Rembrandt en de tekenkunst Lesbrief voor het voortgezet onderwijs De lesbrief Rembrandt en de tekenkunst bestaat uit de volgende onderdelen: 1. Een les op school, die ter voorbereiding kan dienen op een gratis museumbezoek of een (teken-) kunstproject op school. 2. Suggesties voor kijk- en doe-opdrachten op school of in Museum Het Rembrandthuis. Museumbezoeken voor schoolklassen zijn gratis, mits uiterlijk twee weken van tevoren aangevraagd bij de afdeling educatie. In 2007 worden er veel tekeningen van Rembrandt en andere kunstenaars in het museum tentoongesteld. Kijk voor meer informatie op www.rembrandthuis.nl onder de kop ‘Actueel’, klik door naar ‘Exposities’ of ‘Agenda’. Doel: • Leerlingen kennis laten maken met de 17de-eeuwse tekentechnieken en de gebruikte materialen en hen leren deze te herkennen. • Leerlingen kennis laten maken met Rembrandts tekenkunst. • Leerlingen leren goed te kijken naar tekeningen en bepaalde kenmerken te herkennen. Tijdens de tentoonstelling 'Rembrandt. Tekeningen uit Berlijn' (22 maart t/m 27 mei) organiseert Museum Het Rembrandthuis een speciale gratis workshop 'Tekenen als Rembrandt' voor het voortgezet onderwijs. De workshop sluit aan bij deze lesbrief. De in de lesbrief met een * gemarkeerde kunstwerken zijn op deze tentoonstelling te zien. Voor meer informatie over de workshop en voor reserveringen kunt u contact opnemen met de afdeling educatie, telefoon nummer: 020 5200400.
1
1. Tekenen in de Gouden Eeuw: Wie tekenden er en waarom? Al ver voor onze jaartelling werd ontdekt dat je met lijnen een figuur kon uitbeelden. Denk maar aan de grottekeningen die zo'n 10.000 jaar voor Christus werden gemaakt in het Franse Lascaux. Tekeningen op papier ontstonden pas veel later. Rond het jaar 100 (na Christus) maakten de Chinezen voor het eerst papier. Dit werd gemaakt van tot pulp geslagen plantenvezels, vermengd met water. Deze pap werd uitgegoten in een vorm en vervolgens gedroogd. Ondanks modernere technieken waardoor papier sneller en beter kan worden gemaakt, is dit principe nog steeds hetzelfde. Via Arabië, Noord-Afrika en ZuidEuropa kwam de techniek van het papier maken uiteindelijk rond 1500 in de Nederlanden terecht. Vóór die tijd tekende men op perkament, dat gemaakt werd van dierenhuiden. In de 17de eeuw, de eeuw waarin Rembrandt leefde, werd er net als nu veel getekend. Tegenwoordig is tekenen vaak een hobby, maar er zijn ook mensen die tekenen voor hun beroep. Denk maar aan striptekenaars of mode-ontwerpers. In Rembrandts tijd waren er heel veel mensen die tekenden voor werk of studie. Het was een belangrijk onderdeel van veel beroepen. Wie kunstenaar wilde worden, moest eerst leren tekenen. De tekenkunst werd gezien als de basis van alle kunsten. Maar ook voor bijvoorbeeld meubelmakers, architecten en artsen (anatomie) was het belangrijk om te leren tekenen. Hierdoor leerde je namelijk goed kijken en kreeg je ruimtelijk inzicht, wat bij veel beroepen goed van pas kwam. Daarnaast waren tekenlessen voor kinderen van rijke burgers een onderdeel van de opvoeding. Mensen uit die kringen vonden deze kunstlessen onmisbaar voor de algemene ontwikkeling van hun kinderen. Dit was bijvoorbeeld het geval bij Constantijn Huygens. Zijn vader was secretaris van stadhouder Willem van Oranje en Constantijn zou hem later opvolgen. Door zelf te leren tekenen, ontwikkelde hij een goed oog voor kunst. In zijn functie moest hij een goed overdachte mening kunnen geven over kunst. Constantijn heeft zijn jeugd beschreven in een boek, waarin hij ook Rembrandt (1606-1669) vermeldde. Hij bewonderde deze toen nog jonge kunstenaar, maar had ook kritiek op de manier waarop Rembrandt sommige dingen aanpakte. Voor Constantijn zelf kwam zijn tekenvaardigheid goed van pas tijdens zijn reizen. Zo kon hij vastleggen wat hij onderweg zag. Voor meisjes waren tekenlessen niet zo vanzelfsprekend als voor jongens. Het was niet gebruikelijk dat zij werden opgeleid tot kunstenaar. Een meisje leerde hoogstens tekenen en schilderen als haar vader kunstenaar was. Na afloop van haar leertijd bleef zij meestal voor 2
hem werken. Het kwam niet vaak voor dat meisjes hun eigen atelier opstarten. Wel kregen meisjes uit hogere kringen soms net als jongens tekenles als onderdeel van hun opvoeding. De tekenkunst speelde in de 17de eeuw dus voor veel mensen een belangrijke rol in het dagelijks leven.
De opleiding tot kunstenaar Zoiets als een kunstacademie bestond in die tijd nog niet. Voor een opleiding tot kunstenaar ging je in de leer bij een kunstschilder, die je alle kneepjes van het vak bijbracht. Een leerling was meestal 12 tot 14 jaar oud als hij aan zijn leertijd begon. Na een jaar of drie, vier was je volleerd en kon je aan de slag als betaalde assistent, waarna je je kon vestigen als zelfstandig kunstenaar. Zo’n opleiding was niet voor iedereen weggelegd, er moest een flink bedrag aan leergeld worden betaald. Rembrandt vroeg zijn leerlingen bijvoorbeeld 100 gulden per jaar voor een opleiding tot kunstenaar. Dat was veel geld, als je bedenkt dat een timmerman of schoenmaker per jaar zo’n 250 gulden verdiende. De basis van de opleiding was het leren tekenen. In de 17de eeuw verschenen er voor het eerst boeken die helemaal gewijd waren aan de kunst van het tekenen. Een van de meest uitgebreide boeken, ‘Inleydinge tot de alghemeene Teykenkonst’, werd geschreven door Willem Goeree in 1668. Het boek was speciaal bedoeld als studiemateriaal voor de jeugd. Goeree beschreef in dit boek stap voor stap hoe je een goede tekening kon maken. Ook aan Rembrandts carrière ging zo’n leertraject vooraf. Hij was ongeveer 14 jaar oud toen hij in de leer ging bij de Leidse kunstenaar Jacob van Swanenburgh. Rembrandt leerde hier bijvoorbeeld hoe hij verf kon maken en doeken kon voorzien van een grondlaag. Maar bovenal leerde hij er net als iedere andere 17de-eeuwse kunstenaarsleerling tekenen volgens de volgende stappen: De eerste stap: natekenen van prenten en tekeningen Als leerling begon je met het natekenen van ogen, neuzen, oren, monden, armen en benen uit voorbeeldboeken. Zodra je dit onder de knie had, oefende je met het tekenen van hele gezichten en lichamen. Vervolgens kon je voorstellingen van tekeningen en prenten gaan natekenen. Het was hierbij van groot belang dat je een goed voorbeeld had, gemaakt door een goede kunstenaar. Volgens Goeree kon je zo’n afbeelding het beste ophangen, zodat je er recht tegenaan keek. Je tekenvel bevestigde je op een houten bordje, dat je verticaal voor je hield. Zo leerde je het beste perspectief (dieptewerking) tekenen en kon 3
je je eigen tekening makkelijk vergelijken met het voorbeeld. Belangrijk bij het maken van een tekening was ook, dat je eerst de grote lijnen tekende en pas later de details. Je begon dus met een grove schets, die je later uitwerkte tot een gedetailleerde tekening.
De tweede stap: oefenen met schilderijen Vervolgens leerde je (delen van) schilderijen na te tekenen. De schilderijen van de leermeester of andere kunstwerken die hij bezat, dienden als voorbeeld. Zo leerde je meer over zaken als licht en schaduw en proporties. Dit laatste betekende bijvoorbeeld dat je enkele figuren van een schilderij groter tekende dan ze op het schilderij waren afgebeeld, of juist kleiner. De afmeting van de figuren moest hierbij in verhouding staan tot de rest van de afbeelding. Voordat je over kon gaan naar de volgende stap, moest er heel veel geoefend worden. De leermeester gaf hierbij aanwijzingen en corrigeerde de tekening waar nodig. De derde stap: het kopiëren van sculpturen Hierna brak het moment aan om naar driedimensionale voorwerpen te tekenen. Het was een lastige opdracht om zoiets zó op een plat vlak te tekenen, dat het lijkt alsof het ook op papier driedimensionaal is. Veel kunstenaars hadden gipsen beelden en andere voorwerpen in hun atelier die als studiemateriaal werden gebruikt. Rembrandt had een enorme collectie kunst en zeldzame voorwerpen waaruit zijn leerlingen dingen konden natekenen. Zijn verzameling bestond uit mappen met duizenden tekeningen en prenten (gemaakt door hemzelf en andere kunstenaars), uit gipsen beelden, oude munten, schelpen en nog veel meer. Voor een kunstenaar was zo’n uitgebreide verzameling zeldzaam, alleen rijke burgers konden zich zoiets veroorloven. Het natekenen van bijvoorbeeld een gipsen beeld was niet gemakkelijk. Je moest rekening houden met de lichtval en met schaduwen. Wel was het een goede oefening in het natekenen en bestuderen van de anatomie, de bouw van het menselijk lichaam. Wie dit allemaal goed onder de knie had, was klaar voor de laatste en belangrijkste stap. De vierde stap: tekenen ‘nae ’t leven’ Het tekenen naar levend model was het belangrijkste onderdeel van het leren tekenen. Dit was een kans om te oefenen met verschillende houdingen en je kennis van het menselijk lichaam te vergroten. Kunstkenners uit de 17de eeuw waren het er over eens dat ook ervaren kunstenaars moesten blijven tekenen naar levend model, zowel naakt als
4
met kleren aan. Ook gingen kunstenaars met een schetsboekje op pad om landschappen of straattafereeltjes vast te leggen. Als kunstenaar was het handig om zoveel mogelijk verschillende figuren en houdingen in je hoofd te hebben. Uit die ‘voorraad’ kon je dan putten bij het maken van een prent of een schilderij. Het uiteindelijke doel van de tekenlessen was dat je uit je hoofd een hele voorstelling op papier kon zetten. Als je dat had bereikt, was je een heel eind op weg om een vakkundig kunstenaar te worden. Er komt nog meer bij kijken… Bij de tekenlessen kwamen nog meer belangrijke zaken aan bod. De compositie bijvoorbeeld, de manier waarop de tekening is ingedeeld. Als je een verhaal wilt vertellen, moet het voor de kijker duidelijk zijn wie de belangrijkste figuren zijn. Dit kun je op verschillende manieren laten zien. Je kunt deze figuren bijvoorbeeld op de voorgrond tekenen. Ook kun je de andere figuren in een kring om de hoofdrolspeler(s) heen zetten. Het belangrijkste deel van de tekening moet er bij wijze van spreken uitspringen. Rembrandt was hier erg goed in, niet alleen in zijn tekeningen maar ook in zijn etsen en schilderijen. Ook met licht en schaduw kun je aangeven wat de belangrijkste onderdelen van je tekening zijn. Rembrandt werkte veel met licht en schaduw in zijn tekeningen. Een andere manier om aan te geven dat een onderdeel van je tekening belangrijk is, is door dit stuk gedetailleerder te tekenen dan de rest van de tekening. Dieptewerking is een ander heel belangrijk onderdeel van de tekenkunst, we noemen dit ook wel perspectief. Dit zorgt ervoor dat je het idee krijgt dat je in de verte kunt kijken, ook al is een tekening of een schilderij eigenlijk een plat vlak. Je kunt dit effect op verschillende manieren bereiken, bijvoorbeeld door de figuren op de voorgrond groot en de figuren op de achtergrond klein te tekenen. Of door dingen naar mate ze verder naar achteren staan, minder gedetailleerd en vager te tekenen. Materialen Papier, lompenpapier en perkament In de Gouden Eeuw werd er getekend met verschillende materialen. Als ondergrond werd meestal papier gebruikt. Papier was in die tijd duur, je moest er dus zuinig mee zijn. Om te voorkomen dat leerlingen onnodig papier verbruikten tijdens het oefenen, werden er speciale schetsboekjes, zogenoemde tafelboekjes, ontwikkeld. Hierin zat perkament dat was bewerkt met een mengsel van krijt en gom. Hierdoor was de tekening met een vochtig sponsje makkelijk weer uit te vegen en kon je steeds 5
opnieuw beginnen, zonder kostbaar papier te verspillen. Daardoor zijn er jammer genoeg heel veel tekeningen verloren gegaan, met name uit de leerperiode van kunstenaars. Ook ervaren kunstenaars waren zuinig met papier; vaak gebruikten ze zowel de voorkant als de achterkant en tekenden ze meerdere voorstellingen of studies op één vel papier. Behalve op papier werd er soms ook op perkament getekend. Dit was duurder en zeldzamer dan papier. Waarschijnlijk werd er alleen perkament gebruikt voor tekeningen die bedoeld waren om in een mooi lijstje aan de muur te hangen. Tekeningen op papier werden meestal bewaard in mappen. Rembrandt bezat duizenden tekeningen, gemaakt door hemzelf en andere kunstenaars. Hij bewaarde ze in boeken in zijn zogenoemde 'kunstcaemer', vlak naast zijn atelier. Tekenmaterialen Er waren verschillende tekenmaterialen voorhanden, die allemaal andere eigenschappen hadden. Beginnende tekenaars gebruikten houtskool. Het voordeel hiervan is dat de lijnen gemakkelijk kunnen worden uitgeveegd, wat handig is als je een fout maakt. Iets meer ervaren kunstenaars tekenden met rood of zwart krijt. Met wit krijt kon je delen van een tekening lichter maken, zodat het leek alsof er licht op scheen. Krijt werd vaak gebruikt voor schetsen. Voor meer uitgewerkte tekeningen waren pen en inkt ideaal. Vooral geoefende kunstenaars tekenden graag met pen en inkt. Er bestonden pennen gemaakt van ganzen- of zwanenveren en pennen die uit riet gesneden werden. Met zo’n rietpen kon je bredere lijnen zetten, voor dunnere lijnen gebruikte je een verenpen. Er waren verschillende soorten inkt, die in kleur varieerden van roodbruin tot diepzwart. Voor het aanbrengen van bijvoorbeeld schaduwpartijen werd vaak met water verdunde inkt aangebracht met een penseel. Dit noemen we ‘wassen’. Zo kreeg je een ‘gewassen pentekening’. Voor een heel bijzonder effect kon je een zilverstift gebruiken. Dat is een zilveren staafje waarmee je op de geprepareerde vellen van een tafelboekje kon tekenen. Er ontstond zo een fijne, zilverkleurige lijn. Deze techniek werd in de 15de en 16de eeuw vaak gebruikt, in de 17de eeuw waren tekeningen met zilverstift zeldzamer. Rembrandt heeft deze techniek gebruikt voor een portretje van zijn aanstaande vrouw Saskia, tijdens hun verloving.* Het was niet zomaar een tekening: we weten dat hij al in de 17de eeuw in een lijstje heeft gezeten. Misschien hing hij wel in Rembrandts woonkamer.
6
2. Onderzoek naar Rembrandts tekeningen Rembrandt maakte vele honderden tekeningen. Hoeveel precies, is onbekend: een gedeelte is verloren gegaan. Van andere tekeningen is het niet zeker of ze echt door Rembrandt zijn gemaakt. Er wordt nog steeds veel onderzoek gedaan naar tekeningen die (mogelijk) door hem gemaakt zijn. Door moderne technieken komen we steeds meer te weten over deze kunstwerken. Het bepalen wie de maker van een tekening of een ander kunstwerk is, noemen we toeschrijven. Het is vaak een lastig, tijdrovend onderzoek. Bovendien is de kans groot dat je geen antwoord vindt op je vraag: er bestaan duizenden tekeningen van wie de maker onbekend is. Omdat tekeningen over het algemeen niet bestemd waren voor de verkoop maar om zelf te gebruiken als studiemateriaal, signeerden kunstenaars ze meestal niet. Door een tekening te onderzoeken, kun je meer te weten komen over de herkomst ervan. Soms kunnen deskundigen achterhalen wie de tekening heeft gemaakt, maar vaak ook is dit niet met zekerheid te zeggen. Tijdens hun onderzoek letten zij onder meer op :
De stijl van de tekening. Je kunt deze vergelijken met die van andere 17de-eeuwse tekeningen waarvan bekend is door wie ze zijn gemaakt. Maar de tekening kan ook gemaakt zijn door een leerling of een collega die in dezelfde stijl werkte. Techniek en materiaal. De gebruikte technieken en materialen kunnen veel informatie geven. Sommige kunstenaars werkten alleen met specifieke materialen of methodes. Ook kan een techniek alleen in een bepaalde periode of regio gebruikt zijn. Papier en watermerk. Is de tekening gemaakt op 17de-eeuws papier? In de 17de eeuw werd papier met de hand gemaakt, geen vel was hetzelfde. Alle papiermakerijen maakten een andere papiersoort met een eigen kleur en structuur en een eigen watermerk. Ieder vel papier had dus een eigen 'vingerafdruk', zou je kunnen zeggen. Papier werd gemaakt door fijngemalen lompen te vermengen met water. Deze pulp werd in platte zeven gegoten, zogenaamde schepvormen. De vormen hadden een heel fijn raster, de structuur van zo'n zeef kun je bij handgeschept papier goed zien als je het vel tegen het licht houdt. Je ziet dan ook het zogenaamde watermerk; in het koperdraad van de zeef werd een figuurtje gebogen dat als het ware in het papier werd gedrukt. Ook tegenwoordig gebeurt dit nog bij bepaalde papiersoorten. Je kunt het bijvoorbeeld goed zien bij bankbiljetten. Aan zo’n watermerk kun je 7
zien waar en wanneer het papier gemaakt is. Niet alle tekeningen hebben een watermerk: grote vellen papier werden vaak kleiner gesneden, waardoor veel 17de-eeuwse tekeningen geen watermerk hebben. Eigentijdse bronnen. Je kunt hierbij denken aan 17de-eeuwse brieven waarin de tekening beschreven wordt, aan verslagen van veilingen of boedelinventarissen. Sommige inventarislijsten zijn heel uitgebreid. Van Rembrandts bezittingen is twee keer een inventaris gemaakt. Een keer bij zijn dood in 1669 en een keer in 1656, toen Rembrandt failliet ging. Een ambtenaar van het stadhuis beschreef toen per kamer precies wat er allemaal aanwezig was. Rembrandt had naast heel veel andere spullen ook duizenden tekeningen, waarvan hij een groot deel zelf gemaakt had. Met al deze gegevens kun je soms een antwoord op je vraag vinden. Maar het kan ook gebeuren dat na al dat onderzoek nog steeds niet zeker is wie de maker van de tekening is.
Rembrandts tekeningen, vijf periodes. Rembrandt ging in 1622 in de leer bij de Leidse kunstenaar Jacob van Swanenburgh. Nadat hij hier de basis van het kunstenaarsvak had geleerd, vertrok hij in 1625 voor een half jaar naar Amsterdam. Daar maakte hij zijn opleiding tot kunstenaar af bij de bekende schilder Pieter Lastman. Rembrandt keerde vervolgens terug naar Leiden, waar hij een eigen atelier opzette. In 1631 vertrok hij definitief naar Amsterdam. Hij was toen al een bekende kunstenaar. De vroegst bekende tekeningen van Rembrandt zijn in deze periode gemaakt. In tegenstelling tot veel 17de-eeuwse kunstenaars beperkte Rembrandt zich niet tot één bepaald genre, zoals landschappen of portretten. Hij tekende, schilderde en etste veel uiteenlopende onderwerpen. Zijn voorkeur voor een bepaald onderwerp verschilde per periode. Bijbelse voorstellingen tekende Rembrandt in alle fases van zijn leven.
8
Vroege periode (eind jaren '20) Vóór zijn vertrek naar Amsterdam in 1631 maakte Rembrandt veel figuurstudies. Zijn 'modellen' zag hij waarschijnlijk op straat: in deze periode tekende Rembrandt veel bedelaars en oosters geklede mannen. Voor deze tekeningen gebruikte hij meestal krijt. Waarschijnlijk had hij altijd een schetsboekje en een stukje krijt bij zich zodat hij interessante mensen en dingen ter plekke kon vastleggen. Een enkele keer tekende Rembrandt met een verenpen en inkt. Hiermee kon hij dunne lijnen zetten. Tekeningen gemaakt met houtskool van Rembrandts hand zijn zeldzaam. In deze periode tekende Rembrandt ook veel studies voor bijbelse voorstellingen. Hij gebruikte deze voorstudies voor etsen of schilderijen.
Rembrandt, 'Zittende grijsaard met gevouwen handen', ca. 1631, Berlijn, Kupferstichkabinett. Rood en zwart krijgt op rood-geel gewassen papier.
Amsterdam, vanaf 1631 In de jaren 1630 begon Rembrandt meer verschillende onderwerpen te tekenen. Vanaf het moment dat hij naar Amsterdam verhuisde, tekende Rembrandt voorstellingen uit de klassieke mythologie, figuurstudies, landschappen, dieren en studies van taferelen uit het dagelijks leven. In deze periode tekende Rembrandt niet alleen met krijt maar ook met pen en inkt. Voor zijn pentekeningen gebruikte hij vaak galnoteninkt. De zwarte inkt verbleekte door de jaren heen tot bruin. Door de samenstelling van deze inkt wordt papier later aangevreten. Dit noemen we inktvraat. Tot 1635 werkte Rembrandt voor de kunsthandelaar Hendrik Uylenburgh. In deze jaren tekende hij weinig historische verhalen. De vroegst bewaarde landschapstekeningen van Rembrandts hand zijn gemaakt rond 1633-35. Rembrandt tekende ze met zilverstift op perkament vellen in een tafelboekje *. Gelukkig zijn ze bewaard gebleven en niet uitgeveegd. Ook het portret van zijn aanstaande vrouw Saskia tekende Rembrandt met zilverstift op een blad uit een tafelboekje *. 9
Rembrandt, 'Portret van Saskia Uylemburgh, 1633, Kupferstichkabinett, Berlijn. Zilverstift op wit geprepareerd perkament.
Rembrandt, 'Vlak landschap met een man staand bij een weg', ca. 1633-35, Kupferstichkabinett, Berlijn. Zilverstift op grijs geprepareerd perkament.
Jaren 1640 Vanaf ca. 1640 tekende Rembrandt met een rietpen. Hiermee konden bredere lijnen worden gezet dan met de verenpen, die hij eerder gebruikte. De meeste landschapstekeningen maakte Rembrandt tussen 1645 en het begin van de jaren 1650. Zo is er een serie schetsen bewaard die hij maakte tijdens wandelingen in de omgeving van Amsterdam. Vanaf het begin van de 17de eeuw was er een kleine markt voor landschapstekeningen. In de loop van de eeuw kwam er steeds meer vraag naar getekende landschappen, vooral uitgewerkte tekeningen waren populair. De eerste opzet maakte de kunstenaar ter plekke, in de natuur. Deze schets werd daarna uitgewerkt in het atelier. Rembrandt gebruikte dit soort tekeningen als een soort voorraad, waaruit hij achtergronden voor etsen en schilderijen met bijvoorbeeld bijbelse voorstellingen kon halen. Rembrandts tekeningen waren niet voor de verkoop bestemd. Hij bewaarde ze in albums en mappen in zijn kunstkamer, bij de rest van zijn verzameling. Pas na zijn faillissement in 1656 kwamen de tekeningen op de markt. De landschappen tekende Rembrandt met zwart krijt of met de rietpen. Vaak voegde hij met een penseel en met water verdunde inkt schaduwen toe, zogenoemde wassingen. Behalve landschappen maakte Rembrandt in deze periode ook veel Jaren 1640 studies voor bijbelse en mythologische voorstellingen.
10
Rembrandt, 'St. Antoniesluis gezien vanaf het eiland Uilenburg', 1647-48, Kupferstichkabinett, Berlijn. Zwart krijt.
Rembrandt, 'Studie voor 'De Honderdguldenprent', ca. 1647-48, Kupferstichkabinett, Berlijn. Pen en penseel in bruin, loodwitte dekverf.
Rembrandt, 'De Honderdguldenprent', ca. 1643-49, Museum Het Rembrandthuis, Amsterdam. Ets.
11
Jaren 1650 In deze periode tekende Rembrandt veel bijbelse voorstellingen. Als toeschouwer kun je de emoties van de figuren goed zien. Gezichtsuitdrukkingen en de houdingen van de figuren maken dat duidelijk. Rembrandt was een meester in het subtiel afbeelden van emoties als angst, verdriet en boosheid. Rembrandt maakte in deze jaren ook enkele tekeningen op Japans papier. Dit papier gaf een bijzondere sfeer aan de tekening door de gele ondertoon en fijne structuur.
Rembrandt, 'Jozef door zijn broers verkocht', ca. 1652, Kupferstichkabinett, Berlijn. Pen in bruin, gedeeltelijk uitgeveegd.
Rembrandt, 'Staande man met bontmuts en mantel', ca. 1647-48, Kupferstichkabinett, Berlijn. Zwart krijt.
12
Jaren 1660 Tijdens de laatste jaren van zijn leven maakte Rembrandt weinig tekeningen. Een van die late tekeningen is een voorstudie voor het beroemde schilderij 'De Staalmeesters' *. Sommige delen van de tekening heeft hij met loodwit, een witte verfsoort, lichter gemaakt. Dit kun je goed zien aan de kragen van de mannen. Rembrandt wilde hiermee aangeven dat die delen er in het schilderij uit moesten springen. Andere plekken bedekte hij met loodwit om zo dingen te kunnen veranderen. Hij deed dit ook wel door stukjes papier over bepaalde delen van een tekening te plakken. Behalve deze tekening, zijn er ook nog enkele losse schetsen bewaard gebleven waarin Rembrandt verschillende houdingen en composities voor 'De Staalmeesters' uitprobeerde.
Rembrandt, 'Studie voor het schilderij 'De Staalmeesters', ca. 1662, Kupferstichkabinett, Berlijn. Rietpen en penseel in bruin, loodwitte dekverf.
Rembrandt, 'De Staalmeesters', 1662, Rijksmuseum, Amsterdam.
13
Waarom tekende Rembrandt? Rembrandt tekende niet alleen voor zijn plezier. Tekeningen werden vaak gemaakt als eerste ontwerp of voorstudie voor een schilderij. De kunstenaar kon dan voor hij ging schilderen bedenken hoe hij de figuren wilde uitbeelden. Het ontwerp werd vaak heel precies overgenomen op het schilderij. Rembrandt maakte geen ontwerptekeningen voor zijn schilderijen. Wel schetste hij tijdens het maken van een schilderij of een ets, een figuur of een deel van de voorstelling als hulp voor hemzelf. Zo probeerde hij bijvoorbeeld verschillende houdingen voor één of meer figuren en koos de beste uit voor zijn kunstwerk. Hij maakte dus geen ontwerp voor het hele kunstwerk, maar bedacht tijdens het schilderen of etsen een stukje ervan. Voor sommige etsen maakte Rembrandt wel gebruik van ontwerptekeningen. De achterkant van zo'n tekening werd vervolgens ingesmeerd met krijtpoeder. De tekening werd op een etsplaat gelegd en de lijnen werden nagetrokken met een stomp voorwerp. Zo werd de tekening in krijtpoeder zichtbaar op de etsplaat. Rembrandt bewaarde veel van zijn getekende landschappen en figuurstudies in mappen. Hij had als het ware een hele verzameling houdingen, composities en landschappen waar hij uit kon putten bij het maken van een ets of een schilderij. Zo tekende Rembrandt ooit een olifant na, die hij later gebruikte in zijn ets 'De zondeval van Adam en Eva'. De tekeningen kwamen ook voor zijn leerlingen goed van pas. Het waren voorbeelden van hoe een goede tekening eruit moest zien wat betreft compositie, licht- en schaduwwerking, houdingen enzovoort. Deze tekeningen waren voor hen lesmateriaal bij het zelf leren tekenen. Ook voor Rembrandts opdrachtgevers waren zijn tekenkunsten van belang. Als zij de kunstenaar opdracht had gegeven om een schilderij te maken, kon Rembrandt hen een eerste opzet op papier sturen. Zo kon de opdrachtgever zien of het schilderij werd zoals hij wilde. * alle met een * gemarkeerde kunstwerken zijn te zien op de tentoonstelling Rembrandt. Tekeningen uit Berlijn, 24 maart t/m 27 mei 2007, Museum Het Rembrandthuis
14
2. Opdrachten: Suggesties voor opdrachten op school: - Lees het verhaal van Pyramus en Thisbe, een verhaal uit de Griekse mythologie. Het is geschreven door de beroemde schrijver Ovidius in zijn boek 'Metamorphoses'. De knappe Pyramus woonde in Babylon, naast Thisbe, het mooiste meisje van de stad. Pyramus en Thisbe waren verliefd op elkaar maar mochten van hun ouders niet trouwen. Alleen via een scheur in de muur tussen hun tuinen konden ze met elkaar praten. Op een dag spraken ze af op een plek ver van huis, bij een moerbeiboom. Thisbe kwam hier als eerste aan, maar moest vluchten voor een leeuwin met een bebloede bek. Ze verloor haar sluier, die door de leeuwin werd verscheurd en met bloed besmeurd. Toen Pyramus arriveerde, zag hij Thisbes bebloede sluier liggen. Thisbe zelf was nergens te bekennen. Pyramus dacht dat haar iets afschuwelijks was overkomen en wilde niet verder leven zonder zijn grote liefde. Hij stortte zich in zijn zwaard en stierf. Het bloed spatte op de sneeuwwitte vruchten van de moerbeiboom, die donker verkleurden alsof ze in rouw waren. Thisbe, die aan de leeuw ontsnapt was, trof de dode Pyramus onder de boom aan. Wanhopig pleegde ook zij zelfmoord met het zwaard van Pyramus. Kijk vervolgens naar Rembrandts tekening van een scène uit dit verhaal • Welke gebeurtenis heeft Rembrandt getekend? • Waarom zou hij juist deze scène hebben afgebeeld? • Als je zelf een tekening van dit verhaal maakte, zou je dan dezelfde gebeurtenis tekenen? Waarom wel/niet? • Aan welk beroemd verhaal doet het verhaal van Pyramus en Thisbe je denken?
Rembrandt, 'Thisbe treurt om Pyramus', ca. 1650-55, Kupferstichkabinett, Berlijn. Pen in bruin.
15
Suggesties voor opdrachten in het museum bij de tentoonstelling Rembrandt. Tekeningen uit Berlijn: - Kies drie tekeningen van Rembrandt uit en beschrijf per tekening: • Wat er op de tekening te zien is (bijvoorbeeld: landschap, studie van een vrouwenhoofd, portret, bedelaar) • Welke materialen Rembrandt heeft gebruikt (bijvoorbeeld: perkament of papier, zwart of rood krijt, pen en inkt, zilverstift, houtskool) • Iets over de compositie: wie is de belangrijkste figuur, waar zie je dat aan? • Iets over de lichtval: is de tekening licht of donker? Zijn er veel schaduwen? Zo ja, waarom denk je dat Rembrandt sommige delen licht en andere donker heeft gemaakt? Kun je zien waar het licht vandaan komt? - Kies een tekening van Rembrandt. 1.Teken deze zo precies mogelijk na, of: 2. Maak je eigen versie van de door jou gekozen tekening.
Suggestie voor een museum-opdracht met voorbereiding op school: Lees het verhaal van Pyramus en Thisbe voor aan de klas (zie eerste suggestie onder opdrachten) . Laat de leerlingen een scène uit het verhaal kiezen en laat hen dit tekenen. Neem de tekeningen mee naar het museum en bekijk de tekening van Pyramus en Thisbe die Rembrandt heeft gemaakt. De tentoonstelling is in de nieuwe vleugel van het museum. Vraag een aantal leerlingen: • Welk deel van het verhaal ze hebben afgebeeld en waarom • Welk deel van het verhaal Rembrandt heeft getekend en waarom (hij wilde de emotie van Thisbe laten zien) • Als je nu weer een tekening van dit verhaal moest maken, zou je dat dan anders doen? Waarom (niet)?
16
Boeken over Rembrandt en de tekenkunst: • M. Schapelhouman, Rembrandt en de kunst van het tekenen, Zwolle 2006 • Tentoonstellingscatalogus Buiten tekenen in Rembrandts tijd, Museum Het Rembrandthuis, Amsterdam 1998 • Tentoonstellingscatalogus Rembrandts landschappen, Museum de Lakenhal, Leiden 2006 • Tentoonstellingscatalogus Rembrandt. Drawings from the Berlin Kupferstichkabinett, Ostfildern 2007 • P. Schatborn, 'Tekeningen van Rembrandt in verband met zijn etsen', in: Kroniek van het Rembrandthuis, Amsterdam 1986 A. Hagen, De opleiding tot schilder. Schriftelijke bronnen uit Rembrandts tijd, CKV-bundel, Bronnenboekje 2, Museum Het Rembrandthuis, 2003 Websites met informatie over Rembrandt: www.rembrandthuis.nl www.cultuurwijs.nl www.cultuurwijzer.nl www.Ckplus.nl/rembrandt www.rembrandt-amsterdam.nl
Museumbezoek Het bezoek aan Museum Het Rembrandthuis is gratis voor schoolgroepen mits dit minstens twee weken van te voren is aangevraagd. Voor informatie en boekingen kunt u contact opnemen met de afdeling educatie van het museum. Tel: 020 5200 400.
17