openbaar ministerie jaargang 14 nummer 7
‘Verkeer en drugs gaan niet samen’ De boodschap van officier Achilles Damen
07
Militaire missies en incidenten Phishing, hacking en cybercrimefighters
juli 2008
OPPORTUUN
Hoek van Jan
tijdschrift voor het openbaar ministerie JAARGANG 14 NUMMER 7 juli 2008
Opportuun is het personeels- en relatiemagazine van het Openbaar Ministerie. Het blad wordt gratis verstrekt aan de medewerkers van het OM en andere geïnteresseerden. Het blad verschijnt twaalf keer per jaar. De redactie is verantwoordelijk voor de inhoud van het blad. Aan de in Opportuun verstrekte informatie kunnen geen rechten worden ontleend. Overname van artikelen met bronvermelding is toegestaan. Abonnementenadministratie Wijzigingen? Stuur de adreswikkel met de aangebrachte wijzigingen naar het redactieadres, of mail de wijzigingen, onder vermelding van het nummer op de adreswikkel, naar
[email protected]. Redactieadres Afdeling Communicatie, Parket-Generaal, kamer 5.19, Prins Clauslaan 16, Postbus 20305, 2500 EH Den Haag. Telefoon: 070 – 3399840. Eindredactie Pieter Vermaas, 070 – 3399840 of
[email protected].
Legaal Het is goed toeven op het terras. De warmte van de dag heeft plaatsgemaakt voor een zwoele avond. Ik ben in Charleston. De Verenigde Staten. Stad van het koddige dansje. Oorsprong van de Amerikaanse burgeroorlog. Zuidelijke gastvrijheid en overvloedige malen. Om mij heen collega’s uit alle delen van de VS. De Chigago-officieren geven een feestje. Het is “open bar” tot het geld op is. Ik ben er al achter dat Amerikaanse officieren best weten waar Nederland ligt. Of in elk geval Amsterdam. Die stad ligt op ieders lippen als je “Holland” antwoordt op de vraag waar je vandaan komt. Assen kennen minder mensen in de VS. Hoewel ik in de tweede week van mijn reis in New York tegen een Pakistaanse taxichauffeur aanliep met familie in de Drentse hoofdstad. Kleine wereld. Amerikaanse officieren weten waar Nederland ligt. Maar vooral wat je er allemaal mag. Grijnzend zeggen ze het. Drugs, hoeren. ‘Everything goes.’
Terwijl ik mijn gratis biertje rustig leeg, staat Dave tegenover mij. Hij is officier in New Mexico. Onder zijn gebied vallen Navajo indianen en hij draagt tijdens zijn werk een vuurwapen. Het Wilde Westen. Ik waan me in Arendsoog. Hoewel ik niet zeker weet of Navajo’s in Arendsoog een rol speelden. Toch zie ik Dave zo voor me. Grote cowboyhoed, stoere zonnebril en de hand op zijn holster. Zijn blik dwalend over het indianenreservaat, zoekend naar het opperhoofd. Dave is aan de telefoon. Hij lacht en hangt vlak daarna op. Ik vraag wat er grappig was. Dave vertelt het. Hij sprak een collega en had hem verteld dat hij Nederlandse officieren van justitie had leren kennen. Die collega had onbegrijpend gereageerd. Officieren? In Nederland? Waarom, in dat land is toch alles legaal? Jan Hoekman
Vaste medewerkers Linda Bregman, Linda van Bruggen, Thea van der Geest, Irene Gonzalez, Jan Hoekman, Willem Hoogendoorn, Koos Spee. Aan dit nummer werkten verder mee Anna Italianer, Sjaak Klunder, Petra Wolters, Anneloes Maneschijn, Bas van Hoek, Freek Spruijt, Astrid Buijs. Foto omslag Christian van der Meij Ontwerp Fabrique, Delft Druk Zijlstra Drukwerk, Rijswijk Oplage 7.650
‘Ik voel me als officier verantwoordelijk’ Achilles Damen, pag. 6
Juli 2008 Verkeer en drugs
Rubrieken 6
Officier Achilles Damen schakelde een drugsexpert in bij een verkeerscontrole in Almelo. Na de uitslag van een bloedproef stonden de verdachte automobilisten enige maanden later voor de rechter. ‘Als één jointje overeenkomt met acht glazen bier, mag je dus echt niet meer rijden’, zegt de officier in de rubriek Alles afwegende.
Militaire zaken
8
Meldingen van militair geweldsgebruik tijdens internationale missies worden beoordeeld door parket Arnhem. Het daar gevestigde Expertisecentrum Militair Strafrecht OM verzamelt kennis voor beleidsondersteuning en advisering in dossiers.
Elf vragen aan…
12
…John Fraij, die de overstap maakte van defensie naar arrondissementsparket Den Bosch. Het levensmotto van het hoofd bedrijfsvoering: ‘Lachen is goedkoper dan elektriciteit, maar geeft veel meer licht.’
‘Keep in touch’
14
‘Help, die officier komt binnenkort terug! Waar moeten we hem kwijt?’ Die paniek reactie bij de terugkeer van in den vreemde gedetacheerde OM’ers, moet tot het verleden gaan horen.
Wetenschappelijk bureau
16
Een Requipedia voor het maken van het requisitoir. Een Rechtsmiddelen-wizard. En doorontwikkeling van JKS. Ambities van het jonge Wetenschappelijk Bureau OM.
Goede zaken
18
De Goede Zaken doen - ‘t is misschien OM’s grootste strategische vraagstuk. Hoe weet je of je de goede zaken doet? De parketten Zutphen en Arnhem namen criminologe Natalie Scholten in dienst.
High tech crime
20
Phishing, hacking en botnets: dagelijkse, virtuele kost voor Bart den Hartigh, cybercrimefighter bij het Landelijk Parket. Vervolging van computercriminaliteit staat hoog op de politieke agenda.
Functiehuis OM-Rijk
24
Na de rechterlijke ambtenaren binnen het OM krijgen nu ook de rijksambtenaren een nieuw “functiehuis”. Het aantal functieprofielen wordt daarin verminderd en voor medewerkers worden de keuzes bij reorganisaties eenvoudiger.
Hoek van Jan
2
‘Legaal’
KortOM
4
Personalia
23
Nationale ombudsman
25
‘Pascal’
Internationaal
26
2e etage
26
Verkeer
27
AchterOM
28
4
KortOM Landelijke Digitale Piketmap Zes parketten gaan proefdraaien met de Landelijke Digitale Piketmap (LDP), die is opgenomen in de Juridische KennisSite. Waar moet je aan denken bij een kraakactie, hoe moet je handelen bij een ontvoering, welke formulieren moet je invullen bij een niet-natuurlijke dood, moet een verdachte worden voorgeleid? Dit zijn onderwerpen waarover een officier van justitie die piket heeft, door de politie thuis gebeld kan worden. Om dan beslissingen te kunnen nemen beschikken piketofficieren al sinds jaar en dag over een piketmap, bestaande uit onder andere instructies, telefoonnummers en formulieren. Zowel de kwaliteitsofficieren als het Wetenschappelijk Bureau van het OM waren het erover eens dat het handiger en effectiever is om één landelijke piketmap
te ontwikkelen, deze centraal op te nemen in de Juridische KennisSite (JKS) en via de OM-telewerklaptop (> OMtranet) toegankelijk te maken. In een gezamenlijk project is dit voorjaar door de projectleden met hulp van enkele expertisecentra veel werk verricht om de landelijke documenten per onderwerp gereed te maken. De parketten Assen, Alkmaar, Amsterdam, Leeuwarden, Arnhem en Zutphen hebben zich aangeboden om pilot te draaien. Zij hebben voorbereidingen getroffen in de vorm van het toevoegen van de lokaal geldende afspraken bij alle onderwerpen, voorlichting en instructie. Op 26 juni is tijdens het landelijke overleg van de kwaliteitsofficieren het startschot gegeven voor de Landelijke Digitale Piketmap. De pilot-parketten beginnen in juli en draaien vier maanden proef. Zij zullen feedback geven aan de LDP-
redactieraad, die voorlopig bestaat uit de officieren van de projectgroep en het WB-OM. Hoewel de landelijke ingebruikname is voorzien in december, kunnen ook andere parketten er al mee kennismaken. Immers, de LDP is voor iedereen te raadplegen op JKS en is ook nuttig voor de weekdiensten tijdens kantooruren. Via de knop “reageren” is het mogelijk per onderwerp terugkoppeling te geven en suggesties ter verbetering door te geven. Dat komt de kwaliteit van de LDP alleen maar ten goede. Meer informatie hierover is te lezen op de JKS > Landelijke Digitale Piketmap > over de piketmap. Tekst: Marcel Bijen, WB-OM, telefoon 070 - 7569208.
‘Ondersteun zedenslachtoffers beter’ Slachtoffers in het strafproces behoren van begin tot eind een advocaat naast zich te hebben. Dat stelt Stichting LANZS. De eind 2007 opgerichte Stichting Landelijk Advocaten Netwerk voor Zeden Slachtoffers wil de deskundigheid van “zeden-advocaten” verbeteren en de positie van slachtoffers bij hun complexe zaken versterken. LANZS werkt aan landelijke advocatennetwerk, met een landelijk ingevoerde piketregeling, waartoe slachtoffers zich kunnen wenden. Het grootste knelpunt voor slachtoffers is volgens LANZS de bewijsproblematiek. Omdat zedendelicten in beslotenheid en vaak binnen de familie plaatsvinden zijn er zelden getuigen. Voor slachtoffers is het bovendien moeilijk om er mee naar buiten te komen. Verder zijn slachtoffers vaak niet toegerust om, zonder juridische steun, bij de rechter-commissaris of ter zitting hun verklaring af te leggen. In deze volgens
LANZS “cruciale fase in het strafproces” worden zij geconfronteerd met een advocaat van de verdachte die het hele dossier kent, terwijl het slachtoffer vaak niet eens meer beschikt over de eigen aangifte en moet varen op het geheugen. Volgens LANZS biedt gespecialiseerde rechtsbijstand door een advocaat aan het slachtoffer (sedert 1 april 2006 kosteloos ongeacht draagkracht of vermogen) meer dan bijvoorbeeld Slachtofferhulp Nederland kan bieden. Meer informatie op www.lanzs.nl
Tips? Heeft u tips voor de rubriek KortOM? Neem contact op met de redactie via
[email protected] of 070 – 33 99 840.
OPPORTUUN
KortOM
Nummer 7 – 2008
Bovenregionale recherche succesvol De zes Bovenregionale Rechercheeenheden van de politie in Nederland boeken succes tegen de (middel)zware regio-overschrijdende criminaliteit. Dit concludeert het Bovenregionaal Recherche Overleg (BRO) in zijn Jaarverslag 2007. De zes opsporingsteams, die bestaan uit politiemensen van twee of meer aangesloten regio’s, deden onderzoek naar woning- en bedrijfsinbraken, overvallen en ramkraken, maar ook naar zwaardere fraudedelicten als faillissements-, hypotheek- of beleggingsfraude. Ze losten vorig jaar meer dan negentienhonderd misdrijven op. Daarbij zijn in totaal 661 verdachten aangehouden en heeft de rechter tweehonderddertig jaar gevangenisstraf opgelegd aan de in 2007 vervolgde verdachten. Daarnaast
moesten de veroordeelden bij elkaar ruim 1,6 miljoen euro schadevergoeding betalen aan de slachtoffers. Het BRO stuurt de zes bovenregionale rechercheteams aan en is samengesteld uit vertegenwoordigers van het OM, het Korpsbeheerdersberaad en de Raad van Hoofdcommissarissen. Het BRO prioriteert en verdeelt de onderzoeken en bewaakt de voortgang daarvan. In 2007 zijn bij het BRO 101 projectvoorstellen binnengekomen: 32 op het gebied van middencriminaliteit; 45 bij middelzware financiële criminaliteit en 24 bij zware financiële criminaliteit, die alle zijn gehonoreerd. In totaal liepen er 133 onderzoeken en zijn er 102 onderzoeken afgerond. Een lichte daling ten opzichte van de het jaar daarvoor.
Hoewel er een stevige organisatie opsporing van “bovenregionale criminaliteit” is ontstaan, zijn er ook knelpunten. Het BRO maakt zich zorgen over de toenemende onderbezetting als gevolg van structurele vacatures bij de teams. ‘De beschikbare capaciteit om onderzoeken op te kunnen pakken komt hierdoor bij de Bovenregionale recherche sterk onder druk te staan.’ Verder is er spanning tussen sturing op basis van informatie “van bovenaf” en sturing op zaaksniveau “van onder op”. Via onder meer het ontwikkelen van een Monitor Bovenregionale Middencriminaliteit wil het BRO niet vooral toetsen, maar ook meer als “landelijke stuurploeg” optreden.
Hardere aanpak oorlogsmisdadigers Nederland dient geen vluchthaven te zijn voor mensen die zich schuldig hebben gemaakt aan met name oorlogsmisdrijven. Daarom krijgen personen tegen wie ernstige verdenkingen bestaan, geen verblijfsvergunning in Nederland. Dat schreven minister Hirsch Ballin en staatssecretaris Albayrak van Justitie, mede namens minister Verhagen van
Buitenlandse Zaken, onlangs in een brief aan de Tweede Kamer.
Opsporing en vervolging Het strafrechtelijk optreden tegen verdachten van internationale misdrijven in het kader van artikel 1F zal worden geïntensiveerd. De problemen bij de bewijsvoering worden aangepakt door systematisch na te gaan of asielzoekers en vluchtelingen
Versterkingsprogramma op koers De parketten hebben ten opzichte van vorig jaar flinke stappen voorwaarts gezet. Dat blijkt uit de tweede audit van het Versterkingsprogramma Opsporing en Vervolging. Zo wordt tegenspraak door de parketten ervaren als een stevige kwaliteitsverbetering, zijn alle verplichte functies ingevuld en is de samenwerking tussen parketten in het kader van het versterkingsprogramma in
het afgelopen jaar verbeterd. Niettemin is er nog een weg te gaan. Samenwerking buiten de eerste lijn vindt nog onvoldoende plaats. En er is prioriteit gesteld aan de lokale beveiliging van de OM-journaals. Alle parketten dienen zo snel mogelijk te voldoen aan de minimale beveiligingseisen.
bereid zijn om in een strafzaak als getuigen op te treden. Ook zal voortaan systematisch worden nagegaan of een verdachte elders berecht zou kunnen worden. Verder zal de capaciteitbehoefte van het Team Internationale Misdrijven worden getoetst en zonodig bijgesteld. Dit laatste gebeurt in het kader van het verbeterplan oorlogsmisdadigers van het Openbaar Ministerie
5
6
‘Verkeer en drugs gaan niet samen’ Achilles Damen gebruikte waarneming burger
Op 7 februari 2008 start de eerste zaak van Achilles Damen voor drugsgebruikers achter het stuur. De rechtszaak doet zich voor bij de politierechter, alle drie de verdachten zijn daar aanwezig op de rechtszitting. De eis van de officier: een boete van zevenhonderd euro en zeven maanden voorwaardelijke rijontzegging. Het is mei 2007 als politie Twente en parket Almelo zich op de drugsgebruikers achter het stuur storten. Onveiligheid op de Uelserweg is de aanleiding voor het onderzoek. Op dit smalle weggetje dat slingert van Tubbergen naar de discotheek Zak, even over de grens met Duitsland, vinden vaak ongelukken plaats. Op deze zeven kilometer lange bochtige weg staan veel dikke bomen. Elk weekend gaan er veel Nederlandse bezoekers afkomstig uit het hele land naar de discotheek en elke zaterdagnacht is het raak. ‘De verkeerspolitie en ik hadden intensief contact en we vonden samen dat dit zo niet langer kon doorgaan’, blikt Achilles Damen, verkeersofficier in Almelo terug. ‘We konden toch niet wachten tot techniek en wetgeving klaar zijn om drugsgebruik achter het stuur aan te pakken?’ Damen stelt vanwege deze grote onveiligheid een verkeerscontrole in. Iedereen op de Uelserweg wordt gecontroleerd op onder andere alcohol. De politie heeft op dat moment al het vermoeden dat er veel drugsgebruik is onder de discobezoekers, maar er is nou eenmaal geen bewijs om dit hard te maken. Damen: ‘Er was dus geen test om te bewijzen dat mensen met drugs
achter het stuur zaten. Hiervoor moest een oplossing komen, en snel ook! Ik heb maar één doel: meer veiligheid, ook voor onschuldige derden. Ik voel me als officier verantwoordelijk.’ Eigenlijk is het hierbij wachten op een ernstig auto-ongeval. Op 17 oktober 2004 was er al zo’n uitgaansgerelateerd ongeluk in Almelo, waarbij vijf jongeren verongelukten. Wie weet of hier alcohol of drugs bij in het spel was. De officier: ‘Dit soort ongelukken mogen nooit gebeuren. Er is nu een oplossing nodig, omdat er nu een probleem is.’ De oplossing wordt gezocht in drugsexpert Jan Klein Ikkink. Hij is eigenaar van “Drugsexpertise Nederland” en heeft op meerdere terreinen ruime ervaring in de verslavingszorg. Daarnaast geeft hij les aan de Politieacademie over drugs. Damen: ‘Wat bijzonder is aan deze drugsmethode, is dat de test, de observatie, door een mens gebeurt. Ik had al eerder kennisgemaakt met Jan, het vertrouwen was er meteen. Hij is een deskundige en heeft er bij een controle overigens nog nooit naast gezeten. Noch bij het ontdekken van het onder invloed zijn van de bestuurder, noch bij de soort drugs die de bestuurder gebruikt. De drugs werd
meteen goed voorspeld, puur door zijn waarneming.’
Primeur in Twente In de nacht van zaterdag 24 mei op zondag 25 mei lichten gele hesjes op langs het smalle landweggetje van de Uelserweg. Politie Twente heeft de primeur van de visuele test naar drugsgebruik in het verkeer. Alle automobilisten worden gecontroleerd door de politie, gesecondeerd door drugsexpert Klein Ikkink, een GGD-arts en officier Achilles Damen. Van alle automobilisten selecteert Klein Ikkink de personen waarbij hij de indruk krijgt dat ze onder invloed zijn. De drugskenner kijkt naar de ogen, gezicht, tong en gedrag van de bestuurders en aan de hand van een paar testen komt Klein Ikkink tot het vermoeden van drugsgebruik. Vervolgens wordt de bestuurder aangehouden en wordt van hem een bloedproef afgenomen conform de regelgeving. Er wordt extra aandacht besteed aan de verklaring van de verdachte. Hoeveel heeft hij gebruikt? Waar en hoe laat? En wist hij dat het rijden onder invloed van die drug gevaar met zich mee bracht? Ondertussen wacht de GGD arts om het bloed af te nemen van de verdachte. Tussen 04.00 en 08.00 uur rijden veertig auto’s langs. Als op het eind de balans wordt opgemaakt, blijkt dat één op de tien staande gehouden bestuurders is aangehouden. Na de bloedafname gaan de buisjes bloed richting het NFI waar het bloed onderzocht wordt. Het duurt drie à vier maanden totdat de resultaten binnen zijn. Damen: ‘Dit duurt
OPPORTUUN
Alles afwegende
Nummer 7 – 2008
‘Als één jointje overeenkomt met acht glazen bier, mag je dus echt niet meer rijden’ er daarentegen op gewezen worden dat de bestuurder de symptomen van drugsgebruik heeft.’ Op zitting veroordeelt de politierechter de verdachten uiteindelijk tot een geldboete van zevenhonderd euro en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. Conform de eis van de officier.
Foto: Christian van der Meij
lang, maar dit is nou eenmaal de procedure. Ik zou dit liever sneller zien. Bij alcohol is een zaak binnen drie maanden op zitting. Hier willen wij uiteindelijk ook naar streven, maar dit is afhankelijk van de ontwikkeling van de wettelijke mogelijkheden binnen Nederland.’
Mijn bedoeling was om zijn deskundigheid aan de rechter te laten zien. Ik wilde geen verstoppertje spelen. Deze situatie, deze methode, is hier nieuw en daarbij is het belangrijk om open kaart te spelen. Als officier kon ik dit niet presenteren als een standaard-zaak’, aldus Damen.
Geen verstoppertje
De keuze voor een drugsexpert is een omslachtige manier van werken, realiseert Damen zich maar al te goed. ‘Dit moet een uitzondering blijven. Tijdens de zitting heb ik daarom alle mogelijke verweren bij de rechter neergelegd. De vragen die opspelen zijn uiteraard: mag je je laten adviseren door een burger? In feite, ook al is hij een drugsexpert, blijft hij een Nederlandse burger die de politie een advies geeft. De politie moet
Op 7 februari 2008 start de eerste zaak van aanklager Achilles Damen voor drugsgebruikers achter het stuur. De rechtszaak doet zich voor bij de politierechter, waar drie verdachte automobilisten voor moeten komen voor het gebruik van drugs. ‘Tijdens de zitting heb ik Jan Klein Ikkink als getuige-deskundige opgeroepen. De drugsexpert heeft tijdens alle controles advies gegeven aan de politie.
De conclusie is dat de drugsmethode tot nu toe een succes is, waardoor de politie de controles blijft handhaven. 25 mei 2008 vond alweer de derde controle op de Uelserweg plaats. Politie en OM controleren nu ook bij coffeeshops. Reden hiervoor is een recent rapport dat is uitgebracht naar aanleiding van bloedonderzoek bij het NFI. Hierin wordt de opmerkelijke conclusie getrokken dat het roken van één joint gelijkstaat aan 1,1 promille en dit is ruim tweemaal de toegestane hoeveelheid alcohol. Dit wil dus zeggen dat één joint al van grote invloed is op de verkeersveiligheid. Damen: ‘Deze boodschap willen wij afgeven aan de burgers. Burgers denken nog steeds dat het wel moet kunnen, rijden onder invloed. Maar als een jointje overeenkomt met 1.1 promille (in principe dus acht glazen bier) en dan mag je dus echt niet meer rijden. Drugs en verkeer gaan nou eenmaal niet samen! Dit moet voor iedereen bekend zijn, maar dit is het nog lang niet.’ Tekst: Anneloes Maneschijn
7
8
Geweld tijdens de missie Expertisecentrum Militair Strafrecht OM adviseert
Meldingen van militair geweldgebruik tijdens internationale missies worden beoordeeld door parket Arnhem. Het daar gevestigde Expertisecentrum Militair Strafrecht OM verzamelt kennis voor beleidsondersteuning en advisering in dossiers. We gaan terug naar de nacht van 21 op 22 april 2004 in Irak, waar op dat moment een groot aantal Nederlandse militairen deelnemen aan de missie van de internationale Stabilization Force Iraq. Op de doorgaande weg tussen Ar Rumaythah en Hamsa is een Vehicle Checkpoint ingericht door personeel van de Iraqi Civil Defence Corps. In de bewuste nacht rijdt een voertuig op het Vehicle Checkpoint af, vertraagt zijn snelheid, keert om en rijdt vervolgens weer weg terwijl met meerdere wapens vanuit het voertuig richting het Vehicle Checkpoint wordt geschoten. Het personeel van het Iraqi Civil Defence Corps vuurt terug. Naar aanleiding van dit incident wordt een Nederlandse officier van de Stabilization Force Iraq, die als monitor van het Iraqi Civil Defence Corps is aangesteld, gewaarschuwd. Deze officier stelt met zijn eenheid ter plaatse een onderzoek in. Als hij samen met een Nederlandse en Irakese collega ter plaatste een onderzoek instelt en de weg afloopt om naar hulzen te zoeken, nadert een voertuig op hoge snelheid en negeert het Vehicle Checkpoint. Vervolgens hoort de Nederlandse officier dat er geschoten wordt en is in de veronderstelling dat de schoten vanuit het voertuig worden gelost en op hem zijn gericht. Hij gaat in dekking en vuurt terug op het moment dat de auto voorbij rijdt. Als het voertuig tot stilstand komt, blijkt later dat de bijrijder is overleden. Achteraf wordt vastgesteld dat de schoten die de Nederlandse officier heeft gehoord niet vanuit de auto zijn afgevuurd. Ter plaatse wordt onderzoek gedaan door militairen van de Koninklijke Marechaussee. Zij treffen hulzen met ver-
schillende kalibers aan. Het ene kaliber wordt door het Irakese korps gebruikt, het andere is in gebruik bij de Nederlandse militairen. Onderzoek aan het voertuig wijst uit dat deze door beide kalibers is geraakt. Op basis van de schotresten in het lichaam kan niet worden vastgesteld door welk kaliber de bijrijder is gedood. Eind juli 2004 besluit de officier van justitie militaire zaken te Arnhem de zaak te seponeren omdat bij hem het ernstige vermoeden bestaat dat het slachtoffer dodelijk is getroffen door een Irakese kogel. Bovendien acht de officier van justitie het onder de gegeven omstandigheden verschoonbaar dat de militair heeft gedwaald met betrekking tot de feitelijke dreiging. In oktober 2007 beklaagt de vader van het slachtoffer zich met toepassing van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering bij het gerechtshof te Arnhem over het feit dat de Nederlandse militair niet strafrechtelijk is vervolgd wegens het plegen van een oorlogsmisdrijf en/of moord, doodslag dan wel zware mishandeling. Ook wordt de Nederlandse militair verweten opzettelijk verschillende dienstvoorschriften (Rules of Engagement, Aide Mémoire en geweldsinstructie) te hebben overtreden. Was er sprake van een oorlogsmisdrijf in de zin van artikel 5 en/of 6 van de Wet Internationale Misdrijven, zoals in eerste instantie door de klager wordt betoogd? Heeft de militair de geweldsinstructie overtreden? Deze en andere vragen worden uitgebreid beantwoord in de ambtsberichten van de zaaksofficier en de hoofdofficier van justitie. Op 7 april 2008 wees het gerechtshof het beklag
af. Zij stelt dat de feiten in het dossier niet de conclusie rechtvaardigen dat de bijrijder vermoedelijk dodelijk is getroffen door een Irakese kogel. Het dossier geeft namelijk ook aanwijzingen voor het tegendeel. Het gerechtshof oordeelt dat het onderzoek naar het schietincident summier was, maar merkt tevens op dat het onderzoek door de omstandigheden ter plaatse werd belemmerd. Gelet op de omstandigheden kon de Nederlandse officier menen dat hij en zijn eigen eenheid werden beschoten en dat hij op basis van zijn geweldsinstructie mocht handelen zoals hij heeft gedaan, aldus het gerechtshof. Een paar jaar later, een ander gebied, een andere missie. De ministers van Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking informeren de Tweede Kamer op 24 september 2007 schriftelijk over de periodieke stand van zaken in Afghanistan. In deze kamerbrief kan het volgende worden gelezen. In juni 2007 zien Nederlandse en Afghaanse militairen zich geconfronteerd met een grootscheepse aanval van Afghaanse strijders op het Chora-district in de provincie Uruzgan (Afghanistan). Vanwege de omvang van de gevechten en het feit dat tientallen burgers tijdens de gevechten zijn gedood en verwond, wordt zowel in opdracht van de Nederlandse Commandant der Strijdkrachten, de Commandant van de International Security Assistance Force, als door president Karzai een onderzoek gelast naar de gebeurtenissen in en rondom Chora in de periode 16 tot en met 20 juni 2007. Op verzoek van de Nederlandse regering verricht ook de United Nations Assistance Mission in Afghanistan samen met de Afghan Independent Human Rights Commission een onderzoek.
OPPORTUUN
Militair strafrecht
Nummer 7 – 2008
Foto: ministerie van Defensie
Wat was er gebeurd? Begin 2007 komen er aanwijzingen dat de Taliban een aanval voorbereiden op het Chora-district. Uit voorzorg stationeert de Nederlandse commandant van de Task Force Uruzgan een eenheid in Chora. Ook wordt getracht het Afghaanse leger en de politie in de regio te versterken. De onderkende dreiging openbaart zich op 16 juni 2006. Op die dag voert de Taliban vanuit het westen en oosten een gecoördineerde aanval uit op de de Chora-vallei. Bij het invallen van de duisternis heeft de Taliban de Afghaanse politieposten in het westen veroverd en zijn de Nederlandse en Afghaanse eenheden genoodzaakt zich terug te trekken tot de omgeving van het districtscentrum in Chora. De Taliban was het districtscentrum dicht genaderd en er waren aanwijzingen dat dit centrum hun aanvalsdoel was. De commandant van de Task Force Uruzgan zag zich voor een keuze gesteld, terugtrekken of stand houden. Hij achtte het militair noodzakelijk om Chora te behouden en treft maatregelen om een opmars van de Taliban naar het districtscentrum tegen te gaan. Die nacht nemen gevechtsvliegtuigen,
gevechtshelikopters en artillerie gevechtsopstellingen en commandoposten van de Taliban onder vuur. De volgende dag worden Nederlandse en Afghaanse eenheden versterkt met grondtroepen. Gedurende twee dagen is er geregeld vuurcontact voor korte of langere duur. Op 19 juni wordt met succes een tegenaanval ingezet. Tijdens de gevechten vallen er slachtoffers onder de burgerbevolking. Er zijn berichten dat Taliban burgers executeert en dwingt om de wapens op te pakken en te strijden tegen de Afghaanse en Nederlandse eenheden. De gevechtsopstellingen van de Taliban bevinden zich niet alleen in het open veld, maar ook in en in de nabijheid van woningen (quala’s). De gevechtsvliegtuigen en –helikopters zijn ingezet met gebruikmaking van Joint Tactical Air Controllers. Dit zijn militairen die verantwoordelijk zijn voor het aanwijzen en vrijgeven van de doelen zodat de piloten deze aan kunnen vallen. In de bewuste nacht heeft de artillerie vooraf vastgestelde gevechtsopstellingen en vermoedelijke aanvoerlijnen van de Taliban onder vuur genomen. Omdat de bedienaren van
artilleriegeschut zelf geen zicht hebben op het doel, wordt in de regel gebruikt gemaakt van getrainde militairen die de doelen in het voorterrein waarnemen. Die nacht zijn de beschietingen uitgevoerd zonder dat doelen onder waarneming lagen. In het onderzoeksrapport van de Internationale Security Assistance Force wordt gesteld dat hiermee in strijd is gehandeld met het humanitair oorlogsrecht, namelijk de regel dat onderscheid moet worden gemaakt tussen militaire doelen en civiele objecten. Deze conclusie wordt niet gedeeld door de secretaris-generaal van de NAVO, de hoogste NAVO-commandant en de juridisch adviseur van de SecretarisGeneraal. De overige onderzoekcommissies komen evenmin tot deze conclusie. Aangezien alle geweldsaanwendingen in het uitzendgebied aan het Openbaar Ministerie moeten worden gemeld, is het rapport van de Commandant der Strijdkrachten, inclusief het rapport van de commandant van International Security Assistance Force en de United Nations Assistance Mission, overhandigd aan de militaire sectie van het
9
10
Foto: ministerie van Defensie
parket in Arnhem. Aan haar de taak om op basis van het rapport van de Commandant der Strijdkrachten te beoordelen of het geweldgebruik door de Nederlandse eenheden rechtmatig was dan wel aanleiding vormt hieraan te twijfelen en nader onderzoek te doen. De Nederlandse politiek en dus ook de krijgsmacht richten zich sinds het einde van de Koude Oorlog sterk op deelname aan militaire operaties in internationaal verband buiten Nederlands grondgebied, dit alles in het kader van de handhaving en bevordering van de internationale vrede en veiligheid. Nederlandse militairen moeten hun taak onder veelal bijzonder dreigende en onvoorspelbare omstandigheden uitvoeren, waarbij soms in een split second ingrijpende beslissingen moeten worden genomen. In Irak zagen militairen zich in enkele gevallen genoodzaakt geweld te gebruiken. Vuurcontact in Afghanistan is inmiddels geen bijzonderheid meer, evenmin dat daarbij met enige regelmaat moet worden gegrepen naar zware middelen zoals gevechtsvliegtuigen, gevechtshelikopters en
artillerie. De toekomst zal leren welke dreiging de mariniers in Tsjaad het hoofd zullen moeten bieden, al dan niet gebruikmakend van hun geweldsbevoegdheden. In het kader van de uitoefening van de opgedragen taken legt de Nederlandse overheid voor de militairen per missie in een dienstvoorschrift vast over welke geweldsbevoegdheden zij beschikken. Afhankelijk van de aard van de missie staan deze bevoegdheden meer of minder geweld toe. De militair die zich bij het gebruik van geweld houdt aan de regels moet erop kunnen vertrouwen dat hij niet strafrechtelijk wordt vervolgd. Daar staat tegenover dat het geweldgebruik wel moet worden verantwoord en dus moet worden gemeld. De meldingen van geweldgebruik in het uitzendgebied worden uitsluitend behandeld door de Sectie Militaire Zaken van het arrondissementsparket Arnhem. Voor wat betreft de beoordeling van het geweldgebruik is niet alleen het militaire straf- en strafprocesrecht maatgevend. Ook dienen internationale verdragen, besluiten
van volkenrechtelijke organisaties, geweldsinstructies, operatiebevelen, standard operating procedures etc. in de beoordeling te worden meegenomen. Bovendien moet het parket kennis hebben van de omstandigheden waaronder het geweld is gebruikt. Dit alles gaat niet alleen op voor geweldgebruik in het uitzendgebied, maar ook voor andere feiten die zich in het uitzendgebied voor kunnen doen. Denk daarbij aan de militair die tijdens zijn wachtdienst in slaap valt, een wapen dat afgaat bij het ontladen of aan een militair die weigert een bepaalde dienstopdracht uit te voeren. Kortom, een strafrechtelijke beoordeling van (mogelijk strafbare) gedragingen in het uitzendgebied vereist specifieke kennis. Dit belang van specialistische kennis werd nog eens benadrukt door de CommissieBorghouts. Deze commissie is in december 2005 door de minister van Justitie en de minister van Defensie ingesteld naar aanleiding van een door de Tweede Kamer aangenomen motie om de toepassing van het militair strafprocesrecht bij uitzendingen te evalueren. De commissie onderkent dat bij
OPPORTUUN
Militair strafrecht
Nummer 7 – 2008
het doen van onderzoek, het nemen van een vervolgingsbeslissing en het opstellen van een tenlastelegging inzicht vereist is in het politieke, militaire en juridische kader waarbinnen de uitgezonden militairen optreden. Om de reeds verworven kennis en kunde op het gebied van het militair operationeel recht verder te kunnen ontwikkelen en borgen, is begin 2006 door de hoofdofficier in Arnhem een plan van aanpak ter versterking van de militaire (straf)rechtshandhaving opgesteld, een plan dat voorzag in de oprichting van een expertisecentrum. De Commissie-Borghouts onderkende dit als een positieve ontwikkeling en uiteindelijk volgde in maart 2007 de oprichting van het Expertisecentrum Militair Strafrecht OM (EMSOM). Het EMSOM heeft een veelzijdig takenpakket meegekregen, waarbij als hoofdtaken zijn aangewezen: 1. het ontwikkelen en onderhouden van juridische expertise in militaire aangelegenheden; 2. het verzorgen van ondersteuning ten behoeve van de (opsporings- en vervolgings-) beleidstaken van het Openbaar Ministerie; 3. het monitoren en begeleiden van de aanbevelingen uit het rapport van de Commissie-Borghouts. Ter illustratie van activiteiten in het kader van de eerste hoofdtaak kan worden gewezen op de ontwikkeling van een algemeen kader van juridische normen waaraan het militair geweldgebruik per missie strafrechtelijk kan worden getoetst. Onder deze hoofdtaak kan ook de advisering in concrete dossiers worden geschaard. Zo heeft het EMSOM de (hoofd)officier van justitie geadviseerd in de hiervoor beschreven 12 Sv-zaak en de Chora-zaak. In dit kader kan ook worden genoemd het gevraagd en ongevraagd zorg dragen voor een verdieping van operationeel juridische onderwerpen die het strafrecht raken (bijvoorbeeld een gedetailleerde uitleg van de aanvalsbevoegdheden waarover ISAF beschikt of de verhouding tussen het strafrechtelijke begrip noodweer en het begrip zelfverdediging in de geweldsinstructie). Bij de tweede hoofdtaak valt te denken aan het adviseren van de parketleiding, het Parket-Generaal en het Ministerie van
Justitie als het gaat om de beantwoording van kamervragen, het fungeren als klankbord voor wijzigingen in de militair strafrechtelijke wetgeving en het monitoren van de politieke behandeling van militairrechtelijke vraagstukken. Ook kan het EMSOM in voorkomend geval bijdragen aan de verkenning van nieuw te ontwikkelen opsporingsen vervolgingsbeleid op het gebied van militaire strafzaken. En last, but most certainly not least het adviseren over de (verdere) invoering van verbetermaatregelen voorvloeiend uit het rapport van de Commissie Borghouts. Inmiddels is het implementatietraject van de aanbevelingen nagenoeg afgerond. Zo is onder andere een nieuwe aanwijzing ten behoeve van de opsporing en behandeling van militaire en commune misdrijven met militair aspecten opgesteld. Momenteel is een wetsvoorstel in behandeling dat voorziet in een specifiek wettelijke bepaling waarin de legitimatie van geweldgebruik conform de geweldsinstructies is opgenomen. Ook is een protocol opgesteld waarmee wordt beoogd het overleg met Defensie te structureren als er aanleiding is om een militair om strafvorderlijke redenen uit het uitzendgebied te halen. Naast de bewaking van de uitvoering van de door de commissie aanbevolen maatregelen, ontplooit het EMSOM activiteiten die passen in de geest van het commissierapport. Zo organiseert het EMSOM ten behoeve van arrondissements- en ressortsparket in Arnhem in het kader van permanente educatie lezingen over militair (juridische) onderwerpen. Daarnaast coördineert het EMSOM de lezingen en colleges die door officieren van justitie en de medewerkers van het EMSOM structureel dan wel op ad hoc basis worden verzorgd in het kader van loopbaanopleidingen binnen defensie. Met deze lezingen en colleges beoogt het EMSOM enerzijds het Openbaar Ministerie en in het bijzonder de Sectie Militaire Zaken een gezicht te geven en anderzijds militairen meer inzicht te verschaffen in de wijze waarop het Openbaar Ministerie omgaat met haar taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot de gedragingen van militairen in binnen- en buitenland. Ontwikkelingen in de taakuitvoering van de krijgsmacht zijn niet alleen zichtbaar in de internationale context. De terroristische dreiging in het algemeen heeft geleid tot
andere inzichten met betrekking tot het Nederlandse veiligheidsbeleid en de rol die de krijgsmacht hierin heeft. De krijgsmacht functioneert niet langer meer als een “vangnet”, maar krijgt in dit kader een structurele rol toebedeeld. De operationele inzet van de krijgsmacht in het kader van de bescherming van de belangen van het Koninkrijk neemt dus in belang toe. Te denken valt aan inzet van de Koninklijke Marechaussee, bijzondere bijstandseenheden en zwaardere militaire wapensystemen voor de terreurbestrijding, beveiliging van civiele objecten door militairen etc. Deze ontwikkelingen kunnen ook andere parketten raken. Immers, de inzet van de krijgsmacht in het kader van bijstand aan de politie is niet in alle gevallen parketgebonden. Het parket in Arnhem zal de ontwikkelingen binnen de krijgsmacht op de voet moeten volgen om zijn taak adequaat uit te kunnen voeren. De militaire (straf )rechtshandhaving is voortdurend in beweging en het EMSOM ziet voor zichzelf de taak om ervoor te zorgen dat in de juiste richting wordt bewogen. Tekst: Bas van Hoek en Freek Spruijt. Beiden waren tot indiensttreding bij het Openbaar Ministerie aangesteld als militair jurist bij de Koninklijke Landmacht en beschikken over uitzendervaring. Freek Spruijt was voor de duur van zes maanden juridisch adviseur van de Nederlandse eenheden die deel uitmaken van European Force (EUFOR) in Bosnië-Herzegovina. Bas van Hoek is uitgezonden als juridisch adviseur bij de sectie operationeel recht van het internationale Hoofdkwartier van Stabilization Force (SFOR) in Bosnië-Herzegovina en is begin 2007 teruggekeerd uit Uruzgan,waar hij gedurende een periode van zes maanden de juridisch adviseur was van de commandant van de eerste lichting militairen die deel uitmaakte van de Nederlands-Australische Task Force Uruzgan.
Contactgegevens Arrondissementsparket Arnhem, Expertisecentrum Militair Strafrecht OM Bas van Hoek en Freek Spruijt Postbus 9032, 6800 EP Arnhem Telefoonnummer 026-8884791 en 026-8884659 E-mail
[email protected] en
[email protected]
11
12
Overstap van defensie Elf vragen aan John Fraij Veiligheid van de burger vindt hij een groot goed. Dat maakte de overstap van Defensie naar het OM gemakkelijk voor John Fraij. Elf vragen aan het hoofd Bedrijfsvoering van AP ’s-Hertogenbosch.
jaar weg kunnen en had dan meteen mijn dienstplicht erop zitten. Op 21 augustus 1984 ben ik naar de KMA in Breda gegaan.’
Goede keuze? Wie is John Fraij?
Wat wilde je vroeger worden?
‘Ik ben 42 jaar en getrouwd met Angela. Samen hebben we een zoon van dertien, Lars, en een dochter van elf, Anique. Mijn hobby’s zijn tennis en films kijken. Wij wonen in Prinsenbeek, gemeente Breda. Ik ben in Zwolle geboren, maar opgegroeid in ’s-Hertogenbosch, waar ik een leuke jeugd heb gehad. Er is weinig meer van te merken, maar vroeger was ik een verlegen mannetje.’
‘Op het VWO van het Jeroen Bosch College in ’s-Hertogenbosch was ik vastbesloten om wiskundeleraar te worden. Ik had al besloten dat ik naar de Technische Universiteit in Eindhoven wilde en was daar al aangenomen vóórdat ik eindexamen VWO deed. Mijn vader was beroepsmilitair en dat wilde ik eigenlijk ook wel worden. Dus had ik me ook opgegeven voor de Koninklijke Militaire Academie (KMA). Het was een moeilijke keuze, want ik wilde beide erg graag. Mijn vader adviseerde mij naar de KMA te gaan. Als het niet zou bevallen zou ik na een
Wat is je levensmotto? ‘Lachen is goedkoper dan elektriciteit, maar geeft veel meer licht.’ Foto: Studio Lens
‘Ik vond het hartstikke leuk. Het was een combinatie van studie en militaire opleiding. Ook het internaatsysteem vond ik erg leuk. Je bouwt een heel sterke band op met heel veel studiegenoten. Daar heb je later veel profijt van. Ook nu ik bij het OM werk, blijft de band met Defensiecollega’s bestaan.’
Wat deed je na de opleiding? ‘Ik kwam als “eerste luitenant” bij een militaire eenheid in Ede en gaf leiding aan ongeveer 35 personen. Het doel van die eenheid was om een mobiel verbindingssysteem op te bouwen voor operaties en oefeningen. Er
OPPORTUUN
Hoofd bedrijfsvoering
Nummer 7 – 2008
zijn meerdere eenheden die dezelfde taken hebben en gezamenlijk vorm je dan een groot mobiel netwerk. Dat netwerk moet onze gevechtseenheden ondersteunen in oorlogsgebied.’
Nooit eens gedacht om iets anders te gaan doen? ‘Door de jaren heen werd mijn functie uitgebouwd en daarmee mijn verantwoordelijkheid groter. In 1996 was ik kapitein en kwam een volgend keuzemoment. Ik kreeg de kans binnen Defensie een Management Development te volgen en kon gaan studeren aan de Technische Universiteit Delft. Eerst moest ik wel een assessment van twee dagen doorstaan en tijdens een gesprek moest blijken of ik ook in het MD-profiel paste. In 1996 ging ik de studie Elektrotechniek volgen. Het is een studie van vijf jaren, maar voor het eerste jaar werd ik volledig vrijgesteld. De studie was in volledige dagtijd in burger. Wat ik vroeger wilde, ging nu toch nog gebeuren. Weliswaar niet voor wiskunde, maar ik vond het fantastisch! De studie heb ik uiteindelijk in drieënhalf jaar gedaan en ik ben bij Pricewaterhouse Coopers afgestudeerd op telecommunicatie applicaties. In maart 2000 was ik klaar en ben toen bevorderd tot majoor. Vanaf toen begon mijn MD loopbaan. Eerst als projectmanager, later als beleidsmedewerker en afdelingshoofd/bureauhoofd.’
Wat was je mooiste tijd bij Defensie? Bij de Militaire Inlichtingen- en Veiligheids dienst, waarover ik niet in detail kan uitweiden, heb ik veel gereisd en projecten gedaan. Veel internationale ervaringen en bijzondere relaties heb ik bij de NATO en andere internationale gremia opgedaan. Bij internationale samenwerking gaat het om veel meer dan alleen de inhoud. Met rekening houden met andere culturen, respect tonen en netwerken bereik je veel meer in zo’n verband dan wanneer je alleen op de inhoud bent gefocust.
Tussen verschillende functies door had ik me aangemeld voor een uitzending van vier maanden in 2003 naar Kirgizië; een oude satellietstaat van Rusland. De missie van de eenheid was ondersteuning van de troepen in Afghanistan. Het was een luchtmachteenheid die deel uitmaakte van een internationale troepenmacht en met F16’s regelmatig naar Afghanistan vloog om de troepen daar te ondersteunen. Samen met een collega was ik de officiële vertegenwoordiger van de chef Defensiestaf. Je houdt in de gaten of de eigen eenheid zich houdt aan de opgelegde eigen en internationale regelgeving. Ik had ook een neventaak op het gebied van humanitaire hulpverlening. Verbeteren van voorzieningen in bejaardentehuizen en scholen. Zorgen voor computers. Verzorgen van opleidingen. Maar ook zorgen dat er meer hartpatiëntjes geopereerd konden worden. Het was heel dankbaar werk. Je ziet uiteindelijk alles waar je ooit voor bent opgeleid op zo’n plek bij elkaar komen. Ik was er trots op om te zien dat het ook écht werkt. Ondanks het feit dat ik niet thuis kon zijn, heb ik het goed naar mijn zin gehad.’
Waarom toch een overstap naar het OM? ‘Ondanks een goed MD-perspectief maakte ik een andere keuze vanwege, allereerst, de verhoging van de ontslagleeftijd van 55 naar 63 jaar. Verder zou het aantal topfuncties drastisch afnemen door reorganisaties. En het aantal uitzendingen werd verhoogd. Het idee dat ik om de twee jaar een aantal maanden weg zou zijn, begon mijn gezin en mij tegen te staan. Uiteindelijk kwam in 2006 de functie van hoofd Bedrijfsvoering voorbij. Ik heb niet lang hoeven nadenken. De link tussen het maatschappelijk belang van Defensie en het OM is makkelijk gelegd. Wat mij aansprak in de functie is dat het over allerlei verschillende onderwerpen gaat. Het is manoeuvreren tussen de verschillende resultaatgebieden, op operationeel en strategisch niveau.
Veel ervaringen vanuit Defensieachtergrond zie ik terugkomen bij het OM én in mijn huidige functie als hoofd Bedrijfsvoering: feeling hebben met je omgeving en het doelmatig beïnvloeden daarvan; omgaan met en coachen van mensen; leidinggeven aan een grote groep.’
Volgt in de toekomst weer een keuzemoment? ‘Ik ben graag bezig met ontwikkeling van strategische visies en de ontwikkeling van beleid. Met de toekomstige professionalisering van de bedrijfsvoering wordt hierop meer én ook meer uniform bij alle OM-onderdelen de aandacht gevestigd. Ik vind het zeker leuk om de komende jaren daarin een rol te blijven spelen.’
Wat vind je mooi aan het OM? ‘De taakstelling en het maatschappelijk belang waar het OM toe doet. Veiligheid van de burger op straat vind ik dan ook een groot goed. In die zin was een overstap van Defensie helemaal geen vreemde; ook Defensie heeft een beschermende taak uit te voeren. Verder bevalt het informele karakter van het Bossche parket me enorm. Een prettige club van professionals door alle afdelingen heen.’
Wat zou het OM anders moeten doen? ‘Er wordt wel eens gezegd: we doen teveel dingen tegelijk, er komt teveel op ons af. Dat is mogelijk wel zo. Ik heb echter ook de andere kant wel eens meegemaakt, namelijk dat een organisatie niet vooruit te branden is en collega’s daardoor zeer ontevreden worden over het werk. Dus dat er zoveel gebeurt vind ik niet zo erg. Wel mogen we ons vaker bewust zijn van dingen die goed gaan, een verdiend compliment uitdelen kan geen kwaad.’ Tekst: Astrid Buijs
13
14
Illustratie: Sjaak Klunder
‘Keep in touch’ Meer betrokkenheid met OM’ers in den vreemde Onlangs is de steun voor Hollandse OM’ers in den vreemde vergroot. Dat is meer dan welkom voor nieuwe gedetacheerden, zo blijkt uit de ervaringen van de al eerder uitgezonden Taco Stein en Hans Mos. De paniekreactie “help, die officier komt binnenkort terug, waar moeten we die kwijt?” moet tot het verleden gaan horen.
twee maanden) 60. Ik weet niet of ze op een bejaarde zitten te wachten.’
Voel je je vergeten? ‘Beter kan altijd. Wat er nu teveel gebeurt, is dat het aan de uitgezonden ambtenaar ligt of hij wat hoort. Je zou je een aantal simpele dingen kunnen voorstellen: sommige parketten hebben een nieuwsbrief. Zet de uitgezonden man op de mailing list. Kost niks! Ik heb zelf gezorgd voor een “groepsabonnement” op “Blauw”, maar je kan ook denken aan doorsturen van notulen van parketvergaderingen of van het teamoverleg. In principe ga je toch immers terug naar de plek waar je vandaan kwam’
Wat mis je het meest? Wie, wat en waar(vandaan)?
Taco Stein, officier van justitie. Sinds november 2005 Chef de Poste Bovenwindse Eilanden, Nederlandse Antillen, standplaats Sint Maarten. Afkomstig van het Landelijk Parket. Keert ‘zoals het er nu uitziet’ eind oktober 2010 terug. Voorbereiding? ‘Eigenlijk geen. Ik kende Sint Maarten en de Nederlandse Antillen al vanuit mijn eerdere uitzending van 1991 tot en met 1996. Ook daarna heb ik veel contact gehouden met Sint Maarten, dus de overgang was redelijk makkelijk.’
Begeleiding van Nederland? ‘Welke begeleiding? Als je hier zit is Nederland erg ver weg. Omgekeerd geldt hetzelfde. Ik had het geluk dat mijn oude mailbox nog maanden heeft bestaan en ik mijn afwezigheidsassistent had ingesteld op doormailen. Hierdoor bleef ik op de hoogte van wat er in Nederland omging. Verder houd ik mijn vakgebied (cybercrime, telecommunicatie) nog wel bij. Binnenkort krijgen we hier ook OMtranet, wellicht maakt dat de kloof wat kleiner.’
Is men voorbereid op je terugkeer? ‘Ik denk van niet. Maar ik weet het niet zeker, het speelt ook pas over een paar jaar en tegen de tijd dat ik terugkeer word ik (na
‘Ik mis niet zoveel. Ja, de ondersteuning op het werk. Hier is het toch wel behelpen wat dat betreft: we zijn op Sint Maarten op dit moment met vier officieren en één parketsecretaris, die dan nog een groot deel van de administratie voor haar rekening neemt: je moet dus heel veel zelf doen. Wat je hier wel eens mist is de anonimiteit van de grote stad. Hier ben je 7/24 officier! Dat heeft soms bezwaren, maar went ook wel. Wat wel lastig is, is dat als je weg wil, je altijd moet vliegen: het eiland is heel klein (de helft van Texel). Wil je Naar Nederland of de States, dan moet je 4 tot 9 uur vliegen en het kost een klap geld ook nog. Dus de inspanning om eens een keer door de Beijenkorf te lopen is wel erg hoog.’
OPPORTUUN
In den vreemde
Nummer 7 – 2008
Wie, wat en waar(vandaan)?
len van de gebruikelijke wachtrijen bij de
Hans Mos. Sinds mei 2007 Arubaanse variant van de IND (voor de verhoofdofficier van justitie blijfsvergunningen), bij bevolking en bij het Ziekenfonds. Dat “ambtelijk voordringen” op Aruba. Afkomstig van heeft ons vele uren wachten gescheeld. Dat het Landelijk Parket. was fijn.’ Uitzendtermijn: ‘In principe drie jaar, maar ik kan maximaal Is men voorbereid op je terugkeer? twee jaar verlengen.’ Voorbereiding? ‘Vanaf de solllicitatie tot en met de start zijn er veel praktische zaken te regelen. Rechtspositie, arbeidsvoorwaarden. Nadat alles definitief was zijn we voorgelicht op het ministerie van BZK, het betreft dan vooral formaliteiten. Verder zijn we naar de zogenaamde KIT-cursus gegaan. Bij het Tropeninstituut word je tijdens een hogedrukcursus wegwijs gemaakt in leven, werken en wonen in de West. Daarnaast praktische zaken: Verkoop van je huis, regelen van een school voor je kind, zoeken naar huisvesting.’
Begeleiding van Nederland? ‘Omdat er (anders dan bij mariniers, Kmar en RST) weinig officieren en rechters worden uitgezonden, is er bij de werkgever geen enkele kennis over wat de uitzendelingen te wachten staat. Dat is eigenlijk wel erg. Noch het Parket-Generaal, noch de Raad voor de Rechtspraak voorziet daarin. Terwijl er tal van lastige vragen op je af komen (zoals over belastingregimes, premies, en kinderbijslag) waarop niemand een antwoord weet. De begeleiding vanuit het PaG is dus ronduit slecht waar het genoemde zaken betreft. Er is geen draaiboek, geen “transitiemedewerker” die op de hoogte is en blijft van wat er speelt op het gebied van regelingen, wijzigingen in contactpersonen en dergelijke. Als je nu met de Belastingdienst belt is de mevrouw die er alles van wist net naar een andere afdeling en word je vervolgens door een onkundige medewerker volstrekt verkeerd voorgelicht. Kortom: niet goed. De begeleiding hier op Aruba was fantastisch. En dan met name van de zijde van de reeds aanwezige Nederlandse collega’s. Wij zijn, eigenlijk al ruim voor vertrek, goed binnengeloodst door collega Dop Kruimel en haar man Erik. Zij hebben ons ook na aankomst zeer goed en prettig begeleid. Het is niet zonder reden dat wij ons erg met hen verbonden voelen. Je hebt dat ook wel een beetje nodig. Daarom is die opvang ook belangrijk. Maar ook het parket, tot en met de PG, hielp uitstekend met het omzei-
‘Bij mijn vertrek heeft het PaG aangegeven dat terugkeer veel bewuster wordt ingepast in de formatie van het OM bij de verschillende parketten. Ik hoop dat dat gaat lukken. Het lijkt me toch nog zaak dat de zendeling zelf een jaar voor vertrek uit de West het initiatief neemt en de aanstaande komst meldt. Dit ter voorkoming van de door het PaG erkende paniekreactie in de trant van: “Oh help, die ovj uit X komt binnenkort terug. Waar moeten we die nou weer kwijt?”’
Voel je je vergeten? ‘Daar heb ik helemaal geen tijd voor, om dat te voelen. “Never a dull moment”, zeggen collega Nico Jörg en ik regelmatig tegen elkaar. Je leert veel van het functioneren in een sterk gepolitiseerde samenleving waarin het OM als scherprechter wordt geacht te functioneren, maar daardoor tevens Kop van Jut is. Niet altijd leuk. Dat feit maakt dat ik daadwerkelijk kan zeggen dat men in Nederland gen flauw benul heeft hoe het er hier aan toe gaat. Een meer regulier “keep in touch” lijkt geraden. Je moet namelijk wel weten waarover je het hebt. Al was het maar om alle bestaande klachten en wensen op het gebied van de arbeidsvoorwaarden periodiek te inventariseren en daarmee ook daadwerkelijk iets te doen. Defensie en de politie zijn daar kampioenen in. Justitie zeker niet.’
Wat mis je het meest? ‘Ik mis eigenlijk weinig of niets. Hooguit bredere collegiale contacten. Wij zitten met een relatief klein clubje rechtsgeleerd personeel (nu 5 ovj’s en 1 AG; 3 functies zijn vacant: PG en 2 ovj’s). Door de drukte is er ook te weinig tijd voor reflectie en praten over het vak. Wij missen een goed opleidingen/cursussensysteem erg. Daar is geen geld voor. Het Nederlandse OM investeert daar ook niet in. Dat betekent dat wij gedurende de uitzending nagenoeg “droog” staan. We hebben nu het geluk dat collega Jörg ons qua jurisprudentie een voorsprong geeft, maar die situatie is eindig. De zendelingen zijn en blijven Nederlandse OM’ers. Ik vind het jammer dat, juist met het oog op de terugkeer, niet meer in ons intellectuele onderhoud wordt geïnvesteerd. Op het gebied van leven en wonen missen we niets. Dat is mooi hier. Het is een volledig ontwikkeld land waar je het aan niets hoeft te ontbreken. Voor ondernemende OM’ers die eens iets totaal anders willen: begin hier een combinatie franchise van de HEMA/ IKEA/H&M en ESPRIT en je bent spekkoper.’ Tekst: Pieter Vermaas Interesse om voor het OM in een ander land te werken? Neem voor concrete vragen contact op met de afdeling HRM van het ParketGeneraal, 070 - 3399667. Kijk ook eens op: www.minbzk.nl, klik op “onderwerpen” en daarna op “Nederlandse Antillen”, of surf naar www.kit.nl, www.wereldexpat.nl of www.dosmundos.nl.
Wel de lusten, niet meer de lasten Het OM heeft zich voorgenomen de steun aan (potentiële) uitgezonden medewerkers te verbeteren. Een greep uit die steun. - Geselecteerden en hun partners krijgen al in Nederland een culturele en eventueel een taaltraining, verzorgd door het Koninklijk Instituut voor de Tropen; - Tijdens een “voorbereidingsgesprek” met de HRM-adviseur van het Parket-Generaal worden de details doorgenomen; - Advisering over de veiligheidssituatie in den vreemde; - De MD-adviseur houdt jaarlijks contact met de uitgezondene; - Een buitenland-abonnement op Opportuun; - Aansluiting op het Justitie Extranet Portal; - Een half jaar voor terugkeer het voeren van een loopbaangesprek met de MD-adviseur van het Parket-Generaal.
15
16
Wetenschappelijk Bureau OM Gert Haverkate beoogt “centrale verwerking” van kennis Een Requipedia voor het maken van het requisitoir. Een Rechts middelen-wizard. En doorontwikkeling van JKS. Ambities van het jonge Wetenschappelijk Bureau OM. ‘We willen de centrale verwerkingseenheid van juridisch-inhoudelijke kennis zijn’, zegt directeur Gert Haverkate. Wetenschappelijk Bureau van het Openbaar Ministerie. Directeur Gert Haverkate vindt het wel een mooie aansprekende naam. ‘Met “wetenschappelijk” zeggen we onder meer: we doen niets op z’n janboerenfluitjes. We beseffen dat het OM een kennisintensieve organisatie is en dat we die kennis up to date moeten houden voor de gemeenschap.’
Expertisecentra Eind 2005 is besloten het tot oprichting van het WB-OM, een kennis- en documentatiecentrum op juridisch en operationeel inhoudelijk terrein. Naast het verrichten en laten verrichten van wetenschappelijk “OM-onderzoek” heeft het nog drie taken. Het geven van juridisch-inhoudelijk advies aan het College en aan parketleidingen. Het beheren en doorontwikkelen van de Juridische Kennissite JKS. En het functioneel aansturen van expertisecentra: het Landelijk Expertisecentrum Discriminatie (arrondissementsparket Amsterdam), het Expertisecentrum Medische Zaken (AP Rotterdam), het Expertisecentrum voor Bijzondere Penitentiaire Zaken (ressortsparket Arnhem) en het Expertisecentrum Burgerlijke Stand (AP ‘s-Gravenhage). Hiermee zijn de bestaande losse expertisecentra in één functioneel verband opgenomen ter ondersteuning van de professionaliteit van zaaksbehandeling. De komst van het Wetenschappelijk Bureau past, zo meent Haverkate, in de kwaliteits
verbetering en efficiencyvergroting die werd beoogd met Het OM Verandert. ‘Daarvan is de meest in het oog springende exponent de CVOM. Ons WB-OM is als het ware de centrale verwerkingseenheid van juridisch-inhoudelijke kennis.’ Het WB-OM kent naast Gert Haverkate een plaatsvervangend directeur, Edwin Mac Gillavry, die een onderzoeksteam van zeven mensen leidt. Daarnaast is er een team Documentatie & Informatie, met twee kennismanagers en twee informatiespecialisten. Verder zijn er een procesmanager en een secretaresse. Inmiddels beschikt het WB-OM over een onderzoeksprogramma dat tot stand is gekomen na consultatie van officieren, advocaten-generaal, secretarissen en beleidsmedewerkers. Voorbeelden van onderzoeksonderwerpen daaruit zijn “processtukken”, de “leerstukken-toptien” en “seniorencriminaliteit”.
Up tot date ‘Het procesdossier is iets waarmee we allemaal werken’, licht Haverkate het eerste voorbeeld toe. ‘We hebben het letterlijk dagelijks bij de hand en vaak zelfs in de hand. Maar hoe alledaags het omgaan met de papieren ook is, des te weerbarstiger is de juridische theorie die achter het procesdossier schuilgaat. Veel van die theorie is niet in de wet te vinden. De rechterlijke uit-
spraken lopen soms uiteen. Wij proberen in een studie antwoorden te vinden op vragen als: welke stukken horen wel en niet in het procesdossier, welke stukken kunnen aan de verdediging onthouden worden en hoe lang, hoe gaan we om met rechters die vinden dat kinderpornografische afbeeldingen die wij buiten het dossier hebben gehouden toch gevoegd moeten worden, van wie is het dossier na afloop van een zaak? De eerste tranche van dit onderzoek staat binnenkort op JKS. Inmiddels geef ik in den lande ook al zogenoemde minicolleges over dit onderwerp. Deze presentaties geven aan de collega’s in het veld alvast een doorkijkje naar wat ze van ons kunnen verwachten, terwijl wij op onze beurt de praktijkvragen kunnen inventariseren waar men kennelijk graag een antwoord op krijgt.’ Dan de leerstukken-toptien. Er zijn van die leerstukken waar de officier van justitie bijna dagelijks mee geconfronteerd wordt. Voorbeelden zijn voorwaardelijk opzet, deelneming, poging en voorbereiding. Bij de consultatierondes voor het opstellen van het onderzoeksprogramma 2008 hoorde Haverkate dat OM’ers behoefte hebben aan praktijkgerichte, toegankelijke informatie over deze leerstukken. ‘Het allerbelangrijkst vonden ze dat die informatie up to date en gemakkelijk toegankelijk is. Het WB-OM bouwt nu voor de parketten een overzichtelijk elektronisch systeem dat steeds wordt aangevuld met de nieuwste jurisprudentie en analyses.’ Het derde voorbeeld uit het onderzoeksprogramma, seniorencriminaliteit, kreeg aandacht na een Zembla-reportage. ‘Onze eigen cijfers tonen inderdaad dat het aantal criminele 65-plussers de afgelopen jaren fors is gestegen. Omdat de vergrijzing de
OPPORTUUN
Requipedia
Nummer 7 – 2008
komende jaren alleen maar verder zal toenemen, heeft het College van procureursgeneraal besloten onderzoek te laten doen naar de “grijzeharen-criminaliteit”. Dat moet een beeld van de huidige seniorencriminaliteit en een prognose voor het komende decennium opleveren. Ook moet worden nagegaan of er behoefte is aan een speciaal seniorenstrafrecht. In het onderzoek werken we samen met de afdeling Handhavingsbeleid van het ParketGeneraal.’
Geen helpdesk Advisering is een andere WB-OM-taak. Zo gaf het bureau een interpretatie van een belangrijk arrest van de Hoge Raad over de vraag wanneer iemand strafbaar is die een bevel van de politie niet opvolgt. Maar het bureau is geen helpdesk voor vragen van officieren en secretarissen, benadrukt de directeur. Wie vragen heeft dient dan de “normale kennisroute” te bewandelen. En die route loopt via de ervaren collega of via de kwaliteits- of rechercheofficier. Alleen door of namens de parketleiding kan advies aan het WBOM worden gevraagd. ‘Wij zíjn er wel voor het leveren van deze alledaagse kennis,’ zegt Gert Haverkate, ‘maar dan vooral via JKS’.
Requipedia TNO onderzoekt nu de gebruikerswensen bij systemen als OMtranet en JKS. Met de resultaten kan JKS worden dóórontwikkeld. ‘Zo willen we de interactiviteit tussen WBOM en eindgebruikers vergroten, maar we merken dat op ICT-gebied niet alles van vandaag op morgen gerealiseerd is. Hoe dan ook zijn we ons er terdege van bewust dat de huidige JKS zeker niet optimaal is. We werken hard aan verbetering en proberen de praktijk steeds in het oog te houden.
Haverkate: ‘Kennis leveren we vooral via JKS aan.’ Foto: Gerhard van Roon
Daarom experimenteren we bijvoorbeeld met een requisitoirencatalogus (werktitel Requipedia) waaruit bouwstenen voor een requisitoir kunnen worden geput. Want waarom wel een tenlastelegging standaardiseren, maar niet cruciale stukken van een requisitoir?’
Wizard ‘Verder zijn we redelijk ver met het ontwikkelen van de LDP, de Landelijke Digitale Piketmap, die op de OM-Telewerklaptop
een steun en toeverlaat moet worden voor de officier die buiten kantooruren piket heeft. Daarnaast werkt een stagiair aan een “verzuimencatalogus”: welke sanctie hoort er bij welk 359a-verzuim? En ten slotte denken we aan een “rechtsmiddelen-wizard”: een digitale beslishulp bij het beantwoorden van de vraag of er een tegen een bepaalde beslissing enig rechtsmiddel openstaat. Vooral bij beslissingen over voorlopige hechtenis kan dit een nuttig hulpmiddel worden.’
17
18
Goede Zaken zoeken Natalie Scholten speurt naar een juiste criminaliteitsbeeldsanalyse
Foto: Robin Britstra
De goede zaken doen - klinkt oké, maar wat zijn die goede zaken? De samenwerkende arrondissementsparketten Zutphen en Arnhem namen Natalie Scholten in dienst. De criminologe pleit voor uniforme criminaliteitsbeeldanalyses op basis van een exacte onderzoeksopdracht. ‘Het gaat er om een juiste mix van zaken te verwerven. Niet alleen “brengdelicten”: aangiftecriminaliteit die vanzelf naar je toekomt. Maar ook “haaldelicten” die een groot dark number kennen en waarnaar je dus actief moet zoeken. Tot nu toe pakt het OM vooral op wat er vanuit de politie binnenstroomt.’ De vraag aan Natalie Scholten was of het OM de “goede zaken” doet en welke dat zijn. Scholten (27) zou het moeten weten, want ze is als criminoloog werkzaam voor de parketten Arnhem én Zutphen.
Subjectief De Goede Zaken doen. Een simpele opdracht. En tegelijkertijd misschien OM’s grootste strategische vraagstuk. Hoe weet je of je de goede zaken doet?
Arrondissementsparketten Arnhem en Zutphen (die de politiekorpsen GelderlandMidden, Gelderland-Zuid, en Noord- en Oost-Gelderland en de Koninklijke Marechaussee voor wat betreft de militaire politietaak bestrijken) sloegen de handen ineen en namen een criminologe in dienst. Die tempert eerst de verwachtingen. Leef niet in de waan, waarschuwt Scholten, dat een criminoloog een paar maanden research doet, daarover een strategische analyseslag maakt, en dan de ultieme prioriteiten-toptien in handen heeft. ‘Prioriteren is uiteindelijk ook een subjectieve keuze. Voor menig burger vormt vermogenscriminaliteit het grootste probleem, maar een ander vindt de aanpak van mensenhandel belangrijker.’
De relativering laat onverlet dat keuzes voor opsporing en vervolging beter gemaakt kunnen worden. Aanpakken-wat-er-binnenkomt is meestal de praktijk. Werken op basis van een criminaliteitsbeeldanalyse (CBA) de uitzondering. De parketten Arhem en Zutphen hebben beseft dat hier nog veel winst valt te boeken (Zie kader “Gouden greep”). Wie voor een totaalplaatje eenvoudigweg een optelsom wil maken van de CBA’s die de laatste jaren zijn vervaardigd door de drie Gelderse korpsen en de (voor wat betreft de militaire politietaak) onder parket Arnhem vallende Koninklijke Marechaussee, blijft puzzelen. Ieder korps heeft eigen analisten, met verschillende achtergronden. Omdat uniformiteit ontbreekt heeft iedere analist met een eigen methode en invalshoek geanalyseerd. Hierdoor wordt bijvoorbeeld binnen het ene korps het politiesysteem BPS als basis gebruikt, terwijl bij een ander korps HKS de basis is, of wordt er wel of niet aanvullende informatie via interviews of literatuuronderzoek vergaard. Daarnaast is de vraagstelling van de leiding van politie of OM niet altijd duidelijk, waardoor de analyse niet goed aansluit bij de daadwerkelijke behoefte. Het gevolg: ook als je twee CBA’s over het zelfde thema naast elkaar legt, zijn ze eigenlijk onvergelijkbaar. Over aard, omvang en trends over de regio’s heen zijn daardoor weinig zinvolle uitspraken te doen. In “opvolging” van de CBA is het vervolgens van belang dat de CBA een duidelijke positie heeft in de beleidscyclus. Uit onderzoek van Scholten bleek dat dit zowel binnen politie als OM in de afgelopen jaren niet het geval was. Hier wordt dan ook ruimschoots aandacht aan besteed. De criminologe ziet dat de organisaties veel willen winnen via samenwerking en uniformering. ‘Wij willen nauwer gaan samenwerken met de politie en de KMar voor de totstandkoming van de CBA’s. Hiervoor heb ik contact gelegd met de verschillende analyseafdelingen van de organisaties. Het wordt als positief ervaren dat er iemand binnen
OPPORTUUN
Criminologe
Nummer 7 – 2008
het OM aanwezig is die de “taal” spreekt van de analisten en onderzoekers.’ De korpsen en parketten bespreken nu de vervolgstappen. ‘Ik verwacht dat er in toenemende mate sprake zal zijn van harmonisering waardoor in ieder geval meer uniformiteit zal ontstaan. Het uiteindelijke doel is dat er een zo compleet mogelijk beeld ontstaat van de criminaliteit in ons gebied. Dit zou dus kunnen betekenen dat voor bepaalde onderwerpen, vooral bij haaldelicten, op een andere wijze moet worden gekeken naar de criminaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan het raadplegen van andere bronnen en een andere manier van “zoeken” naar deze vormen van criminaliteit. Denk bijvoorbeeld aan demografische gegevens of aan de informatiesystemen van notarissen, makelaars en banken.’
Lastig Het ontbreekt nu soms nog aan een goede opdracht aan analisten, weet Scholten. ‘Dan vraagt een officier van justitie of een districtschef bijvoorbeeld: “We willen een CBA jeugd.” Punt. Maar als je daarmee aan de slag gaat is de kans groot dat het resultaat niet het gewenste is. Er moet een goede opdracht en intake plaatsvinden. Wat wil je precíés weten? Hoe een dadergroep in elkaar zit? Welke delicten ze plegen of pleegden? Waar ze zich ophouden? Ja, als je om een exactere opdracht vraagt, dan ben je lastig. Maar een goede, onderzoekbare vraagstelling is noodzakelijk om de CBA aan te laten sluiten bij de behoefte.’ Daarbij moeten keuzes gemaakt worden, meent ze. Enerzijds is er een minimumgrens aan informatie om tot een goede CBA te komen. Aan de andere kant moet je de neiging bedwingen alles maar in de CBA te verwerken. Bij brengdelicten zal een basaal beeld eerder voldoende zijn, terwijl je bij haaldelicten meer uit de kast moet trekken. Scholten heeft als taak informatie uit CBA’s of andere informatieproducten te vertalen naar beleidsadviezen. ‘Daarbij zie ik het als
‘Gouden greep’ Er is nog veel te doen, weten ze, maar de komst van criminologe Scholten noemen de samenwerkende parketten Zutphen en Arnhem een “gouden greep”. Peter de Beer, plv hoofdofficier AP Zutphen: ‘Al in 2006 waren Zutphen en Arnhem het snel eens: er komt een criminoloog voor verwerving. Als het OM opdrachtgever van CBA’s wil zijn, sturing daarop wil geven en een goede input voor beleidsvorming en verwerving wil hebben, is het nodig dat er (wetenschappelijke) kennis is op het gebied van zowel onderzoeks(technieken) als interventies. Immers, een CBA moet aan technische vereisten voldoen en voldoende inhoud hebben om beleidsmatig bruikbaar te kunnen zijn. Na een onderzoek door onze criminologe, Nathalie Scholten, weten we 1) de sterke en zwakke punten van de CBA’s van de drie Gelderse korpsen en van de KMAR 2) wat de wensen zijn voor de totstandkoming en de inhoud van toekomstige CBA’s 3) hoe de cba’s beter in de beleidscycli kunnen worden opgenomen en 4) een route hoe deze inzichten om te zetten in acties en resultaten. Een stuurgroep van OM (met ook de criminologe van het parket Rotterdam) en politie is hiermee akkoord en zorgt voor vervolgacties. Er is nog veel te doen, maar de basis ligt er.’
Albert van der Kerk, hoofdofficier AP Arnhem: ‘Je kunt alleen maar de goede zaken kiezen als je die keuze kunt baseren op een degelijke analyse. Dat vereist goede analisten in de korpsen, maar ook een professionele aansturing en coördinatie vanuit het parket. Er was op dat terrein behoorlijk wat ruimte voor groei. De eerste stappen van verwerving (waaronder het maken van een criminaliteitsbeeldanalyse) zijn na de reorganisatie bij de regioparketten belegd. Het Arnhemse parket heeft samen met de Zutphense collega’s besloten dit onderwerp stevig aan te pakken. De aanstelling van een criminologe blijkt daarbij een gouden greep te zijn. Nathalie heeft de verbinding met de drie Gelderse politiekorpsen en de Kmar onmiskenbaar gelegd. Wij zien dat haar wetenschappelijke achtergrond grote meerwaarde heeft als het gaat om beoordeling en aansturing van de analyses. De komende tijd verwachten wij echt kwaliteitsslagen te kunnen maken als het gaat om de verdieping van de analyse van het hier en nu en het strategisch verkennen van datgene wat ons op criminaliteitsgebied de komende jaren te wachten staat. En natuurlijk is het ook weer een mooi voorbeeld hoe je door samenwerking binnen de regio meer kracht en kwaliteit kunt leveren.’
een voordeel dat ik werkzaam ben voor twee parketten en verschillende politieregio’s en KMar. Drie dagen per week werk ik in Arnhem, twee dagen in Zutphen. En verder overleg ik met criminologen van andere parketten en het Parket-Generaal. Daardoor
wordt mijn beeld breder, wat me helpt informatie aan elkaar koppelen. Hoor ik dat Arnhem een aanpak tegen fietsendiefstal wil formuleren, terwijl men in Zutphen zo’n aanpak net heeft afgerond, dan deel ik dat. Daarmee kun je dubbel werk voorkomen.’
19
20
High tech crime
Bestrijding staat hoog op de agenda
Phishing, hacking en botnets: dagelijkse, virtuele kost voor Bart den Hartigh, officier High Tech Crime bij het Landelijk Parket. Vervolging van computercriminaliteit staat hoog op de politieke agenda en niet geheel ten onrechte. Volgens Den Hartigh kan bijna ieder misdrijf met de computer gepleegd worden. ‘Je kunt tegenwoordig zelfs een moord plegen via het internet.’ ‘Dit is leuk.’ Enthousiast klikkend met zijn muis, toont cybercrimefighter Den Hartigh na enige tijd (zijn computer is nogal traag) de site van Wolkenwietje.nl. Geen tekst over het gelijknamige kinderboek, maar een website waarop drugs werden verhandeld. Maar nu niet meer. Op het scherm verschijnt het politie- en justitielogo met daaronder de tekst: ‘Deze website is door politie Haaglanden en het OM verwijderd’ en ‘De (ver)koop van (soft)drugs via internet is illegaal en strafbaar.’ Een groot verkeersbord met een rode streep dwars door een hennepplant maakt het plaatje compleet. Den Hartigh lacht tevreden. ‘Hier maak ik een screensaver van. Tegenwoordig kunnen we een website uit de lucht halen en in beslag nemen. Volgens mij is dit een primeur in Nederland en als het aan mij ligt gaan wij dit vaker doen.’ Typerend voor de huidige aanpak van computercriminaliteit? Aan Bart den Hartigh zal het niet liggen, al is hij geen whizzkid van nature en ook niet heel technisch onderlegd. De hacking zaken die hij ooit behandelde als officier bij het Rotterdamse parket konden wel op zijn warme belangstelling rekenen. Toen vorig jaar het team High Tech Crime bij de Nationale Recherche werd opgericht en onder het gezag kwam van
het Landelijk Parket, wilde hij graag aan dit team leiding geven. ‘Technische details hoef je niet tot in den treure te weten’, meent Den Hartigh. ‘Als je maar begrijpt waarom iets gebeurt, zoals het gebeurt. Het voordeel van mijn niet zo heel technische kennis is dat ik tegen de politie kan zeggen: “Als jullie het niet aan mij kunnen uitleggen, kunnen we het ook niet aan de rechter uitleggen.” Computercriminaliteit hoeft niet altijd technisch ingewikkeld te zijn. Mensen gaan vaak slordig om met passwords of inlognamen en dan zijn er altijd wel handige jongens die deze gegevens weten af te troggelen en er vervolgens een misdrijf mee plegen.’
Middel en doelwit In de computercriminaliteit worden er twee hoofdstromingen onderscheiden: ICT als doelwit (“nieuwe” misdrijven zoals hacking, virussen, aanvallen op internet) en ICT als middel (traditionele misdrijven gepleegd via het internet, de computer of andere geautomatiseerde werken). In het eerste geval zal het Landelijk Parket eerder worden ingeschakeld dan in het tweede geval. ‘Maar ook het soort doelwit speelt hierbij een rol’, aldus Den Hartigh. ‘Wanneer vitale infrastructuur, financieel betalingsverkeer op internet, waterleiding- of energiebedrijven ontregeld
raken heeft heel Nederland er last van, dus dat zijn bij uitstek zaken voor het Landelijk Parket. Hetzelfde geldt wanneer er technisch zeer innovatieve methoden gebruikt zijn en er veel specialistische kennis nodig is, want die zit er nationaal wel en regionaal soms niet. Grootschalige aanvallen of aanvallen met grote gevolgen, dat zijn de zaken die bij het Landelijk Parket terecht komen.’
Aangifte Een probleem bij het effectief vervolgen van cybercrime is dat veel bedrijven huiverig zijn met het doen van aangifte, vaak uit
OPPORTUUN
Cybercrimefighter
Nummer 7 – 2008
De sporen zijn gauw verdwenen, dus je moet snel handelen.
angst voor imagoschade. ‘Dit is nu wel aan het veranderen’, zegt Bart den Hartigh. ‘We hebben vorig jaar onderzoek gedaan naar een phishing-zaak bij de ABN AMRO. Het onderzoek heeft veel publiciteit gekregen en vervolgens hebben alle banken gezegd: “We gaan vanaf nu altijd aangifte doen.” In het verleden waren ook zij huiverig voor hun imago, maar banken hebben zich nu wel gerealiseerd dat het belangrijk is dat de zaak wordt onderzocht en dat er meer inzicht in deze vorm van computercriminaliteit verkregen wordt. Als de banken afspreken allemaal aangifte te doen, dan kunnen ze elkaar
21
Foto: KLPD
niet gaan beconcurreren door te stellen dat dergelijke misdrijven juist bij hen niet plaats vinden, want dat is onzin. Cybercrime kan elke bank overkomen.’ Een onderzoek naar computercriminaliteit blijft meestal niet beperkt tot de Nederlandse landgrenzen: een ander knelpunt bij de opsporing van computercriminaliteit. Het Cybercrime Verdrag (2001), waar Nederland bij is aangesloten voorziet niet in de opsporing van cybercrime op het grondgebied van een andere lidstaat. ‘Op zich wel begrijpelijk’, vindt Bart den Hartigh. ‘Andere landen toestemming
geven om via het internet op te sporen in jouw land is een behoorlijke inbreuk op je soevereiniteit. Het betekent wel dat we nog steeds afhankelijk zijn van rechtshulp om in het buitenland te kunnen opsporen. In het Cybercrime Verdrag is afgesproken dat alle landen onderdeel moeten worden van een 24/7 network: een contactpunt dat dag en nacht beschikbaar is en waar je terecht kunt voor onmiddellijke bijstand in cybercrimezaken. Verder is in het Verdrag bepaald dat het ontvangende land, vooruitlopend op het rechtshulpverzoek, al gegevens kan veilig stellen. In zo’n geval krijgen wij bij-
22
‘Bedrijven worden afgeperst met het dreigement: betalen, anders komen uw vertrouwelijke gegevens op straat te liggen’ voorbeeld vanuit Amerika een verzoek om bij een Nederlandse server de loggegevens te bevriezen. Dat is wel nodig want je ziet vaak op het internet dat gegevens vluchtig zijn: de sporen zijn gauw verdwenen dus je moet snel handelen. Als je wacht tot er een formeel rechtshulpverzoek is, ben je vaak te laat. Wij kunnen gegevens veilig stellen en vervolgens rustig afwachten tot er een rechtshulpverzoek komt, waarna we die gegevens daadwerkelijk overleveren.’
gepleegd. De oudste verdachte was nogal verbaasd en teleurgesteld, begreep ik, dat hij met zo’n jong ventje te maken had gehad. De rechtbank Breda heeft in deze zaak behoorlijke straffen uitgedeeld.’ (twee jaar gevangenisstraf waarvan acht maanden voorwaardelijk, een geldboete van negenduizend euro en anderhalf jaar gevangenisstraf, waarvan zes maanden voorwaardelijk, een geldboete van zesduizend euro).
die afhankelijk van informatietechnologie zijn. Die afhankelijkheid neemt alleen maar toe. Er zijn ziekenhuizen die mensen thuis laten verplegen en de toediening van medicatie regelen via het internet. Als je de beveiliging van die site doorbreekt en de medicatie verandert kan je iemand om het leven brengen. Ik zeg altijd: je kunt in principe ieder misdrijf via het internet plegen.’ Tekst: Anna Italianer
Prioriteit Trends Ook de georganiseerde criminaliteit heeft cybercrime ontdekt. ‘Bij de wat grotere misdrijven zoals bijvoorbeeld het verhandelen van creditcardgegevens zijn vaak georganiseerde bendes betrokken, aldus Den Hartigh. In het verleden lieten veel jongens graag zien hoe goed ze waren in het doorbreken van de beveiliging van een internetsite, maar tegenwoordig wordt er gehackt om er geld mee te verdienen. Bedrijven worden afgeperst met het dreigement: “betalen anders komen uw vertrouwelijke gegevens op straat te liggen.” Verder zie je dat steeds meer mensen zich met deze vorm van criminaliteit bezig houden, terwijl ze er zelf niet de technische kennis voor hebben. Het “Strand-onderzoek” bijvoorbeeld. Het betrof hier twee Nederlandse mannen; zij werden benaderd via het internet door georganiseerde misdadigers uit het buitenland, die hun expertise inhuurden. Deze twee mannen hadden met behulp van een virus een netwerk van uiteindelijk miljoenen besmette computers opgezet, waarmee zij onder andere betaalgegevens van derden verkregen en bedrijven afpersten. Bijzonder was dat de twee Nederlandse verdachten elkaar niet kenden. Zij onderhielden hun contacten via het chatverkeer. Op de zitting zagen zij elkaar voor het eerst. Een van de verdachten was een student, echt zo’n whizzkid. De ander was wat ouder en had ook al andere vormen van misdaad
De bestrijding van cybercrime staat hoog op de agenda van zowel de landelijke politiek als het OM. De vorming van het team High Tech Crime is hieruit voortgekomen. Bovendien is er een intensiveringsprogramma cybercrime voor het OM ontwikkeld. Bij de politie is een soortgelijke ontwikkeling in gang gezet. Het programma ziet met name op capaciteitsuitbreiding en het verbreden van de kennis van computercriminaliteit binnen het OM. Dit kan nog wel enige tijd in beslag nemen. Den Hartigh, die voor het OM de manager is van dit programma, wil op kortere termijn al zichtbare resultaten. ‘Binnen dit programma gaan we werken met een aantal “proeftuinen”. Onderdeel van de proeftuin “fraude op internet” is heling. Dit komt veel voor maar er wordt te weinig aan gedaan. Je ziet vaak dat mensen voor een paar euro worden opgelicht en hier geen werk van maken. Maar de oplichter doet dit duizend keer en die verdient hier heel veel geld mee. Deze zaken vallen vaak tussen wal en schip. Dat gaan we veranderen. In de proeftuinen gaan we naast het experimenteren met innovatieve opsporingstechnieken, óók werken met de programmatische aanpak. Afgezien van het opsporen en vervolgen gaan we meedenken over preventie en kijken wat het OM kan doen op het gebied van de publiek/private samenwerking. Op het terrein van cybercrime kan je veel met internet-serviceproviders doen, maar ook met banken en andere sectoren
Cybercrime terminologie Botnets: een botnet is een groep computers die aangestuurd wordt door een controlerend netwerk. Deze computers kunnen allemaal hetzelfde commando krijgen waarmee zij automatisch hetzelfde programma activeren of dezelfde handelingen uitvoeren. Computers die onderdeel zijn van een botnet worden om deze reden ook wel zombies genoemd. Hackers: in het dagelijks spraakgebruik: meestal iemand die inbreekt in computersystemen. Hackers zonder kwade bedoelingen spreken in dergelijke gevallen echter over crackers. Malware: een verzamelnaam voor programma’s die geschreven zijn met als doel in een computer te komen zonder toestemming van de gebruiker. Phishing: een phishing programma zoekt naar privégegevens, bijvoorbeeld bankrekeninggegevens, creditcardnummers, wachtwoorden etc. Phishing vindt vaak plaats via de “log-in” site van bijvoorbeeld een bank of via een e-mailbericht.
24
Functiehuis OM-Rijk Functies eenvoudiger ingedeeld
Na de rechterlijke ambtenaren binnen het OM krijgen nu ook de rijksambtenaren een nieuw “functiehuis”. Het aantal functieprofielen wordt verminderd en voor medewerkers worden de keuzes bij reorganisaties eenvoudiger. In 2007 is het nieuwe functiehuis voor de officieren van justitie ingevoerd. Dit jaar wordt het functiehuis voor alle medewerkers van het OM in het primaire proces ontwikkeld en ingevoerd. We hebben het dan over de volgende functiereeksen: - de administratieve functies van schaal 4 t/m schaal 7; - de administratief-juridische functies van schaal 6 t/m 8; - de parketsecretarissen van schaal 8 t/m 11; - de beleidsfuncties van schaal 9 t/m 13; - secretaresses en managementassistenten van schaal 5 t/m schaal 8; - de leidinggevende functies van afdelingshoofd, sectiehoofd en sectiecoördinator. Voor alle bovengenoemde functies worden de kenmerkende verschillen tussen opeenvolgende (schaal)niveaus in beeld gebracht en vervolgens in landelijk geldende functieprofielen uitgewerkt. Het is de planning dat in september 2008 een functiehuis met 23 functieprofielen voor alle functies in het primaire proces beschikbaar is dat in alle OM-onderdelen bruikbaar is. Een groot voordeel van het functiehuis is dat het aantal functies wordt teruggebracht tot vier of vijf landelijk geldende functieprofielen. De administratieve functies in alle OM-onderdelen krijgen met het nieuwe functiehuis dezelfde naam en inhoud. Een functie van bijvoorbeeld senior administratief medewerker(schaal 6) in Maastricht krijgt zo op hoofdlijnen dezelfde inhoud als de functie van senior administratief
medewerker (schaal 6) in bijvoorbeeld Alkmaar. Op dit moment zijn er nog zo’n dertig verschillende functiebenamingen en functiebeschrijvingen in gebruik voor de administratieve functies. Deze worden in het functiehuis teruggebracht tot vier (misschien vijf) landelijk geldende profielen.
Keuze Een ander voordeel is dat een organisatiewijziging in een OM-onderdeel niet meer hoeft te leiden tot het herschrijven van alle functies, wat vaak een langdurig en arbeidsintensief karwei is. Het functiehuis heeft voldoende profielen waar bij een reorganisatie uit gekozen kan worden. Leidt een reorganisatie bijvoorbeeld tot een vereenvoudiging van een bepaald administratief proces, dan kan het management er simpelweg voor kiezen in dat proces het aantal administratieve functies op een lager niveau uit te breiden. Ook voor medewerkers worden de keuzes bij reorganisaties eenvoudiger. Een functie met dezelfde benaming binnen of buiten het eigen OM-onderdeel is een vergelijkbare functie. Het opstellen van was-wordtlijsten bij reorganisaties is verleden tijd en de mobiliteit van medewerkers tussen OM-onderdelen of afdelingen wordt makkelijker.
Appels en peren Een laatste voordeel van het functiehuis is dat de vergelijking van de formatie-opbouw (de aantallen functies en het niveau) tussen
OM-onderdelen betrouwbaarder wordt. Nu is het vaak nog een vergelijking van appels en peren, straks maakt iedereen gebruik van dezelfde profielen en heeft een vergelijking of benchmarking veel meer betekenis. Bij de ontwikkeling van het functiehuis moeten vanzelfsprekend nog de nodige problemen opgelost worden. Alle OM-onderdelen moeten met het functiehuis kunnen werken. In de profielen is geen ruimte voor de omschrijving van hele specifieke werkzaamheden of processen. De nieuwe functieprofielen worden dus globaler en korter. De opbouw van de functieprofielen voor de officieren zijn een goed voorbeeld van compacte functieprofielen. De opbouw en lay-out van deze profielen worden in het functiehuis OM-Rijk gevolgd. Tekst: Ad Simonse en Eelco Wijers. Vanuit de afdeling HRM van het ParketGeneraal werken zij het functiehuis OM-Rijk uit, samen met vertegenwoordigers van verschillende OM-onderdelen.
OPPORTUUN
Nationale ombudsman
Nummer 7 – 2008
Pascal
Pascal was een 15-jarige jongen die in Hoogkarspel in Noord-Holland woonde. Het was een jongen met psychische problemen en waar je moeilijk toegang toe had, maar die “er graag bij hoorde”. Hij kwam in het drugscircuit terecht en ging zelf gebruiken en dealen. Toen zijn vader drugs in zijn kamer vond heeft hij aangifte bij de politie gedaan. De kinderrechter veroordeelde Pascal tot jeugddetentie en hij werd in de gesloten jeugdinrichting de Doggershoek in Den Helder geplaatst. Pascal voelde zich vanwege de grimmige sfeer daar niet veilig, maar ondanks het feit dat drugs voorhanden waren ging hij niet opnieuw gebruiken. Naast zijn veroordeling tot jeugddetentie werd als bijzondere voorwaarde een maatregel van hulp en steun opgelegd, uit te voeren door de jeugdreclassering van het Bureau Jeugdzorg. De jeugdreclassering was al tijdens zijn detentie betrokken bij Pascal. Pascal kon weer naar zijn ouderlijk huis en dat wilde hij graag omdat hij het in de Doggershoek niet uithield. De jeugdreclasseringwerker van het Bureau Jeugdzorg ging Pascal en zijn gezin begeleiden om terugval in drugsgebruik te voorkomen. Deze begeleiding had drie doelen: het behandelen van Pascal, het beheersen van alcohol en drugsgebruik en het vinden van een dagbesteding in school of werk.
Géén van deze drie doelen werd bereikt. Er kwam geen behandeling, Pascal ging uiteindelijk niet meer naar school en werk had hij niet en hij verviel in drugsgebruik en drugshandel om zijn eigen gebruik te betalen. Hij werd door de politie in de gaten gehouden. Acht maanden na zijn eerdere veroordeling werd hij in het drugscircuit beroofd en op gruwelijke wijze vermoord: in de nek gestoken en met een auto meerdere malen overreden. De daders werden tot respectievelijk vijftien en acht jaar veroordeeld. In deze zaak stelde de vader van Pascal mij de vraag of Jeugdzorg voldoende voortvarend gehandeld had. Dat was niet zo. De aanvragen voor behandeling zijn zoekgeraakt in een complexe bureaucratie. Tijdens het onderzoek bleek dat er signaleringen in de richting van de Raad voor de Kinderbescherming, de leerplichtambtenaar en de officier van justitie waren gedaan. Van geen van drie kwam een reactie die van belang was. Mijn conclusie in deze zaak was dat Jeugdbescherming proceduregericht en niet resultaatgericht gewerkt had en bovendien erg geïsoleerd gewerkt had. De rol van de OvJ – die geen onderwerp van onderzoek was, maar waarvan wij wel informatie ontvingen – heeft mij beziggehouden. De signalen van Jeugdzorg waren niet ernstig genoeg voor ingrijpen van de OvJ. Daar kan ik me wel wat bij voorstellen. Het ligt er ook maar aan hoe dringend de berichten van de reclasseringsmedewerker waren. Wat ik in deze zaak miste was een meer gecoördineerde aanpak. De veroordeling hield ook in de bijzondere voorwaarde een maatregel van hulp en steun. Dat vormde een goed aanknopingspunt om Pascal in het goede spoor te krijgen. Naast het Bureau Jeugdzorg hadden de Raad voor de Kinderbescherming, de leerplichtambtenaar en de officier van justitie ieder voor zich overeenkomstig hun bevoegdheden kunnen ingrijpen toen Pascal terugviel. Ik kan me voorstellen dat een overleg waarbij de zaak van Pascal besproken was had kunnen leiden tot onderlinge afstemming van de wenselijke actie.
Alle betrokken instanties reageerden met het excuus dat als alles wel op tijd was geweest de behandeling en plaatsing van Pascal nog niet op gang was gekomen op het moment dat Pascal vermoord werd. Die excuses stemmen mij heel treurig want ze zijn overbodig en misplaatst. De wrede moord op Pascal maakt deze zaak uitzonderlijk. Maar ook als Pascal niet de dood had gevonden, dan nog is het alarmerend dat de jeugdzorg als samenstel van verschillende instellingen zo slecht samenwerkt en de wachtlijsten zo lang zijn dat de noodzakelijke hulp uitbleef. Voor het OM geef ik het signaal dat het in jeugdzaken niet voldoende is dat het OM doet wat binnen zijn wettelijke bevoegdheden ligt. De zaak Pascal legt een ketenprobleem bloot en ketenproblemen vragen dat iedere schakel in de keten bereid is om verder te kijken dan de eigen taken en bevoegdheden. Alex Brenninkmeijer Nationale ombudsman Reageren?
[email protected]
25
26
INTERNATIONAAL Jurisprudentie Hoge Raad 2008
vervalt door overname. Indien de veroordeelde de Overname door Nederland van de tenuit-
vervangende vrijheidsbeneming niet volledig uit-
voerlegging van een Belgische rechterlijke
zit, herleeft de betalingsverplichting. De vraag die
beslissing
voorligt is of de veroordeling tot het ondergaan
Hoge Raad, 10 juni 2008 (LJN: BC8133)
van vrijheidsbeneming wegens het (nog) niet
Uitlevering door Nederland aan IJsland
(volledig) hebben voldaan aan de verplichting tot In België is een interneringsmaatregel opgelegd.
betaling van wederrechtelijk verkregen voordeel
Naar Nederlands recht zou de veroordeelde
zich leent voor overname op grond van dit het
De opgeëiste persoon stelt dat het IJslandse
wegens zijn geestestoestand niet strafbaar zijn
verdrag inzake de overbrenging van gevonniste
vonnis naar Nederlands recht is verjaard waar-
geweest. De rechtbank ontslaat hem van alle
personen. Onder het woord “veroordeling” in arti-
door uitlevering moet worden geweigerd. De
rechtsvervolging en legt in plaats van de buiten-
kel 1 van dit verdrag is niet begrepen de rechter-
rechtbank heeft dit verweer verworpen en
landse internering de maatregel tot terbeschik-
lijke last tot het ondergaan van vrijheidsbeneming
overwogen dat onherroepelijkheid van het von-
kingstelling op. De veroordeelde stelt in cassatie
in een geval als dit waarin de betalingsverplich-
nis moet worden bepaald naar het recht van
dat geen sprake is van een naar Nederlands
ting in Engeland blijft bestaan en de tenuit-
de verzoekende staat. De opgeëiste persoon
recht strafbaar feit waardoor tenuitvoerlegging
voerlegging van de vrijheidsbeneming aldaar
heeft zich beroepen op artikel 9, lid 1, onder e,
van de buitenlandse sanctie niet toelaatbaar is.
afhankelijk is van het al dan niet voldoen aan de
Uw. De rechtbank heeft overwogen dat deze
De Hoge Raad overweegt dat het verdrag toe-
nog openstaande betalingsverplichting. Dus is de
bepaling ingevolge artikel 9, lid 4, Uw niet
staat dat personen aan wie in het buitenland een
Engelse veroordeling niet voor tenuitvoerlegging
van toepassing is omdat artikel 62 Schengen
psychiatrische maatregel is opgelegd worden
vatbaar. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak
Uitvoeringsovereenkomst bepaalt dat vragen
overgebracht om deze in het land van herkomst
van de rechtbank op dit punt.
omtrent verjaring beoordeeld worden naar het
verder te ondergaan. De buitenlandse psychia-
recht van de verzoekende staat.
trische maatregel kan worden overgenomen als
Hoge Raad, 20 mei 2008 (LJN: BD1904)
Overlevering door Spanje aan Nederland
ook naar Nederlands inzicht de veroordeelde
Uitlevering door Nederland aan de
aan een dergelijke behandeling dient te worden
Verenigde Staten
onderworpen.
Hoge Raad, 1 april 2008 (LJN: BC8590)
Hoge Raad, 3 juni 2008 (LJN: BC9015) De opgeëiste persoon stelt dat het gebruik van De officier van justitie heeft niet gelijktijdig met
Mogelijkheid overname vervangende
de leugendetectortest in de Verenigde Staten
het overleveringsverzoek verzocht om eventuele
vrijheidsbeneming wegens niet-betaling
geldt als een vernederende behandeling en
voorwerpen in beslag te nemen. Er zijn echter
ontnemingsbedrag
daarmee als een schending van artikel 3 van het
door de Spaanse autoriteiten wel stukken in
Hoge Raad, 14 mei 2008 (LJN: BC5939)
EVRM. Overwogen is dat de opgeëiste persoon
beslag genomen, waaronder een auto. De opge-
heeft ingestemd met het gebruik van deze test
ëiste persoon verzoekt in het kader van artikel
Na een overlevering met terugkeergarantie ver-
en daarbij toegang had tot een advocaat. Voorts
552a Sv terruggave van de auto. De Hoge Raad
zoeken de Engelse autoriteiten om overbrenging
wordt gesteld dat is verzuimd te beslissen op het
overweegt dat een redelijke wetstoepassing met
naar Nederland voor (a) de tenuitvoerlegging
beroep op humanitaire redenen. Overwogen is
zich meebrengt dat in geval een inbeslagneming
van een gevangenisstraf en (b) een vervangende
dat het niet aan de rechter maar aan de uitvoe-
heeft plaatsgevonden in het verband van een
vrijheidsbeneming wegens het niet betalen van
rende autoriteit (dus de Minister van Justitie)
Europees aanhoudingsbevel, hetzij op verzoek
een bedrag tot ontneming van wederrechtelijk
is om uitlevering te weigeren op deze grond.
van de Nederlandse officier van justitie, hetzij
verkregen voordeel (confiscation order). De ver-
Beroep verworpen.
op eigen initiatief van de Spaanse uitvoerende
oordeelde stelt dat de onder b genoemde beslis-
autoriteiten, ingevolge artikel 552a Sv bij de
sing niet kan worden overgenomen. De Hoge
Tekst: Linda Bregman, Ministerie van Justitie,
Nederlandse rechter kan worden geklaagd over
Raad overweegt dat uit informatie van de Engelse
Afdeling Internationale Rechtshulp in Strafzaken,
(de voortduring van) dit beslag.
autoriteiten blijkt dat de betalingsverplichting niet
telefoon 070 – 37 07 468
2e etage
Strip: Linda van Bruggen
OPPORTUUN
Verkeer
Nummer 7 – 2008
verkeer In afwachting van een andere uitspraak;
daardoor niemand door de gedraging zou zijn
is naar de overtuiging van het hof vast komen te
benadeeld, is daartoe echter onvoldoende. Volgt
staan dat de betrokkene geen passagiers ver-
bevestiging van de beslissing van de kantonrech-
voerde op het moment van de staande houding.
ter tot ongegrondverklaring van het beroep.
Het hof is dan ook van oordeel dat de sanctie
geen opheffing verplichting tot zeker-
terecht aan de betrokkene is opgelegd. Immers
heidstelling
de wettekst van artikel 59, zesde lid RVV90 moet
Gerechtshof Leeuwarden 11 april 2008 WAHV
Gordeldracht
zó worden gelezen dat de uitzondering op de gor-
08/01766
a) Gerechtshof Leeuwarden 15 april 2008 WAHV
delplicht slechts geldt in het geval daadwerkelijk
07/01554
personen tegen vergoeding worden vervoerd. Anders dan de betrokkene meent, is deze uitzon-
De betrokkene vindt de boete van € 320,- (geen APK-keuringsbewijs) te hoog en heeft de zeker-
De verbalisant verklaarde: “de gordel hing
dering niet zó ruim dat de gehele werktijd van een
heid niet betaald. Hij is van mening dat hij al
ongebruikt langs de deurstijl”. De betrokkene
taxichauffeur daartoe behoort. Volgt bevestiging
geruime tijd wacht op een uitspraak in een
voert aan dat hij de gordel wel droeg maar met
van de beslissing van de kantonrechter tot onge-
eerdere, soortgelijke zaak en betaalt de huidige
de schouderband naar beneden gedrukt zodat
grondverklaring van het beroep.
sanctie (nog) niet. Hij bezit meer oldtimers die
alleen de heupgordel was aangeklikt. Hij doet dit
steeds tijdig worden gekeurd. De auto waarop de
met name bij korte afstanden omdat hij een hart-
onderhavige beschikking betrekking heeft, een
operatie heeft ondergaan en door het dragen van
Over het fietspad rijden met een auto;
oude brandweerwagen, kan nu niet meer rijden.
de gordel pijn op de borst ondervindt. Hij verzoekt
geldigheid ontheffing
Het heeft de betrokkene veel moeite gekost om
om matiging van de sanctie. Het hof overweegt
Gerechtshof Leeuwarden 4 juni 2008 WAHV
te achterhalen hoe het kenteken moest worden
dat in het midden kan blijven of de betrokkene
08/00297
afgemeld. De betrokkene vindt de boete van
de gordel in het geheel dan wel gedeeltelijk niet
€ 320,- te hoog, in aanmerking genomen dat met
om had. Gelet op de verklaring van de betrokkene
De betrokkene ontkent niet dat hij op 20 januari
de auto destijds uitsluitend naar oldtimer-treffens
zelf, alsmede gelet op artikel 59, eerste en zeven-
2007 met zijn auto over het fietspad is gereden,
werd gereden. Hij verzoekt om toepassing van
de lid RVV90 in onderling verband bezien, is naar
maar voert aan dat hem een ontheffing is ver-
het tarief voor een personenauto, indien het hof
de overtuiging van het hof komen vast te staan
leend op grond waarvan het hem is toegestaan
van oordeel zou zijn dat terecht een boete is
dat de gedraging is verricht. Hetgeen de betrok-
over het betreffende fietspad te rijden om zijn
opgelegd. Het hof meent dat de omstandigheid
kene aanvoert, geeft het hof geen aanleiding om
parkeerplaats op eigen terrein te bereiken. Ter
dat de betrokkene in een eerdere procedure nog
de opgelegde sanctie te matigen. Ingevolge arti-
onderbouwing heeft de betrokkene een afschrift
in afwachting is van een uitspraak, niet de wet-
kel 149, tweede lid WVW94 kan door de minister
van deze ontheffing in het geding gebracht, zoals
telijke verplichting tot zekerheidstelling in de
van verkeer en waterstaat ontheffing worden ver-
deze gold van 3 augustus 2007 t/m 31 december
onderhavige procedure opheft. Dat de betrokkene
leend van het gebod om autogordels te gebrui-
2007. Hij stelt de verlopen ontheffingen niet te
er kennelijk op heeft vertrouwd dat zijn beslis-
ken. De betrokkene had, zoals hij overigens zelf
bewaren. Het hof acht betrokkenes stelling, dat
sing, om de zekerheidstelling niet te betalen, als
ook al heeft verklaard, om een ontheffing kunnen
hij op de datum van de gedraging reeds in het
redelijk zou worden gezien, komt daarom voor zijn
vragen. Nu hij dit heeft nagelaten, komt dit voor
bezit was van een ontheffing, niet aannemelijk.
eigen rekening en risico. Volgt bevestiging van de
zijn eigen rekening en risico. Volgt bevestiging
Het overweegt dat van de betrokkene, nu hij zich
beslissing van de kantonrechter tot ongegrond-
van de beslissing van de kantonrechter tot onge-
vanaf het begin van de procedure erop heeft
verklaring van het beroep.
grondverklaring van het beroep.
beroepen dat hem een ontheffing was verleend, had mogen worden verwacht dat hij zo vroeg mogelijk in de procedure een afschrift van de
Parkeren op gehandicaptenparkeerplaats
b) Gerechtshof Leeuwarden 21 april 2008 WAHV
ten tijde van de gedraging geldende ontheffing
zonder vergunning
08/00184 (vgl. LJN:BD219)
in het geding had gebracht. Nu hij dit echter heeft nagelaten en in hoger beroep weliswaar
Gerechtshof Leeuwarden 13 mei 2008 WAHV De betrokkene erkent geen gebruik te hebben
een ontheffing van latere datum overlegt, maar
gemaakt van de gordel, maar stelt dat dit was
met betrekking tot de beweerde ontheffing ten
De betrokkene parkeerde om 04.44 uur zijn voer-
toegestaan op grond van de wet, hij reed nl. in
tijde van de gedraging opmerkt dat hij verlopen
tuig op een gehandicaptenparkeerplaats, die
een personentaxi. Een chauffeur die bezig is
ontheffingen niet bewaart en ook anderszins niet
naar zijn mening bedoeld is om gehandicapten
met personenvervoer is op grond van de Wet
onderbouwt dat hij ten tijde van de gedraging
overdag de gelegenheid te geven te parkeren in
Personenvervoer 2000 niet verplicht een auto-
beschikte over een ontheffing, neemt het hof
de winkelstraat. Nu de gedraging ’s nachts is ver-
gordel te dragen. Nu hij in werktijd geen gordel
aan dat ten tijde van de gedraging hem geen
richt en er geen mensen door zijn benadeeld, is
droeg, was dit toegestaan. Of er zich een pas-
ontheffing was verleend. Volgt bevestiging van de
de betrokkene van mening dat de hem opgelegde
sagier in de personentaxi bevond, doet volgens
beslissing van de kantonrechter tot ongegrond-
sanctie veel te hoog is en dient te worden gema-
hem niet ter zake. Gelet op de verklaring van de
verklaring van het beroep.
tigd. Het hof meent dat het de rechter niet vrij
verbalisant (“de gordel hing ongebruikt langs de
staat zich een oordeel te vormen omtrent de juist-
deurstijl. De gesp was zichtbaar. Chauffeur had
Tekst: Koos Spee,
heid van het door de wetgever gekozen tarieven-
geen passagiers en droeg de gordel niet”) en in
Bureau Verkeershandhaving OM.
stelsel (Wet Mulder-bijlage). De enkele omstan-
aanmerking genomen dat de betrokkene niet
Voor complete teksten, bel 0346-333310.
digheid dat de gedraging ’s nachts is verricht en
bestrijdt dat hij zich alléén in het voertuig bevond,
08/00325
27