bulletin van de Vereniging Rembrandt
Jaargang 18 n0 2 zomer 2008
Vereniging Rembrandt al 125 jaar sponsor van het openbaar kunstbezit
grote liefdes met steun van de Vereniging Rembrandt
Vereniging Rembrandt al 125 jaar sponsor van het openbaar kunstbezit
In deze speciale jubileumuitgave:
p Peter Hecht: 125 jaar Vereniging Rembrandt p Henk van Os feliciteert het particuliere initiatief in kunstenland p Aanwinsten voor het Stedelijk Museum, Teylers Museum, Museum Stad Appingedam, het Rijksmuseum en Simon van Gijn - museum aan huis p Nieuws over de lustrum activiteiten
p Wie wordt het 10.000ste lid van de Vereniging Rembrandt?
Beschermvrouwe H.M. de Koningin
Drs R.C.J. Meijer Mr A.R.T. Odle Dr D. Overbosch Mevrouw Dr H.H. Pijzel-Dommisse Mr L. R. J. ridder van Rappard Mr S.A. Reinink M.J.M. van Rooy Prof. Dr P. Schnabel Drs P.J. Schoon Mevrouw Dr M.F. Simon Thomas A.L. Stal A.G.L. Strengers Drs C. baron van Tuyll van Serooskerken E.W. Veen Mevrouw Ir M.L.W. VehmeijerVerloop Mevrouw Mr P.H.E. Voûte Drs M.J.F. Weck
Ereleden
Be st uur
raad van ad viseur s
Mevrouw Dr E. Frederiks, 1994 Mr W. Baron van Dedem, 2002
Mr J.M. Boll, voorzitter Dr M. Sanders, vice-voorzitter Mevrouw Mr A.A. van Berge, secretaris Drs H.B. van Wijk, penningmeester Mr H.G. Boumeester Prof. Dr R.E.O. Ekkart Prof. Dr P.A. Hecht Dr J.R. ter Molen Drs C.O.A. baron Schimmelpenninck van der Oije Dr C.B. Smithuijsen Dr E.J. van Straaten Mevrouw L.C.E. van Tets-van Tienhoven Mr J.G. de Vries Robbé Jhr M.A. van Weede
Dr J.N.M. van Adrichem Prof. Dr J. Th. M. Bank Prof. Dr C. Blotkamp Mevrouw Prof. Dr C.A. ChavannesMazel Prof. Dr T.M. Eliëns Drs A.A. Fock Prof. Dr M. Forrer J.A. de Gier Mr Th. Groenewald Mr H.F. Heerkens Thijssen Drs J.J. Heij Drs J.H. van Heijningen Nanninga Drs B.F. van Ittersum Mevrouw M. baronesse Lambert J.M.N. Leighton Mevrouw Drs D.H.A.C. Lokin Prof. Dr V. Manuth Drs H.J.A.T. Meertens
Lu st rumcommi ssie
Rekeningen
Kl ac hte n c o m m iss i e
Mr J.G. de Vries Robbé voorzitter Drs H.M. Blankenberg secretaris Drs H.B. van Wijk penningmeester Mevr. Drs F.M. Bijl de Vroe-Verloop Prof. Dr R.E.O. Ekkart Prof. Dr P.A. Hecht A. Rüger Dr M. Sanders Prof. Dr P. Schnabel Drs P.J. Schoon
Bank Mees Pierson, Amsterdam 25 22 00 861 (voor betaling contributie) Bank Mees Pierson, Amsterdam 21 33 99 385 Postbank 11 71 21 ten name van de Vereniging Rembrandt, Den Haag
Fon d se n we rv i n g
Vereniging R emb rand t
Bureau (9 – 13 uur)
Lange Voorhout 15 2514 ea Den Haag T: 070 - 427 17 20 F: 070 - 427 19 40 E:
[email protected] www.verenigingrembrandt.nl
Drs H.M. Blankenberg, directeur
Mr S. Royer, voorzitter Mevrouw Mr A.M.C. Marius-van Eeghen, secretaris Mevrouw Mr M.C. Scholten Dr J.M. de Groot Mr H. baron van Imhoff
Contacten Musea/PR
Leden van de Vereniging Rembrandt
Mevrouw Drs F.M. Bijl de VroeVerloop
kunnen bij het secretariaat extra
Ledenadministratie
(excl. portokosten).
Bulletins bestellen voor € 7,- per stuk
Mevrouw A.J.M. Devilee
Colofon:
i l l u s tr a t i e o m s l a g :
Samenstelling en redactie: Teio Meedendorp
De liefdesbrief (detail)
Ontwerp: van Rosmalen & Schenk,
Johannes Vermeer
Amsterdam
Rijksmuseum,
Druk: Drukkerij Onkenhout BV, Almere
Amsterdam
I n h o u d
De Vereniging Rembrandt is een particuliere organisatie,
4 Voorwoord
Mr J.G. de Vries Robbé
opgericht in 1883. Zij heeft als doel door het beschikbaar stellen van geldelijke middelen musea en andere openbare verzamelingen effectieve hulp te bieden bij het verwerven van kunstvoorwerpen.
5 125 jaar en een agenda die nog altijd actueel is
Peter Hecht Sinds haar oprichting in 1883 voert de Vereniging Rembrandt een nog altijd actuele agenda die vraagt om steun. Peter Hecht – samensteller van de tentoonstelling 125 grote liefdes en auteur van 125 jaar openbaar kunstbezit – beziet in vogelvlucht de ontwikkeling van de vereniging en doet een oproep. 8 Ogenblik: Proficiat VR en KOG
Prof. Dr Henk van Os Ook het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap viert dit jaar een jubileum, zijn 150-jarig bestaan. Henk van Os feliciteert genootschap enopenbaar zijn iets jongere zusje, de Vereniging al 125 jaarhet sponsor van het kunstbezit Rembrandt, en huldigt het bijzondere particuliere initiatief dat aan beide clubs ten grondslag ligt.
Vereniging Rembrandt 32 Titus Cirkel
Rectificatie 33 Nieuws van de Vereniging Rembrandt / Lustrum nieuws In de bespreking van de aanwinst Rustende boer 38 Algemeen met spade van Jan Toorop voor Museum Het Valkhof in Nijmegen, verschenen in het Bulletin van afgelopen zomer (jrg 17, nr 2, pp.17-19), ontbrak een danknoot van 13 Sjarel Ex de auteur Ruud Priem, die we 21 Peter Schoon bij deze alsnog vermelden: met steun van de Vereniging Rembrandt 30 Ernst Veen ‘Met dank aan Gerard van Wezel, die een oeuvreVereniging Rembrandt 37 Rudi Ekkart catalogus over de kunstenaar voorbereidt en ruimhartig de informatie ter beschikking De laatste aflevering van de rubriek over de geschiedenis van stelde waarop dit stuk werd grote liefdes de Vereniging Rembrandt – periode 2003-2008 – door Fusien gebaseerd.’ In de bespreking werd verder genoemd (op p. Bijl de Vroe zal verschijnen in het laatste Bulletin van dit 17) dat de Vereniging Remjubileumjaar. brandt pas recentelijk voor het eerst werk van Jan Toorop Wie wordt hetRembrandt 10.000ste lid van de Vereniging Rembrandt? Vereniging voor aankoop heeft geDe Vereniging Rembrandt telt momenteel ongeveer 9700 leden steund, maar dat is niet juist. en streeft ernaar in dit bijzondere jubileumjaar de 10.000 grens In Toorops jaar van overlijden (1928) werden twaalf schette slechten. U kunt zich als lid (of donateur) aanmelden, of sen van hem met steun van iemand als lid opgeven, middels diverse antwoordkaarten die de vereniging verworven voor dit Bulletin U kunt zich ook rechtstreeks al 125 jaarinsponsor van zijn het bijgevoegd. openbaar kunstbezit het Rijksprentenkabinet (met aanmelden via de website www.verenigingrembrandt.nl. Het dank aan Gerard van Wezel 10.000ste lid wacht een bijzondere verrassing, zie hiervoor de die de redactie hierop attent nieuwsrubriek elders in dit Bulletin. maakte).
Aa nw i n s t e n
Teylers Museum, Haarlem
10 De vernieling van het altaar van Baäl
Pieter Aertsen, ca. 1550
Museum Stad Appingedam
14 Brandewijnkom
Reinder Pieters Frima, 3de kwart 18de eeuw
SIMON VAN GIJN - museum aan huis, Dordrecht
18 Portret van de familie De Bruijn de Neve in
een interieur Pieter Christoffel Wonder, ca. 1813
grote liefdes al 125 jaar sponsor van het openbaar kunstbezit
Rijksmuseum, Amsterdam
22 Portretten
Johannes Cornelisz. Verspronck
met steun van de Vereniging Rembrandt
al 125 jaar sponsor van het openbaar kunstbezit
Vereniging Rembrandt
Stedelijk Museum, Amsterdam
26 Drei Häuser mit Schlitzen (drieluik)
Martin Kippenberger, 1985
Voorwoord
Website
125 jaar en
Het samenstellen van de nieuwe website met daarop alle kunstwerken die mede met steun van de Vereniging Rembrandt zijn verworven is een enorme klus. Dat duidt op een luxeprobleem: kennelijk heeft de vereniging in de afgelopen 125 jaar aan heel veel aankopen kunnen bijdragen. Dat is juist, het waren er ongeveer 2500 en daarbij tellen we de veeldelige serviezen, tegel- en keramiekcollecties en mappen met soms tientallen tekeningen telkens als niet meer dan één aankoop. Het is goed dat dit alles straks voor iedereen virtueel toegankelijk en zichtbaar zal zijn. Intussen worden al die werken permanent aan het publiek getoond. Ruim 100 musea vragen dit jaar extra aandacht voor de rol die de Vereniging Rembrandt bij de verwerving van die stukken heeft gespeeld. Waarom maken we zoveel werk van dit lustrum? Is het om te laten zien wat particulieren met elkaar tot stand kunnen brengen en hoe mooi het is om lid van de Vereniging Rembrandt te zijn? Zeker, en dat mag best eens worden onderstreept. Waar het ons echter vooral om gaat is dat wij goed nadenken over het verzamelen van kunst en over het totstandbrengen van openbare collecties in het bijzonder. Het lijkt allemaal vanzelfsprekend maar dat is het niet. We willen kritisch blijven over het doen en laten van onze vereniging en met name over de besteding van de gelden die wij, de leden, en andere begunstigers bijeen brengen. Als u elders in dit Bulletin leest over lustrumactiviteiten van onze vereniging, dan zult u zien dat deze kwesties steeds terugkomen: in de nieuwe website, in het boek van Peter Hecht, in de presentaties van veel musea in het hele land, in de grote tentoonstelling 125 grote liefdes met steun van de Vereniging Rembrandt en in het symposium ‘Bondgenoten of Tegenpolen?’. Het symposium biedt een platform voor reflectie en discussie. Maar uiteindelijk gaat het erom dat we genieten van het lustrum. Een bezoek aan de 125 grote liefdes…in het Van Gogh Museum zal een feest zijn!
Eind vorig jaar kon het Mauritshuis een van de mooiste marines van Jan van de Cappelle verwerven. Dat zou zeker een schilderij zijn geweest naar het hart en de smaak van de oprichters van de Vereniging Rembrandt. Ook de manier waarop het na jaren van stille diplomatie naar Nederland kon worden teruggebracht zouden zij hebben toegejuicht. Zeegezicht met schepen
Mr J.G. de Vries Robbé Bestuurslid van de Vereniging Rembrandt en voorzitter lustrumcommissie Vereniging Rembrandt 125 jaar
Jan van de Cappelle ca. 1660. Den Haag, Koninklijk Kabinet van Schilderijen Mauritshuis, aankoop 2007
4
vereniging rembrandt zomer 2008
Peter hecht
een agenda die nog altijd actueel is
Maar nieuw voor de liefhebbers van toen zou zijn, dat negen verschillende partijen nodig waren om de aankoop van dit werk te financieren. De Vereniging Rembrandt was daar uiteraard bij, maar zij kan zoiets niet meer alleen. Toen het Rijksmuseum in 1900 zijn eerste Rembrandt, Het landschap met de stenen brug, in eigendom verwierf, kon het daar zelf niet aan meebetalen. De Staat – in de persoon van Victor de Stuers – bleek echter tot een bijdrage van 16.000 gulden bereid toen de Vereniging er 10.000 ter beschikking stelde. Abraham Bredius, het bestuurslid van de Vereniging dat het museum op het idee van deze aankoop had gebracht, stelde zich garant voor de rest. Dat bleek op de veiling in Londen nog eens twee mille. Rembrandts Portret van een oude man, het wellicht be-
5
langrijkste schilderij van een oude meester dat na 1945 voor een Nederlands museum is gekocht, kostte in 1999 zo’n 32 miljoen gulden. Tien sponsors en enkele niet nader genoemde particulieren stelden het Mauritshuis in staat dat meesterwerk aan zijn verzameling toe te voegen. Wie zich afvraagt wat er in die 125 jaar sinds de oprichting van de Vereniging Rembrandt is veranderd, ziet dus al snel dat de kunstwerken die zij helpt verwerven heel veel duurder zijn geworden en dat zij – gelukkig – gezelschap heeft gekregen. Maar wie wil weten of haar oorspronkelijke doelstellingen nog geldig zijn, ontdekt al even gauw dat haar agenda van het eerste uur nog altijd functioneert. Behoud en terugkeer van het Nederlands erfgoed is nog even relevant als toen, al kan dat tegenwoordig ook om een Pyke Koch uit Zürich of een Mondriaan uit New York gaan. Ook de kunst van de Gouden Eeuw waar het ooit om begon, heeft inmiddels gezelschap gekregen. Op dit moment wordt er campagne gevoerd om een schilderij uit de Amsterdamse tijd van Max Beckmann te verwerven voor Museum Boijmans. Ook dat is een kwestie van miljoenen, en ook daartoe moeten velen de handen ineenslaan. Maar anders dan in de 19de eeuw zijn er nu ook wettelijke mogelijkheden om zo’n aankoop te bevorderen – door een gedeeltelijke verrekening met de belastingaanslag of het successierecht, en soms ook door een beroep te doen op de Wet Behoud Cultuurbezit, waarmee de dreigende export van belangrijke kunstwerken uit Nederland tijdelijk kan worden geblokkeerd. Als zulke eminente stukken (in goed overleg met de eigenaar) zijn geregistreerd, is de overheid verplicht een poging tot aankoop te doen. In het pauselijke
vereniging rembrandt zomer 2008
Portret van de familie Lütjens Max Beckmann 1944. Particuliere collectie, beoogde aankoop Rotterdam, Museum Boijmans Van Beuningen
‘De Vereniging steunt in principe alle musea…’
Rome was de export van kunst uit de klassieke oudheid al in de 16de eeuw aan banden gelegd, maar elders duurde het langer voordat de overheid zich met het roerend kunstbezit ging bemoeien. In Nederland werd pas in 1984 een Wet Behoud Cultuurbezit aanvaard – nadat er een jaar of dertig over was vergaderd. Vanaf 2000 zijn er ook middelen voor de uitvoering ervan gereserveerd en sindsdien kwam hij al meer dan eens van pas.
Het koor van de Sint Pieter in Den Bosch Pieter Saenredam 1632. Amsterdam, Rijksmuseum, Rijkspren tenkabinet, aankoop 1883
EEN BEETJ E GESC HIEDENIS
In 1883 was er zo goed als niks dat het openbaar kunstbezit had kunnen helpen. Er was geen regelgeving en geen geld. Buitenlandse particulieren en musea deden daar hun voordeel mee en kochten wat zij wilden. Totdat de aanstaande veiling van een van de belangrijkste verzamelingen uit Amsterdam, de collectie tekeningen van Jacob de Vos, enkele van diens
6
vereniging rembrandt zomer 2008
vrienden motiveerde om te zien of zij niet in overleg met het ministerie althans een deel daarvan voor het Rijksprentenkabinet zouden kunnen kopen. Zij wilden daartoe geld inzamelen, maar De Stuers, hun bondgenoot op het departement, dacht dat renteloos lenen gemakkelijker zou zijn. De Staat zou het geleende dan later terugbetalen. De Stuers meende ook, dat het initiatief in kwestie een vervolg zou moeten krijgen, want eenmalig actie voeren had volgens hem geen zin. Binnen enkele weken hadden de vrienden van De Vos bijna 70.000 gulden opgehaald. De veiling werd een feest. In één avond werd de verzameling oude tekeningen van het Rijksprentenkabinet verdubbeld en met meer dan 500 bladen verrijkt – met werk van Rembrandt, Saenredam, Goltzius en wat niet al. Er werd op die 23ste mei 1883 voor 50.000 gulden voor
het Rijksprentenkabinet gekocht. Dit moest voor herhaling vatbaar zijn. Vier maanden later waren de statuten van de Vereniging Rembrandt bij koninklijk besluit goedgekeurd en in december van dat jaar aanvaardde Koning Willem III het beschermheerschap. De afbetaling van het voorschot voor de tekeningen uit de verzameling De Vos liet vervolgens jaren op zich wachten, maar de Vereniging zette door. Zij kreeg vrienden die schenkingen deden, zoals Daniël Franken, die haar in 1895 een ton gaf zodat zij niet met lege handen zou staan als de familie Six Vermeers Melkmeisje of zijn Straatje zou verkopen, en zij probeerde de Staat te verleiden tot een loterij om middelen voor het openbaar kunstbezit te genereren. Die ton van Franken was in 1907 het middel waarmee de overheid kon worden overtuigd dat Het Melkmeisje voor het Rijksmuseum moest worden aangekocht. De loterij was destijds nog een brug te ver – maar inmiddels weten wij wat zoiets kan betekenen. Toen de overheid in 1960 eindelijk besloot dat een deel van haar eigen loterijgelden aan culturele doelen moest worden besteed, werd tien procent van dat geld via het Prins Bernhard Fonds aan de Vereniging Rembrandt toegekend. Het jaar daarop betekende dat onder andere: een Delacroix voor Boijmans, een stilleven van Pieter Claesz voor het Mauritshuis en tien schetsboekbladen van Jan van Goyen voor het Rijksprentenkabinet. Inmiddels subsidieert de BankGiro Loterij een hele reeks musea met meer dan 50 miljoen euro per jaar, en daardoor is zij ook dikwijls een van de partijen die belangrijke aankopen mogelijk maakt – indien een museum tenminste bij haar in de prijzen valt.
DE VERENIGING NU
De Vereniging steunt in principe alle musea, dat wil zeggen, zij beoordeelt de aanvraag die een museum doet op de kwaliteit van het object, de plaats die het er in kan nemen, en meer in het algemeen op zijn relevantie voor het Nederlands openbaar kunstbezit. Zij zegt dus nooit op de wijze van de BankGiro Loterij: het Stedelijk Museum in Amsterdam of het Dordrechts Museum krijgt nu gedurende een paar jaar niets. En gelukkig maar, want daardoor kan zij naar bevind van zaken handelen en doen wat nodig is. Ineens moest Dordrecht in zes maanden 3,6 miljoen euro bijeen zien te brengen voor Van Goyens Gezicht op Dordrecht. Dat is de meest relevante verbeelding van die stad die er bestaat en een van de mooiste schilderijen van Van Goyen bovendien. Dat stuk hoort in Dordrecht en is voor heel
7
Nederland een voorbeeld aan de hand waarvan je uit kunt leggen dat grote kunstenaars ons leren zien, want Van Goyens beeld van het Hollandse water en de Hollandse lucht is onze werkelijkheid geworden. Maar hoe kon het Dordrechts Museum met zijn aankoopbudget van nog geen ton per jaar nu binnen enkele maanden 3,6 miljoen op tafel leggen? Welnu, het kon om te beginnen de Vereniging Rembrandt om een bijdrage vragen, en het kon naar de Mondriaan Stichting gaan, die een deel van haar rijkssubsidie ook voor dergelijke belangrijke aankopen mag gebruiken. Dat was twee keer raak. Dordrecht begon zijn actie dus met de steun van de Vereniging en de Mondriaan Stichting en had daarmee al bijna een derde van het noodzakelijke bedrag bijeen. Zoiets is een magneet voor meer. Particulieren – vrienden van het Dordrechts Museum, leden van de
vereniging rembrandt zomer 2008
Gezicht op Dordrecht Jan van Goyen 1651. Erven Goudstikker, beoogde aankoop Dordrecht, Dordrechts Museum
Vereniging – gaven individueel en de inwoners van Dordrecht deden mee aan een loterij. Met deze publieksacties werd ruim vier ton opgehaald. Bedrijven en politici sloten zich aan. Inmiddels is de aankoop bijna rond. De oprichters van de Vereniging zouden zoiets prachtig hebben gevonden. En terecht. Als tenminste 400.000 Nederlanders ieder jaar twee kwartjes zouden geven, schreef Abraham Bredius in 1891, zou men jaarlijks twee ton aan een of meer topstukken voor het openbaar kunstbezit kunnen besteden. Onder die werken zou dan kunnen staan dat wij die aan onszelf hebben gegeven als ‘geschenk van het Nederlandsche volk.’ Stel je voor dat zoiets was gelukt – destijds, toen Vermeers Liefdesbrief nog geen 50.000 gulden kostte en een meesterwerk als Saenredams Sint Pieter in Den Bosch voor 320 gulden werd gekocht!
• OGENBLIK •
Proficiat VR en KOG P r o f. d r H . W . v a n O s Tegelijk met de viering van het 25ste lustrum van onze Vereniging viert het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap zijn 150-jarig be staan. Net als de VR werd het KOG gesticht door particulieren. Tien vooraanstaande Amsterdammers richtten een club op om ‘de kennis der Oudheden te bevorderen, inzonderheid als Bronnen Geschiedenis, Kunst en Nijverheid.’ Al gauw kwam er geld, veel geld van particuliere schenkers. Met dat geld werd onder andere verzameld. De collecties van het KOG zijn van zoveel belang gebleken, dat er nu nog steeds van de 35.000 objecten waarover het genootschap beschikt niet minder dan 2500 in langdurig bruikleen zijn gegeven aan Nederlandse musea. Toen het KOG 75 jaar bestond, formuleerde de voorzitter in zijn feestrede de relatie van het Genootschap met de VR als volgt: ‘Al is de Vereeniging Rembrandt niet onmiddellijk uit ons midden voortgekomen, toch wil ik er aan herinneren, dat de aanleiding tot haar stichting de verzameling van den mede-oprichter van ons Genoot schap, Jacob de Vos is geweest… En hoe zou de Vereeniging Rembrandt meer in den geest van het Genootschap kunnen werken dan door het toonen van de particuliere belangstelling op kunstgebied.’ Die ‘particuliere belangstelling’ is tot de Tweede Wereldoorlog van cruciaal belang geweest voor de vorming van publieke verzamelingen en heeft ook in hoge mate het cultuurbeleid van de overheid bepaald. Na de oorlog hebben overheden de zorg voor het verzamelen van voorwerpen van geschiedenis, kunst en nijverheid en voor het behoud van monumenten van kunst en geschiedenis als hun taak beschouwd. Wat voorheen te danken was aan particulier initiatief werd zo een onderdeel van de verzorgingsstaat. Toen ik ten tijde van het voorzitterschap van Hans de Koster lid werd van het bestuur van onze Vereniging, stond dan ook het bestaan van de Vereniging Rembrandt in politieke kringen voortdurend ter discussie. Men vroeg zich af: ‘Wat moeten we toch met zo’n club regenten, die zichzelf heeft overleefd. Zo’n tuttig gezelschap dat veel te veel te zeggen heeft over museale aankopen. Zij bepalen, wij betalen.’ Het is de grote verdienste van het bestuur van de Vereniging Rembrandt, dat deze geluiden nu zijn verstomd en dat het aan deze Vereniging van patriciërs van weleer in het heden betekenis heeft gegeven. Dat was ook mogelijk, omdat we ons de laatste jaren – of we nu politiek rechts of links zijn of waren – opnieuw bewust zijn geworden van het belang van particulier initiatief. Zonder dat gaat het niet in de culturele sector van vandaag. Vandaar dat uw columnist bij de jubilea van Genootschap en Vereniging uit volle overtuiging wil uitroepen: ‘Proficiat KOG en VR. Leve het particulier initiatief in kunstenland!’
• OGENBLIK •
Twee tempelwachters Japans, veertiede eeuw. Amsterdam, Rijksmuseum, aankoop 2008
Maar zo gemakkelijk ging dat geven van die kwartjes niet. De Vereniging Rembrandt had tientallen jaren lang maar een stuk of tweehonderd leden, later enkele duizenden. Nu zijn het er bijna tienduizend. Toch gaan miljoenen bezoekers jaarlijks naar de vele honderden musea die Nederland rijk is en waarvan er inmiddels zo’n 150 door de Vereniging Rembrandt met enkele duizenden aankopen zijn gesteund. Aanvankelijk gold die steun pogingen om belangrijke kunst voor Nederland te behouden en die terug naar Nederland te brengen, maar vanaf 1912 spande de Vereniging zich ook in om oude meesters van elders en Aziatische kunst te helpen kopen. In de jaren vijftig van de afgelopen eeuw kwam daar de moderne en de eigentijdse kunst nog bij. In 1933 vierde de Vereniging haar vijftigste
‘Als u in onze musea graag het beste ziet, en u bent nog geen lid van de Vereniging Rembrandt, wordt het dan nu.’
verjaardag met twee Rembrandts voor het Rijksmuseum, in 1983 haar eeuwfeest met twee De Koonings voor het Stedelijk. Dat zijn grote namen en nu ook onwaarschijnlijk kostbare zaken. De tijd dat een Vermeer kon worden gekocht is voorbij, en Rembrandts van belang in particulier bezit zijn er zo goed als nauwelijks meer. De moderne klassieken, die in de jaren zestig nog enkele tonnen kostten, brengen tegenwoordig tientallen miljoenen op. Had de Vereniging de musea niet al 125 jaar geholpen, het openbaar kunstbezit in Nederland was een treurige boel. En nog helpt zij als vanouds met het grote werk, door mee te betalen aan zo’n Van de Cappelle of aan Beckmann, of aan die prachtige Japanse tempelwachters die het Rijksmuseum onlangs heeft ge-
9
kocht. Maar ook de aankoop van een zeldzame tegel voor het Tegelmuseum in Otterlo wordt door de Vereniging gesteund. Die Japanse beelden kostten een fortuin, zo’n tegel kan uit enkele tientallen contributies worden betaald – wat iets buitengewoon bevredigends heeft. Omdat het repertoire van de Vereniging zo breed is geworden als het openbaar kunstbezit zelf, geeft zij haar leden inmiddels de kans voor een bepaald soort bestemming te kiezen als zij een grotere schenking willen doen. De liefhebber van zilver of glas of werken op papier kan zijn middelen beschikbaar stellen voor aankopen op het gebied van zijn voorkeur, en wie een fonds op naam wil stichten kan zelfs nog specifieker zijn. Een groep jonge liefhebbers heeft zich verenigd in de zogenaamde Titus Cirkel, een
vereniging rembrandt zomer 2008
gezelschap vrienden, waarvan de leden jaarlijks de twintigvoudige con-tributie of meer betalen om daarmee vooral het verzamelen van moderne en eigentijdse kunst te stimuleren. En juist omdat de Vereniging alle Nederlandse musea met hun aanvragen welkom heet en uitsluitend weegt op kwaliteit en relevantie, heeft dat soort verbijzondering zin. Zij staat open voor zilver uit Appingedam en een zeldzame tekening van Pieter Aertsen, zoals u in dit nummer van het Bulletin kunt zien, maar ook voor twee van de mooiste portretten van Verspronck of een grimmig werk van Kippenberger. Dit is een oproep. Want nog geen tienduizend leden van de Vereniging Rembrandt, terwijl alleen al het Van Gogh Museum het afgelopen jaar 1,6 miljoen gasten ontving – dat klopt natuurlijk niet. De tentoonstellingen die u zo graag bezoekt, kunnen alleen worden gemaakt op basis van collecties. Had het Rijksmuseum geen Rembrandt, het kon ook geen Caravaggio lenen. Als u in onze musea graag het beste ziet, en u bent nog geen lid van de Vereniging Rembrandt, wordt het dan nu. Bent u het al, moedig dan uw vrienden aan het ook te worden. En help daarmee elkaar te geven wat anders onbetaalbaar is. Want zo werkt het, al 125 jaar s
Speltegel Vermoedelijk gemaakt in tegelbakkerij Het Wapen van Dantzig, Rotterdam, ca. 1765-1780. Otterlo, Nederlands Tegelmuseum, aankoop 2006
De vernieling van het altaar van Baäl Pieter Aertsen (Amsterdam 1507/08 – 1575 Amsterdam) Teylers Museum Haarlem
10
Ca. 1550. Pen en bruine inkt, penseel en grijze inkt, 270 x 271 mm. Herkomst: particuliere verzameling New York, aangekocht via kunsthandel Monroe Warshaw, New York (2008)
vereniging rembrandt zomer 2008
De aanbidding der koningen (middenpaneel van een drieluik), Pieter Aertsen Ca. 1560. Paneel 167,5 x 179 cm Rijksmuseum, Amsterdam
(bruikleen van de Stichting P. en N. de Boer, Amsterdam)
Tot voor een jaar geleden hing deze tekening van Pieter Aertsen op een donkere overloop in een New Yorks stadshuis, ergens hoog aan een volle wand. Ze heeft daar misschien wel tien, twintig jaar gehangen. Kort nadat het belang van de tekening was herkend,* heeft Teylers Museum deze kunnen verwerven met steun van de Vereniging Rembrandt, de Mondriaan Stichting en een gulle bijdrage van de heer Matthijs de Clercq, New York. Daarmee keert een van de mooiste en interessantste glas-in-lood ontwerpen van Pieter Aertsen terug naar Nederland. Dit is nog eens extra verheugend omdat tekeningen van Aertsen uiterst zeldzaam zijn. P i e ter Aertsen
* De toeschrijving aan Pieter Aertsen werd gedaan door Monroe Warshaw, New York, terwijl het onderwerp werd herkend door Constance Scholten, RKD, Den Haag.
Pieter Aertsen geldt als één van de belangrijkste 16deeeuwse Nederlandse kunstenaars. Geboren in Amsterdam zou hij al op zijn zeventiende naar Antwerpen zijn gegaan. Bekende grote altaarstukken die hij in zijn Zuid-Neder landse tijd vervaardigde zijn de drieluiken in Antwerpen, in het Maagdenhuismuseum, en die in Zoutleeuw voor de St.-Leonarduskerk. In deze altaren is wel invloed bespeurd van de maniëristische schilder Jan Sanders van Hemessen. Rond 1557 kwam Aertsen terug naar Amsterdam, waarschijnlijk in verband met belangrijke kerkelijke opdrachten in diezelfde stad, zoals het hoogaltaar van de Nieuwe Kerk – waarvoor hij een destijds astronomisch bedrag ontving – en het altaar voor het Vrouwenkoor van de Oude Kerk. Ook voor kerken in Delft en Warmerhuizen schilderde Aertsen imposante stukken. De aanbidding der koningen in het Rijksmuseum (bruikleen van de Stichting P. en N. de Boer) was waarschijnlijk gemaakt voor een Delftse kerk. Hoewel veel van dit late religieuze werk verloren is gegaan door de beeldenstorm, wordt algemeen aangenomen dat het krachtig naturalisme en de felle kleuren in De aanbidding der koningen kenmerkend is voor deze periode van Aertsen. In ieder geval zien we dit ook in zijn monumentale genreschilderijen, waarmee hij trendsetter was in de Nederlanden en misschien ook wel in Europa. Van Aertsen is maar een beperkt aantal tekeningen overgeleverd. Wouter Kloeks catalogus uit 1989 telt slechts achttien bladen (hiervan zijn bovendien vijf nog eens atelierwerk). Ondertussen zijn er zo’n vijf bladen bijgekomen. Maar dan nog moet er veel verloren zijn gegaan. Karel van Mander noemde in Het schilder-boeck
11
vereniging rembrandt zomer 2008
uit 1604 25 kartons van Aertsen. Wat we nu kennen zijn hoofdzakelijk ontwerptekeningen voor schilderijen en voor gebrandschilderd glas. Ondanks de afwijkende functie verschillen ze nauwelijks in stijl. Kenmerkend voor Aertsen is de combinatie van lijntekening in pen met brede wassingen in verschillende lagen, terwijl de spaarzame arceringen zowel met de pen uitgevoerd zijn als met het penseel. Zijn manier van tekenen is soms bijzonder vrij, soms meer geacheveerd, zoals in De vernieling van het altaar van Baäl. De verworven tekening lijkt het beste aan te sluiten bij tekeningen die algemeen rond 1550-55 worden gedateerd. G lass childer k unst
De vernieling van het altaar van Baäl laat een belangrijke episode zien uit het leven van Gideon, een oudtestamentische leider van het Joodse volk, zoals dat beschreven staat in het Bijbelboek Richteren (6: 27-28). Het volk is het beloofde land ingetrokken, maar heeft door tegenslag moeite op het rechte pad te blijven. Op een gegeven moment zoekt het toevlucht tot de Baäl-verering. Gideon, de geroepene, krijgt dan van God de opdracht om met zijn knechten het altaar van Baäl af te breken, diens heilige bos om te hakken en om op het gekapte hout twee jonge stieren te offeren. Interventie vrezend van familie en stadgenoten voert Gideon de opdracht ’s nachts uit. Aertsen maakt dat laatste goed duidelijk door de prominent aanwezige fakkels. De drie momenten uit het bijbelverhaal heeft hij op ingenieuze wijze in één compositie bijeengebracht. De vernieling van het altaar van Baäl is stellig een ontwerp voor een gebrandschilderd ruitje, een zogenaamd glasrondje. De ronde vorm van de tekening wijst
Portret van Jan Govertsen Hendrick Goltzius 1606. Verschillende tinten krijt, gedoezeld, 472 x 376 mm Teylers Museum, Haarlem
Het belang voor Teylers Museum en voor de Collectie Nederland
daarop, evenals de heldere contouren. Ook de aandacht voor krachtige licht/donker contrasten is een indicatie. Het nachtelijk duister van Gideons actie is de kunstenaar dus vermoedelijk goed uitgekomen. Deze tekening en het bijbehorende, niet meer bekende, glasrondje zullen niet op zichzelf gestaan hebben, maar deel hebben uitgemaakt van een reeks, waarschijnlijk één die het leven van Gideon verbeeldde. Vermoedelijk zijn er bij voorbeeld ook tekeningen en glasrondjes geweest van Gideon en het wollen vlies en Gideon als overwinnend veldheer. Hiervan zijn tot op heden echter geen sporen gevonden. Het onderzoek naar Aertsens activiteiten als ontwerper van gebrandschilderd glas is nog jong. In Kloeks catalogus uit 1989 worden vier glasontwerpen genoemd. In de daaropvolgende jaren zijn er vier ‘nieuwe’ boven water gekomen, zodat in het artikel van Zsuzsanna van Ruyven-Zemans uit 2007 dat speciaal over Aertsen en de glasschilderkunst gaat, het aantal is verdubbeld. Al met al kennen we nu zes ontwerpen voor kerkglazen en twee voor glasrondjes. Het ziet er naar uit, zoals Van RuyvenZeman concludeerde, dat Aertsen in de glasschilderkunst een beduidend belangrijker rol heeft gespeeld dan tot nog toe werd vermoed. Verder blijkt ook dat het onderhavige werk kwalitatief een vergelijking met de overige zeven prima doorstaat. De vlakverdeling is zeldzaam goed geslaagd, de figuren zijn trefzeker getekend en de prachtige licht/donker werking maakt het altaar en de gestalten eromheen bijna tastbaar. De conditie van de tekening is goed. Uitzonderlijk is dat de tekening niet langs de kaderlijn is uitgeknipt. Bij dit soort ontwerpen voor glasrondjes komt het maar zelden voor dat het papier integraal bewaard is gebleven.
12
vereniging rembrandt zomer 2008
Teylers Museum bezit een fraaie collectie Nederlandse tekeningen uit diverse eeuwen. Van de 17de, 18de en 19de eeuw kan het museum een prachtig overzicht bieden. Voor de 16de eeuw en de modernere tijd is dat echter niet het geval. Vooral de 16de eeuw is in dit verband interessant. Teylers Museum bezit namelijk een weergaloze reeks van meer dan honderd tekeningen van Hendrick Goltzius (1558-1617). Deze zijn voor een belangrijk deel afkomstig uit de collectie van koningin Christina van Zweden (1626 -1689), maar het museum heeft in de lange loop van zijn geschiedenis ook Goltzius-tekeningen in de Nederlandse kunsthandel gekocht, waaronder in 1984, met steun van de Vereniging Rembrandt, het indrukwekkende Portret van Jan Govertsen. Van Goltzius’ tijdgenoten kan Teylers Museum evenwel bijzonder weinig laten zien. Van oudsher zijn er respectievelijk negen en zes bladen van Jacques de Gheyn II en van Jan van der Straet (een leerling van Aertsen), en individuele bladen van Dirck Crabeth, Maerten van Heemskerck, Karel van Mander, Lambert van Noort en Joachim Wtewael. Maar daarmee is het wel zo’n beetje gezegd. Directeuren en casteleyns van Teylers Museum lijken nadrukkelijk om de ‘gotische tekeningen’ te zijn heengelopen. Uiteraard is de laatste jaren geprobeerd hierin verandering aan te brengen en kon van de volgende kunstenaars (of directe omgeving) werk worden aangekocht: Dirck Barendsz (met steun van de Vereniging Rembrandt), Crispijn van de Broeck, Pieter Coecke van Aelst en Lambert Sustris. Het moge duidelijk zijn dat in dit nog kleine gezelschap Pieter Aertsen met open armen is ontvangen. Het werk van Aertsen past des te beter in de collectie van Teylers Museum daar er zich onder de 16deeeuwse tekeningen al twee glasontwerpen bevinden, namelijk de hierboven genoemde bladen van Dirck Crabeth en Lambert van Noort. De Scorel-achtige Aanbidding der koningen van Dirk Crabeth dateert van ca. 1540. Het theatrale blad van Lambert van Noort met De Opstanding en de Graflegging van Christus draagt het jaartal 1561. Wat betreft datering past de nieuwe
De aanbidding der koningen Dirck Crabeth Ca. 1540. Pen en bruine inkt, penseel en grijsbruine inkt, 343 x 272 mm Teylers Museum, Haarlem
Ontwerp voor een gebrandschilderd glas met De graflegging en De opstanding Lambert van Noort 1561. Pen en penseel in bruine inkt, 534 x 379 mm Teylers Museum, Haarlem
Literatuur: Tent.cat. Kunst voor de beelden storm. Noordnederlandse kunst 1525-1580, Amsterdam (Rijksmuseum) 1986 (hierin zijn de teksten over Pieter Aertsen geschreven door J.C.H. Buijs, W.Th. Kloek en Z. van RuyvenZeman). Wouter Kloek, ‘De tekeningen van Pieter Aertsen en Joachim Beuckelaer’, Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 40 (1989), pp. 129-166. Zsuzsanna van Ruyven-Zeman, ‘Pieter Aertsen als ontwerper voor gebrandschilderd glas’, Delineavit et Sculpsit. Tijdschrift voor Nederlandse prent- en tekenkunst tot omstreeks 1850, nr.31 (december 2007), pp. 23-36.
Vereniging Rembrandt al 125 jaar sponsor van het openbaar kunstbezit
Als Rembrandt belt grote liefdes met steun van de Vereniging Rembrandt
Sjarel Ex Directeur Museum Boijmans Van Beuningen Vereniging Rembrandt al 125 jaar sponsor van het openbaar kunstbezit
tekening er prachtig tussenin: 1550-55. Met het ontwerp van Aertsen heeft Teylers Museum een voortreffelijk derde voorbeeld van een tekening gerelateerd aan de voor de 16de eeuw zo uiterst belangrijke kunstvorm van het glasschilderen. Daarnaast zijn er nog diverse andere redenen te noemen waarom dit een bijzonder welkome aanvulling van Teylers verzameling is. Zo kan het museum een zeer goed overzicht bieden van Nederlandse landschapstekeningen uit diverse eeuwen. Een echt vroeg voorbeeld, waar het landschap ondergeschikt is aan de historievoorstelling, ontbrak tot nog toe. Deze ‘buitenscène’ van Aertsen vult die leemte prachtig. Verder bezit het museum enkele fraaie voorbeelden van tekeningen met dramatisch clair-obscur, zoals van Pieter van Laer, Gerard Segers, Rembrandt en Adriaen van Ostade. Een uitzonderlijk vroeg voorbeeld hiervan – vanuit de Nederlandse traditie, van vóór de Italiaanse inbreng via de Utrechtse Caravaggisti – geeft deze groep ineens extra diepte. Dit is uiteraard niet alleen een stapje in de goede richting voor de Kunstverzamelingen van Teylers Museum, maar ook voor de ‘Collectie Nederland’. 16de-eeuwse ontwerptekeningen voor glasrondjes van dit kaliber zijn zeldzaam en ze komen dan ook maar incidenteel voor in Nederlandse openbare collecties. Verder is het werk van Aertsen schaars in Nederland. Bij schilderijen gaat het om ca. 15 stuks. Tekeningen van zijn hand zijn er nog aanzienlijk minder. Vóór deze aanwinst waren er slechts drie in Nederlands museaal bezit s Michiel Plomp Conservator Kunstverzamelingen Teylers Museum
13
vereniging rembrandt zomer 2008
Een aanvraag bij Rembrandt heeft altijd iets bijzonders. Om niet te zeggen deftigs. Een beetje een verzoek bereid je maanden voor, is een pagina of drie lang en zo zorgvuldig geformuleerd dat je van het kunstwerk in kwestie gaat houden. In de nu twee decennia dat ik in musea de scepter zwaai heb ik er zo vele op de bus gedaan. Ik herinner mij nog goed de periode waarin als eerste gunstig teken de voorzitter van de Vereniging onaangekondigd door je museum scharrelde om poolshoogte te nemen of eerder gesteunde aankopen wel permanent werden getoond. En de Vereniging adequaat vermeld. Nooit zal ik ook vergeten hoe, dit lang voor de introductie van de mobiele telefoon, een bevriend directeur van een groot, nationaal museum, staande de vergadering, op fluistertoon om actuele informatie vroeg om zo het pleit te kunnen beslechten. Het was geen schilderij uit de 17de eeuw. De Vereniging maakte qua communicatie een belangrijke stap in de 20ste eeuw toen er een fax in huis kwam, ik schat zo ongeveer toen iedereen die had afgeschaft. Maar ook dat was, bedenk ik mij nu, eigenlijk heel sjiek. Tot op de dag van vandaag kleeft aan contact met Rembrandt namelijk iets geheimzinnigs. Zo is de techniek van de e-mail naar mijn waarneming nog niet tot de Vereniging doorgedrongen. Want wat moet ze er ook mee. De echte beloning van een aanvraag bij Rembrandt is dat magische moment in de staart. Daar heb ik stille bewondering voor. Als Rembrandt belt s
Brandewijnkom Reinder Pieters Frima (Appingedam 1714 – ca. 1784 Appingedam) Museum Stad Appingedam Appingedam
Derde kwart 18de eeuw. Zilver, H 12,3 cm, B 25,5 cm, D 13,5 cm (inclusief oren) Merken: onderaan, in de voet, meesterteken RF in rechthoek; een pelikaan met jongen (Damster stadswapen) Herkomst: particuliere collectie (2008)
In april 2008 heeft Museum Stad Appingedam twee zilveren brandewijnkommen verworven van de Damster zilversmid Reinder Pieters Frima. Eén kom kon worden aangekocht met steun van de Vereniging Rembrandt, de ander werd in permanent bruikleen verkregen van het SNS-fonds Eemsmond. Beide kommen vormen een belangrijke aanwinst voor de collectie van Museum Stad Appingedam. Ze passen uitstekend in het beleid van het museum om een zo compleet mogelijk overzicht te geven van edelsmeedwerk van Damster zilversmeden tegen de achtergrond van het zilver dat van de 16 de tot de 19 de eeuw in de provincie Groningen werd vervaardigd. Dat tot nog toe een Damster brandewijnkom in dit overzicht ontbrak is nu ruimschoots goedgemaakt. In dit artikel zal de nadruk liggen op de kom die met steun van de Vereniging Rembrandt is verworven.
14
vereniging rembrandt zomer 2008
B r a n d ewi j nko m
Het gaat om een vrij forse brandewijnkom, voorzien van gravering, en gemerkt met het meesterteken van Reinder Frima en het Damster stadswapen: de pelikaan met jongen. Dit stadswapen sloeg Reinder Frima in meerdere werkstukken, zodat het de suggestie wekt een stadskeur te zijn. Maar daarvan is geen sprake omdat andere Damster zilversmeden uit dezelfde periode dit merk niet gebruikten; het lijkt daarom eerder een uiting van burgertrots. De kom zelf is een traditioneel vormgegeven ovale, achtlobbige kom met zogenaamde ‘staande’ oren met drakenkoppen. De voet is eveneens ovaal met acht lobben. De lob midden tussen beide oren is met een gravering versierd, die bestaat uit twee cartouches onder een kroon, waarin de initialen A en S, waarvan onduidelijk is of ze contemporain zijn en die (nog) niet met een mogelijke opdrachtgever of voormalige eigenaar in verband konden worden gebracht. Daaromheen en op de voet zijn gestileerde krullen aangebracht. De kom wordt gedateerd op het derde kwart van de 18de eeuw. Dit type brandewijnkom werd in de provincie Groningen vanaf het midden van de 17de eeuw tot ver in de 19de eeuw vervaardigd. De meestal met acht lobben versierde ovale kom met gelobde voet en staande oren ontwikkelde zich uit een rond of meerhoekig model met liggende oren. Brandewijnkommen waren populair in het hele Noord-Nederlandse en Noord-Duitse kustgebied. Behalve in zilver werden ze ook in tin of ander metaal uitgevoerd. Brandewijnkommen werden gebruikt bij belangrijke gebeurtenissen, zoals de aankondiging van een geboorte, geboorten zelf, huwelijken en huwelijksjubilea, maar ze kwamen ook wel tevoorschijn op verjaardagen, kerkelijke feestdagen en nieuwjaarsdag. De gastheer bracht een heildronk uit, waarna de kom rondging langs de gasten. Er bestaat enige discussie over de drank die eruit gecon-
sumeerd werd. Brandewijn zal er zeker in geserveerd zijn, maar er zijn ook (familie)tradities bekend waarbij er in brandewijn gewelde rozijnen uit de kom werden gelepeld. Zilver in App ingedam
In de 13de eeuw kwam op de zuidelijke oever van de Delf, het latere Damsterdiep, de handelsnederzetting Appingedam tot bloei. De omstandigheden waren uiter
mate gunstig: de Delf had een open verbinding met de Eems en een goede aansluiting op het achterland, en langs de nederzetting voerden een paar belangrijke handelsroutes. Het plaatsje ontwikkelde zich in razend tempo tot een regionale markt van betekenis, waar naast de wekelijkse markten ook jaarmarkten plaatsvonden. De welvaart laat zich nog altijd aflezen van de fraaie
Brandewijnkom Reinder Frima, 1763, zilver Museum Stad Appingedam
in bruikleen gekregen van het SNS-fonds Eemsmond, 2008
In de rand van de voet van de kom zijn twee merken aangebracht: het meesterteken RF en het Damster stadswapen.
15
vereniging rembrandt zomer 2008
Nicolaïkerk en de vele middeleeuwse stenen woonhuizen die bewaard zijn gebleven. In 1327 werd de handelsnederzetting zelfstandig ten opzichte van het omringende gebied. Bij het verbond van de Upstalboom, waarin de Friese landen verenigd waren, kreeg Appingedam stadsrechten: de zogenaamde Buurbrief. Hierin werden de rechten en plichten van de inwoners duidelijk omschreven. In de stad ontstonden gilden, maar omdat het aantal leden per beroepsgroep vaak klein was, vormden verwante beroepsgroepen gezamenlijk een gilde. Dat gold bijvoorbeeld voor het smedengilde, waarin zilversmeden, hoefsmeden, koperslagers, tingieters maar ook uurwerkmakers actief waren. De oudste vermelding van het smedengilde in Appingedam gaat terug op de Gildebrief uit 1518. Vanaf de 16de eeuw zijn er uit archieven Damster zilversmeden met name bekend, maar omdat zij hun werk niet voorzagen van een meesterteken is niet bekend welke smid voor welk object verantwoordelijk is en wanneer dit gemaakt is. Soms kan zilver door middel van inscripties gedateerd worden. Dat geldt bijvoorbeeld voor twee vroege stukken uit de collectie. Het eerste is een ongemerkte zilveren schuttersgaai met op de vergulde halsband de inscriptie STAT VAN DAM en op de uiteinden van de tak waarop de pootjes rusten het jaartal 1546. Het tweede stuk is de regimentsstaf van het Smedengilde waarvan de eerste band door middel van een inscriptie gedateerd is met 1617: hoewel hierop de namen van verschillende smeden zijn gegraveerd, is er geen meester teken op aangebracht. Pas vanaf het einde van de 17de eeuw slaan de meeste zilversmeden hun meesterteken in het werk. Omdat er geen systeem van jaarletters werd gebruikt blijft het lastig Damster zilver exact te dateren. Gelukkig is een aantal stukken door middel van ingegraveerde jaartallen te dateren. De 18de eeuw lijkt de bloeitijd van de Damster zilversmeden te zijn geweest. Het leeuwendeel van het overgeleverde zilverwerk stamt uit deze periode. Over het algemeen bleef de vormgeving traditioneel. Modellen en vormen die in de stad Groningen al lang niet meer in de mode waren, werden nog lang gebezigd. Het zilver is over het algemeen vrij eenvoudig van vorm, met een spaarzaam gebruik van versieringen. De overdadige rococo en de strakke empire lijken op een enkele uitzondering na aan de Damster zilversmeden voorbij te zijn gegaan. In die 18de eeuw was een aantal families als zilversmid actief, vaak meerdere generaties lang, met als
16
vereniging rembrandt zomer 2008
belangrijkste de families Frima en Van der Ley. Van de eerste zijn drie generaties zilversmeden in Appingedam terug te vinden, van de andere twee generaties. Daarbij waren beide families door huwelijken ook nog eens aan elkaar gelieerd.
Zilveren theepot Op basis van recent onderzoek toe te schrijven aan Reinder Frima, derde kwart 18de eeuw. Museum Stad Appingedam
Meester Reinder Frima
Reinder Pieters Frima werd geboren op 31 oktober 1714. Hij was de tweede zoon van Pieter Frima, die overleed in of voor 1722, de eerste generatie van deze Damster zilversmedenfamilie. Zijn moeder Frouke Reinders van Eenum hertrouwde in 1722 met Jan Willem van der Ley, op dat moment een leerling-zilversmid. Waarschijnlijk heeft Reinder in de werkplaats van zijn stiefvader het vak geleerd. Reinders sterfdatum is onbekend maar ligt waarschijnlijk rond 1784. Zijn zoons Jacob en Pieter volgden hem op. Het bewaard gebleven oeuvre van Reinder Frima omvat divers werk: van brandewijnkommen en een theepot tot verschillende lepels. De objecten verraden zijn vakmanschap. Het duidelijkst is dit te illustreren aan de hand van de brandewijnkommen. De brandewijnkom die het museum met steun van de Vereniging Rembrandt heeft verworven is een forse
Literatuur: J.P.H.W.A. van Reijen, Groninger Keur - Zilver uit Stad en Ommelanden, Groningen/Schoonhoven 1997 A. Hoft en P. Schepel, Damster Goud- en Zilversmeden, Appingedam 1994 A. Hoft, Vissen rond de Floem, Groningen 1990
maar traditioneel vormgegeven kom. Vergelijken we deze met Frima’s brandewijnkom die het museum van het SNS-Fonds Eemsmond in bruikleen heeft gekregen, dan valt het verschil direct op. Die laatste is uitbundig versierd met gestileerde plantenranken en bloemen, allemaal gedreven werk. De traditionele vormgeving is slechts ten dele gehandhaafd: de kom heeft de bekende oren en min of meer dezelfde proporties. Maar de opdeling van de cuppa en voet in acht lobben is losgelaten en vervangen door een weelderige, laatbarokke versiering die de hele cuppa en hele voet bedekt. Beide kommen tonen dus perfect aan wat Reinder Frima in huis had: hij vervaardigde prachtige, traditionele brandewijnkommen, maar kon (waarschijnlijk op bestelling) ook met fraai drijfwerk versierde kommen maken. S t e deli jk e tr ots
De zilveren brandewijnkom die nu met steun van de Vereniging Rembrandt kon worden verworven, vormt een goede aanvulling op de zilvercollectie die Museum Stad Appingedam de laatste jaren heeft opgebouwd.
Hoewel het museum twee 18de-eeuwse brandewijnkommen in de collectie heeft, is geen van beide van een Damster zilversmid. Bovendien verkeert de kom in goed gezelschap: in het verleden is een zilveren tabaksdoos van de Damster zilversmid Albert van der Ley verworven met steun van de Vereniging Rembrandt. Ook past de kom uitstekend bij de wens om het Damster zilver zo breed en compleet mogelijk aan het publiek te presenteren. Het museum werkt aan de inrichting van een speciale kamer waar de zilvercollectie gepresenteerd zal worden. De inrichting hiervan en de presentatie van het Damster zilver in de context van het Groninger zilver vormt een van de speerpunten op het terrein van de collectievorming. De recente verwerving van twee unieke kommen is een prachtige aanvulling op de museale collectie en inhoudelijk een belangrijke stap dichter bij de realisering van een compleet ingerichte zilverkamer s Matthijs Driebergen Directeur/conservator Museum Stad Appingedam
Steun voor erfgoed uit de Groninger Ommelanden De Vereniging Rembrandt heeft in zijn 125-jarig bestaan vele musea de mogelijkheid geboden om kunstvoorwerpen te verwerven, waarmee de collectie van de instelling kwalitatief kon worden verbeterd. Zeker voor de kunstnijverheid geldt, dat het hierbij bepaald niet altijd om uitermate kostbare aanwinsten voor de grote musea gaat, maar dat het ook bijzonder zinvol kan zijn om een kleine instelling met een zeer bescheiden budget in staat te stellen om een object aan te kopen, dat in de betreffende plaats of regio ontstaan is of dat vanuit de historische context daarmee verbonden is. Een goed voorbeeld daarvan is de eenvoudige zilveren brandewijnkom, die in de 18de eeuw werd vervaardigd door een zilversmid
17
vereniging rembrandt zomer 2008
in Appingedam, een stadje in het noordoosten van de provincie Groningen, letterlijk in een uithoek van ons land. Het voorwerp is van een type dat in de stad Groningen al meer dan een eeuw bekend was en in de tijd van ontstaan eigenlijk al als ouderwets werd beschouwd. Maar de opdrachtgever uit de stad Appingedam of van het omliggende platteland, die zich een dergelijk relatief kostbaar pronkstuk kon veroorloven, bekommerde zich daar niet om. Daarin verschilde hij van de meeste bewoners van kleine steden en dorpen, die een dergelijke ‘aankoop voor het leven’ in de grote stad deden vanuit de overtuiging dat het vakmanschap daar op een hoger peil stond en men er beter op de hoogte was van de heersende smaak.
En dat maakt deze brandewijnkom nu juist zo bijzonder. Zeer traditioneel in zijn vorm en decoratie, maar voorzien van het meesterteken van een van de weinige zilversmeden die in Appingedam werkzaam waren. Bovendien heeft de maker er vanuit zijn lokale trots nog een – alleen door hemzelf gebruikt – ‘stedelijk keur’ aan toegevoegd: het stadswapen van Appingedam met de pelikaan die haar jongen voedt met haar eigen bloed, een symbool voor de offerdood van Christus uit liefde voor de mensheid. Met dit uiterst zeldzame voorbeeld van zilver uit Appingedam heeft het museum ter plaatse een boeiende aanwinst verworvens Joh.R. ter Molen
Met steun van de Vereniging Rembrandt heeft SIMON VAN GIJN – museum aan huis een bijzonder familieportret van de Utrechtse schilder Pieter Christoffel Wonder kunnen verwerven. Niet alleen betreft het hier een Dordtse familie die in haar woonomgeving is weergegeven, ook door het uitgewerkte interieur sluit dit paneel mooi aan bij de verzameling en het woonhuis van Simon van Gijn (1836 -1922). Deze bankier en verzamelaar, aan wie het museum met interieurs uit de 17de, 18de en de late 19de eeuw zijn naam dankt, kende het schilderij
18
vereniging rembrandt zomer 2008
bovendien zelf. Daarnaast vormt het groepsportret ook een fraaie aanvulling op de al in Dordrecht aanwezige portretten van de hand van Wonder. In het Dordrechts Museum worden de portretten bewaard die hij maakte van zijn collega schilders, de broers Abraham (1753-1826) en Jacob van Strij (1756 -1815) en Martinus Schouman (1779 -1848). De aanwinst geeft een prachtig beeld van de manier waarop een welgestelde Dordtse familie zich rond 1813 wilde laten zien en tegelijkertijd inzicht in de band van P.C. Wonder met Dordrecht.
Portret van de familie De Bruijn de Neve in een interieur Pieter Christoffel Wonder (Utrecht 1780-1852 Amsterdam) Simon van Gijn – museum aan huis Dordrecht
Ca. 1813. Olieverf op paneel, 61,7 x 75,0 cm. Gesigneerd, rechtsonder: PC Wonder: f Herkomst: Veiling Christie’s, Amsterdam, 9 mei 2007, nr. 132
Fa m i l i e
Het schilderij toont een welvarend koopmansgezin in de intimiteit van hun huiselijke omgeving. De op het paneel voorkomende personen zijn, op één na, in een actieve relatie tot elkaar afgebeeld. Slechts de oudere dame kijkt de toeschouwer aan en verbindt op deze wijze de kijker met de groep mensen op het schilderij. De identiteit van de afgebeelde personen is bekend dankzij een op de achterzijde van het paneel aangebracht en in een latere periode vernieuwd etiket. Het zijn de in Amsterdam geboren Willem Jacob de Bruijn de Neve (1759-1834), zijn echtgenote, de uit een Dordtse familie stammende Agatha Agneta Ouboter (1756 -1834), en hun drie dochters, respectievelijk Johanna Petronella (1788-1814), Helena Suzanna (1789-1870) en Jacoba Margaretha (1791-1849). De jonge man die met zijn echtgenote, de oudste dochter, het vertrek binnenkomt is Johannes Moll (1780-1846). Op het etiket wordt vermeld dat het schilderij in 1813 is vervaardigd. Dat jaartal lijkt in overeenstemming te zijn met de leeftijden van de voorgestelde personen en tevens met de periode waarin Wonder in Dordrecht werkzaam was. Willem Jacob de Bruijn de Neve wordt in notariële akten vermeld als koopman. In 1811 laat hij zich echter registreren als suikerraffinadeur, een bedrijfstak die op dat moment tot grote bloei was gekomen.1 Op het moment dat de oudste dochter in het huwelijk treedt, in 1807, woont het gezin De Bruijn de Neve nog op de Kuipershaven in Dordrecht, maar vanaf 1811 wordt steeds Groenmarkt A 292, het tegenwoordige huisnummer 63-71, als adres opgegeven. Aangezien het schilderij in 1813 ontstaan zal zijn, zal het afgebeelde vertrek een kamer van het huis aan de Groenmarkt weergeven. Opvallend in het interieur is de positionering van een gangdeur naast de schoorsteenpartij, een niet gebruikelijke architectonische combinatie in Hollandse kamers in de 18de eeuw, en mogelijk een eigen aanpassing van de schilder om tot een betere compositie te komen. Aangezien het woonhuis aan de Groenmarkt in de 20ste eeuw inwendig grondig is verbouwd is een identificatie van de afgebeelde kamer met één van de vertrekken in het huis niet meer mogelijk. B a b b e l s t uk
Familie- of gezelschapstukken waarop de afgebeelde personen in een actief tot elkaar betrokken situatie staan, hebben vooral in Engeland opgang gemaakt in de 18de eeuw. Aan het einde van die eeuw verliezen ze aan po-
19
vereniging rembrandt zomer 2008
pulariteit ten gunste van het levensgrote portret dat dan in de mode raakt. Men noemt deze gezelschapstukken conversation pieces en in het Nederlands conversatiestukken, of ook wel babbelstukken. Onder deze term verstaat men groepsportretten met figuren die in gesprek lijken, vaak rond een tafel. In Dordrecht is dit genre een enkele maal uitgevoerd door de schilders Abraham van Strij en Pieter Fontijn (1773-1839). Waarom De Bruijn de Neve desondanks de opdracht voor dit groepsportret aan een Utrechtse schilder heeft gegund is niet geheel duidelijk. P.C. Wonder had in ieder geval contact met Dordtse schilders en moet één of twee maal in Dordrecht zijn geweest rond 1812. In dat jaar schilderde hij de al eerder genoemde portretten van de rond 1800 toonaangevende Dordtse kunstschilders Abraham en Jacob van Strij, en de zee- en rivierschilder Martinus Schouman.
Portret van Abraham van Strij Pieter Christoffel Wonder (1780-1852) 1812. Olieverf op doek, 64,3 x 54,0 cm Dordrechts Museum, Dordrecht
Wonder
Pieter Christoffel Wonder, die grotendeels zichzelf vormde als kunstschilder, werkte aanvankelijk in Utrecht. In die stad richtte hij in 1807 samen met de schilder Jan Kobell (1779-1814) en enkele ‘beoefenaars der kunst’ een nieuw tekengezelschap op dat sinds 1814 als het Genootschap onder de zinspreuk Kunstliefde actief is. In 1819 werd hij opgemerkt door de Schotse kunstliefhebber en verzamelaar Sir John Murray, Baronet, een beroepsofficier die het tot generaal in het Britse leger bracht. Murray maakte in dat jaar een kunstreis door Nederland, waarvan het reisverslag in 1824 onder de titel Tour in Holland in the year 1819 werd uitgegeven. Door bezoeken aan ateliers van werkende meesters maakte Murray kennis met de toen moderne Nederlandse schilderkunst en kon hij zijn eigen collectie door aankopen verrijken. Het werk van P.C. Wonder was Murray in verschillende Nederlandse verzamelingen opgevallen, onder andere bij een heer Oudewater of Onderwater in Dordrecht. Uit deze verzameling beschreef hij een interieur met een dammende dame en officier dat nu deel uitmaakt van de collectie van het Gemeentemuseum Den Haag. Op aanraden van Murray vertrok Wonder in 1823 naar Engeland waar hij zich vervolgens ook vestigde. In Engeland was Wonder geliefd vanwege zijn ’fraaije wijze van behandeling der Hollandsche School met het coloriet der oude meesters’, en droeg hij bij aan de herleving van het groepsportret of conversation piece.2 De groepering van de figuren in zijn conversation pieces ontleende Wonder vaak aan 17de-eeuwse voorbeelden, met name aan het
Portret van Jacob van Strij Pieter Christoffel Wonder (1780-1852) 1812. Olieverf op doek, 64,0 x 53,7 cm Dordrechts Museum, Dordrecht
Interieur met het gezin van Hendrik Weymans (1760 – 1831) Abraham van Strij (1753-1826) 1816. Olieverf op paneel, 70,5 x 85 cm Particuliere collectie
werk van Ter Borgh en Metsu. Zijn meesterwerk is echter de Kunstgalerij van Sir John Murray uit 1829 dat zich in een Engelse particuliere verzameling bevindt. In 1831 keerde Wonder terug naar Utrecht en hij overleed te Amsterdam in 1852. S i m o n va n G ij n
De Dordtse verzamelaar Simon van Gijn kende het schilderij met de familie De Bruijn de Neve. Hij nam in zijn topografisch-historische atlas Dordracum Illustratum – een verzameling kaarten, prenten, aquarellen, tekeningen en foto’s met betrekking op Dordrecht en het omringende eiland – een foto op van het paneel in de rubriek ‘bijzondere personen’. Als commentaar bij de foto van het schilderij vermeldt Van Gijn in de beschrijvende catalogus dat het werk belangrijk is als kostuumstuk. Helena Suzanna de Bruijn de Neve springt inderdaad in het oog in haar kostbare met hermelijnbont gevoerde blauwe mantel. Deze op Dordrecht betrekking hebbende atlas heeft Van Gijn in de jaren 1908 tot 1912 beschreven en gepubliceerd. Na het verschijnen van de catalogus schonk Van Gijn zijn atlas vervolgens aan de gemeente Dordrecht ter
20
vereniging rembrandt zomer 2008
plaatsing in het stadsarchief. De uitgebreide algemene historische atlas van Van Gijn, de Historia Batava Illustrata, bleef achter in het huis aan de Nieuwe Haven en vormt de kern van de collectie van SIMON VAN GIJN – museum aan huis. Voor het museum vertegenwoordigt het paneel een zeldzaam kijkje in een interieur in Dordrecht aan het begin van de 19de eeuw. De kamerbetimmering en het aanwezige meubilair dateren echter uit het derde kwart van de 18de eeuw en zijn uitgevoerd in de Lodewijk XVI stijl. De meubelen zal het echtpaar De Bruijn de Neve hebben verworven na hun huwelijk in 1784, terwijl de kamerbetimmering in het huis aanwezig was toen zij het aan het begin van de 19de eeuw betrokken. Deze betimmering is eenvoudig uitgevoerd en geverfd. Opvallend zijn de schildering in grisaille boven de deur en het dramatische schilderij van een bergbeek dat als schoorsteenstuk dient. Op de schoorsteenboezem treffen we de gebruikelijke verguld houten wandarmen voor kaarsen aan. De vloer wordt bedekt door een kamerbreed Smyrna’s tapijt en hierop ligt, onder de tafel, een zogenaamd morskleed dat aan twee zijden voorzien is van gestreepte
Noten 1 Stadsarchief Dordrecht, archief 4, inv.nr. 169 (Liste Civique), Wijk B, 183. 2 Ch. Kramm, De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunst schilders, beeldhouwers, graveurs en bouwmeesters, van den vroegsten tot op onzen tijd., dl. 5, Amsterdam 1861, p. 1884, vertaald citaat uit de Times and Morning-Post, 21 februari 1829.
Vereniging Rembrandt al 125 jaar sponsor van het openbaar kunstbezit
Met dank aan de Vereniging Rembrandt grote liefdes met steun van de Vereniging Rembrandt
Peter Schoon directeur Dordrechts Museum Vereniging Rembrandt al 125 jaar sponsor van het openbaar kunstbezit
Portret van Simon van Gijn Jan Willem (‘Willy’) Sluiter (1873-1949) 1911. Olieverf op doek, 90,5 x 81 cm. SIMON VAN GIJN – museum aan huis, Dordrecht
randen. Rechts van de schoorsteenpartij staat een strak gelijnde, mahonie gefineerde secretaire. Hierop prijkt een modieuze, gedeeltelijk vergulde bronzen pendule onder een glazen stolp. Een mahoniehouten tafel, bedekt door een ruim vallend groen kleed en gebroken wit gelakte Lodewijk XVI stoelen completeren de inrichting. Het huiselijke van de kamer wordt versterkt door de aanwezigheid van een vogelkooitje aan de wand, de boeken op de schoorsteenmantel en het kopje dat op de secretaire is weggezet. De blauwe hyacint in de cache-pot die eveneens op de schoorsteenmantel staat, is een indicatie voor het jaargetijde waarin het schilderij werd gemaakt: dat moet bijna wel in maart of april 1813 zijn geweest. Het interieur vertegenwoordigt een kamerinrichting die niet in het museale woonhuis van Van Gijn wordt aangetroffen. Vanuit dat gezichtspunt vormt dit schilderij als het ware een schakel tussen de vroegere 18deeeuwse en laat 19de-eeuwse interieurs die SIMON VAN GIJN – museum aan huis rijk is s Chris M. de Bruyn Conservator SIMON VAN GIJN – museum aan huis
21
vereniging rembrandt zomer 2008
In de afgelopen 125 jaar zijn meer dan 2500 kunstwerken met steun van de Vereniging Rembrandt aangekocht, waaronder topstukken als De Liefdesbrief van Johannes Vermeer. Niet alleen de grote musea werden met raad (advies) en daad (financieel) ondersteund: ook de middelgrote musea in ons land konden een beroep doen op de vereniging. Zo heeft het Dordrechts Museum zijn collectie dankzij financiële steun flink kunnen uitbreiden met kunstwerken van nationale allure. Het Dordrechts Museum is één van de oudste gemeentelijke musea van ons land. Het werd in 1842 opgericht. Het museum heeft zich de afgelopen decennia een eigen plaats verworven in het rijk geschakeerde culturele landschap van ons land. Deze gunstige ontwikkeling is mede te danken aan de rijke collectie van het museum. Vanaf het allereerste begin is er voor wat betreft het verzamelbeleid een voorkeur af te lezen voor Nederlandse schilderkunst en het is deze gelukkige specialisatie die het museum zijn kracht heeft gegeven. De keuze heeft geleid tot verzamelingen die een tijdperk bestrijken van de 16de eeuw tot heden. Daarbij is het eigen, sterk artistieke verleden van de stad richtinggevend. Ondanks de diverse hoogtepunten van nationaal belang waren en zijn er in de Dordtse collectie nog immer lacunes te vullen. De hulp van de Vereniging Rembrandt is daarbij onmisbaar. Als resultaat van bijna 50 jaar gezamenlijke inspanningen – de periode 1958-2008 – konden niet minder dan 24 aanwinsten in het Dordrechts Museum worden gepresenteerd, waaronder werk van Nicolaes Maes, Samuel van Hoogstraten, de gebroeders Van Strij, Ary Scheffer en Pyke Koch. Een hoogtepunt in de reeks Dordtse aanwinsten met steun van de vereniging kon worden geboekt in 2004, toen het fraaie schilderij Portret van de eend Sijctghen van Aelbert Cuyp van een particulier werd aangekocht. Op een klein paneel heeft Cuyp met een vlotte toets een eend levensgroot en zeer natuurgetrouw weergegeven. Misschien wel het meest bijzondere is dat Cuyp zijn schilderij heeft voorzien van een gedicht met prachtig gekalligrafeerde letters. In het vers lezen we over de uitzonderlijke levenswandel van de hoogproductieve eend, die ook nog eens bij naam bekend is: Sijctghen. De aanwinst vult de werken van Aelbert Cuyp in het Dordrechts Museum prachtig aan en met Sijctghen heeft het museum een publiekstrekker in huis: een lokeend die niet alleen kunstliefhebbers zal aanspreken. Deze aanwinst mag een succes worden genoemd, zowel voor het museum als voor de Vereniging Rembrandt: niet alleen hoort de aankoop tot de top van de Dordtse collectie, ook in het nationale kunstbezit heeft deze Cuyp een belangrijke lacune gevuld. Het is dan ook niet zonder reden dat het Dordrechts Museum, net als vele andere musea, het 125-jarig bestaan van de Vereniging Rembrandt in 2008 feestelijk zal vieren s
Het Portret van Eduard Wallis en het Portret van Maria van Strijp werden verworven ter voldoening van successierechten en met steun van het Fonds Cleyndert en het Stortenbekerfonds van de Vereniging Rembrandt, de BankGiro Loterij en het Rijksmuseum Fonds. De andere twee werden verworven door het Rijksmuseum.
Rijksmuseum Amsterdam
Portretten van Adriana Croes, Eduard Wallis, Maria van Strijp en Dirck, Jacobus of Johannes Wallis Johannes Cornelisz Verspronck (Haarlem 1600/03-1662 Haarlem) Herkomst: particulier bezit, Nederland.
Portret van Adriana Croes 1644. Olieverf op doek, 93 x 75 cm Gesigneerd en gedateerd: JvSpronck ano. 1644
22
In het voorjaar van 2008 kon het Rijksmuseum mede dankzij steun van het Fonds Cleyndert en het Stortenbeker Fonds van de Vereniging Rembrandt een uniek ensemble van vier portretten door Johannes Cornelisz Verspronck (Haarlem 1600/03-1662 Haarlem) uit particulier bezit verwerven. De schilderijen stammen uit de 17de-eeuwse Haarlemse familie Wallis van Strijp en tonen Eduard Wallis, zijn echtgenote Maria van Strijp, zijn schoonmoeder Adriana Croes en een van zijn broers Dirck, Jacobus of Johannes Wallis.
vereniging rembrandt zomer 2008
De pendantportretten van Eduard Wallis en Maria van Strijp bevonden zich al sinds de legendarische tentoonstelling Drie eeuwen portret in Nederland in 1952 in langdurig bruikleen in het Rijksmuseum. Tegenwoordig behoren de twee schilderijen tot de selectie van circa 100 meesterwerken van de Nederlandse 17de-eeuwse schilderkunst die in de Philipsvleugel gepresenteerd wordt. De portretten van Adriana Croes en de tweede broer Wallis werden slechts één keer eerder aan het publiek getoond; in 1979 tijdens de monografische tentoonstelling over Verspronck in het Frans Hals Museum in Haarlem. Bruiklenen zoals de pendantportretten van Eduard Wallis en Maria van Strijp die al sinds jaar en dag deel
Portret van Eduard Wallis 1652. Olieverf op paneel, 97 x 75 cm Gesigneerd en gedateerd: ·Joh·C·vSpronck f anº 1652 Portret van Maria van Strijp 1652. Olieverf op paneel, 97 x 75 cm Gesigneerd en gedateerd: Joh C vSpronck f anº 1652
23
uitmaken van de vaste opstelling van het museum, gaan willens en wetens een beetje deel uitmaken van de verzameling. Juist daarom is het belangrijk ons continu te realiseren dat deze werken er zijn bij de gratie van de particulieren die het publiek willen laten meegenieten van hun bezit. Kort na het overlijden van de dochter van de oorspronkelijke bruikleengeefster, die het bruikleen van haar moeder had voortgezet, zochten de erfgenamen contact met het museum. In hun familie bleken ook een portret van de moeder van Maria van Strijp en van een van de broers van Eduard Wallis te zijn, beide ook door Verspronck geschilderd. Zich bewust van het belang van deze kleine ‘familiegalerij’ bespraken de erfgenamen met het museum hoe deze werken een
vereniging rembrandt zomer 2008
definitieve plaats in het openbaar kunstbezit konden krijgen. Johannes C ornelis z Vers pro n ck
De maker van de portretten, Johannes Verspronck, behoorde met Frans Hals en Jan de Bray tot de belangrijkste portretschilders van Haarlem in de Gouden Eeuw. Zijn werk karakteriseert zich door een eigen, relatief sobere en rustige stijl. Hij geeft veel ruimte aan zijn modellen, die hij meestal niet centraal op het beeldvlak zet, waardoor de achtergrond een belangrijke rol gaat spelen, zoals men in het vroege werk van Frans Hals vaak ziet. Ook bij drie van de vier onderhavige portretten gaat de opzet met de van achter geziene stoelleuning
Portret van Dirck, Jacobus of Johannes Wallis 1653. Olieverf op paneel, 84 x 68 cm Gesigneerd en gedateerd: Johan C vSpronck. ao 1653
terug op Hals’ composities, maar in tegenstelling tot zijn stadgenoot koos Verspronck ervoor de stoel steeds uit het midden te plaatsen. Verspronck onderscheidt zich ook van Hals door de nauwkeurigheid en gedetailleerdheid waarmee hij zijn modellen schildert. Van de ongeveer 100 portretten die er van Verspronck bekend zijn, weten we van ongeveer 40 exemplaren wie er is afgebeeld. Het merendeel van deze geportretteerden is afkomstig uit Haarlem en behoort tot calvinistische regentengeslachten. Zo ook de families Van Strijp en Wallis. A d riana Cr oes
Toen Adriana Croes zich in 1644 door Verspronck liet portretteren was zij 45 en al vijf jaar weduwe. Zij werd in 1599 in Haarlem geboren als dochter van Vincent Croes en Catharina Moens. In 1618 huwde zij op 19-jarige leeftijd te Haarlem met de negen jaar oudere Hendrick Pietersz van Strijp (Haarlem 1590 -1639). De familie Van Strijp was actief in de lakenhandel en had zich omstreeks 1600 vanuit ’s-Hertogenbosch in Haarlem gevestigd, op dat moment een bloeiend centrum van de lakenhandel in de Republiek. Adriana Croes en Hendrick van Strijp kregen vijf dochters. Adriana Croes stierf 17 jaar na het overlijden van haar man, in 1656 op 57-jarige leeftijd. Haar oudere broer Willem Croes (overleden 1666) werd in de eerste helft van de jaren ’60 geportretteerd door Frans Hals (Alte Pinakothek, München). Het portret van Adriana Croes uit 1644 is een goed voorbeeld van het rond 1640 door Verspronck ontwikkelde type vrouwenportretten. In vergelijking met Versproncks vroegere werk en diens tijdgenoten, is het lichaam van de geportretteerde wat meer afgewend van de kijker, en bevinden de handen zich veel meer links in het beeldvlak dan gebruikelijk. E d u ard Wallis en Maria van S tri jp
Waarschijnlijk was de keuze van Eduard Wallis en zijn vrouw Maria van Strijp om zich door Verspronck te laten portretteren, ingegeven door het portret dat de Haarlemse schilder acht jaar daarvoor van Maria’s moeder Adriana Croes had geschilderd. Een goede keuze, want het resulteerde in het fraaiste portrettenpaar dat Verspronck op het hoogtepunt van zijn carrière voortbracht. De geraffineerde en ingetogen schilderstijl waarmee Verspronck levendigheid aan zijn modellen verleent, bereikt hier zijn climax.
24
vereniging rembrandt zomer 2008
Eduard Wallis werd in 1621 in Haarlem geboren als zoon van Willem Wallis en Suzanna van Wisselt. Wallis was een geslacht van Schotse wolhandelaren, die in de 16de eeuw via Zeeland naar Haarlem gingen, waar ze vanaf ongeveer 1600 in de archieven worden vermeld. Evenals zijn vader was Eduard lakenkoper te Haarlem. In 1647 huwde hij met zijn zes jaar jongere stadsgenote Maria van Strijp (Haarlem 1627-1707), dochter van Hendrick van Strijp en Adriana Croes, die ook in de textiel zaten. Behalve op het portret van Verspronck uit 1652 werd Eduard afgebeeld op een groepsportret uit 1658 door Jacob van Loo van de regenten van het Aalmoezeniers-, Arm- en Werkhuis te Haarlem (Frans Hals Museum, Haarlem). Eduard Wallis overleed in Haarlem in 1684. Zijn echtgenote Maria van Strijp overleefde hem 23 jaar. Zij stierf in 1707. Uit de boedelinventaris die werd opgemaakt na haar dood, en waarin ook deze pendanten genoemd worden, blijkt dat het echtpaar een schilderijenverzameling van tientallen stukken had, vrijwel uitsluitend door Haarlemse kunstenaars geschilderd. D irck , Johannes of Jacobus Wallis
De banden tussen de families Wallis en Van Strijp waren
innig. Behalve Eduard traden ook twee van zijn drie broers in het huwelijk met dochters Van Strijp. Johannes Wallis (Haarlem 1617-1665), regent van het Haarlemse Oudemannenhuis en in die functie geportretteerd door Frans Hals, trouwde met Catharina van Strijp (Haarlem, geb. 1621), de oudere zus van Maria. Jacobus Wallis (Haarlem 1619-1675) liet zich in de echt verbinden met haar zus Hester van Strijp (Haarlem 1625-1662). Eduard Wallis’ derde broer, Dirck (Haarlem, geb. 1612), bleef waarschijnlijk ongehuwd. Het is niet zeker wie van de drie broers zich een jaar na Eduard liet portretteren door Verspronck. Als het Johannes of Jacobus zou zijn, dan zou het voor de hand liggen dat er oorspronkelijk een tegenhanger van hun echtgenote bij het portret bestond die verloren is gegaan. Maar omdat de familie deze vier portretten zo zorgvuldig bij elkaar heeft bewaard, lijkt het onwaarschijnlijk dat een vijfde schilderij niet is overgeleverd. Vandaar dat het wel erg verleidelijk is om Dirck als kandidaat voor het losse mansportret aan te wijzen. In tegenstelling tot het portret van Adriana Croes uit 1644, dat op doek is, zijn de schilderijen van de jongere generatie uit 1652-1653 op paneel geschilderd. Panelen komen bij Verspronck tussen 1636 en 1650 slechts sporadisch voor, terwijl zijn meeste portretten na 1650 juist weer op paneel zijn geschilderd. Alle vier de werken zijn ongeveer op hetzelfde formaat, dat groter is dan de gemiddelde afmetingen van Versproncks portretten. Ze zijn voluit gesigneerd en gedateerd.
V ersp ron ck in het Rijk smuseum
Het Rijksmuseum was al in het bezit van vier portretten van Verspronck, waaronder zijn beroemdste schilderij, het Meisje in het blauw (1641), dat in 1928 met steun van de Vereniging Rembrandt werd verworven. Met de nieuwe aanwinst van nog eens vier portretten worden niet alleen belangrijke werken uit het hoogtepunt van Versproncks carrière (de jaren ’50) toegevoegd, maar de portretten van Eduard Wallis en Maria van Strijp vertegenwoordigen ook een wezenlijk aspect van zijn oeuvre en van de Nederlandse 17de-eeuwse portretkunst in het algemeen: dat van de pendanten. Een ‘familiegalerij’ als deze is niet alleen binnen Versproncks oeuvre een unicum, maar ook binnen de portretschilderkunst van de Gouden Eeuw is het zeer uitzonderlijk dat vier portretten van deze kwaliteit van één kunstenaar al die eeuwen samen in de familie bewaard zijn gebleven. Nu, meer dan een halve eeuw nadat de portretten van Eduard Wallis en Maria van Strijp in bruikleen kwamen, heeft dit prachtige ensemble van vier schilderijen voorgoed een museaal onderkomen gevonden en kan het publiek blijven genieten van deze sprekende beelden van Haarlemse regenten uit de 17de eeuw die vanuit historisch perspectief onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden s Taco Dibbits, directeur collecties Rijksmuseum met dank aan Pieter Roelofs, conservator 17de-eeuwse schilderkunst
Bijzondere regeling De verwerving van de twee portretten van Johannes Verspronck voor het Rijksmuseum is het resultaat van een nog vrij nieuwe combinatie van financieringsvormen, namelijk de inzet van eigen middelen van het museum en van fondsen, en daarnaast gebruikmaking van de successieregeling. Sinds ruim tien jaar kent ons land een regeling waarbij het mogelijk is successierechten over nalatenschappen geheel of gedeeltelijk te betalen met voorwerpen van nationaal cultuurhistorisch of historisch belang. Niet zelden moeten voorwerpen of gehele collecties van museaal niveau na het overlijden van de eigenaar worden verkocht om de successierechten op de nalatenschap te kunnen
25
vereniging rembrandt zomer 2008
betalen. Vele kunstwerken zijn in de loop der tijden daardoor buiten het bereik van de Nederlandse musea geraakt en vaak hebben musea stukken die al tientallen jaren als particulier bruikleen een plaats in de collectie hadden gekregen node zien vertrekken, omdat op dat ogenblik geen middelen voor aankoop voorhanden waren. De in 1998 getroffen regeling maakt het erfgenamen echter mogelijk te verzoeken om successierechten geheel of gedeeltelijk in natura te betalen. Verzoeken daartoe worden beoordeeld door een door de Ministers van Financiën en Onderwijs, Cultuur en Weten schappen gezamenlijk ingestelde adviescommissie. Bij goedkeuring kan 120% van de taxatiewaarde van
de aangeboden (kunst)werken van de successieaanslag worden afgetrokken. Die premie van 20% is ingevoerd om gebruik van de regeling te stimuleren, aangezien bij verkoop via een veiling altijd de kans bestaat op een hogere opbrengst dan de taxatiewaarde. De verworven objecten worden eigendom van de Staat, maar kunnen via het Instituut Collectie Nederland ook in bruikleen worden gegeven aan niet-rijksmusea. In een volgend nummer van het Bulletin zal een uitvoeriger toelichting op deze successieregeling en op de in de afgelopen jaren bereikte resultaten ervan worden opgenomen. Rudi Ekkart
Drei Häuser mit Schlitzen (Betty Ford Klinik; Stammheim; Jüdische Grundschule)
drieluik
Martin Kippenberger (1953-1997) 1985. Olieverf, lakverf en siliconen op doek, 125 x circa 450 cm (elk 125 x 150 cm) Herkomst: Estate Martin Kippenberger, via Galerie Gisela Capitain, Keulen (2007)
Stedelijk Museum Amsterdam
Eind 2007 kocht het Stedelijk Museum Amsterdam – met steun van de Mondriaan Stichting, het VSBfonds en de Vereniging Rembrandt, mede dankzij het Prins Bernhard Cultuurfonds, en dankzij het Titus Fonds van de Vereniging Rembrandt – Drei Häuser mit Schlitzen (Betty Ford Klinik; Stammheim; Jüdische Grundschule) van de Duitse kunstenaar Martin Kippenberger. Het museum had dit drieluik al enige jaren in het vizier en slaagde erin het te reserveren kort voordat het door de Keulse Galerie Gisela Capitain in juni 2007 werd getoond in Art Basel.
26
vereniging rembrandt zomer 2008
Op deze belangrijkste internationale vlootschouw van galeries van moderne en eigentijdse kunst kreeg het triptiek veel positieve aandacht van het vakpubliek. Daar bleef het niet bij. Kort na verwerving leidde een bezoek van een conservator van het New Yorkse Museum of Modern Art aan het Stedelijk, die het werk er zag, vrijwel direct tot een bruikleenverzoek voor de grote overzichtstentoonstelling die het MoMA momenteel (samen met het MOCA in Los Angeles en het Musée d’Art Moderne de la Ville de Paris) van Kippenbergers werk voorbereidt.
Het bruikleen is inmiddels toegezegd, en zo onderstreept het drieluik straks in New York wat het Nederlands nationaal bezit aan recente internationale kunst kan vertegenwoordigen. Hoewel kunst geen wedstrijd is, onderscheidt Nederland zich aldus positief in internationale context. Dat heeft verdere consequenties: het drieluik – als onderdeel van het nationaal kunstbezit – is op te vatten als cultureel kapitaal: zoals ook het geval is met ander belangrijk werk in Nederlands bezit, schept Drei Häuser mit Schlitzen mogelijkheden prominente stukken van elders voor de museumbe-
27
vereniging rembrandt zomer 2008
zoekers van Nederland in bruikleen te verkrijgen. Drei Häuser mit Schlitzen is om de intrinsieke kwaliteit een bijzondere aanwinst, maar is ook belangrijk omdat er van Kippenberger, wiens naam als beeldend kunstenaar de laatste jaren internationaal sterk stijgende is, in Nederland verder geen schilderijen in openbare verzamelingen aanwezig zijn.1 Voor het overige bezit Museum Boijmans Van Beuningen van hem Ohne Titel (1993/1994) (een sculptuur van een kerstman van 235 x 180 x 50 cm) en Happy End in Kafka’s ‘Amerika’ (1996)
(een editie van een tafel en twee stoelen met daarop een print), en heeft het Groninger Museum van hem een kleurenfoto Helmut Newton für arme Leute (1985). Daarnaast bezit het Stedelijk Museum van Kippenberger een groot aantal kunstenaarsaffiches, een medium waarin hij vanaf 1977 veelvuldig werkte, en verschillende kunstenaarsboeken. Met de aankoop van het drieluik is het beeld dat de Nederlandse musea van zijn werk kunnen bieden nog niet representatief (daarvoor ontbreekt een voorbeeld van zijn latere installaties), maar toch zeer verbeterd.
Martin Kippenberger Is Great, Tremendous, Fabulous, Everything Affiche met portret van Martin Kippenberger Ontwerp Jeff Koons Luhring Augustine Hetzler Gallery, Santa Monica 1990, uit de affichemap van Martin Kippenberger Pop It Out, zeefdruk, 94,7 x 68,8 cm Stedelijk Museum Amsterdam
co mpo sit o ris che dis co ntinuïteiten
Noot: 1. In Nederland heeft Kippenberger twee belangrijke, grote museum presentaties gehad: in Museum Boijmans Van Beuningen in 1994, rond de installatie The Happy End of Franz Kafka’s ‘Amerika’, en postuum in 2003 in het Van Abbemuseum Nach Kippenberger/After Kippenberger. In 2006 organiseerden de Tate Gallery, Londen, en K21 in Düsseldorf een belangrijke Kippenberger-retrospectieve.
Binnen Kippenbergers veelzijdig oeuvre vormen zijn schilderijen een hoofdbestanddeel. Ze laten zien hoe er vaak foto’s en collageprincipes aan ten grondslag liggen. Zijn schilderijen kunnen in de gevarieerde oppervlaktebehandelingen zeer schilderachtig zijn, maar stilistische samenhang en picturale eenheid moesten voor Kippenberger juist vaak opzettelijk verstoord worden. Hij richtte zich aldus op processen waarmee de beeldvorming tegen zichzelf kon worden gekeerd, met als consequenties nadrukkelijk verbrokkelde, discontinu werkende schilderijen met velerlei picturale tegenstellingen. Drei Häuser mit Schlitzen is hiervan een goed voorbeeld. Het ambitieuze drieluik uit Kippenbergers vroege, maar al gerijpte jaren heeft monumentale allure en een expansieve werking. Tegelijk vertoont het schilderkunstige en compositorische discontinuïteiten. Kippenberger heeft de drie schilderijen – waarschijnlijk op basis van foto’s van gebouwen – georganiseerd in heldere en donkere vlakken, maar gaf ze alle drie een grote variatie in de oppervlaktebehandeling. Op rudimentaire wijze heeft hij gebouwen aangeduid met rechthoekige en trapeziumvormige vlakken, wat ieder schilderij een nadrukkelijk imperfecte ruimtelijkheid verleent: niet het illusoire beeld, maar de schilderachtige behandeling krijgt accent. De gebruikte verf- en laksoorten zijn in een gevarieerd handschrift opgebracht in verschillende richtingen, deels uitbundig druipend en reflecterend in het licht. Sommige witte en zwarte contourlijnen omschrijven vlakken van de gebouwen en lichtbundels, andere verbeelden grafisch weergegeven elektriciteitskabels. Het geheel krijgt extra picturale variatie door gewilde ‘toevalligheden’ en direct uit de tube geknepen strakke lijnen die plastisch op het linnen staan en waarmee lantarens zijn
28
vereniging rembrandt zomer 2008
aangeduid. Het in heldere geelgroenen, okers en gevarieerde grauwe en vaalwitte tonen geschilderde drieluik bezit een verfrissende visuele variatie. Toch is het – getuige ook de titel – een monumentale projectie van ongenoegen, die tegelijk Kippenbergers rusteloze scheppingsdrift accentueert. Junge Wilden
Martin Kippenberger ontwikkelde zich samen met Albert en Markus Oehlen en Werner Büttner tot representant van een speciaal segment van de Junge Wilden: kunstenaars uit de BRD die begin jaren tachtig een als ‘Heftige Malerei’ omschreven nieuwe schilderkunst ontwikkelden. De Junge Wilden manifesteerden zich in formaties als de Keulse Mülheimer Freiheit, de Düsseldorfse Gruppe Normal en in groepen die actief waren in Berlijn en Hamburg (waar Kippenberger in 1977 Büttner en Albert Oehlen leerde kennen) met een opvallend directe, losse, vormvrije, figuratieve en in thematisch opzicht onbekommerd gevarieerde schilderkunst. Ze golden rond 1980 als de West-Duitse tak van een bredere beweging die zich ook aftekende in Italië, Oostenrijk, Nederland en de VS en die zich richtte tegen de iconoclastisch-intellectuele geest van de conceptuele kunst en de performance, tendensen die in de kunst van de late jaren zestig en de jaren zeventig belangrijke nieuwe impulsen aan het avant-garde kunstbegrip hadden gegeven. Waar Junge Wilden meestal een oriëntatiepunt vonden in de verschillende vormen van Duits expressionisme die in de loop van de 20ste eeuw waren ontstaan, ging het Kippenberger, de gebroeders Oehlen en Büttner vooral om de rebelse geest van dada en om aandacht voor het werk van Gerhard Richter en Sigmar Polke. Deze laatste kunstenaars hadden in de jaren zestig de Amerikaanse pop art ontdekt en rea-
geerden daarop vanuit een eigen, WestDuitse optiek. Waar de schilderkunst van de pop art en van Polke en Richter na 1960 een gecalculeerde, deels ironische reflectie op de beeldcultuur van de eigentijdse (consumptie)maatschappij inhield (en daarmee een parafrase was op de wijze waarop communicatiemedia en reclame het industrieel vervaardigd massaproduct voor grootschalige consumptie aanprezen), werd het schilderij voor Kippenberger en zijn vrienden na 1980 een medium om uiting te geven aan een tegendraadse, subversieve houding tegenover de eigentijdse beeldende kunst, de commerciële beeldcultuur en de maatschappelijke werkelijkheid, die zij van conventies verstikt achtten. Voor Kippenberger fungeerden naast schilderijen ook foto’s, collages, affiches, boekjes, tijdschriften, sculpturen, acties en performances, en later ook installaties, als middelen om gevestigde oordelen in twijfel te trekken en daartegenover zijn weerspannige geest te stellen. Durch die Pubertät zum Erfolg, zoals Kippenberger in de titel van een publicatie uit 1981 zijn artistieke credo rebels en toch ambitieus omschreef. Weers pannig
Kippenbergers recalcitrante houding ten aanzien van conventionele denkbeelden en overtuigingen, gerespecteerde mensen, instituties en machten in de kunstwereld en daarbuiten is zeker ook een Leitmotiv in Drei Häuser mit Schlitzen (Betty Ford Klinik; Stammheim; Jüdische Grundschule). Het drieluik verbeeldt instanties die onderwijs, verslavingsontwenning en detentie verschaffen, of anders gezegd, die aanpassing en correctie afdwingen. Het drieluik brengt zo ‘vormingsinstituten’ in kaart waar Kippenberger – ter bescherming van zijn artistieke persona en tot behoud van zijn creativiteit – beducht voor was, maar waar hij – in zijn ongeremdheid –
biografie (als mens en kunstenaar) op te vatten. Zo beschouwd etaleerde hij zichzelf in Drei Häuser mit Schlitzen (Betty Ford Klinik; Stammheim; Jüdische Grundschule) met ironie als bohemien en mateloze randfiguur: drankzuchtig, in de tang genomen, niet ongevaarlijk en continu op de grens van de overspannenheid levend. Tegelijk echter refereren de titels van de afzonderlijke delen van het drieluik aan gebouwen die gedeeltelijk beladen aspecten representeren van het recente Duitse verleden. En daarmee valt een metaforisch zelfportret samen met een veel breder, weinig behaaglijk maatschappijbeeld van de BRD dat Kippenberger treiterig en kritisch naar voren brengt. De referenties aan een Joodse onderwijsinstelling, de Stammheim gevangenis (waar leden van de Baader Meinhof-groep gevangen zaten) en een ontwenningskliniek accentueren een breed levend collectief schuldgevoel (ten aanzien van de Jodenvervolging uit de Nazitijd), de problematische verhouding van de Duitse overheid tot links-radicalen, en de (veronderstelde) psychische druk en stress van het dagelijks leven in toenmalig Duits land. Het triptiek gaat daarmee mede over het inprenten van ongenoegen. V eelzijdig k un s t e n a a r
desondanks mee te maken zou kunnen krijgen. De referentie aan dergelijke instellingen is een sardonische verwijzing naar de creatieve, scheppende factoren die voor Kippenberger schuilgingen in onaangepast gedrag. Zijn afwijzing van al te beschaafd, sociaal wenselijk handelen – zijn opstelling als enfant terrible binnen de Duitse kunstscène – gaf hem juist de ruimte om zijn creatieve energie en tegendraadsheid de vrije teugel te laten.
29
vereniging rembrandt zomer 2008
En dat was bepaald geen afwijzing van het leven zelf, maar veeleer een bruisende acceptatie ervan. Onbehaagli jk maats cha pp ijbeeld
Maar het drieluik is nog anders op te vatten. Kippenberger omschreef sommige architectuur vanwege de expressieve aspecten als ‘Psychobuildings’ (gebouwen die de geestelijke gesteldheid van mensen kunnen vertolken). Daarmee zijn gebouwen als metaforen voor zijn persoonlijke
Kippenberger, die zich met vallen en opstaan vanuit de punkcultuur van de jaren zeventig tot beeldend kunstenaar had ontwikkeld, cultiveerde naast zijn dadaïstische interesse voor provocatie en verzet en voor de rafelranden van de eigentijdse cultuur, een interesse voor de kunsthistorische tradities waarin hijzelf wortelde en voor de plaats die hij in de kunstwereld innam. Vanuit die ambitieuze houding ontwikkelde hij zich als een veelzijdig kunstenaar. Zijn ideeënrijkdom, grillige fantasie, bijtende ironie en (zelf)spot brachten hem vaker tot metaforische projecties van zijn persoon-
Vereniging Rembrandt al 125 jaar sponsor van het openbaar kunstbezit
Vereniging Rembrandt 125 jaar jong, eengrote felicitatie waard! liefdes met steun van de Vereniging Rembrandt
Ernst W. Veen Directeur De Nieuwe Kerk en Hermitage VerenigingAmsterdam Rembrandt al 125 jaar sponsor van het openbaar kunstbezit
De Vereniging Rembrandt speelt een voorhoederol in de relatie tussen beheerders van ons cultureel erfgoed – de musea – en hun bezoekers. Zij draagt zorg voor het behoud en de verrijking van de collecties en stimuleert met velerlei initiatieven het publiek tot een bezoek aan musea. Het is onze gemeenschappelijke verantwoordelijkheid zorgzaam om te gaan met ons openbaar kunstbezit voor de huidige en volgende generaties.De privé verzamelaar speelt eveneens een belangrijke rol in het roerende cultureel erfgoed van ons land. Veel door verzamelaars aangekochte kunstwerken blijven zo voor ons behouden, ofschoon buiten ons blikveld. Gelukkig vinden echter vele werken hun weg naar de openbare collecties. De particuliere organisatie de Vereniging Rembrandt en de particuliere verzamelaar vormen zo de ruggengraat van ons unieke kunstbezit. De musea en andere tentoonstellingshuizen maken het zichtbaar voor een miljoenen publiek. Om aandacht te vragen voor de betekenis van het openbaar kunstbezit en de rol van de Vereniging Rembrandt daarbij, stelt De Nieuwe Kerk zich voor een tentoonstelling te organiseren met werk uit privé collecties. De Nieuwe Kerk in Amsterdam is al ruim 27 jaar de locatie voor een breed en gevarieerd tentoonstellingsprogramma. In de programmering probeert zij aansluiting te zoeken bij de actualiteit, of – en dat maakt De Nieuwe Kerk zo uniek – bijzondere collecties te presenteren, die om plausibele redenen hun weg naar de musea niet vinden. De Nieuwe Kerk kan vrije keuzes maken, niet gehinderd door structurele subsidies of een eigen collectie en onderzoeksgebied. In combinatie met een fantastisch gebouw dat weinig drempels kent, geeft dit De Nieuwe Kerk veel speelruimte. Een privé verzamelaar zal dat gevoel herkennen. Anders dan een museum kan de verzamelaar zelf beslissen aan welke verlangens hij toegeeft. Hij kan zijn collectie aanvullen gedreven door de wens tot verbreding van zijn specialisme of puur uit emotionele overwegingen. Heel wat prachtige verzamelingen zijn zo tot stand gekomen. Sommige komen later in musea terecht, maar lang niet alle. Een perfecte aansluiting op bestaande museumcollecties is namelijk niet altijd te vinden. Van die verborgen collecties is De Nieuwe Kerk gefascineerd geraakt. Welke schatten hangen en staan er in de huiskamers in Nederland; welke verzamelaars willen hun kunst, kennis en hartstocht voor verzamelen met ons delen? En hoe groot is de rol van particuliere verzamelaars ten opzichte van het behoud en beheer van belangrijke kunstwerken? Ook de vraag naar de positie van de mecenas die als particulier vermogensfonds als stimulator functioneert is interessant, terwijl het eveneens belangwekkend is te onderzoeken welke musea nou juist zijn ontstaan uit particuliere verzamelingen. In samenwerking met Renée Steenbergen, specialist in deze materie en auteur van het zojuist verschenen boek De Nieuwe Mecenas. Cultuur en de terugkeer van het particuliere geld, onderzoekt De Nieuwe Kerk de mogelijkheden om in de zomer van 2011 een tentoonstelling te organiseren met werk uit privé-collecties. Doel is om topstukken uit Nederlands particulier en voormalig particulier kunstbezit te tonen, waarbij vooral wordt gestreefd werken te selecteren die nog nooit of niet vaak in het openbaar te zien zijn geweest. Te denken valt daarbij aan een ruime selectie kunstvormen en genres uit de beeldende kunsten van de 17de eeuw tot heden. Dit alles voor een groot publiek en wellicht ook ter inspiratie voor toekomstige verzamelaars. Als ‘verjaarscadeau’ wil de Nieuwe Kerk de leden van de Vereniging Rembrandt met hun kaart graag uitnodigen voor een bezoek aan deze tentoonstelling s
lijke, vaak chaotische levensgeschiedenis. Daarom getuigt het drieluik - achteraf beschouwd - van Kippenbergers status als complexe kunstenaarspersoonlijkheid in het Duitsland van de late decennia van de 20ste eeuw. Dat laatste was niet altijd evident. Dat Kippenberger spontaan en met veel misbaar geïmproviseerde acties opzette en zich graag als poseur in het middelpunt van de aandacht plaatste, heeft lang verhuld hoe rijk en verscheiden zijn oeuvre was. Hoewel hij medio jaren tachtig tal van galerie- en museumtentoonstellingen had, heeft Kippenberger, die 44 jaar oud aan leverkanker overleed, bij leven nooit de doorbraak beleefd waar hij als kunstenaar op hoopte. Cynisch en scherp als hij kon zijn, raakte hij in twijfel over zijn artistieke status tegenover Duitse grootheden als Gerhard Richter en Günther Förg. Het maakte hem onvoorspelbaar en compromisloos in zijn uitingen: zowel artistiek als in zijn verhouding tot anderen. Drei Häuser mit Schlitzen is uiteindelijk een complex, anti-utopisch werk, een radicale, laat 20ste-eeuwse tegenhanger van het utopisch avant-gardisme van Malevich, Mondriaan, De Stijl en het Bauhaus – hoogtepunten van de 20ste-eeuwse visionaire kunst die in de collectie van het Stedelijk Museum sterk aanwezig is. De relativering van het utopisch avantgardisme is een programmatisch punt van meer West-Duitse kunst van de jaren tachtig, zoals bijvoorbeeld blijkt uit het werk van Georg Herold. De kritische stellingname tegenover idealisme en vooruitgangsgeloof in Kippenbergers drieluik maakt dat het werk niet alleen een bijzondere aanvulling is op het overzicht dat het Stedelijk Museum kan bieden van de beeldende kunst uit West-Duitsland, maar ook dat het drieluik het panorama aan houdingen dat het Stedelijk Museum te bieden heeft van nieuwe uitersten en perspectieven voorziet s Jan van Adrichem Hoofd Collecties Stedelijk Museum
Onze grote liefde
Johannes Vermeer - De liefdesbrief - ca.1669 - Olieverf op doek – 44 x 38 cm - Rijksmuseum, Amsterdam
Wij zijn elkaars grote liefde. Maar we hebben er samen nog één: ‘De liefdesbrief’ van Vermeer. Dat is een liefde die we graag met iedereen delen. En gelukkig kan dat. Want het openbaar kunstbezit is echt van ons allemaal. De Vereniging Rembrandt helpt al 125 jaar onze musea verder te verrijken. Daarom zijn wij lid van Vereniging Rembrandt. U zou dat ook moeten zijn. Kunt u mooi naar de tentoonstelling 125 Grote Liefdes: De mooiste aankopen met steun van de Vereniging Rembrandt. Gratis. Te zien van 3 oktober t/m 18 januari in het Van Gogh Museum Amsterdam. Lid worden kan al vanaf € 60,- / jaar. U ontvangt de Rembrandtkaart en daarmee heeft u gratis toegang tot meer dan 110 musea in Nederland. Kijk op www. verenigingrembrandt.nl
125 Vereniging Rembrandt, al 125 jaar sponsor van het openbare kunstbezit
Titus Cirkel
Jaardiner Titus Cirkel in het Rijksmuseum
Ontvangst Art Am s t e r d a m
In mei was er een speciale ontvangst voor de leden van de Titus Cirkel en de Young Collectors van Sotheby’s tijdens Art Amsterdam. Hier toonden 125 galerieën uit binnen- en buitenland schilderijen, fotografie, beelden, video’s en installaties van zo’n 750 kunstenaars. Anneke Oele, directeur Art Amsterdam, verzorgde een inleiding, die werd gevolgd door rondleidingen onder leiding van Martijn Sanders, Jan van Adrichem en Matthijs Erdman. D iner Art B ase l
Ook dit voorjaar heeft de Titus Cirkel weer een aantal activiteiten voor haar leden georganiseerd. In april werd het traditionele jaardiner gehouden, in mei werden speciale rondleidingen verzorgd tijdens de Art Amsterdam, en in juni vond er tijdens de Art Basel een speciaal verzamelaarsdiner plaats, georganiseerd samen met de kenner van hedendaagse kunst Kai van Hasselt.
32
vereniging rembrandt
zomer 2008
H et Jaardiner 2008
Op 24 april vond het jaardiner van de Titus Cirkel plaats. Hiervoor wordt telkens weer een nieuwe locatie gezocht en na het Stedelijk Museum, de Kunsthal en het Cobra Museum werden wij nu in de gelegenheid gesteld ons diner in het Rijksmuseum te lokaliseren. En wel in de prachtige Rembrandt zalen, onder het toeziend oog van onder andere Rembrandts De staalmeesters, Het Joodse bruidje en Titus, en werken van andere beroemdheden uit de Gouden Eeuw. Een groot aantal van deze schilderijen werd ooit verworven met de steun van de Vereniging Rembrandt. De opkomst was overweldigend. Vooraf gaand aan het diner werden boeiende rondleidingen gegeven door medewerkers van het Rijksmuseum. Na het dessert was er een korte terugblik op het afgelopen jaar. Twee belangrijke ondersteuningen werden in 2007 via het Titus Fonds gerealiseerd, waaronder een collectie foto’s van Sanne Sannes aangekocht door het Rijksmuseum. Martijn Sanders, aankomend voorzitter van de Vereniging Rembrandt, vertelde over de in het verschiet liggende lustrumactiviteiten en vervolgens gaf Mattie Boom, conservator fotografie van het Rijksmuseum, een inspirerende voordracht over het werk van Sanne Sannes.
Van 4 tot en met 8 juni werd de Art Basel gehouden. Op de 39ste editie van deze kunstbeurs waren 300 toonaangevende kunstgaleries uit dertig landen vertegenwoordigd met 20ste en 21ste-eeuwse kunst van ruim 2.000 kunstenaars. De Titus Cirkel organiseerde samen met Kai van Hasselt, medeorganisator van de verzamelaarcursus in tentoonstellingsruimte W139, een speciaal diner op een schitterende locatie direct aan de Rijn. Naast leden van de Titus Cirkel schoof een interessant gezelschap van verzamelaars, kunstenaars, museumdirecteuren en galeriehouders aan. Een verzamelaarster uit Japan en enkele Duitse verzamelaars vertelden over hun op die dag gelanceerde internetsite (www.independent-collectors. com), waarop verzamelaars met elkaar van gedachten kunnen wisselen. Tijdens het diner werden ervaringen uitgewisseld over de kunstbeurs en het afgelopen kunstjaar, en werden nieuwe plannen gesmeed voor de toekomst. In het najaar zal weer een aantal Titusevenementen worden georganiseerd zoals de Kinderdag en de ontvangst op de PAN Amsterdam. Dit alles naast de activiteiten in het kader van het lustrum van de Vereniging Rembrandt. Quirine Cleton, namens de Activiteitencommissie
NIEU W S VAN DE VERENIGING Nog geen lid van de Vereniging Rembrandt?
Dit is dé gelegenheid… Omdat de Vereniging Rembrandt dit jaar 125 jaar bestaat wordt dit jubileumbulletin in een aanzienlijk grotere oplage verspreid dan normaal. Behalve aan leden en relaties van de vereniging wordt het Bulletin ditmaal bijvoorbeeld meegestuurd aan alle abonnees van het Museumtijdschrift. Ook zal het Bulletin te koop zijn in het Van Gogh Museum gedurende de tentoonstelling 125 grote liefdes met steun van de Vereniging Rembrandt. Als u nog geen lid van de Vereniging Rembrandt bent is dit het uitgelezen moment om het te worden. Niet alleen ontvangt u dan drie maal per jaar ons Bulletin maar ook de Rembrandtkaart, die gratis toegang geeft tot de vaste collecties van 110 Nederlandse musea. In ons jubileumjaar kunt u als lid bovendien profiteren van de activiteiten die elders in dit nummer uitgebreid worden beschreven. Het allerbelangrijkste is echter dat u met uw lidmaatschap bijdraagt aan de verrijking van ons openbaar kunstbezit. En dat allemaal vanaf € 60,- per jaar. Elders in dit Bulletin vindt u een aanmeldingskaart voor het lidmaatschap. Maak er gebruik van, u zult er geen spijt van hebben.
zoon Hendrik van Beek ter gelegenheid van zijn achtste verjaardag een gouden penning geeft. Deze gouden penning is in zijn oorspronkelijke doosje bewaard gebleven en maakt deel uit van het ensemble, dat reeds getoond werd op de tentoonstelling Twaalf jaar aanwinsten ter gelegenheid van het afscheid van Ronald de Leeuw als hoofddirecteur van het Rijksmuseum.
Oprichting Grootouder Gezelschap Tijdens een feestelijke bijeenkomst in het Haags Historisch Museum is op 4 april 2008 het Grootouder Gezelschap opgericht met als prachtige start 31 aanmeldingen. Inmiddels heeft ook de eerste bijeenkomst van de grootouders met hun kleinkinderen plaatsgevonden op 24 mei jl. in Museum Boijmans Van Beuningen. Het was een bijzonder geanimeerde bijeenkomst met kinderen in de leeftijd van 5 tot 12 jaar, die zich niet onbetuigd lieten tijdens de rondleiding langs de tentoonstelling Vroege Hollanders. Daarbij bleken verschillende kinderen tijdens het ‘praktijkgedeelte’ van de bijeenkomst talentvolle pigmentenmengers en schilders te zijn. Zie voor deelname aan het Grootouder Gezelschap elders in dit Bulletin onder ‘lidmaatschap’.
Leden maken leden Zoals bekend streeft de Vereniging Rembrandt ernaar in haar lustrumjaar de grens van 10.000 leden te passeren. In 2008 zijn wij gestart met 9642 leden. De nodige acties worden gelanceerd, maar het meest effectief blijkt toch steeds weer de overtuigingskracht van de eigen leden. We doen daarom opnieuw een oproep aan de leden om vrienden en familieleden lid te maken. Zeker in dit lustrumjaar heeft de vereniging veel te bieden. Zo wordt de leden gelegenheid geboden om voor een speciale prijs in te tekenen op de luxe editie van het boek 125 jaar openbaar kunstbezit met steun van de Vereniging Rembrandt door prof. dr Peter Hecht, en kunnen zij gratis de tentoonstelling 125 grote liefdes met steun van de Vereniging Rembrandt in het Van Gogh Museum bezoeken.
Fonds Cleyndert en Stortenbekerfonds helpen bij de verwerving van Verspronck-portretten Het Rijksmuseum wist in het afgelopen jaar, onder andere met behulp van een gunstige successieregeling, twee fraaie portretten van Johannes Cornelisz Verspronck te verwerven. Hierover wordt elders in dit Bulletin geschreven. Er was echter nog een fors bedrag nodig om de aankoop te realiseren. Mede dankzij twee Fondsen op Naam van de Vereniging Rembrandt, het Fonds Cleyndert en het Stortenbekerfonds, maken de portretten nu voorgoed deel uit van ons openbaar kunstbezit. De Fondsen op Naam maken het verschil!
Nalatenschap Mevrouw Erna Everts Vereniging Rembrandt en de TEFAF Op de kunst- en antiekbeurs TEFAF die van 6 tot 16 maart vlnr: Fusien Bijl-de Vroe, Dr Gijs van der Ham, jl. in Maastricht werd Peter de Boer en Willem Baron van Dedem. gehouden presenteerde de Vereniging Rembrandt zich in een eigen stand. Heel bijzonder was het gebaar van de TEFAF om de Vereniging Rembrandt ter gelegenheid van haar 125-jarig bestaan een bedrag van € 50.000,- te schenken, bestemd voor een aankoop voor een van onze musea. Op de stand van Kunsthandel De Boer kon, mede dankzij de bemiddeling van ons erelid Mr W. Baron van Dedem, nog tijdens de beurs een fraai miniatuurportret door Michiel van Musscher en een gouden penning worden aangekocht, die straks een plaats zullen krijgen in Het Nieuwe Rijksmuseum. Het dubbelportretje is in 1689 geschilderd. Hierop is te zien, zo blijkt uit een Latijnse inscriptie op de voorzijde, hoe Isaac Pontanus zijn klein-
33
vereniging rembrandt zomer 2008
Op 14 juni 2007 overleed ons lid mevrouw Erna Everts. Uit haar testament bleek dat zij een zeer substantieel deel van haar nalatenschap voor de Vereniging Rembrandt had bestemd. De vereniging heeft deze nalatenschap in grote dankbaarheid aanvaard en zal door middel van steun aan toekomstige kunstaankopen voor een optimale bestemming van de ontvangen gelden zorg dragen.
Augustinus op het strand Wij willen onze leden er graag op attent maken dat een flink aantal van de columns die professor Henk van Os in de rubriek Ogenblik voor het Bulletin schrijft, zijn gebundeld in diens eerder dit jaar verschenen publicatie Augustinus op het strand. Henk van Os, Augustinus op het strand, Uitgeverij Balans, Amsterdam 2008, 300 pagina’s, ISBN 978 90 5018 666 7
NIEU Tentoonstelling in het Van Gogh Museum: 125 grote liefdes met steun van de Vereniging Rembrandt Hoewel het lustrumjaar van de Vereniging Rembrandt heel 2008 beslaat zal het zwaartepunt vooral in het najaar liggen, gedurende de tentoonstelling 125 grote liefdes met steun van de Vereniging Rembrandt in het Van Gogh Museum. In een vorig Bulletin (2007, nr 3) heeft samensteller Peter Hecht al een tipje van de sluier over de tentoonstelling opgelicht. Inmiddels is duidelijk dat – dankzij de ruimhartige medewerking van ruim 40 musea – een schitterende parade van topstukken uit Nederlands museaal bezit te zien zal zijn. De vormgeving door Wim Crouwel zal daar spectaculair op aansluiten.
Advertentiecampagne In september start een landelijke advertentiecampagne met de oproep lid te worden van de Vereniging Rembrandt. De liefdesbrief van Vermeer, een van de blikvangers op de tentoonstelling 125 grote liefdes met steun van de Vereniging Rembrandt, is hiervoor als beelddrager gekozen. In dit Bulletin vindt u de primeur van de campagne.
Boek: 125 jaar openbaar kunstbezit met steun van de Vereniging Rembrandt Tegelijk met de opening van de tentoonstelling zal de publicatie 125 jaar openbaar kunstbezit met steun van de Vereniging Rembrandt van Peter Hecht verschijnen. Dit boek is een uitermate boeiende geschiedenis van ons openbaar kunstbezit, waarin de Vereniging Rembrandt een centrale plaats inneemt. Het zal rijk worden geïllustreerd, vooral met afbeeldingen van kunstwerken die met steun van onze vereniging zijn verworven en waarvan er vele ook in de tentoonstelling te zien zullen zijn, maar het boek is meer dan een catalogus bij de tentoonstelling. De publicatie wordt verzorgd door Waanders Uitgevers in Zwolle. Aan de leden van de Vereniging Rembrandt is inmiddels een brochure toegestuurd voor een exclusieve voorintekening op de uitgave in een speciale cassette.
Wie wordt het 10.000ste lid? Het moment waarop de Vereniging Rembrandt haar 10.000ste lid kan verwelkomen nadert met rasse schreden. Het zou een fraaie mijlpaal in ons lustrumjaar betekenen. Het 10.000-ste lid willen wij graag met een bijzonder cadeau verwelkomen: een exemplaar van de speciale editie van het boek 125 jaar openbaar kunstbezit met steun van de Vereniging Rembrandt van Peter Hecht. Deze uitgave in een fraaie linnen cassette was tot 1 augustus alleen voor leden van de Vereniging Rembrandt op voorintekening verkrijgbaar. De namen van de intekenaren zijn achterin het boek opgenomen. Het ‘10.000ste lid’ staat al op deze lijst. Wie zal dit zijn? U misschien?
34
vereniging rembrandt zomer 2008
W
S VAN DE VERENIGING
Jubileumpostzegel 125 jaar Vereniging Rembrandt Ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan van de Vereniging Rembrandt heeft TNT Post op 13 juni een speciale postzegel uitgegeven naar ontwerp van het duo Cobbenhagen en Hendriksen. Het gaat om een vel met één zegel van € 6,65, waarop signaturen zijn te zien van een groot aantal kunstenaars wier werk de Vereniging Rembrandt sinds 1883 heeft helpen aankopen. De eerste postzegel is op 13 juni door Katja Veen namens TNT Post overhandigd aan de scheidend directeur van het Rijksmuseum, Ronald de Leeuw, staande voor één van zijn favoriete aanwinsten, de drie portretten van Jacob Jordaens. In de Eerstedag-envelop voor verzamelaars is een brief meegestuurd van de Vereniging Rembrandt, waarin de filatelisten uiteraard worden opgeroepen lid te worden. Zie voor verdere informatie www.tntpost.nl. Met de postzegel verschijnt een fraai vormgegeven boekje, dat ook het postzegelvelletje bevat, over de Vereniging Rembrandt. Het is uitgegeven door uitgeverij DAVO in Deventer. Voor informatie: www.davo.nl
Nieuwe website Het lustrum vormde de aanleiding om de website van de Vereniging Rembrandt geheel te vernieuwen en uit te breiden. De vernieuwde website wordt financieel mogelijk gemaakt door het Prins Bernhard Cultuurfonds. Een belangrijk nieuw element is een overzicht van alle werken die in de afgelopen 125 jaar mede met steun van de Vereniging Rembrandt zijn verworven. Zo krijgt u per museum, of op jaar van aanschaf, of op kunstenaar, of op verzamelgebied een overzicht van al die werken die zonder u niet deel hadden kunnen uitmaken van ‘ons’ nationaal openbaar kunstbezit. Deze virtuele catalogus is belangeloos mogelijk gemaakt door The Art Document Company (TADC). Deze firma is gespecialiseerd in het samenstellen van kunstcatalogi voor particulieren. Een pilot van de website was al te zien op de TEFAF in Maastricht. www.verenigingrembrandt.nl
S VAN DE VERENIGING Lustrumsymposium Bondgenoten of Tegenpolen? Ter gelegenheid van het 125-jarig verzamelen voor het openbaar kunstbezit door de Vereniging Rembrandt, op 14 oktober 2008 in Utrecht, Duisenberg Auditorium Rabobank Nederland Thema Het openbaar kunstbezit in Nederland is relatief jong. Naast de traditioneel aanwezige particuliere kunstverzamelingen zijn de meeste museale verzamelingen die dit openbaar kunstbezit huisvesten pas aan het eind van de 19de eeuw verschenen. Vanaf 1883 ijvert de Vereniging Rembrandt voor het behoud en de verrijking van de Nederlandse openbare kunstcollectie, zoals te zien in onze musea. Daarnaast bestaan traditioneel de particuliere collecties, die vanouds de basis vormen van ons openbaar kunstbezit. In de laatste decennia zijn er bovendien privé musea gesticht, denk aan musea als stichting De Pont (Tilburg), annex Huis Marseille (Amsterdam), Museum Beelden aan Zee (Scheveningen) en het Scheringa Museum voor Realisme (Spanbroek). Deze musea spelen mee in het openbare domein en het museumbestel, maar hoeven geen politiek-bestuurlijke verantwoording af te leggen, zoals een door de overheid gesubsidieerd museum dat wel moet doen. Van toenemend belang zijn ook de bedrijfsverzamelingen. In de bedrijfscollecties zitten stukken die primair zijn aangekocht om het verblijf van de betrokkenen in de kamers en vergaderzalen op een kwalitatief verantwoorde wijze te veraangenamen, maar de collecties zijn geleidelijk aan naast een economische waarde ook een kunsthistorische waarde gaan vertegenwoordigen, waardoor ze ook voor de (brede) ‘collectie Nederland’ van belang kunnen zijn. Hoe verhouden deze verschillende spelers in de beeldende kunst zich tot elkaar; vullen zij elkaar aan of lopen zij elkaar voor de voeten. Zijn zij, kortom, bondgenoten of tegenpolen? En (hoe) zouden de verschillende verzamelaars, particulieren, musea en bedrijven beter gebruik kunnen maken van elkaars daadkracht en expertise? Dagvoorzitter Paul Schnabel (directeur Sociaal en Cultureel Planbureau) Voor wie? Het lustrumsymposium is bestemd voor verzamelaars en iedereen die geïnteresseerd is in het Nederlands openbaar kunstbezit en/of werkzaam is binnen de cultuursector, het bedrijfsleven, de wetenschap, journalistiek en de politiek. Waar? Duisenberg Auditorium Rabobank Nederland. Croeselaan 18, Utrecht Wanneer? Dinsdag 14 oktober 2008, van 9.15 uur tot 18.00 uur Kosten en inschrijving € 50 voor Vereniging Rembrandtleden € 75 voor niet-leden (als u zich bij aanmelding ook als lid van de Vereniging Rembrandt aanmeldt, betaalt u € 50,-)
35
vereniging rembrandt zomer 2006
Programma 09.15 uur aanmelden en koffie 10.00 uur welkomstwoord door gastheer namens de Rabobank, Hans ten Cate (Raad van Bestuur) 10.15 uur Key-note speech Carel Blotkamp (emeritus hoogleraar kunstgeschiedenis VU) 10.50 uur coreferent Sjarel Ex (directeur Museum Boijmans Van Beuningen) 11.15 uur pauze 11.45 uur foruminterviews met verzamelaars van moderne kunst 12.30 uur lezing over mecenaat door Renée Steenbergen (kunsthistorica, publicist, journalist) 13.00 uur lunch 14.00 uur lezing door Emilie Gordenker (directeur Mauritshuis) 14.30 uur foruminterview met particuliere verzamelaars van klassiek moderne en oude kunst 15.15 uur pauze 15.45 uur rondetafelgesprek met vertegenwoordigers bedrijfscollecties 16.30 uur Afsluiting door Minister Plasterk 17.00 uur Borrel U kunt zich aanmelden via www.boekman.nl of middels de bijgevoegde antwoordkaart elders in dit Bulletin. Toewijzing vindt plaats op volgorde van aanmelding. Het entreebewijs krijgt u t.z.t. samen met het verzoek tot betaling per post toegestuurd. Het symposium wordt financieel mogelijk gemaakt door de Mondriaan Stichting, Stimuleringsfonds voor beeldende kunst, vormgeving en cultureel erfgoed. Met dank aan Rabobank Nederland voor het beschikbaar stellen van het Duisenberg Auditorium. Mediapartner Het Financieele Dagblad
110 musea besteden aandacht aan de Vereniging Rembrandt ‘Een beeld van verzamelen’ De Vereniging Rembrandt hanteert een drietal belangrijke criteria bij het verlenen van steun bij de aankoop van een kunstwerk, en steunt nooit meer dan 50% van de totale aankoopsom: 1 het moet gaan om een autonoom kunsthistorisch werk; 2 het werk moet passen in de collectie van de aanvrager en van dermate belang zijn dat deze kan garanderen het werk in de vaste collectie op te nemen. De aanvrager verplicht zich werken die om technische redenen niet permanent getoond kunnen worden tenminste één keer in de vijf jaar te tonen; 3 het werk moet een hiaat vullen in de collectie Nederland. Mocht een bepaalde kunstenaar al ruim vertegenwoordigd zijn in de collectie Nederland, dan moet het een lacune opvullen in het reeds te tonen oeuvre van die kunstenaar.
NIEU In de afgelopen 125 jaar hebben meer dan 2500 kunstwerken aan deze criteria voldaan waardoor zij met steun van de Vereniging Rembrandt konden worden aangekocht voor meer dan honderd musea. Het zijn belangrijke kunsthistorische werken, die zich nauwelijks als nieuwkomer in een bestaande collectie hoefden in te vechten, maar vaak zo snel assimileerden, dat niemand zich nog kon voorstellen dat dat bepaalde werk er ooit niet was te zien. Een keuze uit de topstukken, vaak ook de topstukken van de collectie Nederland en het Nederlands erfgoed – zeg maar, de visitekaartjes van de Nederlandse musea – worden ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan van de Vereniging Rembrandt in het Van Gogh Museum getoond. Dat is dan nog maar de top van deze belangrijke ‘virtuele’ verzameling, waarbij vooral het eerste criterium van het autonome kunstwerk spreekt. Het tweede criterium – passen in de collectie – is minstens even belangrijk, niet alleen voor de Vereniging Rembrandt om wel of geen steun te verlenen, maar zeker ook voor het museum dat nu juist dat kunstwerk begeerde om zijn vaste collectie naar een hoger of beter niveau te kunnen tillen. En ook al gelden die aankopen wellicht niet als de absolute top, voor de musea zelf zijn die aankopen onmisbaar voor het completeren en verrijken van hun vaste collectie. Zo verwierf het Zeeuws Museum in Middelburg in 2002 een klein, laat 16de-eeuws, in goud en bergkristal gevat portretmedaillon van Koningin Elizabeth I van Engeland, dat volgens de inscriptie op de achterzijde door de graaf van Leicester namens zijn vorstin aan de thesaurier-generaal van Zeeland, Adriaan Manmaker, was overhandigd. Dit vorstelijk geschenk, dat naast de kunsthistorische waarde ook een eigen verhaal vertelt over de banden tussen de Engelsen en Zeeuwen aan het einde van de 16de eeuw, heeft in het hernieuwde Zeeuws Museum een vaste plaats gekregen in de wandtapijtenzaal, de topstukken van het museum die vertellen over de strijd tegen de Spanjaarden in de Tachtigjarige Oorlog. De tapijten maken onderdeel uit van een unieke serie vervaardigd tussen 1593 en 1604 in opdracht van de Staten van Zeeland. Een ander voorbeeld uit de vele steunverleningen is de aankoop in 2003 van het portretje van Theodorus Schrevelius door Frans Hals voor het Frans Hals Museum in Haarlem. Het museum was weliswaar al in het bezit van acht groepsportretten, pendantportretten en een enkel portret van Frans Hals, maar een miniatuurportret van zijn hand was nog niet aanwezig. Het is daarmee het twaalfde werk van deze meester in de museumcollectie. In andere Nederlandse musea bevinden zich geen miniatuurportretten van Hals en daarmee is de aankoop tevens een belangrijke verrijking van het nationale kunstbezit. Frans Hals schilderde verschillende kleine portretten van geleerden, dominees en andere belangrijke publieke figuren, die als voorbeeld dienden voor gravures, in totaal 35 stuks. De gravures werden tegenover de titelpagina afgebeeld in publicaties van de betref-
36
vereniging rembrandt zomer 2008
W
S VAN DE VERENIGING
fende persoon of als bijvoegsel eraan toegevoegd. Het feit dat Schrevelius in 1648 een geschiedschrijving over Haarlem in druk uitgaf, maakte de aanvrager, het Frans Hals Museum, tot de plek waar dit portretje ook echt thuis hoort. Om een goed beeld te kunnen geven van de virtuele verzameling van de Vereniging Rembrandt zoals die zich de afgelopen 125 jaar heeft gevormd, is dus juist de vaste collectie van de musea, waarbinnen dat bepaalde object zijn plaats heeft verworven, onontbeerlijk. Daarom is de musea dit jaar gevraagd de werken in hun vaste collectie die gesteund zijn door de Verenging Rembrandt gedurende een korte periode, bij voorkeur gelijktijdig met de grote tentoonstelling in het Van Gogh Museum, nog eens extra ‘uit te lichten’. Door al deze werken, of het nu een zilveren theeservies, een sarcofaag, een tekening of een schilderij betreft, te accentueren, wordt in één oogopslag niet alleen duidelijk welke werken gesteund zijn door de Vereniging Rembrandt, maar ook hoe belangrijk nu juist dat ene kunstwerk is binnen de vaste collectie van dat bepaalde museum. Twee voorbeelden van de speciale aandacht die u kunt verwachten:
Bijzondere presentatie kunstnijverheid in het Gemeentemuseum Den Haag
Het Gemeentemuseum Den Haag grijpt het jubileum van de Vereniging Rembrandt aan om vanaf 13 september in de Stijlkamers een overzicht te geven van de maar liefst circa 50 voorwerpen van kunstnijverheid die het museum in de loop der jaren met steun van de Vereniging heeft aangekocht.
Kan en bekken Batavia, zilver, ca. 1700. Kan H 29 cm, B 28 cm; bekken H 7,5 cm, diam. 56,5 cm
Schoteltje China, emailbeschildering op metaal, goud, ca. 1730-1740 (Yongzheng/ vroeg Qianlong), H 2,9 cm, diam. 14,9 cm
Gemeentemuseum Den Haag,
Gemeentemuseum Den Haag,
verworven in 1975 met steun van de Vereniging Rembrandt
verworven in 1955 met steun van de Vereniging Rembrandt
Concert te Hattem
In het kader van het 125-jarig bestaan van de Vereniging Rembrandt organiseert de Stichting. Kunstkring Hattem in samenwerking met het Voerman Museum Hattem op donderdag 6 november in de Grote- of Andreaskerk te Hattem, het: ‘Bosboom’concert Werken van Britten, Bach, Reijseger, Dvorák en Sjostakovitsj, uitgevoerd door het Autunno Ensemble o.l.v. Marien van Staalen, m.m.v. Ernst Reijseger, cello. De directe aanleiding voor het feestelijk concert vormt de financiële steun van de Vereniging aan het Voerman Museum Hattem bij de aan-
Vereniging Rembrandt al 125 jaar sponsor van het openbaar kunstbezit
S VAN DE VERENIGING schaf in 1985 van het schilderij Interieur van de Grote- of Andreaskerk te Hattem, door Johannes Bosboom (1817-1891). Naast de première van een compositie van Ernst Reijseger voor cello en strijkorkest, door hemzelf uitgevoerd, staan op het programma: Prelude en fuga, Benjamin Britten Sinfonie nr. 3, Carl Philipp Emanuel Bach Notturno, Antonín Dvorák Kammersymphonie nr. 10, Dmitri Sjostakovitsj. Het concert vindt plaats op donderdag 6 november in de Grote- of Andreaskerk te Hattem en begint om 20.15 uur. Kaarten à 10 euro zijn in de voorverkoop verkrijgbaar bij het Voerman Museum Hattem, tel. 038 444 28 97
Sponsordiner in het Rijksmuseum Op 10 oktober vindt in de Eregalerij van het vernieuwde, nog lege Rijksmuseum een sponsordiner plaats voor bedrijven, ten behoeve van het werk van de jarige Vereniging Rembrandt. Het inmiddels gerestaureerde Cuypers-interieur zal bij die gelegenheid spectaculair worden verlicht, als schitterend decor voor een avond vol verrassingen, geheel in het teken van de kunst. De netto opbrengst van de avond komt vanzelfsprekend ten goede aan het openbaar kunstbezit. Hoofdsponsor van het diner is AEGON Nederland. Voor informatie:
[email protected]
AVRO maakt televisiedocumentaire Ter gelegenheid van het lustrum zal de AVRO een 6-delige televisiedocumentaire uitzenden, waarin wordt getoond wat er allemaal bij komt kijken voordat de tentoonstelling 125 grote liefdes met steun van de Vereniging Rembrandt kan worden geopend. Eerst moet er een keuze worden gemaakt uit de rijkdom van door de vereniging gesteunde werken, die het verhaal van 125 jaar verzamelen voor het openbaar kunstbezit duidelijk vertelt. Aan een flink aantal musea wordt vervolgens gevraagd hun topstukken voor drie maanden af te staan. Vervoer en verzekering dienen te worden geregeld. Tenslotte wordt naar ontwerp van vormgever Wim Crouwel de tentoonstelling in het Van Gogh Museum opgebouwd en ingericht. Kortom, een kijkje achter de schermen, dat vanaf 4 oktober tot en met 8 november, elke zaterdag wordt uitgezonden onder de titel: 125 grote liefdes met steun van de Vereniging Rembrandt.
De Vereniging Rembrandt betekent grote liefdesvoor mij… met steun van de Vereniging Rembrandt
Rudi Ekkart directeur Rijksbureau voor Kunsthistorische Vereniging Rembrandt Documentatie (RKD), Den Haag, en bestuurslid van de Vereniging Rembrandt al 125 jaar sponsor van het openbaar kunstbezit
De Vereniging Rembrandt is naar mijn stellige overtuiging een onmisbaar vliegwiel voor de uitbreiding van het openbaar Nederlands kunstbezit. Bij vrijwel alle grotere en ook bij tal van kleinere kunstaankopen door Nederlandse musea vervult de vereniging een niet te verwaarlozen rol. Die rol heeft Rembrandt gedurende de afgelopen 125 jaar vrijwel ononderbroken vervuld en ondanks het feit dat de hulpmiddelen voor de verwerving van kunstwerken vooral in de afgelopen tien jaar enorm zijn toegenomen, is die taak nog even actueel als in 1883. De Vereniging Rembrandt is in financieel opzicht zeker niet meer de grootste speler bij de realisering van museale aankopen, maar is nog wel altijd een onmisbare partij. In feite is Rembrandt de nationale bundeling van het particulier initiatief op dit gebied, die samen met de vriendenorganisaties van de individuele musea – en uiteraard samen met de gelukkig nog altijd talrijke particuliere schenkers van kunst werken – de betrokkenheid van de Nederlandse bevolking bij het openbaar kunstbezit tot uitdrukking brengt. Dat gebeurt door een zorgvuldige kwalitatieve selectie van voor steun in aanmerking komende objecten. Anderzijds strekt het werkterrein zich uit over een zeer breed gebied, want het omvat alle uitingen van beeldende kunst uit de gehele wereld uit alle tijden en varieert bovendien van topkunst tot werken van toonaangevende kunstenaars van locaal en regionaal niveau.
Sponsoren Voor de realisatie van de lustrumviering heeft de Vereniging Rembrandt een gewillig oor gevonden bij een aantal sponsoren. Financiële steun werd ontvangen van het SNS Reaal Fonds, het Prins Bernhard Cultuurfonds, AEGON Nederland, de RABO Bank, de Mondriaan Stichting, de NS, het KF Heinfonds en de Ottema-Kingma Stichting. Het Van Gogh Museum kan worden gezien als de hoofdsponsor in natura omdat dit museum de kosten op zich neemt van de tentoonstelling 125 grote liefdes, met steun van de Vereniging Rembrandt. Het Rijksmuseum stelt zijn gebouw om niet beschikbaar voor het intekendiner en The Art Document Company investeert belangeloos in de nieuwe website.
37
vereniging rembrandt zomer 2008
Zonder de voortdurende inspanningen van de Vereniging Rembrandt in de afgelopen 125 jaar zou het Nederlandse openbaar kunstbezit beduidend armer zijn dan nu het geval is, zonder dergelijke inspanningen in de komende decennia zal de groei van datzelfde openbaar kunstbezit in omvang, kwaliteit en onderlinge afstemming terugvallen s
ALGEMEEN
De Vereniging Rembrandt werd onder de naam Vereeniging Rembrandt tot behoud in Nederland van kunstschatten opgericht op 24 september 1883. Het doel van de vereniging is het behouden en uitbreiden van kunstschatten voor Nederland, en het verrijken van het openbare bezit aan kunstschatten in Nederland, het daartoe vergroten van de publieke belangstelling voor en het verhogen van de kennis van het roerend cultureel erfgoed, in het bijzonder in Nederlandse openbare collecties. De vereniging is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel te Amsterdam, no. V40531186. De Vereniging Rembrandt is bij de Belastingdienst gerangschikt als een Algemeen Nut Beogende Instelling en heeft daardoor de zgn. ANBI-status. Dit betekent dat de vereniging over ontvangen
schenkingen en/of nalatenschappen geen (successie)belasting verschuldigd is. LIDMAATS CHA P
p gewoon lidmaatschap: (tenminste) € 60,- per jaar
p echtpaar/partners lidmaatschap (twee personen): p p p p p
(tenminste) € 85,- per jaar jongerenlidmaatschap (t/m 25 jaar): (tenminste) € 20,- per jaar lidmaatschap voor het leven: vanaf € 1.200,- (eenmalig) partnerlidmaatschap: (twee personen) voor het leven: vanaf € 2.000,- (eenmalig) Titus Cirkel: gedurende vijf jaar jaarlijks minimaal € 1000,Grootouder Gezelschap: lidmaatschap € 60,- per jaar plus 1) gedurende vijf jaar jaarlijks € 500, of 2) eenmalig € 1500,-
p bedrijfslidmaatschap: (tenminste) € 1.000,- per jaar Leden die in aanvulling op de contributie een gift van (tenminste) € 250,- doen, kunnen voor dat jaar de status van Donateur verkrijgen. De leden hebben op vertoon van hun lidmaatschapskaart gratis toegang tot de permanente collecties van de ruim honderd musea waaraan de Vereniging Rembrandt steun heeft verleend, alsmede tot de ledenvergaderingen en de bijzondere ledenbijeenkomsten. Voorts ontvangen de leden het Bulletin met actuele informatie en beschouwingen door experts en fraaie afbeeldingen van de kunstwerken die met steun van de Vereniging Rembrandt zijn verworven (echtpaar/partnersleden ontvangen één Bulletin). Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met het bureau van de Vereniging Rembrandt.
GEVEN O M K UNS T ? DE K UNST VAN HET GEVEN ! De Vereniging Rembrandt steunt kunstaankopen van musea ten behoeve van ons openbaar kunstbezit. Van overheidswege wordt dit particulier initiatief fiscaal ondersteund. Voor giften van particulieren gelden onder bepaalde voorwaarden aftrekOp welke wijze levert uw schenking meer op? p Een gift is een schenking uit vrijgevigheid zonder dat daar op geld waardeerbare aanspraken tegenover staan. De Vereniging Rembrandt is gebaat bij elke gift. De gift kan in geld of natura (w.o. kunstvoorwerpen) geschieden en als eenmalige of perio-dieke schenking gedaan worden. Fiscaal is het het aantrekkelijkst voor u om de schenking in vijf of meer vaste termijnen te voldoen. Voor een dergelijke gift is, evenals bij erfstellingen of legaten, het inschakelen van een notaris nodig. De Vereniging Rembrandt is bereid de notariële kosten voor haar rekening te nemen bij periodieke giften vanaf € 200,- per termijn. p Door erfstelling of legaat kunt u uw vermogen, een bedrag en/of kunstvoorwerpen nalaten aan de Vereniging Rembrandt. De bestemming van de kunstvoorwerpen kan worden bepaald in overleg met de Vereniging Rembrandt. Hiervoor geldt onder bepaalde voorwaarden de genoemde vrijstelling van successierechten. p Ten slotte noemen wij de bijzondere mogelijk heid dat erfgenamen het successierecht gedeelte
38
vereniging rembrandt zomer 2008
mogelijkheden voor de inkomsten- en successiebelasting. De Vereniging Rembrandt is geheel vrijgesteld van schenkingsen successierechten. Zo kan zij optimaal profiteren van uw gift tijdens uw leven of bij erfstelling.
lijk voldoen door overdracht van kunstvoorwerpen aan de Staat. U kunt ons hierover raadplegen. Waaraan draagt u bij? U draagt bij aan de realisatie van de algemene doelstelling van de Vereniging Rembrandt: verrijking van ons openbaar kunstbezit in algemene zin, of aan de verwerving van kunst werken op een be- paald verzamelgebied. Nieuwe mogelijkheden zijn: een Rembrandtfonds op Naam of een Themafonds. Wat is een Rembrandtfonds op Naam? Een persoonlijke manier van schenken of nalaten. Het is een apart fonds, waarvan de oprichter in samenspraak met de Vereniging Rembrandt de naam bepaalt (bijvoorbeeld de naam van de stichter[s]), de doelstelling en de wijze van besteding. Voor een Rembrandtfonds op Naam geldt een minimum bedrag van € 75.000. Wat is een Themafonds? Deze fondsen worden in het leven geroepen voor
degenen die geïnteresseerd zijn in een bepaald verzamelgebied. U kunt bijdragen aan een afzonderlijk Themafonds, bedoeld om bepaalde onderdelen van de openbare collecties te steunen, bijvoorbeeld 17de-eeuwse schilderkunst, religieuze kunst, prenten en tekeningen, beeldhouwkunst, kunstnijverheid of moderne kunst. Op deze wijze kunt u daadwerkelijk bijdragen aan kunstaankopen in bepaalde richtingen. De Vereniging Rembrandt kent inmiddels de volgende Themafondsen: Themafonds Zilver, Themafonds Prenten en Tekeningen, Themafonds Glas en Themafonds Schilderkunst 17de eeuw. Nadere informatie Wij geven u graag nadere informatie over de vermelde mogelijkheden. Hiervoor is een speciale brochure Geven om kunst? De kunst van het Geven samengesteld, die wij u desgevraagd toezenden. Wij nodigen u uit om hierover contact op te nemen met het Bureau (Drs H.M. Blankenberg, telefoon 070 - 427 17 20, e-mail:
[email protected]).
De leden van de Vereniging Rembrandt hebben op vertoon van het bewijs van lidmaatschap vrije toegang tot de vaste collecties van de musea die sinds de oprichting van de vereniging in 1883 zijn gesteund bij de aankoop van kunstwerken. Dit zijn:
Alkmaar •
Stedelijk Museum
appingedam •
Museum Stad Appingedam
• Museum Meermanno
• Wereldmuseum Rotterdam/
Amerongen •
Kasteel Amerongen
• Museum Mesdag
Museum voor Volkenkunde
Amersfoort •
Museum Flehite
Groningen •
Amstelveen •
Cobra Museum
Haarlem •
Amsterdam •
Allard Pierson Museum
• Teylers Museum
rozendaal •
• Amsterdams Historisch Museum
• Historisch Museum Haarlem
de rijp •
• Bijbels Museum
Gemeentemuseum Het
rijswijk (zh) •
• Joods Historisch Museum
Hannemahuis
schiedam •
• Museum Amstelkring
Voerman Museum
schoonhoven •
• Museum het Rembrandthuis
sluis •
• Museum Willet-Holthuysen
• Nederlands Scheepvaartmuseum
’ s-Hertogenbosch • Museum het Kruithuis
sneek • tiel •
Harlingen •
Hattem •
Schilderijen Mauritshuis
Groninger Museum
• NAi Nederlands Architectuur-
Frans Halsmuseum
’ s-heerenberg • Kasteel Huis Bergh helmond •
• Museum Boijmans Van Beuningen
Gemeentemuseum Helmond
instituut
Kasteel Rosendael Rijper Museum In ‘t Houten Huis Museum Het Tollenshuis Stedelijk Museum Goud-, Zilver-, en Klokkenmuseum Oudheidkundige Verzameling Belfort Sluis Fries Scheepvaart Museum
• Pijpenkabinet & Smokania
• Noordbrabants Museum
• Rijksmuseum
Heusden a/d Maas • Het Gouverneurshuis
Sociëteit
• Stedelijk Museum
Hilversum •
Goois Museum
De Pont, Stichting voor
Hoorn •
Westfries Museum
Amsterdam
Katwijk •
Katwijks Museum
uden •
• Tropenmuseum
laren •
Singer Museum
uithuizen •
• Van Gogh Museum
Leek •
Nationaal Rijtuigenmuseum
utrecht •
Paleis Het Loo - Nationaal Museum
Leens •
Borg Verhildersum
Nationaal Glasmuseum
• Nationaal Museum van
Fries Museum
Speelklok tot Pierement
• Stedelijk Museum Bureau
Apeldoorn •
Appingedam •
Arnhem •
Leerdam •
Leeuwarden •
Assen •
Drents Museum
• Ceramiekmuseum /Princessehof • Museum Catharijneconvent
Asten •
Beiaard- en Natuurmuseum Asten
Berg en Dal •
beverwijk •
Breda •
Brielle •
Delft •
Leiden •
Deventer •
Velsen-zuid •
Vlissingen •
Zeeuws maritiem muZEEum
Museum Kennemerland
• Rijksmuseum van Oudheden
voorburg •
Museum Swaensteyn
Breda’s Museum
• Rijksmuseum voor Volkenkunde
weesp •
Historisch Museum Den Briel
• Stedelijk Museum De Lakenhal
Museum Lambert van Meerten
Loosdrecht •
Enschede •
Gorinchem • Gouda •
Wijhe •
Woerden •
Stadsmuseum Woerden.
Kasteel het Nijenhuis
Zaandam •
Museum van het Nederlandse
Slot Zuylen
Bonnefantenmuseum
Uurwerk
Marken •
Marker Museum
Zaltbommel •
Middelburg •
Zeeuws Museum
Zierikzee •
Nijmegen •
Museum Het Valkhof
• Stadhuismuseum
Otterlo •
Kröller-Müller Museum
Museum Kempenland
• Nederlands Tegelmuseum
Zutphen •
Maarten van Rossummuseum Maritiem Museum Zierikzee Museum Henriëtte Polak in
De Wildeman
Stg Rijksmuseum Zuiderzeemuseum
Purmerend •
Purmerends Museum
• Stedelijk Museum
Rijksmuseum Twenthe
Ridderkerk •
Huys ten Donck (alleen de tuinen)
Gorcums Museum
roermond •
Stedelijk Museum Roermond
Stedelijke Musea
Rotterdam •
Atlas van Stolk/Het Schielandhuis
• Haags Historisch Museum
39
Gemeentemuseum
’ s-Gravenhage • Gemeentemuseum Den Haag
•
Kasteel-Museum Sypestyn
Museum Beeckestijn
Dordrechts Museum
• Stedelijk Van Abbemuseum Enkhuizen •
univers it eit
Gemeentemusea
• Museum Mr. Simon van Gijn Eindhoven •
Kasteel de Cannenburch
Maarssen •
Dordrecht •
Vaassen •
• Prentenk ab inet der Rijks-
Maastricht •
Het Markiezenhof
• Volkenkundig Museum Nusantara
Museum Boerhaave
Afrika Museum
• Stedelijk Museum Het Prinsenhof
Centraal Museum
• Geldmuseum
Bergen op Zoom •
Menkemaborg
Gemeentemusea
hedendaagse kunst Museum voor Religieuze Kunst
Museum Stad Appingedam
tilburg •
Streekmuseum De Groote
Koninklijk Kabinet van
vereniging rembrandt zomer 2008
(Historisch Museum Rotterdam) • Kunsthal Rotterdam • Maritiem Museum Rotterdam
zwol le •
Stedelijk Museum
Z ATER D A G 4 O K T O B ER , O B RECHT K ER K , A M S TER D A M
ALGEMENE LEDENVERGADERING met inleidingen door Prof. Dr Henk van Os en Prof. Dr Peter Hecht; aansluitend ledenontvangst in het van Gogh Museum met bezichtiging van de tentoonstelling 125 grote liefdes met steun van de Vereniging Rembrandt
Vereniging Rembrandt al 125 jaar sponsor van het openbaar kunstbezit
Op zaterdag 4 oktober vindt de Algemene Ledenvergadering van de Vereniging Rembrandt plaats in de Obrechtkerk, Jacob Obrechtstraat 28, Amsterdam. Na de vergadering worden de leden uitgenodigd voor een exclusieve bezichtiging van de lustrumtentoonstelling 125 grote liefdes met steun van de Vereniging Rembrandt in het Van Gogh Museum, Paulus Potterstraat 7, Amsterdam. De tentoonstelling vertelt de geschiedenis van ons openbaar kunstbezit aan de hand van 125 topwerken, afkomstig uit meer dan 40 Nederlandse musea. Programma
grote liefdes
Obrechtkerk
16.00 uur Ontvangst in de Obrechtkerk 16.15 uur Inleiding over de Obrechtkerk door Prof. Dr Henk van Os met steun van de Vereniging Rembrandt 16.35 uur Algemene Ledenvergadering 17.35 uur Inleiding op de tentoonstelling 125 grote liefdes met steun van de Vereniging Rembrandt door Prof. Dr Peter Hecht. 17.55 uur Einde van bijeenkomst in de Obrechtkerk
Van Gogh Museum
18.30 uur Van Gogh Museum, bezoek aan de tentoonstelling 20.00 uur Einde Het programma is alleen bestemd voor leden van de Vereniging Rembrandt (geen introducés). In verband met de organisatie verzoeken wij u vriendelijk zich vóór 20 september aan te melden. U kunt hiervoor gebruik maken van de in dit Bulletin opgenomen antwoordkaart of per e-mail:
[email protected] U krijgt alleen bericht indien hetjaar om capaciteitsredenen niet mogelijk blijkt uw al 125 sponsor van het openbaar kunstbezit aanmelding te honoreren.
Vereniging Rembrandt
Vergeet niet uw Rembrandtkaart mee te nemen!
Aanmelden vóór 20 september Bereikbaarheid De Obrechtkerk ligt op loopafstand van het Concertgebouw en het Van Gogh Museum. Het adres van het Van Gogh Museum is Paulus Potterstraat 7. Openbaar vervoer De Obrechtkerk en het Van Gogh Museum zijn gemakkelijk bereikbaar met de tram vanaf verschillende NS-stations in Amsterdam. Reisplanner openbaar vervoer: www.9292ov.nl Met de auto Uit alle richtingen A10 afslag S108 (Amstelveen) of S109 (RAI). Volg verder de borden Centrum. Betaald parkeren kan in de omgeving rond het museumplein (Museumkwartier Noord en Stadsdeel Oud-Zuid) of in de parkeergarage eronder, ingang aan de Van Baerlestraat.
Vereniging Rembrandt E-mail:
[email protected]