Verkort testprotocol ‘Performance Stability’
1
Naam Stagiair: Elger van Barneveld Gert-Jan Pullen
Verkort testprotocol ‘Performance Stability’ Naam Stagiair: Elger van Barneveld Opleiding: HBO sport en Bewegen, Inholland Haarlem Studiejaar: 3 Onderdeel: Verdiepende opdracht stage Naam Stagiair: Gert-Jan Pullen Opleiding: HBO Academie voor lichamelijke opvoeding, Hogeschool van Amsterdam Studiejaar: 4 Onderdeel: Minor Paramedisch stage opdracht
Stage-instelling: FysioExpert/ HealthTime Bedrijfsmentor: Martin van Duijn Stagebegeleider Elger: Enieke Nijhuis Stagebegeleider Gert-Jan: Sander Plomp Datum: 11-03-2013
2 Afbeelding omslag: http://www.theperformancematrix.com/page.php?Plv=1&P1=19&Blog=54
1
Inhoudsopgave Samenvatting…………………………………………………………………………………………………… 1 Inleiding ............................................................................................................................................. 4 2 Wat is core-stabiliteit? ....................................................................................................................... 5 2.1 Opbouw van de ‘core’................................................................................................................. 5 2.2 De werking van core-stabiliteit ................................................................................................... 6 2.3 De kinetische keten .................................................................................................................... 7 3 Het effect van core stabiliteit training op prestatieverhoging in de sport .......................................... 8 4 Het Performance Stability test protocol .......................................................................................... 10 5 Verantwoording keuze testen voor het verkorte protocol ............................................................... 11 6 Handleiding ..................................................................................................................................... 12 Stap 1. Uitgangshouding ................................................................................................................ 12 Stap 2: De beweging ...................................................................................................................... 12 Stap 3: Analyse .............................................................................................................................. 13 Stap 4: Invullen op het laatste formulier. ........................................................................................ 14 7 Discussie ......................................................................................................................................... 15 8 Aanbevelingen ................................................................................................................................ 16 Bijlage I: Verkort testprotocol performance stability .......................................................................... 17 Bronvermelding .................................................................................................................................. 30
2
Samenvatting Wanneer fysiotherapeuten een klacht bekijken word er nog te vaak alleen naar het gebied van de klacht zelf gekeken. Het is mogelijk dat de klacht op een andere plek in het lichaam is ontstaan, door verminderde stabiliteit van een keten. Het performance stability testprotocol is een manier om verminderde stabiliteit op te sporen, door het vinden van zogenoemde zwakke schakels in de beweegketen. Het bestaande protocol is te uitgebreid om binnen de fysiotherapie en fitness te gebruiken. De doelstelling van dit project was dan ook het ontwikkelen van een product voor het testen van de stabiliteit van de beweegketen om dit protocol beter toepasbaar te maken binnen de fysiotherapie en de fitness. Het totale product bestaat uit een verkort testprotocol, en een instructie voor de testleider en de patiënt/ cliënt. De stabiliteit van de beweegketen, core-stabiliteit, bestaat uit een passief, actief, en een neuraal gedeelte. Het passieve (globale spiersysteem) en actieve gedeelte (lokale spiersysteem) zorgt voor de stabiliteit van de romp, door juiste aansturing van het neurale systeem (Colston, 2012). Uit de literatuur blijkt dat goede ketenstabiliteit leidt tot een verminderde kans op blessures (Hibbs e.a., 2012). Ook kan verbeterde stabiliteit sportprestaties verhogen, mits dit op de juiste manier wordt getraind (Willardson, 2007). Er is gekozen het verkorte protocol te richten op de lokale stabiliteit van de beweegketen. In het ontwikkelde protocol zijn zes testen opgenomen die gezamenlijk een goede indicatie geven van de stabiliteit van de keten. Hier vanuit kan er verder onderzoek worden uitgevoerd en een specifiek behandelplan of trainingsschema worden opgesteld. Met het behandelplan of trainingsschema kan de stabiliteit verbeterd door de zwakke schakels te trainen .
3
1 Inleiding Iedereen heeft zo nu en dan klachten aan het lichaam. Het is te begrijpen dat er niet altijd meteen wordt overgegaan tot een doktersbezoek om dit te laten behandelen, tenzij het om acuut trauma gaat. Naast af en toe pijntjes kunnen er ook langdurigere klachten optreden. Als de klacht langer dan twee weken aanhoudt is het verstandig om een dokter of fysiotherapeut te gaan (Steringa, M., z.d.). Wanneer er wordt besloten om naar de fysiotherapeut te gaan, zal er via een intake worden vastgesteld om wat voor klacht het gaat, en zal er een behandelplan worden opgesteld; Waardoor is de klacht veroorzaakt? Is het een lokale klacht? Of ligt het aan een bepaald gebied? Zijn er ketens in het lichaam die niet sterk genoeg zijn? Veel fysiotherapeuten kijken naar de klacht, en voeren functietesten uit om vast te stellen wat het probleem is. De beweegketen is hierbij iets wat vaak over het hoofd wordt gezien. Nog te vaak wordt er alleen gekeken naar het gebied van de klacht zelf, terwijl deze voort kan komen door problemen in de stabiliteit op een ander punt in het lichaam. Zo is de houding en stabiliteit in het onderste gedeelte van het lichaam van invloed op de neurologische aanspanning van de spieren in het bovenste gedeelte van de romp. Dit heeft invloed op de functie van het schoudergewricht en in de functie van de overige structuren van de bovenste extremiteit. Om tot een goede functionele stabiliteit van de bovenste extremiteit te komen zal altijd gekeken moet worden naar de stabiliteit van de ‘core’ (M.A. King, 2000). Soms lijkt het alsof de klacht uit bijvoorbeeld de schouder komt, terwijl verminderde stabiliteit van de ‘core’ de eigenlijke oorzaak is (Comerford, M. J. & Mottram, S. L., 2007). Wanneer er op dat moment alleen wordt overgegaan tot behandeling van de schouder word de kern van het probleem niet opgelost. Zoals hierboven aangegeven is het van belang om te kijken naar de stabiliteit van de gehele keten. Een evidence based manier om ketenstabiliteit vast te stellen is via het ‘performance stability’ testprotocol. Dit is een uitgebreid protocol voor het testen van de stabiliteit in de beweegketen. In de praktijk is er weinig tijd om een uitgebreide stabiliteitstest als het performance stability protocol uit te voeren. De doelstelling dit project was: -
Het ontwikkelen van een product voor het testen van de stabiliteit van de beweegketen , waardoor deze beter toepasbaar is voor zowel binnen de fysiotherapie als voor in de fitness. Dit product moet bestaan uit: Een verkort testprotocol van de Performance stability testmethode en een instructie voor zowel de patiënt/cliënt als de fysiotherapeut/instructeur.
Om uit te zoeken of het trainen van core-stabiliteit een positief effect heeft op blessurepreventie en sportprestaties is er ook een desk research hiernaar uitgevoerd. In het volgende hoofdstuk word ingegaan op wat stabiliteit van de beweegketen, de core-stabiliteit, nu eigenlijk is, en wat het effect is van het trainen van deze stabiliteit op (het voorkomen van) blessures en de sportprestatie. Aansluitend hierop word dieper ingegaan op wat het testprotocol performance stability inhoudt. Ook zal er worden uitgelegd waarom en hoe er gekozen is voor de uitgekozen testen van het verkorte protocol. Verder valt er te lezen voor wie deze geschikt is, en hoe het ontwikkelde verkorte protocol kan worden gehanteerd. Als laatst zal in de bijlage het uiteindelijk ontwikkelde verkorte protocol Performance Stability te vinden zijn.
4
2 Wat is core-stabiliteit? Er is geen universeel geaccepteerde definitie van het begrip ‘core-stability’. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd wat de ‘core’ is, en op welke manier deze stabiliteit verleend. Eerst zal aan de hand van verschillende definities van het begrip core-stability worden uitgelegd wat dit begrip inhoud. King (2000) beschrijft het begrip core-stability als zijnde de functionele stabiliteit van de romp, en een combinatie van de juiste biomechanische link van het bekken tot de schoudergordel, met efficiënte en gecoördineerde neuromusculaire rekrutering van de romp. De positionering van het onderste gedeelte van het lichaam is van invloed op de neurologische aanspanning van de spieren in het hoge gedeelte van de romp. Dit heeft invloed op de functie van het schoudergewricht en in de functie van de overige bovenste extremiteit. Op basis hiervan moet altijd eerst gekeken worden naar de stabiliteit van de ‘core’ om tot een goede functionele stabiliteit van de bovenste extremiteit te komen. Een andere manier om de core te omschrijven word gegeven door M.A. Colston (2012). Haar definitie is als volgt; De core stabiliteit bestaat uit het gebied rond de lumbale wervels, heup en bekken. Het kan worden gezien als een driedimensionale dubbele box, gevormd door spieren en aanliggende weefsels (bijvoorbeeld pezen) die de spieren hechten aan het skelet. Het diafragma kan worden gezien als de deksel op de cilinder, en de pelvic floor en de heup musculatuur als de bodem. Deze structuren (actief en passief) werken samen om statische en dynamische stabiliteit te bewerkstelligen, en om een solide basis te vormen voor het stabiliseren van bewegingen in de extremiteiten.
2.1 Opbouw van de ‘core’ De cilinder van de core bestaat in zijn geheel uit de lage rug en buik, en de bovenrug en borst, de romp. Het linkt de extremiteiten met de schoudergordel en heup/bekken. (Comerford & Mottram, 2007) Het binnenste gedeelte van de cilinder is opgebouwd uit het diepliggende lokale figuur 1 spiersysteem . De spieren met een lokale stabiliteitsrol in de core zijn: -
Het diafragma M. Psoas Major posterior M. Tranversus abdominis M. Multifidus (segmentele gedeelte) Pelvic Floor (bekkenbodemspier)
Figuur 1: De 'cilinder van de core' (Comerford e.a., 2007)
5
De buitenste laag van de core bestaat uit het oppervlakkige globale spiersysteem. Deze bestaat uit de spieren die een globale stabiliteitsrol hebben samen met de spieren met een globale mobiliteitsrol. Deze globale spieren beïnvloeden de lichaamshouding en dragen bij aan het bewegingen en het controleren van bewegingsuitslag. De globale stabilisatoren van de core zijn: -
De globale mobilisatoren van de core zijn:
M. Obliquus abdominis (externus en internus) M Multifudus (superficiale gedeelte) M. Psoas Major anterior M Quadratus lumborum (Oblique vezels) Bijdrage van de pelvic Floor
-M. Rectus abdominis -M. Longissimus -M. liocostalis -Laterale vezels van de Quadratus Lumborum -M. Latissimus dorssi
2.2 De werking van core-stabiliteit 2 grondleggers op het gebied van het beschrijven van de werking van core-stabiliteit zijn Panjabi en Bergman. Panjabi (1992) verdeeld het totale systeem in 3 delen: -Passieve systeem -Actieve systeem -Neurologische aansturing Het passieve systeem veroorzaakt geen bewegingen in de ruggenwervel, maar is dynamisch actief in het controleren van de positie van de wervels, en produceert reactiekrachten die beweging in de wervels voorkomt. De spieren en pezen van het actieve systeem produceren krachten waardoor de stabiliteit van de ruggenwervel intact blijf. De grootte van de krachtontwikkeling word gecontroleerd door proprioceptoren in de spieren en pezen. Het neurale systeem ontvangt informatie van receptoren uit zowel het actieve en passieve systeem. Het centrale zenuwstelsel (CZS) stuurt de bewegingen en de stabiliteit aan door middel van feedback (bij uitrekking van banden of kapsels) en feed-forward (als anticipatie op een aankomende beweging, zoals het activeren van de m. transversus abdominis voor het uitvoeren van een oefening) (Colston, 2012). In een normale houding blijven de segmenten van de wervelkolom gehandhaafd binnen fysiologische grenzen, de zogenaamde neutrale zone. Dit is de positionering waarbij minimale spanning nodig is binnen de passieve structuur om verplaatsing te voorkomen. De eisen die aan dit systeem worden gesteld kunnen elk moment veranderen, afhankelijk van het veranderen van de houding en het verwerken van externe krachten. Het Neurale systeem moet gelijktijdig zorgen voor een goede stabiliteit, en mogelijk maken dat de gewenste bewegingen in de gewrichten uit te voeren zijn. Deze systemen werken samen op een geïntegreerde manier om zo de wervelkolom te stabiliseren, als respons op Figuur 2 veranderingen in de houding (Willardson, 2007).
Figuur 2: Schematische weergave van de werking van de core-stabiliteit (Willardson, 2007)
6
Bergmark verdeelde de spieren van de core in 2 categorieën: -Globaal (wat kan worden vergeleken met het passieve systeem van Panjabi) -Lokaal (wat kan worden vergeleken met het actieve systeem van Panjabi) Onder de globale stabiliteit vallen de spieren die bewegingen veroorzaken in de romp. Deze groep spieren zijn groter, liggen dichter bij het oppervlak en hebben een grotere momentarm, wat hen in staat stelt om grote krachten te veroorzaken. De lokale spieren zijn kleiner en dieper gelegen en hebben een kleinere momentarm, wat er voor zorgt dat deze beter geschikt zijn om intersegmentale stijfheid te veroorzaken. Dit zorgt voor stabiliteit in de aangrenzende wervels. Het systeem van Bergmark word vaak bekritiseerd vanwege de versimpelde weergave die het geeft van de functie van specifieke spieren, waardoor soms word aangenomen dat de lokale spiergroepen belangrijker zijn dan de globale, voor het behoud van stabiliteit, terwijl beide spiergroepen belangrijke bijdragen leveren aan de stabiliteit van de ‘core’. (Colston, 2012). De contributie van afzonderlijke spieren aan een beweging veranderd continu gedurende een taak, waardoor het onmogelijk is aan te geven is welke spier nu het belangrijkst in het stabilisatieproces van de core, omdat dit per stand, beweging en momentopname verschilt. Het is daarom van belang om beide te trainen, globale en lokale stabiliteit. Als bijvoorbeeld alleen de globale spieren worden getraind, zullen ze een deel van de taken van de lokale spieren overnemen, wat gecompenseerde bewegingen en een verkleinde R.O.M, en daardoor minder effectieve bewegingen kan veroorzaken. (Hibbs, Thompson, Fench, Wrigley& Spears, 2008). De werking van de core kan worden gezien als die van staalkabels bij een grote antenne, waarbij de spanning kan worden gecontroleerd door het neurale systeem. Het remt bewegingen eerder af om voor stabiliteit te zorgen dan dat het bewegingen veroorzaakt. Als de spanning in de spieren word vergroot vind er compressie plaats in de lumbale wervels, waardoor deze ‘verstijft’ en daardoor een grotere stabiliteit geeft. Waar staalkabels antennes constante ‘stabiliteit’ geven, kan de spanning in de core spieren voortdurend veranderen om zo de juiste stabiliteit te geven bij bewegingen. (Willardson, 2007). 2.3 De kinetische keten De core dient als doorgeefluik van krachten in de kinetische keten, bij het uitvoeren van functionele bewegingen. Een derde groep spieren die daarom aan het systeem kan worden toegevoegd is de ‘transfer’ groep. Dit zijn de spieren die de bovenste extremiteit verbinden met de schoudergordel, en de onderste met de heup/bekken. Wanneer één van de systemen van de core niet goed werk kan dit leiden tot compensatie in de spieren, wat verminderde stabiliteit veroorzaakt (Colston, 2012). Het lichaam werkt als één grote kinetische keten. Blessures in de schoudergordel kunnen ontstaan door een verminderde stabiliteit ter plaatse, maar ook voortkomen uit een niet afdoende core-stabiliteit. Zo is een fundamentele link tussen de romp en de schouder is de scapula, en de aanliggende spieren. Voor het juist functioneren van de bovenste extremiteit is het dan ook essentieel dat de scapula goed gepositioneerd staat (King, 2000). Bij functionele bewegingen over meerdere gewrichten heeft een relatief stijf gewricht de neiging om de beweging te beperken. De functie word in dit geval overgenomen door andere gewrichten in de keten (compensatie). Wanneer een gewricht deze compensatie heeft ontwikkeld, veranderd dit de mate van stabiliteit van de stabiliserende spieren en structuren van dit gewricht bij een desbetreffende beweging. Dit veroorzaakt zwakke schakels in de beweegketen (Comerford, e.a., 2007). Bij het voorbeeld van de scapula(zwakke schakel) kan het dus het geval zijn dat verminderde stabiliteit elders in de beweegketen hier de oorzaak van is.
7
3 Het effect van core stabiliteit training op prestatieverhoging in de sport In het vorige hoofdstuk is onder meer beschreven dat de core dient als doorgeefluik van kracht in de kinetische keten (Colston, 2012). Een goed functionerende beweegketen is belangrijk in blessurepreventie (Comerford, 2007). In dit hoofdstuk word ingegaan op het effect van het trainen van de stabiliteit van de beweegketen is op sportprestaties, en op welke manier dit het best kan worden uitgevoerd. Er zijn veel artikelen in de literatuur die een trainingsprogramma gericht op de core-stabiliteit aanraden om sportprestaties te verhogen, zonder hierbij sterk wetenschappelijk bewijs te leveren van het effect van deze programma’s en/of oefeningen. Er zijn maar weinig studies die prestatieverbetering laten zien in sportactiviteiten, ondanks de verbeterde kracht en stabiliteit van de core door een trainingsprogramma voor de core. De reden hiervoor kan zijn dat veel core-stabiliteitsprogramma’s bestaan uit oefeningen die niet functioneel en specifiek genoeg zijn om zich te vertalen naar verbeterde sportprestaties (Hibbs, 2008).Een nadeel van het onderzoeken van core-stabiliteit bij sporters is dat de core-stabiliteit training vaak onderdeel is van het standaard trainingsprogramma, zodat wanneer er resultaat is geboekt in de prestaties, het lastig is te zien of dit komt door de verbeterde core functie. Veel studies die de grootste resultaten laten zien zijn uitgevoerd met recreatieve sporters, en kunnen daarom niet worden vertaald naar goed getrainde sporters (Reed e.a., 2012). Hibbs e.a. (2008) suggereren dat verbeteringen gemaakt in de stabiliteit en kracht van de core alleen indirect invloed hebben op de sportprestatie, aangezien het de sporters de mogelijkheid bied vaker zonder blessures te trainen. Core stabiliteit lijkt dus meer invloed te hebben op de blessurepreventie. Een tekort aan core-stabiliteit kan resulteren aan een gebrekkige techniek, wat weer blessures kan veroorzaken. Willardson (2007) geeft aan dat de core-stabiliteit meer invloed lijkt te hebben op de blessurepreventie, terwijl de core-kracht en vermogen meer invloed op de prestatie lijkt te hebben. Elke sport heeft hierbij een andere benadering nodig. Hoe specifieker de krachtoefeningen voor de core zijn voor de uit te oefenen sport, hoe groter het effect op de prestatie.
Figuur 3: Schematische weergave van het effect van core-stabiliteit training.(Hibbs, e.a., 2008)
8
Er kan onderscheid worden gemaakt in welke periode op welk aspect de nadruk kan worden gelegd van het core trainingsprogramma. Vanaf het naseizoen tot het voorseizoen zal de nadruk moeten worden gelegd op het uithoudingsvermogen van de core (low-threshold, lokale spieren), terwijl in het voorseizoen en het seizoen zelf de nadruk gelegd zal moeten worden op de kracht van de core (highthreshold, globale spieren)(Willardson, 2007). Wanneer getraind word op het vergroten van de sportprestatie zal overigens nooit primair de nadruk moeten worden gelegd op core-stabiliteitstraining. Wel is core-stabiliteit een waardevolle en noodzakelijke component voor het voorkomen van blessures (Reed e.a., 2012). Voor het uitvoeren van core-stabiliteitstraining voor het verbeteren van de sportprestatie zal daarom goed moeten worden gekeken naar wanneer welke oefeningen worden toegepast(Willardson, 2007). Zoals eerder aangegeven veranderd de contributie van afzonderlijke spieren aan een beweging continu gedurende een taak, waardoor het onmogelijk is aan te geven is welke spier nu het belangrijkst in het stabilisatieproces van de core, omdat dit per stand, beweging en momentopname verschilt. Core-stabiliteit zal daarom specifiek getraind moeten worden met oefeningen die die bewegingen nabootsen van de te trainen sport. Om optimaal resultaat te halen, in core stabiliteit, kracht, en balans, zal er getraind moeten worden op een zelfde soort ondergrond als waarop de sport word uitgevoerd. Wanneer de sport op een stabiele ondergrond word uitgevoerd, zal het daarom ook functioneler zijn om oefeningen uit te voeren met een stabiele basis, zoals squats, deadlifts en power-cleans, eventueel aangepast om de nadruk meer op de core te leggen. Dit zonder hierbij de ondergrond instabieler te maken. Tegenwoordig ligt bij veel trainingen gericht op de core de nadruk op een instabiele ondergrond, terwijl bij veel sporten juist een instabiele bewegingen worden uitgevoerd op een stabiele ondergrond (Willardson, 2007). Waar in veel trainingsprogramma’s gericht op de core de nadruk teveel ligt op het trainen van de lokale stabiliteit, word dit in veel sport specifieke trainingsprogramma’s juist vergeten. Wanneer de lokale stabiliteit niet word getraind zal de kracht van de globale spieren te groot worden om door de lokale spieren te worden gecontroleerd, wat lijdt tot een grotere kans op blessures. Bij het opstellen van een trainingsprogramma zal daardoor altijd moeten worden gezocht naar een balans in het trainen van de core stabiliteit en kracht. (Hibbs e.a., 2008). Een schematisch overzicht van het specifieke effect van lokale en globale core-stabiliteit training is terug te vinden in figuur 3.
9
4 Het Performance Stability test protocol Om de core-stabiliteit zo specifiek mogelijk te kunnen trainen zal er moeten worden gekeken naar bij welk gedeelte van de core-stabiliteit er bij de individuele cliënt/ sporter verbeteringen aan te brengen zijn. Een manier om deze verbeterpunten, zogenoemde zwakke schakels in de stabiliteit, op te sporen is via het ‘Performance Stability’ testprotocol. Het grote voordeel van het performance stability protocol is dat het de stabiliteit van de keten test bij beweging over verschillende gewrichten. Hierdoor is duidelijk te zien of er compensatie optreed bij deze bewegingen. Compensatie veroorzaakt verminderde stabiliteit (Colston, 2012). Ook is dit protocol algemeen inzetbaar, waar veel andere protocollen specifiek voor één bepaalde sport of screening zijn ontwikkeld. “Performance stability” is ontwikkeld vanuit verschillende bestaande (evidence based) principes van de inspanningsfysiologie waaruit bestaand bewijs, algemene aannames gerelateerd aan bewegen, stabiliteitsproblemen en corrigerende training wordt afgeleid. Veel van deze aanpakken en trainingsfilosofieën ondersteunen elkaar of sluiten op elkaar aan, om op deze manier een goed overzicht te geven van het ‘hele plaatje’ (Comerford, M. J. & Mottram, S. L., 2007). Verder bestaat de “Performance stability” uit een testprotocol voor het meten van zwakke schakels in de beweegketen bij hoge en lage belastingen (High- and low threshold dominance). Hierbij gaat het om analyseren van tekortkomingen in prestaties, risico-inventarisatie voor blessures en prestatie falen. Aan de hand van de resultaten kan een specifiek trainingsprogramma worden gemaakt, gericht op blessurepreventie en prestatiebevordering (Comerford e.a., 2007) Er wordt in het protocol uitgegaan van “Priority Risk Factors”. Dit zijn de grootste risicofactoren voor het ontstaan van blessures, gebaseerd op analyse van prevalentie en incidentie van blessures, eerder voorgekomen blessures en sport specifieke en werk specifieke blessures. Aan de hand van de test kan er worden gekeken op welke aspecten er voldoende en op welke onvoldoende word gescoord, zodat er een specifiek trainingsprogramma kan worden opgesteld (Comerford e.a., 2007).
10
5 Verantwoording keuze testen voor het verkorte protocol In de praktijk is er weinig tijd om een uitgebreide stabiliteitstest als het performance stability protocol uit te voeren. Om het testen van de ketenstabiliteit toegankelijk te maken binnen de fysiotherapie is er besloten om een verkort protocol te ontwikkelen. Met het verkorte protocol, gericht op lage belasting van de beweegketen is er binnen enkele minuten vast te stellen of de patiënt verminderde stabiliteit heeft op bepaalde plekken in het lichaam, de zogenaamde ‘weak links’, zwakke schakels binnen de beweegketen. Het verkorte protocol wat is opgesteld bevat alleen testen met een lage belasting, en is daardoor met name geschikt voor patiënten met chronische klachten. Deze testen kunnen uiteraard ook gebruikt worden om een algemene indruk te krijgen van de ketenstabiliteit bij andere groepen patiënten, waardoor het protocol breed inzetbaar is. Het lichaam is één grote kinetische keten. Wanneer er zich een klacht/ zwakke schakel bevind op een plek in het lichaam, kan dat klachten op andere plaatsen veroorzaken. Door met het verkorte testprotocol zoveel mogelijk plaatsen in het lichaam te testen op de lokale stabiliteit binnen een korte tijd, is de kans het grootst dat deze plekken worden achterhaald. Deze tekortkomingen in de stabiliteit kunnen namelijk alleen worden achterhaald met specifieke tests (Comerford, e.a., 2007). Er is gekeken welke testen uit het oorspronkelijke protocol het meest relevant zijn bij het testen van de algehele stabiliteit, en gezamenlijk het beste beeld geven van de stabiliteit van de beweegketen. Dit is gedaan in samenwerking met een fysiotherapeut (Machiel Brussé) die bekend is met het performance stability protocol en daar ook gebruik van maakt binnen de praktijk. Ook heeft fysiotherapeut Martin van Duijn ondersteund in het maken van de juiste keuzes.
11
6 Handleiding Deze handleiding is geschreven om de testleider te informeren over hoe de testresultaten moeten worden verwerkt. Er word stapsgewijs uitgelegd hoe de testen moeten worden geïnterpreteerd en worden uitgevoerd.
Hieronder is een overzicht te zien van alle testen die in de het verkorte testprotocol zitten:
Verkort testprotocol performance stability Testnr.
Naam test
1 2 3 4 5 6
Knie buigen + buitenwaarts draaien heup en romp Herhaald buigen en strekken van de knie Arm omhoog en omlaag bewegen vanuit de zij Achterwaarts omhoog bewegen van het been Voorwaarts omhoog bewegen van de arm Achterwaarts omhoog bewegen van de arm
Testnr in protocol 1e 1d 3c 5a 5b 5c
Stap 1. Uitgangshouding Dit is de uitgangshouding. Hierin is een aantal criteria’s beschreven waaraan de uitgangs-houding moet voldoen. Tevens is ook een plaatje toegevoegd waarop de gewenste uitvoering is te zien.
Stap 2: De beweging Hier staat de beweging beschreven. Er is een aantal criteria’s beschreven waaraan de beweging moet voldoen. Tevens is ook een plaatje toegevoegd waarop te zien is hoe de beweging dient te worden uitgevoerd.
12
Stap 3: Analyse
Dit is de uitvoeringsanalyse. De patiënt voert de beweging uit. De tester controleert de uitvoering van de test. In het voorbeeld word er gekeken naar de bovenste rij:
De patiënt doet de beweging die beschreven staat bij stap 2. Let als testleider op de knie van het standbeen. Als hij naar binnen draait (endorotatie), kruis dan bij het betreffende been “Ja” aan. Voorbeeld. De patiënt staat op zijn linker been, maar tijdens de beweging draait zijn linker knie niet naar binnen. Vervolgens staat de patiënt op zijn rechter been (let dan op zijn rechter knie!) en deze draait wel naar binnen. Vul het dan als volgt in:
Het gaat erom of de patiënt het kan voorkomen. Links gaat zijn knie niet naar binnen, en kan dus “Ja” voorkomen. Rechts draait hij wel naar binnen en kan het dus “Nee” voorkomen
Doe dit stap voor stap totdat de gehele analyse is uitgevoerd (voor zowel je linker als rechter kant!). Ga daarna door met de volgende test.
13
Stap 4: Invullen op het laatste formulier. Om de behaalde resultaten overzichtelijk te maken worden de resultaten na uitvoering van de gehele test nogmaals duidelijk genoteerd:
In het voorbeeld werd een patiënt aangehaald die bij de endorotatie-test met links voldoende scoorde maar met rechts de test niet had behaald, omdat de knie naar binnen draaide. Zet altijd alleen een kruis bij de zwakke schakel In dit geval de rechter kant.
In dit overzicht is direct te zien waar de ‘zwakke schakel(s)’ zitten. Als alle testen zijn uitgevoerd dan is af te lezen op welke punten de zwakke schakels liggen in de stabiliteit van het lichaam bij lage belasting . Hieruit kan worden geconcludeerd of de patiënt wel of geen goede “performance stability” heeft. Wanneer de patient onvoldoende scoort op de testen zal het trainingsschema moeten worden aangepast om te werken aan de zwakke schakels!
14
7 Discussie Het doel van het verkorte protocol voor performance stability is om op zoek te gaan naar zwakke schakels in de locale stabiliteit van de beweegketen. Zoals eerder aangegeven is het uitvoeren van het totale performance stability protocol te tijdrovend om bij elke patiënt met een chronische aandoening van de bovenste extremiteit uit te voeren binnen de fysiotherapiepraktijk. Een nadeel van het uitvoeren van het verkorte protocol kan zijn dat er compromissen moesten worden gemaakt bij de keuzes voor de testen. Uit de 20 beschikbare testen zijn uiteindelijk 6 testen gekozen voor het verkorte protocol. Dit zijn de testen die de beste indicatie geven van de stabiliteit en de weak links. Toch kan het voorkomen, zij het onwaarschijnlijk, dat een client wel een weak link heeft in zijn stabiliteit, maar deze in de 6 uitgekozen testen niet naar voren komt. Mochten er twijfels zijn over de resultaten van de verkorte test, of mochten veel testen niet worden behaald, kan er voor gekozen worden om het complete protocol performance stability te gebruiken. Ook is er voor gekozen om alleen testen gericht op lage belasting van het lichaam in het testprotocol op te nemen. Uit de literatuur blijkt dat voornamelijk het trainen van de lokale stabiliteit helpt bij het voorkomen van blessures. Een protocol gericht op de lokale stabiliteit van de beweegketen is het meest relevant om uit te voeren bij de fysiotherapie praktijk, en kan ook binnen de fitness worden gebruikt.
15
8 Aanbevelingen Dit ontwikkelde verkorte protocol voor het meten van ketenstabiliteit is zeer geschikt voor gebruik binnen de fysiotherapeutische praktijk. Om te kijken of er problemen zijn met de stabiliteit van de beweegketen van de patiënt waardoor de huidige klacht word veroorzaakt, of welke potentieel tot klachten kan leiden, is het van belang om testen uit te voeren om dit te onderzoeken. Het is daarom aan te raden om dit protocol toe te passen bij een intake met een patiënt. Hierdoor kan er gerichter worden behandeld, niet alleen op de plaats van de klacht, maar ook gericht op het gehele lichaam. Zoals eerder aangegeven word er bij sportgerichte trainingsprogramma’s vaak vergeten lokale corestabiliteit te trainen (Hibbs e.a., 2008). Dit protocol kan daarom een meerwaarde zijn om uit te voeren bij sporters, met of zonder klachten. Door te onderzoeken of er zich zwakke schakels in de beweegketen bevinden, en waar deze zich bevinden, kan er zeer specifiek worden getraind voor de individuele sporter. Wanneer sporters, of sportverenigingen komen trainen binnen de fitness is het aan te raden dit protocol te gebruiken. Dit protocol kan ook preventief als risico analyse worden uitgevoerd, binnen de fysiotherapie en de fitness. Dit om vast te stellen of er zwakke schakels in de stabiliteit voorkomen, welke in de toekomst blessures kunnen veroorzaken. Wanneer er zwakke schakels worden waargenomen kan er een preventief en zeer specifiek stabiliteitsprogramma worden ontwikkeld voor de desbetreffende patiënt of sporter. Wanneer er zogenoemde ‘weak links’, zwakke schakels worden geconstateerd na uitvoering van het verkorte testprotocol voor performance stability, kan er voor worden gekozen om over te gaan op uitvoering van het uitgebreide protocol. Dit om een nog beter beeld te krijgen van de stabiliteit van de desbetreffende patiënt. Dit protocol is opgesteld met testen uitsluitend uitgevoerd met een lage belasting. Om de zwakke schakels in het lichaam bij een hoge belasting te onderzoeken zal een soortgelijk protocol moeten worden gehanteerd of ontwikkeld met testen uitgevoerd met een hoge belasting, welke meer gericht zal zijn op de kracht van de beweegketen.
16
Bijlage I: Verkort testprotocol performance stability
Verkort testprotocol performance stability Testnr
Naam test
1 2 3 4 5 6
Knie buigen + buitenwaarts draaien heup en romp Herhaald buigen en strekken van de knie Arm omhoog en omlaag bewegen vanuit de zij Achterwaarts omhoog bewegen van het been Voorwaarts omhoog bewegen van de arm Achterwaarts omhoog bewegen van de arm
17
Testnr in uitgebreide protocol 1e 1d 3c 5a 5b 5c
1 Uitgangshouding
Knie buigen + buitenwaarts draaien heup en romp
Beweging
Ga rechtop staan op één voet met het bekken en de schouders in hun neutrale positie. Zorg ervoor dat de voet recht naar voren wijst. Hou de balans op het standbeen (wanneer dit nodig is mag er met één vinger balans worden gehouden). Hou de neus, navel en de grote teen van het standbeen in één verticale lijn Hou het bovenlichaam goed rechtop.
Hou de hiel op de grond, en buig het standbeen licht, met de knie boven de e 2 teen. Draai het bekken en het bovenlichaam als één geheel weg van het standbeen. (wanneer rechts het standbeen is, draai naar links.)
18
Links
Uitvoeringsanalyse
Rechts
Belasting
Zwakke schakel Plek Richting
Kan je voorkomen dat knie naar binnen draait?
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Heup (gewicht dragend)
endorotatie
Kan je voorkomen dat de voet naar buiten en/of de hiel naar binnen draait?
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Onderbeen (gewicht dragend)
exorotatie
Kan je voorkomen dat het bekken van het standbeen kantelt of verschuift
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Heup (gewicht dragend)
Adductie
Test 1: Knie buigen + buitenwaarts draaien heup en romp Belasting Laag
‘zwakke schakel’ Plek Heup (gewicht dragend) Onderbeen
19
Richting Endorotatie Adductie Exorotatie
resultaten Niet behaald = x L R
2 Uitgangshouding
Herhaald buigen en strekken van de knie
Beweging
Ga rechtop staan op één voet met het bekken en de schouders in hun neutrale positie. Zorg ervoor dat de voet recht naar voren wijst. Hou de balans op het standbeen (wanneer dit nodig is mag er met één vinger balans worden gehouden). Hou de neus, navel en de grote teen van het standbeen in één verticale lijn.
Hou de hiel op de grond, en buig en strek de knie langzaam, herhaal 4-5 keer. Het bovenlichaam moet rechtop blijven, alsof er over een muur word gegleden, zorg ervoor dat er niet naar voren word geleund. e Maak de beweging met de knie boven de 2 teen. De knieschijf moet tussen de 3-6 cm voor de voet uitsteken, wanneer er een verticale lijn zou worden getrokken. Wanneer de knie minder dan 3 cm voorbij de tenen komt dan is er een beperkte mobiliteit van de kuitspier, welke dient te worden gemobiliseerd. Wanneer de knie meer dan 6 cm voor de teen uitkomt is de mobiliteit van de kuit te groot
20
Links
Uitvoeringsanalyse
Rechts
Belasting
Zwakke schakel Plek Richting
Kan je voorkomen dat de knie naar binnen draait?
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Heup (gewicht dragend)
endorotatie
Kan je voorkomen dat de voet naar buiten en/of de hiel naar binnen draait?
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Onderbeen (gewicht dragend)
exorotatie
Kan je rotatie in het bekken en de rug voorkomen?
Ja Nee
Ja Nee
Laag
rotatie
Kan je voorkomen dat de romp opzij beweegt, of dat het bekken verschuift of kantelt? Kan je voorkomen dat je bovenlichaam naar voren komt (vanuit de heup)?
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Lage rug (lumbaal/ bekken) Lage rug (lumbaal/ bekken) Heup (gewicht dragend)
‘zwakke schakel’ Plek Lage rug Heup (gewicht dragend) Onderbeen (gewicht dragend)
21
Flexie
resultaten
Test 2: Herhaald buigen en strekken van de knie Belasting Laag
Lateroflexie
Richting Rotatie Lateroflexie Flexie Endorotatie Exorotatie
Niet behaald = x L R
3 Uitgangshouding
Arm omhoog en omlaag bewegen vanuit de zij
Beweging
Ga rechtop staan met de schouderbladen in neutrale positie (tussen elevatie en depressie, en tussen protractie en retractie in) Hou de schouderbladen in deze positie Hou de arm langs de zij met de handpalm naar binnen wijzend.
Breng de arm langzaam omhoog tot 90 graden (bovenarm horizontaal), zonder het schouderblad te bewegen. Doe dit in een hoek van 15-30 graden naar voren. Hou de arm gestrekt. De arm moet een dusdanig draaiende beweging maken waardoor de handpalm naar voren komt te wijzen (met de duim omhoog). Breng hierna de arm weer langzaam naar beneden, zonder beweging in het schouderblad te veroorzaken. Terwijl de arm zakt, draai deze zodanig dat de duim naar voren komt te wijzen en de handpalm naar binnen wijst.
22
Links
Uitvoeringsanalyse
Rechts
Belasting
Zwakke schakel Plek Richting
Kan je voorkomen dat de schouder omhoog komt wanneer de arm omhoog of naar beneden word gebracht?
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Schouder blad (scapula)
Elevatie
Kan je voorkomen dat de schouder zakt wanneer de arm omhoog of naar beneden word gebracht?
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Schouder blad (scapula)
Depressie
Kan je voorkomen dat de schouder naar voren rolt wanneer de arm omhoog of naar beneden word gebracht?
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Schouder blad (scapula)
Kantelen
Kan je voorkomen dat de handpalm naar beneden komt te wijzen wanneer de arm omhoog word gebracht? (handpalm moet naar voren komen te wijzen)
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Schouder blad (scapula)
Mediorotatie
Kan je voorkomen dat de handpalm naar beneden komt te wijzen wanneer de arm omhoog word gebracht? (handpalm moet naar voren komen te wijzen)
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Schoudergewricht (gleno-humeraal)
Externe rotatie
Test 3: Arm omhoog en omlaag bewegen vanuit de zij Belasting Laag
‘zwakke schakel’ Plek Schouderblad (scapula)
Shoudergewricht (gleno-humeraal)
23
Richting Elevatie Depressie Kantelen Externe rotatie Mediorotatie
resultaten Niet behaald = x L R
4 Uitgangshouding
Achterwaarts omhoog bewegen van het been
Beweging
Neem plaats op handen en voeten, met de knieën recht onder de heupen en de handen recht onder de schouders. Kantel het bekken in een positie waarbij de lage rug in een natuurlijke kleine holling komt te staan. Til de borst omhoog zodat de hoge rug in een lange omgekeerde curve komt te staan. Breng de schouderbladen in een positie precies tussen elevatie en depressie, en hou deze positie vast. Breng het hoofd omhoog op één lijn met het bekken en de hoge rug. Duw in deze positie het lichaam weg van de vloer voor een wijde positie van de schouderbladen.
Breng het been langzaam omhoog, zonder daarbij de lage rug en het bekken te bewegen. Strek de heup uit tot deze in één lijn loopt met de lijn van het lichaam Hou het been gestrekt, zonder de heupen te draaien (met het lichaam in neutrale rotatie)
Uitvoeringsanalyse
Links
Rechts
24
Belasting
Zwakke schakel Plek Richting
Kan je voorkomen dat de lage rug hol trekt, en het bekken naar voren kantelt wanneer het been word uitgestrekt?
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Lage rug (Lumbaal/ bekken)
Extensie
Kan je voorkomen dat heup/bekken draait terwijl het been omhoog word gebracht?
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Lage rug (Lumbaal/ bekken)
Rotatie
Kan je voorkomen dat het bekken scheef trekt voorbij het steunbeen?
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Adductie
Kan je voorkomen dat het schouderblad waar het gewicht op staat extern roteert? Kan je voorkomen dat er abductie optreed bij het strekken van het been? Kan je voorkomen dat het uitgestrekte been naar buiten draait (exorotatie)?
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Heup (gewicht dragend) Schouder blad (scapula)
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Abductie
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Heup (niet gewicht dragend) Heup (niet gewicht dragend)
Test 4: Achterwaarts omhoog bewegen van het been Belasting Laag
‘zwakke schakel’ Plek Schouderblad Lage rug Heup (gewicht dragend) Heup (niet gewicht dragend)
25
Richting Externe rotatie Extensie Rotatie Adductie Abduction Exorotatie
Externe rotatie
Exorotatie
resultaten Niet behaald = x L R
5 Uitgangshouding
Voorwaarts omhoog bewegen van de arm
Beweging
Uitvoeringsanalyse
Neem plaats op handen en voeten, met de knieën recht onder de heupen en de handen recht onder de schouders. Kantel het bekken in een positie waarbij de lage rug in een natuurlijke kleine holling komt te staan. Til de borst omhoog zodat de hoge rug in een lange omgekeerde curve komt te staan. Breng de schouderbladen in een positie precies tussen elevatie en depressie, en hou deze positie vast. Breng het hoofd omhoog op één lijn met het bekken en de hoge rug. Duw in deze positie het lichaam weg van de vloer voor een wijde positie van de schouderbladen.
Breng de arm langzaam voorwaarts omhoog langs het oor, zonder het hoofd en de schouderbladen te bewegen. Breng de arm zover omhoog dat deze in een horizontale positie komt te staan.
Links
Rechts
26
Belasting
Zwakke schakel Plek Richting
Kan je voorkomen dat de hoge rug bol trekt en de borst zakt wanneer de arm omhoog word gebracht?
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Hoge rug (thoracaal)
Extensie
Kan je voorkomen dat de hoge rug draait wanneer de arm omhoog word gebracht?
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Hoge rug (thoracaal)
Rotatie
Kun je voorkomen dat je gewicht dragende schouder extern roteert?
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Schouder blad (scapula)
Externe rotatie
Kan je voorkomen dat het schouderblad van de schouder waarmee de arm omhoog word gebracht naar voor kantelt? Kan je voorkomen dat één van de schouderbladen omhoog beweegt?
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Schouderblad (scapula)
Kantelen
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Schouder blad (scapula)
Elevatie
Kan je voorkomen dat één van de schouderbladen naar beneden beweegt? Kan je voorkomen dat de handpalm verder naar binnen draait wanneer de arm omhoog word gebracht? Kan je voorkomen dat je hoofd naar voren valt?
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Schouderblad (scapula)
Depressie
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Schoudergewricht (gleno-humeraal)
Endorotatie
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Lage nek
Flexie
Kan je voorkomen dat je hoofd draait of omhoog komt
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Nek
Rotatie
Test 5: Voorwaarts omhoog bewegen van de arm Belasting Laag
‘zwakke schakel’ Plek Lage nek Nek Hoge rug Schouderblad
Schouderblad (gewicht dragend) Schoudergewricht (niet gewicht dragend)
27
Richting Flexie Rotatie Extensie Rotatie Elevatie (schouderblad omhoog) Depressie (schouderblad omlaag) Kantelen Externe rotatie Endorotatie
resultaten Niet behaald = x L R
6 Uitgangshouding
Achterwaarts omhoog bewegen van de arm
Beweging
Neem plaats op handen en voeten, met de knieën recht onder de heupen en de handen recht onder de schouders. Kantel het bekken in een positie waarbij de lage rug in een natuurlijke kleine holling komt te staan. Til de borst omhoog zodat de hoge rug in een lange omgekeerde curve komt te staan. Breng de schouderbladen in een positie precies tussen elevatie en depressie, en hou deze positie vast. Breng het hoofd omhoog op één lijn met het bekken en de hoge rug. Duw in deze positie het lichaam weg van de vloer voor een wijde positie van de schouderbladen.
Breng de arm langzaam achterwaarts omhoog langs het lichaam, zonder het hoofd en de schouderbladen te bewegen. Breng omhoog tot een hoek van 15 graden voorbij het lichaam. Hou de elleboog gestrekt, en de handpalm naar binnen gericht.
28
Links
Uitvoeringsanalyse
Rechts
Belasting
Zwakke schakel Plek Richting
Kan je voorkomen dat de hoge rug rond trekt terwijl de arm omhoog word gebracht?
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Hoge rug (thoracaal)
Flexie
Kan je voorkomen dat de hoge rug draait terwijl de arm omhoog word gebracht?
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Hoge rug (thoracaal)
Rotatie
Kan je voorkomen dat één van de schouderbladen omhoog beweegt?
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Schouder blad (scapula)
Elevatie
Kan je voorkomen dat de schouderblad waar het gewicht op staat naar buiten beweegt (externe rotatie) Kan je voorkomen dat de schouderblad van de schouder waarmee de arm omhoog word gebracht naar achter beweegt? Kan je voorkomen dat het schouderblad van de schouder waarmee de arm omhoog word gebracht naar voor kantelt? Kan je voorkomen dat kop van het schoudergewricht naar voren uitsteekt bij de arm die omhoog word gebracht? Kan je voorkomen dat de handpalm verder naar binnen draait wanneer de arm omhoog word gebracht? Kan je voorkomen dat je hoofd naar voren valt?
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Schouder blad (scapula)
Externe rotatie
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Schouder blad (scapula)
Retractie
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Schouderblad (scapula)
Kantelen
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Schoudergewricht (gleno-humeraal)
Voorwaarts glijden humerus
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Schoudergewricht (gleno-humeraal)
Endorotatie
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Lage nek
Flexie
Kan je voorkomen dat je hoofd draait of omhoog komt
Ja Nee
Ja Nee
Laag
Nek
Rotatie
Test 6: Achterwaarts omhoog bewegen van de arm Belasting Laag
‘zwakke schakel’ Plek Lage nek Nek Hoge rug Schouderblad Schouderblad (gewicht dragend) Schouderblad (nietgewicht dragend) Schoudergewricht (niet gewicht dragend)
29
Richting Flexie Rotatie Flexie Rotatie Elevatie Externe rotatie Kantelen Retractie Voorwaarts glijden humerus Endorotatie
resultaten Niet behaald = x L R
Bronvermelding Colston, M. A. (2012). Core Stability, Part I: Overview of the Concept. International Journal Of Athletic Therapy & Training, 17(1), 8-13. Colston, M. (2012). Core Stability, Part 2: The Core-Extremity Link. International Journal Of AthleticTherapy& Training, 17(2), 10-15. Comerford, M. J. & Mottram, S. L. (2007). The 'Preformance Matrix'. Ludlow, UK: KC International. Hibbs, A. E., Thompson, K. G., French, D., Wrigley, A., & Spears, l. (2008). Optimizing Performance by Improving Core Stability and Core Strength. Sports Medicine, 38(12), 995-1008. King, M. A. (2000). Functional Stability for the Upper Quarter. Athletic Therapy Today, 5(2), 17-21. Reed, C. A., Ford, K. R., Myer, G. D., & Hewett, T. E. (2012). The Effects of Isolated and Integrated 'Core Stability' Training on Athletic Performance Measures: A Systematic Review. Sports Medicine, 42(8), 697-706. Steringa, M. (z.d.). Schouderklachten: overbelasting van de schouder. Opgeroepen op december 2012, 19, van Dokter dokter: http://www.dokterdokter.nl/aandoening/4739/schouderklachten-overbelasting-van-de-schouder Williardson, J. M. (2007). CORE STABILITY TRAINING: APPLICATIONS TO SPORTS CONDITIONING PROGRAMS. Journal Of Strength & Conditioning Research (Allen Press Publishing Services Inc.), 21(3), 979-985.
30
Beoordelingsformulier Verdiepingsopdracht De bedrijfsmentor heeft kennis genomen van de inhoud van de verdiepingsopdracht stage. Hij verklaart dat de inhoud een realistische weergave geeft van de praktijksituatie en het daarin zich afspelende verdiepingsonderwerp. Naam bedrijfsmentor: Martin van Duijn Naam stagedocent: Enieke Naam stagiair: Elger van Barneveld Omschrijving verdiepingsopdracht: Het ontwikkelen van een product voor het testen van de stabiliteit van de beweegketen , waardoor deze beter toepasbaar is voor zowel binnen de fysiotherapie als voor in de fitness. Bestaande uit: Een verkort testprotocol van de Performance stability testmethode en een instructie voor zowel de patient/client als de fysiotherapeut/instructeur.
Inhoudelijke beoordelingscriteria verdiepingsopdracht
Score Score (max)
1
Samenvatting Bevat doelstelling / probleemstelling Bevat werkwijze Bevat resultaten en conclusie Kort en bondig Geen nieuwe informatie
10 punten
2
Inleiding Relevantie onderzoek vermeld Bevat omschrijving instelling, aanleiding opdracht Probleemstelling vermeld Hoofddoelstelling vermeld Subdoelen vermeld Werkwijze project helder neergezet Leeswijzer toegevoegd
15 punten
3
Kern algemeen Logisch gestructureerd en passend bij type rapport Duidelijke titels kopjes en subkopjes. Geen lege kopjes Goede afweging hoofd- en bijzaken en waar nodig bijlagen toegevoegd Wordt er voldoende onderbouwd met literatuur en onderzoek Zijn er functionele tabellen en figuren opgenomen en is daarnaar verwezen Is de tekst bondig en publieksgericht geschreven
25 punten
4 Stagiair heeft systematisch informatie verzameld op het gebied van de probleemstelling/ onderzoeksvraag en laat dit duidelijk zien in het verslag. Keuzes worden verantwoord. 5
De stagiair zorgt qua uitwerking voor aansluiting tussen de theorie van de opleiding enerzijds en
31
15 punten
10 punten
Opmerkingen
de praktijk van de organisatie anderzijds. 6
Conclusie en aanbevelingen; Sluit de conclusie en eventuele aanbevelingen aan bij doelstelling / vraagstelling en inhoud van het rapport? Wordt elke bewering gedekt door de voorgaande inhoud van het rapport? Zijn zij bondig geformuleerd en overzichtelijk gepresenteerd?
10 punten
7
De verdiepingsopdracht mondt uit in praktisch toepasbare oplossingsstrategieën voor de stage-instelling. (Bijvoorbeeld; onderzoeksrapport/ adviesrapport/ bruikbare handleiding/ trainingsschema)
10 punten
8
De stagiair heeft de verdiepingsopdracht zelfstandig uitgewerkt
5 punten
Voorwaardelijke beoordelingscriteria verdiepende opdracht 9
Omslag en titelpagina toegevoegd. Vermelding naam stagiaire, bedrijfsmentor en stagebegeleider, stage-instelling, opleiding, datum en een goede titel)
10
Het rapport bevat tenminste Omslag Titelpagina Inhoudsopgave Samenvatting Inleiding Kern bijlage literatuurlijst
11
De structuur en de opbouw van de verdiepende opdracht past bij het gevraagde product. Juiste nummering hoofdstukken en paragrafen. Dit blijkt uit inhoudsopgave met duidelijke informatieve titels en waarin alle bijlagen zijn vermeld.
12
Bijlagen zijn genummerd en voorzien van een naam. Naar elke bijlage wordt verwezen in de tekst. De bijlagen hebben een toegevoegde waarde bij het lezen van het rapport.
13
Alle gebruikte kennisbronnen zijn volledig weergegeven in een correcte bronnenlijst en er wordt in de tekst op de juiste wijze naar de bronnen verwezen
14
Het taalgebruik is netjes, spelling en grammatica zijn correct, er is sprake van eenduidig taalgebruik en er is in de derde persoon
32
voldaa Niet- Opmerkingen n voldaa n
geschreven. 15
De vormgeving van het rapport ziet er verzorgd uit wat betreft lay-out, lettertype (10 arial), en kleurgebruik. Logo van INHolland en stageinstelling worden gebruikt. De beoordelingscriteria zijn gebaseerd op ‘een goed rapport’. Indien de student op1 va de voorwaardelijke criteria onvoldoende scoort wordt er geen cijfer toegekend. Indien de student alle voorwaardelijke criteria voldoende heeft gescoord en er is sprake van 55 punten of meer heeft de student voldaan aan de verdiepende opdracht.
Handtekening bedrijfsmentor:
Handtekening stagedocent:
100 punte n
Handtekening stagiair:
33