er met medeweten van de commissie, maar kennelijk buiten medeweten van de fractievoorzitter van de PvdA, al een aantal zaken in gang is gezet. Ik ben niet te beroerd om hem daarover te informeren. De heer Bozelie (GroenLinks): Maar hij ziet geen lijn in het geheel. De heer Meijdam (lid van gedeputeerde staten): Soms lopen de communicatielijnen niet altijd zoals wij wensen. De heer Van Ruller (CDA): Dat is niet aan de orde. De heer Van der Paard wil greep krijgen op de bevoegdheden en taken van de provincie van de toekomst. In de beleidsnotitie wordt een en ander omschreven als "regionaal". Het is niet zo simpel om precies aan te duiden wat regionaal is. De heer Van der Paard (PvdA): Ik ben heel duidelijk geweest. De investeringen van de provincie betreffen vele beleidsterreinen. Naar mijn mening zouden eerst de grotere problemen aangepakt moeten worden. Voor een volgende statenperiode kan best een gebiedsgerichte werkwijze gelden. Ik zie dit als een eerste opzet. Ik uit geen kritiek, want ik ben er blij mee, maar wij moeten er niet mee doorgaan. Mijn zorg ten aanzien van de Stelling van Amsterdam is dat de provincie daarin ieder jaar een taak krijgt. Als die zorg onterecht is, ben ik een zeer gelukkig mens. De heer Bozelie (GroenLinks): U wilt er niet mee doorgaan. U wilt dus dat er voor de volgende periode een nieuwe opzet wordt gemaakt. De heer Van der Paard (PvdA): Wij zitten in een leerproces. Wij worden een investerende provincie. Wij zijn daarmee op de goede weg, maar wij zijn er nog niet. De heer Gök (GroenLinks): Wat wilt u leren? De voorzitter: Tijdens een leerproces moet je iemand daar niet mee lastig vallen! 28
14 september 1998
De heer Van der Paard (PvdA): Als men vindt dat wij er al zijn, ontstaan er problemen. Voorzitter! Onder het thema duurzame economische ontwikkeling is veel staand beleid opgenomen. Er gebeurt wel het een en ander, maar wij kunnen meer. Ondanks een gezonde economie staan er nog steeds te veel mensen aan de kant. Wij vragen daarvoor initiatieven. Zet het veelzijdig personeelsbeleid forser neer. Geef extra impulsen aan programma's, gericht op nieuwe technologieën. Koppel de kennisinfrastructuur aan de arbeidsmarkt. Doe mee met de versterking van de arbeidsmarkt en de versterking van de relatie tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Ook Schiphol valt buiten de investeringen. In het Schiphol-debat is een visie neergelegd op de bereikbaarheid over land. Daarover is weinig opgenomen, terwijl hier een mogelijkheid voor de staten ligt. De CDA-fractie noemde al enige belangrijke punten. De staten hebben hun eigen verantwoordelijkheden. Bij de vaststelling van de begroting moeten wij hierop terugkomen. Als volgend punt noem ik duurzame energiebronnen. Het windturbinepark Afsluitdijk is veelbelovend. Voorzitter! Wat het thema bereikbaarheid betreft, gaat veel geld naar achterstallig onderhoud. De investeringen in grond, wegen en waterbouwkundige werken zijn voor mijn fractie een punt van grote zorg. Als gedeputeerde staten in 1997 70 mln. willen investeren en zij blijven steken op de helft, dan is er een fors probleem dat niet alleen met het provinciaal meerjarenprogramma infrastructuur kan worden opgelost. Ik heb al eerder gevraagd waarom er dan ten behoeve van de N22 ook nog een greep in het FINH wordt gedaan. Er is slechts één zinnige redenering, namelijk eerst het provinciaal investeringsfonds gebruiken en pas daarna eventueel om bijstand vragen aan het FINH. Voorzitter! Het mobiliteitsbeleid wordt een testcase voor de provincie nieuwe stijl. GS kondigen een beleidsnotitie aan voor het najaar. Wij vragen nogmaals, met een startnotitie te komen: hoe pakken wij het aan, wat is de tijdsplanning, wat is het ambitieniveau, uitgewerkt in concrete doelen, wat zijn de randvoorwaarden, wie doet wat, provincie, gemeenten, marktpartijen enzovoorts? Alleen op die wijze kan beleid worden ontwikkeld dat is gebaseerd op een brede ondersteuning. Wat het thema leefbaarheid betreft, hecht mijn fractie aan de groenprojecten, zoals de Blauwe Loper. Wat ons niet lekker zit, is het voorstel stimulering ouderenhuisvesting. Weer wordt voorgesteld, eenmalig 3 mln. beschikbaar te stellen. Gelet op de bevolkingsprognoses en het woningenbestand in onze provincie willen wij een structurele financiering! De heer Poelmann (D66): Dat onderwerp kan worden opgepakt in het kader van het grotestedenbeleid. De heer Van der Paard (PvdA): Moeten wij daarop
wachten? Naar aanleiding van de niet thematisch in te delen beleidsaccenten sta ik even stil bij het omgevingsbeleid, bij het gebiedsgericht werken, waarvan mijn fractie veel verwacht. Wij moeten ons echter hoeden voor al te dol enthousiasme! Voorzitter! Wat moeten wij met de overeenkomst van Wieringen? Laten wij eerst het convenant met Texel eens evalueren. Heeft dat gebracht wat de wederzijdse partijen ervan verwachtten? En college, na dat van Warschau, heb ik pacten altijd gewantrouwd. Wat is het Pact van Julianadorp in vredesnaam? Is het duinzoomproject met nieuw elan opgepakt? Hebben wij plotsklaps een provinciaal grondbeleid? Na "wat gaan we doen" komt "hoe gaan we het doen". Daarin zien wij toch wel veel bekends, veel van hetzelfde. Alles is communicatie, maar communicatie is niet alles. Dit beleid heeft de laatste jaren een sterke impuls gekregen en de PvdA-fractie is nog niet toe aan een twee. Voor de zogenaamde media-infrastructuur is het Noord-Hollandsweekbericht een schot in de roos. Dat is het tijdschrift Noord-Holland niet. Ik ben overtuigd van de inzet en de kwaliteiten van de mensen die eraan werken. Toch noemde een boze tong dit magazine de Libelle van bestuurlijk Noord-Holland. Dat gaat mij te ver! Ik vraag om een herbezinning op de voortzetting. De heer Poelmann (D66): Begrijp ik het goed dat u de voorstellen in het beleidsplan voor communicatie afwijst? De heer Van der Paard (PvdA): Wij zijn niet voor het verhogen van het aantal formatieplaatsen met twee en extra geld voor het magazine. De heer Poelmann (D66): Dus u wijst dat voorstel af? De heer Van der Paard (PvdA): Nee. Wij willen daar in de commissie op basis van de evaluatie goed over spreken. De heer Poelmann (D66): Ik begrijp dat u daar twee maanden voor nodig hebt. De heer Van der Paard (PvdA): Er mag niet automatisch weer een communicatiedeskundige worden aangesteld. Kort en kernachtig schetst het college het perspectief van de provincie, uitgaande van de algemene maatschappelijke ontwikkelingen in de toekomst: vrije tijd, vergrijzing, culturele verscheidenheid, "Europa", kust en water, woekeren met de ruimte. De zorg van mijn fractie gaat vooral uit naar de tweedeling in de samenleving. De discrepantie tussen de technologische en de sociale ontwikkeling neemt voortdurend toe. De tweedeling zien wij op vele terreinen terugkomen: inkomen, huisvesting, arbeid, recreatie, technologie enzovoorts. 29
14 september 1998
Ongetwijfeld is er sprake van cumulatie en ongetwijfeld stapelen achterstanden zich op: geen arbeid, laag inkomen, minder goede huisvesting, weinig scholing. Daarom pleiten wij voor provinciale aandacht voor de sociale en de sociaal-economische infrastructuur. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): In het kader van het door het Rijk aangeboden raamwerk voor het grotestedenbeleid heeft u zich met name beperkt tot de steden. Bent u het met mij eens dat de problematiek zich niet beperkt tot de steden en dat ook de leefbaarheid, met alle daaraan verbonden sociale aspecten, op het platteland onze volle aandacht moet hebben? Anders wordt, mede door de subsidiestromen, alleen aandacht geschonken aan de stedelijke problematiek. De heer Van der Paard (PvdA): Het Rijk beperkt zich in zijn plannen niet tot de steden. De budgetten die voor stads- en dorpsvernieuwing en groensanering worden ingezet, zijn ook bestemd voor het landelijk gebied. Het is echter een feit dat de problemen zich met name in de steden voordoen. De inzet moet daar dan ook het grootst zijn. Voorzitter! Over de middelen kan ik kort zijn. De financiën zijn goed op orde; met recht een opmaat tot 2000. Ik heb kritische kanttekeningen geplaatst bij een aantal voorstellen van GS. Daar staat tegenover dat investeren ook geleerd moet worden. Toch kan de conclusie niet anders zijn dan dat Noord-Holland met deze begroting zichtbaar aanwezig is, substantieel en transparant. Natuurlijk komt de eer daarvoor toe aan GS en in het bijzonder aan de gedeputeerde voor de financiën en de financiële staf. Maar wat is geld zonder beleid? Het is GS en de vakafdelingen gelukt om vergeleken bij voorgaande jaren toch een meer sprankelend beleidsplan neer te leggen. Daarvoor heeft mijn fractie veel waardering. In de commissie Middelen zal ik op bepaalde onderdelen terugkomen. Ik geef echter één voorzet. Over de posterioriteitenoperatie zijn wij niet tevreden. Dat wat je doet en niet doet, is niet alleen een kwestie van geld. De essentie van deze operatie is dat het bestuur zich permanent afvraagt welke taken uitgevoerd moeten worden en welke niet, gelet op een veelheid van factoren. Mijn fractie zal het CDA steunen als van die zijde een voorstel wordt gedaan om een zaaglijnmethode in te voeren. Voorzitter! Tot slot blik ik even terug op deze collegeperiode. Veel is in gang gezet, instrumenteel, beleidsinhoudelijk, organisatorisch en financieel. Wel moeten wij waken voor zelfgenoegzaamheid. Als wij in Noord-Holland niet de provincie nieuwe stijl kunnen neerzetten, vraag ik mij af waar het dan wel kan. Voor onszelf, als provinciale staten, moeten wij het project Verbeteren functioneren PS afronden. Het zou goed zijn als de staten in nieuwe samenstelling het stokje zouden overnemen. Dit brengt mij nog één keer bij het regeerakkoord. Het kabinet is van mening dat het lokale bestuursmodel aan herziening toe is.
Het kabinet kiest voor een ontwikkeling naar meer dualisme op lokaal niveau. Wat betekent dat voor de provincies? Het lijkt mij ondenkbaar dat het middenbestuur alleen de weg van het monisme blijft bewandelen. Toch zal de weg van het dualisme voor de provincie niet over rozen gaan. Dat wordt onderstreept door de wijze waarop GS en PS met elkaar omgaan, maar ook door de wijze waarop de fracties met elkaar omgaan. Mijn fractie voelt zich uitstekend thuis in dit college van GS. De VVD- en de CDA-fractie zijn als collegepartijen onze partners. Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Na de herhaalde kritiek van uw fractie op de voorstellen voor het FINH heb ik niet de indruk dat het college het over dit belangrijke onderwerp van de investerende provincie eens is. Het is er nog steeds niet uit, ondanks de herziening van de criteria. De heer Van der Paard (PvdA): U luistert niet goed. Ik heb erop gewezen dat er belangrijke stappen zijn gezet en nog worden gezet. Ik heb slechts gezegd dat wij er nog niet zijn. Ik heb zo-even gezegd dat mijn fractie zich uitstekend thuis voelt in deze coalitie. Het is niet nodig om uit te halen. Ook zijn wij van mening dat de samenwerking met andere fracties uitermate prettig is geweest. De politieke verschillen en overeenkomsten moeten in het oog worden gehouden. Je moet prettig met elkaar om kunnen gaan. Dat is onze ervaring tot nu toe. Daarvoor bedank ik jullie allen. De heer De Groot (VVD): Voorzitter! De heer Bongers heeft mij, gelet op zijn stem, gevraagd om namens onze fractie de bijdrage aan de algemene beschouwingen te leveren. Ik doe dat graag. Voor het laatste jaar van deze zittingsperiode wij dragen, zoals u gelezen zult hebben, een mooie bruidsschat over aan onze opvolgers - en bovendien voor het laatste jaar van deze eeuw liggen beleidsplan en begroting 1999 klaar voor behandeling. Uit de stukken blijkt dat - hoe zal ik het uitdrukken - het VVD-beleid werkt. Een pluim in de eerste plaats voor onze schatkistbewaarder Tielrooij, maar ook voor de anderen uit uw college, waaronder de coalitiegenoten van PvdA en CDA. Ook zij hebben ertoe bijgedragen dat wij nu op rozen zitten. De heer Schipper (CDA): Dus in feite werkt het college. De heer De Groot (VVD): Inderdaad, het gehele college werkt, maar het zou goed zijn als ook provinciale staten werken. In de discussie is naar voren gekomen dat provinciale staten meer met elkaar in debat dienen te gaan zodat het college in de uitvoering meer rekening met de wensen van PS kan houden.
30
14 september 1998
De heer Poelmann (D66): In welke periode is de welvaart van de provincie ontstaan? De VVD claimt dat nu zo ongeveer. De pedanterie die spreekt uit "het VVD-beleid werkt" is niet gepast, gezien de historische context waarin een en ander geplaatst dient te worden. De heer De Groot (VVD): Ik heb begrip voor deze opmerking. U had het aardiger gevonden als gesteld had kunnen worden dat het D66-beleid werkt, maar dat is nu eenmaal niet zo. De portefeuillehouder financiën heeft, gesteund door andere coalitiepartijen, kans gezien om een heel goede provinciale begroting op te stellen. Daarvan hebben vandaag alle partijen, ook de oppositiepartijen, gewag gemaakt. De heer Poelmann (D66): Wij hebben een uitstekende portefeuillehouder financiën, maar niet hij heeft de fondsen bij PEN gevormd op basis waarvan wij nu over een relatief grote welstand kunnen beschikken. De heer De Groot (VVD): Ik neem daarvan nota. Voorzitter! Daardoor zijn wij in staat om 70 mln. uit te trekken voor nieuw beleid: 29 mln. uit de reguliere middelen, waarvan 26 mln. meteen inzetbaar. Men heeft de voorstellen daarover gezien. Een bedrag van 42 mln. komt uit het Fonds investeringen Noord-Holland. Wij besteden het geld aan duurzame economische ontwikkeling, bereikbaarheid en leefbaarheid. De voorgestelde projecten zullen in de komende weken aan de onderscheiden commissies om advies worden voorgelegd. Het resultaat zal bij de vaststelling van de begroting op 12 november aanstaande worden betrokken. In het laatste jaar is een terugblik gebruikelijk. Kort en krachtig: wij kijken met tevredenheid terug op de resultaten die in de afgelopen periode zijn bereikt. Het collegeprogramma 1995-1999 is tot ons genoegen vrijwel geheel uitgevoerd en de strategienota is gerealiseerd. De koers is verlegd naar een meer investerende provincie, waarin het Fonds investeringen Noord-Holland een zeer belangrijke rol vervult. Er zijn besparingen doorgevoerd en privatiseringsoperaties zijn in gang gezet en afgerond. Ook is de organisatie gestroomlijnd en de daaruit verwachte opbrengst is ingeboekt. Met andere woorden: de provincies zijn sterk veranderd en wel van provincies oude stijl in een regionaal bestuur dat herkenbaar is en dat een beleid voert waarop het kan worden afgerekend. Toch is het geen tijd om tevreden achterover te leunen. Daden uit het verleden hebben immers hun sporen voor de toekomst. Ik noem als voorbeeld de ontwikkeling van Schiphol; een landelijke zaak, waarbij de staten echter regelmatig een oordeel vellen over de luchtvaart op lange termijn. De VVD-fractie is bezorgd over de plannen van minister Pronk om "een stop te leggen" op het binnenlands vliegverkeer. De regio dient de economische motor niet te
verliezen. De tijden van de postkoets, om het chargerend te zeggen, zijn voorbij. Daarom verwachten wij van het college van GS, doch ook van de staten, actie om het beleidsvoornemen van minister Pronk de kop in te drukken. De heer Poelmann (D66): Sinds wanneer gaat de minister van VROM over het stoppen van binnenlandse vluchten? De heer De Groot (VVD): Dat vraag ik mij ook af, maar als de heer Pronk dat roept, mag ik daar best iets op terugroepen. U kunt dat ondersteunen. De heer Poelmann (D66): Er hoeft toch niet meteen actie gevoerd te worden! De heer De Groot (VVD): Mijnheer Poelmann, u doet in deze staten niet anders. U maakt melding van alles wat aan de orde van de dag is. Nu doe ik dat eens en dan vindt u dat gek! Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Ik maak er bezwaar tegen dat dit voorstel van de heer Pronk zo geridiculiseerd wordt. Een voorstel tot het verbieden van binnenlandse vluchten is in de staten nooit ter sprake geweest. Echter, door de gehele staten, ook door de Schiphol-woordvoerder van de VVD-fractie, wordt de mening gedeeld dat het gewenst is, binnenlandse vluchten te vervangen door treinreizen. Dat betreft statenbreed beleid. De heer De Groot (VVD): Wij denken daar anders over. Je kunt niet zomaar iets roepen zonder dat de consequenties bekend zijn, ook niet op milieugebied, van het zich per auto of met het openbaar vervoer verplaatsen. Er is geen afgewogen oordeel waarover al indringend is gesproken. Wellicht komen wij hierop in commissieverband terug. De heer Schipper (CDA): Is het uw invulling van de provincie nieuwe stijl om, als een minister iets roept, daarop op deze wijze te reageren? Wij moeten dat vanwege het verloop van de volgende vergaderingen dan goed gaan bijhouden! De heer De Groot (VVD): Als statenlid moet je sowieso alles wat met deze provincie te maken heeft goed bijhouden. Daarop moet ingespeeld worden. Ook in het vervolg van mijn betoog zal dat duidelijk worden. Voorzitter! Wat de bereikbaarheid betreft, steeds meer wegen raken verstopt met files. De oplossing is gelegen in de bevordering van het openbaar vervoer naast verdere investeringen in het wegenpatroon. Een belangrijk onderdeel van de bereikbaarheid in onze provincie is de Coentunnel. Steekt Amsterdam een spaak in het wiel? Willen GS toezeggen, er alles aan te doen om de verbreding van de Coentunnel mogelijk te maken?
31
14 september 1998
Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Ik herinner eraan dat de VVD prominent deel uitmaakt van het college van B&W in Amsterdam. De heer De Groot (VVD): Dat is inderdaad zorgelijk! De VVD-fractie van Amsterdam is van mening dat Amsterdam niet op genoemde wijze kan reageren op de Trajectnota capaciteitsuitbreiding Coentunnel. Op 14 oktober aanstaande zal de gemeenteraad daarover een oordeel vellen. Het standpunt van de VVD in de raad zal gelijk zijn aan dat van deze fractie. De staten hebben zich - wellicht heeft de fractie van GroenLinks dat niet gedaan - uitgesproken voor een verbreding van de Coentunnel. De heer Van den Assem (CDA): Meerdere fracties waren daar niet voor. De heer De Groot (VVD): De staten waren, ook al was dat niet unaniem, voor uitbreiding van de Coentunnel. Het is de taak van de politiek en van provinciale staten om de gedeputeerden te vragen, daarop alert te zijn. Dat is de nieuwe rol die wij ons toemeten en waarmee wij in de toekomst voor de dag zullen komen. Mevrouw Van Schendelen (PvdA): De PvdA-fractie heeft in de recente commissievergadering een ander standpunt ingenomen. De vraag is gesteld wat er, als de Coentunnel wordt verbreed zoals voorgesteld door GS, moet gebeuren ten aanzien van de verkeersopstoppingen op de A10-west en -zuid. Wij denken graag mee met allerlei meerderheden, maar er moeten wel oplossingen worden gevonden en geen knelpunten worden bevorderd. De heer De Groot (VVD): Daar ben ik het van harte mee eens. Ook wij vragen GS om oplossingsgericht te werken en om de besluitvorming van de staten op dat punt uit te voeren. De VVD-fractie maakt zich dus enige zorgen, die wij zeker op een bijeenkomst als deze willen uiten. Mevrouw Van Schendelen (PvdA): Ik begrijp hieruit dat u niet weet wat de A10-west en -zuid is. De heer De Groot (VVD): Dat weet ik wel, maar wij wachten de verdere voorstellen van GS inzake de congestie af. Als iemand weet waar de A10 ligt, ben ik het wel. De bereikbaarheid geldt niet alleen de wegen. Wij werken mee aan het verbeteren van de bevaarbaarheid van de Zaan. Als in 1999 ruim 200.000 kubieke meter bagger is verwijderd, is de Zaan weer voor vele typen schepen bevaarbaar, waardoor het vervoer over water kan groeien. Bovendien heeft de Zaan dan weer een schone waterbodem. Wij willen ook bijdragen aan een extra perron in Hilversum, zodat daar ook weer de intercitytreinen kunnen stoppen. In het kader van de leefbaarheid investeren wij
in groenprojecten, onder meer in de Haarlemmermeer. Ook steunen wij de natuurontwikkeling op het PENeiland naast de zogenaamde Blauwe Loper; de recreatieve landschappelijke en ecologische ontwikkeling van het kanaal Alkmaar-Kolhorn. De heer Poelmann (D66): U noemt drie onderwerpen waarover wij ons jarenlang sappel hebben gemaakt. Ik vind het leuk dat het college deze voorstellen tot de zijne heeft gemaakt en dat u hieraan memoreert. De heer De Groot (VVD): Aan het eind van mijn betoog zult u vernemen waarom ik dat doe. Ook culturele ontwikkelingen vallen onder leefbaarheid, evenals de aandacht voor zorg. Twee forten van de Stelling van Amsterdam worden gerestaureerd: het kustfort IJmuiden en het fort aan de Drecht. In de gerestaureerde forten kunnen bestemmingen worden ondergebracht zoals huisvesting van sociaal-cultureel werk, trainingscentra, restaurants en dergelijke. Ten slotte vallen ook duurzame bedrijventerreinen onder duurzame economische ontwikkeling. Het is de uitdaging, deze zo in te richten en te beheren dat de economische activiteiten doorgang kunnen vinden terwijl de belasting van het milieu en de schaarste afnemen. Aan de drie thema's waarvoor wij voor de komende jaren in het kader van nieuw beleid kiezen, te weten duurzaamheid, bereikbaarheid en leefbaarheid, hangen bijbehorende prijskaartjes. Het is geen probleem om de vermelde prijzen te betalen, maar wij willen meer. Zo zouden wij onderzocht willen zien - deze projecten leggen wij dan ook in eerste instantie aan de commissies voor - of het programma fietspaden niet kan worden uitgebreid en afgewerkt door middel van verruiming van het toekenningspercentage voor het fietspadenfonds en of toekenning uit het provinciaal fietspadenfonds voor noodzakelijke voorzieningen binnen de bebouwde kom mogelijk is. Kan onderzocht worden of het PFF toch ingezet moet worden voor gemeenten in het ROA-gebied, bezien in het licht van de verdelende rechtvaardigheid? De fondsen vanwege de gebundelde doeluitkering aan de provincie en het ROA-gebied kunnen een keer op zijn. Als de provincie op basis van eigen beleid gelden fourneert voor de rest van de provincie minus Amsterdam, kan in het kader van de verdelende rechtvaardigheid gesteld worden dat het ROA-gebied in dezelfde verhouding ook iets toebedeeld kan worden. Ik houd daarvoor een pleidooi. Vervolgens verzoek ik, te onderzoeken of de duurzaam-veilig-projecten niet extra gesubsidieerd kunnen worden en voorts of - voor zover geen rijkstaak - extra stimuleringsmiddelen voor het bestrijden van de jeugdcriminaliteit geboden zijn. U merkt het voorzitter, wij hebben ideeën genoeg. Zij zullen onzerzijds in de commissies worden besproken. Na de uitvoerige behandeling in de staten van 11 mei jongstleden houden wij slechts vragen over 32
14 september 1998
het gereedkomen van de beleidsnota "wonen", onze motie "kleine kernen" en de beleidsnotitie "collectief vervoer". Wij wachten deze stukken met veel belangstelling in, zodat wij er tijdens de begrotingsbehandeling op in kunnen gaan. Voorzitter! De fractie van D66 heeft voorgesteld om de opcenten voor de wegenbelasting te verlagen. De VVD heeft daarover al eerder voorstellen gedaan. Het leek ons juist, daarop voorlopig niet terug te komen. Het lijkt mij goed dat deze gelden de burger van Noord-Holland ten goede komen. De inzet van de VVD-fractie in de nieuwe collegeperiode is om, gezien de goede begrotingspositie van de provincie Noord-Holland, grotere lastenverminderingen voor de inwoners te effectueren. Het voorstel van D66 moet dan ook in dat kader bekeken worden. Ik heb best een goed gevoel bij het voorstel, maar het is de vraag of dat in deze periode moet gebeuren. De heer Poelmann (D66): Wij willen niet zo nodig de kosten voor het autorijden verlagen, maar het voorstel is gedaan omdat het college in de begroting aangeeft dat er 2,6 mln. aan de reserves worden toegevoegd omdat er geen plannen voor zijn. De reserves worden daardoor groter dan wij hebben afgesproken. Het verbaast mij dat de VVD wil oppotten. Het gaat om helder belastinggeld dat de provincie niet nodig heeft omdat er voor de besteding ervan geen voorstellen zijn. Het verwondert mij dat de VVD dat voor zich uit schuift, maar dat zal wel te maken hebben met een in de coalitie gesloten compromis. Het is curieus dat de VVD zich zo opstelt. De heer De Groot (VVD): Wij hebben niet gezegd dat er maar opgepot moet worden. De staten kunnen, gezien de vrije beleidsruimte, voorstellen doen. Het hoeft echter geen grabbelton te zijn. Op commissieniveau kan daarover overlegd worden. Dat is het primaat van de staten. De heer Poelmann (D66): Het is verbijsterend om van de VVD te horen dat er gegrabbeld kan worden. De heer Bozelie (GroenLinks): Het college heeft ten aanzien van een eerdere verlaging van de opcenten toch gesteld: eens, maar nooit weer? Of neemt de PvdA een minderheidsstandpunt in? De heer Van der Paard (PvdA): D66 probeert de coalitiepartijen steeds uit elkaar te spelen. Coalitiepartijen kunnen deals sluiten. Wij kunnen ons daar goed in vinden. In de volgende periode ligt deze kwestie weer geheel open en dan kijken wij weer verder. De heer De Groot (VVD): Het is goed dat u bevestigt dat wij op dit moment geen belangstelling hebben voor het voorstel van D66, al vindt mijn fractie het een aardig idee. Voorzitter! Ter afronding. Wij hebben
waardering voor de inzet en betrokkenheid van uw college. Op allerlei gebied is veel gebeurd. Wij waarderen het dat tijdens de "verbouwing" - de reorganisatie van het ambtelijk apparaat - de verkoop is doorgegaan. De inzet van onze medewerkers is onze fractie niet ontgaan. Een efficiënte overheid staat klaar voor de inwoners van Noord-Holland; niet in een ivoren toren, doch interactief. De afslanking van ons apparaat is bijna gerealiseerd; ook een punt waarop het collegeprogramma is gehaald. De zakelijkheid, doch ook de warmte die wij wilden uitstralen naar een ieder voor deze statenperiode voerden de boventoon. Spreken als het nodig was; zwijgen als wij het met het gevoerde beleid dan wel de voorstellen eens waren. De staten dienen immers op hoofdlijnen te beslissen. Daar ook dient het primaat te liggen. Het debat - dat er gelukkig was - zal niet worden geschuwd. Op de ingediende voorstellen zullen wij na de commissiebehandeling terugkomen. De voorzitter: Hiermee zijn wij aan het einde gekomen van de inbreng van de zijde van de fracties in eerste termijn. Het college zal hier schriftelijk op reageren. De tweede termijn zal plaatsvinden in de novembervergadering. Ten behoeve van de stemming onder agendapunt 10 van een lid van de Raad van Commissarissen NV Afvalzorg Holding benoem ik overeenkomstig artikel 35 van het Reglement van orde tot stemopnemers de leden de heer Bongers, mevrouw Goijert, de heer Van der Paard en de heer Poelmann. 6.Aan de orde is de voordracht van gedeputeerde staten inzake de aanpassing statuut budget bevoegdheden (zie bijlage 43). Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 7.Aan de orde is de voordracht van gedeputeerde staten inzake de herziening verordening financieel beheer (zie bijlage 44). Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 8.Aan de orde is de voordracht van gedeputeerde staten inzake de vaststelling van het kiesreglement waterschappen NoordHolland en wijziging waterschapsreglementen (zie bijlage 42). Mevrouw Koopman-Krijt (PvdA): Voorzitter! Wij zijn tevreden dat er schriftelijk gestemd kan worden en dat er een proef wordt gehouden met het telefonisch stemmen. Wellicht spelen andere telecommunicatievormen in de toekomst een rol. De reglementen moeten op dat moment weer aangepast worden. De stroomlijning van het tijdstip van de 33
14 september 1998
verkiezingen staat ons ook bijzonder aan. Het is nu erg chaotisch en voor de burger vaak niet goed te volgen. Mensen wonen en werken lang niet altijd in één plaats. Er kunnen waterschapsverkiezingen worden gehouden in de plaats waar je werkt en niet daar waar je woont. Dat wekt verwarring. De PvdA is geen voorstander van kiesdistricten. Er komt in ieder geval een evaluatie. De argumenten, zoals betrokkenheid op het gebied, gelden blijkbaar wel voor het ene en niet voor het andere waterschap. Ook dat is chaotisch. Daarbij komt dat mijn fractie van mening is dat de kiezer dat zelf wel kan uitmaken. Hij wordt nu belemmerd in zijn mogelijkheden. In het verleden hebben wij er al vaak genoeg op gewezen dat het voor kleinere groeperingen moeilijker is om een zetel te verwerven. Uit de evaluatie zullen de effecten blijken, maar vooralsnog zijn wij er niet voor. Wij zullen echter, gezien de getalsverhoudingen in de staten, geen wijzigingsvoorstel indienen. Voorzitter! De waterschappen zijn nog steeds te weinig bekend bij de bevolking. Er zijn allerlei acties gaande van de waterschappen zelf om dat te verbeteren. Ik roep echter ook GS op, er alles aan te doen om daaraan een bijdrage te leveren. Het is belangrijk dat de mensen in ons waterrijke land weten waar het om gaat. De waterschappen dienen beter onder de aandacht van de bevolking te worden gebracht. De heer Vroegindeweij (CDA): Mijnheer de voorzitter! Het kiesreglement en de daaraan verbonden wijzigingen betekenen weer een volgende stap op weg naar harmonisatie en uniformering van waterschapsverkiezingen. De keus voor het tegelijkertijd stemmen in alle waterschappen schept duidelijkheid en zal de aandacht van de kiezer zeker ten goede komen. Gezien de procentueel lage respons tot op heden is er nog veel creativiteit nodig om het kiezersvolk te mobiliseren. Met de keus voor directe verkiezingen wordt recht gedaan aan de mening van de commissie MWE en wordt het provinciaal beleid geconcretiseerd. Een landelijke verkiezingsdag is nog niet in beeld, doch moet als doelstelling actief nagestreefd worden. Het nationaal promoten met de daartoe beschikbare middelen zal ons inziens de kiezer meer prikkelen en het nut en de functie van onze waterschappen beter overbrengen. Eén datum voor Noord- en ZuidHolland is alvast een aanzet. Handhaving van de kiesdistricten - de wens van vier waterschappen achten wij, zolang het tegendeel van het nut daarvan niet is aangetoond, goed. Een zorgvuldige afweging van de bandbreedte voor het aantal DB-leden kan bij de evaluatie van de Waterschapswet worden verwacht. Ik hoop dat dit bij reglement geregeld kan worden en de wensen van de waterschappen erbij worden betrokken. Voorzitter! De CDA-fractie heeft veel waardering voor de afstemming van het kiesreglement met de waterschappen en andere partijen, en voor de
duidelijke presentatie van dit voorstel. Elke verdere stap tot verdere uniformering van regelingen en het bewust maken van de kiezer van het belang van onze waterhuishouding juichen wij toe en zullen wij bevorderen. Mevrouw Wildekamp (lid van gedeputeerde staten): Voorzitter! Het is juist dat op verschillende wijzen wordt omgegaan met de kiesdistricten. Ik heb begrepen dat er politiek nogal verschillend over wordt gedacht. Het is op dit moment enigszins een ja/neekwestie. Ik heb dan ook voorgesteld om de vraag inzake het al dan niet met kiesdistricten werken, te betrekken bij de evaluatie. De pro's en contra's kunnen dan nog eens op een rij worden gezet en er kan dan een goed besluit worden genomen. Mevrouw Koopman heeft gevraagd of de provincie een bijdrage kan leveren aan het meer bekend maken van het werk van de waterschappen. Ik ben van mening dat de waterschappen, als autonome bestuurslaag, mans genoeg zijn om daaraan zelf vorm te geven. Zij voeren ook actie op dat punt. De provincie heeft wel een taak ten aanzien van de bewustwording van het belang van water. In het Waterhuishoudingsplan is een aantal acties daartoe opgenomen. Binnenkort wordt er in het kader van de debatten van de toekomst gedebatteerd over "toekomst boven water". Ook op dat punt proberen wij de bewustwording te bevorderen. Tevens wordt er een discussie over water op Internet gestart. Ik hoop dat burgers zich daardoor meer en meer bewust worden van het belang van water en de wijze waarop daarmee omgegaan moet worden in deze provincie. Het voorstel wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De fractie van GroenLinks wordt aantekening verleend dat zij geacht wenst te worden tegen artikel 10 van het voorstel te hebben gestemd, omdat de geringe beperking van het kiesrecht niet strookt met haar principiële opvattingen daarover. 9. Aan de orde is de voordracht van gedeputeerde staten inzake het FINH-project aanleg parkeerterreinen bij strandslagen Drooghe Weert en Falga, gemeente Den Helder (zie bijlage 45). De voorzitter: De strandslag bij Falga, die dit jaar nog niet uitvoeringsgereed is, is uit de voordracht geschrapt. De heer Bozelie (GroenLinks): Het is prima dat het streven van de Kop van Noord-Holland om de economie te verbeteren, wordt gesteund. Wij vinden echter dat er sprake is van oneigenlijk gebruik van de FINH-gelden voor de aanleg van parkeerterreinen. Er zijn veel betere methodes voor het tegengaan van de automobiliteit. Wij denken meer aan transferia. Wil het college op termijn bezien of transferia bij de kustplaatsen de automobiliteit kunnen verminderen? 34
14 september 1998
Er mag niet alleen gekeken worden naar een oplossing voor een parkeerprobleem in natuurgebieden. Wij kunnen daar niet voor zijn. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Dat is jammer. De heer Bozelie spreekt over oneigenlijk gebruik van het FINH. Ik vind dat daarvan geen sprake is. Er is op dit moment geen andere titel daarvoor in de provincie. Volgens de door de staten vastgestelde regels is een beroep op het Provinciaal infrastructuurfonds niet mogelijk. Dat geld moet aan provinciale projecten worden besteed. Ik ben het op zichzelf eens met de heer Bozelie dat transferia beter zijn. Wij onderzoeken de mogelijkheden daarvoor, onder andere bij Schoorl. Dat neemt niet weg dat in de huidige gevallen het parkeren zo gevaarlijk is dat concentratie ervan nodig is. Anders gebeuren er ongelukken. De heer Bozelie (GroenLinks): Als blijkt dat de transferia bij de kustplaatsen een groot succes zijn, is de heer De Boer dan bereid om deze ook bij Den Helder te realiseren? Ik kan mij niet voorstellen dat deze lijn wordt voortgezet. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Dat is niet de bedoeling. Wij zijn van mening dat de parkeerterreinen verantwoord zijn en op een goede plek liggen. Het ligt zeker niet in de bedoeling om, als er echte transferia komen, deze parkeerterreinen onmiddellijk op te heffen, tenzij blijkt dat wij zonder kunnen. Dat is dan wel een kwestie van lange adem. De heer Bozelie (GroenLinks): Uitgangspunt van de provincie is dat de automobiliteit, zeker in recreatiegebieden, verminderd moet worden. Dit voorstel is dan ook inconsequent, want daarmee wordt de automobiliteit naar de kuststreek juist bevorderd. De heer De Boer (lid van gedeputeerde staten): Ik bevorder absoluut de automobiliteit aldaar niet. Een parkeerterrein betekent nog niet dat er meer auto's komen. Het gaat om betaald parkeren. Nu parkeert iedereen de auto gratis aan de kant van de weg, met alle gevaarlijke gevolgen van dien. De aanleg gebeurt in het kader van de verkeersveiligheid, maar omdat men moet betalen, zal er sprake zijn van een remmend effect op de automobiliteit. Ik ben het dus niet met de heer Bozelie eens. De heer Berkhout (D66): Transferia moeten niet aan de kust komen, maar in het binnenland, juist om te voorkomen dat men met de auto naar de kust gaat. Daarop moet sterker worden ingezet. Het voorstel wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De fractie van GroenLinks wordt aantekening verleend dat zij geacht wenst te worden tegen het voorstel te hebben gestemd.
10.Aan de orde is de voordracht van gedeputeerde staten inzake de (her)benoeming lid Raad van Commissarissen NV Afvalzorg Holding (zie bijlage 46). Nadat de stemming heeft plaatsgehad, worden de stembussen geopend en blijken 63 stemmen te bevatten, welk getal overeenstemt met dat der aanwezige leden. Bij opening blijkt dat 60 stemmen zijn uitgebracht op de heer De Jong. Het aantal ongeldige stemmen is 3. Aangezien de heer De Jong de volstrekte meerderheid van stemmen op zich heeft verenigd, wordt hij benoemd tot lid van de Raad van Commissarissen NV Afvalzorg Holding.
f.Afschrift brief van A.J. Verzandvoort te Hilversum van 10 augustus 1998, aan B&W van Hilversum, inzake de verkeersproblematiek in die gemeente; g.Brief van de familie Bell te Halfweg van 19 augustus 1998 inzake overlast bij de entree van de camping Houtrak; h.Brief van F.H.W. Grimberg te Uitgeest van 20 augustus 1998 inzake overlast van de luchthaven Schiphol. Mevrouw Op de Weegh (CDA): Kan de brief onder a worden behandeld in de commissie Zorg, zo mogelijk in relatie tot de begroting? De voorzitter: Wij zetten alles op alles!
11. Aan de orde is de voordracht van gedeputeerde staten inzake de bekrachtiging bezwaar (nadere gronden) tegen aanwijzing partiële herziening streekplan AmsterdamNoordzeekanaalgebied voor Haarlemmermeer/Schiphol (zie bijlage 47).
De heer Koetsier (GroenLinks): Kan de brief onder c worden geagendeerd in de commissie Milieu, Energie en Water? De voorzitter: Dat lijkt mij fantastisch.
Mevrouw Berman (D66): Mijn fractie heeft in een vorig debat over dit punt uitgesproken, tegen het bezwaar te zijn. De nadere gronden zijn voor ons geen reden om daarop terug te komen.
Mevrouw Onstenk (GroenLinks): Kan de brief onder h worden behandeld in de commissie Ruimtelijke Ordening bij de bespreking van de handhavingsrapportage eind oktober?
Het voorstel wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De fracties van D66, De Groenen en GroenLinks wordt aantekening verleend dat zij geacht wensen te worden tegen het voorstel te hebben gestemd.
De voorzitter: Dat kan. De brieven genoemd onder d en f worden voor kennisgeving aangenomen en de brieven genoemd onder b, e, en g worden ter afdoening gesteld in handen van gedeputeerde staten.
12.Aan de orde zijn de ingekomen stukken.
Sluiting 13.30 uur.
a.Brief Samenwerkingsverband Ouderenbonden in West-Friesland van 1 juni 1998 inzake beëindiging project dagverzorging;
Titel:PS-notulen d.d. 14-09-1998
b.Brief van R. Walhout te Purmerend van 8 juni 1998 inzake files op de N235;
Datum:29-09-1998 Nummer:
c.Brief Samenwerkingsverband van bewonersorganisaties uit Amsterdam-Noord van 8 juni 1998 met het verzoek om een gesprek over de waterschaps- en verontreinigingsheffing; d.Afschriften van correspondentie van de burgemeester van 's-Graveland met de directie van Radio Noord-Holland over de aandacht die aan Gooi en Vechtstreek wordt besteed; e.Brief van de Vereniging van Nederlandse particuliere bedrijven in integrale afvalverwijdering "Afvalbeheer" van 30 juli 1998 inzake de regeling voor retourlogistiek;
35
14 september 1998
Documenttype:PS-verslag