Sekseverschillen in internaliserende problemen
FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN Graduate School of Childhood Development and Education
MASTER ORTHOPEDAGOGIEK
Verschillen tussen jongens en meisjes in internaliserende problemen: Kan overmatig alcoholgebruik de genderkloof in internaliserende problemen verklaren?
Masterscriptie Orthopedagogiek Pedagogische en onderwijskundige wetenschappen Universiteit van Amsterdam Nina Jans (5695309) Begeleiding: dhr. dr. P.J. Hoffenaar Zaandam, juni 2015 1
Sekseverschillen in internaliserende problemen
Abstract This study examined the gender differences in alcohol use and internalizing problems. The hypothesis was that because of a gender paradox, boys with internalizing problems drank more alcohol than girls with internalizing problems. For this study 9.813 high school students completed a self reported questionnaire about their health and lifestyle. A multiple regression analyses was used to test the hypothesis. The results show that there are far more girls with internalizing problems than boys. There were barely any differences in alcohol use between boys and girls, only boys drink more often larger amounts (> 6 glasses per day) of alcohol. Several models were tested in this study. They all show that alcohol use had more effect on internalizing problems with girls than with boys. This is contrary to the hypothesis examined here.
2
Sekseverschillen in internaliserende problemen
Inleiding Een veel voorkomend probleem onder jongeren is het overmatig gebruik van alcohol. Tot 1 januari 2014 mochten jongeren vanaf 16 jaar volgens de wet zwak alcoholische dranken kopen en drinken en vanaf 18 jaar ook sterke dranken. Op 1 januari 2014 ging de nieuwe Drank- en Horecawet van kracht. Met ingang van deze wet is de leeftijdsgrens voor het kopen en in bezit hebben van alle alcoholhoudende dranken verhoogd naar 18 jaar. Jongeren blijken voor de wettelijk toegestane leeftijd al regelmatig alcohol te drinken. Uit grootschalig representatief onderzoek onder schoolgaande jongeren van 11 tot 16 jaar, het Health Behaviour in School-aged Children (HBSC) onderzoek, blijkt dat ruim een kwart van de leerlingen (27%) in het voortgezet onderwijs in de afgelopen maand alcohol heeft gedronken. Van de drinkende jongeren deed 72% dit in de afgelopen maand overmatig (Looze et al., 2014). Overmatig alcoholgebruik wordt in de literatuur gedefinieerd als binge drinken. Dit is het drinken van vijf of meer glazen alcohol tijdens één gelegenheid. Dit is voor jongeren onder de 16 jaar dermate schadelijk dat wordt gesproken van overmatig alcoholgebruik (Looze et al., 2014). In het verleden dronken jongens vaker en meer dan meisjes. Dit verschil is in de loop van de tijd geheel verdwenen. Zo was er in het HBSC onderzoek van het Trimbos Instituut in 2001 nog een groot verschil tussen jongens en meisjes in het voortgezet onderwijs die ooit alcohol hadden gedronken (71% versus 62%). Dit onderzoek wordt elke vier jaar herhaald. In 2013 was er geen verschil meer tussen jongens en meisjes die ooit hadden gedronken (47% versus 46%). Jongens beginnen nog wel iets eerder met alcohol drinken dan meisjes; in het basisonderwijs heeft 15% van de jongens en 7% van de meisjes al eens alcohol gedronken. Het drinken van alcohol op jonge leeftijd kan gevolgen hebben voor de eigen gezondheid en de maatschappij. Immers blijkt dat hoe jonger jongeren beginnen met drinken, des te groter de risico’s op latere leeftijd voor alcoholafhankelijkheid en verschillende gezondheidsklachten. Zo kan het gebruik van alcohol in de adolescentie een verstorend effect hebben op de ontwikkeling van de hersenen, met als gevolg meer impulsief gedrag, alcoholmisbruik en risico op alcoholafhankelijkheid (Crews, He & Hodge, 2007). Uit recent onderzoek blijkt echter dat het bewijs voor hersenschade als gevolg van alcoholgebruik niet zo overtuigend is als eerder werd gedacht. Er blijkt sterker bewijs voor de omgekeerde relatie: relatief zwakke executieve functies
3
Sekseverschillen in internaliserende problemen
blijken een voorspeller voor later overmatig alcoholgebruik (Wiers, Boelema, Nikolaou & Gladwin, 2015). Daarnaast komen ook internaliserende problemen veel voor onder jongeren. De meest bekende internaliserende problemen zijn angst- en depressieve stoornissen. Dit zijn tevens de meest voorkomende psychische problemen bij jongeren. Uit recent onderzoek blijkt dat 20% van de jongeren in het voortgezet onderwijs te maken heeft met internaliserende problemen (Looze et al., 2014). Dit komt vaker voor bij meisjes dan bij jongens; 31% versus 9%. Het verschil tussen jongens en meisjes in internaliserende problemen is dermate groot dat kan worden gesproken van een genderkloof. Jongeren met internaliserende problemen hebben zichzelf te veel onder controle en hebben moeite met het uiten van hun emoties. De symptomen van depressie in de adolescentie zijn vergelijkbaar met de symptomen bij volwassenen. Een depressie kenmerkt zich door een sombere stemming, verlies van interesse en plezier in activiteiten en verminderde energie of vermoeidheid. De Diagnostic and Statistical Manual of mental disorders IV (DSM IV) heeft hieraan toegevoegd dat bij adolescenten ook sprake kan zijn van een geïrriteerde stemming in plaats van een sombere stemming. Angst is een emotie met een functie. Het zorgt ervoor dat mensen gevaarlijke situaties kunnen onderkennen en vermijden. Dit zou het dagelijks functioneren moeten bevorderen. Men spreekt van een angststoornis op het moment dat de angst het dagelijks functioneren gaat belemmeren. Angststoornissen en depressie gaan vooral in de adolescentie vaak samen (Rigter, 2002). Tevens wordt in de literatuur ook vaak het verband gelegd tussen overmatig alcoholgebruik en internaliserende problemen, zoals angsten en depressieve klachten. Mensen die meer alcohol drinken hebben vaker angstige en depressieve gevoelens. Maar ook andersom drinken mensen met angstige en depressieve gevoelens vaak meer. Dit verband is niet alleen bij volwassenen aangetoond, ook in de adolescentie wordt dit verband aangetoond. Theunissen, Jansen en Gestel (2011) ondervroegen Nederlandse scholieren tussen de 12 en 15 jaar. Zij concludeerden dat als jongeren meer angstige of depressieve gevoelens rapporteerden, zij ook meer kans hadden om overmatig alcohol te drinken. Verdurmen, Monshouwer, Dorsselaer, Bogt en Vollebergh (2005) toonden in hun cross sectionele onderzoek aan de hand van vragenlijsten onder 4
Sekseverschillen in internaliserende problemen
Nederlandse scholieren een verband aan tussen internaliserende problemen en wekelijks gebruik van alcohol bij jongeren van 12 tot 14 jaar. Zij vonden dit verband niet in de groep van 14 tot 16 jaar. Volgens de onderzoekers kan het wekelijks drinken van alcohol met name bij jonge adolescenten wijzen op de aanwezigheid van internaliserende problemen. Kleinjan, Rozing, Engels en Verhagen (2014) brachten de ontwikkeling van alcoholgebruik en depressieve gevoelens ook al op jonge leeftijd met elkaar in verband. In hun longitudinale studie werden jongeren vanaf 12-13 jaar vijf keer, met tussenpozen van vier maanden, ondervraagd over alcoholgebruik en depressieve gevoelens. Wanneer jongeren op 12-13 jarige leeftijd meer dronken, rapporteerden zij op die leeftijd ook al meer depressieve gevoelens. Ook bleek een sterkere toename van alcoholgebruik samen te hangen met een sterkere stijging in depressieve gevoelens. Ook op de lange termijn blijkt er een verband te zijn. Zo vergroot het overmatig drinken van alcohol op jonge leeftijd het risico op internaliserende problemen op latere leeftijd. Brook, Brook, Zhang, Cohen & Whiteman (2002) ondervroegen jongeren in een longitudinaal onderzoek op de leeftijd van 14, 16, 22 en 27 jaar over middelengebruik en psychiatrische problemen. Jongeren die al vroeg begonnen met alcohol drinken hadden significant vaker last van een depressieve stoornis wanneer zij in hun eind twintiger jaren waren. De onderzoekers konden geen causaal verband aantonen, maar volgens hen kan het gebruik van alcohol op jonge leeftijd wel bijdragen aan het ontstaan van een depressieve stoornis op latere leeftijd. Andersom blijkt ook een verband te bestaan. Wanneer symptomen van depressie zich al in de adolescentie voordoen, vergroot dit de kans op problemen met alcoholgebruik op latere leeftijd, vooral bij mannen (Sihvola, Rose, Dick, Pulkkinen, Marttunen & Kaprio, 2008). Uit onderzoek van Sung, Erkanli, Angold en Costello (2004) blijkt dat wanneer jongens op 13 jarige leeftijd depressieve gevoelens hebben, zij drie jaar later vaker overmatig drinken. In de literatuur wordt zelfmedicatie beschreven als verklarende hypothese voor het verband tussen internaliserende problemen en alcoholgebruik. Volgens deze hypothese drinken jongeren met internaliserende problemen alcohol om negatieve gevoelens te verminderen (Steele, Forehand, Armistead & Brody, 1995). Laukkanen, Shemeikka, Viinamäki, Pölkki en Lehtonen (2001) sluiten
5
Sekseverschillen in internaliserende problemen
hierop aan met hun hypothese. Zij stellen dat het overmatig drinken van alcohol een poging is om met problemen die jongeren in de puberteit tegenkomen om te gaan. De literatuur is niet eenduidig over de mate waarin overmatig alcoholgebruik verschillende effecten heeft op jongens en meisjes. In dit onderzoek staat de vraag centraal in hoeverre overmatig alcoholgebruik een genderspecifieke oorzaak kan zijn van internaliserende problemen en daarmee de genderkloof in internaliserende problemen deels zou kunnen verklaren. Sommige studies concluderen dat jongens met internaliserende problemen eerder beginnen met drinken (Crum, Storr, Ialongo & Anthony, 2008; Wu, Hoven, Okezie, Fuller & Cohen, 2007; Wu et al., 2006). Verdurmen, Monshouwer, Dorsselaer, Bogt en Vollebergh (2005) vonden geen verschil tussen jongens en meisjes in de relatie tussen wekelijks alcohol drinken en internaliserende problemen. Laukkanen, Shemeikka, Viinamäki, Pölkki & Lehtonen (2001) en Poulin, Hand, Boudreau & Santor (2005) vonden juist een verband tussen overmatig alcohol drinken en internaliserende problemen bij meisjes, voor jongens vonden zij dit verband niet. Een theorie om het verschil tussen jongens en meisjes te kunnen verklaren is dat er sprake is van een gender paradox. Als een bepaalde stoornis ernstiger gevolgen heeft voor het geslacht waarbij de stoornis minder voorkomt, wordt gesproken van een gender paradox (Mackie, Conrod & Brady, 2012; Eme, 1992). Het is bekend dat internaliserende problemen meer voorkomen bij meisjes dan bij jongens (Looze et al., 2014). Hierdoor kan verondersteld worden dat internaliserende problemen bij meisjes meer geaccepteerd zijn dan bij jongens en dat hier meer aandacht voor is. Het kan echter zo zijn dat de gevolgen van internaliserende problemen bij jongens groter zijn dan bij meisjes. Jongens die op jonge leeftijd al last hebben van depressieve klachten lopen later een groter risico op alcoholmisbruik (Sung, Erkanli, Angold & Costello, 2004). In een studie van Cox, Swinson, Shulman, Kuch en Reichman (1993) werden patiënten met een paniekstoornis ondervraagd. Zij vulden vragenlijsten in over hun alcoholgebruik en coping mechanismen. Hen werd onder andere gevraagd of zij vonden dat het drinken van alcohol hen hielp bij het omgaan met angsten. De onderzoekers vonden een verband tussen internaliserende problemen en alcoholgebruik. Dit verband was sterker voor mannen dan voor vrouwen. Mannen gaven in dit onderzoek aan dat zij alcohol drinken een effectieve manier vinden om met internaliserende problemen om te gaan. De onderzoekers geven twee 6
Sekseverschillen in internaliserende problemen
verklaringen: mannen kunnen beter omgaan met sociale situaties wanneer zij alcohol hebben gedronken en alcohol zou de fysieke verschijnselen van angst onderdrukken. De hier beschreven onderzoeken zijn niet allemaal goed met elkaar vergelijkbaar. Constructen worden op verschillende manieren geoperationaliseerd. Zo worden voor internaliserende problemen constructen gebruikt als depressieve gevoelens (Crum, Storr, Ialongo & Anthony, 2008; Wu et al., 2006; Kleinjan, Rozing, Engels & Verhagen, 2014), negatief zelfbeeld (Laukkanen, Shemeikka, Viinamäki, Pölkki & Lehtonen, 2001), depressie (Velde, Bracke & Levecque, 2010; Boden & Fergusson, 2011) en psychische gezondheid (Verdurmen, Monshouwer, Dorsselaer, Bogt & Vollebergh, 2005). Voor het meten van deze constructen worden verschillende meetinstrumenten gebruikt. Het betreft in de meeste onderzoeken wel zelfrapportage door middel van vragenlijsten. Ook voor het operationaliseren van overmatig alcoholgebruik zijn verschillende maten gebruikt: bingedrinken (Theunissen, Jansen & Gestel, 2011), ooit alcohol gedronken (Crum, Storr, Ialongo & Anthony, 2008; Wu et al., 2006; Sihvola et al., 2008) of alcohol gedronken in de afgelopen zes maanden (Laukkanen, Shemeikka, Viinamäki, Pölkki & Lehtonen, 2001). Daarnaast zijn de onderzoeken ook niet helemaal met elkaar vergelijkbaar omdat de leeftijden van de deelnemers per onderzoek verschillen. Het huidige onderzoek heeft daarom een brede leeftijdsrange met een ruime vertegenwoordiging van jongeren in iedere leeftijdsgroep. Dit onderzoek hoopt een bijdrage te leveren aan het verkrijgen van meer duidelijkheid over het verschil tussen jongens en meisjes in de adolescentie als het gaat om het verband tussen internaliserende problemen en alcoholgebruik. Hierbij wordt getoetst of er sprake is van een gender paradox. Dit betekent dat wordt onderzocht of jongens met internaliserende problemen vaker alcohol drinken dan meisjes met internaliserende problemen. Als blijkt dat internaliserende problemen inderdaad meer negatieve gevolgen hebben voor jongens dan voor meisjes, wat zich uit in het vaker drinken van alcohol, zal hier meer aandacht voor moeten komen. Wanneer jongeren al op jonge leeftijd beginnen met het drinken van alcohol, kan dit wijzen op de aanwezigheid van internaliserende problemen (Verdurmen, Monshouwer, Dorsselaer, Bogt & Vollebergh, 2004). Tevens kan dit aanwijzingen opleveren voor behandeling van deze problemen. Zo blijkt bijvoorbeeld dat wanneer overmatig alcohol gebruik wordt behandeld bij mensen met een depressie, de depressieve gevoelens ook geleidelijk afnemen. Tevens kunnen mensen met 7
Sekseverschillen in internaliserende problemen
depressieve klachten, alcohol gebruiken als zelfmedicatie. In deze gevallen kan behandeling van beide problemen samen leiden tot het beste resultaat (Boden & Fergusson, 2011).
Vraagstelling en hypothesen Bovenstaande inleiding mondt uit in de volgende vraagstelling voor dit onderzoek: Is het verband tussen internaliserende problemen en alcoholgebruik sterker voor jongens dan voor meisjes, wat kan wijzen op een zogenaamde gender paradox? De volgende hypothesen worden daarvoor getoetst: 1. Internaliserende problemen komen vaker voor bij meisjes dan bij jongens. 2. Jongens drinken vaker en meer glazen alcohol dan meisje. 3. Jongens met internaliserende problemen drinken vaker en meer alcohol dan meisjes met internaliserende problemen.
Methode Respondenten en procedure Het onderzoek is afgenomen onder jongeren van 12 tot en met 16 jaar. Alle 33 scholen voor voortgezet onderwijs in de regio Kennemerland (gemeenten Beverwijk, Bloemendaal, Haarlem, Haarlemmerliede, Haarlemmermeer, Heemskerk, Heemstede, Uitgeest, Velsen en Zandvoort) zijn door GGD Kennemerland aangeschreven om deel te nemen aan dit onderzoek. Leerlingen van tweede en vierde klassen hebben tijdens een lesuur op school een webbased vragenlijst ingevuld. Zij deden dit in een ‘proefwerk setting’ individueel en anoniem. Ouders en leerlingen hebben voorafgaand aan het onderzoek een informatiebrief ontvangen. Bij deze brief zat een antwoordstrook die ouders konden invullen wanneer zij niet wilden dat hun kind aan het onderzoek deelnam (informed consent). In totaal zijn 11.109 jongeren gevraagd deel te nemen aan het onderzoek. Uiteindelijk hebben 9.813 leerlingen van 29 scholen deelgenomen. De groep bestond voor 51% uit jongens en 49% meisjes. De meeste jongeren zijn in Nederland geboren (95%). Van de deelnemers volgde 40% VMBO en 60% HAVO/VWO onderwijs
8
Sekseverschillen in internaliserende problemen
Meetinstrument Het onderzoek betreft een cross-sectioneel onderzoek, dat wordt afgenomen door middel van een zelfgerapporteerde vragenlijst over gezondheid en leefstijl; ‘Emovo 2013-2014, monitor van de jeugd in Kennemerland’. Verschillende onderwerpen komen in de vragenlijst aan bod: achtergrondkenmerken, school, lichamelijke gezondheid, sociaal-emotionele gezondheid, leefstijl en sociale veiligheid. Deze vragenlijst bestaat uit een aantal gevalideerde meetinstrumenten en gestandaardiseerde vraagstellingen. In dit onderzoek worden internaliserende problemen geoperationaliseerd als stemmingsstoornissen, angsten en psychosomatische klachten. Dit zijn de meest voorkomende internaliserende problemen bij adolescenten. De respondenten hebben de Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ) ingevuld. Dit is een screeningslijst die de psychische problematiek bij kinderen van 3 tot en met 16 jaar meet. De lijst bestaat uit 25 items. Jongeren geven op een driepuntsschaal aan in hoeverre de stelling voor hen van toepassing is (niet waar, beetje waar, zeker waar). De lijst is in te delen in vijf subschalen: emotionele problemen, gedragsproblemen, hyperactiviteit, problemen met leeftijdgenoten en prosociaal gedrag. De SDQ blijkt een betrouwbaar screeningsinstrument te zijn om te gebruiken binnen verschillende populaties met een Cronbach’s alpha van .71. De schaal ‘emotionele problemen’ is betrouwbaar als op zichzelf staande schaal met een Cronbach’s alpha van .63 (Looij-Jansen, Goedhart, Wilde en Treffers, 2011). De items binnen deze schaal meten of sprake is van een verhoogd risico op stemmingsstoornissen, angsten en psychosomatische klachten. Per schaal kan worden aangegeven of de score binnen het normale, subklinische of klinische gebied valt. Als maat voor internaliserende problemen is in dit onderzoek de totaalscore van de subschaal ‘emotionele problemen’ genomen. Wanneer respondenten scoorden in het subklinisch of klinisch gebied van deze subschaal is er sprake van internaliserende problemen. Voor het operationaliseren van alcoholgebruik is gekozen voor het drinken van alcohol in de afgelopen maand. In de eerder beschreven studies worden verschillende maten voor alcoholgebruik genomen. Uit onderzoek blijkt dat het drinken van alcohol voor jongeren dusdanig schadelijk is dat zij dit in ieder geval tot 18 jaar en liefst langer niet zouden moeten doen. Dit wordt door de overheid dan ook sterk ontmoedigd. Daarom is te stellen dat elke vorm van alcoholgebruik voor jongeren tot 18 jaar 9
Sekseverschillen in internaliserende problemen
problematisch is. Er zijn echter veel jongeren in deze leeftijdsgroep die wel al eens alcohol hebben gedronken. Om deze redenen is in dit onderzoek gekozen voor het drinken van alcohol in de afgelopen maand. Deze maat onderscheidt de jongeren die ooit een keer alcohol hebben geproefd van degene die waarschijnlijk op een meer regelmatige basis alcohol drinken. Jongeren is gevraagd hoe vaak ze in de afgelopen vier weken iets met alcohol hebben gedronken. Om een compleet beeld van het alcoholgebruik van jongeren te kunnen geven zijn meerdere vragen over alcoholgebruik gesteld. In dit onderzoek is de volgende vraag meegenomen in de analyses: •
Hoe vaak heb je iets met alcohol gedronken in de laatste vier weken?
Resultaten Om de vraag naar sekseverschillen te kunnen beantwoorden is gekeken naar de verschillen tussen jongens en meisjes met internaliserende problemen. Van de meisjes scoort 12,4% in het klinisch gebied en 7,6% in het subklinische gebied van de subschaal ‘emotionele problemen’ van de SDQ. Bij de jongens is dit 2,2% in het klinische en 2.3% in het subklinische gebied. In Tabel 1 is het verschil tussen jongens en meisjes te zien. Meisjes hebben veel vaker last van angstige en depressieve gevoelens dan jongens. De effectgrootte Cohen’s d laat zien dat hier sprake is van een middelgroot effect (Cohen, 1992).
Tabel 1 Sekseverschillen in internaliserende problemen Meisjes
Emotionele
Jongens
M
SD
M
SD
3.36
2.4
1.77
1.9
t (df)
p
Cohen’s d
35.939
.001
.74
problemen* *het gemiddelde van de score op de subschaal ‘emotionele problemen’.
10
Sekseverschillen in internaliserende problemen
Om de tweede hypothese te toetsen is onderzocht of jongens vaker en meer alcohol drinken dan meisjes. In Tabel 2 zijn de verschillen tussen jongens en meisjes in alcoholgebruik weergegeven. Hieruit blijkt dat er weinig verschillen zijn tussen jongens en meisjes in hun alcoholgebruik. Jongens drinken alleen vaker grote hoeveelheden, zoals meer dan zes glazen op een weekenddag. Dit verschil is significant.
Tabel 2 Sekseverschillen in alcoholgebruik χ²
df
p
33
.63
1
.43
23
22
1.71
1
.19
Afgelopen maand aangeschoten
18
18
.36
1
.55
Drinkt >6 glazen weekenddag
9
5
57.95
1
.00
Jongens
Meisjes
%
%
Afgelopen maand gedronken
32
Afgelopen maand binge-drinken
11
Sekseverschillen in internaliserende problemen
Om te toetsen of jongens met internaliserende problemen vaker alcohol drinken dan meisjes met internaliserende problemen is een multipele lineaire regressie analyse uitgevoerd. Hiermee is onderzocht welke variabelen voorspellers zijn voor internaliserende problemen. De afhankelijke variabele is ‘internaliserende problemen’. Voor deze variabele is de totaalscore van de subschaal ‘emotionele problemen’ van de SDQ genomen. Om de hypothese te toetsen zijn de volgende onafhankelijke variabelen opgenomen in het model: ‘geslacht’ (0=meisjes, 1= jongens), ‘recent alcohol gebruikt’ en een interactie-effect van ‘geslacht x alcohol gebruikt’. ‘Recent alcohol gebruikt’ is een dichotome variabele die aangeeft of jongeren in de afgelopen maand wel of geen alcohol hebben gedronken. De onafhankelijke variabelen zijn één voor één in het model opgenomen om te kunnen zien wat de unieke bijdrage van iedere variabele afzonderlijk en van het interactie-effect is.
Tabel 3 De gestandaardiseerde regressie coëfficiënten per variabele en de verklaarde variantie per model voor de interactie van internaliserende problemen met geslacht en recent alcoholgebruik.
Geslacht
Model 1
Model 2
Model 3
β
β
β
-.344*
-.344*
-.316*
.070*
.112*
Recent alcohol gebruikt Geslacht x alcohol gebruikt
R² F
-.065*
.119
.124
.126
1291.645
675.609
457.556
*p<.01 In Tabel 3 is te zien dat de verklaarde variantie toeneemt van 11,9% tot 12,6%. Het model als geheel is significant. Ook de regressiecoëfficiënten van iedere onafhankelijke variabele zijn significant. Uit de analyses blijkt het geslacht de sterkste voorspeller te zijn voor internaliserende problemen. Zoals verwacht komen internaliserende problemen meer voor bij meisjes dan bij jongens. 12
Sekseverschillen in internaliserende problemen
De variabele ‘recent alcohol gebruikt’ blijkt weinig invloed te hebben op de aanwezigheid van internaliserende problemen. Uit het interactie effect blijkt dat de invloed van alcohol drinken op internaliserende problemen sterker is bij meisjes dan bij jongens. Voor meisjes geldt in iets sterkere mate dan alcoholgebruik de kans op internaliserende problemen vergroot. Voor zowel jongens als meisjes is het verband is echter zwak (Cohen, 1988). Vervolgens is onderzocht of het aantal keren dat jongeren drinken van invloed is op het verband met internaliserende problemen. Hiervoor is de dichotome variabele ‘recent alcohol gebruikt’ vervangen door de continue variabele ‘hoe vaak gedronken in de afgelopen maand’. Voor deze variabelen hebben jongeren aangegeven hoe vaak zij in de afgelopen maand alcohol hebben gedronken.
Tabel 4 De gestandaardiseerde regressie coëfficiënten per variabele en de verklaarde variantie per model voor de interactie van internaliserende problemen met geslacht en hoe vaak gedronken.
Geslacht
Model 1
Model 2
Model 3
β
β
β
-.344**
-.346**
-.321**
-.060**
.092**
Hoe vaak gedronken afgelopen maand Geslacht x hoevaak gedronken
R² F
-.050*
.119
.122
.123
1291.645
697.345
444.980
*p<.05 **p<.01 Uit Tabel 4 blijkt dat de verklaarde variantie toeneemt van 11,9% tot 12,3%. Het model als geheel is significant. De regressie coëfficiënten van de onafhankelijke variabelen zijn ook significant.
13
Sekseverschillen in internaliserende problemen
Uit het interactie effect blijkt de invloed van alcohol drinken op internaliserende problemen sterker voor meisjes dan voor jongens.
Verschillen tussen leeftijdsgroepen Alcohol wordt door de jongste deelnemers nog weinig gedronken. Maar wanneer jongeren in de vroege adolescentie alcohol drinken kan dit wijzen op aanwezigheid van andere problemen. Wellicht is er een verschil tussen de oudste en de jongste respondenten. Verdurmen, Monshouwer, Dorsselaer, Bogt en Vollebergh (2005) vonden wel een verband tussen internaliserende problemen en alcoholgebruik jongeren van 12 tot 14 jaar en niet voor jongeren van 14 tot 16 jaar. Volgens hen kan alcoholgebruik vooral bij de jongste groep wijzen op aanwezigheid van internaliserende problemen. Er worden in dit onderzoek daarom twee groepen met elkaar vergeleken: jongeren tot 16 jaar en jongeren van 16 jaar en ouder.
Tabel 5 Verschillen tussen jongeren tot 16 jaar en van 16 jaar en ouder. Tot 16 jaar
Vanaf 16 jaar
β
β
Geslacht
-.319**
-.325**
Recent alcohol gebruikt
.085**
.071*
Geslacht x alcohol gebruikt
-.036*
-.101*
R²
.117
.158
F
334.183
122.287
**p<.01
*p<.05
In Tabel 5 is te zien dat bij de groep tot 16 jaar 11,7% van de variantie van de variabele ‘internaliserende problemen’ wordt verklaard door de onafhankelijke variabelen ‘geslacht’, ‘recent
14
Sekseverschillen in internaliserende problemen
alcohol gebruikt’ en ‘geslacht x alcohol gebruikt’. Voor de groep van 16 jaar en ouder is de verklaarde variantie 15,8%. Het model als geheel is significant. De regressie coëfficiënten van iedere onafhankelijke variabele zijn ook significant. In beide groepen is de variabele ‘geslacht’ de sterkste voorspeller voor internaliserende problemen. Daarnaast geldt voor beide groepen dat alcoholgebruik wel van invloed is, maar dat het verband zwak is. In beide groepen blijkt dat het effect van alcoholgebruik op internaliserende problemen sterker is voor meisjes.
Discussie In de literatuur is een verband aangetoond tussen alcoholgebruik en internaliserende problemen. Over de verschillen tussen jongens en meisjes is de literatuur echter inconsistent. In deze studie is onderzocht of er sprake is van een gender paradox als het gaat om het verband tussen internaliserende problemen en alcoholgebruik. Hierbij is de hypothese getoetst dat internaliserende problemen meer voorkomen bij meisjes, maar dat jongens met internaliserende problemen meer alcohol drinken. De resultaten bevestigen een vaak gerepliceerde bevinding binnen de ontwikkelingspsychopathologie, namelijk de genderkloof in angstige en depressieve gevoelens. In alcoholgebruik blijken niet veel verschillen tussen jongens en meisjes. Zij geven even vaak aan in de afgelopen maand alcohol te hebben gedronken, aan binge drinken te hebben gedaan en aangeschoten te zijn geweest. Jongens drinken wel vaker grote hoeveelheden (meer dan zes glazen) op één dag. Dit komt overeen met wat in de literatuur wordt beschreven, namelijk dat de verschillen tussen jongens en meisjes in alcoholgebruik voorheen wel bestonden, maar in de afgelopen jaren bijna zijn verdwenen (Looze et al., 2014). Uit de uitgevoerde lineaire regressie analyses blijken de opgestelde modellen slechts een klein deel van de variantie van internaliserende problemen te verklaren. Recent alcoholgebruik is wel van invloed, maar het verband is zwak. Uit dit onderzoek blijkt dus dat alcoholgebruik weinig invloed heeft op internaliserende problemen bij jongeren. Uit de literatuur kwam een inconsistent beeld van verschillen tussen jongens en meisjes naar voren. In dit onderzoek is de hypothese getoetst dat sprake is van een gender paradox. Hierbij komen
15
Sekseverschillen in internaliserende problemen
internaliserende problemen meer voor bij meisjes, maar drinken jongens met internaliserende problemen meer alcohol. Deze hypothese wordt in dit onderzoek verworpen. Er zijn in dit onderzoek drie modellen getoetst door middel van meervoudige lineaire regressieanalyse met een interactie van geslacht. Uit alle getoetste modellen blijkt dat de invloed van alcoholgebruik op internaliserende problemen sterker is bij meisjes dan bij jongens. Dit komt overeen met onderzoek van Laukkanen, Shemeikka, Viinamäki, Pölkki & Lehtonen (2001) en Poulin, Hand, Boudreau & Santor (2005). In beide onderzoeken werd alleen bij meisjes een verband gevonden tussen alcoholgebruik en internaliserende problemen. Dit verband werd niet bij jongens gevonden. Er zijn verschillende mogelijke verklaringen voor deze resultaten. Volgens Laukkanen et al. (2001) is veel alcohol drinken bij meisjes niet de norm. Bij jongens is dit wel het geval. De onderzoekers stellen daarom dat wanneer meisjes veel drinken, hier vaak andere problemen achter zitten. Bij jongens is overmatig alcoholgebruik meer geaccepteerd en hangt daarom samen met sociale en culturele factoren. Jongens die veel drinken kunnen wel op latere leeftijd sociale of psychische problemen krijgen. Poulin, Hand, Boudreau & Santor (2005) verklaren dat vrouwen vaak beginnen met overmatig drinken na een depressieve periode, wat kan wijzen op het feit dat vrouwen gaan drinken om beter om te kunnen gaan met negatieve emoties. Drinken wordt hiermee gezien als internaliserend gedrag. Er is bewijs dat mannen juist vaak depressieve gevoelens gaan ervaren na een periode van zwaar drinken. Bij mannen wordt drinken vaak gezien als externaliserend gedrag. Uit de beschreven studies en het huidige onderzoek kan worden geconcludeerd dat mogelijk sprake is van een ‘omgekeerde’ gender paradox. Vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op de beschreven verklaringen. Omdat Verdurmen, Monshouwer, Dorsselaer, Bogt en Vollebergh (2005) in hun onderzoek wel een verband vonden voor de jongste jongeren (12 tot 14 jaar) en niet voor de oudere groep (14 jaar en ouder), is in dit onderzoek ook gekeken naar leeftijdsverschillen. Wanneer onderscheid wordt gemaakt tussen de groep tot 16 jaar en van 16 jaar en ouder blijkt dat in de oudste groep iets meer variantie wordt verklaard. Er zijn verder weinig verschillen in de effecten van de verschillende variabelen. En ook hier blijkt dat de invloed van alcoholgebruik op internaliserende problemen bij meisjes sterker is.
16
Sekseverschillen in internaliserende problemen
Dit onderzoek kent een aantal tekortkomingen. Het gaat hier om een vragenlijstonderzoek door middel van zelfrapportage. Jongeren hebben vragen ingevuld over gevoelige onderwerpen als psychische problemen en alcoholgebruik. Het is bekend dat zelfrapportage van gevoelige onderwerpen als deze een vertekend beeld kunnen geven van de werkelijkheid (Theunissen, Janssen & Gestel, 2011). Jongeren hebben de vragenlijst anoniem en klassikaal ingevuld in een proefwerksetting. De afname in deze setting kan bijdrage aan de betrouwbaarheid van de uitkomsten (Smit, Zwart, Spruit, Monshouwer & Ameijden, 2002). In de besproken studies is een grote verscheidenheid in het operationaliseren van verschillende begrippen. In dit onderzoek is ervoor gekozen om alcoholgebruik te operationaliseren als jongeren die iets hebben gedronken met alcohol in de afgelopen maand. Er zijn echter onderzoekers die stellen dat het gedrag van jongeren pas problemen gaat opleveren wanneer zij overmatig drinken. Verschillende onderzoekers kiezen daarom de maat van binge drinken (Theunissen, Jansen & Gestel, 2011). Laukkanen et al. (2001) geven aan dat het niet betrouwbaar is om jongeren te vragen naar de hoeveelheid alcohol die zij drinken. Zij drinken immers vaak op straat met vrienden uit een grote fles en weten daardoor niet hoeveel ze eigenlijk drinken. Volgens Meririnne et al. (2010) is drinken met het doel dronken te worden niet de juiste maat om alcoholgebruik te meten. Volgens de onderzoekers is af en toe dronken zijn normaal onder jongeren. Wanneer jongeren wekelijks dronken zijn kan dit wijzen op psychische problemen. Tevens geven zij aan dat alcoholgebruik bij die hoeveelheid pas een negatieve invloed heeft op psychosociaal functioneren. Andere onderzoekers zijn van mening dat jongeren op een dergelijk jonge leeftijd nog helemaal niet moeten drinken. Zij kiezen er daarom voor om jongeren te vragen of zij ooit iets met alcohol hebben gedronken (Crum, Storr, Ialongo & Anthony, 2008; Wu et al., 2006; Sihvola et al., 2008). Dit zelfde geldt voor het operationaliseren van internaliserende problemen. Ook hier worden verschillende constructen gebruikt, zoals depressieve gevoelens (Crum, Storr, Ialongo & Anthony, 2008; Wu et al., 2006; Kleinjan, Rozing, Engels & Verhagen, 2014), negatief zelfbeeld (Laukkanen, Shemeikka, Viinamäki, Pölkki & Lehtonen, 2001), depressie (Velde, Bracke & Levecque, 2010; Boden & Fergusson, 2011) en psychische gezondheid (Verdurmen, Monshouwer, Dorsselaer, Bogt & 17
Sekseverschillen in internaliserende problemen
Vollebergh, 2005). Om deze constructen te onderzoeken worden veelal gestandaardiseerde vragenlijsten gebruikt, maar het verschilt per onderzoek welke vragenlijst is gebruikt. In een enkel geval zijn deelnemers geïnterviewd. Dit maakt dat de verschillende onderzoeken niet helemaal goed vergelijkbaar zijn. In dit onderzoek zijn sekseverschillen onderzocht in de relatie tussen alcoholgebruik en internaliserende problemen. Andere psychische problemen, zoals externaliserend gedrag zijn in dit onderzoek niet meegenomen. Volgens Krueger, Markon, Patrick & Iacono (2005) is overmatig alcoholgebruik externaliserend gedrag en is daarom de relatie met externaliserende problemen sterk. Er is meer bewijs voor de relatie tussen alcoholgebruik en externaliserend gedrag (Dawson, Goldstein, Moss, Li & Grant, 2010). Er blijft een inconsistent beeld bestaan over sekseverschillen in de relatie tussen alcoholgebruik en internaliserende problemen. Aanvullend onderzoek is nodig om hier een beter beeld van te krijgen. Voor vervolgonderzoek verdient het aanbeveling om te onderzoeken of het drinken van grotere hoeveelheden alcohol meer effect heeft op internaliserende problemen. Daarnaast zouden ook andere psychische problemen, zoals externaliserend gedrag moeten worden onderzocht om een completer beeld van de sekse verschillen te krijgen.
18
Sekseverschillen in internaliserende problemen
Literatuur Brook, D.W., Brook, J.S., Zhang, C., Cohen, P. & Whiteman, M. (2002) Drug use and the risk of major depressive disorder, alcohol dependence and substance use disorder. Arch Gen Psychiatry 59 1039-1044. Crews, F., He, J. & Hodge, C. (2007) Adolescents cortical development: A critical period of vulnerability for addiction. Pharmacology, biochemistry and behavior 86 189-199. Cohen, J. (1988) Statistical power analyses for the behavioral sciences. Hillsdale NJ: Erlbaum. Cox, B.J., Swinson, R.P., Shulman, I.D., Kuch, K. & Reichman, J.T. (1993) Gender effects and alcohol use in panic disorder with agoraphobia. Behaviour research and therapy 31 413-416. Crum, R.M., Storr, C.L., Ialongo N. & Anthony, J.C. (2008) Is depressed mood in childhood associated with an increased risk for initiation of alcohol use during early adolescence? Additive Behaviors 33 24-40. Dawson, D.A., Goldstein, R.B., Moss, H.B., Li, T.K. & Grant, B.F. (2010) Gender differences in the relationship of internalizing and externalizing psychopathology to alcohol dependence: Likelihood, expression and course. Drug and alcohol dependence 112 9-17. Eme, R.F. (1992) Selective female affliction in the development disorders of childhood: a literature review. Journal of clinical child psychology 21 354-364. Kleinjan, M., Rozing, M., Engels, R.C.M.E., Verhagen, M. (2014) Co-development of early adolescent alcohol use and depressive feelings: the role of the mu-opioid receptor A118G polymorphism. Development and psychopathology 2014 1-10. Krueger, R.F., Markon, K.E., Patrick, C.J. & Iacono, W.G. (2005) Externalizing psychopathology in adulthood: a dimensional-spectrum conceptualization and its implications for DSM-V. Journal of abnormal psychology 114 537-550. Laukkanen, E.R., Shemeikka, S.L., Viinamäki, H.T., Pölkki, P.L. & Lehtonen, J.O. (2001) Heavy drinking is associated with more severe psychosocial dysfunction among girls than boys in Finland. Journal of adolescent health 28 270-277.
19
Sekseverschillen in internaliserende problemen
Looij-Jansen, P.M., Goedhart, A.W., Wilde, E.J. & Treffers, P.D.A. (2011) Confirmatory factor analysis and factorial invariance analysis of the adolescent self-report Strengths and Difficulties Questionnaire: How important are method effects and minor factors? British Journal of Clinical Psychology 50 127-144. Looze, M. de, Dorsselaer, S. van, Roos, S. de, Verdurmen, J., Stevens, G., Gommans, R., BonMartens, M. van, Bogt, T. ter, Vollebergh, W. (2014) Gezondheid, welzijn en opvoeding van jongeren in Nederland Universiteit Utrecht, Utrecht. Mackie, C.J., Conrod, P. & Brady, K. (2012) Depression and substance use. Drug abuse and addiction in medical illness: causes, consequences and treatment 275-283. Meririnne, E., Kiviruusu, O., Karlsson, L., Perkonen, M., Ruuttu, T., Tuisku, V. & Marttunen, M. (2010) Brief report: Excessive alcohol use negatively affects the course of adolescent depression: One year naturalistic follow-up study. Journal of adolescence 33 221-226. Poulin, C., Hand, D., Boudreau, B. & Santor, D. (2004) Gender differences in the association between substance use and elevated depressive symptoms in a general adolescent population. Addiction 100 525-535. Rigter, J. (2002) Ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen. Uitgeverij Coutinho, Bussum. Sihvola, E., Rose, R.J., Dick, D.M., Pulkkinen, L., Marttunen, M. & Kaprio, J. (2008) Early-onset depressive disorders predict the use of addictive substances in adolescence: a prospective study of adolescent Finnish twins. Addiction 103 2045-2053. Steele, R.G., Forehand, R., Armistead, L. & Brody, G. (1995) Predicting alcohol and drug use in early adulthood: The role of internalizing and externalizing behavior problems in early adolescence. American Orthopsychiatric Association 65 380-388. Sung, M., Erkanli, A., Angold, A. & Costello E.J. (2004) Effects of age at first substance use and psychiatric comorbidity on the development of substance use disorders. Drug and alcohol dependence 75 287-299. Theunissen, M., Jansen, M. & Gestel, A. (2011) Are mental health and binge drinking associated in Dutch adolescents? Cross-sectional public health study. BMC Research Notes 4:100. 20
Sekseverschillen in internaliserende problemen
Velde, S., Bracke, P., Levecque, K. (2010) Gender differences in depression in 23 European countries. Cross-national variation in the gender gap in depression. Social science & Medicine 71 305-313. Verdurmen, J., Monshouwer, K., Dorsselaer, S. van, Bogt, T. ter & Vollebergh, W. (2005) Alcohol use and mental health in adolescents: interactions with age and gender – Findings from the dutch 2001 health behaviour in school-aged children survey. Journal of studies on alcohol 66 605-609. Wiers, R.W., Boelema, S.R., Nikolaou, K. & Gladwin T.E. (2015) On the development of implicit and control processes in relation to substance use in adolescence. Current addiction reports 2 141-155. Wu, P., Bird, H.R., Liu, X., Fan, B., Fuller, C., Shen, S., Duarte, C.S. & Canino, G.J. (2006) Childhood depressive symptoms and early onset of alcohol use. Pediatrics 118 1907-1915. Wu, P., Hoven, C.W., Okezie, N., Fuller, C.J. & Cohen, P. (2007) Alcohol Abuse and Depression in Children and Adolescents. Journal of child & adolescent substance abuse Vol. 17 (2).
21