Zesde openbaar verslag ex artikel 73a Faillissementswet in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Technische Handelsonderneming Tumic B.V., voorheen genaamd Technische Handelsonderneming en Machinefabriek T.U.C. B.V.
NB: Een digitaal exemplaar van dit verslag met als bijlage het financieel tussenverslag wordt op het Centraal Insolventieregister (http://insolventies.rechtspraak.nl) gepubliceerd. De inhoud is gelijk aan de papieren verslaglegging zoals gedeponeerd ter griffie van de Rechtbank, zij het dat aan de papieren verslaglegging nog diverse andere bijlagen zijn gevoegd.
Faillissementsnummer: Datum faillissement: Curator:
Rechter-Commissaris: Activiteiten onderneming:
Omzetgegevens:
Personeel gemiddeld aantal: Verslagperiode: Datum verslag: Bestede uren in verslagperiode: Bestede uren totaal: Aantal bijlagen:
F 08/31 25 maart 2008 Mr. M.M.E. Bowmer Veldhuijzen & Nuiten Advocaten Postbus 1080 3300 BB Dordrecht tel: 078-6133966 fax: 078-6310938 mr. A.J. van Spengen Volgens het handelsregister: een technische handelsonderneming. De oude omschrijving omvatte ook nog de omschrijving machinefabriek. Deze omschrijving is juist(er). Over het jaar 2007 zijn geen cijfers meer opgemaakt. De omzet over het jaar 2006 bedroeg € 2.241.304,--.Over 2005 € 1.754.280,--. 20 20 oktober 2012 – 16 april 2013 25 april 2013 60,90 uur 257,40 uur (bijlage 1) 3
Wijzigingen ten opzichte van voorgaande verslagen worden schuingedrukt weergegeven. 1.
Inventarisatie
1.1
Directie en organisatie: Bestuurder van de vennootschap is sinds 17 juli 2006 Emazet. Gevolmachtigde van Emazet is (was inmiddels) de heer M.A. Zimmerman. De heer Zimmerman moet dan ook aangeduid worden als feitelijk bestuurder. Emazet is (was inmiddels) een CV met een Engelse Ltd als beherend vennoot.
1
Een oud bestuurder van de vennootschap, de heer J.W.A. Boelens, staat vermeld als gevolmachtigde van failliet. Opvallend is dat alle aandeelhouders bestuurder zijn of zijn geweest. Zo is aandeelhouder de heer P.H. Hofman pas sedert medio half 2007 geen bestuurder meer, maar had naar zeggen van verschillende belanghebbenden wel nog altijd een stem in het bestuur.
1.2
1.3
1.4
1.5
De curator komt tot de conclusie dat zeker de rol van een van de oud bestuurders groter is dan werd voorgespiegeld bij aanvang van het faillissement. Inmiddels lijkt het dat, na het horen van de gewezen bestuurders, deze grotere betrokkenheid inderdaad aanwezig is geweest. Het verhoor van de laatste bestuurder heeft pas recent (lees: in februari en april 2012) plaatsgevonden, daar deze bestuurder pas in 2011 vindbaar bleek voor de curator. Naar aanleiding van tijdens het verhoor opgekomen vragen wordt de bestuurder de gelegenheid geboden om de administratie in te zien en een nader standpunt in te nemen omtrent de geconstateerde rekening-courantvordering en omtrent de toedracht van het faillissement. De betreffende gewezen bestuurder heeft na overleg met de curator afgezien van nader onderzoek naar de boekhouding ten faveure van een schikking met de boedel. Winst en verlies: 2007: Blijkens het rapport van de door de curator ingeschakelde accountant komt het verlies over 2007 op circa € 215.000,-- uit. 2006: € 205.926,-- verlies. 2005: € 1.259.175,-- verlies. Balanstotaal: 2006: € 1.691.417,--. 2005: € 1.961.990,--. Lopende procedures: Huur Op het moment van faillissement was de verhuurder van het pand te Alblasserdam doende de huurovereenkomst te beëindigen. Hiervoor was nog geen procedure aanhangig gemaakt. Zie verder onder 1.6. Hangsterfer’s Benelux B.V. Voorts liep er een procedure tegen failliet met betrekking tot niet betaalde facturen inzake het onderhoud van het aanwezig machinepark, aangespannen door Hangsterfer’s Benelux B.V. Daarbij was een reconventionele vordering door de vennootschap aanhangig gemaakt, gebaseerd op de stelling dat het gepleegde onderhoud tot schade aan het machinepark heeft geleid, dat daardoor aanzienlijk minder waard zou zijn geworden. Daar de procureur zich aan deze procedure onttrokken heeft, is er kort na faillissementsdatum vonnis gewezen. Gezien het ontbreken van middelen (op dat moment) alsmede het gegeven dat de procedure de curator niet kansrijk leek is geen hoger beroep ingesteld, noch daarvoor toestemming gevraagd. Verzekeringen: Alle verzekeringen zijn opgezegd. Er waren geen bijzondere verzekeringen aanwezig.
2
1.6
Huur: Alblasserdam De curator is door de bestuurder van failliet op de hoogte gebracht van de huurovereenkomst met betrekking tot het bedrijfspand te Alblasserdam. Deze huurovereenkomst is beëindigd (waarbij eventueel in geschil kan zijn per wanneer de huur is beëindigd, voor of na faillissement), waarbij ten tijde van het tweede verslag nog ter afwikkeling lag een vaststelling en voldoening van de kosten van de oplevering van het pand. Daarbij bestond ten tijde van het tweede verslag discussie tussen de curator en de verhuurder of bepaalde werkzaamheden (althans kosten daarvan) tot de verplichting van huurder behoren. Het gaat hierbij onder meer om de kosten voor het plaatsen van wanden in die gedeelten van het pand die door verhuurder reeds verkocht waren op het moment van faillissement en die door de nieuwe eigenaren zelf zijn afgescheiden van het geheel. De verhuurder is hier niet meer op teruggekomen. Voorts heeft zich ten aanzien van dit pand de Milieudienst gemeld met het verzoek een rapportage op te stellen ten aanzien van de toestand van de bodem. De curator constateert dat dit onderzoek onvermijdelijk is (op kosten van de boedel is inmiddels vastgesteld wat het rapport moet inhouden) en heeft opdracht verstrekt het onderzoek aan te vangen op basis van het voorstel waarbij is vastgesteld wat het onderzoek moet inhouden. De nieuwe eigenaren van de percelen weigeren echter medewerking aan het onderzoek, daarbij verwijzende naar de rapport(en) die zij voorafgaande aan de koop hebben opgesteld. Derhalve is slechts een gedeelte van het onderzoek uitgevoerd. De curator gaat in overleg met de Milieudienst of het uitgevoerde onderzoek voldoende is. De curator heeft geen nadere berichten van de Milieudienst ontvangen en gaat er inmiddels van uit dat de Milieudienst zich rechtstreeks met de eigenaar heeft verstaan. Dordrecht Een groot gedeelte van het machinepark van failliet bleek op het moment van het faillissement opgeslagen te Dordrecht. In dit pand zou, naar zeggen van de bestuurder van failliet een doorstart plaats hebben moeten vinden. Het pand zou in bruikleen zijn van de partij die zou participeren in deze doorstart (hetzij een nieuwe vennootschap Tuc Dordrecht B.V. genaamd, hetzij de moeder/zustervennootschap van deze B.V., Globe Services B.V.). Controle van de administratie leerde dat inderdaad een overeenkomst met Globe Services B.V. aanwezig was. Berichten aan deze onderneming bleven en blijven echter onbeantwoord (zie hierna ook met betrekking tot doorstart en debiteuren). Inmiddels is contact gelegd met Globe Services B.V. die echter ontkent het pand ter beschikking te hebben gesteld en stelt slechts opgetreden te hebben als opdrachtgeefster van failliet. Vervolgens meldde zich de CV Pieter Zeemanweg, die stelde een huurovereenkomst te hebben met failliet en deze middels die brief beëindigde. Genoemde CV kon inderdaad een getekende huurovereenkomst overleggen. Beherend vennoot van de CV is bovendien de Stichting die het pand in eigendom heeft. Bestuurder van failliet betwist echter dat deze huurovereenkomst juist is of zelfs maar tot stand gekomen. De curator heeft echter een huurovereenkomst ontvangen waaronder de handtekeningen van de toenmalige bestuurders lijken te staan. 3
Totdat helderheid bestaat over deze situatie heeft de curator de boedelvorderingen van de CV als voorlopige erkende boedelschuld genoteerd. Bij de afwikkeling van het faillissement zal ook aan de orde moeten komen waarom zich geen verdere facturen met betrekking tot de huur zich in de administratie van failliet bevinden en welke omvang de vordering van de verhuurder in dat licht bezien in werkelijkheid heeft. De curator kan het bestaan van de overeenkomst waarschijnlijk niet ontkennen. De bestuurder heeft ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat er wel een overeenkomst is geparafeerd, maar niet volledig ondertekend, omdat er nog geen clausule was opgenomen over investeringen in het pand. Hieruit maakt de curator op dat er reeds overeenstemming was over de essentialia van de huurovereenkomst en dat (de bestuurder van) curanda derhalve wel degelijk een huurovereenkomst is aangegaan. Daarbij komt dat curanda dit pand ook feitelijk in gebruik heeft gehad gezien de overheveling van haar inventaris. De curator zal deze vordering derhalve voor een redelijk bedrag erkennen. Het is de verhuurder immers niet aan te rekenen dat de bestuurder de curator bewust niet heeft geïnformeerd over het bestaan van de nieuwe bedrijfslocatie.
1.7 1.
2.
3.
4.
5. 6.
Naar het zich laat aanzien is het de bedoeling geweest om de huur later over te schrijven op een andere vennootschap. Ook na het horen van de bestuurders blijft de situatie met betrekking tot de huurovereenkomst voor het pand te Dordrecht onduidelijk. De ingeschreven bestuurder handhaaft dat de huurovereenkomst niet op naam van de vennootschap had moeten staan. Dat is echter wel het geval. Evenwel is duidelijk dat gewerkt werd aan een doorstart van de onderneming, in welk kader afspraken zijn gemaakt over het verplaatsen van de machinefabriek naar Dordrecht, waarbij klaarblijkelijk de huurovereenkomst niet op naam gezet is van de nieuwe vennootschap TUC Dordrecht B.V, maar op naam van failliet. Oorzaak faillissement: De bestuurder geeft als redenen voor het faillissement aan dat: De vennootschap is opgericht, althans de onderneming is gestart, door de heren Hofman (vader en zoon) en Boelens. Na verschillende wisselingen en een korte periode waarin de onderneming het eigendom is geweest van GE, waren uiteindelijk de heren Hofman (zoon) en Boelens eigenaar en bestuurder van de vennootschap. Deze hebben de vennootschap toen verkocht aan de IPS groep B.V., maar bleven wel actief in de onderneming. De vennootschap is “leeggezogen” door de IPS groep, onder meer door daaraan machines te verhuren (zie hierna onder activa) en door forse verplichtingen aan te gaan bij de bank. Daar de heren Boelens en Hofman zich niet konden verenigen met het beleid van IPS hebben zij de aandelen van de onderneming, samen met Emazet (formeel bestuurder) teruggekocht. De handelwijze van IPS resulteerde in een verlies van 1,2 miljoen over het jaar 2005. Sedertdien zijn alle betrokken bezig geweest dit verlies weg te werken en de zaak weer winstgevend te maken. De bank wilde op een zeker moment hieraan niet meer meewerken en heeft het krediet ingetrokken. Hierna is nog gepoogd een doorstart te bewerkstelligen door samen met Globe Services (hiervoor al genoemd) Tuc Dordrecht op te richten en deze partij de verkoop 4
te laten doen, terwijl failliet uitsluitend zorg zou dragen voor de productie. Dit heeft echter niet mogen baten. De curator constateert dat het op zich juist is dat de bank zich heeft teruggetrokken en wilde overgaan tot uitwinning van het verstrekte krediet en dat daarin een belangrijke oorzaak van het faillissement is gelegen. De vraag blijft wel waarom de bank geen vertrouwen meer had in de onderneming. Uit diens opgave blijkt dat bij de bank simpelweg onvoldoende ingelost werd. De oorzaak daarvan kan niet gelegen zijn in achterblijvende omzet en verbetering van de winstpositie (deze beide posities verbeterden naar zeggen van bestuurder, hetgeen ook blijkt uit de jaarstukken over 2006). De daadwerkelijke oorzaak hiervan moet nog onderzocht worden. Naar het zich laat aanzien waren de lasten na de overname door IPS simpelweg te hoog, om nog winstgevend te ondernemen, althans dit zou de gevolgtrekking kunnen zijn van hetgeen de bestuurders ter zake inmiddels hebben gemeld. De curator heeft verder twijfels bij het verhaal aangaande de IPS groep daar de jaarstukken over dat jaar (2005) precies ontbreken. Uit de verhoren van de gewezen bestuurders komt naar voren dat in het jaar 2005 veel kosten zijn ondergebracht in de vennootschap, met als gevolg het forse verlies over dat jaar. De curator heeft via de raadsman van IPS een afspraak met IPS gemaakt waarbij de curator gevraagd heeft om alsdan concrete gegevens te verstrekken waarmee de vragen van de curator kunnen worden. Overleg met de boekhouder van IPS heeft uitgewezen dat er een complete concept jaarrekening over 2005 is opgemaakt, doch na verkoop door IPS aan de laatste aandeelhouders is deze nimmer definitief gemaakt. De jaarrekening 2005 corrigeert een aantal posten uit de eerdere (winstgevende) jaarrekening van 2004, waardoor een zeer groot verlies resulteert. De curator heeft geen aanwijzingen dat IPS op enigerlei wijze curanda zou hebben leeggezogen. IPS heeft geïnvesteerd in een op het oog winstgevende onderneming, maar dit bleek in werkelijkheid anders. Toen bleek dat de financiële situatie anders was dan voorgespiegeld, zijn de voormalige eigenaren onder druk gezet om de onderneming terug te kopen. Dit is op zich niet ontoelaatbaar en de curator is niet van enig onjuist handelen van IPS in dit dossier gebleken. Dat de jaarrekening 2004 op bepaalde punten onjuist was, wordt bevestigd door de voormalige accountant van curanda, die aan de curator heeft verklaard dat hij zich heeft teruggetrokken omdat hij weigerde om bepaalde posten in de jaarrekening op te nemen op verzoek van de toenmalige bestuurder. Onder meer de voorraad is volgens hem voor een (veel) te hoog bedrag gewaardeerd. Voorts is ook de transactie met Globe Services schimmig te noemen, terwijl ook de vele wisselingen van bestuurders alsmede de aanzienlijke rekening courant verhoudingen met gewezen bestuurders reden is voor nader onderzoek. De overeenkomst met Globe Services is nadrukkelijk gericht geweest op een doorstart van de onderneming. De curator voert nog steeds een discussie met Globe Services omtrent openstaande posten van curanda. Zoals de curator nu kan overzien, is de overeenkomst, in verband met de (gedwongen) verhuizing naar Dordrecht, slechts beperkt tot uitvoering gekomen, waarbij nog wel enig onderzoek nodig is ten aanzien van mogelijk paulianeuze handelingen. 5
De curator heeft inmiddels dit onderzoek voor zover mogelijk afgerond. Voor wat betreft de rekening-courantverhoudingen heeft te gelden dat een van de (gewezen) bestuurders de schuld erkent en de andere deze ontkent. Met beide (gewezen) bestuurders wordt nader gesproken en onderzoek gedaan. De curator heeft de rekening-courantschulden meegenomen in de hierna te noemen schikkingen met de twee gewezen bestuurders. Daarbij komt dan nog dat het aandeelhoudersregister ontbreekt, zodat ook niet na te gaan is hoe de aandeelhoudersverhoudingen zijn gewijzigd. Inmiddels is helder dat de vennootschappen van de heren Boelens en Hofman, samen met Emazet (de formele bestuurder) alle aandelen hielden in de vennootschap ten tijde van het faillissement. Nader onderzoek naar de oorzaak van het faillissement wordt thans voortgezet. De curator zal de Rechter Commissaris voorstellen ter zake een accountant in te schakelen. Inmiddels heeft de accountant gerapporteerd, evenwel zonder dat daaruit nu reeds een expliciete oorzaak van het faillissement uit volgt. De curator is doende de vragen uit het rapport van de accountant te bespreken met de (feitelijk) bestuurders, teneinde meer helderheid te krijgen. (Uit verslag 4:) Voor zover relevant voor dit verslag zijn de vragen hiervoor beantwoord dan wel is aangegeven waarnaar nog nader onderzoek nodig is. Het beeld dat uit het nader onderzoek is ontstaan, is dat het faillissement veroorzaakt is door enerzijds een zeer krappe liquiditeit, dat verergerd is door de aanzienlijke opnames in rekening-courant van de gewezen bestuurders, en anderzijds de investeringsbeslissingen ten aanzien van de Violator Motoren en de halfslachtige doorstart in de nieuwe TUC Dordrecht, die nooit goed van de grond gekomen is, waarschijnlijk door op enig moment ontstane meningsverschillen tussen de bestuurders en de beoogde overnemer Globe Services Rotterdam. Werkzaamheden: 0 uur. 2.
Personeel
2.1
Aantal ten tijde van faillissement: 20 Aantal in jaar voor faillissement: 20 Datum ontslagaanzegging: 7 april 2008 na verkregen toestemming. Werkzaamheden: Op de dag van het faillissement zelf meldde zich reeds een partij die een mogelijke doorstart wilde maken met de onderneming. Deze partij bleek goede contacten te onderhouden met een van de voormalig bestuurders van de vennootschap (nota bene degene die al meer dan een half jaar niet betrokken zou zijn). Op het moment dat de curator zich meldde bij failliet bleek het personeel al een bijeenkomst te hebben bij deze partij, die enkele van hen een tijdelijke overeenkomst heeft aangeboden. Om echter een gedwongen verkoop/doorstart te voorkomen heeft de curator de
2.2. 2.3
6
werknemers gemeld hen te houden aan hun opzegtermijn. Uiteindelijk is met geen enkele partij een doorstart gerealiseerd en is het personeel afgevloeid. Werkzaamheden: 0 uur 3.
Activa
Onroerende zaken 3.1. Beschrijving: n.v.t. 3.2 Verkoopopbrengst: n.v.t. 3.3 Hoogte hypotheek: n.v.t. 3.4 Boedelbijdrage: n.v.t. Werkzaamheden: n.v.t. Bedrijfsmiddelen 3.5 Beschrijving: Bij het eerste verslag werd reeds een overzicht verstrekt van alle getaxeerde bedrijfsmiddelen. Ten aanzien van deze zaken dienen nog wel enkele opmerkingen te worden gemaakt. 1. Alle bedrijfsmiddelen en overige goederen zijn verpand aan de ABNAMRO bank. Echter, onduidelijk is welke zaken onder dit pandrecht vallen. Dit leek geen gevolg te hebben in verband met het door de fiscus gelegde bodembeslag. 2. Echter, in verband met ontwikkelingen in de kwestie met IPS-Trade B.V. (zie hieronder) is gebleken dat het bodembeslag niet alle goederen van de vennootschap heeft getroffen. De curator is thans doende een en ander na te gaan. (Uit het derde verslag: ) De vergelijking tussen de lijsten van de bank en die van de verkoop is een lastige. Beschrijvingen komen niet altijd overeen. De belangrijkste zaken lijken allemaal getroffen door het bodembeslag. De curator wacht eventueel handelen van derde belanghebbenden af. Afgezien van IPS heeft geen derde belanghebbende actie ondernomen die relevante gevolgen heeft gehad voor de boedel. 3. IPS-Trade B.V. (een dochter van de vennootschap IPS Groep B.V. die ooit de aandelen hield in failliet en bestuurder was) claimt op grond van een huurovereenkomst eigenaar te zijn van verschillende machines in het faillissement. Ter zake is door IPS Trade revindicatoir beslag gelegd. Dit had een procedure voor de voorzieningenrechter tot gevolg, daar tevens toestemming werd verzocht de zaken uit het faillissementsbeslag te halen en in de macht van IPS Trade. Deze toestemming is na verweer door de curator geweigerd. 4. Voor zover de curator thans kan overzien is, ter zake van bedoelde zaken, inderdaad sprake van een huurovereenkomst tussen IPS Trade en failliet. Daarin zou grond gelegen zijn de zaken af te geven aan IPS Trade. 5. De fiscus stelde zich echter op het standpunt dat de zaken waarvan IPS Trade het eigendom claimt vielen onder het bodembeslag daar failliet ter zake van deze zaken 7
het risico van waardevermindering droeg alsmede dat de huur is aangegaan in de periode dat de IPS Groep bestuurder was van failliet. 6. IPS Trade heeft beroep aangetekend tegen het besluit van de fiscus ter zake van het bodembeslag. Dit beroep is afgewezen. Vervolgens heeft IPS Trade ter zake een klacht ingediend bij de Nationale Ombudsman. 7. Onderwijl echter moest het komen tot veiling van de goederen vallend onder het bodembeslag (zie daarvoor onder werkzaamheden). 8. In de voorbereiding van de veiling bleek echter dat verschillende zaken waarvan IPS Trade stelde het eigendom te hebben in het geheel niet voorkwamen op de lijsten ter zake van het bodembeslag. 9. Deze zaken zijn dan ook afgegeven aan IPS Trade (in praktijk betreft het drie machines). 10. Voorts is ter zake van de zaken die wel voorkwamen op de bodembeslag lijsten overeengekomen dat deze meegenomen zouden worden in de veiling door de curator, doch dat, indien een lager bod uitgebracht zou worden dan IPS Trade wenselijk zou achten, deze zaken alsnog afgegeven zouden worden aan IPS Trade, zodat deze de zaken zelf zou kunnen veilen. Daarbij is de afspraak gemaakt dat, voor het geval na de procedure bij de Nationale Ombudsman vast zou komen te staan dat de zaken terecht onder het bodembeslag zijn gebracht, IPS Trade in ieder geval het hoogste bod dat in de veiling door de curator is ontvangen, de opbrengst op de derdenrekening van de curator zou storten. 11. Voor enkele machines heeft deze situatie zich gerealiseerd. Deze zijn dan ook niet door de curator gegund, maar afgegeven aan IPS Trade die ze vervolgens verkocht heeft. 12. Thans is de curator dus in afwachting van het oordeel van de Nationale Ombudsman zodat duidelijk wordt of en zo ja het door IPS Trade te storten bedrag in de boedel valt of niet. (Uit het derde verslag: ) De curator heeft kennis genomen van een overeenkomst tussen de fiscus en IPS die voor de boedel kostenneutraal is. 13. Voorts dient thans derhalve, gezien het voorgaande, nagegaan te worden of de zaken vallend onder pandrecht van de ABNAMRO wellicht niet onder het bodembeslag van de fiscus vielen. De curator had daarvan, op het moment van de veiling, gezien de korte termijn voorafgaande aan de veiling waarbinnen IPS Trade liet weten dat bepaalde zaken niet op de bodembeslag lijsten voorkwamen, op het moment van de veiling, hoe dan ook geen kennis. Gegeven de overeenkomst tussen de fiscus en IPS is dit punt thans niet meer relevant. 14. Voor wat betreft de overige opmerkingen met betrekking tot de bedrijfsmiddelen zij verwezen naar hetgeen hieronder is vermeld met betrekking tot leaseovereenkomsten, eigendomsvoorbehouden, paulianeus handelen en de werkzaamheden met betrekking tot de activa. 15. Tenslotte zal moeten worden nagegaan in hoeverre daadwerkelijk sprake is geweest van een huurovereenkomst tussen IPS Trade en failliet. Inmiddels stelt de bestuurder van failliet zich namelijk op het standpunt dat geen sprake was van een huurovereenkomst. De curator heeft twijfels bij de juridische houdbaarheid van het standpunt van de bestuurder, doch wil hieraan niet zomaar voorbijgaan. Gegeven de overeenkomst tussen de fiscus en IPS is dit punt thans niet meer relevant. 3.6 Verkoopopbrengst: € 301. 745, 92 8
3.7 3.8
Boedelbijdrage: n.v.t. Bodemvoorrecht fiscus: Zie onder 3.1 Werkzaamheden: Zoals hiervoor aangegeven meldde zich bij aanvang van het faillissement direct een partij die wilde komen tot een doorstart van de onderneming (overigens een andere partij waarover gesproken wordt bij het onderdeel doorstart). Korte tijd later melden zich ook verschillende andere partijen die hetzij geïnteresseerd waren in overname van enkele machines met het personeel dat de machines kan bedienen, hetzij geïnteresseerd in een doorstart. De curator heeft logischerwijs in eerste instantie gesproken met de partijen die een volledige overname nastreefden. Met alle mogelijke geïnteresseerde partijen zijn de te verkopen zaken bezichtigd, hetgeen, gezien het gegeven dat de zaken zich op twee locaties bevonden nogal wat voeten in aarde had. Uiteindelijk heeft de eerst geïnteresseerde partij in een volledige overname geen (definitief) bod uitgebracht, daar geen toestemming kwam van het moederbedrijf. De tweede geïnteresseerde bracht wel een bod uit, doch onder de voorwaarde dat bepaalde personeelsleden (die de machines bedienden) mee zouden willen in de nieuwe situatie. Dat bleek echter niet het geval. Dit zo zijnde heeft de curator vervolgens besloten dat gekomen moest worden tot een veiling, daar dit de beste opbrengst voor de boedel (en fiscus) zou moeten opleveren en in ieder geval individuele biedingen en onderhandelingen ten aanzien van de onderscheidene machines zou voorkomen (met alle kosten van dien). Zowel de Rechter Commissaris als de fiscus hebben zich akkoord verklaard met deze veiling. Deze veiling heeft inmiddels plaatsgevonden en, gezien de eerder uitgebrachte biedingen op het geheel, een goede opbrengst gegenereerd. Voorafgaande aan de veiling heeft ten aanzien van verschillende zaken onderzoek moeten plaatsvinden of deze vielen onder een eigendomsvoorbehoud dan wel lease overeenkomst (zie voor beiden aldaar). Na de veiling meldde de verhuurder van het pand in Alblasserdam dat hij meende eigenaar te zijn van de aldaar aangebrachte werklift, daar deze aard- en nagelvast verbonden zou zijn met het pand. Onderzoek leerde echter dat dit niet het geval was, zodat deze lift gewoon gegund en geleverd is.
Voorraden / onderhanden werk 3.9 Beschrijving: Op het moment van faillissement verkeerde de fabriek, gezien de verhuizing die aan de gang was, grotendeels in onttakeling. Desalniettemin was er tot voor kort nog doorgewerkt. De bestuurder houdt bij hoog en laag vol dat er toch geen onderhanden werk meer was en dat de oorzaak daarvan de onttakeling van de fabriek was. Echter, gezien de voorgenomen doorstart en de vorm die daarvoor gekozen was (zie aldaar), acht de curator dit standpunt onhoudbaar. In het kader van de incasso van de debiteuren is er nog altijd aandacht voor deze situatie, die waarschijnlijk tot een procedure gaat leiden, in ieder geval voor de incasso van verricht werk. Zie verder onder 6. 9
3.6 3.7
Verkoopopbrengst: n.v.t. Boedelbijdrage: n.v.t.
Andere activa 3.8 Beschrijving: n.v.t. 3.9 Verkoopopbrengst: n.v.t. Werkzaamheden: 1,3 uur. 4.
Debiteuren
4.1
Omvang debiteuren: Uit de boekhouding van failliet blijkt een debiteurensaldo van € 267.496,52. Alle debiteuren zijn verpand aan de ABNAMRO bank. Overeengekomen is dat de curator zal trachten te incasseren. Opgemerkt moet worden dat een groot gedeelte van de debiteurenpost ziet op één partij met wie de doorstart was beoogd, Globe Services Rotterdam B.V.. Over verdere opmerkingen daarover zie aldaar. Het merendeel van de debiteuren doet echter een beroep op verrekening, althans betwist de facturen op goede gronden. Met een tweetal debiteuren lopen nog gesprekken. Voor het overige hebben 2 debiteuren betaald. De curator heeft van Globe Services Rotterdam B.V. een aantal stukken ontvangen waaruit een tegenvordering op curanda zou moeten blijken. Globe Services stelt goederen te hebben ingekocht voor curanda en dat deze inkopen met de openstaande vorderingen te mogen verrekenen. De curator heeft bewijsstukken van de gestelde inkoop opgevraagd, maar moest zelf ook in de administratie duiken omdat het bestaan van een aantal facturen van curanda wordt betwist. De curator heeft het voornemen om, na overleg met de pandhouder omtrent de verdeling van de proceskosten, tot dagvaarding over te gaan. Met de andere (handels)debiteur hoopt de curator op korte termijn tot overeenstemming te komen. Mocht dit niet lukken, zal eveneens dagvaarding worden overwogen. De ABN AMRO bank heeft in maart 2013 besloten haar pandrechten op de debiteuren vrij te geven na een voorstel van de curator om de proceskosten te delen ten einde de laatste twee weigerachtige debiteuren te innen. De boedel heeft thans een procedure aanhangig gemaakt tegen weigerachtige debiteur Axit, het voormalige IT bedrijf van curanda, bij de rechtbank te Breda. Voorts is de curator in discussie met Globe Services Rotterdam. Inmiddels is duidelijk dat een deel van de vordering van de boedel verrekend kan worden met betalingen die Globe Services Rotterdam voor curanda heeft verricht. De curator betwist echter de 10
stelling van Globe Services Rotterdam dat de vordering hiermee geheel teniet is gegaan. Voor een bedrag van circa € 20.000,-- zou er door derden vorderingen zijn betaald op de rekening van curanda die voor Globe Services bestemd waren, om zodoende meer liquiditeit aan curanda te verschaffen, maar hiervan ontbreekt tot op heden ieder bewijs. De curator heeft met Globe Services Rotterdam afgesproken dat zij maximaal twee maanden de tijd krijgt (vanaf 15 april 2013) om haar standpunt aan te tonen middels een verklaring van de betreffende opdrachtgevers en overlegging van de facturen in kwestie waaruit onomstotelijk blijkt dat de betaling voor Globe Services bestemd was. Daar de opdrachtgever in het buitenland gevestigd is, is de termijn ruim genomen, ook omdat het archief uit 2008 moet worden geraadpleegd. Afhankelijk van de uitkomst hiervan zal de curator beoordelen of curanda nog enige vordering op Globe Services Rotterdam heeft. 4.2 4.3
Opbrengst: € 19.955,10 Boedelbijdrage: Niet langer van toepassing. Werkzaamheden: 15,3 uur.
5.
Bank / Zekerheden
5.1
Vordering van banken: € 726.523,92. Leasecontracten: Ten aanzien van verschillende zaken was sprake van een leaseovereenkomst, te weten een tweetal machines, een tweetal bedrijfswagens en een kopieerapparaat. Het kopieerapparaat is terug geleverd aan de eigenaar. Hetzelfde geldt (na een zoektocht) voor een van de bedrijfswagen. De machines en de andere bedrijfswagen zijn niet aangetroffen en lijken betrokken bij de paulianeuze handelingen beschreven hieronder. Voor deze drie zaken wordt in overleg met de leasemaatschappij aangifte gedaan. Beschrijving zekerheden: De bank heeft een pandrecht op alle goederen (zie echter hiervoor over het bodembeslag van de fiscus) en debiteuren. Voorts is sprake van borgstellingen door de aandeelhouders. De bank heeft met de bestuurders geschikt voor aanzienlijk lagere bedragen dan de borgstellingen. De bank heeft voorts in maart 2013 haar pandrecht op de debiteuren vrij gegeven. Separatistenpositie: Zie hierboven onder activa en debiteuren. Boedelbijdragen: n.v.t. Eigendomsvoorbehoud: Verschillende partijen hebben een beroep gedaan op een eigendomsvoorbehoud. Voor zover de goederen gevonden konden worden zijn deze geretourneerd, eventueel na overleg met de fiscus. Het betrof hierbij onder meer enige gascylinders, werkkleding, software en wat voorraad. Echter, het merendeel van de voorraad ten aanzien waarvan een beroep werd gedaan op een eigendomsvoorbehoud is niet aangetroffen. Reclamerechten: n.v.t.
5.2
5.3
5.4 5.5 5.6
5.7
11
5.8
Retentierechten: n.v.t. Werkzaamheden: 1,6 uur.
6.
Doorstart/voortzetten
6.1 6.2
6.3
Voortzetten Exploitatie/zekerheden: n.v.t. Financiële verslaglegging: n.v.t. Doorstart Beschrijving: Bij aanvang van het faillissement was er naar zeggen van de bestuurder geen onderhanden werk meer aanwezig. In eerste instantie werd echter ontkend dat sprake was geweest van een plan tot doorstart. Na enig doorvragen bleek echter een overeenkomst aanwezig met een onderneming genaamd Globe Services B.V. Deze overeenkomst houdt in dat Globe Services voortaan de opdrachten die uitgevoerd werden door failliet zou aannemen. De opdrachten zouden vervolgens verplicht worden ondergebracht bij failliet. Beoogd was aldus, volgens de bestuurder, dat failliet uitsluitend nog uitvoerend werk behoefde te verrichten, geen debiteurenrisico meer zou hebben en de voor te maken producten voorraad betaald zou worden door Globe bij het geven van opdracht, zodat geen voorraad meer aangehouden behoefde te worden. Echter, de overeenkomst is om niet aangegaan, waarmee (mogelijkerwijs) paulianeus is gehandeld. De curator heeft echter na onderzoek geen concrete feiten kunnen achterhalen waaruit onomstotelijk een paulianeuze transactie zou blijken.
6.4
6.5
Verantwoording: De curator heeft getracht contact te krijgen met Globe Services, ook omdat daar een aanzienlijk bedrag openstaat (in zoverre is de overeenkomst dus ook niet nagekomen). Dit heeft echter niet tot succes geleid. De curator is thans doende te onderzoeken of en zo ja goederen (zoals klantenbestand of onderhanden werk) is overgegaan naar Globe Services of haar zustervennootschap Tumic Dordrecht B.V. en zal daarvoor zonodig aanvullende actie ondernemen. (Uit verslag 4: )Inmiddels is contact gelegd met Globe Services B.V. Allereerst worden thans de openstaande facturen gevorderd van Globe Services B.V. Naar aanleiding van de verhoren van de verschillende (feitelijke en formele) bestuurders zal thans onderzocht moeten worden of en welke partij al dan niet onderhanden werk paulianeus over heeft genomen. De curator heeft bij dit onderzoek onvoldoende relevante feiten kunnen achterhalen waaruit zou volgen dat dat sprake is geweest van een paulianeuze transactie. De curator heeft dit onderzoek voorlopig gestaakt. Uit de nog lopende discussie met Globe Services Rotterdam is echter gebleken dat zij in de periode voor faillissement in ieder geval een bedrag van € 40.000,-- in curanda heeft gestort, reden waarom zij zich op verrekening beroept. Opbrengst: n.v.t. 12
6.6
Boedelbijdrage: n.v.t. Werkzaamheden: 0 uur.
7.
Rechtmatigheid
7.1
Boekhoudplicht: De boekhouding is bijgehouden tot op datum faillissement, doch roept wel vragen op. Ter zake heeft inmiddels een onderzoek plaatsgevonden door een accountant. Dat leidt tot de conclusie dat het nog altijd essentieel is om inzage te krijgen in de jaarstukken over de jaren 2003-2005. De bestuurders zeggen deze stukken niet te hebben. IPS reageert ter zake niet op verzoeken. De curator heeft inmiddels overleg met IPS gehad en IPS heeft met haar de (door Deloitte) opgemaakte concept jaarrekening voor 2005 doorgenomen. IPS heeft gewezen op een aantal onjuistheden in de jaarrekening 2004, die in de jaarrekening 2005 zijn gecorrigeerd. In de jaarrekening 2005 waarschuwt de accountant uitdrukkelijk voor de continuïteit van de onderneming. De cijfers uit de concept jaarrekening 2005 zijn overgenomen in de wél vastgestelde jaarrekening 2006, zodat de curator er van uit gaat dat de jaarrekening 2005 cijfermatig in orde is.
7.2
7.3
7.4
7.5
Verder volgen uit het rapport van de boedelaccountant verscheidene vragen voor de bestuurders. Deze zijn inmiddels met de bestuurders besproken, doch hebben niet tot een eenduidig antwoord geleid. Met name de verantwoording ten aanzien van in het jaar voor het faillissement op grond van een retentierecht door failliet in eigendom verkregen zaken is schimmig (de zogenaamde Violatorgoederen), terwijl een van de gewezen (feitelijk) bestuurders stelt dat de boekhouding mogelijk niet getrouw is gegeven de administratie van de ten aanzien van hem opgenomen rekening-courant verhouding. Kortom: de boekhouding lijkt te zijn bijgehouden, maar lijkt evenzo niet getrouw te zijn. Gelet op de toelichting die de curator heeft ontvangen op de jaarrekening 2005 en de bestendige lijn van de rekening-courant verhoudingen in de periode vanaf 2003, acht de curator de aantijgingen van de gewezen bestuurder ten aanzien van deze waarden niet geloofwaardig. Depot jaarrekeningen: De jaarstukken over het jaar 2005 zijn te laat gedeponeerd of beter gezegd: niet. Weliswaar staat vermeld dat de jaarstukken aanwezig zijn, maar dit zijn voorlopige jaarstukken, die overigens ook al niet zijn aangetroffen in de administratie en klaarblijkelijk ook niet aanwezig zijn bij het handelsregister. Goedkeuring verklaring accountant: Over het jaar 2004 en 2005 ontbreken de jaarstukken, althans zijn deze niet aangetroffen. Vooralsnog moet aangenomen worden dat over die jaren ook geen samenstellingsverklaring is afgegeven. Voor het jaar 2006 is deze er wel. Stortingsverplichting aandelen: De curator heeft geen bewijzen aangetroffen dat de aandelen zijn volgestort en kijkt nu of de oprichtende notaris nog stukken heeft. Enige vordering tot aandelenvolstorting was reeds ten tijde van het faillissement verjaard, zodat hier geen nader onderzoek naar is verricht. Onbehoorlijk bestuur: De curator is van mening dat drie (voormalige) bestuurders van curanda zich 13
7.6
schuldig hebben gemaakt aan kennelijk onbehoorlijk bestuur op grond van artikel 2:248 BW. Dit volgt enerzijds uit de formele aansprakelijkheid volgende uit het niet deponeren van de jaarrekening 2005 en anderzijds uit de toedracht van het faillissement. De curator is in overleg getreden met de bestuurders en heeft inmiddels met twee van de drie een regeling kunnen treffen. De regelingen zijn nog in afwachting van betaling door de bestuurders. De derde partij, de bestuurder ten tijde van het faillissement ontkent iedere aansprakelijkheid en schuift de schuld op één van de gewezen bestuurders. Paulianeus handelen: Zie allereerst onder 6. Doorstart. Voorts is sprake van een samenloop met het faillissement Violator Motorcycles B.V. (F 07/32 met curator mr. L.P. Quist). In dat faillissement is gesteld dat alle zaken (waarop de ABNAMRO bank eveneens het recht van pand had) het eigendom (later werd gemeld: op basis van een retentierecht) waren van failliet en dat alle lopende leaseovereenkomsten evenzo zouden zijn aangegaan door failliet. Mr. Quist heeft een opgave gedaan welke zaken het betrof. Geen van deze zaken is echter aangetroffen. Naar zeggen van de bestuurder zijn deze zaken meegenomen door een voormalig bestuurder van failliet, daar het zijn onderneming betrof. De curator heeft geen nadere aanwijzingen, afgezien de tegenstrijdige verklaringen van de bestuurders, wat er met de goederen gebeurd is. Mr. Quist lijkt als curator van de eigenaar van de goederen de aangewezen partij om desgewenst aangifte te doen. Het onderzoek hiernaar is, zeker na het verhoor van de bestuurders, die geen idee zeggen te hebben waar de goederen gebleven zijn, nog gaande. De curator heeft de conclusie getrokken dat het niet zinvol is om verder uitgebreid onderzoek naar dit onderwerp te doen. Er zijn geen concrete aanwijzingen waar de goederen zich ten tijde van het faillissement bevonden en de boedel heeft slechts een beperkt belang gezien enerzijds de pandrechten van de ABN AMRO bank en anderzijds de aanspraken van de boedel van Violator Motorcycles B.V. Het onderzoek is derhalve gestaakt. Werkzaamheden: 26,50 uur
8.
Crediteuren
8.1
Boedelvorderingen: UWV: € 72.871,15. Curator: p.m. Preferente vordering fiscus: € 591.076,--. Preferente vordering UWV: € 70.002,09. Andere preferente crediteuren: € 41.785,03. Aantal concurrente crediteuren: 120 Bedrag: € 1.197.376,83.
8.2 8.3 8.4 8.5 8.6
14
8.7
8.8
9.
Verwachte wijze van afwikkeling: Uitkering aan de fiscus en UWV ofwel een vereenvoudigde afwikkeling ligt in het verschiet. Verder geen uitkering wegens gebrek aan baten. Werkzaamheden: Alle crediteuren zijn aangeschreven. Alle crediteuren die zich hebben gemeld zijn beantwoord. Betwiste crediteuren (zie hierboven) zijn betwist. Partijen met een beroep op een eigendomsvoorbehoud zijn beantwoord (daarover is ook contact geweest met de fiscus) en zo nodig de zaken geleverd. Betwiste crediteuren: Voorlopig betwiste boedelcrediteur: C.V. Pieter Zeemanweg 131: € 64.940,28. De curator zal in overleg treden met deze verhuurder omtrent de vraag welk bedrag in redelijkheid als boedelvordering kan worden erkend. Werkzaamheden: 2,2 uur. Procedures De curator procedeert momenteel tegen debiteur Axit. Werkzaamheden: 3,2 uur
10.
Overig
10.1
Termijn afwikkeling faillissement: De curator zet thans in op het zo spoedig mogelijk afwikkelen van de laatste werkzaamheden en het waar nodig nemen van rechtsmaatregelen. De curator meent dat het realistisch is om uit te gaan van een termijn van afwikkeling van zes tot twaalf maanden. Plan van aanpak: Aanpak van Emazet/ Zimmerman; Afwikkeling debiteuren: a) procedure Axit b) vaststellen vordering op Globe Services; Afwikkelen betwiste boedelschuld(en) verhuurder(s). Indiening volgend verslag: Het volgende verslag zal over zes maanden gepubliceerd worden. Boedelactief Voor een overzicht van de boedelinkomsten en – uitgaven over deze verslagperiode wordt verwezen naar bijgaand tussentijds financieel verslag (bijlage 2).
10.2
10.3 10.4
Saldo boedelrekening: €55.729,77 Saldo deposito: € 100.000 (bijlage 3). In verslagperiode 5 is een deel van het actief overgeheveld naar een kortlopende deposito om zo meer rente inkomsten voor de boedel te genereren. Werkzaamheden: 10,8 uur
15
Aan dit globale verslag kunnen geen rechten worden ontleend. Dit verslag is niet bedoeld om rechten of verplichtingen van partijen of waarden van boedelbestanddelen vast te stellen of te doen vaststellen. Dit verslag is een weerslag van bevindingen van curator, gebaseerd op onder meer gesprekken die zijn gevoerd met de bestuurders van de gefailleerde vennootschap en eventueel crediteuren, aandeelhouders en adviseurs. Dit verslag is afgesloten op 16 april 2013 Inlichtingen kunnen worden verkregen bij de curator mr. M.M.E. Bowmer. Dordrecht, 25 april 2013
M.M.E. Bowmer, curator. Veldhuijzen & Nuiten Advocaten B.V. Burg. De Raadtsingel 89, 3311 JG DORDRECHT Postbus 1080. 3300 BB DORDRECHT Tel. +31 78 6133966 Fax. +31 78 6310938 e-mail:
[email protected] website: www.veldlaw.nl
16