Technische Universiteit Eindhoven Faculteit der Technische Natuurkunde Vakgroep didaktiek
Verschillen tussen jongens en meisjes die het doen en kiezen van natuurkunde be"lnvloeden Onderzoeksresultaten en aanbevelingen opdat (meer) meisjes (beter) natuurkunde gaan doen
MENT 87-06
Anneke de Leeuw
Bibliotheek Technische Universiteit Eindhoven
8805635
1111111 11111 11111111111111111111 1111111111111
Colofon
Titel :
Verschillen tussen jongens en meisjes die het doen en kiezen van natuurkunde beoinvloedeno Onderzoeksresultaten en aanbevelingen opdat (meer) meisjes (beter) natuurkunde gaan doeno
Auteur:
Anneke de Leeuw
Omslag:
Stafgroep Reproduktie en Fotografie TUE
Drukwerk :
Stafgroep Reproduktie en Fotografie TUE
Oplage:
500 exemplaren
Datum:
september 1987
Verkrijgbaar:
MENT-projekt, TU Eindhoven Postbus 513 5600 MB Eindhoven Telefoon (040) 47 30 95
ISBN
90-9001765-8
:lP-GEGEVEN5 KONINKLIJKE 818LIOTHEEK.
DEN HAAG
Leeuw. Anneke de tussen jonqens en meisjes die het doen en kiezen van natuu~kunde be!nvloeden : onde~zoeks~esultaten en aanbevelinoen opdat (mee~) meisjes (bete~) natuu~kunde gaan doen / Anneke de Leeuw. - Eindhoven : Technische Unive~siteit Eindhoven. 5ubfaculteit Technische Natuu~kunde. - Ill. Met lit. Dog. ISBN 90-9001765-8 5150 485.4 UDC 372.853-055.25 Trefw.: natuurkunde-onderwijs meisjes. Ve~schillen
VERSCHILLEN TUSSEN JONGEN5 EN MEISJES DIE HET DOEN EN KIEZEN VAN NATUURKUNDE ~eTNVLOEDEN
Onderzoe~sresultaten en aanbevelingen opdat (meed
meisjes (beter) natuurkunde gaan doen.
Anneke de Leeuw
M ENT-pro jekt Vakgroep Didal
1
INHOUDSOPGAVE Inleiding
Pag.
•••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• ! ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
.5
.................................. ....................................
9
J
Het MENT-project
.
,
.,
MENT-ONDERZOEK
........................................•..................................
13
SamensteUing van de groep ondervraagde leerlingen •••••••••••••••••••
14
................................................................
15
'Bewe'rking gegevens' •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
17
opzet onderzoek
,
Beschrijving vragenlijst
,
Resultaten . A
Conc1usies A B
............................................. ...................................................................
Meningen over natuurkunde
Ervaring met techniek
••••••••••••••••••••••••••••••••••••• e ••••••••••••••
......... .......................................................... Pakketkeuze .................................................................... Natuurkunde ja of .neen ............................. ....................
Conc1usies B
C
,
~
~
Redenen ja/neen
...............................................................
18 22 ~.5
25 27 27
29
Cone! usies C .................................................................... .. 33 D
Klusjes in huis •........•.•••... e ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 3.4 Conclusies
E F
G
o •...•..........•.... ~ •..••.•••••..•....••....••..••.••.•...........•..• 35
Vrijetijdsbesteding
• • • • • • • • • • • • 0'0' • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
37
Conclusie ." E .........................................................•.•........ ~..
37
............................................ Conciusies F .................................................................... Beroep ouders .................................................................. Beeld van de natuurkundige
37
41 41
2-
43
OVERIG ONDERZOEK EN AAN8EVELINGEN
1
"Natuurkunde en techniek buiten school ~ ••••••••••• ~ ••••••••• '••••••••'.
45
Bezig zijn met natuurkuhde/technie,k •••• ~ ••••••••••••••• ~ •••• ~ •••••••••
45
Fysische (voor)kennis
47
CI~
••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••.•••••••••
•
................................................................. Beeld van en attitude tegenover tec:hniek ••••••••.•••••••••••••••••• Aanbevelingen ......................... ............................................
51
Beleving van het schoolvak natuurkunde ••••••••• ~ ................... .
55
A Moeilijk
55
. Ruimtelijk inzicht
.
n
...................... ..................................................... ~
Aanbevelingen
••••••••••••• 0 ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
B Leuk, interessant Aanbevelingen
c
•••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• n ••
• • • • • • • • • • c.GG . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .-• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Nuttig ••••••••••••••••• ~ ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
Aanbevelingen D
"
.
5 •••
• • • • • • • • • • • • lU• • • • • • • ·• • • • • • • • • • • • • • •-• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • 0 • • • •
............................................... ...................................................................
48
49
61 63
65 65 65
Geschikt voor eigen sekse
67
Aanbevelingen
67
E Zelfvertrouwen/zelfbeeld •••••••••• '!' ........................................ . 69 Aanbevelingen •••••••.•••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• ., ••• 70 F
Identificatie met de natuurkundige/technicus ................... .. 73 AanbeyeJingen •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
In
IV
75
..........................................................................
77
A;;lnbevelingen •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
83
Pakketkeuze
Interactie
. ............................................................................ .,
Jongens krijgen de aandacht ••••••••••••••••••••••••••••••••••• ,. •••••••••
v
0 •••
41 • • •
85
85
t\anbevelingen •••••• e- ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
89
Lesmateriaal .•••••••••••••••• a •••••••• o •••••• ~ •••••••••••••,.o ••••••••••••••••••••••••
93
Criteria •••••••••••••••••••••••• ~;,. •••••••••••••••••••••••••••••••
95
*; • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Leerstijlen ............................................................................ .
102
Werkvormen ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
102
3 ..,
Samenvatting ..............•.... ~ ......•...... ! •••••••••••••••••••• •••••••••••••••••••••••••
105
Referenties
107
Adressen
~
.
.
.................... 0 ••••••••••••••••••••• $ ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
...................................................................................... Vragenlljst .......................................................................... Resultaten factoranalyse ...................................................
Bijlagen: 1.
........................................... .......................................
,
.
. . "
2. 3. Gemid.de1de scores
-
................................ .......................... . ~
,.
113 115 117
124 126
- 4 -,
••.. de ondtrWiPlnenden zelf lullen zlth moeten bel.innen .. :
SVO-brochure, Onderwijskansen voor meisjes, Nijmegen. 1982.
- 5 Inleiding Nog -steeds kiezen beduidend minder melsJes dan jongens natuurkunde in hun eindexamenpakket
en
zijn
er op technische opleidinge'n nog steeds zeer
weinig meisjes te· vinden. Oit betekent dat een groot aantal meisjes hun talenten
op
natuurkundig!technisch
gebied
niet
ten
volle
ontplooien
en
benutten. Zij doen vooral zichzelf maar ook de maatschappij te kort. Het MENT-project (MEisjes, Natuurkunde en Techniek) e~
toe leidt dat meer meisjes
technische
opleiding gaan volgen. Het
te leveren tot het veranderingsproces dat natuurkunde
kiezen
dan
weI
een
probeert om een bijdrage
project doet onderzoek en ontwikkelt natuurkundig lesmateriaal dat beoogt aantrekkelijk en toegangelijk voor meisjes te zijn. Dit rapport is in de eerste plaats bedoeld voor docenten natuurkunde en techniek alsmede voor studenten die zich voorbereiden op het lesgeven in deze vakken. Ook (aankomende) docenten in de overige exacte vakken en al. diegenen die zich bezighouden met of geinteresseerd zijn in het reduceren van de "achterstand" die meisjes hebben in de exacte vakken zullen, naar ik hoop, in dit rapport veel belangwekkends vinden. Het rapport valt uiteen in twee gedeelten. Eerst worden' de resultaten van een onderzoek onder ruim 800 onderbouw AVO leerlingen gepresenteerd. Oit onderzoek is uitgevoerd tijdens de evaluatie van het door MENT ontwikkelde lesmateriaal: naast vragen over het lesmateriaal zelf kregen de leerlingen een groot aantal vragen voorgelegd ten aanzien van hun beleving van en hun ervaring met het (school)vak natuurkunde. In
het
tweede
gedeelte
van
dit
rapport
worden
de MENT-onderzoeksresultaten in een groter kader geplaatst. Bovendien worden
er een groot aantal aanbevelingen gedaan die er toe moeten lei den dat het natuurkundeonderwijs aantrekkelijkeren toegangelijker wordt voor meisjes. Geen enkele natuurkunde- of techniekdocent(e) zal in staatzijn om al deze aanbevelingen oP. te
v~lgen:
omdat bepaalde aanbevelingen hem of haar· in
het geheel niet aanspreken en omdat het fysiek niet uitvoerbaar is. Ik
hoop
rapport
dat ter
vele hand
(aankomende) zullen
natuurkunde-
nemen
om
en iets
techniekdocenten te
lezen
over
dit de
.'
, Linke Loetje
dOOrRegSm~~~'h~e~.~~~j~J~~~~~~::::~~::::::::::::::::::::::=-____
-C______
Volkskrant
~.V:O:l:k:s~k: ra
- 7 -
onderzoeksresultaten, een (lantal aanbevelingen over te nemen of om opnieuw aan het denken te worden gezet over de. problematiekvan meisjes en natuurkunde.
Dit
alles
opdat
meer
meisjes' enthousiast
worden
voor
natuurkunde en techniek. Tot slot zou ik nog willen roldoorbrekend speci~ieke
zijn:
zij
op~erken
dat vele aanbevelingen op zich niet
spelen op de een of andere
manier in op de
aChtergrond die meisjes door hun opvoeding hebben ontwikkeld, zij
sluiten dus juist aan bij die role Hier ontstaat dus een tegenstelling: om een melS}e
een
toch
weI
enigszins
roldoorbrekeride
keuze
te
laten
maken
(natuurkunde kiezen in het eindexamenpakket) moet er op een min of meer rolbevestigende meisjes
die
de
nebben . gehad
manier
l1)et de meisjes worden omgegaan.
(middelbare) waarin
hun
Zolang echter
school betreden, nog steeds, een opvoeding de
meisjesrol
is
aangeleerd,
zu11en
de
onderwijsgevenden daar ook rekening mee moeten houden •. Pas door aan te sluiten bij de specifieke ervarings- en belevingswereld van een meisje is het mogelijk
haar werkelijk te betrekken bij
en enthousiast te
maken· voor
natuurkunde of techniek. En pas als meisjes niet meer tot meisjes worden opgevoed en jongens niet meer tot jongens, zuBen aanbevelingen, zoals in dit rapport beschreven, overbodig worden. Dan ook zullen jongens en meisjes, onbelemmerd door een sekserol, hun talenten ten volle kunnen ontpiooien.
- 8 -
t~
Natuurkunde voor iedereen
Technlsch(" LJnlverSllelt
Eindhoven FaclJltett der TpchmsChf' Ntltuurkunde
Oeel1 Elektriciteit -in en om het huis
- f-;~,
J- .'
.,...... ....
MENT-lespakket
-","'.:
---
- 9 Het MENT-project
Het MENT-project is in 1981 op bescheiden schaal gestart. De Technische Universiteit Eindhoven biedt huisvesting binnen de vakgroep Didactiek van de Natuurkunde. Dr. Jan H. Raat, hoogleraar van deze vakgroep, coordineert het project. Op dit moment zijn drie medewerkster (ieder voor 28 uur in de week) aangesteld. Het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen subsidieert het project. Het
doe! van het
project is de achterstand van
meisjes, in aantal en
resultaten, bij het onderwijs in natuurkunde en techniek te verkleinen. De activiteiten die worden ontwikkeld liggen op het gebied van het Technische Onderwijs en het natuurkundeonderwijs binnen het AVO (Algemeen Vormend Onderwijs). Wat
betreft
het
technische
onderwijs
worden
de
volgende
activiteiten
ontwikkeld: Het houden van studiebijeenkomsten met vertegenwoordig(st)ers van het leerlingwezen, L TO, MTO, HTO en TU. Het
maken van voorlichtingsmateriaal en videobanden over meisjes en
techniek. Deelname aan het Platform "Meisjes en Techniek". Onderzoek naar de huidige situatie van meisjes op MTS-en, hiervoor zijn docenten en meisjes geinterviewd en jongens geenqueteerd. Mede op grond van de onderzoeksresultaten aanbevelingen doen voor maatregelen die het emandp:\tieproces op de MTS bevorderen. Voorlichting geven aan docenten van MTS-en over de situatie van meisjes en vrouwen in de techniek. Het
organiseren
van
studiebijeenkomsten
beleidsmedewerk{st)ers die bij
het
met
Middelbaar
docenten,
dekanen
en
Technisch Onderwijs zijn
betrokken. Wat
betreft
het
natuurkundeonderwijs
worden
de
volgende
activiteiten
ontwikkeld: Het organiseren van bijeenkomsten met leraren, leraressen en opleiders van na tuurkundedocenten. Het maken van videobanden. Het organiseren van nascholingscursussen.
10 ,
'
Het doen 'van onderzOek, ondermeer naarverschillen tussen jongens en meisjes die relevant (kunneli) zijn voor het natuurkundeond 7rwijs. Het ontwikkelen en evalueren van voorbeeldlespakketten. i ' Het maken van voorlichtingsmateriaal over de Ivakkenpakketkeuze bestemd voor meisjes in de onderbouw. Het MENT-project als geheel geeft adviezen aan beleidsbepaiende organen op het gebied van onderwijs. Bovendien
streeft
het
project
er naar
de kennis die vergaard is over
meisjes, natuurkunde en techniekte verspreiden onder doc~nten, studenten van ierarenopleidingen, dekanen en andere belangstellenden. Dit gebeurt onder andere in de vorm van bijeenkomsten, lezingen en publicaties. Daarnaast verschijnt er elke drie maanden een aflevering van de projectkrant "moMENTopname" waarln verslag' wordt gedaao van de MENT-activi tei ten. Het MENT-project onderhoudt contacten met soo~tgelljke organisaties in het buitenland, onder andere via de zogenaamde GASAT- (Girls And Science And TechnoJogy) conferenties. Voor het aanvragen van een overzicht van MENT-publicaties en videobanden of voor het verkrijgen van overige informatie kunt u terecht bij: i
Technische Universiteit Eindhoven MENT-project, Gebouw N':'laag Postbus 513 5600 MB EINDHOVEN Tel. 040 - 47 3095
.f
'.: t'.
- 11 -
MENT-ONDERZOEK
Met
dank
aan
alle
leerlinges,. leerlingen, docentes en docenten die· dit
onderzoek mogeUjk hebben gemaakt.
12
- 13 Opzet onderzoek Een van de doelstellingen van het MENT-project is het ontwikkelen van natuurkundig lesmateriaal dat met name meisjes aanspreekt. Hiertoe zijn drie voorbeeld-lespakketten ontwikkeld: "Elektriciteit in en om het
huis"
(Lensink,
1986),
"Geluid" (de
Vries,
19&6) en "Energie en
je
lichaam" (de ,Leeuwen Bouwens, 1986). Om de lespakketten te kunnen evalueren en een eenvoudige effectmeting te kunnen doen, zijn naast andere instrumenten, twee schriftelijke vragenlijsten ontwikkeld; de ene krijgen de Ieerlingen voorgelegd voor en de ander na de behandeling van het pakket. In de vragenlijst vooraf wordt de mening van de leerlingen over een groot aantal
zaken. gevraagd.
Bijvoorbeeld:
voorkennis
van 'en
ervaring
met
techniek, de geschiktheld van het yak natuurkunde voor jongens en meisjes. (Zie voor de voUedige vragenlijst bijlage 1, bIz. 117) In
de
vragenlijst
die
de
leerlingen
na
behandeling
van
het
pakket
beantwoorden keren een aanfal vragen uit de vragenlijst vooraf terug en wordt de mening van de leerlingen gevraagd over het behandelde lespakket. In dit rapport zuBen de resultaten beschreven worden van de vragenlijsten vooraf. De vragenlljst werd afgenomen in het schooljaar 1985-1986. De evaluatie en de effect-meting van de lespakketten zijn beschreven in de MENT-rapporten 87-03 en 87-05 (de Leeuw, 1987 a en b).
- 14 -
Samenstelling van de groep ondervraagde leerlingen In totaal zijn 785 ingevulde vragenlijsten verwerkt. Omdat
de
drie
MENT -lespakketten
voor' verschillende
school types
zijn
ontwikkeld zijn ook de ondervraagde leerlingen verdeeld over MAVO, HAVO en
VWO.
Daar
het natuurkundig lesmateriaal betreft
voor de onderbouw
hebben zowel tweede- als derde-klas leerlingen vragenlijsten ingevuld.
.
De preciese verdeling blijkt uit Tabel 1.
Tabel 1 VerdeUng van de leerlingen over 2e en 3e klas van MAVO, HAVO en VWO. Meisjes %
Jongens %
(n=417)
. (n=368)
MAVO
2
15.1
13.9
HAVO
2
26.1
23.6
VWO
2
12.7
MAVO
3
6.2
8.4 . 9.2
HAVO
3
19.7
19.6
VWO
3
20.1
25.3
De volgende scholen namen deel: Twickelr.ollege te Hengelo. SSGM te Middelburg Macropediuscollege te Gernert RSG Lochem te Lochem Serviam MAVO te Eijsden Mondriaan MA VO te
'\~olenhoek
SG St. Ursula te Horn Openbare MAVO te Terborg
- 15 -
8eschrijving vragenlijst De vragenlijst die de Jeerlingen kregen voorgelegd bestond uit verschil1ende gedeelten. A Meningen over natuurkunde Dit gedeelte ·bestaat uit 49 uitspraken omtrent natuurkunde, waarover de leerlingen, via een 5-punts Likert-schaal, hun mening konden geven •
. '
B Ervaring met techniek
Acht vragen waarin nagegaan werd of leerlingen ervaring hadden met een
aantal
technische
zaken,
hierop
kon
met
ja
of
nee
worden
geantwoord. C Pakketkeuze
Een
vraag
pakket,
over
gevoJgd
het door
weI of niet opnemen van natuurkunde in het een
aantal redenen waarom de desbetreffende
keuze was gemaakt. De
leerlingen
konden
een of
meer van de acht genoemde redenen
aankruisen en/of een niet vermelde reden opgeven. D Klusjes in huis
Van een aantal kJusjes in huis werd gevraagd of de leerlingen het leuk vonden om deze te doen. Ook hier werd . weer gescoord op een vij~-punts
Likertschaal.
E Vrijetijdsbesteding en techniek Een drietal vragen over vrijetijdsbesteding. F Beeld natuurkundige Een open vraag waarin de leerling(e) gevraagd werd· op te schrijven waaraan hij/zij dacht bij een natuurkundige. G Ber~ep ouders/verzorgers Tenslotte werd gevraagd naar het beroep van ouders of verzorgers.
- t6 -
- B e..............
'8_1987
~UJ 1/1ADVIES WOOCHTER /tEEFT uw_ NODIG Str aks moet uw dochter haar vakkenpakkel kielen. VOor veel beroepen en lJeroepsopleidingen heeh Ie een of meer eKacte vakken nod.g. Daarom is het belangri,k dat ze b,jvoor· beeld vOOr wiskunde 'jest. Adviseer ~aar exact en haal de brochure op school .
•
.1
I
~;!'n>~l~f'~ "an ' " Onde-tw'ffl
I
.n ~.t~cfut9Pen
~
f!}/ ESIfjXACT ]'olet een of mh?r exacte mkken up je han je meer kanten uil ..
- 17 8ewerking gegevens
Bij
de
verwerking
berekenen
van
werd
voor het uitvoeren van een factoranalyse;
gemiddelde
scores,
t-waarden,
percentages' en
het
frequenties
gebruik gemaakt van het programma-pakket SPSS. Voor
het
leerlingen
verwerken' van beschrijven
de
waara an
antwoorden zij
op de open vraag, waarin de
denken bij
een natuurkundige, werden
eerst een aantal antwoordcategorieen ontworpen. Na het. onderbrengen van de gegeven antwoorden in deze categorieen kon weer SPSS gebruikt worden voor. de verdere verwerking •
-
.
Contributions to the third GASAT conference.
- 1& -
Resultaten f
In deze paragraaf zullen achtereenvolgeriS de resultaten van de verschillende onderdelen van de vragenlijst gepresenteerd worden. A Meningen over natuurkunde De
leerlingen
gaven
hun
mening
over
uitspraken
via
eeh
5-punts
Likertschaal: I-helemaal mee eens, 2-mee eens,: 3-weet niet, ll-mee oneens, I I
5-helemaal mee oneens. Door
het
toepassen
I
van eehfactorahalyse (V ARIMAX) op aIle ll9 items,
waarbij het aantal factoren wert! vrijgelaten, werden in eerste instantie III factoren gevonden. Bij deze analyse werden de antwoorden op de uitspraken 12, 26, 33, 45 en 46 omgecodeerd (zie bijlage
2~
bIz 124).
I
Bij
het
onderbrengen
van
de
items
bij
I
factpren
zijn
aIleen die
items
i
meegenomen die een factorlading groter dan 0.30 hebben. Factoren die en minder dan 3% van de totale
v~riantie
verklaren en 1 of 2
items bevatten zijn geheel buiten beschouwing gelaten, er blijven dan acht factoren over. De
homogeniteit' van
de
set
items
behorend
bij
een
factor
werd
Cronbach ' s alpha's berekend. In onderstaande wordt elke factor apart beschrev'en.
factor I 1) 6) 7) *12) 24)' *26) 29) *33) *45) 47)
items: aantal· items
10
alpha
0.88
bijdrage aan totale variantie
33.0%
'omschrijving afkorting
'*
score
natuurkunde is 'moeilijk NAMOEILlJK
omgec('ld~erdo
via'
- 19 -
factor 2 5) 10) 18) 20) 28)
items: aantal items
5
alpha
0.81
bijdrage aan totale variantie
15.7%
omschrijving
natuurkunde
meer
dan voor meisjes afkorting
.: NAVOORJO
factor 3 3) 4) 9) *" 46)
items: aantal items \ alpha
4
0.77
bijdrage aan totale, variantie
13.1%
omschrijving
natuurkunde is leuk
afkorting
NALEUK
factor 4 37) 38) 40) 48)
items: aantal items
4
alpha bijdrage aan totale variantie
7.3%
omschrijving
?
factor .5 34) 36) 42) 43} 44)
items: aantal items
5
alpha
0.71
..
bijdrage aan totale variantie
5.4%
omschrijving
nut van natuurkunde
afkorting
NUTNA
*"
score omgecodeerd
geschikt
voor
jongens
- 20 factor 6 (
25, 39
items: aantal items
2
alpha
0.79
bijdrage aan totale variantie
4.4%
omschrijving
ouders en pakketkeuze
afkorting
,KIEZENNA
1
factor 7
items:
41, 49
aantal' items
2
alpha
0.66
bijdrage aan totale variantie
3.5%
omschrijving
het
kunnen
aanzetten
van stekker
nuttig
voor ~eisjes/jongens STEKKER
afkorting factor 8
22, 32, 35
items: aantal items
3
alpha
0.68
bijdrage aan totale variantie
3.4%
omschrijving
beeld van natuurkundige
afkorting
BEELD
De
eerste
drie
factoren
zijn
duideUj.k
te
omschrijven
en
dragen ook in
,belangrijke mate bij tot de totale variantie. Voorfactor 4 daarentegen is geen duideUjke omschrijving te geven en deze zal verder ook buiten beschouwing gelaten worden. Bij factor 5 is het moeilijk een goede omschrijving te vinden: zowef het nut van natuurkunde
2.lS
de rol van de natuurkunde in het dagelijks leven komt
hierin tot uiting. De factoren 6, 7, en 8 bevatten allen een gering drie.
'> aanta~
items, twee of
- 21 -
Omdat het vooral interessant is om te zien of er verschillen zi;n tussen jongens
en
meisjes
voor
wat betreft de beleving van het
(schooI)vak
natuurkunde zijn de scores voor de items behorende bi; een factor bij elkaar opgeteld en uitgespHtst naar jongens en meisjes. Deze resultaten zijn opgenomen in tabel 2. Tabel 2 Totaalscores op items behorende bi; een factor. naam factor
totaalscore
totaalscore
meisjes
gedeeld door
(n=417)
aantal items
totaalscore jongens (n:::368)
totaalscore gedeeld door aantal items
NAMOEILlJK
25.42
2.54
30.22
3.02
NAVOORJO
19.93
3.99
17.74
3.55
NALEUK
12.79
3.20
10.81
2.70
NUTNA
11.24
2.25
9.87
1.97
KIEZENNA
6.43
3.22
5.65
2.83
STEKKER
4.54
2.27
4.28
2.14
12.65
4.22
1 t.52
3.84
--..
BEELD
Om te zien of de verschillen tussen meisjes en jongens significant zi;n is met T~ TEST de Student's t-waarde en de bijbehorende overschrljdingskans berekend voor de totaalscore op elke factor. Zie tabel 3.
Tabel 3 verschi1len meisjes en jongens in score op factoren. meisjes
jongens·
(n=417)
,(n=368)
totaalscore
totaa!score
gedeeld door
gedeeld door
aantal items
aa'1 ta1 items
verschil
p
t
NAMOEILlJK
2.54 "*
3.02
...0.48
..8.62
0.000
NAVOORJO
3.99
3.55
+0.44
7.71
0.000
NALEUK
3.20
2.70
+0.50
8.12
0.000
NUTNA
2.25
1.97
+0.28
6.24
0.000
KIEZENNA
3.22
2.83
+0.39
6.27 .
0.000
STEKKER
2.27
2.14
+0.13
1.98
0.049
BEELD
4.22
3.84
+0~38
6.58
0.000
*
1- helemaal mee eens ••• 5- helemaal mee oneens
Uit de tabel blijkt dat de scores 9P aBe "subschalen" significant verschillend 4".
zijn voor meisjes en jongens. Er bUjkt dat meisjes natuurkunde bedu1dend moeilijker en minder leuk vinden dan jongens en dat de melsjes natuurkunde minder een jongensvak vinden dan de jongens. Op de overige verschillen wordt ingegaan bij "conclusies A".
Conclusies -:
Meisj~s
A vinden natuurkunde mo'eilijker dan jongens
- Meisjes vinden natuurkunde minder leuk dan jongens - Meisjes wijzen de gedachte dat natuurkunde een jongensvak is sterker af dan jongens. - Voor zover de "schaal" NUTNA gekoppeld is aan het nut van natuurkunde vinden meisjes natuurkunde weI nuttig maar minder nuttig dan jongens.
- 23 - De items bij KIEZENNA luidden: 25) Mijn moeder vindt het· erg leuk als ik natuurkunde in mijn pakket zou kiezen. 39} Idem 25) maar nu voor "mijn vader". De scores op de afzonderlijke items waren als voIgt:
score meisjes
score jongens
/ (n=417)
(n:36&)
25) (moeder)
3.27'*
2.&9
39) (vader)
3.16
2.76
'*
verschiJ
0.38 0.40 .
P
t
5.54
0.000
5.57
0.000
1- helemaal mee eens • • • • 5- helemaal mee oneens
De
meisjes
zijn
het
licht
oneens
met
beide
uitspraken,
de
jongens
daarentegen Hcht mee eens: de meisjes denken dat hun eventuele keuze voor natuurkunde door
hun ouders
verwachten daarentegen
niet echt leuk gevonden wordt, de jongens
weI ondersteuning voor hun natuurkundekeuze . van
hun ouders. Daar
bij
de "schaaIII STEKKER het verschil tussen meisjes en jongens
nauwelijks significant te noemen is (P:: 0.049) is nog apart naar de scores op de twee daarbij behorendeitems gekeken: 41) Het is een goede zaak dat meis jes leren hoe ze stekkers aan snoeren moeten zetten. 49) idem, maar nu voor "jongens". score· meisjes
score jongens
. (n=417)
(n::368)
41) (meisjes)
.2.40'*
2.23
49) (jongens)
2.14
2.05
'* 1-
verschil
0.17
helemaal mee eens • • • • 5- helemaal mee oneens.
t
2.23
0.026
1.16
,0.247
- 24 We kunnen slechts vaststellen dat a) meisjes aanz,etten
van
stekkers
voor
(verschil in scoren op item
meisjes
en
minder
41) en 49»
jongens vinden dat het leren nodig
is, dan
voor
jongens
en b) dat jongens het eerder een
goede zaak vinden dat meisjes dit leren dan de meisjes zelf.
-
Bij de factor BEELD is het interessant om de scores op de items 22) en 32) te vergelijken: 22) Meisjes die goed zijn in natuurkunde zijn saai en lelijk. 32) Idem, maar dan nu voor "jongens" •
score meisjes
score jongens
(n=417)
verschil
p
(n=368)
22) (meisjes)
4.51 *
3.71
0.80
32) (jongens)
4,l9
4.11
0.08
*
t
1- helemaal mee eens
10.13
0.000 0.307
5- helemaal mee oneens.
De gemiddelde score voor melSjeS en jongens zijn aileen verschillend, en weI in sterke mate, bij het item dat gaat over meisjes. Meisjes
wijzen
de
combinatiegoed zijn
in
natuurkunde
van meisjes en
saai/lelijk zijn veel sterker af dan de' jongens dit doen. Ook blijkt: meisjes vinden dat meisjes die goed zijn in natuurkunde minder saai/Ielijk dan jongens die goed zijn terwijl de jongens vinden dat jongens die goed zijn in natuurkunde mindersaai/lelijk zijn dan meisjes, die goed zijn in natuurkunde.
Leone Burton had ooit eens aaneen klas gevraagd om een jongen of meisje die het beste was in wiskunde, Ie typeren. Daar kwamen vol gens Burton de volgende kenrnerken voor beide sekseri uit: "Spotty, wearing glasses, unattractive and having -110 friends" (pukkels.een bril,onaantrekkelijic en geen vrienden). maar misschien zijn Eng~!se leerlingen wei heel anders dan Nederlandse. Gaby van der Mee , He. Sohoolbled 7
2 eprll 1887
- 25 B Ervaring met techniek
In tabel 4 zijn de percentages van de groep - jongens (meisjes) -weergegeven die ja antwoorddenop de items 50 tIm 56. (Zie voor de vragenlijst bIz. 117). Daar de formuleringen van de items 51) en' 52) wat ongelukkig zijn gekoz~n (llnooit" en !lwerken!l) worden deze items verder buiten beschouwlng gelaten.
Tabel 4
item
Percentages leerlingen die ja antwoordden %
%
meisjes
jongens
(n=417)
verschil
t
P
(n=368)
50
26.6
45.9
-19,3
-5.56 O.OOG
53
51.1
82.1
-31.0
-9.38 0.000
54
36.1
56.0
-19.9
-5.63 ,0.000
Bij de drie items (sterrenkijken; lets uit elkaar halen en met een computer
omgaan) doen
zich (significante)grote verschillen voor tussen jongens en ,
.
meisjes. Het grootste verschil doet zich voor bij item 53). (Ik heb we! eens iets uit elkaar gehaald om te
zi~n
hoe het werkt).
Conclusies B Jongens hebben meer ervaring met sterrenkijkers en computers dan melsJes. Vee~
meer jongens dan meisjes hebben wei eens lets uit elkaar gehaaJd om
te kijken hoe het werkt (82.1 vs 51.1,%).
- 26 -
Petit en Sterringa. 1986.
CM!r de verdeling van arbeid buitenshuis ziin we 't weI ,eens, flv1an en vrouw hebben dezeHde redlten. Want ze hepben redlt op geliike kansen. Da ~ trouwens bQ de wet ,geregeld. Maar hoe zit 't thuis? Huishouden is immers oak arbekJ. En dus is 't Iogisdl om, oak dat werle eerlijk te verdelen.
SAMEN UIT, SAMEN THUIS.
- 27 C Pakketkeuze
Natuurkunde ja of neen In dit onderzoek
zeiden hij
56) (IlDenk je dat je natuurkunde in je
item
pakket zult kiezen") 37,0% van de meisjes en 63,0% van de jongens ja. Sommige leerHngen geven en hi;
item
57) redenen op voor hun positieve
keuze en hi; item 58) redenen op voor hun negatieve keuzej hoe weI ze bij
56) met ja of neen antwoordden. Andere leerlingen daarentegen geven noch bij
item
57) noch bij item 58)
aan waarom ze wel of geen natuurkunde kiezen. (In totaal 348 van de 417 meisjes
319
en
van
de
368
jongens
doen
dit
weI.)
Berekenen
we
de
percentages "ja-zeggersfl aan de hand van het aantal Ieerlingen dat bi; item
57) de redenen voor hun keuze van natuurkunde opgeven dan kiest 33,6% van de meisjes en 65,5% van de jongens natuurkunde. Middelen we de op de twee manieren berekende percentages dan denken in dit
onderzoek
35%
van
de
meisjes
en
64%
van
de
jongens
dat
ze
tabel
5)
leerlingen
in
natuurkunde in hun pakket zuBen gaan kiezen. Als
we
gebruiken
de en
CBS de
gegevens
voor
samenstelling
het van
eindexamenjaar de
onderzochte
1984 (zie groep
aanmerking nemen dan komen we tot 19% van de meisjes en 63% van de jongens, die natuurkunde kiezen.
Tabel 5
% meisjes (jongens) dat natuurkunde in het eindexamenpakket had
in 1984 van alle meisjes (jongens), CBS. meisjes
jongens
VWO
28
64
HAVO
14
51
MAVO
15
60
Opvallend
is
dat in de hier onderzochte groep van meisjes-leerlingen het
percentage dat natuurkunde kiest
veel hoger is dan het gewogen landeUjk
gemiddelde van MAVO/HAVO/VWO eindexamenkandidates in 1984.
(35 vs 19%), terwijl hij de jongens de cijfers juist zeer goed overeenkomen (64 vs 63%).
- 2'8 -
Voor. dit verschil zijrr een aantal mogeHjke oorzaken aan te geven: - de
docenten
die
positief
MENT-lesmateriaal, natuurkundedocenten;
te zij
hebben
gereageerd
gebruiken weten het yak
zijn voor
op
het
verzoek
om
"meisjes-vriendelijke" meisjes aantrekkelijk te
maken. de geografische spreiding van de scholenj er hebben aan dit onderzoek geen scholen in grote steden deelgenor:nen. Uit onderzoek van Hetty Dekkers (Oekkers, 1985) blijkt clat scholen waar meer meisjes dar het landelljk gemiddelde wiskunde en natuurkunde kiezen (door
Dekkers '1 -plus
scholen
provincie. Terwijl de zogenaamde
genoemd)
f3 -min
vooral
gesitueerd
zijn
in de
scholen juist te vinden zijn in de
Randstad. - hier is wellicht de hoop de moeder van de gedachte: meisjes kiezen, i anna 1986, vaker natuurkunde in hun pakket dan hun voorgangsters die in 1982 of eerder tweedeklassers waren en in 1984 eindexamen deden.
Redenen ja/neen Aan de leerlingen werd gevraagd bij item 57) de redenen aan te kruisen waarom ze natuurkunde kiezen. In totaal kruisten 117 meisjes 227 keer iets aan en 209 jongens 550 keer iets aan als reden om wei natuurkunde in hun pakket te kiezen. In figuur 1 (zie bIz. 30) staat aangegeven hoe vaak een zekere reden door meisjes/jongens wordt aangekruisd, berekend in procenten. In totaal kruisten 231 meisjes 663 keer iets aan en 110 jongens 276 keer iets aan als reden om geen natuurkunde in hun pakket te kiezen. In figuur 2 (zie bIz. 31) staan de percentages aangegeven. Bij leerlingen die weI natuurkunde kiezen is de meest opgegeven reden: het later nodig hebben· voor beroep ofstudie. Op de "tweede plaats" komt het leuk vinden van het yak natuurkunde. Bij de leerlingen die geen natuurkunde kiezen zijn de aangekruiste redenen gelijker verdeeld over de redenen 1, 5, 6, 7. ~
Het moeilijk vinden van natuurkunde en er niet ,goed in zijn speelt blijkbaar ook een belangrijke rol bij het niet kiezen van natuurkunde.
.I
- 30-
%
40
30
-.meis,es _... jongens
I-
20
r:==
10
i--- ,
~,
1- ••••
,I"-
----J--". I
1
2
3
4
.5
6
7
8
l) ik het een leuk yak vind
2} de docent(e) natuurkunce het mij zal aanraden 3} de dekaan het, mij zal aanraden 4) mijn ouders het mij zuBen aanraden 5) ik het later voor mijn bero'ep of studie nodig zal hebben 6) het een gemakkelijk yak is 7) ik er goed in ben 8) ik slecht in talen ben
Figuurl
- 31 -
GEEN 30
meisjes jongens
20
. 10
1
2
3
4
5
6
7
8
1) ik het geen leuk yak vind
2) omdat de docent(e) natuurkunde het mij af zal raden 3) omdat de dekaa'n het mij af zal raden 4) omdat mijn ouders .het me zullen afraden 5) ik het later niet voor mijn beroep of studie nodig zal heb~n 6) het een moeilijk yak is 7} ik er slecht in ben
8) ik goed intalen ben
Figuur 2
- 32 -
Wat opvalt is dat er zowel bij de "ja-zeggers" als de "neen-zeggers" wemmg. verschillen zijn tussen jongens en meisjes.
4io
bij een onderzoek gedaan onder
Een~elfde
beeld doet. zich voor
mavo-leerlingen (Waasdorp, 1987)•
. Het grootste verschil (verschi1:7 .4% bij JA en 4.8% bi; NEEN) doet ·zich voor bij de reden 5, "omdat ik het later (nie!) voor mijn beroep of studie nodig zal hebben". Bij de "ja-zeggers'" geven meer meisjes dan jongens aan dat ze het (o.a.) kiezen omdat ze het later nodig hebben, bi; de "neen-zeggers" geven juist meer ;ongens dan meisjesals (een) reden op dat ze natuurkunde later niet nodig hebben. Een
opval1e~d
verschil is we! het aantal redenen, dat aangekruisd wordt om het vak al of niet te kiezen: gemiddeld aantal aangekruisde redenen meisjes
jongens
JA
1.94
2.64
allen 2.38
NEEN
2.87
2.51
2.75
De jongens "beargumenteren" de ja-keuze meer dan de meisjes, terwijl de meisjes dit meer doen voor het niet kiezen vannattiurkunde. D-e meisjes die geen natuurkunc!e kiezen geven de meeste redenen aan voor hun keuze. In het algemeen wordthet
nie~
omkleed" dan het wei kiezen van
kiezen van natuurkunde meer "met redenen natuur~unde.
Tot slot nog enkele door de leerlingen zelf bijgeschreven teksten waarin zij aangeven waarom zi; weI/geen natuurkunde kiezen:. wei natuurkuode:
Kan goed van pas komen. , Ik wi! in dienst en daar heb je altijd natuurkunde nodig. Je leert dingen over het dagelijks leven waar je nooit bij stU hebt gestaan.
- 33 De meeste van de overige opmerkingen werden gemaakt over het interessant zijn van het vak en' het nodig" hebben voor studie/beroep. geen natuurkunde: Omdat ik slecht in wiskunde ben. - Omdat ikgeen wiskunde in pakket hebe - Omdat het gevaarlijk is, zoals bommen bedenken enzovoort en het vaal< onzinnig is. - Ik zie het nut er niet zo van in. - Omdat ik er mijn hoofd niet bij kan houden en er veel moeilijke woorden in voorkomen. Verreweg de meeste overige opmerkingen worden gemaakt over het niet leuk zijn van het vak.
Conclusies C Van
de
groep
meisjes
die deeinamen aan dit onderzoek kiezen meer
meisjes natuurkunde dan op grond van CBS gegevens uit 1984 verwacht mag worden. Er zijn weinig verschillen in de redenen die jongens en meisjes aangeven voor het weI of niet k!ezen van natuurkunde. - De. belangrijkste reden om natuurkunde te kiezen is dat men het nodig denkt te hebben voor beroep of studie. nit geldt voor de meisjes het sterkst. -
De jongens "beargumenteren" het kiezen van natuurkunde meer dan de I meisjes.
- De meisjes "beargumenteren" het niet kiezen van natuurkunde meer dan de jongens. - Meisjes die geen, natuurkunde kiezen geven de meeste redenen voor hun keuze.
.,. 34 D Klusjes in huis Van 10 taken in huh~ werd gevraagd of de leerlingen de~e taken al of niet leuk vOriclen. Zij scoorden op een vijfpunts Likertschaal (1:.: heel leuk, 2;: leuk, 3= maakt me niet uit, 4= verve!end, 5= heel vervelend). Het ging om de volgende taken: 1) bed opmaken 2) autowassen 3) stekker aanzetten
4) stofzuigen 1,
5) eten koken 6) boodschappen doen 7) tuinieren 8) hond uitlaten 9) banden plakken
10) afwassen 'De scores zijn weergegeven in de onderstaande tabel 6. nr.
score
score
taak
meisjes
jongens
verschil (m.,.j) -0.4'
1
3.22
3.67
2
2.7.9
2.93
3
3.11
2.60
4
3.48 1.95 '
3.91 .
5
2.69 ,
t
p
-8.08
0.000*
-1.94
,0.052
+0.51 ..0.43 "
7.98
0.000*
-6.26
0.000*
..0.74
.9.38
0.000*
-0.78,
-10.09
0.000*
6
·2.72
3.50
7
,
2.72
2.93
-0.21
..2.35
0.019*
8
2.01 '
2.52
-0.51
-6.39
0.000*
9
3.75 4.13
3.47
+0.28
3.73
0.000*
4.32
-0.19
-2.82
0.000*
10
I
,* significant
"
."
- 35 -
Zeven van de tien klusjes vinden meisjes leuker of minder vervelend om' te doen dan jongens, alleen "het aanzetten van een stekker" en "bandplakken" wordt door de jongens meer gewaardeerd dan door de meisjes.
Conclusies 0 Jongens doen Hever technische klusjes in huis -zoals stekker aanzetten en het plakken van banden- dan meisjes. De meisjes v:inden de niet-technische karweitjes minder vervelend om te doen dan de jongens. Sommige klusjes worden door de meisjes leuk gevonden: eten koken en hond uitlaten.'
De Tovenaar van Fop
door Parker & Hart
- 36 ~ls
ik denk aan een natuurkundige dan·
denk ik aan ••••••••••••
. . . . -?atYe.. 1iJu~i\e~ .II.:. iJ~~ •itt :Mrw. ~~. • 1;IeJ~. 4.a.B'
tp&oe.~ ~.
/}t).
t'v ~b1f(,/'1 .
.
. . . . . . .1.~/.?17/.?d
..
??t.4l.I.JJt:t/lP&Iy:C.~,f.. tlWt. h.t:~(. t,':/:5J. •••••• .c;;:a /K~
• ~Q.. ~ .~ • .f.;f.fi. . ~ ....•
..k ..V\~•• A1h7.i.fr.~.~.~I/A, ~ .~.~ f.htt'\ ~.~ b. ....
.~..~.~ ~.. ~*'j'« .~. ~ .. .. ~.~eGL •..•......................•.
III,
ddj
. SlvrllJ1.R. r.n~.
·1~tC\.· ·~·l.~-RJJ..1 .. ~~.:ok .. . \J\Ae::h ,~. . ~\. . . . • .1I:-. cfv\
:e..Q-v\. •.\)e~ .' .~~./tG ..... .
- 37 -
E Vrijetijdsbesteding De vragen60} tIm 62) waren opgenomen om een indruk te krijgen van de belangsteHing van jongens en meisjes vQor techniek/natuurkunde. AIleen de antwoorden op vraag 60) zijn verwerkt, omdat de verscheidenheid van tv-programma's waarnaar gekeken wordt enorm groot is en' er; . naar verhouding, slechts weinig programma' 5 over techniek zijn. Bij vraag 60) (Welke tijdschriften vind je het leukste?) is gekeken of er in de antwoorden een of meerdere technische tijdschriften genoemd worden. Tot de "tedmische" tijdschriften werden gerekend: Kijk,
Natuur en Techniek,
Zenith, computerbladen •. Het
blijkt
dat
6%
van
de
meisjes een of meerdere tijdschriften over
techniek/natuurwetenschappen noemt, terwijl 3396 van de' jongens dat doet.
Conclusie E Meer
jongens dan meisjes (3396 vs 6%) vinden een technisch/natuurweten-
schappelijk tijdschrift leuk om te lezen.
F Beeld van de natuurkundige De leerlingen werd gevraagd waaraan zij dachten bi; een natuurkundige. De antwoorden bestonden soms uit slechts een woord, soms uit hele verhalen. De teksten zijn doorgelezen en verwijzingen, woorden,opmerkingen in de teksten werden ondergebracht in acht categorieen. Een tekst van een leerling(e) kan naar meerdere categorieen verwijzen. De acht categorieen zi;n ais voIgt te omschrijven. 1. 8eschrijving van het werk van een natuurkundige Voorbeelden: Iemand die de natuur bestudeert, iemand die proeven doet, apparaten, formules.
,
-,38 -
...........
- - meisjes
f
_..
I I
40
l-
I
jongens
! ! "
f--'--r---
30
l-
20 1-- •. -
10
~l . . .
I-
f:.:...:..:.:..
. - .. -
r- .-.-,
·
t
!
·· I
t t
",' •• 1
I
~
1
2
Figuur 3
3
4
5
6
7
8
.
- 39 -
2. Eigen docent{e) Hierin
kwamen
aIle
omschrijvingen
die
op
een
of
andere
rna mer
verwijzen naat eigen docent(e). 3. Leuk
Hierin
werden
uitspraken
als
leuk,'
interessant,
boeiend,
mool
ondergebracht. 4. Karakter van natuurkundige Voorbeelden: saai, geleerde, gast, slim figuur, vervelende man, droogkloot, verstrooid. 5. Man
Elke verwIJzmg naar man (bijvoorbeeld "hi; die ••n ) kwam hierin terecht. 6. ,Natuurkwtdige onderwerpen
Voorbeelden: molekulen, magneten, kleine deeltjes, elektridteit. 7. Uiterlijk
Voorbeelden: kaal mannetje met brilletje op, witte jas, verwarde haren. 8.
Naam
van eenfysicus
Einstein werd nogal -eens genoemd maar ook Chriet Titulaer en Wubbo Ockels. Ook
hier
is
het
weer interessant om
na,ar eventuele verschillen tussen
jongens en meisjes te kijken. Van de 417 meisjes gaven 328 een antwoord, deze antwoorden resulteerden in .412 verwijzingen. De -antwoorden van 280 van de 368 jongens Ieverden tesamen 322 verwijzlngen Ope In figuur 3 (zie bIz. 38) is aangegeven welk percentage van de gegeven verwijzingen in een bepaalde categorie thuishoort. Vrijwel
geen
enkele. jongen
of
meisje
assodeert
natuurkunde
met
Ieuk
(categorle 3). Veel melsjes en jongens (31% en 17%) maken opmerkingen over het karakter van
de
natuurkundige:
deze
Ieerlingen
zien' hem/haar
als
een
saaie,
vervelende geleerde. Wat
tevens
opvalt
is
dat
meer
f'!leisjes
da,n
jongens in
aangeven het over een man te hebben (1.3% vs 5%).
hun antwoord
- 40 -
Une vie plus normale permet a Marie de se preoccuper de l'avenir d'Irene et d'Eve deus filles solides, aussi grandes qu'elle. L'ainee, une etudiante.de vingt et un ans, calme, merveilleusement equi1ibree, n'a jamais h~site un instant sur sa vocation. E11e veut etre une physicienne,'e11e veut, tr~s precisement, etudier le radium. C'est avec une simplicite, un naturel dignes . d'admiration qu'Irene Curie slengage sur 1a rout~ suivie par Pierre et Marie Curie. Elle ne se demande pas si sa carriere sere aussi brillante ou mains brillante que cel1e de sa mere, e11e ne se sent pas opprimee par un trap grand nom. Son amour sincere de 1a science, ses dons, ne lui inspirent qu1une ambition: travail1er, a tout jamais, dans ce laboratoire qu'elle a v~ construire et au, des 1918, elle est nommee "pr~parateur delegue".
Eve Curie. Madame Curie.
Gallinard, 1938, Paris
- 41 -
De meeste verwijzingenblijken naar categorie 1 te gaan, in deze categorie zijn de verwljzingen naar het werk van een natuurkundige opgenomen.
Conclusies F
De .1eerllngen (jongens
en
meisjes) verwijzen
in
hun
aanvulling
op de
uitspraak "Als ik denk aan een natuurkundige dan denk ik aan" • ••
het
meest naar het werk van de natuurkundige •. Vervolgens worden de meeste opmerkingen gemaakt over het karakter van de fysicus: saai, vervelend, verstrooid. Meisjes noemen deze karaktereigenschappen vaker dan jongens (31 % vs 17%), zoals meisjes ook vaker aangeven dat ze het over· een man hebben (13% vs 5%). Zowel de . meisjes als de jongens plaatsen zo good als geen .opmerkingen die er blijk van geven dat ie natuurkunde leuk, interessant, boeiend,· moo! vinden.
G 8eroep coders
De vraag naar het beroep van de ouders/verzorgers is in de vragenlijst opgenomen om na te gaan of er een correlatie bestaat tussen het beroep van vader/moeder en het al of nlet kiezen van natuurkunde. Vanwege . het felt' dat a) het indelen van de genoemde beroepen in categorieen zeer tijdrovend· is b) nogal wat' leerlingen ~f een onnauwkeurige beschrijving van de beroepen g~ven 6f geen informatie daarover verstrekken en c) nlet alle· leerlingen at eE7n duideJijke keuze "voor" of "tegen" natuurkunde hebben gemaakt is besloten de antwoorden niet verder te verwerken.
- 42.-
de! cf' cJ d cf cf cf d d cf c) d'd' cf·
cJcJcJd'dcf'dcJcfdd'dd'cJd' cJ d d! d cJ d'.d d' d' d cJ d' cJ' cf d'd'd'ddddcfd'dd'd'd'dd' c)(Jc)cJd(JO'qdddcfcJcJd cf cf'd' cJ cJ d' d' cf d d, cJ d'·d d dddd'd'ddddddddcJd'
\
- 43 -
OVERIG ONDERZOEK EN AANBEVELlNGEN
,
,
\
-' 44 -
(meisje. 13 jaar. 2 mavo)
Raat &de Vries, 1985.
"
./
- 45 I NATUURKUNDE EN TECHNIEK BUITEN SCHOOL
Bezig zijn met natuurkunde/techniek
Uit
het
hebben
MENT-onderzoek
komt
naar voren dat meisjes minder· ervaring
met een sterrenkijker· en computer en veel minder vaak iets uit
elkaar gehaald hebben dan jongens (zie biz. 25). Uit
onderzoek,
Techniek",
gedaan
waaraan
inhet
2631
kader
tweede
van klas
het
project
AVO/VWO
"Natuurkunde en leerlingen
hebben
deelgenomen, blijkt eveneens dat meisjes minder bekend zijn met techniek en technische voorwerpen dan jongens (Raat en de Vries, 1985)• . Uit een onderzoek, gedaan onder ruim tweeduizend Britse leerllngen van 11 jaar oud, blijkt o.a. datjongens vaker: - een schroevedraaier hanteren - aan een radio knutselen - helpen bij het controleren van auto-bougies - modellen (van vliegtuigen e.d.) bouwen met "constuctie-speelgoed" (Lego, Meccano) in de. weer zijn dan meisjes. (Smail en Kelly, 1984).
Het eveneens Britse APU-onderzoek (Assessm,ent of Performance Unid, dat 5000 ll-jarige leerlingen bestrijkt, bevestigt dit beeld (Johnson en Murphy, 1986).
Onderzoek in de BRO onder 1234 leerlingen in de leeftijd van 11-16 jaar toont aan dat jongens in hun v,rije tijd met name meer bezig. zijn met experimenteerdozen en technische apparaten. (Weltner e.a., 1980). Jongens doen niet aileen meer met· techniek zij lezen er ook meer over. Oit blijkt uit het MENT-onderzoek (zie bIz. 37). Hetzelfde
beeld
komt
naar
voren
in
een
Nederlands onderzoek
waarin
leerlingen van de tweede en derde klas MAVO/HAVO in een periode van twee
jaar
viermaal
ondervraagd
worden.
Uit
een
eerste
peilingonder
.
leerlingen van 80 tweede· klassen bUjkt dat meisjes (nog) minder graag dan jongens boeken of tijdschriften Jezen die lets met natuurkunde te maken hebben en dat jongens het aanmerkelijk Jeuker vinden dan meisjes om naar· TV-uitzendingen over natuurkl,.mdige onderwerpen te kijken (Jarg, 1987).
- 46'-
did you kn~ the prohlem was in the switch? Phaedrus: Because it worked intermittentty when I jiggLed t~e switch. , de Wee se : We U, cou ldn ' t i,t j igg te the wire? de Weese:
H~
Phaedrus: No. de Weese: Phaedrus: de Weese: Phaedrus: de Weese:
H~
do you kn~ aU thai/? It's obvious. Well, then, why didn't I-see it? You have to have some familiarity. Then it's not obyiouw, is it?
Robert M. Pirsig; Zen and the Art of Motorcycle Maintenance.
SVO-brochure,Onderwijskansen voor meis}es
- 47 Niet aileen in de wijze van vrijetijdsbesteding is er een verschil tussen jongens en meisjes, hetzelfde geldt voor de klusjes in huis die ze doen. Uit eerder gedaan MENT-onderzoek (Alting, 1984), waarbij o.a. 100 HAVO 3 leerlingen
waren
betrokken,
blijkt
dat
vee!
meer
meisjes
dan
jongens
huishoudeUjke klusjes doen (100% vs 37%) terwijl de meisjes Minder vaak technische klusjes doen 08% vs 69%). Uit het recente MENT-onderzoek blijkt tevens dat jongens de technische klusjes ook leuker vinden om te doen dan de meisjes (zie bIz. 35). Samenvattend Bovenstaande onderzoeken tonen duideUjk aan dat meisjes: Minder ervaring opdoen met technische apparaten/voorwerpen Minder met "technisch" speelgoed omgaan Minder
informatie
over
techniek/natuurkunde
verwerven
via
boeken,
tijdschriften of televisie Minder technische klusjes in huis doen dan jongens.
Een en ander heeft tot resultaat dat het gemiddelde meisje dat de eerste natuurkundeles binnenstapt minder kennis heeft van natuurkunde/techniek en een geringereervaring heeft op dit gebied dan de gemiddelde jongen. nit zal mede resulteren in het feit dat jongens en meisjes een verschillend bee1d van en attitude tegenover techniek hebben. Ook valt te verwachten dat het ruimtelljk inzicht van jongens en meisjes niet op dezelfde Manier aangesproken, ontwlkkeld, getraind is. Fysische (voor)kenrus
Het al eerder genoemde grote Britse APU-onderzoek (Johnson en Murphy, . 1986) Iaat zien dat er tussen jongens en meisjes van 11 en 13 jaar oud geen significante verschiUen bestaan bij het hebben van vaardigheden die van be!ang kunnen zijn bij het volgen van natuurkundeonderwijs. Het plannen van een onderzoek; het gebruik van grafieken, tabellen en kaarten; interpreteren van informatie gaat meisjes en jongens even goed af.
het
Als het gaat om het doen en interpreteren van observaties blijken meis'jes dit zelfs beter dan jongens te doen. De meisjes hebben echter wei een achterstand bij het toepassen van fysische
- 48 concepten. Je zou kunnen zeggen dat de "superioriteit" van de jongens bij natuurkunde terug
te
voeren
is
op
het
hebben van meer fysische (voor)kennis dan
meisjes. Deze conclusie wordt bevestigd door het Duitse onderzoek (Weltner e.a., 1980) waarin wordt vastgesteld dat hoe hoger het cijfer voor natuurkunde van een zeker leerling(e) is, hoe meer tijd door hem/haar wordt besteed aan natuurkunde/techniek en omgekeerd. De correlatie is
met name voor de
meisjes erg hoog (0.79 voor de meisjes vs 0.29 voor de jongens). Ruimtelijk inzicht
Vele onderzoeken zijn er gedaan naar het al of niet aangeboren zijn van verschillen qua ruimtelijk fnzicht bij jongens en meisjes. De meeste onderzoekers stellen weI een klein verschil vast in het voordeel van de
jongens,
met name bij kinderen vanaf ongeveer 12 jaar. Er zijn
echter ook vooral recente onderzoeken bekend die geen verschil meten. Het
probleem
bij onderzoek naar aangeboren sekse-verschillen is dat de
onderzoeksopzet . sekse-neutraal moet zijn, in de zin dat aile socialiserende factoren, die een meisje tot een meisje en een jongen tot een jongen opvoeden,
uitgesloten moeten worden.
Bijvoorbeeld: de
jongens mogen er
geen "voordeel" van hebben dat zij vaker met auto's gespeeld hebben dan de meisjes. Dat de meisjes meer moeite hebben met onderwerpen waar ruimtelijk inzicht een rol speelt is vastgesteld in het al eerder genoemde APU-onderzoek (Johnson en Murphy, 1986). Bijvoorbeeld het aangeven in welke richting een wiel gaat draaien en het op volgorde leggen van foto's van een stuiterende bal blijkt voor meisjes moeHijker te zijn dan voor jongens. Ook met opgaven waarin diepte, hoogte of hoeken voorkomen hebben meisjes meer moeite dan jongens. Uit onderzoek onder zes-jarigen is gebleken dat door training de verschillen l
tussen
jongens
en
meisjes
op
dit
gebied
vrijwel
teniet
gedaan kunnen
worden (Connor et al., 1973). In het GIST-project (GIrls, Science and Technology) werden leerlingen getest aan het begin en aan het einde van een periode van 12 weken, de ene
- 49 helft van de leerlingen bezocht in deze periode de lessen in handenarbeid (hout- en metaalbewerking en technisch tekenen) terwijl de andere helft de lessen handwerken en huishoudkunde volgden. Hierbij bleek dat de Ieerlingen (jongens
en
meisjes)
die .handenarbeid
deden
de grootste verbetering in
ruimtelijk inzicht vertoonden. (Whyte, 1986) Bovenstaande
ervaringen
duiden
dat
erop
het
verschil
in
ruimtelijke
vaardigheden niet zo zeer aangeboren is, of sekse-specifiek is, maar veeleer een gevolg van de verschillen in ervaring. "Jongensspelen" zoals bijvoorbeeld Lego,
modelbouwen,
hutten
bouwen,
timmeren,
dingen
uit
elkaar
halen,
voetbal, spoorzoeken, trainen en ontwikkelen het ruimtelijk inzicht beter dan "meisjesspelen"•
Beeld van en attitude tegenover techniek Uit een groot Nederlands onderzoek naar het beeld van en de attitude tegenover techniek (Raat en de Vries, 1985; de Klerk Wolters, 1986) blijkt dat
zowel jongensals meisjes een positieve attitude tegenover techniek
hebben. De
meisjes "scoren" echter lager,
met name op de gehanteerde
interesse-schaal; dit geldt voor LBO-, AVO- en VWO-Ieerlingen. Uit het attitude-onderzoek onder tweede klas AVO!VWO Ieerlingen (Raat en de
Vries,
1985) komt o.a. naar voren dat ook het beeld
van techniek
verschilt: - meisjes zijn zich minder bewust van het belang van technlek dan jongens - meisjes zien minder· het belang van techniek voor de ontwikkelingslanden dan jongens. Uit het onderzoek onder tweedeklas LBO leerlingen (de Klerk bUjkt
dat
er
een
wederzijdse
correlatie
aanwezig
is
W~lters,
tussen
1986)
attitude
tegenover techniek en het concept van techniek: hoe beter het concept van techr;tiek, hoe positiever de attitude.
\
- 50 -
HabbyaLubs voop meisjes •••••••••
The missing half, Girls and science educatio~. Alison Kelly, Manchester
University
Pre~s,1981.
- 51 Aanbevelingen
- Probeer steeds evenveel voorbeelden te kiezen uit de jongenswereld ais uit de meisjeswereld. - Ga er bij de introductie van een nieuw apparaat/instrument vanuit dat geen enkele leerling(e) hiermee vertrouwd is. Als u bijvoorbeeld de stopwatch of de schuifmaat introduceert is het wenselijk dat u het juiste gebruik hiervan voordoet, toelicht en door de leerlingen laat oefenen. - Indien u tijdens uw uitleg of toelichting praat over bijvoorbeeld een accu, bankschroef, bougies, vUegwiel, battedj, soldeerbout, radio, raket, auto, dynamo, stekker, kom pas, huishoudcentimeter, keukenweegschaal, maatbeker, scheerspiegel, make-up spiegel, dient u zich er steeds van bewust te zijn. dat meisjes en jongens een zeer verschillende bekendheid en vertrouwdheid met deze zaken kunnen hebben. Doen van proeven - Doordat
meisjes
gemiddeld
een
ger~ngere
handvaardigheid
hebben
dan
jongens ais het gaat om het uitvoeren 'van proeven en we1licht -doordat zij hierin minder getraind zijn- minder snel de werking van een apparaat doorgronden is het nooQzakelijk de meisjes wat meer djd te geven om "op gang te komen". Omdat jongens nogal eens onnauwkeurig werken, of denken dat ze klaar zijn en aIles begrepen hebben terwijl dit nog niet het geval is, zou u de jongens kunnen aansporen om meer tijd en aandacht te besteden aan het precies uitvoeren van de opdrachten. Om de meisjes hun achterstand in ervaring met en kennis van techniek in te laten lopen zou er, bijvoorbeeld tussen de middag, een technische hobbyc1ub voor meisjes opgezet kunnen worden, waarbij, met name in het begin, ingespeeld zou moeten worden op hun specifieke interesses. Op een dergelijke hobbydub kunnen de meisjes (alsnog) modellen bouwen, met Lego en dergelijke aan de gang. Naast het "spelen" zouden ze ook de in de klas behandelde proeven nog eens kunnen doornemen en er verrijkingsopdrachten bij uitvoeren. Vooral omdat de meisjes rustig en onbedreigd (door jongens die "het allemaaI beter weten") met
- 52 -
.. ' .~
Sexe-roldoorbreking, Els Rijnierse, Els van der.Velde, Subfaklultiet Scheitunde, Amsterdam, 1983.
- 53 natuurkunde/techniek bezig kunnen zijn is er een goede kans dat zij hun t.,
fysische "achterstand" wegwerken, meer zeifvertrouwen krijgen en -vooralmeer
plezier
krijgen
in
natuurkunde.
(De
organiseert hobbyclubs voor meisjes vanaf
organisatie
"Technika
10"
10 jaar, voor adres zie biz.
113). Omdat vooral meisjes het doen van proeven, bijvoorbeeld bij elektriciteit, nogal eens "eng" vinden en ook vaak bang zijn om iets stuk te maken is het de kunst om de meisjes op hun gemak te stellen door aan te geven dat een en ander goed beveiligd is en door niet teveel te hameren op de kostbaarheid en kwetsbaarheid van het prakticummateriaal. - Let er bij de verdeling van het practicummateriaal op dat niet de jongens de (betere) spullen "inpikken". (Neem eens een "proef" door opzettelijk te weinig
practicummateriaal klaar te zetten en ga vervolgens na welke
leerlingen zonder komen te zit ten.) - Let hij het schrijven of geven van practicumopdrachten erop dat de eerste opdrachten eenvoudig zijn en vooral gericht zijn op het vertrouwd raken met de apparatuur. - Hang foto' 5
in de klas waarop meisjes zichtbaar zijn die met plezier
practicum doen. - Laat
vooral
melsJes
-diegenen \.
die
dat
willen en
kunnen-
proeven
demonstreren opdat de wat "voorzichtige" meisjes zien dat meisjes heel goed in staat zijn om apparaten en dergelijke te hanteren. Wees er op bedacht dat vooral meisjes vaak eerst alles precies willen begrijpen
en
dan
pas
aan
de
gang
gaan,
ze
wekken
daardoor,
ten
onrechte, de indruk dat ze traag zijn of dat ze niet echt bezig zijn (Blase, 1986). Onderdruk de neiging om met name bij meisjes even iets voor te doen of lets in elkaar te zetten, geef aanwijzingen en tips waarmee ze zelf verder kunnen. - Zorg dat aIle leerlingen tijdens het doen van proeven al1e voorkomende bezigheden uitvoeren, zoals opstelling in eJkaar zetten, instrumenten aflezen, notities maken, verslag maken, instructies lezen, spuJlen halen en opruimeh. Om te zorgen dat ook de meisjes daadwerkelijk in aIle opzichten meedoen verdient het aanbeveling om de leerlingen in aparte meisjes- en jongensgroepjes te laten werken. De kans dat meisjes in de secretaresserol terechtkomen en de (frusterende) ervaring opdoen dat jongens beter zijn in proeven doen wordt daarmee geringer.
54 Probeer ook de groepjes zo klein mogelijk te maken, zodat de kans dat iedere
leerling(e)
aile
bezigheden
verricht
toeneemt.
Een
andere
mogeHjkheid is na de helft van de les de teerlingen binnen een groepje te laten wisSelen. zin dat hun ervaringswerelden hun Luister goed naar meisjes, in die de uwe dat er van een duideUjke taalgebruik zo verschi1lendkan zijn van 1985). "miscommunicatie" sprake kan zijn (Lubbers & Menting,
i26J Ll
vllarop de leerlc:racht rel!lqeect fDet
LJ
t
:tei.Lk dati'
en ·tu. J v",rvolgens noq een ,keel' u1 tleqt dat.
ze een keer 6chter elk"ar en
een keer n/last el-JI:aac gez,et. moe»t.en worden. Oit leidt tot de onaterfeli)ke uitroe; Voltl C.u14:
(28) ,C
(24) C
LI
Ll
nee dat
.ch~elt
::t~!::r!;:
eOn draadje tIIitder
.J~
JA. dat kan 1-1( toeh niet ",eten ,(lacht))
,det 'schedt e~n drud:,rl
.::!:nh~~kt 'h:~ nil!!t
{.. ) nee it ,dent dat bijst.el' Ujn
zovHl ~.lt want uh ,di~ ,u~'1i:n uh e meeten dan l.ki~2:el". of 1:Q zo ",e"
.
t.l:QDenteel net spoor een bePt)E'
(29} 'Ll C
!.1
qf!'had h6d ... 'm.a.u" je had jU,ut n.uet d'kuf' ,,1 qehad
<:
lBLIJKBAAR WEl. JA
~"
(2S} C
Inqrld
gezien ja I . zien -el~ktr.tes LI ><elektr lea l;iezieh
C
Q
rla4rent~en
net. tiM lHl:
((ldchH I
'C I
aehter .elkur
o den :was '.t wel .qoed q.-eoet
Lubbers 8. ,Menting"
1985
- 55.-
o
BELEviNG VAN HETSCHOOLVAK NATUURKUNDE
De beleving van het schoolvak natuurkunc;le is in een groot aantal opzichten verschillend voor meisjes en jongens. Blj het beschrijven van deze verschillen zal ik zes facetten onderscheiden:
\
A - Moeilijk B - Leuk, interessant C - Nuttig
o -
Geschikt voor eigen sexe
E - Zelfvertrouwen/zelfbeeld F - Identificatie met de natuurkundige/technicus
A Moeilijk j'
Uit het In dit verslag beschreven MENT-onderzoek komt naar voren dat meisjes natuurkunde moeilijker vinden dan jongens (zie bIz. 22). Meisjes blijken ook gemiddeid lagere eindexamencijfers te halen voor natuurkunde, zie tabel 7.
- 56 -
100 M:
meisjes
J: jongens
68
50
~
23
J
M
J
M
J
H
a zeer qoed
<}Oed
redelijk
vind 't l1IOeilijl(
./
Figuur 4
I
I
I
- 57 Tabel 7 Eindexamencijfers 1984, CBS.
VWO HAVO MAVO
meisjes
jongens
6.0 5.7 6.2
6.6 6.1 6.4
Terzijde zij opgemerkt dat dit verschil tussen jongens en melsJes het grootst is in Nederland en Franstalig BelgH! als 14 ontwikkelde landen in dit opzicht worden vergeleken (Kelly, 1980. Het zal duideUjk zijn dat de prestaties in het yak natuurkunde niet van de ene op de andere dag gelijk zuBen zijn voor jongens en meisjes. Misschien is het weI goed om te beseffen dat de prestaties in natuurkunde door de omgeving van het meisje (docenten, ouders, vriend(inn)en) vaak heel anders worden bekeken dan die van de jongen. Docenten Niet alle docenten vinden een natuurwetenschappelijke opleiding voor een meisje even belangrijk als voor een jongen. Dit blijkt o.a. uit een Brits onderzoek onder 62 "science"-docenten (Goddard Spear, 1985). In figuur 4is aangegeven hoe .deze science-docenten antwoordden op de vraag naar het belang van een opieiding in science voor het toekomstige leven van een meisjeljongen. Wat in dit onderzoek opvalt is dat science-docenten het belang van een natuurwetenschappelijke opleiding voor meisjes minder groot achtten dan docenten in andere vakken. Het
valt
te
vermoeden
dat
zo
gauw
een
meisje
ontdekt
dat
haar
natuurkundedocent(e) het niet zo erg vindt als zij een onvoldoende haalt en dat de docent(e} zich weI extra inzet voor een jongen met een onvoldoende, haar motivatie teruglopen.
voor
met
yak
en
daarmee
haar
prestaties
snel
zuBen
Bovendien wordt er in het algemeen van melsJes minder verwacht, docenten zijn geneigd bij het falen van een meisje dit toe te schrijven aan gebrek
- 58 aan talent, het falen van een .jongen wordt daarentegen eerder toegeschreven aan een gebrek aan inzet (Rijdes, 1986). Ouders Vele ouders helbben voor hun dochter(s) een andere toekomstverwachting dan voor hun' nageslacht van de mannelijke kunne. De opvatting dat diploma's voor meisjes niet nodig zijn omdat ze toch trouwen en voor de kinderen gaan zorgen zal weliswaar door steeds minder ouders aangehangen worden, een feit bUjft echter dat ouders niet zo snel denken aan een technische opleiding en bijvoorbeeld in een aantal gevallen de keuze voor de MTS van hun dochter afraden (Udo,1987). Daarom valt te verwachtendat ouders zich toch minder dlruk maken over een onvoidoende voor natuurkunde' van hun dochter dan van hun zoon. .Het ,
zou interessant zi;n om te onderzoeken of dit tot uitdrukking komt in het feit dat er meer bijlessen natuurkunde aan jongens danaan meisjes worden gegeven. Vriend(inn)en De invloed van de leeftijdgenoten is zeker voor de' schoolgaande jeugd niet gering. Uit onderzoek onder wat oudere meisjes (Tobias, 1985) is bekend dat ze een angst hebben om (te) slimme vragen te stellen bi; de exacte vakken, want een meisje hoort daar nlet goed in te zijn. Vooral onder de jongens in haar klas zuBen jongens zijn die vinden dat een meisje dat goed is in natuurkunde saai en leUjk is (zie bIz. 24). Wees er dus op bedacht dat meisjes, met name bij de exacte vakken, soms hun licht onder de korenmaat steken uit angst dat ze buiten de groep komen te staan. Een ander mecharusme dat vooral bij het doen van het yak natuurkunde een roJ kan spelen is hoe de leerling(e) aankijkt tegen zijn/haar eigen prestaties. Meisjes zijn geneigd hun slechte prestaties toe te schrijven aan het feit dat ze "het" niet kunnen, halen ze weI een hoog ci;fer dan is dat omdat ze geluk hebben gehad (Sharpe, 1976). De oorzaak van slechte resultaten zoeken de meisjes dus ir. zichzelf, de oorzaak van goede resultaten daarentegen bui ten zichzelf.
- 59 -
Jongens keren dit als het ware om. Slechte resultaten worden veroorzaakt door factoren buiten hen: proefwerk te moeilijk, oneerlijk nagekeken, geen tijd gehad om
iets te leren. De goede resultaten zien ze duidelijk als
bewijs van hun capaciteit, aanleg, kunnen (Rijdes, 1986). Samenvattend: docenten, ouders en leeftijdgenoten vinden goede prestaties van een meisje in een exact yak niet zo nodig of niet horen bijeen meisje. Zij zal gemiddeld minder aangemoedigd worden om toch (met extra inzet) een voldoende te halen en/of minder waardering ontvangen voor haar goede presta ties in de exacte richting. Op deze manier worden meisjes bevestigd in of overgehaald tot de opvatting: "lk hoef geen natuurkunde te kunnen, want ik ben een meisje". Meisjes schrijven hun goederesultaten toe aan toeval, geluk en hun slechte resultaten aan gebrek aan capaciteiten.
'.
G.... kastj. Mariet vindt het jammer dat om aile technische apparaten een houten of plastic omhulselzit. "Ik zou liever willen dat de televisie een glazen .kastje had. Als er dan niets leub op de buis is, 91 ik gewoon bekii~en hoe de achterkant er uit ziet. Haar . zusje Nynke had al het geluk een televi~ie van binnen te bekijken. "Een inbreker had het toestel op ooze school un zi]n handen laten vallen:', zegt Nynke. "Prachtig hoe dat ding er van binnen uit zag. AIlemaal buizen en draden." Soms krijgt Mariet van vriendinnen te horen dat hair hobby's niet bij een rneisje horen. "Met Sinterklaas kreeg ik op school een groot' 'egoblok als surprise. Omdat ik veel met technisch lego speel. Zo heb ik de w~gen v~ Nightrider helemaal ha-
gebouwd. Met versnelling en al. Vinden mijn klasgenoten gel Kinderachtig. Maar ik weet nu tenminste hoe een auto werlct. Zij niet. "Mijn beste vriend;n vindt he,t ook idioot dat ik vaak in de kelder te vinden ben. Iij is een echte stud;ekop en haalt altijd negens op school.' Maar ze kan het niet hebben dat ik dingen maalc. waarvan zij nlet • snapt hoe ze werlcen. Ie \ferdraagt geen uitleg. Denkt dan dat ze dom is." Mariet vermoedt dat ze de komende jaren nog wei meer kritiek zal krijgen van vriendinnen en klasgenoten. "Als je in de puberteit zit, vinden meisjes helernaal dat je vroowelijke dingen moet doen. Als ik daar doorheen ben. wordt de kritiek ook minder. Want volwassen vrouwen doen daar niet vreemd meer over." II
- 60 -
Foto's:
Stafgroep Reproduktie en Fotografie TU Eindhoven
- 61 Aanbevelingen
- Zet ook meisjes aan tot prestaties en ga er niet te snel van uitdat ze het
nlet
kunnen.
ervaring
met
Wees er steeds op bedacht dat apparaten/techniek
vragen/onhandigheden
komen
voort
hebben uit
deze
meisjes wat minder
dan
jongens.
"achterstand" en
Vele niet uit
onvermogen. - Stel de "denkvragen" nlet alleen aan de jongens. Houd rekening' met de wijze van attributle van meisjes: let er op dat zij goede cljfers nlet toeschrijven aan geluk maar aan hun eigen capaciteiten en wijs hen erop dat slechte resultaten ook het gevolg kunnen zijn van extene factoren. Ga ook voor uzelf na in hoeverre u geneigd bent slechte cljfers van meisjes toe. te schrijven aan gebrek in aanleg en slechte cijfers van jongens aan onvoldoende inzet (Jungbluth, 1982). - Ais docent(e) zou u moeten trachten aan de meisjes de boodschap over te brengen
dat' u,
ook
voor
hen,
een
natuurwetenschappelijke
opleiding
belangrijk vindt. Dit kunt u doen door: - in uw lokaal foto's van natuurwetenschappelijk opgeleide vrouwen of vrouwen bezig met techniek op te hangen - "technische" vrouwen uit
te nodigen en ze iets over hun werk te
laten vertellen - tot
uiting
laten
komen
werkzaam zijn in de
dat
u
het
normaal
vindt
dat
vrouwen
tedmische sfeer, of sterker nog, dat het u
verbaast dat zo weinig vrouwen in deze sector actief zijn.
- 62 -
131.
Het ontstaan vall de regenboog . •1\liin hart spTingt op ais in de luck! &n ~i'genboog ik zie.
WordsWO'l1h, The Rainbow .
. . .. De gou
Mel
ern
gloed van zonnig srnaragd.
J. Perk, Iris.
. Zomermiddag. Drukkend warm. Dankere wolken ~an de westelijke gezichteinder: een bui komt op! Snc! verheft ziCh een zwarte wolkenboog, waarachter de lucht in de verte weer schijnt op te klaren; de voorste rand heeft een Iichte zoom van cirri met fijne. dwarse streping. HiJ overwelft de hele hemel, trekt geweldig over ons heen met regen en ~en pOlar donderslagen. Weer schittert de reeds lage zon. En in de bui die zich naar het Oosten ver· wijdert wdft zich een rijkgekleurde. wijdgespannen regenboog. Wanneer hij ook moge ontstaan, altijd vormt zich de regenboog door een lichtspeling in waterdruppeis. Meestal zijn het regendruppels. soms de fijnere druppels van een neve!. In de allerfijnste druppeltjes. die waaruit de wolken bestaan. is hij echter oooit te zien. Ais dus iernand beweert dat hij een regenboog in een sneeuwbui heeft gezien. 1 ) of cen ander rnaal bij gehee1 heldere lucht, 2) wees dan maar zeker dat d~ sneeuw half gesmolten was of dat ,er een van die fijne regentjes viel die soms zonder bewolking kunnen ontstaan I Tracht ook zelf dergelijke belangwekkende waarnemingen te doen. De druppels waarin de regenboog ont8taat. zijn meestal nict I)
2)
Das Wetter. 30. 117.191.1. Ibid. biz. 214; ook 5S, ~. 1938.
De Natuurkunde van 't Vrije Veld, Licht en Kleur in het Landschap, M. Minnaert. Thieme &Cie. Zutphen. 1949.
r
- 63 -
6 Leuk, interessant Uit
het
MENT-onderzoek
komt
naar
voren
dat
melsjes
natuurkunde
aanmerkelijk mlnder leuk vinden dan jongens (zie bIz. 22). Uit het Engelse GIST -onderzoek
(Kelly
e.a.,
1984)
blijkt
dat meisjes en jongens science
minder Ie uk gaan vinden in de loop der jaren en dat het verschil tussen jongens en meisjes steeds groter wordt naarmate de leerlingen ouder worden (In het GIST-project zijn de onderzochte leerlingen gevolgd van ongeveer hun elfde tot ongeveer hun viertiende jaar). Uit Nederlands en buitenlands onderzoek blijkt bovendien dat de interesse van jongens en melSjeS in natuurwetenschappelijke onderwerpen verschillend gericht is. Om het yak natuurkunde interessanter, aantrekkelijker te maken, met name
voor meisjes, is het nodig om deze interesseverschillen tussen
jongens en meisjes te kennen. Uit
een
eerder
gedaan
MENT-onderzoek (de Leeuw,
1986 a) onder
200
tweedeklas HAVO!VWO leerlingen blijkt dat jongens meer geinteresseerd zijn in
techniek, machines en elektriciteit, terwijl meisjes meer zouden willen
weten over (mooie) natuurverschijnselen en de relatie tussen natuurkunde en de
maatschappij.
Bovendien
is
geconstateerd
dat
(aankomende)
natuurkundedocenten de interesses van jongens beter inschatten dan die van meisjes. Oit onderzoek onder vierde klas HAVO-leerlingen blijkt dat deze verschillen gehandhaafd blijven, ook in de hogere klassen, zie tabel 8 (Jarg, 1985). Tabel 8 Voorkeur voor
jongens (n =146)
meisjes (n =40)
techniek
67 %
21 %
natuur
27
38
samenleving
36
49
onderwerpen die het elgen lichaam betreffen
14
33
.
.
..
Voorkeur voor aandachtsgebleden waaraan Jongens en melsJes uit 4-HA VO meer aandacht besteed zouden willen zien.
- 64 -
IJskristaU n trek en Iring fond de zon
Halo bown Dwmter. lk {oro werd de zcuer~ • ondensspcor. getrokken door em ~lli2pui&.
_
pinksterm genomen. De
De vorm van ijskristallen zoals tiM! bij IJOOrkeur in de atmos/eer voorkomen: zeshoekig of helelflpalplat
01 juist
.•~(bwen)
llmg-
rood
De .ijsicrise't~'tm ~1cen ala Em pYisma.m br.eken het witte zonlicht in uerschillende kteuren. De rode componenti" het wnlicht uerandert her minstvan nehring, .!: bltluwe het meest.
kat
.MY
,*""
- 65 Aanbevellngen
- Probeer in voorbeelden, vraagstukken, opdrachten, etc. meer aandacht te geven
aan
onderwerpen
samenleving", lichaam ". Leg ook eens
die
meisjes aanspreken zoals: ."natuurkunde en
"natuurverschijnselen", de
nadruk
op
het
flhet mooie
functioneren in
van
het
eigen
de natuur: sterrenhemel,
zonsondergangen, wolkenluchten, kristallen, regenbogen.
C Nuttig
Uit het MENT -onderzoek blijkt dat meisjes natuurkunde aanmerkelijk minder nuttig vinden dan jongens (zie bijlage 3, bIz. 126, met name score op item 36).
Dit is in overeenstemming met de resultaten van onderzoek naar attitude t.a.v. techniek, hieruit komt naar voren dat meisjes minder het nut van. techniek zien dan jongens (Raat en de Vries, 1985).
.
Waarschijnlijk zien meisjes veel minder dan jongens hoe, waar en hoe vaak natuurkundige kennis aangewend wordt in het dageUjks leven en zien ze niet hoe ze het geleerde in de natuurkundeles kunnen toepassen in hun eigen dagelijks leven. 20 is opvallend dat met name de meisjes enthousiast zijn over
het
aanzetten van een stekker aan een snoer. (Dit blijkt uit de
vragenlijsten die docenten ingevuld hebben MENT-Iespakket "Elektrici teit in en om het huis fl ).
na
gebruik
van
het
Aanbevellngen
- Probeer de leerlingen ook concrete voorwerpen bijvoorbeeld een kristal, een sieraad van metaal.
te
laten
maken,
- Neem opdrachten op of vertel over zaken als: stekker aan een snoer zetten, fietsverlichting repareren, elektrische apparaten repareren, het maken van een hevel, het gebruik van hefbomen (bijvoorbeeld het gebruik van een "domme kracht" voor het verzetten van zware meubels). - Benadruk ook het nut van natuurkunde/techniek in de gezondheidszorg.
- 66 -
3. Sommige mensen ze9gen. dat melsJes nle t 9eschikt zijn voor techniek. . ", Anderen denken daar anders over. Wat vind jij ervan ? . . Geef in je antwoord ookwat voorbeelden (misschien ken.je wel ee~ . melSJe . . 0f vrouw, die ,'n de techniek werkt of een technlsche ople,d~ng volgt).
OJa~.t,~~~~ ~~k-t~, ~ -ocu '-U, .~~, ~ 0""- ~? ~ o.ou. J. :en ~ ~a~ · ~ ;t. ~ .1.d- /VYUUV"I ~ i-OV\~. A.XXr\
(meisje. 13 jaar, 2 havo)
~~.~~~~
~~~~~\.b~ ~~~
~~~~~~ ~0'6.~~~.
o.r-r~ ~, ~ ~ ~ ~
~.
(meisje, 13 jaar. 2 mayo)
R_at &de
Vries~
1985 •..
- 67 Laatzien welk gemak en plezier we hebben van technische uitvindingen zoals telefoon, walk-man, televisie. Laat ook de positieve ontwikkeling in de natuurkunde zien voor het milieu (waterpomp of oven op zonneenergie in de woestijn, wjndenergie, . energiebesparende isqla tiema ter ialen).
ti
Geschikt voor eigen sekse
Uit vele onderzoeken blijkt dat en meisjes en jongens natuurkunde meer een vak voor jongens dan voor meisjes vinden. In het algemeen zijn de jongens "rolvaster" dan de meisjes (zie voorbeeld bIz. 22). Natuurkunde
en
techniek
mannelijk beeld Ope
roepen
in
onze
Veelal wordt techniek
maatschappij
nog
en~atuurkunde
steeds
een
gekoppeld aan
oorlogsvoering en wapenontwikkeling. Wellicht dat met name deze koppeling· tussen techniek en oorlog het mannelijke beeld van techniek grotendeels veroorzaakt (van Vonderen, 1983). Uit het GIST -onderzoek (Kelly e.a., 1984) blijkt dat op scholen waar het GIST-project adief is' geweest (onder andere doo'r leerlingen kennis te laten maken met mensen in roldoorbrekende beroepen) zowel de jongens als de meisjes minder rolvast worden en dat dit· verschil tussen 'jongens en meisjes kleiner wordt.
Aanbevelingen Vertel iets over vrouwelijke wetenschappers. Nodig vrouwen die een, technisch ber.oep uitoefenen uit. om . iets over hun werk te vertellen. Hang in het natuurkundelokaal foto' 5 van vrouwel1jke technici •. Voer eens een discussie met uw leerlingen over het al of' niet geschikt zijn vanvrouwen voor technische beroepen.
- 68 -
Foto's:
Stafgroep Reproduktie en Fotografie TU Eindhoven
- 69 -
E ZELFVERTROUWEN/ZELFBEELD Door kinderen zichzelf te laten beschrijven ontstaat er inzicht in het beeld (concept) dat ze van zichzelf hebben. Hieruit blijkt dat op 11-jadge leeftijd meisjes duidelijk een lager gevoel van eigenwaarde hebben dan jongens. Op 13-jarige leeftijd is het verschil tussen jongens en meisjes nog toegenomen (Udo, 1984). Naarmate een meisje zich sterker identificeert meer
meisje
beseffen
voelt,
meisjes
is
haar
gevoel
van
met haar sekse-rol, zich
eigenwaarde
kleiner.
Blijkbaar
(en jongens) heel goed dat een vrouw (meisje) minder
"meetelt" in onze maatschappij dan een man (jongen). Meisjes zljn ook meer bezig met wat anderen van ze vinden, ze twijfelen meer aan hun capaciteiten, hebben lagere verwachtingen van prestaties
(bijvoorbeeld
bij
proefwerken),
zijn
eerder
te behalen
ontevreden
over
zichzelf, zijn eerder geneigd zichzelf als oorzaak van hun falen te zien dan jongens (o.a. Linden & Roeders, 1983). Als aan jongens en meisjes van 14 jaar gevraagd wordt hoe zij denken te zullen
presteren
in
natuurkunde/scheikunde
blijkt
dat
de
meisjes
prestaties duidelijk lager inschatten dan de jongens (Sorensen, 1985).
100
M: meisjes J: jongen,
68
50 -
20
J
J
M
10 H
o zeer goed
figuur 5
goed
redelijk
vind 't moeilijk
Percentage jongens en meisjes dat een bepaald antwoord geeft op de vraag "Hoe denk je te zullen presteran in natuurkunde/scheikunde?" (Sorensen)
hun
- 70 -
Bij het volgen van de lessen natuurkunde wordt het zelfvertrouwen van het meisje nog eens extra op de proef gesteld: via haar opvoeding heeft haar in allerlei vormen de boodschap bereikt dat meisjes niet zo goed in
..
natuurkunde/techniek zijn als jongens en ze heeft welnig of geen vrol)wen ontmoet die zich daadwerkelijk met natuurkunde/techniek bezig houden. Het meisje zou dus kunnen nelgen tot de redenering: natuurkunde is niets voor meisjes, ik ben een meisje, dus is het niets voor mij. Wat vooral van belang is. voor het natuurkundeonderwijs is dat kinderen door hun omgeving met name gewaardeerd worden vanwege hun seksestereotype gedrag: de meisjes vanwege haar bezigheden in de verzorgende sfeer en de jongens vanwege hun lichamelijke of technische prestaties (Udo, 1984). (Natuurkunde)docenten zijn veelal geneigd om meisjes te beschrijven aan de hand van karaktereigenschappen en bi; jongens vaker te refereren aan hun prestaties: het lieve, volgzame, wat domme, ijverige, sociaal voelende meisje tegenover
de slim me, bezige en alerte jongen (Jungbluth,
1982). In het
gedrag ten aanzien van jongens en meisjes ult zich dit doordat er bi; jongens vanuit gegaan wordt dat ze het weI weten en kunnen maar dat ze naar
het
goede
antwoord
moeten worden geleid, terwijl bij een melsJe
eerder wordt gedacht dat het te
moeilijk voor haar is en de docent(e)
daarom geneigd is meteen het pasklare antwoord te geven. Of door bij het doen van practicum .dejongens te laten "aanknoeien" totdat ze zelf het goede antwoord ontdekken (Lubbers & Menting, 1985).
en
de
meisjes
het
snel even voor te doen
Zie voor verdere informatie ten. aanzien van dit onderwerp Hubbeling, 1986.
AanbeveJingen
- P!'"obeer de leerlingen op hun gemak te stellen door steeds vooruit te vertelJen wat er gaat gebeuren en wat er. behandeld gaat worden. - Maak
het
natuurkundelokaal
menselijker/gezelliger:
er
staat
nergens
geschreven dat planten, leuke platen in een natuurkundelokaal verboden zijn. - Hang in het lokaal ook iOtD' 5 en posters op, Hetst met meisjes erop die (met plezier) bezig zijn met natuurkunde.
- 71 - Geef
aan
dat
zelfs
de
grootste
natuurkundigen
fouten
maakten
of
theorie!n ontwikkeld hebben die niet juist bleken te zijn. - Laat ook· eens lets van uw eigen onzekerheid zien, hetzij op het gebied van de natuurkunde, hetzij op een ander gebied. • Probeer,
met
name
in
het
begin
van
de tweede klas, nlet te snel
onvoldoendes te geven: geef de meisjes de kans aan het yak natuurkunde te wennen en hun onzekerheid ten aanzien van dit yak te overwinnen. Prijs ook de meisjes voor het nemen van eigen initiatief, het ter berde brengen van (natuurkundige) idee!n. Neem geen "vaderUjke" houding aan' tegenover de meisjes. - Maak het werk van meisjes niet even af of geef nlet meteen het goede antwoord. Stel begripsvragen aan jongens en aan meisjes. Voer ook met meisjes "natuurkundige/wetenschappelijke" discussies. Neem de vragen van meisjes serieus. De vraag van Newton "Waarom valt deze appel?" wordt als zeer fundamenteel en geniaal gezien. Dezelfde vraag gesteld door een leerling(e) kan heel dom over komen, maar ook een leerling(e) kan bezig zijn met zeer fundamentale vragen. Het wekt de indruk dat meisjes dit wat meer, dan weI opener, doen dan jongens. - Laat jongens meisjes niet te vaak helpen, probeer eerder de omgekeerde situatie te bewerkstelligen. Verwijs andere leerlingen naar een melsJes aan wie de stof uitgelegd is of die bijvoorbeeld een som geheel goed heeft. - Laat meisjes vertellen.
(als
ze
dat
willen)
iets
voor de klas demonstreren of
- Bouw in de klas geen competitiesfeer op door bijvoorbeeld te benadrukken wie het hoogste cijfer heeft gehaald, of door te vragen wie het snelst een bepaald probleem op kan lossen, leerlingen die nlet zo sterk zijn in natuurkunde zi;n bi; dit soort wedstrijden al bij voorbaat uitgeschakeld. - Probeer het "uitzenden" van de boodschap
"natuurkunde is moeilijk" te
vermijden. Versterk nlet het vooroordeel dat je natuurkunde kunt of
niet, in de zin
van dat je er een soort knobbel voor nodig zou hebben. Voor leerlingen (meisjes) die in dit vooroordeel geloven en bovendien zeker menen te weten dat ze een dergelijke knobbel missen, kan de bevestiging ervan verlammend werken (Tobias, 1985).
- 72 -
r bestaan natuurkundigen, ook in fh,....;wc:u Nederland, die vinden dat de wa'~l'--""re wetenschapsman 1 vrijgezei - _.............., moet blijven. Vrouwen, kinderen - dat leidt maar af van de hoofdzaak: fysica. Zul.ke mensen ben ik bij Amolf niet tegengekomen. AI heb ik natuurlijk niet met ie,dc;~een gepraat. ' Dc meeste jongens van oppervlaktefYsica heb· ben een vriendin (nooit een vriend) of zijn getrouwd. De meesten hebben naast hun werk ook vele andere bezigheden. 'Die pukkelige, bebrilde hersenballen,' zegt iemand, 'die zie je alleen tijdens je studie, in de eerste jaren.' En waar blijven die hersenbalten dan? Die gaan andere dingen doen,. zeggen ze bij Amolt: Theoretische natuurkunde bijvoorbeetd. Of ze verdwijnen gewoon. ~Welnee; zegt Frans Saris, 'ze vermderen ook. Tegen de tijd dat ze zijn afgestudeerd hebben ze een hoop geleerd.' . Aardige jongens, daar bij Amotf. Sommigen Iezen boeken (Anna KarenilfQ), sommigen gaan veel naar toneel, bijna altemaal doen ze san spon en bijna allemaal denken Ie 4!en keer in de maand met afkeer aan oorlogszuchdge toepas.ingen van onderzoeksresultaten (pSP, PvdA en D66 scoren hoog). . \ Wat tastig is misschien hun collectieve behoefte om alles san de wetten van de logica te tOetsen. Vraag hun bijvoorbeeld: me« jt inulligtru zijn _ natlUlrlumdeJ A.'lrv:oorcll!!l ze steevast: Iwt deftn_ jt inttllitentiU Ze kunnen ook niet verklaren waarom zo weinig meisjes natuurkunde gam doen (bij wiskunde en scbeikunde is 4!en op de viif eerstejaars een meisje, bi; natuurkunde maar4!en op de vijftig), want invloeden van opvoeding en school achten ze onmeerbdaT, derhalve onbtwijsbaar. Met al die zakelijkheid is het opvallend hoeveel van hen san klassieke muziek doen. Ben jongen zit zelfs in het Nadonaal Jeugdorkest. En als ze er zelf niet san doen, dan hebben ze wei een vriendin die piano ofviool speelt. 'Her heeft iets ironisch,' zegt Friso van der Veen. Hij speelt cello in een strijkkwintet. 'Als we willen, kunnen we muziek 1.0 nabootsen met een tyntller.:m. Net wat voor ons, IOU it denken, want muziek uit de synthesizer is volstreltt Vi')()Npelbaar . Maar daw't.:n iuillt. Het is het onvoorspelbare van muziek. 8 NOVEMBER 1986 ...,..... VRU N\IIDIIIIIILAND tIS
- 73 hebben,
- Meisjes
ook
contact,
met
door
hun
hun
opvoeding,
docenten.
meer
Tracht
behoefte
deze
aan
persoonlijk
te geven, ondanks het
overladen lesprogramma. Besef dat alleen al het kennen van de naam een leerling(e) het gevoel geeft dat de docent(e) hem/haar echt ziet. - Natuurkunde is een yak waar, in het algemeen, het antwoord helemaal goed of fout is, dit kan bij Ieerlingen, als ze het verkeerde antwoord geven, de gedachte oproepen dat ze volstrekt nlet in staat zijn lets van natuurkunde te begrijpen. Probeer daarom steeds uit te vissen wat weI en niet goed is in de gevolgde gedachtengang en geef, zo mogelijk, aan dat het antwoord gedeeltelljk goed is. Tracht bovendien ook bij natuurkunde eens vragen op te werpen waar geen eenduidig antwoord op mogelijk is. Bijvoorbeeld: het weI of niet toepassen van
een
nieuwe
technische
ontwikkeling,
het
wei
of niet meer geld
investeren in natuurkundig onderzoek.
F Identificatie met de natuurkundige/technicus Uit het MENT-onderzoek komt naar voren dat ais leerlingen gevraagd wordt iets
over
karakter
een natuurkundige te zeggen ze veelal iets en
daarbij
termen
als
saai,
zeggen over het
vervelend, verstrooid, slim
figuur,
geleerd hanteren. Meer meisjes dan jongens doen di t, 31 % vs 17% (zie bIz. 41).
Als de docent(e) zich voordoet als behorend tot een elitegroep van
mensen . die
moeiteloos
de
ingewikkeldste
en
meest
abstracte
begrippen
hanteert zal hij/zij het beeld van de "geleerde" bevestigen.
One thing I have learned in a long life: that all our science~ measured against reality, is primitive and childlike - and yet it is the most precious thing we have.
Albert Einstein
- 74 -
, But if there is no solace in the fruits of our research, there is at least some consolation in the research itself. 'Men and women are not content , to comfort themselves wi th tales of goc1s and giants, or to confine their thoughts to the da'ly affairs of life; they also build telescopes and satellites and accelerators, and sit at their desks for endless hours working out the meaning of the data they gather. The effort to understand the universe is one of the very few things that lifts human life a little above the level of farce, and gives it some of .the grace of tragedy.
Steven Wei nberg,' The first three minutes, Bantam Books; New York, 1979 ,
.
Still there are moments when one feels free from one's own identification with human limitations and inadequacies. At such moments, one imagines that one stands on some spot of a small planet, gazing in amazement at the cold yet profoundly moving beauty of the eternal, the unfathomable: life and death flow into one, and there is neither evolution nor destiny; only being:
Albert Einstein
- 75 -
Aanbevelingen
- Geef aan hoe natuurkundigen in werkelijkheid bezig zijn. Bijvoorbeeld dat ook wetenschappers voor het lezen van een wetenschappelijke tektst· veel tijd nodig hebben, dat ook zij nlet alles meteen snappen. - Maak duldelijk dat ook grote natuurkundigen stuntelen en nlet via een makkelijk te begane en rechte weg hun doel I bereiken. - Vertel
af
en
toe
ook
iets
over
de
creativiteit
die
nodig
is
om
natuurkundig of technisch bezig te zijn. Probeer de natuurkundige/technicus een wat normaler aanzien te geven, het hoeft geen kamergeleerde te zijn die 24 uur per dag met zijn werk bezig is en zich afzondert van andere mensen. Laat zien dat mensen in tal van technische beroepen vee! met andere mensen moeten samenwerken en dat ook veel natuurkundig onderzoek in groepsverband plaats vindt. - Besteedt aandacht aan de ontwikkelingen van de natuurwetenschappen en de techniek. Laat zien dat deze kennis beetje bij beetje, met vee! moeite vergaard is en dat ook natuurkundigen en technici het onder ling weI eens nlet eens zijn met elkaar.
Geachte aanwezigen, ik heb dit aspect van de exacte natuurwetenschap behandeld, omdat daar de verwantschap met de schone kunsten het duidelijkst zichtbaar is en omdat hier de misvatting voorkomen moet worden, als zou het in de natuurwetenschap en techniek _.a 11 een ma~r qaorl om de nauwkeuri ge waarnemi ng en om het rationele, discursieve denken. Natuurlijk behoren dit rationele den ken en het zorgvuldige meten tot de arbeid van de natuuronderzoeker zoals de hamer en de bet tel bij de beeldhouwer! Maar zij zijn in beide gevallen slechts werktuig en geen inhoud van het werk.
W. Heisenberg Fysica in perspectief, Uitgeverij Het Spectrum, , Utrecht I Antwerpen, 1974
- 76 -
De MTS vaar meisjes. Gesprekken met meisjes op de MTS, S. Udo, MENT 87-02, Eindhoven. 1987 •
....uitrindelijk bevordert de school de maatschappeUjke onplijkheid "M man en
SVO-brochure, Onderwijskansen voar meisjes,Nijmegen. 1982.
"rouw•• :
- 77 -
m
PAKKETKEUZE
Het samenstellen van het vakkenpakket waarin eindexamen gedaan wordt is een zeer complex proces: het meisje wordt beinvloed door media, dekaan, docent(en), ouders,
medeleerlingen. Maar ook haar eigen prestaties in het
verleden en haar interpretatie hiervan; haar zelfbeeld;· haar verwachtlngen van
de toekomst; haar verwachtingen ten aanzien van haar toekomstige
prestaties en haar (inschatting van haar) aanleg zullen vee! gewicht in de schaal leggen. Veel literatuur op dit .gebied is verschenen ik noem hiervan: van Oost, 1986/Goedhart,
1986.
Hier
za1
jk
mij
beperken
tot de invloed die de
natuurkundedocent{e) heeft of kan hebben op de pakketkeuze. Uit het MENT-onderzoek blijkt dat het advies van de docent{e) niet zo' n belangrijke rol speelt (zie bIz. 30 en 31). Dit wordt overigens bevestigd door ander
recent
Nederlands
onderzoek
(Leenders-van
Gernert,
1987).
Besef
echter dat de docent(e) ook, sterk of minder sterk, invloed uitoefent op de andere redenen die leerlingen aanvoeren om wel of geen natuurkunde te kiezen:
het yak wel/niet leuk vinden, het een gemakkelijk/moeilijk
vinden, het er slecht/goed in zijn.
yak
Besef bovendien dat als een meisje,
schoorvoetend besloten heeft om natuurkunde te kie::en of nog aarzelt om het
te
kiezen,
het
advies
van
de
natuurkundedocent(e)
plotsklaps
doorslaggevend kan zjjn. Bedenk bovendien dat meisjes geneigd zijn zichzelf te onderschatten (zie bIz. 69). ZeUs de allerbegaafdste studentes onderschatten hun eigen mogelijkheden op het gebied van natuurkunde en techniek; zeUs zij denken dat het hen ontbreekt aan "talent", terwijl hun cijfers duidelijk van het tegendeel blijk geven (Simpson, 1985). Engels onderzoek onder Hefst 1700 14-jarigen laat zien dat meisjes zichzelf vooral
onderschatten
bi;
schei-
en
natuurkunde
en
dat
nlet
alleen
de
behaalde cijfers, maar zeker ook hun eigen inschatting« van hun kwaliteiten een belangrijke rot speelt in het keuzeproces. Zelfs bij geUjke prestaties en inschatting kiezen (Kelly, 1986). Natuurkundedocenten verschillend:
nog
steeds
adviseren
minder
meisjes
meisjes
en
natuurkunde
jongens
met
dan
dezefde
jongens
cijfers
meisjes. moeten gemiddeld een hoger cijfer voor natuurkunde
hebben dan jongens om een positief advies van hun vakdocent(e) te krijgen,
- 78-
Handleiding emancipatie aspecten in sChool- ' boeken, Adviesgroep Leenmiddelen, I. Mottier, 1983.
- 79 zie onderstaande tabel (Korving-den Engelse, 1983).
Tabel 9 Laagste rapportdjfer waarbij natuurkunde vaker werd aan":
d~n
afgeraden aan leerlingen 5. VWO, die het yak
weI hebben gekozen. (Korving-den Engelse, 1983)
decaan
. natuurkunde
De
mentor
vakdocent
meisje
jongen
meisje
jongen
meisje
jongen
6
6
6
6
7
6
achtergrond van het "strengere" advies
voor
melS]eS
werd door een
natuurkundeleraar op een, docentenbijeenkomst als· voIgt omschreven: "Het 'ijverige' meisje in de derde klaszit aan haar plafond en de 'siordige" jongen zal nog weI groeien (in abstractieniveau)" (Alting &:. Udo, 1985)~ Dekkers (1985) stelt vast "dat het houden van docentenvergaderingen over de vakkenpakketten van de leerlingen van belang lijkt voor de keuze van de meisjes. De docenten
mo~ten
op grond van "harden prestatieargumenten hun
advies motiveren: (onbewuste) rolbev'estigende argumenten krijgen zo minder kans."
- 80 -
Oag, meneer!
Zo Wendy zit jij in
een tussenuurtje nog te blokken?
Je hebt toch al een .Roed rapportf
~
Je wou toch niet naar de universiteiH
Oat wil ik nu ;uist wei en liefst met een zo zwaar mogelijk pakketl Want ik wi! ingenie:Jf '!yorC~nl.
Kiezen voor Keuzes lI E•. Rijdes, APS
- 81 -
Foto: Johan Vigeveno Affiches en ansichtkaarten uitgegeven . (
door: Stichting Studie- en Beroepenvoorlichting, Prinsen Bolwerk 10, 2011 MB
HAARLEM.
- 82 -
Natuurkund:e yoor meisjes,
Joos Hamer
.......:.:..:..
.-------------------''------------t~:·::·-.. ;:;: archltekte/bouwkundig ingenieor_
::.:.:.:.;.
Ik vond wiskunde en natuurkunde altijd al erg leuk maar ik wilde ook graag mooie dingen makenen werk doen, waarb i ; ik met andere mensen te maken heb. AI'die dingen zater voor mij in de studie bouwkunde aan de Technische Universiteit j:>n ,,;~ .... :0.
~~~i,rf n_~-~-~-:-:-~-ne-d-i:-e-e-n-r.-.-e-r---..:.;.---;-_________ r:~ __
eiger kontr en \1\
rr
Ik ben natuurkunde gaan studeren omdat ik het op schor wei een leuk vak vond. Hoewel ik niet echt technische> hobbies had was ik wei ge'interesseerd in de werkiP' allerlei technische apparaten en in natuurversch ii ' waren maar erg weinig meisjes dip "'~. maar dat heb ik non it _ .. ' vonden ",C'o •
Uit de MENT voorlichtingsbrochure
- 83 -
Aanbevelingen Vertel
tijdens
de
lessen
iets
over
wat
de
werkzaamheden
van
verschillende vakmensen zijn. Met name meisjes hebben geen idee wat het beroep van metaalbewerker, rontgenlaborant(e), ingenieur inhoudt. Laat technici, liefst vrouwelijke, uw school bezoeken en iets vertellen over hun werk. Denk daarbij ook aan oudleerlinge(n)(s). Breng met uw leerlingen eens een bezoek aan een MTS. Vooral meisjes hebben geen idee wat de MTS te
bieden heeft. Stel in ieder geval
uzelf op de hoogte van het reilen en zeilen op een MTS/HTS. Gebruik
films,
posters,
brochures
en
video's
om
leerlingen
voor
te
lichten. Ga na of de leerlingen, met name de meisjes, op de hoogte zijn voor welke opleidingen natuurkunde in het
pakket nodig zijn en vertel ze
welke mogelijkheden ze voor zichzelf afsluiten als ze geen natuurkunde kiezen. Bedenk dat geestig bedoelde grapjes van docenten "dodeUjk" kunnen zijn en jaren iater nog door leerlinges, in negatieve zin, worden herinnerd. Een vrouw vertelde mij dat haar natuurkundedocent indertijd, als grap, tegen haar had gezegd "Als jij natuurkunde in he pakket kiest, dan neem ik ontslag". lk denk dat zo' n opmerking voor meisjes (en jongens) die aarzelen om natuurkunde in hun
pakket te kiezen
zeer demotiverend
werkt. Formuleer voor elk advies de argumenten die u hanteert en ga na of u inderdaad jongens en meisjes op dezelfde wijze beoordeelt en of u geen sekse-afhankelijke verwachtingcn mee laat spelen.
- M-
Meisjesscholen zouden de doorstroming van vrouwen naar exacte vakken kunnen bevorderen.
Stelling van Sylvia,J.M. Barlag, gepromoveerd in de Wiskunde en Natuurwetenschappen. 1984 A. Kwabena. Vrouwen nernen Stelling. Stellingen van gepromoveerde vrouwen over onder meer.huwelijk, sexualiteit en maatschappij, Novella Uitgeverij, Amersfoort, 1986
- 85 IV INTERACTIE
Veel onderzoek is er gedaan naar wat er in het klaslokaal gebeurt tussen docent(e) en leerling(e). Veel daarvan is kwantitatief:
bijvoorbeeld hoe vaak
richt een docent(e} zich tot een meisje of een jongen. Het is echter veel moeilijker, zo niet onmogelijk, werkelijk grip te krijgen op bijvoorbeeld de non-verbale communicatie die
plaats vindt. Stanworth(l983) heeft getracht
via uitvoerige gesprekken met docenten en leerlingen een beeld te krijgen van het verschil in gedrag van docenten ten aanzien van jongens en meisjes. Alhoewel het niet over natuurkundedocenten in het bijzonder gaat, zijn toch een aantal van haar conclusies zeer de moeite waard: De
docenten
werd
gevraagd
leerlingen
die,
in
een
bepaald
onderwijskundig opzicht gelijk zijn, twee aan twee bij elkaar te zoeken. De rnannelijke leraren waren zeer geneigd paren van dezelfde sekse te maken. Ze zijn blijkbaar ingesteld op grote verschillen tussen de beide seksen. Docenten voelen zich met name verantwoordelijk voor de behoeften van ,
de jongens onder hun Ieedingen. Leerlingen die de docenten moeilijk vonden om te beschrijven zijn bijna altijd meisjes, de docenten identificeren zich blijkbaar eerder met de jongens. Docenten noemen zeer vaak een jongen als de leer ling waaraan zij het meest gehecht zijn. Zowel meisjes als jongens voelen zich meer op hun gemak en meer in staat deel te nernen aan de activiteiten tijdens de les als hun docent(e) van hun eigen sekse is. Jongens krijgen de aandacht
Vele onderzoeken tonen aan dat de jongens de meeste aandacht van de docent(e) krijgen. Docenten zijn zich daarvan vaak njet bewust en ontkennen heftig dat zij jongens meer aandacht geven. Bij het opnemen 'Cop band) van hun lessen blijkt echter vaak dat meer dan tweederde van hun tijd aan de jongens was besteed, terwijl de jongens minder dan de helft van het totaal aantal leerlingen in de klas uitmaakte (Spender, 1982). Op zich weI een begrijpeUjk
gebeuren:
ordeverstorend, actiever,
jongens
zjjn
tenslotte
ze nemen meer
vaak
luidruchtiger,
meer
ruimte in, ze vragen meer, ze
- 86 -
Interviewer: What is Mr. Fletcher's opinion of you, . as far as you can tell? Female pupil: I don't know. Because my opinion of him changed quite a lot over the year. At first I thought he was quite good, quite friendly ... Then I really noticed that he had some favourites, and he kind of despised, 'which is what I feel he does,some of 'the people. Interviewer: Who d~es he despise, do you think, in this group? Pupil: Well, there's some"gi~ls at the back who don't say Jnythinq or dOI']J't talk, and he doesn't seem to encourage them to say anything, he just ignores them. Int~rviewer: And is it' those girls that you thfnk he despises? It's quite a strong word, isn't it? , Pupil: Yes. Well ,perhaps not despise. Perhaps he just looks down on them a bit, I don't know. Itls just the kind of feeling you get if youlre in that class. Interviewer: That he doesn't have much respect for them? Pupil: Yes. Interviewer: Does it make any difference, do you think, that Mr. Macmillan is a man and Mrs. Wilson is a woman? Femal~ pupil: I suppose so. because yo~ think he's a bit of a twit, at least I do. Whereas Mrs. Wilson, I suppose I relate to her more because she's a . woman. Interviewer: And do you think she feels the same way that it's easier for her to relate to girls? . ' Pupil: Possibly .... No, I think it's equal actually, the way she relates to boys and girls. But take somebody like Mr. Macmillan, he tends to relate better to t~e boys actually .. When he's talking about military hls~ory or , so~ethln~ like that he says, "I know you ladles won t llke thlS" or something.
Stanworth, 1983
I
i
I . ,
- 87 staan eerder vooraan, ze geven vaker (ongevraagd) antwoord dan meisjes. Kortom jongens vragen meer aandacht dan de meisjes en ze krijgen die ook van de docent(e). Dale Spender beschrijft ook hoe moeilijk het is om het hierboven beschreven patroon te doorbreken: "Ik heb vele lessen opgenomen die ik en andere docenten
aan
gemengde
klassen
hebben
gegeven
en
er
zijn
talrijke
gelegenheden geweest waar er duidelijk naar gestreefd werd om een gelijke hoeveelheid tijd te besteden aan beide seksen. Aan het einde van de les voelde ik dat ik mijn doel had bereikt, soms dacht ik zelfs dat ik te ver was gegaan en meer tijd besteed had aan de meisjes dan aan de jongens. Maar de opnames bewezen het tegendeel. In een serie van 10 opgenomen lessen was de maximum tijd d·ie ik besteedde aan de meisjes 42% en het gemiddelde 38%; de minimale tijd besteed aan de jongens was 58%. Het zien van het verschil tussen wat ik dacht en wat 1k in werkelijkheid deed, was een mentale schok voor me (Spender, 1982)." In
het
Engelse
GIST -project
(GIrls,
Science
and
Technology)
werd
geconstateerd dat, als de docenten wisten dat ze geobserveerd werden en dat daarbij gelet zou worden op de verdeling van hun aandacht over jongens en
meisjes, ze iets meer contact hadden met de
meisjes dan
met de
leeuwendeel
van de
jongens (Kelly e.a., 1984). Ook
volgens
de
leerlingen
krijgen
de
jongens
het
aandacht en belangstelling van de docent(e): aan jongens worden tweemaal zoveel vragen gesteld en ze worden driemaal zo vaak geprezen door de docenten dan de meisjes (Stanworth, 1983). Ook vinden de leerlingen dat de jongens de voornaamste rol spelen in klasseverband : jongens sluiten zich veel vaker aan bij discussies, leveren vaker commentaar, vragen meer hulp of aandacht van de docent(e}. Te vrezen valt dat meisjes, vooral bij natuurkunde, een marginale rol gaan spelen in het klassegebeuren en dat menige docent{e), weliswaar ongewild, di t proces versterkt. Bovendien kiezen meisjes die zich verzetten tegen het sGhoolgebeuren eerder voor passief gedrag dan jongens (Petit & Sterringa, 1986): meisjes die geen genoegen nemen met hun marginale positie in de klas zouden er toe kunnen besluiten, uit protest, helemaal nlet meer mee te doen met de les.
- 88 -'
Interviewer: Who do you get on least wen with, of all these teachers? Female pupil: Well, Mr. Bryant, he's a man, and you can't approach him really. He seems to keep us girls at a dista'nce. Interviewer: Is that to d~ with his being a man? Pupil: Yes, I think he isn't .•.. Well, he may be worried about the opposite sex, not feeling sure of himself. He doesn't know what to do ,with us.
Interviewer: Who does the teacher think is most conscientious in this group? Male pupil: Well, he thinks these two are very conscientious, ,Mark and Ben. And these two, Stella and Eileen, they 'are as well. They will try and get "their essays in on time, and they will work and make an effort, they read the books and so forth. They don't on'1y work, they go to the same di scos as • Mark and Ben. But the boys. you see, they very much want to get on in the education system. Interviewer: Do you mean that the girls are'less ambitious than Mark and Ben? Pupil: No, perhaps not. Well. they may end up in university. but ••• well, actually, I can't really imagine that they want tO,be anything. \lhereas the boys, they definitely want to get to university and to get good jobs - they make that clear.
Fema~e pu~il:
I think he thinks I'm pretty mediocre. I thlnk I m pretty mediocre. He never pOints me out ~ of the group, or talks to me, or looks at me in particular when he's talking about things. I'm just a sort of wallpaper person.
Stanworth. 1983
- 89 Aanbevelingen
Probeer jongens en meisjes evenveel aandacht te geven door: meisjes en jongens even vaak vragen te stellen en probeer daarblj de kwaliteit van de vragen goed te verdelen, dus nlet de "denk"vragen aan de jongens, en de "weet"vragen aan de meisjes. meisjes en jongens tijdens de les even vaak aan te kijken/te laten merken dat u ze zlet. nlet de jongens als aparte individuen aan te spreken en de meisjes als groep: het naai- of breikransje, stelletje koffieleuten, kletstantes, dameskransje, leden van het schone geslacht. de jongens en de meisjes enigzins door elkaar te zetten. Daarmee wordt voorkomen dat er meisjes- en jongens"gebieden" in een lokaal ontstaan en wordt de docent(e) automatisch gedwongen leerlingen bij hun naam aan te spreken. nlet de gehele klas aan te spreken met "jongens". De meisjes lijken er dan nlet bij te horen. EigenUjk is het verbazingwekkend dat ook de meisjes reageren op deze manier van aanspreken; als de klas toegesproken zou worden met "meiden" dan zouden aileen de meisjes reageren en zeker nlet de jongens. Voorkom dat de jongens het klassegebeuren gaan overheersen. Ais er een vraag gesteld wordt aan de klas als geheel is de kans groot dat een jongen als eerste antwoordt, daarom is het zinvol om ook vragen aan de leerlingen persoonlijk te richten. Een leerling die zeer lang en breedvoerig aan het woord is (meestal een
jongen) mag best eens onderbroken worden, zodat ook andere
leerlingen bi; de les betrokken 'kunnen worden. Enthousiaste leerlingen (vaak jongens) spreken nogal eens voor hun beurt; zij roepen een antwoord of opmerking spontaan door de klas. Prima, maar het gevaar bestaat dat de wat minder spontane en enthousiaste leerling(e) (nog) verder ult beeld raakt. Probeer te voorkomen dat de enthousiaste, weetgierige, belangstellende leerlingen teveel van uw aandacht gaan opeisen. Corrigeer
seksistische
sekse-stereotyp
gedrag
opmerkingen aan
de
orde.
van
leerlingen.
(Waarom
geven
Stel de
zogenaamd meisjes
de
- 90 -
- 89 Aanbevelingen Probeer jongens en meisjes evenveel aandacht
t~
geven door:
meisjes en jongens even vaak vragen te stelJen en probeer daarbij de kwaliteit van de vragen goed te verdelen, dus niet de "denk"vragen aan de jongens en de "weet"vragen aan de meisjes. meisjes en jongens tijdens de les even vaak aan te kijken/te laten merken dat u ze ziet. niet de jongens als aparte individuen aan te spreken en de meisjes als groep: het naai- of breikransje, stelletje koffieleuten, kletstantes, dameskransje, leden van het schone geslacht. de jongens en de meisjes enigzins door elkaar te zetten. Daarmee wordt. voorkomen dat er meisjes- en jongens"gebieden" in een lokaal ontstaan en wordt de docent(e) automatisch gedwongen leerlingen bij hun naam aan te spreken. niet de gehele klas aan te spreken met "jongens". De melsJes Hjken er dan oiet bij te horen. Eigenlijk ls het verbazingwekkend dat ook de meisjes reageren op deze manier van aanspreken; als de klas toegesproken zou worden met "meiden" dan zouden aileen de meisjes reageren en zeker niet de jongens. Voorkom dat de jongens het klassegebeuren gaan overheersen. Als er een vraag gesteld wordt aan de klas als geheel is de kans groot dat een jongen als eerste antwoordt, daarom is het zinvol om ook vragen aan de leerlingen persoonlijk te richten. Een leer ling die zeer lang en breedvoerig aan het woord is (meestal een jongen) mag best eens onderbroken worden, zodat ook andere leerlingen bij de les betrokken kunnen worden. Enthousiaste leerlingen (vaak jongens) spreken nogal eens voor hun beurt; zij roepen een antwoord of ,opmerking spontaan door de klas. 'Prima, maar het gevaar bestaat dat de wat minder spontane en enthousiaste leerling(e) (nog)' verder uit beeld raakt. Probeer te voorkomen dat de enthousiaste, weetgierige, belangstellende leerlingen teveel van uw aandacht gaan opeisen. Corrigeer
seksistische
sekse-stereotyp
gedrag
opmerkingen aan
de
orde.
van
leerlingen.
(Waarom
geven
Stel de
zogenaamd meisjes
de
- 90 -
- 93 V LESMATERIAAL
In
Nederland is reeds het een en ander gedaan op het gebied van het
ontwikkelen
van
wat
lesmateriaal. Onder
genoemd
wordt
meisjesvriendelijk
natuurkundig
meisjesvriendelijk versta ik hier het toegangelijk zijn
voor meisjes of anders gezegd een natuurkundeboek waar een meisje zich evenzeer in kan herkennen als een jongen. Het MENT-project heeft drle lespakketten
ontwikkeld,
bestemd
voor
de
onderbouw.
Deze
hebben een
voorbeeldfunctie. Oit materiaal is intussen door een groot aantal leerlingen gebruikt en op grond van de ervaring hiermee bijgesteld en geevalueerd (de Leeuw, 1986). Voor het maken van lesmateriaal dat
het
yak natuurkunde voor meisjes
aantrekkelijker maakt is het nodig dat zeer veel van de aanbevelingen zoals ze
in
de
voorgaande
hoofdstukken" zijn
opgenomen
ter
harte
worden
genomen. Hieronder worden de aanbevelingen ondergebracht in negen criteria waaraan "meisjesvriendelijk"
lesmateriaal
zouden
moeten
vo1doen.
Deze
criteria
worden ook gehanteerd door de werkgroep Vrouwen en Natuurwetenschappen van
de
NVON
(Nederlandse
Vereniging
voor
het
Onderwijs
in
de
Natuurwetenschappen) (de Leeuw, 1986).
Criteria 1. Natuurkunde van, door en voor mensen Meisjes zijn, vanwege hun opvoeding, meer dan jongens bezig met relaties tussen mensen en daarom ook meer geinteresseerd in die facetten van de natuurkunde
die betrekking hebben op de mens, de
maatschappij en de
ethische en esthetische aspecten (Head, 1980/Smail, 1983). Daarom is het van belang om te laten zien dat natuurkunde en techniek door
mensen
ontwikkeling
(waaronder en
de
wijze
zijzelf) van
wordt
gebruikt.
toepassing
van
Maar
ook
natuurkundige
dat
de
kennis
mensenwerk is, en dat zijzelf hiedn een ro1 kunnen spelen of invloed op uit kunnen oefenen.
- 94 -
- 95 -
In
het
lesmateriaal
moet
daarom
gepoogd
worden
de
onderwerpen
en.
voorbeelden die behandeld worden zoveel mogelijk te kiezen uit het dagelijks leven van jongens en van meisjes en te laten aansluiten op ervaringen die leerlingen al met natuurkundige 'of technische zaken hebben opgedaan. Het is van belang (en mijn inziens niet aIleen omdat dit de meisjes meer aanspreekt) dat de leerlingen een idee krijgen van de wederzijdse relatie tussen natuurkunde en samenleving. Leerlingen zouden enig inzicht moeten krijgen. in hoe natuurkundige kennis gebruikt en misbruikt kan worden en wat de zeggenschap van de burger daarin is. Zoals al eerder vermeld, hebben met name meisjes een slecht beeld van de inhoud van technische beroepen. In het lesmateriaal zou daarom iets vertelt kunnen worden over de uitoefening van deze beroepen, dit maakt een meer gefundeerde beroepskeuze mogelijk en laat wederom zien hoe natuurkundige kennis wordt toegepast. Door aandacht te besteden aan de geschiedenis van de ontwikkeling van de natuurkunde wordt ook weer aangegeven dat natuurkunde mensenwerk is. Door iets te vertellen over het leven van natuurkundigen en daarbij hun menselijke
eigenschappen
zoals eerzucht, twij£el, hartstocht, oneerlijkheid,
geldzucht, creativiteit en inventiviteit ook te belichten krijgen de leerlingen ook een "menselijker" beeld van de natuurkundige. De t.ekst van het lesmateriaal kan verder .lIvermenselij ktll worden door de leerlingen persoonlijk aan te spreken, dus niet "zoals behandeld" maar "zoals je geleerd hebt" en door mensen die in de tekst voorkomen een naam te geven. 2. Esthetisch verantwoord Vele docenten zullen beamen dat het werk van meisjes vaak opvalt door netheid,
verzorgdheid
en
fraaie
vormgeving.
Een
goed
verzorgd,
overzichtelijke en prettig uitziend leerboek kan er toe bljdragen dat met name de meisjes zich wat meer
thuis gaan voelen bij. de natuurkundeles.
3.\ Taalgebruik niet zelfvertrouwen ondermijnend Zoals reeds op bladzijde 69 is aangegeven wordt het ze1fvertrouwen van een meisje, zeker bij het volgen van de natuurkundeles, nog eens extra op de
- 96 -
AIleen jongt::ns geinteresseerd in natuurkunde ••••
- 97 -
proef gesteld. Door zinsneden als: -zoals je weet -zoals gemakkelijk te zien is -natuurlijk ••••• worden de leerlingen die het genoemde niet weten of zien, onnodig, alleen (nog) onzekerder gemaakt. 4. Rekening houdend met interesses
Op bladzijde 63 is reeds het een en ander gezegd over de verschillen van interesses tussen meisjes en jongens. Met name in de onderbouw moet het toch
mogelijk
zijn
ook
eens
aandacht
te
besteden
aan
(mooie)
natuurverschijnselen zoals regenbogen en kristallen of aan het functioneren van het eigen lichaam. 5. Rekening .houdend met verschillen in ervaring
Zoals op bladzijde 47 is' gesteld hebben meisjes op het moment dat ze de eerste les natuurkunde bijwonen -gemiddeld- vee! minder ervaring met en kennis van instrumenten en apparaten. Bij het behandelen van zaken als een gelijkstroommeter, ventieI, accu, gasbrander 1 loep, zekering dient hiermee ook in het lesmateriaal rekening gehouden te worden. Bovendien zou er ook aandacht besteed kunnen worden aan meetinstrumenten waarmee de meeste meisjes weI vertrouwd zijn zoals: huishoudcentimeter en maatbeker. 6. Kennis moet toepasbaar zijn
Meisjes Hjken meer dan jongens pragmatisch ingesteld te zijn in de zin dat het er hen niet (aileen) om gaat een academisch probleem op te lossen maar
dat
zij
willen
zien
"waar· het
goed
voor is" of anders gezegd:
waarvoor de verworven kennis, Hefst in hun eigen dagelijks leven, nuttig aangewend kan worden. Het verdient daarom aanbeveling van een nieuw onderwerp aan te geven waarom het bestudeerd wordt en hoe de kennis gebruikt kan worden.
- 98 -
- 99 7. Natuurkunde met eng
Een bange, onzekere leerling(e) zal niet snel goede prestaties leveren. Geef daarom aan hoe er met, op zich, gevaarlijke zaken veilig omgegaan kan maar
worden
benadruk
niet
de
gevaarlijki:leid.
(Ondanks
dat
met
name
jongens dit vaak weI weten te waarderen.) Bij elektriciteit bijvoorbeeld dus niet
zozeer
verhalen
over
"spectaculaire"
ongevallen
maar
meer
over
zekeringen, aardlekschakelaren, isolatie etc. 8. Tekst en illustraties met rolbevestigend Vele van de natuurkundeboeken die op dit moment gebruikt worden zijn nog zeer seksestereotyp (Dumont e.a., 1982). In vele boeken worden of vrijwel geen
mensen
afgebeeld
of
we
zien
jongens
die
geinteresseerd
met
natuurkunde be zig zijn en meisjes die passief of dom zijn. Het is van groot belang dat ook een meisje zich kan identificeren met de personen
die
in
een
leerboek
staan
afgebeeld.
Bovendien
wordt, indien
slechts jongens of mannen voorkomen, het idee dat natuurkunde aileen iets voor jongens is nog eens versterkt. Een
evenwichtige
verdeling
van
jongens
en
meisjes
in
"rolvaste"
en
"roldoorbrekende" situaties in illustraties en tekst is naar mijn idee een eis waaraan op vrij eenvoudige wijze is te voldoen en die meisjes meer de mogeUjkheid geeft zich in een leerboek te herkennen. 9. Practicuminstructie Door de practicuminstructies te beginnen met kleine, eenvoudige, korte en duidelijk omschreven opdrachten kunnen de leerlingen vertrouwd raken met de apparatuur en de werkwijze. Dit is van belang omdat het gemiddelde meisje
wat
minder
ervaring
heeft
opgedaan
met
apparatuur
dan
de
gemiddelde jongen en mede daardoor wat onzekerder zal zijn. 10. Abstractieniveau
Op
vele
theoretische
scholen en
wordt
formele
natuurkunde manier.
gegeven
op
een
zeer
abstracte,
Alsof natuurkunde een verzameling van
concepten, wetten en theorema's is en niet een poging om de natuur te
- 100 -
,
-. 101 -
begrijpen. Wat betreft het
abst~actieniveau
moet wellicht vastgesteld worden dat het
huidige natuurkundeonderwijs vaak teveel eist van de leerlingen. Daar echter vooral eerder
meisjes graag alles precies willen begrijpen en jongens toch wat ,
tevreden
zijn
daarbijbehorend fysisch vrezen
dat
met
met
het
goede
antwoord,
zonder
dat
zij
het
begrip zich geheel eigen gemaakt hebben, valt te
name
de
meisjes
de
dupe
worden
van
het
hoge
abstractieniveau dat op dit moment wordt geeist. Wat nodig is om hieraan tegemoet
te
komen
is
een
geheel
andere
inhoud
van
het
natuurkunde-curriculum, met name in de onderbouw. Zolang deze verandering nlet heeft plaatsgevonden kan er slechts naar worden gestreefd abstracte begrippen met vee! aandacht bij te brengen. Laat dus niet de omschrijving van een fysisch begrip of een formule uit de lucht vallen maar introduceer het met een instapprobleem, een voorbeeld. Behandel het vervolgens door de leerHngen er eerst in eenvoudige situaties kennis mee te laten maken en toe
te
Iaten passen. Geef de leerlingen vervolgens de mogelijkheid om
vertrouwd te raken met het nieuwe begrip en introduceer dan pas de exacte fyskhe omschrijving en bijbehorende formules. Begin dus vanuit het alledaagse en werk naar het abstracte begrip toe. Leerstijlen Van meisjes hoor ik weI eens dat hun natuurkundedocenten hen verwijten dat ze "er niets aan doen". lk denk echter dat zij zich weI degelijk inzetten, ook
voor
natuurkunde,
maar op een weinig effici(!nte manier.
Ze leren
bijvoorbeeld het boek uit hun hoofd, kunnen hele zinnen daaruit reproduceren, ma'ar zijn niet in staat de fysische begrippen en concepten daadwerkeUjk toe te passen. Laat de meisjes en jongens weten dat ze de tijd die ze aan natuurkunde thuis besteden veel beter kunnen gebruiken door bijvoorbeeld extra sommen te maken. D1t extra werk zou ook weer begeleid moeten worden door de docent(e) wit het werkelijk vruchten afwerpen. De vraag hierbij is in hoeverre de gemiddelde docent(e) hier tijd voor heeft.
Werkvormen Daar meisjes, door hun opvoeding, wat meer gericht zijn op mensen dan op
- 102 -
obJecten, verdien:t het aanbeveHng 001< werkvC'rmen te zQeken die daarbij aaAsluiten. l'e denken valt daarbij aan: - Het laten maken van instructies (voor een jonger kind bijvoorbeeld) voor het gebruik van een apparaat -of het uitvoeren van een proef. - Het schrilven van een brief aan vriend(in) over een behandelde proef of natuurkundig begdp. - Het - schrijven
van
een brief
naar
een
krant
of
een
politicus
over
bijvoorbeeld de ongerustheid over het dumpen van (nucleair) afval. - Het opstellen en ontwerpen van een advertentie
VOOI"
practi:cumspullen.
- Het schriJven van een opstel, essay, gedicht over bijvoorbeeld wat een gasmolecuul meemaakt. - Het
naspelen
van een radio-
of
televisieinterview
met
een
beroemd
ui tvinder, natl:1urkundige of technicus. De leerlingen zien .zo de relatie mens-natuurkunde beter of anders dan ze gewend zijn.
- 103 -
Foto' 5:
Stafgroep Reproduktie en fotografie, TU Eindhoven
- 104 -
- 105 SAMEN VATTING
nit rapport be staat uit twee gedeelten. In het eerste gedeelte wordt het onderzoek dat door het MENT-project is uitgevoerd beschreven. nit onderzoek yond plaats onder 885 tweede en derde klas MAVO/HAVO/VWO leerlingen. Met behulp van schrifteUjke vragenlijsten werd
ondermeer
natuurkunde
de
mening
onderzocht.
Met
van
de
behulp
leerUngen van
een
omtrent
het
{schooI)vak
factoranalyse werden acht
factoren gevonden. De belangrijkste factoren kunnen omschreven worden als: natuurkunde moeilijk vinden, natuurkunde leuk vinden en natuurkunde geschikt voor jongens vinden. Als de factoren opgevat worden als subschalen blijken jongens en de meisjes op alle subschalen significant verschillend te scoren: meisjes vinden natuurkunde moeilijker en minder Ie uk dan jongens en meisjes wijzen de gedachte dat natuurkunde een jongensvak is sterker af dan de jongens. Uit het onderzoek komt verder naar voren dat jongens meer met bepaalde technische zaken bezig zijn geweest dan meisjes en dat ze het lezen van technisch/natuurwetenschappelijke
tijdschriften
leuker
vinden
dan
meisjes.
Tevens blijkt dat de jongens Hever dan de meisjes de technische klusjes in 1
huis doen, terwijl de meisjes de huishoudeU;ke klusjes in huis aantrekkelijker vinden. In
het
tweede
gedeelte
van
het
rapport
worden
de
MENT-onderzoeksresultaten in het grotere geheel van overig Nederlands en buitenlands onderzoek geplaatst. Bovendien wordt elke paragraaf afgesloten met aanbevelingen die vooral op natuurkundedocenten gericht zijn. Zo worden docenten gewezen op de verschillen tussen jongens en meisjes dil? er zijn qua fysische (voor)kennis en ervaring met techniek en hoe hier op ingespeeld kan worden. Ook wordt er aangegeven wat er ondernomen kan ,worden, opdat meisjes: natuurkunde minder moeilijk en leuker gaan vinden meer het nut van natuurkunde/techniek gaan zien natuurkunde meer een yak v.oor meisjes gaan vinden meer zeUvertrouwen krijgen bij het doen van natuurkunde een
beter
beeld
technicus/natuurkundige.
krijgen
van
het
werk
van
een
- 106 -
Ook
worden
er
aanbevelingengedaan
orntrent.
de
rol
die
de
natuurkundedocent{e} kan speien bij de pakketkeuzeen wordt aangegeven hoe rneisjes rneer bij de natuurkundeles betrokken kunnen worden • . Tot
slot. wordt
aangegeven
hoe
natuurkundig
lesrnateriaalontwikkeld
worden dat oak voor rneisjes aantrekkelijk en toegankelijk is.
kan
- 107 Referenties Alting A.,
Bouwens R.,
Raat
J.H.,
Emancipatorisch Natuurkundeonderwijs,
MENT 84-10, Eindhoven, 1984. Alting A., Udo S., (red), Verslag van de studiedag het "MENT-projekt" voor emancipatie- en beleidsmedewerkers/sters exacte vakken
en techniek, d.d.
29-11-' 84, TU Eindhoven, MENT, 1985. Alting A., de Leeuw A., Udo S., Hart
J.
e.a.
(red),
Een
barst
Meisjes en in
het
natuurJrundeonderwijs, In : It
bolwerk:
feministische
visies
op
natuurwetenschappen en techniek, Amsterdam, SUA, 1986. Blase
K.,
Met passen en meten, Argumenten en aanknopingspunten voor
meisjesvriendelijkheid
in
de
exakte
vakken,
Reeks Teksten Onderwijs en
Emancipatie, nr 2, Algemeen Pedagogisch Studiecentrum, 1986. Connor J.M., Schackman M., Serbin L.A., Sex-related differences in response to practice on visual-spatial test and generalization to a related test, Child Development, 49, pp. 24-29, 1978. Goddard Spear M., Contributions to the third GASA T conference, London, England, pp. 260, 1985. Goedhart V., Factoren in eroge onderzoeken naar exacte-vakken keuze van meisjes, Een kritische evaluatie,
TU Eindhoven, MENT 86-05, 1986.
Dekkers, H., Sams kiezen meisjes anders, Scholen, dekanen, vakkenpakketten, ITS, Nijmegen, 1985. Dumont
M.,
Lensink
M.,
Raat
J.,
De
vrouw-man
rolverdeling
in
natuurkundeboeken, TU Eindhoven, MENT 82-05, 1982. Head J., A model to link personality characteristics to a preference for Science, European Journal of Science Education, 2, pp. 295-300, 1980. HubbeHng meisjes
A., en
Spiegelbeeld -
vrouwen,
Reeks
Zelfbeeld, Teksten
Algemeen Pedagogisch Centrum, 1986.
Onderwijs en het zelfbeeld van Onderwijs
en
Emancipatie,
nr.
1,
- 108 -
Johnson S., Murphy P., APU Science Team, APU Occasional Paper No.4, Girls
and
Physics,
Reflections
on
APU
survey
findings,
Department of
Education and Science, London, 1986. Jorg
T.,
Hoe kan
natuurkundeonderwijs
belevingswereld van meisjes?,
Paper
aansluiten
bij
de
ervarings- en
t.b.v. het symposium "Leefwereld en
begrippen in het onderwijs" op de Onderwijs Research Dagen, 1985. Jorg T.,
Verslag
v~r
docenten van de resultaten van het onderzoek naar
de geringe populariteit van natuurkunde bij meisjes }n het A.V.O., RUU, Utrecht, 1987. Jungbluth P., Docenten over onderwijs aan meisjes, Positieve diskriminatie met een dubbele bodem, ITS, Nijmegen, 1982. Kelly
A.,
The
missing
Half,
Girls
in
Science
Education,
Manchester
University Press, 1981. Kelly A., Whyte J., Smail B., Final Report from the Girls Into Science and Technology Project to the joint panel on women and underachievement of the equal opportunities commision and the social science research council, Department of Sociology, University of Manchester, 1984. Kelly
A.,
It
Achievement,
Ain't
What
You
Self-Confidence
Do,
and
Its
The' Way
Subject
Choice
That' You in
Do
Science,
It: In:
Contributions to the European Conference on Women, Natural Sciences & Technology, Elsinore, Denmark, 1986. de Klerk Wolters, Twee LBO over techniek; Een onderzoek naar het beeld van techniek en de attitude tegenover techniek van tweede klas leerlingen in het LBO, TU Eindhoven, 1986. Korving-den
Engelse
E.,
Enqu@te
onder
leerlingen
van bet voorlaatste
leerjaar van rijkssch\Jlen VWO, HAVO, MAVO. In: Verslag Onderwijs Research Dagen 1983.
-109 Leenders-van Gernert C., Studie- en beroepskeuzebegeleiding in hetVO,. In: Dekanoloog, januari 19&7. De Leeuw A., Verschillen in natuurwetenschappelijke interesses van jongens en meisjes,' MENT 86-11, TU Eind!1oven, 1986 a. de Leeuw A. (eindredactie), van Ginneken C., van Haren R., Hondebrink J., Mottier I., Speijer M., Lesmateriaai VIM, NVON Maandblad 10, oktober 1986
b. de
Leeuw
A.,
. Formatieve' evaluatie van de MENT-lespakketten,
MENT,
87-03, TU Eindhoven, 1987 a. de
Leeuw
A.,' Opzet eenvoudige effektmeting MENT-lespakketten,
MENT
87-05, TU Eindhoven, 1987 b. de
Leeuw
A.,.
Bouwens
R.,
Energie
en' je
lichaam,
MENT
86-09,
TU Eindhoven, 1986.' Lensink
M' l
Elektriciteit in en om het huis, MENT 86-10, TU. Eindhoven,
1986. Linden F.J. van der, Roeders P.J.B., Schoolgaande jongeren, hun leefwereld en zelfbeleving, Hoogveld Instituut Nijmegen, 1983. Lubbers J., Njenting C., Kortsluitiblg in de interaktie, Een empiries onderzoek naar seksespecifieke selektiemechanismen in ' de leerkracht-Ieer ling interaktie . . .. bij natuurkunde-groepswerk, Doktoraaiskriptie Algemene Taalwetenschap, j
~illversiteit van Amsterdam, 1985.
Mvttier
I.,
Handleiding
emancipati~aspecten
in
Schoolboeken,
Adviesgroep
Leermiddelen,' s Gravenhage, 1983. Oost E. van, Etude in' B-mineur, TH Twente, 1986. Petit C., Sterringa B., Sekse-ongeUjkheid, en onderwijs, Waf Jip en. Janneke '(nog) niet leren in de docentenopleiding,
Versluys, Alme:-e, 1986.
- 110 -
Raat J.H., de Vries M., Wat vind je van techo:ek?, Een onderzoek naar het beeld van en de houding tegenover techniek van tweede klas leerlingen in het avo en vwo, TU Eindhoven, 1985. Rljdes E., Kiezen voor Keuzes, Keuzebegeleiding voor meisjes, Reeks Teksten Onderwijs en Emancipatie, nr 3 t Algemeen Pedagogisch Studiecentrum, 1986. Sharpe S., Just like a girl, How Girls learn to be Women, Penguin Books, 1976, pp.137. Simpson B., Differences in Attribution of Ability in Science in Male and Female
High
Ability
Subjects,
In
Contributions
to
the
third
G ASA T
Conference, London,. 1985, pp. 235. Smail. B., Getting science right for girls, Contributions to the second GASAT Conference, Oslo, 1983. Smail B~, Kelly A., Sex differences in sciences and technology among eleven year old schoolchildren: I Cognitive, Research in Science and Technological Education, vol. 2, pp. 61-76, 1984. Sorensen .H." Differences in girls' developing
strategie~
for
change,
and boys' attitudes toward science and Contributions
to
the
third
GASA T
Conference, London, 1985. .
• Spender D., Invisible Women, The Schooling Scandal,
Writers and Readers'
Publishing Cooperative Society, London, 1982.' Stan worth
M.,
Gender and Schooling, A Study of sexual divisions in the
clG..<:.sroom, Hutchinson, London, 1983. Tobias S., Math Anxiety and Physics, Some thoughts on learning "difficult" subjects, Physics Today, june 1985, pp. 61. Udo S., Zeifconcept, de relatic tussen cognitief niveau en sexe-verschillen in gevoel 1984.
van eigenwaarde, Doctoraal
werkstuk,
Universiteit van Amsterdam,
- 111 Udo S., De MTS voor meisjes,
Deelrapport 1, Gesprekken met meisjes op
de MTS, MENT 87-02, TU Eindhoven, 1987. van Vonderen-van Staveren M.L., Vrouw en. techniek: een maatschappelijke innovatie;' In: Vaags D.W. en Wemelsfelder J •. (red.), :Techniek, innovatie en maatschappij, Utrecht, Aulapockets, 1983. de Vries M., Geluid, MENT 86-08, TU Eindhoven, 1986. Waasdorp 'J., nagedacht,
Debets
0.,
Brand
Keuzebegeleiding
M.,
van
MTS, daar heb ik nog nooit over meisjes
op
de
MAVO,
Vakgroep
Onderwijskunde RU Leiden, 1987. Liebig' H.,
Weltner
K.,
Interest
of
Halbow
Intermediate-Level
Technology,European 183.
D.,
Maichle
Secondary
U., Reitz H., SchOnfeld G., Students.
in
Physics
Journal of Science Education, vol. 2, no 2,
and
1980, p. .,
v.d. Werf M., Korf J., Clason C.E., 'De invloed van docenten .0P de keuze van wis- en natuurkunde door meisjes in het AVO/VWO, RION, Haren, 1984. Whyte
J.,
Girls
Into
Science
and
Technology:
Routledge & Kegan Paul, London, 1986.
the story of a
project,
- 112 -
,
/
- 113 _. Adressen Materialenbank Onderwijsernancipatie (Matern) Informatie: Vereniging Samenwerkende LPC sekr. Materialenbank Onderwijsemancipatie Antwoordnummer 7972
1000 VB Amsterdam' Bezoekerscentrum: ' APS Buitenveldertselaan 106 1081 AB Amsterdam
tel. 020-441815 NVON-werkgroep Vrouwen en Natuurwetenschappen secretariaat: A. Vermaas Mozartlaan 109 7522 HL Enschede
Steungtoep vrouwen in technische beroepen Twijnstraat 69 3511 ZJ Utrecht
Stichting Vrouw en Informatica Postbus 1795 1000 BT Amsterdam Technika 10 Hobbyclubs voor meisjes Henri Polaklaan 14 1018 CS Amsterdam
Vrouwen en Wiskunde Postbus 11563 1001 GN· Amsterdam
~
114 -
- 115 -
BIJLAGEN
H6 -
- 117 -
ELEKTRICITEIT IN EN OM HET Huis Meningsvragen pretoets Naam van je school
....................
- Omcirkel het goede antwoord Ben je een meisje of jongen? Hoe oud ben je?
M
13
14
J 15
16
17
Zit je in de tweede of derde klas? Van welk soort is je klas?
2e mayo
3e
havo
vwo
havo/vwo
- 118 -
In onders'!taal1lde 1i;st v,r:agen wejol.:lw tnening .over 'e'en aantalzaken • .In
de ilijst staan
:bewerrngen~
Wij willen we:ten :of
~e
het met :die 'bcwedngeneens hentof iniet.
Datgaat .als 'volgt: . \
Surfen is ,een gevaar:Ujke sport Ais je :het ,er :netemaa! mee eens bent,zetdan -een l'ondje 'Omhet cijfer 1.
!
Als je iheter mee ,eens !bent, maarje aarzelt wal, 'zct dan een rondie ·om het cijfer 2.
2
Als je het eigen'lijk niet weet wat jevan de bewering moet vinden, zetdan een irondjeom cijfer 3.
J
Ais je heter filet mee cells bent, maar Je aarzelt wat, zet daneen ,rondje om :met djfer '4.4 Als je net er helemaal niet meeeens bent, zet 'dan cen :r.ondje cijfer 5.
.5
GEEF STEEDS JE ElGEN MENING DENK NIET TE LANGNA OVER BEN 8EWERING J
J'E NAAM ·HOEF l'E NIET IN T'E YULLEN
'OIn
het
belemaal mee weet mee eens niet eens
- 119 1. Natuurkunde is een moeilijk yak
belemaal niet niet mee lIIee eens eens
1
2
3
4
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
12. Ik ben goed in natuurkunde
1
2
3
4
5
13. Kinderen hebben en werken is goed te combineren
1
2
3
4
5
14. Iedereen zou iets van natuurkunde moeten weten
1
2
3'
4
5
1
2
3
4
5
3
4
5
2. Natuurkundigen maken alleen maar bommen en raketten 3. Er zouden meer t.v.-uitzendingen over riatuurkunde moeten zijn 4. Het is leuk om iets· over natuurkunde te 1ezen 5. Jongens weten veel meer van natuurkunde af dan meisjes 6. Voor natuurkunde moet ik hard werken· om het te begdjpen 7. Ik ben altijd zenuwachtig voor een proefwerk natuurkunde 8. Ik zou later graag willen samenwonen met iemand die intelligenter is dan ik 9. Natuurkunde is een interessant vak
,
10. Meisjes hebben later minder aan natuurkunde dan jongens 11. In de natuurkundeles worden vee! moeiJijke woorden gebruikt
15. Natuurkundigen hebben ervoor gezorgd dat de '
. 16. Om
mensen nu prettiger leven dan vroeger goed te zijn in natuurkunde hoef je niet
creatief te zijn
1
17. Bij het doen van natuurkundepraktikum ben ik' erg bang dat ik iets stuk maak
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
19. In groepjes werken is veel leuker dan aIleen
1
2
3
4
5
20. Jongens kunnen beter dingen repareren dan meisjes
1
2
3
4
5
21. Werken op een natuurkundig laboratorium is- gevaarlijk
1
2
3
4
5
22. Meisjes die goed zijn in natuurkunde zijnsaai en leUjk
1
2
3
4
5
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
18. Natuurkunde is voor meisjes veel moeilijker dan voor jongens
23. Het is een goede zaak dat de Nederlandse staat veel geld uitgeeft aan natuurkundig onderzoek . 24 •. Voor natuurkunde moet je erg vee I aan je huiswerk doen 25. Mijn moeder vindt het erg leuk als ik natuurkunde in mijn pakket zou· kiezen
- 120 -
26. Thuis hoef ik niet veel tijd aan natuurkunde
helemaal mee weet mee eens niet eens
helemaal niet niet mee mee eens eens
te bested en om voldoendes te halen voor de proefwerken 27. Natuurkunde he eft niets met mensen te maken
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
·5
1
2
3
1
2
3
4 4
5 5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
28. Natuurkunde is meer een yak voor jongens dan voor meisjes 29. Bij natuurkunde moet je veel te veel rekenwerk doen 30. Er zouden meer meisjes natuurkunde in hun pakket moeten kiezen 31. Theorie is leuker dan praktikum 32. Jongens die goed zijn in natuurkunde zijn saai en lelijk 33. In de natuurkundeles begrijp ik altijd alles 34. In hetdagelijks leven kom je vee! dingen tegen die met natuurkunde hebbeA te maken 35. Natuurkundigen hebben geen belangstelling voor kunst, muziek of film 36. Natuurkunde is een zeer. nuttig yak v~or
37. Natuurkunde is niets
mij
38. In de natuurkundeles let ik veel beter op dan in andere lessen 39. Mi;n vader vindt het e.rg leuk als ik natuurkunde in mijn pakket zou kiezen 40. Ik heb natuurkunde nodig voor mijn vervolgstudie of later beroep 41. Het is een goede zaak dat meisjes leren hoe ze stekkers aan snoeren moeten zetten 42. Elektriciteit is een interessant verschijnsel 43. Het is voor iedereen nuttig om iets over elektriciteit te weten
5
44. Het is belangrijk om iets te weten over veilig gebruik. van elektriciteit 45. Natuurkunde is een makkelijk yak 46. Natuurkunge is
~c~
suai yak
47. Thuis besteed ik veel tljd aan natuurkunde om een voldoende te halen 48. Ik vind natuurkunde echt iets voor mij 49. Het is een goede zaak dat jongens leren hoe ze een stekker aan een snoer moeten zetten
- 121 Omcirkel het goede antwoord 50. Ik heb weleens door een sterrenkijker
gekeken~
JA
51. Ik heb weI eens een soldeerbout gebruikt.
JA
52. Ik weet hoe een koffiezetapparaat. in elkaar zit
JA
NEE NEE NEE
53. Ik heb weI eens iets uit eikaar gehaald om te zien hoe het werkt.
@
JA
54. Ik kan met een (home)comp,uter omgaan.
JA
55. Weet je aI, wat voor beroep of studie je gaat kiezen?
JA
56. Denk je dat je natuurkunde in je pakket zult kiezen?
JA
57. Ais j~. weI natuurkunde kiest kruis dan de reden(en) aan waarom je het weI kiest. Je mag ook zelf nog een reden of redenen toevoegen. lk kies wei natuurkunde omdat:
.0
o o o o o o o
ik het een leuk yak vind de docent(e) natuurkunde het mij zal aanraden de dekaan het mij zal aanraden mijn ouders het mij zullen aanraden ik het later voor mijn beroep of studie nodig zal hebben het een gemakkelijk yak is ik er goed in ben ik slecht in talen ben
5&. Als je geen natuurkunde kiest kruis dan de reden(en) aan waarom je het niet kiest. Je mag ook zelf nog een reden of redenen toevoegen. Ik kies geen natuurkunde omdat
o
o o o o
o
ik het geen leuk yak vind omdat de docent(e) natuurkunde het mij af zal raden omdat de dekaan het mij af zal raden omdat mijn ouders het me zuBen afraden ik het later niet voor mijn beroep of studie nodig zal hebben het een moeilijk yak is
NEE NEE NEE NEE
- 122 -
o o
ik er sleeht in ben ik goed in talen ben •
® 59.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
e,
Zet kruisje(s) op de goede plaats(en) Je mag zelf ook nog klusJe(s) toevo.egen.
maakt. . me
welke klusles vind je leuk of niet leuk om te doen?
nooit
heet
gedaao·.
leuk
leuk
vervelend
!'Iiet uit
!
heE
.
ver
bed opmaken autowassen
i
stekker aanzetten stofzuigen
--'-
.-.~--
eten koken
.
----_.
-
-
boodschappen doen tuinieren hond uittaten
i
t~-
;
banden plakken afwassen
--_...
...
eigen kamer opruimen
... . .......
I
60. Welke tiidschriften vind je het leukste?
•
•
e,
•
e,
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
.,
•
•
•
eo
•.
•
•
•
,
61. Hoeveel uur kill< }e per dug naar de t.v.?:
62. Welke programma' s v,indt je het leukst
I,
123
62. Als ik denk aan een natuurkundige dan denk ik aan
CD
moeder
63. Gesteld dat je ouder (of verzorger) werkt, beschrijf dan zo goed mogelijk wat hij/zij voor werk doet en waar hij/zij werkt.
vader
FACTOR Bl Ii2 83 B4 85 Ii6 B7 88 B9 BI0 I'll 1'12 813 B14 815 B16 917 818 819 1'20 921 B22
B23 '924 925 926 B27 B28 ·1129 B30 931 B32 933 1'34 B35 B36 1337 1'38 B39 B40 941 1'42 1143 M4 845 B46 E!47 B48 B49
1
Q.732§::i 0.03198 -0.07422 -0.1.3949 -0.tl0755 Q..:7~
Q...;l2252 0.'Jl358 -0.20622 -0.00954 0.29165 0.64351
-0.01'9'35
0.0.5197 -0.03747 -0.00998 0.11783 0.02892 0.09803 0.00168 0.21703 -0.06179 -0.-04992
2.:i6ZJ4
-0.11938 0.7609f -0.04148 0.00486 0
;3.,ZJJ
-0.02056 -0.08377 0.05840 2.~:ig2jJ
-0.01799 0.01207 -0.05841
~. -0.08682
-0.22022 -0.00272 -0.08022 -0.01158 -0.01636 0.65935 0.21481 Q.Q~2ZJ.
-Q.;3C"~
:'0"04348
FAC-"OR
2
O.O242~
0.17755 -0.01367 -0.010OFI
FACTOR -0.17102 -0.13795 0.60878 Q.Z~:iQ7
~
-0.05612 -0.04666 0.06899 0.09474
0.:E~234
-0.00314 -0.05844 -0.16304 -0.03134 0.20987 0.05147 0.02911 0.06950 -0.04224 -0.08869 -.0 .• 00421 -.0.03261 0.01822 0.14184 0.00273 0.14035 0.01068 -.0.06'969 0.02831 -0.1.6746 0.10587 0.13309 -0.03548 -0.05998 0.14926 -0.04101 0.24681 -0.16217 0.17681 0.11753 0.11461 0.01857 0.28593 0.09198 0.03344 -0.09422 -0:'31153 0.00709 0.24735 . 0.13250
0.05526 -0.01661 0.14538 -0.13382 0.00451 -0 • .03717 -.0 • .041.06 G.OC216 0.09866 -0.05633 0.10941 0
"ig2!1~
-0.10576 Q ~JiJ3
~.~ 0.00428 0.05720 0.01019 -0.01983 0.11444 0.a9a~~ 0~08600
-0.12306 0 • .03810 0.07133 -0.08916 0.01217 0.17127 0.05018 0.04498 0.11841 0.05273 -0.02833 -0.04128 -0.02863 -0.05031 -0.02135 -0.05617 0.07752 -0.00019 0.06093 0.07466
Q.~Z:H7
:;;
FACTOR
4
-0.17516 -0.01081 0.14567 0.15199 -0.01009 -0.06370 0.02588
~
-0.06940 0.07412 -O.241~S
-0.029S0 0.12271 0.08264 -0.08272 -0.07580 0.02706 -.0 • .07056 0.04464 -0.09415 0.08041 0.17984 0.00808 0.18626 -0.05710 0.00856 0.02777 0.03985 0.15155 0.07159 -0.06015 -0.22353 -0.01670 -0.04199 0.27999
-Q.:i6;3E1Q -~
0 .• 17942 0.48352 0.02216 0.10034 0.01882 -0.05912 -0.18619 -gl;Jgg~1
0.05416 0.aQQ1~
0.03306 -
FACTOR
5
--0.11923 -0.05297 0.15923 0.05068 0.00754 -0.06599 -0.02200 0.06622 0.25496 -0.02709 0.00850 -0 • .Q7967 -0.02203 0.19918 0.10785 -0.03551 -0 • .05718 0.01575 .0.06118 -0.06625 0.04955 -0.00868 0.23233 -0.01324 0.04822 -0.02724 ·0.05801 -0.01031 0.02865 0.23256 !).03025 -0.04220 0.00716 0 JJ2!1;; -0.12141 2.~IH76
-0.06084 0.03480 ·0.14492 0.00670 0.20169 0.43193,_ 0.645Z~
0.50401
0.061'1'6 -0.18370 0.04547 -0.05220 0.17502
FACTOR -0.07459 0.05071 0.09063 0.09548 0.02207 -0.04008 -0.001361 0.05764 0.14216 0.00777 --0.09.1'33 -:0.09538 -0.01490 0.13292 0.04453 0.03752 -0.00832 0.01790 0.02297 -0.00091 0.01248 0 • .0.0672 0.03125 0.08000 0.83570 -0.05474 -0.06422 -.0.01607 -0.08556 0.11326 -0.07084 0.00331 -0.00666 0.11095 -0.00268 0.12311:) -0.10475 0.11296 0.61Z6::i 0_.24609 0.13914 0.02450 0.04008 0.039.87 -0.03054 -0.03965 -0.01443 0.12879 0.01783
6
FACTOR
7
-0.04653 ·-0.05239 0.08117 0.07246 -0.01952 -0.00210 -0.06163 0.036113 0.06084 0.01756 0.07426
-O .. O155~ 0.02495 -0.05938 0.03900 0.12703 -.0.03331 0.02334 -.0.04768 -0.01297 .0.01258 -0.07364 0.0547Q ,0.00663 0.07680 -0.01152 0.05886 0.02722 0.05;1.55 0.21668 -0.04401 0:04568 -0.00509 0.06918 ·-0.0538S 0.05411 -0.00380 -0.11007 0.10599 0.15612
FACTOR
8
--0.03848 0.01840 -0.06504 -0.00814 0.04636 -0.02029 -0.02238 -0.01704 --0.00321 0.07842 -0.04447 ··0.03185 0.00187 -0.08.085 0.00006 -0.05978 0.02014 0.11667 -.0.011:176 .0.023.07 0.02314 0.46418 -0.19875' 0~09614
-0.00405 -0.00641 0.25218 0.1'2752 0.09981 -0.05792 ·0.13026 O.;H!~BO
0.00869 -0.07232 ~1
-0.17929 0.15143 0.01435 -0.02830 0'()7533
O~l
0.022-4'5
0.18942 0.16073 0.08695 0.04416 0.11511 -0.05377
0.04940 -0.'()3660 -0.07046 0.00822 0.15'516 -0 •.03077 -0.02454 -0.02461
0 .. 08225.
<41 0678
F.'CTOR ·0.04571 -0.06727 --0.06015 ·-0.0IH)2 ·'.0.05067 -0.01209 -0.08343 -0.04211 0.03549 .0.03356 0.11251 -0.10265 0.03917 0.00905 Q •.02251 0.25414 -0.20256 -0.18207 Q.::id:Q34 -0.0.0734 0.11211 -0.07643 0.21199 -0.0068S 0.00034 0.02058 0.052'30 0.02106 0 .• 13874 0.06714 -0.17957 0.01
9
FACTOR
H)
-0.00384 0.21983 0.03Ha -0.07150 ·-0.00609 0.06231 0.22071 0.13554 -0.01776 0.18219 0.400.05 -0.04185 -0.04555 -0.09798 0.04736 -0.06362 Q.35771 -0.00906 0.05177 0.06926 0.40399 -1).04301 -0.05097, 0.1,0089 0.08174 -0.02664 0.20137 0.03087 0.14624 -0.00273 0.06416 -0.02174 0.04511 -0.03883 -0.0567:-0.05889 0.05194 -0 • .02334 -0.08901 -0.03944 0.01009 0.03696 -0.00672 -0.00168 0.00296 -0.04157 .().09.684 -0.05494 -0.00207
N
~
FACTOR B1 B2 B3 B4 B5 B6 B7 B8 B9 BI0 Bll B12 B13 B14 B15 B16 Bl? Bi'8 B19 B20 B21 B22
B23 B24 825
B26 827 B28 929 B30 B31 B32 833 B34· B35 B36 1<37 B38 B39 B40 B41 B42 B43 B44 B45 846 B47 ~4B
B49
11
-0.02718 -0.10748 0.01779 0.07760 0.03275 -0.02601 0.01182 -0.01860 0,03334 0.14062 -0.00485 0.00396 0.06616 0.21148 9·19500 0.05426 0.10118 -0.00296 -0.00674 0.06212 0.05201 -0.01933 0.20478 0.09409 -0.00001 -0.03194 -0.14218 -0.06391 -0.06348 0.05038 0.16845 0.03090 0.00556 0.24301 0.00564 0.10927 -0.05935 0.06145 0.08109 0.02261 0.03231 0.18369 0.06690 -0.02551 -0.080BO 0.00960 -0.01862 0.10504 0.01997
FACTOR 1::!
FACTOR 13
FACTOR 14
0.04832 0.06747 -0.00277 --0.00720 0.0282:::! 0.09860
-0.10280 -0.00066 0.08519 -0.01289 0.05091 -0.06526 -0.08865 0.02751 0.06135 -0.06356 -0.18805 -0.00342 -0.01078 -0.01516 0.04115 0.07769 0.06600 0.02177 -0.06195 -0.09790 0.04496 -0.09165 0.04809 -0.03791 0.01582 -0.01144 0.13670 0.05306 -0.05982
-'0.07471 -0.02872 --0.00501 0.02476 -·0.03467 -0.08210 0.04516 -0.05364 -0.03778 0.03178 -0.20331 0.01258 0.01499 0.22564 -0.00419 0.04422 0.07624 -0.01641 -0.05647 0.03934 0.01706 0.0099::! -0.01872 0.0516::! 0.01488 0 .. 06778 0.05497 0.01685 0.00209 -0.03912 0.00306 -0.10071 -0.10401 -0 • .;30992, 0.19027 -0.15685 0.13234 0.19396 -0.00107 -0.09726 0.07599 0.00946 0.11785 -0.07041 --0.06516 0.03328 0.11629 0.11139 -0.10815
0 .. 05375
0.19756 0.02712 -0.17089 0.01347 -0.09455 0.34~Q
(t:"i 7839 0.09599 0.10891 -,0.02177 0.18034 -).04643 -0.11698 -1).15673 0.05358 0.1410::! 0.13120 0.00330 -0.11593 0.07243 0.03126 0.04352 0.02492 -0 .. 03527 -0.01428 -0.23670 -0.03494 -0.07379 0.05300 0.07212 -0.03210 0.00772 0.04390 0.04174 0.12177 -0.02674 -0.04967 -0.05055 0.02941 -0.07989 -0.04102 0.0318B
Q.~~;::!7
0 .. 24255 6.04079 0.05863 0.12643 -0.03471 0.02924 0.02457 0.11889 0.01733 -0.02057 0.06777 -0.13756 -0.05702 0.17159 0.03096 -0.20127' 0.18041 0.04675 -0.02187
0-
N \Jl
- '26 Meisjes (n=417) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 ',., .." 48 49
* **
*
*
*
* *
2,32 4,52 3,61 3,52 4,13 2,40 3,13 3,60 2,88 4,07 3,02 2,38 2,77 2,57 2,90 2,50 4,01 4,13 1,66 3,60 3,22 4,51 2,71 2,94 3,27 2,20 3,75 4,00 3,03 2,97 4,19 4,19 2,17 2,27 3,94 2,58 2,84 3,73 3,16 .. 3,26 2,40 2,29 2,08 2,03 2,15 2,79 2,69 3,68 2,14
I
Jongens (0=368) 3,07 4,49 3,09 2,92 3,66 3,04 3,48 3,56 2,33 3,56 3,03 3,15 2,77 2,48 2,73 2,68 4,27 3,80 1,80 3,15 3,44 3,71 2,54 3,09 2,89 2,81 3,68 3,57 3,20 2,90 4,06 4,11 2,55 2,01 3,71 2,19 3,55 3,35 2,76 2,66 2,23 1,93 1,88 1,86 2,67 2,46 3,17 3,10 2,05
Verschil
P
- 0,75
0,000
**
0,000 0,000 0,000 0,000 0,000
0,52 0,60 0,47 - 0,64 - 0,35
0,000 0,000
0,55 0,51
0,000
- 0,77
0,030 0,016 0,000 0,000
0,17 - 0,18 - 0,26 0,33
0,000 0,002 0,000 0,011
0,45 - 0,22 0,80 0,17
0,000 0,000
0,38 - 0,61
0,000
0,43
0,000 0,001 0,004 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,026 0,000 0,001 0,019 0,000 0,000 0,000 0,000
- 0,38 0,26 0,23 0,39 - 0,71 0,38 0,40 0,60 0,17 0,36 0,20 0,17 - 0,72 0,33 - 0,48 0,58
= scores omgecodeerd = waar niets aangegeven is geldt: P
>
0,050