Raad Onderwerp:
V200700979 Vaststelling bestemmingsplan bedrijvenpark Het Hoog ll
Samenvatting: Inleiding: Het ontwerpbestemmingsplan Bedrijvenpark Het Hoog ll heeft vanaf 22 mei 2007 gedurende 6 weken ter inzage gelegen om een ieder in de gelegenheid te stellen een zienswijze op dit ontwerp in te dienen. Op dit ontwerp zijn 5 zienswijzen binnengekomen.
Afweging: Onder meer naar aanleiding van de ingekomen zienswijzen en de onderzoeken zijn de volgende wijzigingen opgenomen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan: • De begrenzing van het plangebied aan de noordzijde is veranderd. Als gevolg van de correctie maakt de bomenrij aan de Tuinbouwweg geen deel meer uit van het plangebied. Op deze wijze is zekergesteld dat het onderhavige bestemmingsplan niet leidt tot een aantasting deze bomenrij die fungeert als leefgebied van de ter plaatse aanwezige vleermuizenpopulatie. • In de voorschriften zijn bepalingen opgenomen die voorkomen dat het leefgebied van de vleermuizen wordt aangetast. • In de bij dit bestemmingsplan behorende toelichting wordt de behoefte aan bedrijfsterreinen in de gemeente Heusden nog eens nader onderbouwd aan de hand van het bijgestelde behoefteonderzoek. • In de voorschriften is een koppeling aangebracht met het beeldkwaliteitsplan, waardoor bouwvergunningen aan dit beeldkwaliteitsplan kunnen worden getoetst. De ingekomen zienswijzen gaven voor het overige geen aanleiding tot bijstelling van het bestemmingsplan.
Advies: De raad voor te stellen ambtshalve en naar aanleiding van de ingekomen zienswijzen het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen overeenkomstig de bij dit besluit behorende voorschriften, plankaart en de daarbij behorende toelichting en beeldkwaliteitsplan.
1/1
Raad Onderwerp:
V200700979 Vaststelling bestemmingsplan bedrijvenpark Het Hoog ll
Collegevoorstel Inleiding: Het ontwerpbestemmingsplan Bedrijvenpark Het Hoog ll heeft vanaf 22 mei 2007 gedurende 6 weken ter inzage gelegen om een ieder in de gelegenheid te stellen een zienswijze op dit ontwerp in te dienen. Op dit ontwerp zijn 5 zienswijzen binnengekomen.
Feitelijke informatie: Voor een weergave van de inhoud en de beoordeling van de zienswijzen verwijzen wij hier kortheidshalve naar de nota van zienswijzen zoals die aan dit voorstel is toegevoegd. Naast de ingekomen zienswijzen zijn er na de ter inzagelegging van het ontwerpplan tevens nog nieuwe onderzoeksgegeven ingekomen. Het betreft een actualisering van het behoefte onderzoek naar bedrijfsterreinen in de gemeente Heusden (Grontmij, oktober 2007) en een vleermuizenonderzoek (Bilan, oktober 2007). Beide onderzoeken zijn verwerkt in de bij dit bestemmingsplan behorende toelichting.
Afweging: Onder meer naar aanleiding van de ingekomen zienswijzen en de onderzoeken reacties zijn de volgende wijzigingen opgenomen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan: • De begrenzing van het plangebied aan de noordzijde is veranderd. Als gevolg van de correctie maakt de bomenrij aan de Tuinbouwweg geen deel meer uit van het plangebied. Op deze wijze is zekergesteld dat het onderhavige bestemmingsplan niet leidt tot een aantasting deze bomenrij die fungeert als leefgebied van de ter plaatse aanwezige vleermuizenpopulatie. • In de voorschriften zijn bepalingen opgenomen die voorkomen dat het leefgebied van de vleermuizen wordt aangetast. • In de bij dit bestemmingsplan behorende toelichting wordt de behoefte aan bedrijfsterreinen in de gemeente Heusden nog eens nader onderbouwd aan de hand van het bijgestelde behoefteonderzoek. • In de voorschriften is een koppeling aangebracht met het beeldkwaliteitsplan, waardoor bouwvergunningen aan dit beeldkwaliteitsplan kunnen worden getoetst. De ingekomen zienswijzen gaven voor het overige geen aanleiding tot bijstelling van het bestemmingsplan.
Inzet van middelen: dekking Zoals uit de toelichting valt op te maken leidt de realisatie van dit bestemmingsplan naar verwachting tot een negatief exploitatiesaldo. Exploitatietechnisch gezien worden Het Hoog I en Het Hoog II als één plan beschouwd, dat per saldo een positief exploitatieresultaat heeft. Op dit moment zijn nog niet alle gegevens die nodig zijn voor het opstellen van een exploitatieopzet die als kader kan dienen voor toekomstige kredietvoteringen, voorhanden c.q. bekend. De vaststelling van de exploitatieopzet zal daarom in één van de volgende raadsvergaderingen aan de orde moeten komen.
Procedure: •
vervolgstappen
Na vaststelling door de gemeenteraad zal het bestemmingsplan gedurende een periode van 6 weken ter inzage worden gelegd. Daarna zal het plan met de ingekomen bedenkingen ter
1/3
Raad Onderwerp:
V200700979 Vaststelling bestemmingsplan bedrijvenpark Het Hoog ll
goedkeuring worden aangeboden aan het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant.
Advies: Wij stellen u voor bijgaand besluit vast te stellen
2/3
Raad Onderwerp:
V200700979 Vaststelling bestemmingsplan bedrijvenpark Het Hoog ll
BESLUIT Het college van Heusden heeft in de vergadering van 08 oktober 2007; gelet op: artikel 25 Wet op de ruimtelijke Ordening; besloten: de raad voor te stellen ambtshalve en naar aanleiding van de ingekomen zienswijzen het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen overeenkomstig de bij dit besluit horende voorschriften, plankaart en de daarbij behorende toelichting en beeldkwaliteitsplan.
namens het college van Heusden, de secretaris,
mr. J.T.A.J. van der Ven
3/3
BEELDKWALITEITSPLAN "BEDRIJVENPARK HET HOOG II"
GEMEENTE HEUSDEN
Opdrachtgever :
Gemeente Heusden Postbus 41 5250 AA Vlijmen
Werknummer:
S/06.034.00
Datum:
03 oktober 2007
©Dhondt/S06034-RP02/03-10-07
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1 1.2
ALGEMEEN Aanleiding Opbouw van het beeldkwaliteitsplan
pag. 3 pag. 3 pag. 3
2. 2.1 2.2
HET BEELDKWALITEITSPLAN Het begrip “beeldkwaliteit” Doel en functie van het beeldkwaliteitsplan
pag. 4 pag. 4 pag. 5
3. 3.1 3.2
PLANBESCHRIJVING Stedenbouwkundige structuur Functionele en ruimtelijke karakteristiek
pag. 6 pag. 6 pag. 6
4.
4.3
BEELDKWALITEITSASPECTEN VOOR HET GEHELE PLANGEBIED Algemene bepalingen ten aanzien van de inrichting van de openbare ruimte Algemene bepalingen ten aanzien van de inrichting van de bedrijfspercelen Algemene bepalingen ten aanzien van bedrijfsbebouwing
5. 5.1 5.1.1 5.1.2 5.2 5.2.1 5.2.2 5.3 5.3.1 5.3.2 5.4 5.4.1 5.4.2
DE BEELDKWALITEITSASPECTEN PER ZONE De sterlocatie Inrichting van de bedrijfspercelen Bedrijfsbebouwing Zone langs de Abt van Engelenlaan en Tuinbouwweg Inrichting van de bedrijfspercelen Bedrijfsbebouwing Zone langs de “centrale noordzuidas” Inrichting van de bedrijfspercelen Bedrijfsbebouwing Overige zones binnen het bedrijvenpark Inrichting van de bedrijfspercelen Bedrijfsbebouwing
4.1 4.2
©Dhondt/S06034-RP0201/03-10-07
pag. 8 pag. 9 pag. 9 pag. 10 pag. 12 pag. 12 pag. 12 pag. 12 pag. 14 pag. 14 pag. 15 pag. 17 pag. 17 pag. 18 pag. 20 pag. 20 pag. 20
1
1.
ALGEMEEN
1.1
Inleiding
De gemeente Heusden telt acht bedrijventerreinen, waaronder de twee meer regionaal georiënteerde terreinen Groenewoud ten oosten van de kern Drunen en Het Hoog ten westen van de kern Vlijmen. Teneinde niet alleen lokale bedrijven gelegenheid te geven zich binnen de gemeente te vestigen, maar tevens regionale bedrijven deze mogelijkheid te bieden, zijn er binnen de gemeente voldoende vestigingslocaties noodzakelijk. Het bedrijventerrein Groenewoud zal ondanks de voorgenomen herstructurering c.q. intensivering onvoldoende mogelijkheden bieden voor (nieuwe) regionale bedrijven. Regionale bedrijven zijn daarmee aangewezen op het bedrijvenpark Het Hoog. Gezien het hoge tempo, waarop de gronduitgifte op Het Hoog plaats vindt, is de verwachting dat er na 2009 geen gronden op Het Hoog meer beschikbaar zijn. De gemeente Heusden heeft derhalve besloten om bedrijvenpark Het Hoog uit te breiden teneinde aan de (groeiende) vraag naar bedrijfskavels te kunnen voldoen. Deze uitbreiding is gevonden aan de noordzijde van bedrijvenpark Het Hoog, ten zuiden van de Tuinbouwweg. Omdat het vigerend bestemmingsplan geen ruimte biedt voor het realiseren van een bedrijventerrein op de onderhavige locatie, is door de gemeente Heusden het bestemmingsplan “Bedrijvenpark Het Hoog II” opgesteld. Om voldoende waarborgen te kunnen bieden dat bij de concrete realisatie van het bedrijvenpark Het Hoog in structuur en beeld daadwerkelijk een kwalitatief hoogwaardig bedrijvenpark zal ontstaan, is voor Het Hoog I een beeldkwaliteitsplan vastgesteld. In dit beeldkwaliteitsplan is in woord en beeld beschreven, welk beeld de gemeente voor ogen staat ten aanzien van de inrichting van de openbare ruimte, de inrichting van bedrijfspercelen en de vormgeving en architectuur van bedrijfsbebouwing. In de nieuwe uitbreiding Het Hoog II is eveneens aandacht voor beeldkwaliteit gewenst c.q. noodzakelijk. Immers, ook hier zal het beeld een integraal onderdeel van het bedrijvenpark moeten gaan uitmaken. Voor de uitbreiding Het Hoog II is derhalve het onderhavige beeldkwaliteitsplan opgesteld. In dit beeldkwaliteitsplan Het Hoog II is er echter voor gekozen om aan te sluiten bij de methodiek van het beeldkwaliteitsplan voor Het Hoog I. Dit, om voor het gehele bedrijvenpark dezelfde regelgeving te kunnen waarborgen.
1.2 Opbouw van het beeldkwaliteitsplan In hoofdstuk 2 van dit beeldkwaliteitsplan wordt een toelichting gegeven op het begrip “beeldkwaliteit” en op het doel en de functie van het beeldkwaliteitsplan. De stedenbouwkundige opzet van de uitbreiding van het bedrijvenpark wordt in hoofdstuk 3 beschreven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de beeldkwaliteitsaspecten binnen de verschillende zones op het bedrijvenpark Het Hoog II.
3
2.
HET BEELDKWALITEITSPLAN
2.1 Het begrip “beeldkwaliteit” Het begrip “beeldkwaliteit” kan in algemene termen worden aangeduid als “alle aspecten die van invloed zijn op de voorspelbaarheid en beleving van de ruimtelijke omgeving en objecten in die omgeving”. Kernbegrippen bij beeldkwaliteit zijn “structuur”, “identiteit” en “belevingswaarde”. Structuur Een belangrijk aspect van beeldkwaliteit is een duidelijke ruimtelijke structuur. Een heldere, samenhangende opbouw van een gebied draagt er immers toe bij dat men zich goed kan oriënteren en zich een ruimtelijke voorstelling kan maken van een gebied. Aan een duidelijke ruimtelijke structuur dragen bij: de aanwezigheid van structurerende routes en eventueel andere structurerende lineaire, centrische en/of concentrische elementen als dragers van de stedenbouwkundige planopzet; een specifiek en min of meer continu ruimtelijk beeld van deze dragers, ter optimalisatie van de herkenbaarheid van de stedenbouwkundige planopzet; de aanwezigheid van oriëntatiepunten, opvallende objecten of ruimten, die goed waarneembaar en herkenbaar zijn; de aanwezigheid van knooppunten, punten waar verschillende dragers elkaar ontmoeten, die duidelijk herkenbaar zijn; de herkenbaarheid van deelgebieden, de verschillende te onderscheiden samenhangende onderdelen binnen een gebied. Identiteit Met identiteit wordt bedoeld de herkenbare eigenheid van een gebied of object. In het kader van beeldkwaliteit is het gewenst dat een gebied, ruimte of object zich zichtbaar onderscheidt van andere, gelijksoortige gebieden. Identiteit kan worden ontleend aan: specifieke landschappelijke kenmerken; kenmerkende functies; kenmerkende bebouwing; referenties aan de historie; referenties aan een specifieke ligging; karakteristiek materiaal- of kleurgebruik; karakteristieke ruimtevormen; beeldbepalende objecten. Belevingswaarde Met belevingswaarde wordt bedoeld het aanzien, de zichtbare betekenis en de esthetische kwaliteiten van een gebied, ruimte of een object. De belevingswaarde wordt ondermeer bepaald door: de bijzondere expressie van een gebouw of ruimte; de architectonische kwaliteit van bebouwing; de vorm van en samenhang binnen de openbare ruimte;
4
-
de inrichting van de (openbare) ruimte; variatie in bebouwingsstructuren en plekken; beheer en onderhoud van gebouwen en de openbare ruimte; bijzondere objecten; activiteiten.
Op basis van het voorgaande mag geconcludeerd worden dat het niet alleen van belang is veel zorg te besteden aan een heldere, herkenbare en duidelijke stedenbouwkundige opzet van het bedrijvenpark, maar dat ook de concrete invulling van deze opzet aandacht behoeft. Immers, het beeld wat zal ontstaan van het bedrijvenpark, wordt niet alleen bepaald door het verkavelingspatroon, maar valt of staat met de concrete invulling van dit patroon. De beeldkwaliteit dient dan ook de stedenbouwkundige structuur te ondersteunen en te versterken. Dit betekent dat in het licht van beeldkwaliteit alle afzonderlijke ruimten en gebouwen binnen deze ruimten in relatie tot de stedenbouwkundige structuur een eigen specifieke inrichting c.q. architectuur dienen te krijgen.
2.2 Doel en functie van het beeldkwaliteitsplan Een beeldkwaliteitsplan kan worden omschreven als “een samenhangend pakket van intenties, aanbevelingen en/of richtlijnen voor het veiligstellen creëren en/of verbeteren van de beeldkwaliteit in een bepaald gebied”. Het onderhavige beeldkwaliteitsplan geeft dan ook in woord en beeld de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het bedrijvenpark Het Hoog II weer, met het accent op de verschijningsvorm en beeld- en belevingskwaliteit van dit bedrijvenpark. Als zodanig is het beeldkwaliteitsplan aan te merken als een ruimtelijk facetplan, wat onderdeel uitmaakt van het totale beleid c.q. de integrale planontwikkeling van de voorgestane uitbreiding van het bedrijvenpark. De functie van het onderhavige beeldkwaliteitsplan is drieledig. -1. Het beeldkwaliteitsplan vormt tezamen met het bestemmingsplan “Bedrijvenpark Het Hoog II” het beleidskader, waarbinnen de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid met betrekking tot de gewenste structuur en beeldkwaliteit van het bedrijvenpark het Hoog zijn vastgelegd. -2. Het beeldkwaliteitsplan dient het ontwerp- en uitvoeringskader te vormen dat de bedoeling van het in het bestemmingsplan geformuleerde beleid overbrengt naar het uitwerkingsniveau van de architectuur en de inrichting van de (openbare) ruimte. Het dient de leidraad te vormen bij de op uitvoering gerichte uitwerking van bouw- en inrichtingsplannen binnen het bedrijvenpark. -3. Het beeldkwaliteitsplan dient tevens het toetsingskader te vormen bij de gemeentelijke en welstandstechnische beoordeling van bouw- en inrichtingsplannen.
5
3.
PLANBESCHRIJVING
In het bestemmingsplan “Bedrijvenpark Het Hoog II”, dat de basis vormt voor het onderhavige beeldkwaliteitsplan, is een uitgebreide beschrijving gegeven van de huidige situatie alsmede de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het plangebied. De belangrijkste ontwerp-uitgangspunten, welke ten grondslag hebben gelegen aan de gekozen stedenbouwkundige opzet van het bedrijvenpark, worden hierna samengevat weergegeven. Voor een uitgebreide planbeschrijving wordt verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan.
3.1
Stedenbouwkundige structuur
Uitgangspunt voor de plantontwikkeling van Het Hoog II is het aansluiten op de ontwerpuitgangspunten van Het Hoog I teneinde een integraal geheel tussen beide plandelen te realiseren. Het centrale ontwerpthema binnen de stedenbouwkundige hoofdopzet van Het Hoog I wordt gevormd door de aanwezige karakteristieke landschappelijke elementen en structuren. De groene geledingszone aan de oostzijde van het bedrijvenpark, als buffer tussen de woonkern Vlijmen en het bedrijvenpark alsmede het historisch slagenpatroon, wat in en rond het plangebied nog duidelijk herkenbaar is, vormen de dragers van de stedenbouwkundige structuur van Het Hoog I en daarmee eveneens van Het Hoog II. Bij de uitbreiding van het bedrijvenpark in noordelijke richting, dient de stedenbouwkundige hoofdopzet van het oorspronkelijke bedrijvenpark doorgezet te worden. Voor het aan de noordzijde uit te breiden deel van het bedrijvenpark geldt derhalve, dat het karakteristieke noord-zuidgerichte slagenpatroon tot aan de Tuinbouwweg dient te worden doorgezet. Ook in de zone langs de Tuinbouwweg dient dit slagenpatroon de basis te vormen voor de verkavelingsstructuur en daarmee voor de richting van wegen, waterlopen, groenstructuren, bedrijfspercelen en bebouwing. Om het parkachtig karakter van het bedrijvenpark te benadrukken en enige mate van geleding in de maat en schaal van het bedrijvenpark te kunnen waarborgen, is het tenslotte gewenst dat op het bedrijvenpark in oost-westrichting een nieuwe, secundaire groene geledingszone wordt geïntroduceerd. Een en ander als vervolg op de bestaande groene corridor van de Abdijlaan naar de Abdij Mariënkroon.
3.2
Functionele en ruimtelijke karakteristiek
Binnen de stedenbouwkundige structuur is een onderscheid te maken in verschillende zones, die elk een specifieke functie vervullen binnen het bedrijvenpark. De te onderscheiden functionele eenheden binnen de structuur, dienen ook in het ruimtelijk beeld als zodanig herkenbaar te zijn, wil de stedenbouwkundige opzet van het bedrijvenpark optimaal tot uitdrukking komen.
6
Sterlocatie Teneinde de nieuwe geledingszone welk in oost-westrichting zal worden aangelegd alsmede de groene corridor van de Abdijlaan naar de Abdij Mariënkroon te accentueren, wordt ter beëindiging van deze groenstructuren een nieuwe sterlocatie geïntroduceerd. Deze sterlocatie vormt de schakel tussen beide groenstructuren. Aan twee zijden wordt de locatie omsloten door een watergang. Teneinde ervoor te zorgen dat de sterlocatie een duidelijk herkenbare locatie zal worden op dit deel van Het Hoog, wordt hier een bijzondere bouwvorm voorgestaan. Zone langs de Abt van Engelenlaan en Tuinbouwweg Met de sterlocaties en de zone, welke direct grenst aan de A59, zijn de zones langs de Abt van Engelenlaan en de Tuinbouwweg voor de presentatie van het bedrijvenpark naar buiten toe van wezenlijk belang. Het realiseren van een representatief front is in deze zones dan ook uitgangspunt. Het is gewenst dat de bedrijfsbebouwing in deze zones met de voorzijde wordt georiënteerd op de Abt van Engelenlaan en de Tuinbouwweg. Ter ontsluiting van de bedrijfspercelen is parallel aan de Abt van Engelenlaan en de Tuinbouwweg een ontsluitingsroute gesitueerd. Een kwalitatief hoogwaardige inrichting van deze zones is, in het licht van de representatieve functie die deze zones vervullen, gewenst. Zone langs de “centrale noorzuidas” Uitgangspunt van de planopzet is dat de centrale noordzuidas in noordelijke richting wordt verlengd tot aan de Tuinbouwweg. Deze centrale as vervult niet alleen een functie binnen de interne ontsluitingsstructuur van het bedrijvenpark, maar vormt tevens de functionele en visueel-ruimtelijke relatie met het aan de overzijde van de A59 gelegen bedrijventerrein Nieuwkuijk. Een verbijzondering van het ruimtelijk profiel van de centrale ontsluitingsas middels een waterpartij, ondersteund door een tweezijdige, in het beeld samenhangende wand van bedrijfsbebouwing, is derhalve gewenst. Overige zones binnen het bedrijvenpark Om de interne verkeerscirculatie te optimaliseren en flexibele mogelijkheden te creëren voor de uitgifte van de bedrijfspercelen, is ook op Het Hoog II een aantal extra interne ontsluitingsroutes gerealiseerd. In de richting van deze ontsluitingsroutes is aansluiting gezocht bij de richting van het slagenlandschap. Ook in de bebouwingsstructuur en de begeleidende groenstructuur is een afstemming bij de richting van het slagenpatroon gewenst.
7
4.
BEELDKWALITEITSASPECTEN VOOR HET GEHELE PLANGEBIED
Zoals in het voorgaande hoofdstuk is weergegeven, kan binnen de stedenbouwkundige structuur van het bedrijvenpark een onderscheid gemaakt worden in verschillende ruimtelijk en functioneel samenhangende zones. Willen deze zones ook als zodanig herkenbaar zijn, dan dienen de (openbare) ruimten en de gebouwen binnen deze zones een eigen, specifieke inrichting c.q. architectuur te krijgen. Het is dan ook van belang om binnen de verschillende zones aandacht te schenken aan de situering en vormgeving van zowel de inrichting van de openbare ruimte, de inrichting van de bedrijfspercelen als de bedrijfsbebouwing. In dit hoofdstuk worden deze beeldkwaliteitsaspecten die gelden voor het gehele bedrijvenpark beschreven. In de volgende hoofdstukken worden per zone de specifieke eisen en eigenschappen beschreven. Voor de inrichting van de openbare ruimte zijn de volgende aspecten van belang voor de beeldkwaliteit: profielbreedte, indeling en inrichting van de wegen; profielbreedte, indeling en inrichting van groenzones en waterpartijen; bestratingspatronen en materialen; soort bomen en beplanting; straatmeubilair en verlichting. Met betrekking tot de inrichting van de bedrijfspercelen wordt de beeldkwaliteit ondermeer bepaald door: de inrichting en parcelering van de bedrijfspercelen; de overgang van het bedrijfsperceel naar de openbare ruimte (inrichting en gebruik van het voorterrein, erfafscheidingen); de aanwezigheid van opslag op het terrein; de mate van afscherming van het productieterrein; detaillering, materialen en kleuren van het bestratingsmateriaal. Aspecten, welke voor wat betreft de bedrijfsbebouwing een rol kunnen spelen in het licht van beeldkwaliteit zijn: de situering van de bebouwing (rooilijn, frontvorming, oriëntatierichting e.d.); de vorm en maatvoering van de bebouwing (massa, hoogte, breedte, dakvorm e.d.); de architectonische verschijningsvorm (representativiteit); de detaillering, materialen en kleuren.
8
4.1
Algemene bepalingen ten aanzien van de inrichting van de openbare ruimte
Enige mate van continuïteit in de inrichting van de openbare ruimte op het bedrijvenpark is gewenst, wil de openbare ruimte in het beeld een samenhangende ruimtelijke eenheid kunnen vormen. Het is dan ook gewenst dat gekozen wordt voor eenheid in het toe te passen bestratingsmateriaal, het soort bomen en beplanting en het type straatmeubilair en verlichting. Op Het Hoog II dient derhalve aansluiting te worden gezocht bij de inrichting van de openbare ruimte op Het Hoog I, welke reeds is gerealiseerd en waarvan de beeldkwaliteitsaspecten in detail in het beeldkwaliteitsplan voor Het Hoog I zijn beschreven. In tegenstelling tot het beeldkwaliteitsplan voor Het Hoog I, zijn in het onderhavige beeldkwaliteitsplan voor Het Hoog II binnen de verschillende zones derhalve geen beeldkwaliteitseisen ten aanzien van de inrichting van de openbare ruimte opgenomen.
4.2
Algemene bepalingen ten aanzien van de inrichting van de bedrijfspercelen
Bij de inrichting van de bedrijfspercelen gelden dezelfde algemene uitgangspunten als op Het Hoog I. Terreinafscheidingen Uniformiteit in de keuze van de terreinafscheidingen is gewenst. Uitgangspunt is het realiseren van stalen spijlenhekwerken, in de kleur zwart, groen of blauw. Een keuze mag gemaakt worden uit een van de volgende hekwerken: Heras: Pegasus RAL 6005 (mosgroen) Atlas RAL 6009 (rijtuigengroen) RAL 6014 (Herasgroen) RAL 9005 (zwart)
B&G:
RAL 6005 (mosgroen) RAL 6009 (rijtuigengroen) RAL 6014 (Herasgroen) RAL 9005 (zwart)
Olympus RAL 6005 (mosgroen) RAL 6014 (Herasgroen) RAL 9005 (zwart)
Heracles RAL 6005 (mosgroen) RAL 6014 (Herasgroen) RAL 9005 (zwart)
Barricade RAL 6005 (groen) RAL 6020 (groen) RAL 9005 (zwart) RAL 5011 (blauw)
Palissade RAL 6005 (groen) RAL 6020 (groen) RAL 9005 (zwart) RAL 5011 (blauw)
Ruigrok: Type SP RAL 5020 (groen) Het toepassen van gelijksoortige hekwerken, welke vergelijkbaar zijn met genoemde hekwerken, is tevens toegestaan. Ten aanzien van de situering van de erfafscheidingen worden in het bestemmingsplan nadere uitspraken gedaan.
9
Eventueel zou aan de achterzijde van deze spijlenhekwerken een groene haag geplant kunnen worden. Parkeren en bevoorrading Daar in de openbare ruimte geen parkeerplaatsen zullen worden aangelegd, dient volledig op eigen terrein voorzien te worden in de parkeerbehoefte. In de uit te breiden zone van het bedrijvenpark gelden ten aanzien van parkeren dezelfde uitgangspunten als op het reeds bestemde bedrijvenpark. Dit betekent dat op eigen terrein volledig dient te worden voorzien in de parkeerbehoefte. Daarbij dient net uitgegaan te worden van een parkeernorm van 1,1 tot 1,6 parkeerplaats per 100 m² brutovloeroppervlak. Ook het bevoorraden, laden en lossen dient volledig op eigen terrein plaats te vinden. Buitenopslag Het opslaan van goederen en/of materialen in de buitenruimte dient uit het oogpunt van beeldkwaliteit op het bedrijvenpark, indien mogelijk, voorkomen te worden. Opslag van goederen dient dan ook bij voorkeur inpandig te geschieden. Uitsluitend wanneer buitenopslag noodzakelijk is binnen de bedrijfsvoering, is dit op een beperkt aantal locaties binnen het bedrijvenpark mogelijk. Binnen de sterlocaties, de zone langs de A59 en de zone langs de Abt van Engelenlaan en de Tuinbouwweg is buitenopslag in het geheel niet toegestaan. Binnen de overige zones is buitenopslag uitsluitend toegestaan op het achterterrein. Om deze opslag aan het zicht te onttrekken is het gewenst, dat deze opslag visueel wordt afgeschermd middels bebouwing, groen of anderszins. Gebruik verhardingen / omgaan met regenwater Het regenwater wat valt op de verhardingen (wegen, verharde delen van de bedrijfspercelen) zal worden afgevoerd via een verbeterd gescheiden riolering. Dit betekent dat de eerste 2 mm van een regenbui via een regenwaterriool zal worden afgevoerd naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie. Bij grotere buien zal het resterende regenwater worden overgestort in de waterpartijen binnen het bedrijvenpark. Om vervuiling van deze waterpartijen tegen te gaan dient, eventueel middels het treffen van deugdelijke voorzieningen, voorkomen te worden dat schadelijke (vloei)stoffen vanaf de verharding van de bedrijfspercelen bij grote buien via het regenwater worden afgevoerd naar deze waterlopen.
4.3
Algemene bepalingen ten aanzien van bedrijfsbebouwing
Materiaalgebruik Het regenwater wat valt op de daken van de bedrijfsgebouwen binnen het bedrijvenpark zal direct of middels een regenwaterleiding worden afgevoerd naar de binnen het bedrijvenpark gelegen waterpartijen. Aandacht voor de materialisering van goten, hemelwaterafvoeren e.d. is derhalve gewenst, om te voorkomen dat het af te voeren regenwater vervuild wordt. Het toepassen van zink en/of andere sterk uitlogende materialen voor goten en hemelwaterafvoeren is daarom niet toegestaan. Uitgangspunt is het realiseren van een kwalitatief hoogwaardig bedrijvenpark. Het gebruik van kunstofgevelbekledingsmaterialen is in dit licht binnen het gehele bedrijvenpark dan ook uitgesloten.
10
Reclame Uit het oogpunt van beeldkwaliteit is het gewenst nadere eisen te stellen aan reclame op de gevel van de bedrijfsgebouwen c.q. reclamezuilen op de bedrijfspercelen. Reclame op de gevel van bedrijfsgebouwen is toegestaan, mits deze in de vorm van losse letters wordt aangebracht op de gevel of het dak, in een materiaal en kleurstelling, welke past bij de gekozen architectuur. De hoogte van de letters mag niet meer bedragen dan 1,5 meter. Eventueel noodzakelijke bevestigingselementen mogen niet hinderlijk in het zicht zijn. Reclame op het voorterrein van het bedrijfsperceel is uitsluitend toegestaan in de vorm van zuilen, tot een hoogte van maximaal 3 meter of middels vlaggenmasten, tot een hoogte van maximaal 6 meter.
11
5.
DE BEELDKWALITEITSASPECTEN PER ZONE
5.1
De Sterlocatie
De sterlocatie neemt, doordat deze zowel is gelegen binnen de nieuwe geledingszone welke in oost-westrichting zal worden aangelegd alsmede de groene corridor van de Abdijlaan naar de Abdij Mariënkroon, een unieke en markante positie in binnen het bedrijvenpark. Dit dient tot uitdrukking te komen in de invulling van deze locatie. Een open en parkachtige inrichting van dit gebied, dient uitgangspunt te zijn. Het element water, dient op deze locatie een bijzondere positie in te nemen.
5.1.1
Inrichting van het bedrijfsperceel
Het bedrijfsperceel is als een “eiland” in de openbare ruimte gelegen, waarbij het aan twee zijden letterlijk wordt omgeven door water. Het “eiland” wordt vanaf de westzijde ontsloten. Een groene inrichting van het perceel, aansluitend bij de ligging in de groene geledingszone, is uitgangspunt. Verharding dient dan ook zo veel mogelijk beperkt te worden. Uitsluitend de toegangsweg en eventueel een zeer beperkt aantal parkeerplaatsen voor bezoekers mogen verhard worden. Het parkeren voor personeel en bezoekers dient primair inpandig plaats te vinden in een te realiseren parkeerkelder onder het maaiveld danwel op het dak. Bij de materiaalkeuze voor de verharding dient uitgegaan te worden van (beton)straatstenen of asfalt in een grijze kleurstelling. Dit, als contrast ten opzichte van het natuurlijke karakter van het gebied. Het resterende deel van het bedrijfsperceel dient, aansluitend bij de taluds van de omringende waterpartij, als groen gazon te worden uitgevoerd. Het plaatsen van bomen of andere opgaande beplanting op het perceel is uitgesloten, om optimaal zicht op de te realiseren markante bedrijfsbebouwing te kunnen waarborgen. Zoals eerder al is aangegeven, is opslag van materialen, goederen of anderszins in de buitenruimte niet toegestaan.
5.1.2
Bedrijfsbebouwing
De te realiseren bedrijfsbebouwing op de sterlocatie dient binnen het bedrijvenpark een markant oriëntatiepunt te vormen. De bebouwing dient immers het visitekaartje te vormen van het bedrijvenpark. Dit dient tot uitdrukking te komen in de positionering, vormgeving en architectuur. Op de plankaart van het bestemmingsplan is een bebouwingsvlak aangegeven, waarbinnen de bedrijfsbebouwing gesitueerd dient te worden. Om het gewenste open en transparante karakter van het gebied te kunnen waarborgen, dient het bedrijfsgebouw vrij op het perceel gesitueerd te worden. De markante functie van dit bedrijfsgebouw dient tot uitdrukking te komen in de hoogte van het gebouw. In het bestemmingsplan is dan ook bepaald dat de hoogte van het gebouw ten minste 10 meter dient te bedragen. De hoogte mag maximaal 15 meter bedragen. De bebouwing dient alzijdig georiënteerd te worden.
12
Daarbij dienen alle gevels een representatief beeld op te leveren. Een kantoor- c.q. dienstencentrumachtige uitstraling dient uitgangspunt te zijn. Naast aandacht voor een verticale geleding in de bouwmassa’s en het gevelbeeld, is bijzondere aandacht gewenst voor de dakvorm. Een bijzondere beëindiging van de gebouwen is gewenst. In de materialisering van de bedrijfsgebouwen is een breed scala van materialen denkbaar, variërend van baksteen, beton, glas tot staal- of aluminiumgevelbekleding of een combinatie van deze materialen. Een expressieve architectuurstijl, met een moderne, haast “high-tech”-achtige uitstraling, dient uitgangspunt te zijn. Kunststof als gevelbekleding is echter uitgesloten. In de kleurstelling dient het contrast gezocht te worden met het natuurlijke karakter van het gebied. Aardkleuren zijn derhalve niet wenselijk. Bijzondere aandacht is nodig voor de detaillering van het gebouw.
13
5.2.
Zones langs de Abt van Engelenlaan en Tuinbouwweg
De zones van het bedrijvenpark, welke direct grenzen aan de A59, de Abt van Engelenlaan en de Tuinbouwweg, zijn in belangrijke mate bepalend voor het beeld van het bedrijvenpark van buitenaf. Het vormgeven van een kwalitatief hoogwaardig, representatief en aantrekkelijk front van het bedrijvenpark dient, in het licht van de representatieve functie die deze zones vervullen, dan ook uitgangspunt te zijn.
5.2.1
Inrichting van de bedrijfspercelen
Om de stedenbouwkundige hoofdopzet van het bedrijvenpark te accentueren en te versterken, dient in de richting en parcelering van de bedrijfspercelen aansluiting te worden gezocht bij de richting van het slagenlandschap. Voor wat betreft de inrichting van het bedrijfsperceel dient een onderscheid gemaakt te worden tussen de inrichting van het deel van het bedrijfsperceel, wat is gelegen aan de voorzijde van de bedrijfsbebouwing en het achterterrein. De inrichting van het voorterrein is immers mede bepalend voor het beeld van deze zone vanaf de Abt van Engelenlaan en de Tuinbouwweg. Een representatieve inrichting van het voorterrein dient dan ook uitgangspunt te zijn. Om het groene karakter van deze zones te versterken, heeft een groene inrichting van deze voorterreinen nadrukkelijk de voorkeur. Het toepassen van een lage (sier)beplanting is daarbij gewenst, om optimaal zicht op de bedrijfsbebouwing te kunnen waarborgen. Het planten van bomen is op het voorterrein niet toegestaan. Het gedeeltelijk verharden van deze voorterreinen is toegestaan, voorzover dit noodzakelijk is om te voorzien in de toegankelijkheid van het perceel en ten behoeve van parkeerplaatsen voor bezoekers. Parkeervoorzieningen voor personeel dienen, zeker wanneer er een groot aantal parkeerplaatsen noodzakelijk is, te worden gesitueerd op het achterterrein danwel in een parkeerkelder onder het maaiveld. Ook de bevoorrading, het laden en lossen dient op het achterterrein uit het zicht plaats te vinden. Voor de bestrating dient uitgegaan te worden van (beton)straatstenen in een lichte kleurstelling. Het toepassen van aardkleuren is daarbij ongewenst. De terreinafscheiding aan de voorzijde van het perceel dient, zoals eerder al is aangegeven, te worden uitgevoerd als een spijlenhekwerk, in de kleur zwart, groen of blauw. Ten aanzien van de inrichting van het achterterrein gelden geen bijzondere eisen voor wat betreft het toe te passen verhardingsmateriaal. Qua kleurstelling is ook hier een lichte kleur danwel een zeer donkere kleur uitgangspunt. Ook hier zijn aardkleuren niet gepast. Voor de terreinafscheiding geldt dat aansluiting gezocht kan worden bij het aan de voorzijde te plaatsen hekwerk, danwel dat een op kleur gebracht hekwerk van buizen en gaas toegepast wordt. Betonnen en/of houten schuttingconstructies worden niet toegestaan.
14
Opslag van goederen, materialen of anderszins dient volledig inpandig te geschieden. Opslag in de buitenruimte is op het gehele perceel uitgesloten.
5.2.2
Bedrijfsbebouwing
De bedrijfsbebouwing in deze zone dient een continu, representatief front te vormen naar de Abt van Engelenlaan en de Tuinbouwweg. De gebouwen dienen dan ook te worden gesitueerd in de op de plankaart van het bestemmingsplan aangegeven bouwgrens en dienen te worden georiënteerd op de Abt van Engelenlaan c.q. de Tuinbouwweg. In de richting van de bedrijfsgebouwen is het daarbij gewenst aansluiting te zoeken bij de richting van het slagenlandschap. De verschillende bedrijfsgebouwen in deze zones dienen als vrijstaande elementen naast elkaar gepositioneerd te worden. Voor wat betreft de bouwmassa’s dient het realiseren van zo veel mogelijk front naar de Abt van Engelenlaan en de Tuinbouwweg uitgangspunt te zijn. Dit, enerzijds om een continue gevelwand langs deze routes te kunnen waarborgen en anderzijds om het achtergelegen productieterrein visueel te kunnen afschermen. De naar de Abt van Engelenlaan en Tuinbouwweg gerichte gevel van de bedrijfsbebouwing dient daarbij een representatief beeld te geven. De representatieve en markante functie van de bedrijfsbebouwing in deze zones dient niet alleen tot uitdrukking te komen in het gevelbeeld, maar ook in de hoogte van de gebouwen. In de zone langs de de Abt van Engelenlaan en de Tuinbouwweg is een bebouwingshoogte van minimaal 6 meter en maximaal 10,5 meter dan ook gewenst. Langs de Abt van Engelenlaan en de Tuinbouwweg dient de bebouwing kleinschaliger van karakter te zijn dan in de zone langs de A59. Variatie in de hoogte van de verschillende gebouwen binnen de zones is toegestaan. Bijzondere aandacht is nodig voor de bedrijfsgebouwen binnen deze zones op de hoeken met de interne routes van het bedrijvenpark. Deze gebouwen maken immers niet alleen deel uit van het naar de Abt van Engelenlaan c.q. de Tuinbouwweg gerichte bedrijvenfront, maar markeren tevens de ligging van de belangrijkste interne ontsluitingsroutes. Een verbijzondering van deze bedrijfsbebouwing, in zowel de vormgeving, architectuur als bij voorkeur ook in de hoogte, is ter ondersteuning van de stedenbouwkundige hoofdopzet derhalve gewenst. Voor deze gebouwen geldt, dat zowel de gevel aan de Abt van Engelenlaan/Tuinbouwweg als de gevel aan de centrale ontsluitingsas/route het Hoog, een representatieve uitstraling dienen te hebben. Indien het binnen de bedrijfsvoering wenselijk is, dat naast een hoofdgebouw één of meerdere aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen op het bedrijfsperceel dienen te worden geplaatst, dient in de architectuur van deze bijgebouwen aansluiting te worden gezocht bij de architectuur en vormgeving van de hoofdbebouwing. In de architectuur dient een moderne, sprekende architectuurstijl uitgangspunt te zijn, waarin plaats is voor verrassende en moderne gevelindelingen, variatie in toe
15
te passen materialen en waarin aandacht is voor “dakbekroningen”. Naast platte daken, kan daarbij gedacht worden aan overhangende dakranden, bijzondere dakhellingen en dakopbouwen. Ten aanzien van de materialisering van de bedrijfsgebouwen zijn verschillende soorten materialen toepasbaar. Naast baksteen kunnen ook beton, hardsteen, keramische materialen, glas en metaal, al dan niet in combinatie, worden toegepast. In het materiaalgebruik en de kleurstelling tussen aangrenzende bedrijfsgebouwen onderling, dient afstemming plaats te vinden of dient juist nadrukkelijk het contrast te worden gezocht. Ook in deze zones dient in de kleurstelling het contrast gezocht te worden met het natuurlijke karakter van het gebied. Aardkleuren zijn derhalve niet wenselijk.
16
5.3
Zone langs de “centrale noordzuidas”
De zones binnen het bedrijvenpark, waarvan de interne ontsluitingsroutes het Hoog en de centrale noordzuidas deel uit maken, bepalen in belangrijke mate het beeld op het bedrijvenpark zelf. Een specifiek en min of meer continu ruimtelijk beeld van en langs deze belangrijke interne ontsluitingsroutes is derhalve gewenst. 5.3.1
Inrichting van de bedrijfspercelen
In de richting van de bedrijfspercelen dient ook in deze zone aansluiting te worden gezocht bij de richting van het slagenlandschap, wat de basis vormt voor de stedenbouwkundige structuur van het bedrijvenpark. Voor de inrichting van het gedeelte van het perceel gelegen voor de bedrijfsbebouwing gelden andere eisen en voorwaarden dan voor de inrichting van het achterterrein. Dit, omdat het voorterrein in ruimtelijk opzicht integraal onderdeel uitmaakt van de zone langs de ontsluitingsroutes. Aan de inrichting van het voorterrein dient aandacht te worden besteed. Een representatieve inrichting met lage beplanting in de vorm van gras, heesters en/of struiken in combinatie met (sier)bestrating dient uitgangspunt te zijn. Op het voorterrein mogen, om te voorzien in de parkeerbehoefte van bezoekers, een beperkt aantal parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Parkeervoorzieningen voor personeel dienen, zeker wanneer het een groot aantal betreft, te worden gesitueerd op het achterterrein danwel in een parkeerkelder onder het maaiveld. Ook het bevoorraden, laden en lossen dient op het achterterrein en uit het zicht plaats te vinden. Voor de bestrating dient op het voorterrein uitgegaan te worden van (beton)straatstenen in een lichte kleurstelling. In deze zones van het bedrijvenpark zijn ook de meer natuurlijke aardkleuren toegestaan. De terreinafscheiding aan de voorzijde van het perceel dient, zoals eerder al is aangegeven, te worden uitgevoerd als spijlenhekwerk, in de kleur zwart, groen of blauw. Indien gewenst kan achter het hekwerk een groene haagworden geplaatst. Opslag in de buitenruimte is op het voorterrein in het geheel niet toegestaan. Voor de inrichting van het achterterrein gelden voor wat betreft het toe te passen verhardingsmateriaal geen bijzondere eisen. Qua kleurstelling dient bij voorkeur aansluiting te worden gezocht bij de kleur van de verhardingsmaterialen op het voorterrein. Voor de terreinafscheidingen op het achterterrein mag aansluiting gezocht worden bij het aan de voorzijde te plaatsen hekwerk. Tevens zou een op kleur gebracht hekwerk van buizen en gaas toegepast kunnen worden, al dan niet in combinatie met groene beplanting of een haag. Betonnen en/of houten schuttingconstructies zijn in het licht van het gewenste beeld niet toegestaan. Opslag van goederen, materialen of anderszins dient op het achterterrein bij voorkeur inpandig te geschieden. Opslag in de buitenruimte is op het achterterrein uitsluitend toegestaan indien dit voor de bedrijfsvoering noodzakelijk is en onder de voorwaarde dat deze opslag visueel wordt afgeschermd middels bebouwing, bouwwerken, beplanting of anderszins. Indien gekozen wordt voor een gebouwde constructie als visuele afscherming van buitenopslag, dient deze qua vormgeving, materiaalgebruik en kleurstelling in harmonie te zijn met de bedrijfsbebouwing op het perceel.
17
5.3.2
Bedrijfsbebouwing
De bebouwing in deze zone dient een front te vormen langs de ontsluitingsroute en dient dan ook te worden georiënteerd op deze route. Continuïteit in de bebouwingswanden langs deze route is gewenst. De hoofdbebouwing dient dan ook te worden opgericht in de op de plankaart van het bestemmingsplan aangegeven bouwgrens. In de richting van de bedrijfsgebouwen dient aansluiting te worden gezocht bij de richting van het slagenlandschap. De bedrijfsgebouwen op de verschillende percelen langs deze route dienen als afzonderlijke eenheden herkenbaar te zijn. Om het achterliggende productieterrein visueel af te schermen, dient de bouwmassa een front te vormen aan de voorzijde van het terrein. De gevel van de bedrijfsbebouwing, die gericht is naar de ontsluitingsroute dient daarbij een representatief beeld op te leveren. Voor de bedrijfsbebouwing, welke zowel gelegen is aan het Hoog als de centrale noordzuidas c.q. de Tuinbouwweg en de centrale noordzuidas, geldt dit uiteraard voor beide gevels. De maat en schaal van de bebouwing in deze zone dient ten opzichte van de maat en schaal van de bedrijfsbebouwing op de sterlocatie en in de zone langs de A59 afwijkend (meer kleinschalig c.q. meer geleed) te zijn. Dit, ook voor wat betreft de hoogte. De hoogte van de bebouwing in deze zone dient dan ook minimaal 6 meter te bedragen en mag maximaal 10,5 meter hoog zijn. Het is toegestaan dat naast een hoofdgebouw één of meerdere aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen op het bedrijfsperceel worden geplaatst. Deze dienen achter het front van de hoofdbebouwing te worden gesitueerd. Het beeld van deze bijgebouwen dient in harmonie te zijn met c.q. aan te sluiten bij de architectuur en vormgeving van de hoofdbebouwing. Een moderne architectuurstijl is voor de vormgeving en architectuur van de gebouwen gewenst. In het beeld is het daarbij wenselijk de verschillende functies van gebouwen, ook in de architectuur tot uitdrukking te laten komen. Bijzondere aandacht is noodzakelijk voor de gewenste geleding en indeling van het gevelbeeld van met name de naar de openbare ruimte gerichte voorgevel van de bebouwing. Voor wat betreft de materialisering van de hoofdbebouwing kan naast baksteen, ook gekozen worden voor beton, hardsteen, keramische materialen, glas en metaal of een combinatie van deze materialen. In deze zone zijn ook aardkleuren in de kleurstelling toegestaan. Voor de aanbouwen en/of bijgebouwen mag ten opzichte van de hoofdbebouwing gekozen worden voor een enigszins afwijkende materialisering. Voorwaarde is wel dat de architectuur en vormgeving van deze aan- c.q. bijgebouwen in harmonie zijn met de architectuur en vormgeving van de hoofdbebouwing. De daken dienen overwegend als plat dak te worden uitgevoerd.
18
Ter plaatse van de hoofdbebouwing kan een verbijzondering in de vorm van overhangende dakranden, bijzondere dakhellingen en/of dakopbouwen een positief effect hebben op de gewenste beeldkwaliteit. Afstemming tussen aangrenzende bedrijfsgebouwen onderling ten aanzien van materiaalgebruik en kleurstelling is wenselijk, om enige mate van continuïteit in de bebouwingswand te kunnen waarborgen.
19
5.4
Overige zones binnen het bedrijvenpark
De overige zones binnen het bedrijvenpark zijn in mindere mate bepalend voor het beeld van het bedrijventerrein. Ook in deze zones is het echter, in het licht van de wens een kwalitatief hoogwaardig bedrijvenpark te realiseren, van belang aandacht te schenken aan de beeldkwaliteit van de openbare ruimte, bedrijfspercelen en bedrijfsbebouwing.
5.4.1
Inrichting van de bedrijfspercelen
In de richting van de bedrijfspercelen dient aansluiting te worden gezocht bij de richting van het slagenlandschap. Omdat het voorterrein mede bepalend is voor het beeld in deze zones, is aandacht voor het gebruik en de inrichting gewenst. Op het voorterrein mag een beperkt aantal parkeerplaatsen worden gerealiseerd om te voorzien in de parkeerbehoefte van bezoekers. Parkeervoorzieningen voor personeel dienen te worden gesitueerd op het achterterrein danwel in een parkeerkelder onder het maaiveld. Ook het bevoorraden, laden en lossen dient op het achterterrein en uit het zicht plaats te vinden. Opslag in de buitenruimte is op het voorterrein in het geheel niet toegestaan. Ten aanzien van bestrating dient op het voorterrein uitgegaan te worden van (beton)straatstenen in een lichte kleurstelling. Naast grijze bestratingsmaterialen zijn ook de meer natuurlijke aardkleuren toegestaan in deze zones. Middels het toevoegen van lage beplanting in de vorm van gras, heesters en/of struiken kan het voorterrein in het beeld verbijzonderd worden. Indien terreinafscheidingen aan de voorzijde van het perceel gewenst zijn, dienen deze te worden uitgevoerd als spijlenhekwerk, in de kleur zwart, groen of blauw. Voor de inrichting van het achterterrein gelden voor wat betreft het toe te passen verhardingsmateriaal geen bijzondere eisen. Qua kleurstelling dient bij voorkeur aansluiting te worden gezocht bij de kleur van de verhardingsmaterialen op het voorterrein. Voor de terreinafscheidingen op het achterterrein mag naast een spijlenhekwerk, tevens zou een op kleur gebracht hekwerk van buizen en gaas toegepast kunnen worden. Ook in deze zone dient opslag van goederen, materialen of anderszins op het achterterrein bij voorkeur inpandig te geschieden. Opslag in de buitenruimte is op het achterterrein uitsluitend toegestaan indien dit voor de bedrijfsvoering noodzakelijk is en onder de voorwaarde dat deze opslag visueel wordt afgeschermd middels bebouwing, bouwwerken, beplanting of anderszins. Indien gekozen wordt voor een gebouwde constructie als visuele afscherming van buitenopslag, dient deze qua vormgeving, materiaalgebruik en kleurstelling in harmonie te zijn met de bedrijfsbebouwing op het perceel.
5.4.2
Bedrijfsbebouwing
De bedrijfsbebouwing dient te worden georiënteerd op de openbare ruimte. Enige continuïteit in de bebouwingswand langs de ontsluitingsroutes in deze zones is daarbij gewenst.
20
In de richting van de bedrijfsgebouwen dient aansluiting te worden gezocht bij de richting van het slagenlandschap. De bedrijfsgebouwen op de verschillende percelen langs deze routes dienen als afzonderlijke eenheden herkenbaar te zijn. Aan de voorzijde van het bedrijfsperceel dient de bedrijfsbebouwing een front te vormen om het achterliggende productieterrein visueel af te schermen. De gevel van de bedrijfsbebouwing, die gericht is naar de ontsluitingsroutes, dient daarbij een representatief beeld op te leveren. Bij voorkeur dienen de toch meer representatieve kantoorruimten dan ook aan de voorzijde van het terrein gesitueerd te worden. Bijzondere aandacht dient daarbij besteed te worden aan de entreepartij van de bedrijfsbebouwing. De maat en schaal van de bebouwing in deze zone dient ten opzichte van de maat en schaal van de bedrijfsbebouwing in de andere zones op het bedrijvenpark, in het beeld afwijkend te zijn. Naast kleinschalige bedrijven kunnen in deze zone ook de meer grootschalige bedrijven worden gerealiseerd. Voor deze laatste groep geldt, dat bijzondere aandacht nodig is voor de verticale geleding en parcelering in het beeld van de gevel, welke gericht is naar de ontsluitingsroutes. Dit, om de bebouwingsmassa’s in het beeld te verschalen. De hoogte van de bebouwing in deze zone dient minimaal 4 meter te bedragen en mag maximaal 10,5 meter hoog zijn. Ook in deze zones is een eigentijdse architectuur en materialisering van de bedrijfsbebouwing gewenst. Zoals eerder is gezegd is bijzondere aandacht noodzakelijk voor de vormgeving en materialisering van de naar de ontsluitingsroutes gerichte gevel van de hoofdbebouwing. Voor wat betreft het materiaalgebruik kan gedacht worden aan zowel baksteen, beton, hardsteen, keramische materialen, glas, metaal of een combinatie van deze materialen. In deze zones zijn ook aardkleuren in de kleurstelling toegestaan. Voor eventueel te realiseren aanbouwen en/of bijgebouwen mag ten opzichte van de hoofdbebouwing gekozen worden voor een enigszins afwijkende materialisering. Voorwaarde is wel dat de architectuur en vormgeving van deze aan- c.q. bijgebouwen in harmonie zijn met de architectuur en vormgeving van de hoofdbebouwing. De daken dienen overwegend als plat dak te worden uitgevoerd. Dat ook misschien minder representatieve bedrijfsfuncties een aantrekkelijk beeld kunnen opleveren, wanneer zorg wordt besteed aan de materialisering, vormgeving en detaillering, moge blijken uit de bijgevoegde referentiebeelden.
___________________________________
21
BILAN RAPPORT 2007 Heusden (NB), Het Hoog II Vleermuizenonderzoek in het kader van de Flora- en faunawet Status Intern concept
Opm. J.van Suijlekom Doorvoeren correcties Overig:
Datum
Controle Intern
Steekproef Opmerkingen:
Steekproef Opmerkingen:
Extern concept
Doorvoeren correcties Overig:
Doorvoeren correcties Overig:
Controle extern
Steekproef Opmerkingen:
Steekproef Opmerkingen:
Definitief
Doorvoeren correcties Overig:
Doorvoeren correcties Overig:
Controle definitief
Categorieën Correcties doorgevoerd?
ok
Datum
Paraaf Opm. C. Witteveen Doorvoeren correcties Overig:
Paraaf Opmerkingen
CONCEPT in opdracht van Gemeente Heusden
Datum
Paraaf
Rapport-ID Titel
Heusden (NB), Het Hoog II : Vleermuizenonderzoek in het kader van de Flora- en faunawet.
ISSN
1572-3194-2007/concept
Rapportnummer
2007/concept
Aantal pagina's
30
Opdrachtgever
Gemeente Heusden
Contactpersoon opdrachtgever
Dhr. M. Kuper
Onderzoekskader
Ecologisch onderzoek in het kader van de Flora- en faunawet
Projectleider BILAN
Dhr. E. Korsten
Auteur(s)
Dhr. E. Korsten
Kaarten en afbeeldingen
Dhr. W. Loth, Dhr. J. van Gestel
Datum concept Digitale versie
-
Verzending concept aan
Dhr. M. Kuper Gemeente Heusden
Akkoord BILAN
Dhr. C. Witteveen Directeur
BILAN
B:
P: T: F: E: W:
Fontys Hogescholen, Mollergebouw Prof. Goossenslaan 1-01, ruimte A 1.16, Tilburg Postbus 90903, 5000 GD TILBURG 0877 876322 013 5360051
[email protected] www.bilan.nl © BILAN 2007
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, elektronisch databestand of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave dient men zich tot de uitgever te wenden.
Inhoudsopgave Samenvatting ..........................................................................................................................................................7 1
2
3
4
Inleiding .............................................................................................................................................................9 1.1
Administratieve gegevens project.........................................................................................................9
1.2
Beschrijving van het plangebied ...........................................................................................................9
1.3
Beschrijving van de voorgenomen ingrepen ......................................................................................11
1.4
Wet- en regelgeving.............................................................................................................................12
Onderzoek .......................................................................................................................................................14 2.1
Doelstelling...........................................................................................................................................14
2.2
Methoden van het onderzoek.............................................................................................................14
2.3
Uitvoering van het onderzoek ............................................................................................................15
2.4
Resultaten .............................................................................................................................................15
Conclusies en aanbevelingen ..........................................................................................................................18 3.1
Belang van het plangebied voor vleermuizen....................................................................................18
3.2
Beschermde status van de waargenomen soorten.............................................................................22
3.3
Verwachte effecten van de ingrepen..................................................................................................23
3.4
Conclusie en aanbevelingen. ...............................................................................................................24
Literatuur .........................................................................................................................................................29
Figuren Fig. 1:
Globale ligging van het plangebied (blauw). .....................................................................................10
Fig. 2:
Situatie ten tijde van het onderzoek. .................................................................................................11
Fig. 3:
Verkavelingsplan Het Hoog I en II.......................................................................................................12
Fig. 4:
Verblijfplaats van een kraamkolonie gewone dwergvleermuizen aan de Tuinbouwweg 32. ........17
Fig. 5:
Overzicht van gevonden verblijfplaatsen en territoria (paarplaatsen) van vleermuizen. ................19
Fig. 6:
Locaties van foeragerende gewone en ruige dwergvleermuizen. ....................................................21
Fig. 7:
Locaties van overige soorten foeragerende vleermuizen..................................................................21
Fig. 8:
Vliegroutes van gewone dwergvleermuis en watervleermuis...........................................................22
Fig. 9:
Paralumen (“lichtroosters”) kunnen ongewenste verlichting beperken...........................................26
Fig. 10:
Verschillen in straatverlichting op de Tuinbouwweg en Het Hoog I. ...............................................27
BILANRAPPORT 2007/concept
Samenvatting In opdracht van de Gemeente Heusden (d.d 16 november 2006) voerde BILAN in de periode april september 2007 een vleermuizenonderzoek uit voor het plangebied Het Hoog II, in de gemeente Heusden, provincie Noord-Brabant. Het onderzoek werd verricht in het kader van de Flora- en faunawet. Aanleiding van dit onderzoek was het advies van de ecologische quickscan 1 . Daarin werd geconcludeerd dat er een reële kans is dat het huidige plangebied een essentiële functie heeft voor diverse vleermuissoorten, waaronder gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuizen en de laatvlieger. Doel van dit onderzoek was de functie van het plangebied te bepalen voor beschermde soorten vleermuizen. In totaal werden vijf veldronden uitgevoerd in de periode mei – medio september 2007. In het veldonderzoek werden op vijf locaties verblijf- en / of paarplaatsen van vleermuizen waargenomen: een kolonie gewone dwergvleermuizen (met naar schatting tussen de zeventig en honderd dieren), een verblijfplaats van één individuele laatvlieger en vijf paarplaatsen van gewone dwergvleermuizen. Voor de kolonie gewone dwergvleermuizen vleermuizen was de Tuinbouwweg een essentiële vliegroute èn foerageerlocatie. In het plangebied werden in totaal vijf soorten vleermuizen waargenomen: gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, laatvlieger,
rosse vleermuis, ruige dwergvleermuis en
watervleermuis. Alle soorten zijn strikt beschermd onder de Flora- en Faunawet en de Europese Habitatrichtlijn. Geen van de soorten staat op de Nederlandse rode lijst van bedreigde zoogdieren. In de planvorming voor Het Hoog II worden een aantal ingrepen genoemd die voor de vleermuizen in het plangebied direct bedreigend (kunnen) zijn en krachtens de Flora- en faunawet verboden zijn: •
Sloop van gebouwen op de adressen Tuinbouwweg 38 en 42;
•
Aanleg van wegen in het plangebied en ontsluiting van het gebied door de aanleg van een parallelweg ten zuiden van de Tuinbouwweg;
•
Aanleg van verlichting langs wegen en op bedrijventerreinen
Voor de sloop van de woningen en gebouwen aan de Tuinbouwweg 38 en 42 is een ontheffing van de Flora- en Faunawet nodig. Het gaat om de gewone dwergvleermuis, een algemene beschermde soort. Aangezien de gewone dwergvleermuis in Nederland en Europa algemeen voorkomt en geen bedreigde status heeft komt de gunstige staat van instandhouding van de soort door de ingreep niet in het geding. Met toepassing van de zorgplicht en in het rapport geformuleerde mitigerende en compenserende maatregelen is het mogelijk om voor de ingreep een ontheffing te verkrijgen. Ten aanzien van de aanleg van een parallelweg langs de Tuinbouwweg en de verlichting daarvan en de aanleg van de wegen in het gebied zijn er in het Voorontwerp Bestemmingsplan maatregelen te vinden die negatieve effecten al bij voorbaat voorkomen. Daarom zal daarvoor géén ontheffing nodig zijn.
1
. Hout, M. van der. 2006..
Heusden (NB), Het Hoog II : Vleermuizenonderzoek in het kader van de Flora- en faunawet., p. 7
BILANRAPPORT 2007/concept
Heusden (NB), Het Hoog II : Vleermuizenonderzoek in het kader van de Flora- en faunawet., p. 8
BILANRAPPORT 2007/concept
1
Inleiding
In opdracht van de Gemeente Heusden (d.d 16 november 2006) voerde BILAN in de periode april september 2007 een vleermuizenonderzoek uit voor het plangebied Het Hoog II, in de gemeente Heusden, provincie Noord-Brabant. Het onderzoek werd verricht in het kader van de Flora- en faunawet. Aanleiding van dit onderzoek was het advies van de ecologische quickscan 2 . Daarin is geconcludeerd dat er een reële kans is, dat het huidige plangebied een essentiële functie heeft voor diverse vleermuissoorten, waaronder gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis en de laatvlieger. Van de laatste soort is bekend dat deze een kolonieplaats heeft op de nabijgelegen Abdij Mariënkroon. Doel van dit onderzoek was de functie van het plangebied te bepalen voor beschermde soorten vleermuizen. Er werd gekeken naar mogelijke aanwezigheid van foerageergebieden en vliegroutes van vleermuizen in het plangebied zelf en in de directe omgeving. Daarnaast werd een inschatting gemaakt van de gevolgen van de ingrepen voor vleermuizen en de functie van het gebied.
1.1
Administratieve gegevens project
Provincie
Noord-Brabant
Gemeente
Heusden
Plaats
Haarsteeg
Toponiem
Het Hoog, Onsenoort
Opdrachtgever
Gemeente Heusden
Uitvoerder
BILAN
BILAN projectcode
B3089
1.2
Beschrijving van het plangebied
Het plangebied ligt in de gemeente Heusden (fig. 1) en ligt ten zuidwesten van de plaats Haarsteeg. In het plangebied zijn percelen met woonhuizen, loodsen, kassen en akkers aanwezig. De kassen zijn ’s nachts niet verlicht. De akkers zijn overwegend maisakkers. Daarnaast bevinden zich ook een lasbedrijf en een transportbedrijf in het plangebied. Het gebied wordt aan drie kanten begrensd door wegen. Aan de noordkant door de Tuinbouwweg. Aan weerzijden van deze weg is een laanbeplanting van zomereiken aanwezig. De Tuinbouwweg is sober verlicht met wit licht, waarbij lichte en donkere plekken elkaar afwisselen. Aan de oostkant wordt het plangebied begrensd door de Abt van Engelenlaan. Langs deze weg staan geen bomen, met uitzondering van oude beuken en eiken bij de kruising met de Abdijlaan. De Abt van Engelenlaan is grotendeels onverlicht. Alleen bij de kruisingen met de Tuinbouwweg en de Mandenvlechter is oranje verlichting aanwezig. De Touwslager vormt de westgrens van het plangebied. De zuidgrens bevindt zich direct achter de bebouwing en percelen langs de Tuinbouwweg, tegen industrieterrein Het Hoog I. Ten noorden en westen van het plangebied bevinden zich percelen met woonhuizen, loodsen en kassen. Bij een aantal kassencomplexen zijn grote regenwaterreservoirs aanwezig. Deze percelen zijn niet of zeer beperkt verlicht. Ten oosten van het plangebied bevindt zich de Abdij Mariënkroon en ten zuidoosten het terrein van het Crematorium Maaslanden. Deze zone heeft een overwegend groen karakter.
2
. Hout, M. van der. 2006.
Heusden (NB), Het Hoog II : Vleermuizenonderzoek in het kader van de Flora- en faunawet., p. 9
BILANRAPPORT 2007/concept
Ten zuiden van het plangebied bevindt zich Het Hoog I, een industrieterrein in ontwikkeling. Ten tijde van het onderzoek waren er enkele bedrijfspanden aanwezig. Het grootste deel is nog braakliggend terrein. Het industrieterrein is volledig verlicht met sterke oranje verlichting. De huidige situatie is weergeven in figuur 2.
Fig. 1:
Globale ligging van het plangebied (blauw). Bron: Kadata.
Heusden (NB), Het Hoog II : Vleermuizenonderzoek in het kader van de Flora- en faunawet., p. 10
BILANRAPPORT 2007/concept
Fig. 2:
Situatie ten tijde van het onderzoek.
1.3
Beschrijving van de voorgenomen ingrepen
De planvorming bestaat uit de aanleg van het industrieterrein Het Hoog II. Hiervoor zal de bebouwing op de percelen Tuinbouwweg 38 en 42, en de percelen Abdijlaan 1 en 3 gesloopt worden. Ten tijde van het onderzoek was de sloop van gebouwen op Abdijlaan 1 en 3 reeds in gang gezet. Het Hoog II zal ontsloten worden door de reeds op het Hoog I aanwezige wegen en via een nieuw aan te leggen parallelweg aan de zuidkant van de Tuinbouwweg. Tussen deze parallelweg en de Tuinbouwweg is tevens een fietspad gepland. De laanbeplanting aan de Tuinbouwweg wordt (grotendeels) ongemoeid gelaten. In het Voorontwerp Bestemmingplan is aangegeven dat de oostkant van het Hoog I en Hoog II een groene zone vormen. Op Het Hoog II wordt in oost-westrichting een nieuwe secundaire geleidingszone geïntroduceerd, aansluitende op de bestaande groene corridor van de Abdijlaan en de Abdij Mariënkroon 3 . Deze geleidingszone zal bestaan uit een watergang met aan de noordzijde een groenstrook.
3
Voorontwerp bestemmingsplan “Bedrijvenpark Het Hoog II”, p. 15-18.
Heusden (NB), Het Hoog II : Vleermuizenonderzoek in het kader van de Flora- en faunawet., p. 11
BILANRAPPORT 2007/concept
Fig. 3:
Verkavelingsplan Het Hoog I en II. Bron: Voorontwerp bestemmingsplan Bedrijvenpark Het Hoog II.
1.4
Wet- en regelgeving
Alle in Nederland voorkomende vleermuizen genieten strikte bescherming onder de Flora- en Faunawet. De wet is aangevuld met een Algemene Maatregel van Bestuur met betrekking tot artikel 75 aangaande de vrijstellingen van de verbodsbepalingen. Alle inheemse soorten vleermuizen zijn opgenomen in tabel 3 van bijlage 1 van de AMvB en zijn daarmee strikt beschermd. De wet kent ten aanzien van deze soorten een zorgplicht en verbodsbepalingen.
1.4.1
Zorgplicht
De Flora- en faunawet gaat uit van het ‘nee tenzij’-beginsel. Beschermen staat voorop, ingrijpen is een uitzondering. De wet vereist dat zorgvuldig met dieren wordt omgegaan. Deze ‘zorgplicht’ houdt in dat iedereen: •
voldoende zorg in acht neemt voor alle in het wild voorkomende dieren en hun leefomgeving.
•
die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Heusden (NB), Het Hoog II : Vleermuizenonderzoek in het kader van de Flora- en faunawet., p. 12
BILANRAPPORT 2007/concept
1.4.2
Verbodsbepalingen
Voor inheemse diersoorten zijn er, naast de zorgplicht (art. 2) ook verschillende verbodsbepalingen van toepassingen: •
Het is verboden dieren behorende tot een beschermde inheemse soort te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen (art 9).
•
Het is verboden dieren behorende tot een beschermde inheemse soort opzettelijk te verontrusten (art 10).
•
Het is verboden nesten, holen of andere voortplanting- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren behorende tot een beschermde inheemse soort te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren (art 11).
•
Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen (art. 12).
Ten aanzien van artikel 11 wordt in de wet niet gesproken van permanente verblijfplaatsen. Dat betekent dat verblijfplaatsen die door vleermuizen terugkerend periodiek worden gebruikt ook beschermd zijn in de periode dat de vleermuizen daarin niet aanwezig zijn. Winterverblijven zijn dus ook in de zomer beschermd en zomerverblijfplaatsen (bijvoorbeeld kraamkolonies) ook in de winter. Onder de verbodsbepaling van artikel 11 valt ook het verbod op het aantasten van de functionaliteit van vaste rust- of verblijfplaatsen. Dat wil zeggen dat wanneer de aantasting van vliegroutes en/of foerageergebieden een negatief effect kan hebben op de aan een verblijfplaats gebonden populatie vleermuizen, dit wordt gezien als een aantasting van de verblijfplaats zelf 4 .
1.4.3
Ontheffing
Voor soorten van de Flora- en Faunawet die in tabel 3 worden genoemd, kan onder andere bij activiteiten gericht op ruimtelijke ontwikkeling of herinrichting, waarbij nadelige gevolgen niet kunnen worden uitgesloten, een ontheffingsaanvraag worden ingediend om die activiteiten toch uit te mogen voeren. Hiervoor is een uitgebreide toets noodzakelijk. De zorgplicht en de plicht tot voorkomen, beperken of ongedaan maken (vermijden, mitigeren en compenseren) blijft gelden, maar ontheffing van de verbodsbepalingen kan worden verleend wanneer: •
geen alternatief is voor de ingreep, dat wil zeggen, geen andere bevredigende oplossing bestaat;
•
er sprake is van een in of bij wet genoemd belang, en;
•
geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Uitvoering van werkzaamheden in het kader van (periodiek) bestendig beheer en onderhoud in de landbouw en bosbouw, bestendig gebruik, of uitvoering in het kader van ruimtelijke inrichting en ontwikkelingen vallen onder de in de wet genoemde belangen.
1.4.4
Gunstige staat van instandhouding van de soort
Met betrekking tot gunstige staat van instandhouding van de soort gaat het om ‘populaties van de soort’ in hun natuurlijke habitat. Het gaat daarom niet om de populatie van de soort op Nederlandse (of Europese) schaal, maar in kwalitatieve zin om de lokale populatie op de locatie of verblijfplaats waar de soort is aangetroffen. 4
Heusden, W.R.M. van, S. Vreugdenhil, 2006
Heusden (NB), Het Hoog II : Vleermuizenonderzoek in het kader van de Flora- en faunawet., p. 13
BILANRAPPORT 2007/concept
Effecten worden op kwalitatief niveau beoordeeld, dat wil zeggen dat gekeken wordt of de locatie, de verblijfplaats of het gebied de functie voor de populatie behoudt. Mitigerende en compenserende maatregelen worden op ditzelfde kwalitatieve niveau genomen. Pas in tweede instantie wordt gekeken naar de gunstige staat van instandhouding van lokale, regionale en landelijke populaties.
1.4.5
Gedragscodes
Wanneer het gaat om bestendig beheer en onderhoud in land- of bosbouw kan op basis van een door de Minister goedgekeurde gedragscode vrijstelling worden gekregen voor verbodsbepalingen ten aanzien van onder de Flora- en Faunawet algemeen en strikt beschermde soorten (tabel 2 en 3). De zorgplicht blijft daarbij echter gewoon gelden. Meer informatie over de uitwerking van de Flora- en faunawet is te vinden in de brochure “Buiten aan het werk – houd tijdig rekening met beschermde dieren en planten!”op de website van het Ministerie van LNV.
2
Onderzoek
2.1
Doelstelling
Het vleermuizenonderzoek in het plangebied Het Hoog II had tot doel: •
het vaststellen of uitsluiten van de aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen in het plangebied;
•
het vaststellen of uitsluiten van de functie van het plangebied als foerageergebied of vliegroute voor vleermuizen uit het plangebied en de directe omgeving.
2.2
Methoden van het onderzoek
Het veldonderzoek bestond uit een detectoronderzoek. Hiervoor werd gebruik gemaakt van een Pettersson D240x ultrasoondetector. Indien nodig werden time-expansion opnamen gemaakt voor nadere analyse in het programma Batsound. Het vleermuizenonderzoek richtte zich op drie aspecten van onderzoek: 1.
Het lokaliseren en identificeren van foeragerende vleermuizen en op vliegroute passerende vleermuizen;
2.
Het lokaliseren van (kraam-)verblijfplaatsen van vleermuizen door het lokaliseren van uitvliegende vleermuizen, door het opsporen van vliegroutes en (in de ochtend) rond de verblijfplaats zwermende vleermuizen;
3.
Het lokaliseren van paarverblijfplaatsen van vleermuizen door het opsporen van in hun territoria roepende (baltsende) mannetjes.
Daarbij is uitgegaan van de voor iedere methode aanbevolen inventarisatieperioden en werkwijze 5 .
5
Limpens, 2004 / Limpens, H.J.G.A.,P. Twisk, G. Veenbaas. 2004
Heusden (NB), Het Hoog II : Vleermuizenonderzoek in het kader van de Flora- en faunawet., p. 14
BILANRAPPORT 2007/concept
2.3
Uitvoering van het onderzoek
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de data waarop vleermuizenonderzoek in het plangebied heeft plaatsgevonden. De weersomstandigheden waren gunstig voor vleermuizenonderzoek. datum
tijdstip
onderzoekstype
weersomstandigheden
1.
23-5-2007
03:30 – 06:30 u.
vliegroutes / verblijfplaatsen
12°C / geen neerslag / windstil
2.
18-6-2007
22:00 – 02:30 u.
verblijfplaatsen
3.
19-6-2007
03:30 – 05:00 u.
/
vliegroutes
/
18°C / geen neerslag / weinig
foeragerende vleermuizen
wind
vliegroutes / verblijfplaatsen
14°C / geen neerslag / weinig wind
4. 5.
25-8-2007 17-9-2007
21:30 – 01:00 u. 21:00 – 00:30 u.
foeragerende vleermuizen /
19°C / geen neerslag / weinig
paarplaatsen van vleermuizen
wind
foeragerende vleermuizen /
16°C / geen neerslag / weinig
paarplaatsen van vleermuizen
wind
Tabel 1: weersomstandigheden bij het veldonderzoek.
2.4
Resultaten
Veldbezoek 1: ochtendronde 23 mei 2007 De eerste onderzoeksronde was gericht op het in de ochtendschemering vinden van vliegroutes en bij verblijfplaatsen zwermende vleermuizen. Bij dit onderzoek werden boven de Tuinbouwweg op drie plaatsen meerdere foeragerende gewone dwergvleermuizen (Pipistrellus Pipistrellus) aangetroffen: 1.
ter hoogte van Tuinbouwweg 21, 23 en 42;
2.
ter hoogte van Tuinbouwweg 19 (boomkwekerij);
3.
ter hoogte van Tuinbouwweg 7, 9 en 26.
Deze vleermuizen foerageerden rond het bladerdak van de bomen aan de Tuinbouwweg. Ook in tuinen van huizen werd veel gefoerageerd. Bij Tuinbouwweg 19 werd kort een foeragerende grootoorvleermuis (Plecotus auritus) waargenomen. Hoog boven het plangebied werd een foeragerende rosse vleermuis (Nyctalus noctula) waargenomen. Tegen de ochtendschemering werden in toenemende mate passerende (niet foeragerende) gewone dwergvleermuizen waargenomen die vooral in westelijke richting over de Tuinbouwweg vlogen. Door deze vliegroute te volgen werd rond 06:00 u. werd bij Tuinbouwweg 32 een zwermende 6 gewone dwergvleermuis aangetroffen. Het dier verdween uiteindelijk onder een overhangende dakpan. Onder de invliegopening waren op de muur en op de grond uitwerpselen van vleermuizen zichtbaar. Deze verblijfplaats werd relatief laat in de ochtend gevonden. Het is aannemelijk dat vroeger zwermende en invliegende vleermuizen gemist zijn.
6
Voordat vleermuizen een verblijfplaats binnen gaan, vliegen ze gedurende enkele minuten rond de verblijfplaats, waarbij ook schijnlandingen bij de invliegopening worden uitgevoerd. Dit gedrag wordt zwermen genoemd.
Heusden (NB), Het Hoog II : Vleermuizenonderzoek in het kader van de Flora- en faunawet., p. 15
BILANRAPPORT 2007/concept
Veldbezoek 2 en 3 : avond- en ochtendronde 18/19 juni 2007 Het veldbezoek in de avond van 18 juni werd gestart op de Abdijweg, tegenover abdij Mariënkroon. Kort na zonsondergang werd een vanuit een loods aan de Abdijweg 3 één wegvliegende laatvlieger (Eptesicus serotinus) waargenomen. Andere uitvliegers werden niet waargenomen. Aan de Abdijlaan werd een aantal foeragerende
gewone
dwergvleermuizen,
een
ruige
dwergvleermuis
(Pipistrellus
nathusii),
één
grootoorvleermuis en één rosse vleermuis waargenomen. Op het hele traject tussen de Abt van Engelenlaan en de Touwslager werden boven de Tuinbouwweg foeragerende
gewone
dwergvleermuizen
waargenomen.
Bijzonder
veel
foerageeractiviteit
werd
waargenomen tussen Tuinbouwweg nr. 32 en 26. Op de Tuinbouwweg werd een watervleermuis (Myotis daubentonii) op vliegroute waargenomen. Tussen 0:00 en 01:00 u. werd de zuidgrens van het plangebied en industrieterrein Het Hoog I op vleermuizen geïnventariseerd. Boven de volledig verlichte straten werden weinig tot geen vleermuizen gehoord. Alleen aan het einde van de Hopbrouwer en boven de waterpartij van de Klompenmaker werden foeragerende gewone dwergvleermuizen gehoord. Boven de noordpunt van deze waterpartij waren meer dan drie gewone dwergvleermuizen voortdurend aan het foerageren. Boven het industrieterrein werd een op grote hoogte foeragerende rosse vleermuis gehoord. In de ochtend van 19 juni werd aan de Tuinbouwweg gezocht naar verblijfplaatsen van vleermuizen. Naast enkele foeragerende gewone dwergvleermuizen werd er ook een passerende Myotis soort (mogelijk watervleermuis) gehoord. Op de Tuinbouwweg 32 werd een grote groep zwermende gewone dwergvleermuizen waargenomen. Bij het onderzoek op 23 mei 2007 was op deze locatie ook al één zwermende gewone dwergvleermuis waargenomen. Omdat elders op de Tuinbouwweg ook verblijfplaatsen aanwezig konden zijn werd niet de hele tijd bij nummer 32 gepost om invliegers te tellen. Tussen 04:00 en 05:00 u. werd drie keer vijf tot vijftien minuten gepost. Daarbij werden in totaal 66 invliegende gewone dwergvleermuizen geteld. Deze vleermuizen verdwenen onder enkele overhangende dakpannen. Op basis van het aantal passerende dieren boven de Tuinbouwweg en de activiteit van vleermuizen rond dit huis gaat het om een verblijfplaats van vijfenzeventig tot honderd gewone dwergvleermuizen. Het gaat hierbij zeer waarschijnlijk een kraamkolonie. Gedurende meerdere bezoeken in de nacht en ochtend aan de gebouwen op Abdijweg 3 werden geen zwermende vleermuizen waargenomen. Wel werd bij de Abdijlaan een vliegroute van gewone dwergvleermuizen gevonden, mogelijk op weg richting het verblijfplaats aan de Tuinbouwweg.
Heusden (NB), Het Hoog II : Vleermuizenonderzoek in het kader van de Flora- en faunawet., p. 16
BILANRAPPORT 2007/concept
Fig. 4:
Verblijfplaats van een kraamkolonie gewone dwergvleermuizen aan de Tuinbouwweg 32. Boven:: de invliegopening bevindt zich aan de oostgevel van het huis. Onder: zwermende en onder de dakpannen wegkruipende gewone dwergvleermuizen. Foto’s: E. Korsten.
Veldbezoek 4: avondronde 25 augustus 2007 Doel van dit veldbezoek was het zoeken naar paarplaatsen van rosse vleermuizen (in bomen) en gewone dwergvleermuizen of ruige dwergvleermuizen (in huizen en bomen). Op vier locaties werden aan de hand van de baltsroep het territorium van een mannetje gewone dwergvleermuis vastgesteld: 1.
Bij Tuinbouwweg 9, 30 en 32;
2.
Bij Tuinbouwweg 13 en 38;
3.
Bij Tuinbouwweg 21, 23 en 42;
4.
Bij Tuinbouwweg 25 en 27.
In ieder territorium is een paarplaats aanwezig maar doordat gewone dwergvleermuizen in hun territorium roepend rondvliegen was het niet mogelijk de exacte locatie van die paarplaats vast te stellen. Op enkele locaties aan de Tuinbouwweg werden foeragerende gewone dwergvleermuizen waargenomen. Hoog boven het plangebied waren meerdere rosse vleermuizen aan het foerageren. Een bijzondere ontdekking was de waarneming van minimaal twee foeragerende watervleermuizen boven een regenwaterreservoir op de hoek van de Touwslager en Tuinbouwweg (perceel Tuinbouwweg 22). Van dergelijke reservoirs is niet bekend dat er vleermuizen foerageren.
Heusden (NB), Het Hoog II : Vleermuizenonderzoek in het kader van de Flora- en faunawet., p. 17
BILANRAPPORT 2007/concept
Veldbezoek 5: avondronde 17 september 2007 De bij dit veldbezoek gevonden locaties van territoria van gewone dwergvleermuizen aan de Tuinbouwweg zijn vergelijkbaar met die van 25 augustus 2007. Aanvullend daarop werden aan de Abdijlaan en aan de Klompenmaker op Het Hoog I twee territoria van deze soort gevonden. Ook bij dit onderzoek werd boven het waterreservoir van Tuinbouwweg 22 een foeragerende watervleermuis waargenomen. Waarschijnlijk werd dit dier kort daarvoor ook op de Tuinbouwweg gehoord. Boven de andere waterreservoirs (Tuinbouwweg 7 en Touwslager 11) werden geen watervleermuizen aangetroffen. Met uitzondering van een aantal gewone dwergvleermuizen boven de waterpartijen aan de Klompenmaker, werden op het Hoog I geen foeragerende vleermuizen waargenomen.
3
Conclusies en aanbevelingen
3.1
Belang van het plangebied voor vleermuizen
3.1.1
Verblijfplaatsen
In de ecologische quickscan 7 werd geconcludeerd dat gebouwen en bomen in het plangebied potentiële verblijfplaatsen van vleermuizen zijn. Alle in het plangebied aanwezige woonhuizen zijn potentieel geschikt
en
toegankelijk
voor
vleermuizen.
Tijdens
het
voorliggende
vervolgonderzoek
naar
verblijfplaatsen van vleermuizen zijn in het plangebied op vijf locaties verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen: •
Een verblijfplaats van een kraamkolonie van gewone dwergvleermuizen in het woonhuis aan de Tuinbouwweg 32. Op 19 juni 2007 had de kolonie een omvang van naar schatting tussen de vijfenzeventig en honderd dieren. In de planvorming wordt dit pand gehandhaafd.
•
Een verblijfplaats van één individuele laatvlieger in een loods op de Abdijlaan 3 op 18 juni. De loods was al gedeeltelijk gesloopt. In de ochtend van 19 juni werden geen zwermende vleermuizen vastgesteld. Het gaat waarschijnlijk om de verblijfplaats van één individuele laatvlieger.
•
Vijf verblijfplaatsen/paarplaatsen van een mannetje gewone dwergvleermuis, mogelijk met één of enkele vrouwtjes. De exacte locatie van de paarplaats binnen het territorium is moeilijk vast te stellen (zeer arbeidsintensief). Vier territoria omvatten de volgende adressen met woningen en loodsen aan de Tuinbouwweg: o
Nr. 9, 30 en 32;
o
Nr. 13 en 38;
o
Nr. 21, 23 en 42;
o
Nr. 25 en 27.
Van deze woningen worden alleen Tuinbouwweg 42 en 38 gesloopt. Het is niet uit te sluiten dat de paarplaatsen in de bebouwing op deze adressen aanwezig zijn. De paarplaats kan zich in principe in ieder geschikt gebouw in het territorium bevinden. Alle genoemde woonhuizen op deze adressen zijn geschikt en toegankelijk voor vleermuizen. Ook de aanwezigheid van winterverblijfplaatsen in deze woningen kan niet worden uitgesloten.
7
Hout, M. van der. 2006.
Heusden (NB), Het Hoog II : Vleermuizenonderzoek in het kader van de Flora- en faunawet., p. 18
BILANRAPPORT 2007/concept
In het plangebied leek op de Abdijlaan ook één territorium van een gewone dwergvleermuis aanwezig te zijn. De verblijfplaats kan zich een klein gat of achter loszittende schors van een van de bomen aan de Abdijlaan bevinden of in een van de woningen bij Abdij Mariënkroon. Op de Tuinbouwweg werden geen verblijfplaatsen van vleermuizen in bomen aangetroffen.
Fig. 5:
Overzicht van gevonden verblijfplaatsen en territoria (paarplaatsen) van vleermuizen.
3.1.2
Vliegroutes en foerageergebieden
Foerageergebieden en vliegroutes worden niet expliciet in de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet genoemd. Ze zijn echter wel beschermd wanneer ze voor vleermuizen in het plangebied of uit de omgeving van het plangebied essentieel belang zijn. Vanwege de oriëntatie aan de hand van echo’s zijn veel vleermuissoorten afhankelijk van opgaande lijnvormige elementen in het landschap die voor hen een geleide structuur vormen, zoals bomenlanen, houtwallen, oevervegetatie en dijklichamen. Wanneer deze structuren verwijderd of onderbroken worden kunnen vleermuizen niet meer hun weg in het landschap vinden. De mate van afhankelijkheid van lijnvormige elementen verschilt per vleermuissoort. In het plangebied werden twee duidelijke vliegroutes van vleermuizen aangetroffen, beide gekoppeld aan de laanbeplanting van de Tuinbouwweg: 1.
een vliegroute van gewone dwergvleermuizen. Deze vliegroute is in sterke mate verbonden met de kraamverblijfplaats aan de Tuinbouwweg 32. De vliegroute loopt vanuit de verblijfplaats zowel in oostelijke als ook in westelijke richting. Deze vliegroute wordt zeer intensief door deze soort gebruikt. Gewone dwergvleermuizen zijn sterk aan lijnvormige elementen gebonden;
Heusden (NB), Het Hoog II : Vleermuizenonderzoek in het kader van de Flora- en faunawet., p. 19
BILANRAPPORT 2007/concept
2.
een vliegroute van vleermuizen van het geslacht Myotis. De geluidsopnamen van Myotis-soorten op de Tuinbouwweg en de waarnemingen van foeragerende watervleermuizen boven de waterreservoirs wijzen erop dat het waarschijnlijk om watervleermuizen (Myotis daubentonii) gaat. Watervleermuizen zijn sterk aan lijnvormige elementen gebonden en zijn bijzonder lichtschuw. Het is geen intensief gebruikte vliegroute, per veldwerkronde werden één à twee passerende vleermuizen van het geslacht Myotis gehoord. In het verleden zijn in bomen op de percelen rond de kruising van de Tuinbouwweg en de N267 bij Wolfshoek verblijfplaatsen van watervleermuizen waargenomen 8 . Dit is op 1 km afstand van het plangebied. Het is mogelijk dat de watervleermuizen het plangebied passeren op weg naar foerageergebieden bij de wielen ten noorden en westen van het plangebied. Er zijn in het plangebied echter ook boven waterreservoirs foeragerende watervleermuizen waargenomen.
In het plangebied werden zes soorten vleermuizen foeragerend waargenomen: gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, rosse vleermuis, ruige dwergvleermuis en watervleermuis. De waarnemingen van gewone grootoorvleermuis en ruige dwergvleermuis zijn incidenteel en van essentieel foerageergebied is geen sprake. Foeragerende rosse vleermuizen werden hoog boven het plangebied en de omgeving waargenomen en één maal bij lantaarnpalen boven de Tuinbouwweg. Met name in de late zomer werd veel foerageeractiviteit van rosse vleermuizen waargenomen. Foeragerende watervleermuizen werden waargenomen boven één waterreservoir aan de Tuinbouwweg. Deze locatie ligt buiten het plangebied, ìn het plangebied zijn dergelijke reservoirs niet aanwezig. Voor de kolonie gewone dwergvleermuizen op Tuinbouwweg 32 vormen de Tuinbouwweg en de daarin liggende percelen met tuinen en akkerranden essentieel foerageergebied. Ook in het westelijk stuk van de Abdijlaan wordt veel gefoerageerd. Opvallend is dat op Het Hoog I nauwelijks door gewone dwergvleermuizen wordt gefoerageerd. Alleen op de grens tussen het verlichte Het Hoog I en het nog donkere plangebied en bij waterpartijen werden foeragerende gewone dwergvleermuizen aangetroffen. De zeer sterke verlichting en het veelal nog ontbreken van laanbeplanting en groenvoorzieningen zijn hier de oorzaak van. Opvallend is de afwezigheid van op route passerende en foeragerende laatvliegers. De Abdij Mariënkroon staat bekend als een kolonieverblijfplaats van deze soort 9 . Mogelijk foerageren deze vleermuizen voornamelijk op het terrein van de Abdij en van het crematorium Maaslanden.
8 8
Mondelinge mededeling Peter Twisk, Vleermuiswerkgroep Noord-Brabant.
Heusden (NB), Het Hoog II : Vleermuizenonderzoek in het kader van de Flora- en faunawet., p. 20
BILANRAPPORT 2007/concept
Fig. 6:
Locaties van foeragerende gewone en ruige dwergvleermuizen.
Fig. 7:
Locaties van overige soorten foeragerende vleermuizen.
Heusden (NB), Het Hoog II : Vleermuizenonderzoek in het kader van de Flora- en faunawet., p. 21
BILANRAPPORT 2007/concept
Fig. 8:
Vliegroutes van gewone dwergvleermuis en watervleermuis
3.2
Beschermde status van de waargenomen soorten
In het plangebied en de directe omgeving werden zes soorten vleermuizen waargenomen. Alle soorten zijn strikt beschermd onder de Flora- en Faunawet en de Europese Habitatrichtlijn. Geen van de soorten staat op de Nederlandse rode lijst van bedreigde zoogdieren. Nederlandse naam gewone dwergvleermuis gewone grootoorvleermuis laatvlieger rosse vleermuis ruige dwergvleermuis watervleermuis
Wetenschappelijke naam Pipistrellus pipistrellus Plecotus auritus Eptesicus serotinus Nyctalus noctula Pipistrellus nathusii Myotis daubentonii
Status FF-wet tabel 3 tabel 3 tabel 3 tabel 3 tabel 3 tabel 3
Status Habitat Status Richtlijn Lijst Lijst 4 Lijst 4 Lijst 4 Lijst 4 Lijst 4 Lijst 4
Tabel 2: Flora- en Faunawet, Habitat Richtlijn, Rode Lijst.
Heusden (NB), Het Hoog II : Vleermuizenonderzoek in het kader van de Flora- en faunawet., p. 22
Rode
BILANRAPPORT 2007/concept
3.3
Verwachte effecten van de ingrepen
In de planvorming voor Het Hoog II worden een aantal ingrepen genoemd die voor de vleermuizen in het plangebied direct bedreigend (kunnen) zijn en krachtens de Flora- en faunawet verboden zijn: a.
Sloop van gebouwen op de adressen Tuinbouwweg 38 en 42. Hierbij worden mogelijk paarverblijfplaatsen van gewone dwergvleermuizen vernietigd en aanwezige vleermuizen gedood (art 9 en 11);
b.
Aanleg van wegen in het plangebied en ontsluiting van het gebied door de aanleg van een parallelweg ten zuiden van de Tuinbouwweg. In het voorlopige bestemmingsplan wordt gesproken van het aanleggen van een nieuwe bomenlaan tussen de Tuinbouwweg en de parallelweg ten zuiden daarvan. Vanwege de geleidestructuur en de voedselrijkdom (insecten) van de huidige laanbomen heeft het verwijderen van de huidige laanbomen een negatief effect op een essentiële vliegroute en foerageerlocatie van de kolonie gewone dwergvleermuizen op Tuinbouwweg 32 (art. 9 en 11). In iets minder mate geldt hetzelfde voor de bomen aan het westelijke deel van de Abdijlaan. Ook wanneer voor de aanleg van een kruising of een oprit bomen verwijderd worden kan dat op de vliegroute van de vleermuizen een negatief effect hebben. Het ontstane gat kan een niet overbrugbare barrière voor vleermuizen vormen. Met name watervleermuizen zijn hier gevoelig voor.
c.
Aanleg van verlichting langs wegen en op bedrijventerreinen. Verlichting
kan
foerageergebieden
en vliegroutes verstoren.
Gewone dwergvleermuizen
foerageren wel regelmatig in de omgeving van lichtbronnen maar dan altijd op de grens tussen licht en donker. Voor vliegroutes worden vooral donkere zones gekozen. Watervleermuizen zijn over het algemeen zeer lichtschuw. Verlichting kan daarom, zeker in het combinatie met het verwijderen of doorbreken van lijnvormige elementen een negatief effect hebben of essentiële vliegroutes en foerageergebieden (art. 9 en 11). Voor de sloop van de woningen en gebouwen aan de Tuinbouwweg 38 en 42 is een ontheffing van de Flora- en Faunawet nodig. Dit wordt verder besproken in paragraaf 3.4.1. Ten aanzien van de aanleg van een parallelweg langs de Tuinbouwweg (punt b.) en de verlichting (punt c.) daarvan en de aanleg van de wegen in het gebied zijn er in het Voorontwerp Bestemmingsplan maatregelen te vinden die de hierboven beschreven negatieve effecten al bij voorbaat voorkomen of verzachten (mitigeren). Daarom zal daarvoor geen ontheffing nodig zijn. Die preventieve maatregelen worden besproken in paragraaf 3.4.2.
Heusden (NB), Het Hoog II : Vleermuizenonderzoek in het kader van de Flora- en faunawet., p. 23
BILANRAPPORT 2007/concept
3.4
Conclusie en aanbevelingen.
3.4.1
Ontheffing vereist voor sloop van woningen en gebouwen
Voor de sloop van de woningen en gebouwen aan de Tuinbouwweg 38 en 42 is een ontheffing van de Flora- en Faunawet nodig. De gewone dwergvleermuis is een algemene voorkomende soort. Voor activiteiten gericht op ruimtelijke ontwikkeling of herinrichting, waarbij nadelige gevolgen niet kunnen worden uitgesloten, kan een ontheffingsaanvraag worden ingediend om die activiteiten toch uit te voeren. Met toepassing van de zorgplicht en de vereiste mitigerende en compenserende maatregelen is het mogelijk om voor de sloop een ontheffing te verkrijgen. Aangezien de gewone dwergvleermuis in Nederland en Europa algemeen voorkomt en geen bedreigde status heeft komt de gunstige staat van instandhouding van de soort door de ingreep niet in het geding. Met toepassing van de zorgplicht en de relatief eenvoudige mitigerende en compenserende maatregelen is het mogelijk om voor de ingreep een ontheffing te verkrijgen.
3.4.1.1
Mitigerende maatregelen
Mitigerende maatregelen voorkomen of verzachten het directe negatieve effect van het vernietigen van de verblijfplaats. Voor de sloop van de gebouwen op Tuinbouwweg 38 en 42 worden de volgende mitigerende maatregelen geadviseerd: a.
Het creëren van één of meer tijdelijke verblijfplaatsen in de directe omgeving. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van enkelvoudige, platte vleermuiskasten. Deze kasten zijn eenvoudig te maken en worden ook in de handel aangeboden 10 . De kasten kunnen aan gebouwen of aan bomen in de directe omgeving van de te slopen gebouwen geplaatst worden. Na een jaar na uitvoering van de compenserende maatregel kunnen deze kasten weer verwijderd worden. Omdat de kasten dan mogelijk bewoond zijn wordt begeleiding door een vleermuisdeskundige geadviseerd;
b.
Het ongeschikt maken van de huidige verblijfplaatsen. Wanneer nieuwe tijdelijke verblijfplaatsen zijn gecreëerd kunnen huidige verblijfplaatsen ongeschikt gemaakt worden door het aanbrengen van grote tochtgaten in de spouwmuren en daklagen van de te slopen gebouwen. Deze maatregel moet minimaal één week voor de sloop (zie punt c.) zijn uitgevoerd en mag alleen worden uitgevoerd in de perioden van 15 maart – 15 mei en 15 augustus tot 31 oktober en niet wanneer de minimum temperatuur enkele dagen aaneengesloten onder de 10°C ligt;
c.
Het voorzichtig gefaseerd en laagsgewijs slopen van de gebouwen. Hiermee wordt voorkomen dat nog aanwezige vleermuizen door de sloop worden gedood. Deze maatregel mag alleen worden uitgevoerd in de periode medio maart – oktober en niet wanneer de minimumtemperatuur enkele dagen aaneengesloten onder de 10°C ligt. Sloop is alleen mogelijk wanneer het gebouw minimaal één week voor deze periode op de onder het vorige punt omschreven manier ontoegankelijk of ongeschikt is gemaakt. Kort voor de sloop wordt het gebouw door een vleermuisdeskundige gecontroleerd op de aanwezigheid van vleermuizen.
10
O.a. bij Waveka (www.waveka.nl) en Vivara (www.vivara.nl)
Heusden (NB), Het Hoog II : Vleermuizenonderzoek in het kader van de Flora- en faunawet., p. 24
BILANRAPPORT 2007/concept
3.4.1.2
Compenserende maatregelen
Met compenserende maatregelen worden de gewone dwergvleermuizen die nu in de gebouwen in het plangebied verblijven of periodiek verblijven in de nieuwbouw een nieuwe verblijfplaats geboden. Dat betekent dat spouwmuren en daklagen in de nieuwbouw voor vleermuizen toegankelijk en geschikt moeten zijn. De nieuwbouw of delen ervan moeten worden voorzien van spouwmuren of daklagen waarin naast isolatiemateriaal minimaal 17 mm dikke spleetvormige ruimten overblijven voor vleermuizen. Deze spouwmuren of daklagen moeten ook door middel van minimaal 17 mm wijde openingen toegankelijk zijn voor vleermuizen. Open stootvoegen en ventilatiekieren voldoen normaal aan deze specificaties. Vanwege deze compensatieplicht is het gebruik van stootvoegroosters of andere roosters om muizen en plaaginsekten uit spouwmuren te weren niet toegestaan, met uitzondering van open stootvoegen die lager dan 2 meter boven de grond liggen. Het in nieuwbouw ruimte laten voor gebouwafhankelijke dieren zoals vleermuizen, huismussen, zwaluwen etcetera past binnen de in het Voorontwerp Bestemmingsplan uitgesproken doelstelling om bij de aanleg van Het Hoog II duurzaam bouwen toe te passen.
3.4.1.3
Aanvullende maatregelen
Om de mitigerende en compenserende maatregelen zo goed mogelijk te laten verlopen kan rekening gehouden worden met een aantal aanvullende maatregelen.: 1.
Begeleiding van de sloop en de realisatie van mitigerende en compenserende maatregelen door een vleermuisdeskundige;
2.
Monitoren van het effect van de compensatie door een vleermuisdeskundige en/of leden van een vleermuiswerkgroep. Bij compenserende maatregelen wordt dit vaak door Dienst Landelijk Gebied gevraagd. Het verdient ook aanbeveling om hier een vleermuiswerkgroep bij te betrekken om eventuele overlast van buitengesloten vleermuizen op te vangen.
De geadviseerde mitigerende en compenserende maatregelen zijn ten aanzien van de tijdsplanning van de ontwikkeling van het plangebied mogelijk ongewenst. Aangezien de gewone dwergvleermuis een algemeen voorkomende soort is kan in overleg met het bevoegd gezag gekeken worden wat redelijkerwijs van de opdrachtgever verwacht mag worden. Wij bevelen aan in overleg te treden met Dienst Landelijk Gebied om bij eventuele belemmeringen te zoeken naar een passende oplossing. Op basis van dit advies kan een ontheffing voor de sloop van de bebouwing worden aangevraagd. Een eventuele gedetailleerde uitwerking van de mitigatie- en compensatievoorstellen, evenals het indienen van de ontheffingsaanvraag vallen buiten het kader van een uitgebreide toets. Dit kan in een nader advies worden uitgewerkt.
3.4.2
Aanleg en verlichting van een fietspad en een parallelweg naast de Tuinbouwweg
Ten aanzien van de aanleg van een parallelweg naast de Tuinbouwweg en de verlichting daarvan en de aanleg van de wegen in het gebied zijn er in het Voorontwerp Bestemmingsplan maatregelen te vinden die de in paragraaf 3.3 beschreven negatieve effecten al bij voorbaat voorkomen of verzachten (mitigeren). In een overleg met Bilan (dd 25 juli 2007) zijn door de gemeente Heusden aanvullende maatregelen en planaanpassingen toegelicht. Deze maatregelen betreffen:
Heusden (NB), Het Hoog II : Vleermuizenonderzoek in het kader van de Flora- en faunawet., p. 25
BILANRAPPORT 2007/concept
1.
Behoud van de huidige laanbomen. Behoudt van de laanbomen aan weerszijden van de Tuinbouwweg tussen de Abt van Engelenlaan en de Touwslager.
2.
Aangepaste verlichting van de parallelweg en het fietspad langs de Tuinbouwweg. De verlichting van de parallelweg en het fietspad wordt zodanig ingericht dat er geen toename van verlichting is op de Tuinbouwweg en de zuidkant van de bomenlaan van de Tuinbouwweg niet aanschijnend verlicht wordt. Met een plaatsing van lantaarnpalen ten noorden van de parallelweg, waarbij deze enkel in zuidelijke richting schijnen, kan dit effect bereikt worden. Speciale armaturen of kappen (paralumen of louvres) 11
12
kunnen ongewenste lichtuitstraling
verder beperken. Ook bij bewakingverlichting, reclameverlichting en spotverlichting op panden moet een toename van de lichtval op de (laanbomen van de) Tuinbouwweg worden voorkomen. Dit laatste geldt ook voor het traject tussen de parallelweg en de Touwslager. Wanneer deze maatregelen uitgevoerd worden is er geen sprake van een negatief effect op de Tuinbouwweg als essentiële vliegroute en foerageerlocatie voor gewone dwergvleermuizen en komt ook de vliegroute van watervleermuizen niet onder druk te staan. In dat geval is er voor de aanleg en verlichting van de ontsluitingswegen in het plangebied géén ontheffing van de Flora- en faunawet nodig.
Fig. 9:
11 12
Paralumen (“lichtroosters”) kunnen ongewenste verlichting beperken. In dit voorbeeld wordt lichtval naar achteren beperkt. Bron: http://www.vvs.be/wg/lichthinder/
Cock. G. de. 2005 Meer informatie over beperking van lichthinder http://www.platformlichthinder.nl. In Belgie is http://www.vvs.be/wg/lichthinder/.
door paralumen of louvres is te er meer praktische informatie
Heusden (NB), Het Hoog II : Vleermuizenonderzoek in het kader van de Flora- en faunawet., p. 26
vinden op beschikbaar:
BILANRAPPORT 2007/concept
3.4.3
Aanvullend advies m.b.t. groene verbindingszones op Het Hoog II
Voor de aanleg van het Hoog I en de uitbreiding van het Hoog II wordt uitgegaan van een parkachtige inrichting. Centraal hierin staan een groene noord-zuid-as langs de Klompenmaker en een groene westoost-as in het verlengde van de Abdijlaan. Deze groene as bestaat uit een 15 meter brede watergang met aan beide zijden (noord-zuid as) of alleen de noordzijde (west-oost-as) bomen. Deze groene assen kunnen samen met de geplande laanbeplanting langs de Abt van Engelenweg en de andere wegen in het Hoog I en II een extra netwerk van vliegroutes en foerageergebieden voor gewone dwergvleermuizen vormen. Omdat een beperkt lichtregime op het hele industrieterrein niet wenselijk is, zal dit extra netwerk slechts gedeeltelijk benut kunnen worden. Indien beperkte verlichting van alleen deze groene verbindingszones mogelijk is, kunnen deze verbindingen voor de gewone dwergvleermuizen van de kolonie van Tuinbouwweg 32 en ander waargenomen vleermuissoorten toegang bieden tot zeer geschikte foerageergebieden op het terrein van Mariënkroon en het Crematorium Maaslanden. Ook op het industrieterrein aanwezige waterpartijen en groenstroken zijn dan voor deze vleermuizen bereikbaar. Dit past binnen het uitgangspunt van duurzaam bouwen op het Hoog II. Het effect van deze verbindingszones staat of valt echter bij een beperkt lichtregime. Overmatige verlichting van de waterpartijen en de bomenrijen moet voorkomen worden. De huidige verlichting van de Klompenmaker op het Hoog I is in dat kader bijvoorbeeld te sterk. Aanbevolen wordt om het verlichtingsplan zodanig aan te passen dat de groene, waterrijke verbindingszones door Het Hoog II voor vleermuizen, met name gewone dwergvleermuizen, optimaal kunnen functioneren. Ook wordt aanbevolen om op het Hoog I de verlichting rond dergelijke zones aan te passen. In vergelijking met het advies voor het beperken van verlichting op en langs de Tuinbouwweg (par. 3.4.2) is het advies voor beperkte verlichting van de groene zones op Het Hoog I en II aanvullend en vrijblijvend.
Fig. 10:
Verschillen in straatverlichting op de Tuinbouwweg en Het Hoog I.
Heusden (NB), Het Hoog II : Vleermuizenonderzoek in het kader van de Flora- en faunawet., p. 27
BILANRAPPORT 2007/concept
Tenslotte wordt in het voorlopige bestemmingsplan in het kader van duurzaam bouwen het gebruik van windenergie voorgesteld. Geadviseerd wordt om voor de keuze van de locatie, de type windmolens en de hoogte ook onderzoek naar het effect op vleermuizen uit te laten voeren. Met name onder de op grote hoogte foeragerende rosse vleermuizen kunnen windmolens slachtoffers maken. 13 Deze soort foerageert ook boven het Hoog I en het plangebied voor het Hoog II.
13
Limpens, H., B. Verboom. 2001
Heusden (NB), Het Hoog II : Vleermuizenonderzoek in het kader van de Flora- en faunawet., p. 28
BILANRAPPORT 2007/concept
4
Literatuur
Cock, G. De. 2005. Ontwerptechnische reductie van lichtvervuiling en lichthinder. Werkgroep Lichthinder. Vereniging voor Sterrenkunde vzw. Willebroek (België) Heusden, W.R.M., S.J. Vreugdenhil, 2006. Handreiking Flora- en Faunawet. Voor werkzaamheden en activiteiten in het kader van bestendig gebruik, bestendig beheer en onderhoud en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling. Dienst Landelijk Gebied, [Utrecht]. [Intern werkdocument] Hout, M. van der. 2006. Heusden (NB), ’t Hoog II. Ecologische quickscan in het kader van de Flora- en faunawet. BILAN-rapport 2006/125. Tilburg Limpens, H., B. Verboom. 2001. Windmolens en vleermuizen. In: Zoogdier. Jaargang 12 (2) juni 2001. Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming, Arnhem Limpens, H., K. Mostert, W. Bongers, 1997, Atlas van de Nederlandse vleermuizen. K.N.N.V., Utrecht. Limpens, H. 2004. Achtergronden met betrekking tot conflicten en potentiële conflicten bij voorgenomen sloop en renovatie van potentieel door vleermuizen bewoonde gebouwen. 2004, Eco Consult & Project Management / VZZ, Wageningen/Arnhem Limpens, H.J.G.A.,P. Twisk, G. Veenbaas. 2004. Met vleermuizen overweg : Brochure over vleermuizen en de wijze waarop bij planning, aanleg, reconstructie en beheer van wegen praktische invulling kan worden gegeven aan de wettelijke zorgplicht voor vleermuizen. Uitgave Dienst Weg- en Waterbouwkunde, Delft, en de Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming, Arnhem. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Buiten aan het werk – houd tijdig rekening met beschermde dieren en planten!. Website: www.minlnv.nl Schober, W. E. Grimmberger, 2001 Gids van de vleermuizen van Europa, Azoren en Canarische Eilanden : met specifieke informatie over de vleermuizen in Nederland en België. Tirion, Baarn Simon, M., S. Hüttenbügel, J. Smit-Viergutz, P. Boye. 2004. Ökologie und Schutz von Fledermäusen in Dörfern und Städten. Bundesamt für Naturschutz, Bonn-Bad Godesberg. Schriftenreihe für Landschaftpflege und Naturschutz : Heft 76 Vogelbescherming Nederland, 2003. Topografische inventarisatieatlas voor flora- en fauna van Nederland. Vogelbescherming Nederland, Zeist
Heusden (NB), Het Hoog II : Vleermuizenonderzoek in het kader van de Flora- en faunawet., p. 29
BILANRAPPORT 2007/concept
Heusden (NB), Het Hoog II : Vleermuizenonderzoek in het kader van de Flora- en faunawet., p. 30
INHOUD: Paragraaf I. Artikel Artikel
Toepassingsbepalingen 1 2
Paragraaf II. Artikel Artikel Artikel
3 4 5
Paragraaf III. Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel
6 7 8 9 10
Begripsbepalingen Wijze van meten
2 6
Bestemmingsbepalingen Bedrijfsdoeleinden Water Verkeersdoeleinden
-B- WA -V-
7 14 18
Algemene bepalingen Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening Anti-dubbeltelbepaling Algemene vrijstellingsbevoegdheid Overgangsbepalingen Titel
21 22 23 24 25
BIJLAGE: STAAT VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN
©Dhondt/S06034-BP08.doc/03-10-07
1
PARAGRAAF Artikel
1.
I.
BEGRIPSBEPALINGEN
Begripsbepalingen
In deze voorschriften wordt verstaan onder: 1.
Het plan: Het bestemmingsplan “BEDRIJVENPARK HET HOOG II” van de gemeente Heusden als aangegeven op de plankaart genummerd S/06.034.00 blad B001 en blad B401 en in deze voorschriften en toelichting.
2.
De plankaart: De bij het besluit tot vaststelling van het plan behorende en als zodanig gewaarmerkte tekening genummerd S/06.034.00 blad B001 en blad B401.
3.
Aanbouw en/of uitbouw: Een aan een hoofdgebouw vast gebouwd bouwwerk, dat door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar dat in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw; voor de toepassing van deze voorschriften wordt een aan- of uitbouw gelijkgesteld aan een aan het hoofdgebouw aangebouwd bijgebouw.
4.
Bebouwing: Een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.
Bedrijfsgebouw: Een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
6.
Bedrijfs-/dienstwoning: Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of terrein, noodzakelijk moet worden geacht.
7.
Bedrijfsvloeroppervlakte (b.v.o.): De totale vloeroppervlakte van de ruimte in een gebouw die wordt gebruikt voor een bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
8.
Beperkt kwetsbaar object: Een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.
9.
Bestemmingsgrens: Een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een bestemmingsvlak.
10.
Bestemmingsvlak: Een op de plankaart door bestemmingsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangegeven met eenzelfde bestemming.
2
11.
Bijgebouw: Een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
12.
Bouwen: Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
13.
Bouwgrens Een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.
14.
Bouwperceel: Een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegestaan.
15.
Bouwvlak: Een op de plankaart door bouwgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegestaan.
16.
Bouwwerk: Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
17.
Detailhandel: Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
18.
Detailhandel in volumineuze artikelen: Detailhandel in auto's, boten, caravans en tenten, grove bouwmaterialen, keukens, badkamers en sanitair, bouwmarkten en woninginrichting waaronder meubelen.
19.
Externe veiligheid: Kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
20.
Gebouw: Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
21.
Geluidszoneringsplichtige inrichting: Een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
22.
Grenswaarde: Grenswaarde als bedoeld in artikel 5.1 derde lid van het Besluit externe veiligheid inrichtingen ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico.
3
23.
Groepsrisico: De cumulatieve kansen per jaar dat een aantal personen (tenminste 10, 100 of 1000) overlijdt als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een risicobron en een ongewoon voorval binnen die risicobron, waarbij een gevaarlijke stof is betrokken.
24.
Groothandel: Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers danwel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
25.
Hoofdgebouw: Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
26.
Horeca Een hotel, restaurant, café, cafetaria of danszaal, danwel een combinatie van twee of meer van deze bedrijven, naar functie ingericht voor verblijf en het nuttigen van eetwaren en dranken ter plaatse.
27.
Kwetsbaar object Een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.
28.
Milieucategorie 3a bedrijf Een bedrijf waarvoor de Staat van bedrijfsactiviteiten een minimale afstandsnorm hanteert van 50 meter.
29.
Milieucategorie 3b bedrijf Een bedrijf waarvoor de Staat van bedrijfsactiviteiten een minimale afstandsnorm hanteert van 100 meter.
30.
Opstallen Alle overdekte bouwwerken.
31.
Plaatsgebonden risico Risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is.
32.
Richtwaarde Richtwaarde als bedoeld in artikel 5.1, derde lid van het Besluit externe veiligheid inrichtingen ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico.
4
33.
Risicovolle inrichtingen: a. Een inrichting bij welke ingevolge het Besluit Externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. b. Een AMvB-inrichting, waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet Milieubeheer afstanden gelden met het oog op externe veiligheid
34.
Ruimtelijke kwaliteit: De kwaliteit van de ruimte ter plaatse, zoals bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.
35.
Staat van bedrijfsactiviteiten De Staat van bedrijfsactiviteiten die als bijlage onderdeel van deze voorschriften uitmaakt.
36.
Stedenbouwkundig beeld: Het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa’s bepaalde beeld inclusief ter plaatse de infrastructuur, natuurlijke waarde en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n).
37.
Voorgevelrooilijn: Een evenwijdig aan de voorgevel gelegen lijn/grens: welke zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de bestaande of op te richten hoofdbebouwing.
38.
Wet / wettelijke regelingen e.d.: Indien en voorzover in deze voorschriften wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen en dergelijk dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze duiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.
39.
Woning: Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
40.
Zijgevelrooilijn: Een evenwijdig aan de zijgevel gelegen lijn/grens: welke zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de bestaande of op te richten hoofdbebouwing.
5
Artikel
2.
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten: 1.
Lengte, breedte en diepte van een bouwwerk: Tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren).
2.
(Bouw)hoogte / nokhoogte van een bouwwerk: Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk (voor windturbines de motoras). Voor wat betreft gebouwen worden antennes, schoorstenen en andere ondergeschikte dakopbouwen niet meegerekend.
3.
Goothoogte van een bouwwerk: Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
4.
Inhoud van een bouwwerk: Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren) en de buitenzijde van daken, zulks met inbegrip van dakkapellen en erkers.
5.
Oppervlakte van een bouwwerk: Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
6.
Afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens: Tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is.
7.
Bebouwingspercentage Een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
8.
Peil: a. Voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang. b. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
6
PARAGRAAF
II.
BESTEMMINGSBEPALINGEN
Artikel 3.
Bedrijfsdoeleinden
-B-
Doeleinden
1.
De gronden op de plankaart aangewezen voor bedrijfsdoeleinden –B- zijn bestemd voor: a. bedrijven c.q. inrichtingen in milieucategorie 2 en 3 als opgenomen in de bij deze voorschriften als bijlage gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen, met dien verstande dat AMvB-inrichtingen, waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet Milieubeheer afstanden gelden met het oog op externe veiligheid, wel zijn toegestaan, wanneer de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar binnen de eigen perceelsgrens van de inrichting ligt, en met inachtneming van de zoneringen, zoals aangegeven in lid 2 en 3; b. bedrijfswoningen, indien en voorzover de gronden op de plankaart zijn voorzien van de aanduiding “bedrijfswoning toegestaan”; c. verkeersdoeleinden, waaronder ontsluitingsroutes, langzaamverkeerroutes, parkeervoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van bevoorrading; d. bijbehorende bijgebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, erven, groenvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing en waterberging.
2.
Binnen de bestemming geldt de volgende milieuzonering: a. bedrijven c.q. inrichtingen in milieucategorie 3b met een grootste afstand van 100 meter mogen niet worden gerealiseerd binnen de op de plankaart aangegeven gronden met de aanduiding “geen categorie 3b toegestaan”, met uitzondering van het expeditie- en transportbedrijf, wat reeds aanwezig was op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan; b. buiten het op de plankaart aangegeven bouwvlak zijn bedrijfsmatige activiteiten uitgesloten, met uitzondering van verkeersdoeleinden, groenvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing en waterberging.
3.
Binnen de bestemming wordt een onderscheid gemaakt in de volgende 4 zones van ruimtelijke kwaliteit, welke als zodanig op de plankaart zijn aangeduid en welke nader beschreven zijn in het beeldkwaliteitsplan “Bedrijvenpark Het Hoog II”: a. Sterlocatie I b. Kwalitatief hoogwaardige bedrijfsbebouwing en inrichting II c. Kwalitatief gemiddelde bedrijfsbebouwing en inrichting III d. Overige bedrijfsbebouwing en inrichting IV
7
Beschrijving in hoofdlijnen
4.1
4.2
Bouwen
Met de in lid 1 t/m 3 omschreven bestemmingen en doeleinden worden de volgende doelstellingen nagestreefd: a. het realiseren van een hoogwaardig, parkachtig bedrijvenpark voor industriële en handelsactiviteiten zowel als voor transport en logistiek, waarbij het bestaande slagenlandschap de drager vormt van de stedenbouwkundige hoofdopzet, welke hoofdopzet versterkt wordt door de ontsluitings-, bebouwings-, groen- en waterstructuren; b. het realiseren van een goede kwaliteit van de inrichting van het bedrijvenpark; c. het realiseren van een goed vestigingsklimaat voor velerlei soorten bedrijven; d. het realiseren van een locatiebeleid, waarbij kwalitatief hoogwaardige bedrijven (in ruimtelijk opzicht) gescheiden worden van overige bedrijven en er ook ruimte wordt geboden aan bedrijven met een wat mindere ruimtelijke uitstraling; e. het realiseren van een locatiebeleid waarbij uit het oogpunt van milieuhinder slechts bedrijfsvestigingen worden toegestaan die, gelet op de afstand tot de meest nabijgelegen woonbebouwing, aanvaardbaar zijn; f. het waarborgen van een efficiënt en doelmatig ruimtegebruik; g. het niet toelaten van zelfstandige kantoorvestigingen, zelfstandige volumineuze detailhandelsbedrijven en zelfstandige showrooms alsmede horecagelegenheden en detailhandel (met uitzondering van groothandel); h. elk bedrijf op eigen terrein te laten voorzien in de behoefte aan parkeergelegenheid, overeenkomstig een parkeernorm van 1,1-1,6 parkeerplaats per 100 m² b.v.o. en aan gelegenheid voor laden en lossen; i. het realiseren van een duurzaam waterhuishoudingssysteem. j. de instandhouding van de vleermuizenbiotoop aan de Tuinbouwweg. De wijze waarop de in lid 1 bedoelde doeleinden worden gerealiseerd, dient in overeenstemming te zijn met de onderhavige voorschriften en met de uitgangspunten en randvoorwaarden zoals neergelegd in het beeldkwaliteitsplan “Bedrijvenpark Het Hoog II”.
5.1
Op de als zodanig aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming.
5.2
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. de bebouwing dient te worden gesitueerd:
8
1.
b. c.
d. e. f.
5.3
binnen de zone “Sterlocatie I” in of achter de op de plankaart aangegeven bouwgrens; 2. binnen de zone “Kwalitatief hoogwaardige bedrijfsbebouwing en inrichting II” in de op de plankaart aangegeven bouwgrens; 3. binnen de zone “Kwalitatief gemiddelde bedrijfsbebouwing en inrichting III” in de op de plankaart aangegeven bouwgrens; 4. binnen de zone “Overige bedrijfsbebouwing en inrichting IV” in of achter de op de plankaart aangegeven bouwgrens. het bebouwingspercentage dient ten minste 50 en ten hoogste 70 te bedragen; de hoogte van gebouwen dient te bedragen: 1. binnen de zone “Sterlocatie I” minimaal 10 m en maximaal 15 m; 2. binnen de zone “Kwalitatief hoogwaardige bedrijfsbebouwing en inrichting II” minimaal 6 m en maximaal 10,5 m; 3. binnen de zone “Kwalitatief gemiddelde bedrijfsbebouwing en inrichting III” minimaal 6 m en maximaal 10,5 m; 4. binnen de zone “Overige bedrijfsbebouwing en inrichting IV” minimaal 4 m en maximaal 10,5 m. de afstand tot de niet aan de weg gelegen perceelsgrens dient ten minste 5 m te bedragen; het oppervlak van een bedrijfsperceel dient ten minste 2.000 m² te bedragen; het oppervlak van een bedrijfsperceel mag maximaal 10.000 m² bedragen.
Voor het bouwen van bedrijfswoningen met bijbehorende aanen uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. de bedrijfswoningen en de bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen te worden gesitueerd binnen de op de plankaart aangegeven aanduiding “bedrijfswoning toegestaan”; b. de inhoud van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mag niet meer dan 750 m³ bedragen; c. de goothoogte van een bedrijfswoning mag maximaal 7 m bedragen; d. de nokhoogte van een bedrijfswoning mag maximaal 10 m bedragen; e. de goothoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag maximaal 3 m bedragen; f. de nokhoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag maximaal 6 m bedragen.
9
Nadere eisen
5.4.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. bouwwerken geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erfafscheidingen, reclamezuilen en vlaggenmasten, dienen te worden gesitueerd in of achter de op de plankaart aangegeven bouwgrens; b. het realiseren van windmolens is niet toegestaan; c. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erfafscheidingen, mag ten hoogste 3 m bedragen; d. de situering van erfafscheidingen in of achter de perceelsgrens, behoudens binnen de op de plankaart aangegeven aanduiding schouwpad, waar evenwijdig aan de waterloop geen erfafscheidingen zijn toegestaan en loodrecht op de waterloop uitsluitend erfafscheidingen zijn toegestaan, welke uitgevoerd zijn met een afsluitbaar hek, welke voor de beheerder van de waterloop toegankelijk is; e. de hoogte van erfafscheidingen: 1. ten hoogste 2 meter vanaf de voet gerekend voor erfafscheidingen die achter een voorgevel- of zijgevelrooilijn zijn gelegen en voor erfafscheidingen die een zijgevelrooilijn overschrijden, mits deze zijgevelrooilijn geen voorgevelrooilijn vormt voor de achtergelegen bebouwing; 2. ten hoogste 1 meter vanaf de voet gerekend voor erfafscheidingen die de zijgevelrooilijn overschrijden, welke zijgevelrooilijn tevens de voorgevelrooilijn vormt voor de achtergelegen bebouwing; 3. ten hoogste 1 meter vanaf de voet gerekend voor erfafscheidingen die de voorgevelrooilijn overschrijden.
6.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van: a. de situering, onderlinge afstanden, afmetingen en hoofdvorm van gebouwen; b. de situering en afmetingen van verhardingen; c. de situering en afmetingen van bouwwerken geen gebouwen zijnde; d. de situering en straalrichting van de terreinverlichting; e. de situering van buitenopslag van goederen. ten behoeve van: 1.
een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld;
10
2. 3.
4. 5.
6. 7.
Vrijstellingen
7.
voorkoming van strijdigheid met de beschrijving in hoofdlijnen en de nadere specificaties daarvan; voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; de verkeersveiligheid; brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding en ter bevordering van de zelfredzaamheid van aanwezigen en van de beheersbaarheid van incidenten (c.q. de brand- en rampbestrijding); het waarborgen van de instandhouding van de vleermuizenbiotoop aan de Tuinbouwweg; de gewenste parkeer- en laad- en losruimte van voldoende omvang op eigen terrein.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in: a. lid 1 sub a ten behoeve van het vestigen van bedrijven c.q. inrichtingen in een hogere milieucategorie (maximaal 1 categorie hoger) en/of bedrijven c.q. inrichtingen die in de als bijlage bijgevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten niet worden genoemd, mits het bedrijf c.q. de inrichting qua milieubelasting gelijk gesteld kan worden met bedrijven als bedoeld in die bepaalde milieucategorie; b. lid 1 sub a ten behoeve van het toelaten van risicovolle bedrijven, mits de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/ jaar binnen de eigen perceelsgrens van de inrichting ligt; c. lid 1 sub a ten behoeve van het toelaten van AMvBinrichtingen, waarbij de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar niet binnen de eigen perceelsgrens van de inrichting ligt, mits binnen de risicocontour van 10-6/jaar geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten gelegen zijn. d. lid 2 sub a voor het vestigen van bedrijven in milieucategorie 3b met een grootste afstand van 100 meter, mits het bedrijf c.q. de inrichting qua milieubelasting gelijk gesteld kan worden met bedrijven als bedoeld in milieucategorie 3a grootste afstand 50 meter; e. lid 5.2 sub a voor het overschrijden van de bouwgrens ten behoeve van de bouw van luifels en reclame-objecten tot maximaal 0,75 m boven een hoogte van ten minste 3 m; f. lid 5.2 sub a.3 voor het situeren van bedrijfsgebouwen maximaal 12,5 m achter de op de plankaart aangegeven bouwgrens; g. lid 5.2 sub b voor het verlagen respectievelijk verhogen van het minimale respectievelijk maximale bebouwingspercentage met ten hoogste 10%, mits aangetoond wordt dat dit voor de bedrijfsvoering noodzakelijk is;
11
h. i.
8.
Strijdig gebruik
lid 5.2 sub d voor het bouwen in de perceelsgrens; lid 5.4 sub b voor het realiseren van een windmolen, mits uit onderzoek is gebleken dat deze geen negatieve gevolgen heeft voor de vleermuizenpopulatie; j. lid 5.4 sub c tot een hoogte van ten hoogste 6 m voor vlaggenmasten; k. lid 5.4 sub c tot een hoogte van ten hoogste 18 m, indien dit voor de bedrijfsuitoefening noodzakelijk is; l. lid 5.4 sub d voor het bouwen binnen de aanduiding schouwpad, mits hiervoor een ontheffing ingevolge het Keur Oppervlaktewateren AA en Maas is verkregen; m. lid 5.4 sub e.2 en e.3 voor verhoging van erfafscheidingen tot maximaal 2 meter, mits de erfafscheiding: 1. voldoet aan redelijke eisen van welstand; 2. wordt geplaatst in de perceelsgrens; 3. geen nadelige invloed heeft op de verkeersveiligheid. De vrijstellingen als bedoeld in lid 7 worden uitsluitend verleend indien: a. de in lid 4 beschreven uitgangspunten en voorwaarden niet onevenredig worden aangetast; b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast; c. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast; d. de oriënterende waarde van het groepsrisico als bedoeld in het BEVI niet wordt overschreden, tenzij naar aanleiding van het advies van de regionale brandweer bestuurlijk een andere afweging kan worden gemaakt.
9.1
Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met het in dit artikel bepaalde.
9.2
Onder verboden gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in lid 9.1 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. standplaats voor onderkomens, zoals caravans, kampeerauto’s en tenten, alsmede voor wagens, geschikt en bestemd voor uitoefening van handel ter plaatse; b. opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten c.q. materialen, behoudens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond, of nodig is voor de realisering van de bestemming;
12
c.
d.
opslagplaats van hout en/of aannemersmaterialen, behoudens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond, of nodig is voor de realisering van de bestemming; terrein voor het al dan niet ten verkoop opslaan van ongebruikte en/of gebruikte, danwel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorvoertuigen of aanhangwagens c.q. onderdelen daarvan, welke al of niet bruikbaar en al of niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn;
9.3
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 9.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatig gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Strafbepaling
10.
Overtreding van het bepaalde in lid 9.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2 van de Wet op de Economische Delicten.
Procedurebepaling
11.1
Indien Burgemeester en wethouders een vrijstelling als bedoeld in deze voorschriften willen verlenen, dienen de volgende procedureregels in acht te worden genomen: a. het ontwerpbesluit tot het verlenen van vrijstelling met bijbehorende stukken ligt gedurende twee weken voor eenieder ter inzage; b.
c.
d.
11.2
Burgemeester en wethouders maken de nederlegging tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aanhuisbladen, die in de gemeente verspreid worden en voorts op de gebruikelijke wijze; de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen tegen het ontwerp-besluit in te dienen bij Burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mee.
Indien Burgemeester en wethouders gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid dient bij de voorbereiding van het besluit tot wijziging de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht te worden gevolgd.
13
Artikel
4.
Water
- WA -
Doeleinden
1.
Beschrijving in hoofdlijnen
2.1 Met de in lid 1 omschreven bestemmingen en doeleinden worden de volgende doelstellingen nagestreefd: a. het realiseren van een hoogwaardig, parkachtig bedrijvenpark voor industriële en handelsactiviteiten, waarbij het bestaande slagenlandschap de drager vormt van de stedenbouwkundige hoofdopzet, welke hoofdopzet versterkt wordt door de ontsluitings-, bebouwings-, groen- en waterstructuren; b. het realiseren van een goede kwaliteit van de inrichting van het bedrijvenpark; c. het realiseren van een duurzaam waterhuishoudingssysteem. d. de instandhouding van de vleermuizenbiotoop aan de Tuinbouwweg; 2.2 De wijze waarop de in lid 1 bedoelde doeleinden worden gerealiseerd, dient in overeenstemming te zijn met de onderhavige voorschriften en met de uitgangspunten en randvoorwaarden zoals neergelegd in het beeldkwaliteitsplan “Bedrijvenpark Het Hoog II”.
Bouwen
3.
Op de als zodanig aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming met inachtname van de volgende bepalingen: a. bouwwerken geen gebouwen zijnde, met uitzondering van bruggen, duikers, dammen en kadermuren, dienen te worden gesitueerd op een afstand van ten minste 5 meter uit de insteek van de waterlopen en waterpartijen; b. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, met uitzondering van lichtmasten, mag ten hoogste 3 m bedragen; c. de hoogte van lichtmasten mag ten hoogste 10 m bedragen; d. het realiseren van windmolens is niet toegestaan.
Nadere eisen
4.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van: a. de situering, afmetingen en uitvoering van te realiseren waterlopen; b. de situering van bouwwerken geen gebouwen zijnde, verhardingen en opgaande beplantingen nabij de waterlopen; c. de situering en straalrichting van de terreinverlichting;
De gronden op de plankaart aangewezen voor water –WA- zijn bestemd voor doeleinden ten dienste van de aanleg en/of instandhouding van waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder watergangen en waterberging, met bijbehorende taluds, bermen, schouwpaden en watergerelateerde bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals kunstwerken, bruggen, dammen, duikers en kademuren alsmede voor groenvoorzieningen en voor verhardingen ten behoeve van de ontsluiting van de aangrenzende bedrijfspercelen.
14
ten behoeve van: 1. voorkoming van strijdigheid met de beschrijving in hoofdlijnen en de nadere specificaties daarvan; 2. waarborging van een adequate waterbeheersing en waterberging; 3. waarborging van het onderhoud van de waterlopen; 4. het waarborgen van de instandhouding van de vleermuizenbiotoop aan de Tuinbouwweg. Vrijstellingen
Aanlegvergunning
5.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in: a. lid 3 sub a voor het bouwen op kortere afstand; b. lid 3 sub d voor het realiseren van een windmolen, mits uit onderzoek is gebleken dat deze geen negatieve gevolgen heeft voor de vleermuizenpopulatie.
6.
De vrijstelling als bedoeld in lid 5 wordt uitsluitend verleend indien: a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast; b. een ontheffing ingevolge het Keur Oppervlaktewateren Waterschap AA en Maas is verkregen.
7.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werkzaamheden te verrichten: a. het dempen van oppervlaktewater; b. het vergraven van oevers; c. het verleggen van water. 7.2 Het in lid 7.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen of reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan. 7.3 De in lid 7.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de in lid 2 beschreven uitgangspunten en voorwaarden niet onevenredig worden aangetast en nadat schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder. 7.4 Er is geen aanlegvergunning vereist voor de waterhuishoudkundige elementen en structuren waarop de keur van het waterschap van toepassing is.
Strijdig gebruik
8.1 Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met het in dit artikel bepaalde.
15
8.2 Oppervlaktewateren vallen onder het keur van het waterschap. Op grond van de Keur oppervlaktewateren, welke van toepassing is op legger- en schouwwatergangen, geldt een keurzone van 5 meter respectievelijk 1 meter uit de insteek van de watergang, waarbinnen een aantal verbods- en gebodsbepalingen gelden. Voor zaken in strijd met de verbodsbepalingen is een ontheffing van de keur vereist. 8.3 Onder strijdig gebruik als bedoeld in lid 8.1 wordt in elk geval verstaan het gebruik van gronden en opstallen voor: a. standplaats voor onderkomens, zoals caravans, kampeerauto’s en tenten, alsmede voor wagens, geschikt en bestemd voor uitoefening van handel ter plaatse; b. opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten c.q. materialen, behoudens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond, of nodig is voor de realisering van de bestemming; c. opslagplaats van hout en/of aannemersmaterialen, behoudens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond, of nodig is voor de realisering van de bestemming; d. terrein voor het al dan niet ten verkoop opslaan van ongebruikte en/of gebruikte, danwel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorvoertuigen of aanhangwagens c.q. onderdelen daarvan, welke al of niet bruikbaar en al of niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn. e. zaken in strijd met de verbods- en gebodsbepalingen van het Keur oppervlaktewateren, waarvoor geen ontheffing van de keur is verleend; 8.4 Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 8.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatig gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Strafbepaling
9.
Overtreding van het bepaalde in lid 7.1 en lid 8.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2 van de Wet op de Economische Delicten.
Procedurebepaling
10.
Indien Burgemeester en wethouders een vrijstelling als bedoeld in deze voorschriften willen verlenen, dienen de volgende procedureregels in acht te worden genomen: a. het ontwerpbesluit tot het verlenen van vrijstelling met bijbehorende stukken ligt gedurende twee weken voor eenieder ter inzage;
16
b.
c.
d.
Burgemeester en wethouders maken de nederlegging tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aanhuisbladen, die in de gemeente verspreid worden en voorts op de gebruikelijke wijze; de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen tegen het ontwerpbesluit in te dienen bij Burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mee.
17
Artikel
5.
Verkeersdoeleinden
-V-
Doeleinden
1.
Beschrijving in hoofdlijnen
2.1 Met de in lid 1 omschreven bestemmingen en doeleinden worden de volgende doelstellingen nagestreefd: a. het realiseren van een hoogwaardig, parkachtig bedrijvenpark voor industriële en handelsactiviteiten, waarbij het bestaande slagenlandschap de drager vormt van de stedenbouwkundige hoofdopzet, welke hoofdopzet versterkt wordt door de ontsluitings-, bebouwings-, groen- en waterstructuren; b. het realiseren van een goede kwaliteit van de inrichting van het bedrijvenpark; c. het realiseren van een optimale bereikbaarheid van het bedrijvenpark, zowel voor gemotoriseerd verkeer als met de fiets; d. het realiseren van een duurzaam waterhuishoudingssysteem; e. de instandhouding van de vleermuizenbiotoop aan de Tuinbouwweg. 2.2 De wijze waarop de in lid 1 bedoelde doeleinden worden gerealiseerd, dient in overeenstemming te zijn met de onderhavige voorschriften en met de uitgangspunten en randvoorwaarden zoals neergelegd in het beeldkwaliteitsplan “Bedrijvenpark Het Hoog II”.
Bouwen
3.
Op de als zodanig aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, met inachtname van de volgende bepalingen: a. bouwwerken geen gebouwen zijnde met uitzondering van bruggen, duikers, dammen en kadermuren, dienen te worden gesitueerd op een afstand van ten minste 5 meter uit de insteek van waterlopen en waterpartijen; b. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, met uitzondering van lichtmasten, mag ten hoogste 3 m bedragen; c. de hoogte van lichtmasten mag ten hoogste 10 m bedragen; d. het realiseren van windmolens is niet toegestaan.
Nadere eisen
4.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van: a. de situering, afmetingen en uitvoering van te realiseren waterlopen; b. de situering van bouwwerken geen gebouwen zijnde, verhardingen en opgaande beplantingen nabij de waterlopen;
De gronden op de plankaart aangewezen voor verkeersdoeleinden –V- zijn bestemd voor ontsluitingswegen met bijbehorende fietspaden en voor groenvoorzieningen alsmede doeleinden ten dienste van de waterbeheersing en waterberging, met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.
18
c.
de situering en straalrichting van de openbare verlichting;
ten behoeve van: 1. 2. 3. 4.
Vrijstellingen
Strijdig gebruik
voorkoming van strijdigheid met de beschrijving in hoofdlijnen en de nadere specificaties daarvan; waarborging van een adequate waterbeheersing en waterberging; waarborging van het onderhoud van de waterlopen; het waarborgen van de instandhouding van de vleermuizenbiotoop aan de Tuinbouwweg.
5.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in: a. lid 3 sub a voor het bouwen op kortere afstand; b. lid 3 sub d voor het realiseren van een windmolen, mits uit onderzoek is gebleken dat deze geen negatieve gevolgen heeft voor de vleermuizenpopulatie.
6.
De vrijstelling als bedoeld in lid 5 wordt uitsluitend verleend indien: a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast; b. een ontheffing ingevolge het Keur Oppervlaktewateren Waterschap AA en Maas is verkregen.
7.1 Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met het in dit artikel bepaalde. 7.2 Onder strijdig gebruik als bedoeld in lid 7.1 wordt in elk geval verstaan het gebruik van gronden en opstallen voor: a. standplaats voor onderkomens, zoals caravans, kampeerauto’s en tenten, alsmede voor wagens, geschikt en bestemd voor uitoefening van handel ter plaatse; b. opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten c.q. materialen, behoudens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond, of nodig is voor de realisering van de bestemming; c. opslagplaats van hout en/of aannemersmaterialen, behoudens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond, of nodig is voor de realisering van de bestemming; d. terrein voor het al dan niet ten verkoop opslaan van ongebruikte en/of gebruikte, danwel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorvoertuigen of aanhangwagens c.q. onderdelen daarvan, welke al of niet bruikbaar en al of niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn;
19
7.3 Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 7.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatig gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Strafbepaling
8.
Overtreding van het bepaalde in lid 7.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2 van de Wet op de Economische Delicten.
Procedurebepaling
9.
Indien Burgemeester en wethouders een vrijstelling als bedoeld in deze voorschriften willen verlenen, dienen de volgende procedureregels in acht te worden genomen: a. het ontwerpbesluit tot het verlenen van vrijstelling met bijbehorende stukken ligt gedurende twee weken voor eenieder ter inzage; b. Burgemeester en wethouders maken de nederlegging tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aanhuisbladen, die in de gemeente verspreid worden en voorts op de gebruikelijke wijze; c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen tegen het ontwerpbesluit in te dienen bij Burgemeester en wethouders. d. Burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mee.
20
PARAGRAAF Artikel
6.
III
ALGEMENE BEPALINGEN Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen; b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer; c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen; e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; f. de ruimte tussen bouwwerken.
21
Artikel
7.
Anti-dubbeltelbepaling Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
22
Artikel
8.
Algemene vrijstellingsbevoegdheid
Vrijstelling
1.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de voorschriften van het plan: a. voor het aanbrengen van geringe wijzigingen in de plaats en de richting van bestemmings- en bouwgrenzen, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen en onnauwkeurigheden van de kaart ten opzichte van de feitelijke situatie danwel nodig is in verband met een juiste inpassing van de bouwvlakken en in of achter de bouwgrenzen. b. ten behoeve van maximale en minimale hoogte-, breedte-, en oppervlaktematen voor bebouwing als aangegeven op de kaart danwel omschreven in de voorschriften indien dit om technische redenen noodzakelijk of wenselijk is, mits de afwijking ten hoogste 10% bedraagt; c. Voor het bouwen van gebouwtjes ten dienste van het openbaar nut, mits daarvan de hoogte ten hoogste 2,5 m bedraagt en de oppervlakte ten hoogste 14 m².
Procedurebepaling
2.
Indien Burgemeester en wethouders een vrijstelling als bedoeld in lid 1 sub c van deze voorschriften willen verlenen voor bouwwerken, waarvan de oppervlakte meer bedraagt dan 2 m², dienen de volgende procedureregels in acht te worden genomen: a. het ontwerpbesluit tot het verlenen van vrijstelling met bijbehorende stukken ligt gedurende twee weken voor eenieder ter inzage; b. Burgemeester en wethouders maken de nederlegging tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aanhuisbladen, die in de gemeente verspreid worden en voorts op de gebruikelijke wijze; c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen tegen het ontwerpbesluit in te dienen bij Burgemeester en wethouders. d. Burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mee.
23
Artikel
9.
Bouwen
Gebruik
Strafbepaling
Overgangsbepalingen 1.
Een bouwwerk, dat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestond of in uitvoering was danwel is of kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend en dat afwijkt van het in dit plan –behoudens in dit artikellid- bepaalde ten aanzien van de toelaatbaarheid van bebouwing, mag, mits de bestaande afwijkingen ook naar hun aard niet worden vergroot en behoudens onteigening: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, mits dit geen algehele vernieuwing of verandering van het in de aanhef bedoelde bouwwerk tot gevolg heeft; b. uitsluitend indien het bouwwerk door een calamiteit is tenietgegaan, geheel worden vernieuwd, met inachtname van de grenzen, welke ten aanzien van het bouwen ter plaatse bij het plan –behoudens in dit artikellid- zijn bepaald tenzij herbouw hierdoor niet zou zijn toegestaan en mits de aanvraag tot bouwvergunning is ingediend binnen 18 maanden nadat het bouwwerk is tenietgegaan; c. tot niet meer dan 115% van de oppervlakte van het in de aanhef bedoelde bouwwerk worden uitgebreid, met inachtneming van de grenzen, welke ten aanzien van het bouwen ter plaatse bij het plan –behoudens in dit artikellid- zijn bepaald.
2.
Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken als daar bedoeld, die reeds in strijd waren met het tot het daargenoemde tijdstip ter plaatse geldende bestemmingsplan.
3.
Het gebruik van de gronden anders dan voor bebouwing, alsmede het gebruik van zich op die gronden bevindende bouwwerken, dat in strijd is met het in dit plan –behoudens in dit artikellid- bepaalde en dat bestaat op het tijdstip, waarop het plan voor zover betrekkinghebbend op de strijdigheid van dat gebruik van kracht wordt, mag worden voortgezet en/of gewijzigd, mits door die wijziging de strijdigheid met het plan niet wordt vergroot.
4.
Het bepaalde in lid 3 is niet van toepassing op het gebruik als daar bedoeld, dat reeds in strijd was met het tot het daargenoemde tijdstip ter plaatse geldende bestemmingsplan en dat tot op 3 maanden voor dat tijdstip nog niet bestond.
5.
Overtreding van het bepaalde in lid 3 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2 van de Wet op de Economische Delicten.
24
Artikel
10.
Titel Deze voorschriften kunnen worden aangehaald als de voorschriften van het bestemmingsplan “Bedrijvenpark Het Hoog II” van de gemeente Heusden.
25
bijlage
Staat van Bedrijfsactiviteiten, overeenkomstig V.N.G. publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (1999) Milieucategorie 2, 3 en 4 SBI
VOLGNR OMSCHRIJVING
15 151 151 151 151 151 152 152 152 152 1531 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1541 1541 1541 1542 1542 1542 1543 1543 1543 1551 1551 1551 1551 1552 1561 1561 1561 1561 1562
0 1 3 4 5 0 2 3 4 0 1 2 3 4 5 0 1 2 0 1 2 0 1 2 0 3 4 5
0 1 2 0
S06034-BP08-bijlage
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN Slachterijen en overige vleesverwerking: - slachterijen en pluimveeslachterijen - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken - loonslachterijen Visverwerkingsbedrijven: - conserveren - roken - verwerken anderszins Aardappelprodukten fabrieken Groente- en fruitconservenfabrieken: - jam - groente algemeen - met koolsoorten - met drogerijen - met uienconservering (zoutinleggerij) Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten: - p.c. < 250.000 t/j - p.c. >= 250.000 t/j Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten: - p.c. < 250.000 t/j - p.c. >= 250.000 t/j Margarinefabrieken: - p.c. < 250.000 t/j - p.c. >= 250.000 t/j Zuivelprodukten fabrieken: - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j - melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j - overige zuivelprodukten fabrieken Consumptie-ijsfabrieken Grutterswarenfabrieken Meelfabrieken: - p.c. < 500 t/u - p.c. >= 500 t/u Zetmeelfabrieken:
GEUR STOF GELUID C Z GEVAAR VERKEER VISUEEL AFSTAND CAT B D L
100 300 100 50
0 0 0 0
100 100 100 50
C C C
30 30 50 10
2 2 2 1
1 2 2 1
100 300 100 50
3 4 3 3
D
200 300 300 300
0 0 10 30
100 50 50 200
C C C C
30 0 30 50
2 1 2 2
2 2 2 2
200 300 300 300
4 4 4 4
50 100 200 300 300
10 10 10 10 10
100 100 100 200 100
C C C C C
10 10 10 30 10
1 2 2 2 2
1 2 2 2 2
100 100 200 300 300
3 3 4 4 4
200 300
30 50
100 300
C 30 C Z 50
3 3
2 3
200 300
4 4
B B
200 300
10 10
100 300
C 100 C Z 200
3 3
2 3
200 300
4 4
B B
100 300
10 10
200 300
C 30 C Z 50
3 3
2 3
200 300
4 4
B
50 100 50 50 50
0 0 50 0 100
100 300 300 100 200
C 30 C Z 50 C 50 C 50 C 50
2 3 3 2 2
1 2 2 2 2
100 300 300 100 200
3 4 4 3 4
100 200
50 100
200 300
C 50 C Z 100
2 2
2 2
200 300
4 4
D
D
Staat van Bedrijfsactiviteiten, overeenkomstig V.N.G. publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (1999) Milieucategorie 2, 3 en 4 SBI
VOLGNR OMSCHRIJVING
GEUR STOF GELUID C Z GEVAAR VERKEER VISUEEL AFSTAND CAT B D L
1562 1562 1571 1571 1571 1571 1572 1581 1581 1581 1582 1584 1584 1584 1585 1586 1586 1587 1589 1589.1 1589.2 1589.2 1589.2 1589.2 1591 1592 1592 1592 1593 t/m 1595 1596 1597 1598 16 160 17 171
1 2 0 3 5 6
200 300
50 100
200 300
C 30 C Z 50
1 2
2 3
200 300
4 4
300 200 300 200
100 50 100 100
200 200 300 200
C 30 C 30 C Z 50 C 30
2 3 3 2
2 3 3 2
300 200 300 200
4 4 4 4
30 100 100
10 30 10
30 100 100
C C C
10 30 30
1 2 2
1 2 2
30 100 100
2 3 3
100 300 50
30 30 30
50 50 10
30 30 10
2 2 2
2 2 2
100 300 50
3 4 3
100 200 200 200 200
10 30 30 50 50
30 50 50 50 50
10 10 30 50 30
2 2 2 2 2
1 1 2 2 2
100 200 200 200 200
3 4 4 4 4
100 300 300
10 50 30
50 50 200
10 50 30
2 2 2
2 2 2
100 300 300
3 4 4
200 300 10 300 300 10
30 50 0 30 50 0
200 300 30 100 100 100
C C C C C
30 50 0 50 30 10
1 2 1 2 2 3
2 3 1 2 2 2
200 300 30 300 300 100
4 4 2 4 4 3
200
30
50
C
30
2
1
200
4
10
50
100
30
2
1
100
3
0 1 2 0 2 3 0 2
0 1 2 0 1 2
-
S06034-BP08-bijlage
- p.c. < 10 t/u - p.c. >= 10 t/u Veevoerfabrieken: - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoed - mengvoeder, p.c. < 100 t/u - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u Vervaardiging van voer voor huisdieren Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: - v.c. < 2500 kg meel/week - Brood- en beschuitfabrieken Banket, biscuit- en koekfabrieken Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden - Suikerwerkfabrieken met suiker branden Deegwarenfabrieken Koffiebranderijen en theepakkerijen: - theepakkerijen Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden Vervaardiging van overige voedingsmiddelen Bakkerijgrondstoffenfabrieken Bakmeel- en puddingpoederfabrieken Soep- en soeparomafabrieken: - zonder poederdrogen - met poederdrogen Destilleerderijen en likeurstokerijen Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: - p.c. < 5.000 t/j - p.c. >= 5.000 t/j Vervaardiging van wijn, cider e.d. Bierbrouwerijen Mouterijen Mineraalwater- en frisdrankfabrieken VERWERKING VAN TABAK Tabakverwerkende industrie VERVAARDIGING VAN TEXTIEL Bewerken en spinnen van textielvezels
C
D
B
Staat van Bedrijfsactiviteiten, overeenkomstig V.N.G. publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (1999) Milieucategorie 2, 3 en 4 SBI
VOLGNR OMSCHRIJVING
172 172 172 173 174, 175 1751 176, 177 18 181 182 183 19 191 192 193 20 2010.1 2010.2 2010.2 2010.2 202 203, 204 205 21 2111 2112 2112 2112 2112 212 2121.2 2121.2 2121.2 22 2221 2222
0 1 2
-
-
0 1 2
0 1 2 3 0 1 2 -
S06034-BP08-bijlage
Weven van textiel: - aantal weefgetouwen < 50 - aantal weefgetouwen >= 50 Textielveredelingsbedrijven Vervaardiging van textielwaren Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT Vervaardiging kleding van leer Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) Lederfabrieken Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) Schoenenfabrieken HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. Houtzagerijen Houtconserveringsbedrijven: - met creosootolie - met zoutoplossingen Fineer- en plaatmaterialenfabrieken Timmerwerkfabrieken Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN Vervaardiging van pulp Papier- en kartonfabrieken: - p.c. < 3 t/u - p.c. 3 - 15 t/u - p.c. >= 15 t/u Papier- en kartonwarenfabrieken Golfkartonfabrieken: - p.c. < 3 t/u - p.c. >= 3 t/u UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA Drukkerijen van dagbladen Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen)
GEUR STOF GELUID C Z GEVAAR VERKEER VISUEEL AFSTAND CAT B D L 10 10 50 10 100 0
10 30 0 0 30 10
100 300 50 50 200 50
0 Z 50 10 10 10 10
2 3 2 1 2 1
1 2 2 1 2 2
100 300 50 50 200 50
3 4 3 3 4 3
30 10 50
0 10 10
50 30 10
0 30 10
1 2 1
1 2 1
50 30 50
3 2 3
300 50 50
30 10 10
100 30 50
10 10 10
2 2 2
2 2 1
300 50 50
4 3 3
0
50
100
10
2
2
100
3
200 10 100 0 10
30 30 30 30 30
50 50 100 100 30
10 10 10 0 0
2 2 3 2 1
2 1 2 2 1
200 50 100 100 30
4 3 3 3 2
200
100
200
C
50
3
2
200
4
50 100 200 30
50 50 100 30
50 200 300 100
C 30 C Z 50 C Z 100 C 30
1 2 3 2
2 2 2 2
50 200 300 100
3 4 4 3
30 50
30 30
100 200
C 30 C Z 30
2 2
2 2
100 200
3 4
30 30
0 0
100 100
C
3 3
2 2
100 100
3 3
10 10
B B
L
B
L
B
L D
B B B
L
B B
L
Staat van Bedrijfsactiviteiten, overeenkomstig V.N.G. publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (1999) Milieucategorie 2, 3 en 4 SBI 2222.6 2223 2224 2225 23 2320.2 2320.2 2320.2 24 2412 2413 2413 2414.1 2414.1 2414.1 2414.1 2414.1 2414.2 2414.2 243 2441 2441 2442 2442 2442 2451 2452 2462 2462 2464 2466 2466 247 25 2511 2512
VOLGNR OMSCHRIJVING B
A B C 0 1 A0 A1 B0 B1 B2 0 1 0 1 0 1 2
0 1 A B 0
S06034-BP08-bijlage
Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen Binderijen Grafische reproduktie en zetten Overige grafische aktiviteiten AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN Smeeroliën- en vettenfabrieken Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie Aardolieproduktenfabrieken n.e.g. VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN Kleur- en verfstoffenfabrieken Anorg. chemische grondstoffenfabrieken: - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" Organ. chemische grondstoffenfabrieken: - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" Methanolfabrieken: - p.c. < 100.000 t/j - p.c. >= 100.000 t/j Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.): - p.c. < 50.000 t/j Verf, lak en vernisfabrieken Farmaceutische grondstoffenfabrieken: - p.c. < 1.000 t/j Farmaceutische produktenfabrieken: - formulering en afvullen geneesmiddelen - verbandmiddelenfabrieken Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken Parfumerie- en cosmeticafabrieken Lijm- en plakmiddelenfabrieken: - zonder dierlijke grondstoffen Fotochemische produktenfabrieken Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken Overige chemische produktenfabrieken n.e.g. Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF Rubberbandenfabrieken Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
GEUR STOF GELUID C Z GEVAAR VERKEER VISUEEL AFSTAND CAT B D L 10 30 30 30
0 0 0 0
30 30 10 30
0 0 10 10
1 2 2 2
1 1 1 1
30 30 30 30
2 2 2 2
B
50 300 300
0 0 0
100 100 200
30 50 50
2 2 2
2 2 2
100 300 300
3 4 4
B L B L B D L
200
0
200
C
200
3
3
200
4
B D L
100
30
300
C
300
2
3
300
4
B D L
300
10
200
C
300
2
3
300
4
B D L
100 200
0 0
200 300
C 100 C Z 200
2 3
2 3
200 300
4 4
B B
300 300
0 30
200 200
C C
100 300
2 3
2 2
300 300
4 4
B L B D L
200
10
200
C
300
1
2
300
4
B
L
50 10 300 300
10 10 100 30
50 30 200 50
2 2 3 2
1 1 2 2
50 30 300 300
3 2 4 4
B
L
C C
50 10 100 50
100 50 50 200 300
10 10 10 30 30
100 100 50 100 300
C C
50 50 50 200 200
3 3 3 2 3
2 2 2 2 3
100 100 50 200 300
3 3 3 4 4
B L B L B B D L B L
300
50
300
C
100
2
2
300
4
B
B B D
B
Staat van Bedrijfsactiviteiten, overeenkomstig V.N.G. publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (1999) Milieucategorie 2, 3 en 4 SBI
VOLGNR OMSCHRIJVING
GEUR STOF GELUID C Z GEVAAR VERKEER VISUEEL AFSTAND CAT B D L
2512 2512 2513 252 252 252 26 261 261 261 261 2615 262, 263 262, 263 262, 263 264 264 2652 2652 2653 2653 2661.1 2661.1 2661.1 2661.2 2661.2 2661.2 2662 2663, 2664 2663, 2664 2663, 2664 2665, 2666 2665, 2666 2665, 2666 267 267
1 2
50 200 100
10 50 10
30 100 50
30 50 50
1 2 1
1 2 2
50 200 100
3 4 3
200 300
50 50
100 100
100 200
2 2
2 2
200 300
4 4
30 30 300 10
30 100 100 50
100 300 100 50
30 C Z 50 30 30
1 2 1 1
1 2 1 1
100 300 300 50
3 4 4 3
L L L
10 30 30 50
50 100 200 200
30 100 200 200
10 30 30 30
1 2 2 2
1 2 2 2
50 100 200 200
3 3 4 4
L L L
30
200
200
30
2
2
200
4
30
200
200
30
2
2
200
4
10 10
100 100
200 300
30 30
2 2
2 2
200 300
4 4
10 30 50
100 300 100
100 300 100
30 Z 30 30
2 3 2
2 3 2
100 300 100
3 4 3
10 30
100 200
100 300
10 Z 10
3 3
2 3
100 300
3 4
10 30
100 200
100 300
100 Z 200
2 3
2 2
100 300
3 4
0
30
100
0
1
2
100
3
0 1 2 0 1 2 3 0 1 2 A B 0 1 0 1 0 1 2 0 1 2 0 1 2 0 1 2 0 1
S06034-BP08-bijlage
- vloeropp. < 100 m2 - vloeropp. >= 100 m2 Rubber-artikelenfabrieken Kunststofverwerkende bedrijven: - zonder fenolharsen - met fenolharsen VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN Glasfabrieken: - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j - glas en glasprodukten, p.c. >= 5.000 t/j - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j Glasbewerkingsbedrijven Aardewerkfabrieken: - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW Baksteen en baksteenelementenfabrieken Dakpannenfabrieken Kalkfabrieken: - p.c. < 100.000 t/j Gipsfabrieken: - p.c. < 100.000 t/j Betonwarenfabrieken: - zonder persen, triltafels en bekistingtrille - met persen, triltafels of bekistingtrillers, Kalkzandsteenfabrieken: - p.c. < 100.000 t/j - p.c. >= 100.000 t/j Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken Betonmortelcentrales: - p.c. < 100 t/u - p.c. >= 100 t/u Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips: - p.c. < 100 t/d - p.c. >= 100 t/d Natuursteenbewerkingsbedrijven: - zonder breken, zeven en drogen
B D
B
L
B B
B D
Staat van Bedrijfsactiviteiten, overeenkomstig V.N.G. publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (1999) Milieucategorie 2, 3 en 4 SBI
VOLGNR OMSCHRIJVING
GEUR STOF GELUID C Z GEVAAR VERKEER VISUEEL AFSTAND CAT B D L
267 2681 2682 2682 2682 2682 2682 2682 2682 27 273 273 274 274 2751, 2752 2751, 2752 2753, 2754 2753, 2754 28 281 281 281 281 2821 2821 2822, 2830 284 284 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851
2
10 10
100 50
300 50
10 10
1 1
2 2
300 50
4 3
300
100
100
30
3
2
300
4
B
100 200 50 100
200 100 100 50
300 100 100 200
C Z 30 C 50 50 30
2 2 2 3
2 2 2 2
300 200 100 200
4 4 3 4
B
30
30
300
30
2
2
300
4
100
100
300
30
1
2
300
4
B
100
50
300
C
30
1
2
300
4
B
100
50
300
C
30
1
2
300
4
B
30 30 50
30 50 200
100 200 300
30 30 Z 30
2 2 3
2 2 3
100 200 300
3 4 4
B B B
30 30 10 50
50 30 30 30
300 200 200 100
30 30 30 30
2 2 1 2
2 2 2 2
300 200 200 100
4 4 4 3
B B B B D
50 50 100 100 30 50 50
50 50 50 50 50 10 10
100 100 100 100 100 100 100
50 30 50 50 30 30 30
2 2 2 2 2 2 2
2 2 2 2 2 2 2
50 50 100 100 50 100 100
3 3 3 3 3 3 3
B L B D L B L B L B B B
A0 A1 B0 B1 B2 C D 0 1 A0 A1 0 1 0 1 0 1 2 3 0 1 A B 0 1 2 3 4 5 6 7
S06034-BP08-bijlage
- met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j Slijp- en polijstmiddelen fabrieken Bitumineuze materialenfabrieken: - p.c. < 100 t/u Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol): - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j - overige isolatiematerialen Minerale produktenfabrieken n.e.g. Asfaltcentrales VERVAARDIGING VAN METALEN Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen: - p.o. < 2.000 m2 Non-ferro-metaalfabrieken: - p.c. < 1.000 t/j IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen: - p.c. < 4.000 t/j Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen: - p.c. < 4.000 t/j VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.) Constructiewerkplaatsen: - gesloten gebouw - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 Tank- en reservoirbouwbedrijven: - p.o. < 2.000 m2 Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: - algemeen - scoperen (opspuiten van zink) - thermisch verzinken - thermisch vertinnen - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) - anodiseren, eloxeren - chemische oppervlaktebehandeling
D L
D L
Staat van Bedrijfsactiviteiten, overeenkomstig V.N.G. publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (1999) Milieucategorie 2, 3 en 4 SBI
VOLGNR OMSCHRIJVING
GEUR STOF GELUID C Z GEVAAR VERKEER VISUEEL AFSTAND CAT B D L
2851 2851 2851 2851 2851 2852 287 287 287 29 29 29 29 29 30 30 31 311 312 313 314 315 316 32 321 t/m 323 3210 33 33 34 341 341 341 3420.1 3420.2 343 35
8 9 10 11 12
100 30 30 30 100 10
50 30 200 50 30 30
100 100 200 100 100 100
50 50 30 50 50 30
1 2 2 1 2 1
1 2 2 2 2 2
100 30 200 100 100 100
3 2 4 3 3 3
B B B B B B
30 30
50 30
200 100
30 30
2 2
2 2
200 100
4 3
B B
30 50 50
30 30 30
100 200 300
30 30 Z 30
2 3 3
1 2 2
100 200 300
3 4 4
B D B D B D
30
10
50
30
1
1
50
3
200 200 100 100 200 30
30 10 10 30 30 10
30 30 200 100 30 50
50 50 50 50 300 30
1 1 2 2 2 1
2 2 2 2 2 1
200 200 200 100 300 50
4 4 4 3 4 3
L L D L B L B L
30 50
0 10
50 50
30 30
2 1
1 2
50 50
3 3
B D B
30
0
30
0
1
1
30
2
100 200 100 30 30
10 30 10 10 10
200 300 200 200 100
3 3 2 2 2
2 2 2 2 2
200 300 200 200 100
4 4 4 4 3
A0 A1 B 0 1 2 3 A -
-
A 0 1 2
-
S06034-BP08-bijlage
- emailleren - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) - stralen - metaalharden - lakspuiten en moffelen Overige metaalbewerkende industrie Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: - p.o. < 2.000 m2 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN Machine- en apparatenfabrieken: - p.o. < 2.000 m2 - p.o. >= 2.000 m2 - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS Kantoormachines- en computerfabrieken VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH. Elektromotoren- en generatorenfabrieken Schakel- en installatiemateriaalfabrieken Elektrische draad- en kabelfabrieken Accumulatoren- en batterijenfabrieken Lampenfabrieken Elektrotechnische industrie n.e.g. VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH. Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. Fabrieken voor gedrukte bedrading VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS Autofabrieken en assemblagebedrijven - p.o. < 10.000 m2 - p.o. >= 10.000 m2 Carrosseriefabrieken Aanhangwagen- en opleggerfabrieken Auto-onderdelenfabrieken VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)
C
30 Z 50 30 30 30
L D L D D L D
B B
B D B L B B
Staat van Bedrijfsactiviteiten, overeenkomstig V.N.G. publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (1999) Milieucategorie 2, 3 en 4 SBI
VOLGNR OMSCHRIJVING
351 351 351 351 352 352 352 353 353 354 355 36 361 362 363 364 365 366 37 372 372 372 372 45 45 51 5121 5122 5123 5124 5125, 5131 5132, 5133 5134 5135 5136 5137
0 1 2 3 0 1 2 0 1
-
A0 A1 B C A -
S06034-BP08-bijlage
Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: - houten schepen - kunststof schepen - metalen schepen < 25 m Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: - algemeen - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven: - zonder proefdraaien motoren Rijwiel- en motorrijwielfabrieken Transportmiddelenindustrie n.e.g. VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. Meubelfabrieken Fabricage van munten, sieraden e.d. Muziekinstrumentenfabrieken Sportartikelenfabrieken Speelgoedartikelenfabrieken Vervaardiging van overige goederen n.e.g. VOORBEREIDING TOT RECYCLING Puinbrekerijen en -malerijen: - v.c. < 100.000 t/j Rubberregeneratiebedrijven Afvalscheidingsinstallaties BOUWNIJVERHEID Bouwbedrijven en aannemersbedrijven met werkplaats GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders Grth in bloemen en planten Grth in levende dieren Grth in huiden, vellen en leder Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën Grth in dranken Grth in tabaksprodukten Grth in suiker, chocolade en suikerwerk Grth in koffie, thee, cacao en specerijen
GEUR STOF GELUID C Z GEVAAR VERKEER VISUEEL AFSTAND CAT B D L 30 100 50
50 50 100
50 100 200
10 50 30
1 1 1
1 1 2
50 100 200
3 3 4
B B B
50 50
30 30
100 300
30 Z 30
2 2
2 2
100 300
3 4
B B
50 30 30
30 10 30
200 100 100
30 30 30
2 2 2
2 2 2
200 100 100
4 3 3
B B B D
50 30 30 30 30 30
50 10 10 10 10 10
100 10 30 50 50 50
30 10 10 30 30 30
2 1 2 2 2 2
2 1 2 2 2 2
100 30 30 50 50 50
3 2 2 3 3 3
B D B
30 300 200
100 50 200
300 100 300
10 50 50
2 2 3
2 2 2
300 300 300
4 4 4
B
10
30
50
10
1
1
50
3
B D
30 10 50 50 30 10 0 10 10 30
30 10 10 0 30 0 0 0 10 10
30 30 100 30 30 30 30 30 30 30
30 0 0 0 30 30 0 0 0 0
2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
2 1 1 1 1 1 1 1 1 1
30 30 100 50 30 30 30 30 30 30
2 2 3 3 2 2 2 2 2 2
C
C
D
Staat van Bedrijfsactiviteiten, overeenkomstig V.N.G. publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (1999) Milieucategorie 2, 3 en 4 SBI
VOLGNR OMSCHRIJVING
5138, 5139 514 5151.1 5151.1 5151.2 5151.2 5151.2 5151.3 5152.1 5152.1 5152.2 /.3 5153 5154 5155.1 5156 5157 5157.2 /.3 5162 517 60 601 601 601 6021.1 6022 6023 6024 603 63 6311.1 6311.1 6311.1 6311.2 6311.2 6311.2 6311.2
0 1 0 1 3 0 1
0 1 2
0 2 7 0 1 2 3
S06034-BP08-bijlage
Grth in overige voedings- en genotmiddelen Grth in overige consumentenartikelen Grth in vaste brandstoffen: - klein, lokaal verzorgingsgebied Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen: - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 - tot vloeistof verdichte gassen Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) Grth in metaalertsen: - opslag opp. < 2.000 m2 Grth in metalen en -halffabrikaten Grth in hout en bouwmaterialen Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur Grth in chemische produkten Grth in overige intermediaire goederen Autosloperijen Overige groothandel in afval en schroot Grth in machines en apparaten Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. VERVOER OVER LAND Spoorwegen: - stations - rangeerterreinen, overslagstations (zonder rangeerheuvel) Bus-, tram- en metrostations en -remises Taxibedrijven, taxistandplaatsen Touringcarbedrijven Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) Pomp- en compressorstations van pijpleidingen DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen: - stukgoederen - tankercleaning Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart: - containers - stukgoederen - ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000
GEUR STOF GELUID C Z GEVAAR VERKEER VISUEEL AFSTAND CAT B D L 10 10
10 10
30 30
30 10
2 2
1 1
30 30
2 2
10
100
50
30
2
2
100
3
50 50 100
0 0 0
50 50 30
200 300 50
2 2 2
2 2 2
200 300 100
4 4 3
B D L D B
30 0 0 0 50 10 10 10 0 0
300 10 10 0 10 10 30 30 0 0
300 100 50 50 30 30 100 100 30 30
10 10 10 10 100 10 30 10 0 0
3 2 2 2 2 2 2 2 2 2
3 2 2 2 2 2 2 2 2 2
300 100 50 50 100 30 100 100 30 30
4 3 3 3 3 2 3 3 2 2
B
0 30 0 0 10 0 0
0 30 10 0 0 0 0
100 300 100 30 100 100 50
C C C C C C C
50 300 0 0 0 30 10
3 3 2 2 2 3 1
2 2 2 1 1 1 1
100 300 100 30 100 100 50
3 4 3 2 3 3 3
B D
0 300
30 10
300 100
C C
100 200
3 1
3 2
300 300
4 4
B D B
0 0 30
10 10 200
300 100 300
50 50 30
2 2 2
2 2 2
300 100 300
4 3 4
B D B
B D B B D D
D D D
Staat van Bedrijfsactiviteiten, overeenkomstig V.N.G. publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (1999) Milieucategorie 2, 3 en 4 SBI
VOLGNR OMSCHRIJVING
6311.2 6311.2 6311.2 6312 6321 64 641 642 71 711 712 713 714 73 731 74 747 7481.3 7484.3 75 75 7522 7525 90 9000.2 9000.2 9301.1 9301.1 9301.2 9301.3
5 7 10
B -
-
A
A B A B A
S06034-BP08-bijlage
GEUR STOF GELUID C Z GEVAAR VERKEER VISUEEL AFSTAND CAT B D L
- granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u 50 - steenkool, opslagopp. < 2.000 m2 50 - tankercleaning 300 Veem- en pakhuisbedrijven, koelhuizen 30 Autoparkeerterreinen, parkeergarages 10 POST EN TELECOMMUNICATIE Post- en koeriersdiensten 0 TV- en radiozendstations (zie ook tabel 2: zendinstallaties) 0 VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN Personenautoverhuurbedrijven 10 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 10 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 10 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 10 SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 30 OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING Reinigingsbedrijven voor gebouwen 50 Foto- en filmontwikkelcentrales 10 Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten 50 OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN Openbaar bestuur (kantoren e.d.) 0 Defensie-inrichtingen 30 Brandweerkazernes 0 MILIEUDIENSTVERLENING Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. 50 Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 30 Wasserijen en strijkinrichtingen 30 Tapijtreinigingsbedrijven 30 Chemische wasserijen en ververijen 30 Wasverzendinrichtingen 0
300 300 10 10 0
200 300 100 50 30
C C
50 50 200 30 0
2 2 1 2 3
2 2 2 2 1
300 300 300 50 30
4 4 4 3 2
0 0
30 0
C C
0 30
2 1
1 3
30 30
2 2
D
0 0 0 10
30 50 50 30
10 10 10 10
2 2 2 2
1 1 1 2
30 50 50 30
2 3 3 2
D B D D
10
30
30
1
1
30
2
10 0 30
30 30 200
C C
50 10 10
1 2 3
1 1 2
50 30 200
3 2 4
0 30 0
30 200 50
C C
0 100 0
2 3 1
1 1 1
30 200 50
2 4 3
30 50 0 0 0 0
50 50 50 50 30 30
10 10 30 30 30 0
2 2 2 2 2 1
1 1 1 1 1 1
50 50 50 50 30 30
3 3 3 3 2 2
C
B B D L
B D B
B D
B
B
L L
Baronielaan 23 4818 PA Breda Telefoon: 076 - 5229520 Telefax : 076 - 5202422 E-mail :
[email protected] Website : www.dhondt.nl
Dhondt Stedenbouw en Architectuur is onafhankelijk. Het werkterrein van Dhondt Stedenbouw bevindt zich op het gebied van het voorbereiden, uitwerken en begeleiden van structuur- en beleidsvisies, bestemmingsplannen, verkavelings- en inrichtingsplannen, stedelijke beheersplannen, stadsvernieuwingsplannen, beeldkwaliteitsplannen en diverse vormen van ruimtelijk-planologisch onderzoek. Dhondt Architectuur houdt zich bezig met het ontwerp, de uitwerking en begeleiding van bouwplannen, zowel op het gebied van utiliteitsbouw als woningbouw. Door de nauwe verweving van beide disciplines, beschikt het bureau over een brede kennis en ervaring met diverse vraagstukken op het gebied van bouwen en ruimtelijke ordening. Het bureau stelt zich als doel de opdrachtgever een kwalitatief hoogwaardig product of dienst te leveren, in overeenstemming met contractuele eisen en erkende normen. Het bureau is lid van de Beroepsvereniging van Nederlandse Stedebouwkundigen en Planologen BNSP onder nummer 2.890131.049 en lid van de Bond van Nederlandse Architecten BNA onder nummer 1.890115.115.
Inspraaknotitie overeenkomstig gemeentelijke inspraakverordening m.b.t. de inspraakprocedure inzake het voorontwerpbestemmingsplan “Bedrijvenpark Het Hoog II”
Nr. Inspreker(s)
opmerking
1a
Inspreker maakt bezwaar tegen het voornemen van de gemeente om tot verwerving van alle in het plan gelegen gronden over te gaan. Dit vanwege het feit dat er totnogtoe geen alternatieve locatie aan is geboden en een adequate schadeloosstelling.
E. van Heist, Tuinbouwweg 42, 5254 VJ Haarsteeg
1b
Het voorontwerp maakt niet duidelijk waarom de kwekerij annex winkel niet inpasbaar zijn in het plangebied.
1c
Gewezen wordt op de recente realisatie van twee bedrijfswoningen in het gebied middels een artikel 19 WRO procedure. Door de woning van inspreker weg te bestemmen is er sprake van rechtsongelijkheid.
Reactie gemeente
Gevolgen voor dit bestemmingsplan Inderdaad is het gemeentebestuur Geen voornemens om tot verwerving van de gronden van Van Heist over te gaan. Dit met het oog op de realisering van het onderhavige bestemmingsplan. Daartoe zijn er reeds onderhandelingen in gang gezet. Tevens is er een voorkeursrecht op het gebied gelegd. Dat de onderhandelingen totnogtoe niet hebben geresulteerd in een overeenkomst en overdracht van de gronden, doet niets af aan het feit dat de gemeente blijft zoeken naar mogelijkheden om tot minnelijke verwerving te komen, zodat de noodzaak van een eventuele onteigeningsprocedure vervalt. Het bestemmingsplan is gericht op het Geen realiseren van een bedrijventerrein. Gezien de stedenbouwkundige structuur en de uitstralingseffecten verdraagt deze bestemming zich niet goed met het handhaven van een agrarisch bedrijf zoals een kwekerij. Aangezien ook de agrarische bedrijfswoning een vanwege haar milieugevoeligheid een beperking zou inhouden voor het bedrijfsmatig gebruik van in de nabijheid gelegen percelen, is ook de woning niet in het gebied inpasbaar. Tevens dient te worden opgemerkt dat het bestemmingsplan, conform het Rijks- en provinciaal beleid, geen ruimte laat voor detailhandel, waardoor ook de winkel niet inpasbaar is in de toekomstige bestemming. In 2003 is inderdaad vrijstelling ver- Geen leend voor de realisatie van de twee bedrijfswoningen bij transportbedrijf Gerard Lammers. Hoewel dit in strijd is met het uitgangspunt om geen nieuwe bedrijfswoningen toe te staan op een bedrijfsterrein, kon met dit plan worden ingestemd omdat het ging om een verplaatsing van bouwmogelijkheden die een positieve uitwerking had op de e milieuzonering van Het Hoog 1 fase. Indien de woning van inspreker zou worden gehandhaafd zou er slechts sprake zijn van een negatief effect op de milieuzonering van het terrein. Er is dan ook geen sprake van een gelijke situatie c.q. rechtsongelijkheid.
2a A.C.M van Sonde Gouw, Abdijlaan 4a, 5253 VP Nieuwkuijk en L.a.c. van Son, Abdijlaan 4, 5253 VP Nieuwkuijk
Het bestemmingsplan leidt tot waardevermindering van de woningen aan de Abdijlaan 4 en 4a.
2b
Insprekers verwachten toename van de geluidshinder
2c
Gevreesd wordt voor lichtoverlast als gevolg van gevelreclame en schijnwerpers
3a J.W. van Bokhoven en P.H.M. van Mierlo, Tuinbouwweg 38, 5254 VJ Haarsteeg
Insprekers verzetten zich tegen het wegbestemmen van de woning aan de tuinbouwweg 38.
Het valt niet uit te sluiten dat de bebouwingsmogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt, leiden tot een waardevermindering van de woningen van insprekers. Daarmee is echter niet gezegd dat daarmee sprake is van een plan dat niet voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening zoals de Wet Ruimtelijke Ordening vereist. De afstand tussen de bedrijfsbestemming en de woningen bedraagt meer dan 100 meter. Daardoor is er geen sprake van een onaanvaardbare negatieve effecten van het bedrijventerrein op de woningen van insprekers. Verder wordt er samen met dit bestemmingsplan een beeldkwaliteitsplan vastgesteld waardoor een goede stedenbouwkundige aansluiting op de omgeving wordt geborgd. Ten aanzien van het schadeaspect worden insprekers gewezen op de mogelijkheden die er bestaan om na inwerkingtreding van het bestemmingsplan een schadevergoeding te vragen op grond van artikel 49 van de WRO. Zoals in de toelichting is aangegeven neemt de verkeersbelasting vooral toe op de Tuinbouwweg. Volgens de gegevens die opgenomen zijn in de verkeersmilieukaart, staan de bedoelde woningen aan de Abdijlaan op een afstand van ongeveer 90 meter van de Abt van Engelenlaan. Deze woningen hebben in de eindsituatie 2015 een geluidsbelasting ten gevolge van de Abt van Engelenlaan van ongeveer 47 dB(A). De geluidsbelasting van de Abdijlaan is nihil. De woningen blijven dus ruim onder de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Hoewel het bestemmingsplan geen mogelijkheden biedt om beperkingen op te leggen aan de sterkte van de terrein en reclameverlichting, behoeft er geen vrees te bestaan voor lichtoverlast. Niet alleen omdat de bedrijfspercelen op meer dan 100 meter van de woningen zijn gelegen, maar ook omdat milieuregelgeving het mogelijk maakt om eventuele lichtoverlast zonodig tegen te gaan door middel van vergunningvoorschriften dan wel nadere eisen. Het handhaven van de burgerwoning aan de Tuinbouwweg 38 zou ernstige beperkingen opleggen aan de gebruiksmogelijkheden van de bedrijfspercelen in het plangebied. De woning is niet inpasbaar in de beoogde bestemming voor het gebied en derhalve wegbestemd.
Geen
Geen
Geen
Geen
3b J.W. van Bokhoven en P.H.M. van Mierlo, Tuinbouwweg 38, 5254 VJ Haarsteeg
De aansluiting van de Klompenmaker op de Tuinbouwweg is in strijd met vorige plannen waarin werd aangegeven dat dit een noodontsluiting zou worden. Bovendien zal dit leiden tot een toename van verkeer langs de woning van insprekers.
3c
De plankaart is incompleet en wijkt af van de kaarten in de toelichting.
3d
Insprekers klagen over het feit dat men als direct belanghebbende nergens van op de hoogte is gesteld.
In eerdere plannen is weliswaar aangegeven dat een tweede ontsluiting via de Tuinbouwweg noodzakelijk was vanwege calamiteiten, maar daarmee werd niet bedoeld dat deze ontsluiting alleen in geval van calamiteiten gebruikt zou worden. Wel was het uitgangspunt in eerdere plannen dat de primaire ontsluiting zou gaan plaatsvinden via de Abt van Engelenweg. Met andere woorden: de ontsluiting via de Tuinbouwweg was ondergeschikt aan de ontsluiting via de Abt van Engelenweg. Mede in verband met de ontwikkeling van het woongebied Geerpark (ten oosten van het plangebied en ten westen van de kern Vlijmen), zal de Tuinbouwweg worden opgewaardeerd en zal het profiel zodanig worden aangepast dat de weg berekend is op hogere intensiteiten. Aangezien het bestemmingsplan voorziet in het wegbestemmen van de woning, vormt deze geen belemmering voor een situatie waarin de ontsluiting aan de Tuinbouwweg en de Abt van Engelenweg gelijkwaardig zijn aan elkaar. De plankaart is niet incompleet, maar is begrensd tot het plangebied van het Hoog ll. De gebiedskaarten in de toelichting zijn inclusief het bedrijventerrein zoals dat bestemd is in bestemmingsplan “Bedrijvenpark het Hoog l”. De reden daarvoor is dat het Hoog fase l en ll zich ruimtelijk en stedenbouwkundig als een eenheid presenteren. Het voorontwerp is conform de gemeentelijke inspraakverordening gepubliceerd en ter inzage gelegd.
De toelichting zal worden aangepast. In de toelichting is aangegeven dat de Tuinbouwweg zal worden opgewaardeerd en dat de ontsluiting via deze weg gelijkwaardig wordt aan de ontsluiting aan de Abt van Engelenweg.
Geen
Geen
Ons kenmerk Uw kenmerk Doorkiesnr. Bijlagen Datum Onderwerp
: nr. 1252080/1289107 : -: 6812059 mw. L. Pullen : -: 11 april 2007 : Ontwerp-bestemmingsplan Bedrijvenpark Het Hoog II
Het college van burgemeester en wethouders van Heusden Postbus 41 5250 AA VLIJMEN
Geacht college, De Planologische Commissie voor Gemeentelijke Plannen heeft bovenvermelde aangelegenheid, in samenhang met het directieadvies van 22 maart 2007, behandeld in haar vergadering van 11 april 2007. De behandeling heeft geleid tot de volgende opmerkingen. De commissie sluit zich op hoofdlijnen aan bij het standpunt van de directie. In aanvulling hierop wijst de commissie u op het volgende. De commissie adviseert overeenkomstig het advies van de directie. Wel vraagt zij er nadrukkelijk aandacht voor om de herstructurering van het bedrijventerrein ook te koppelen aan de mogelijkheid om tot landschapsverbetering te komen; daarbij denkt de commissie aan het invullen van de landschapsecologische zones in het westelijk deel van Waalboss (categorie II). Voor het aangeven van de zwaarte van de gemaakte opmerkingen hanteert de commissie drie categorieën. Bij Categorie I opmerkingen gaat het om opmerkingen over planelementen die in haar ogen onaanvaardbaar zijn. Bij categorie II opmerkingen is de aanvaardbaarheid van het planelement onduidelijk omdat de toelichting geen of onvoldoende motivering en/of gegevens bevat. Bij categorie III opmerkingen gaat het om opmerkingen ter verhoging van de kwaliteit van het plan. Dergelijke opmerkingen spelen geen doorslaggevende rol bij de advisering over vastgestelde plannen.
Hoogachtend, de secretaris,
Dhr. R.C. Heesen
Behoefteonderzoek bedrijventerreinen gemeente Heusden Onderzoek naar de vraag naar nieuwe bedrijventerreinen in de gemeente Heusden
Definitief
Gemeente Heusden
Grontmij Nederland bv Arnhem, 8 oktober 2007
Verantwoording
Titel
:
Behoefteonderzoek bedrijventerreinen gemeente Heusden
Subtitel
:
Onderzoek naar de vraag naar nieuwe bedrijventerreinen in de gemeente Heusden
Projectnummer
:
211701
Referentienummer
:
Revisie
:
Datum
:
8 oktober 2007
Auteur(s)
:
drs. G. Dijkstra
E-mail adres
:
[email protected]
Gecontroleerd door
:
ir. G.A. Harmelink
Paraaf gecontroleerd
:
Goedgekeurd door
:
Paraaf goedgekeurd
:
Contact
:
drs. C. van der Meijden
Velperweg 26 6824 BJ Arnhem Postbus 485 6800 AL Arnhem T +31 26 355 83 55 F +31 26 445 92 81 E
[email protected]
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2 1.3
Inleiding........................................................................................................................ 4 Aanleiding en doel onderzoek ...................................................................................... 4 Opzet onderzoek ........................................................................................................... 4 Leeswijzer..................................................................................................................... 5
2 2.1 2.2 2.3
Planningsopgave voor de regio Waalboss .................................................................... 6 Inleiding........................................................................................................................ 6 Behoefteprognose provincie Noord Brabant ................................................................ 6 Aanbod stedelijke regio Waalboss................................................................................ 6
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.6.1 3.6.2 3.7 3.8
Vraag naar bedrijventerreinen ...................................................................................... 8 Inleiding........................................................................................................................ 8 Analyse van vraag......................................................................................................... 8 Uitgifte in het verleden ................................................................................................. 9 Regionale ontwikkeling bedrijven .............................................................................. 10 Prognose vraagontwikkeling naar bedrijventerreinen in de gemeente Heusden ........ 11 Concrete vraag naar bedrijfspercelen op bedrijventerrein Het Hoog ......................... 13 Type bedrijven en Milieucategorieën ......................................................................... 13 Oppervlakte per bedrijf............................................................................................... 13 Vraagprofielen ............................................................................................................ 14 Conclusie vraagzijde................................................................................................... 14
4 4.1 4.2 4.3 4.3.1 4.3.2 4.4 4.4.1 4.4.2 4.5
Aanbod bedrijventerreinen ......................................................................................... 15 Inleiding...................................................................................................................... 15 Inbreiding voor uitbreiding: de SER-ladder ............................................................... 15 Bestaand aanbod bedrijventerreinen gemeente Heusden............................................ 16 Reeds bestaand terrein ................................................................................................ 16 Restant harde plancapaciteit ....................................................................................... 16 Inbreiding voor uitbreiding......................................................................................... 16 Leegstandsonderzoek.................................................................................................. 17 Inventarisatie huidig en toekomstig ruimtegebruik bestaande terreinen .................... 17 Conclusie aanbodzijde ................................................................................................ 18
5 5.1 5.2 5.3
Match vraag en aanbod ............................................................................................... 19 Vraag en aanbod gemeente Heusden .......................................................................... 19 Bedrijventerrein Het Hoog samengevat...................................................................... 19 Locatie milieucategorie-2 bedrijven ........................................................................... 20
Bijlage 1: Ruimtegebruik bestaande bedrijventerreinen Bijlage 2: Behoefteonderzoek ETIN
3
1
Inleiding
1.1
Aanleiding en doel onderzoek
In het kader van de planningsopgave voor de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen in de stedelijke regio Waalboss, is onder andere voorzien in de uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein Het Hoog. Het eerste deel van dit bedrijventerrein binnen de gemeente Heusden, is momenteel in ontwikkeling. Het Hoog II vormt hierbij de toekomstige noordelijke uitbreiding van het bedrijvenpark. De gemeente Heusden heeft Grontmij gevraagd om een onderzoek te verrichten naar de huidige en de toekomstige behoefte aan bedrijventerreinen binnen de gemeente. Hoewel het onderzoek primair wordt uitgevoerd ten behoeve van de uitbreiding van Bedrijventerrein Het Hoog, zijn met name de conclusies ten aanzien van de vraag naar nieuwe terreinen, leegstand en de herstructureringsmogelijkheden van de bestaande terreinen ook bruikbaar voor de onderbouwing van andere ruimtelijke plannen. Hierbij kan gedacht worden aan de structuurvisie-plus die in voorbereiding is en mogelijke toekomstige bestemmingsplannen voor de uitbreiding en herstructurering van bestaande bedrijventerreinen. De concrete vraagstelling binnen dit onderzoek is dan ook tweeledig: 1. Kan de vraag naar bedrijventerreinen binnen het bestaande aanbod opgevangen worden? Indien hierop ontkennend wordt geantwoord, komt de tweede vraag aan snee. 2. Welk profiel dient Het Hoog II te krijgen om op een adequate manier te kunnen voldoen aan de vraag? 1.2
Opzet onderzoek
In onderstaand figuur is de opzet getoond van dit onderzoek. Regionale schaal
Regionale planningsopgave (hoofdstuk 2)
Lokale schaal
Vraag naar bedrijfsruimte binnen de gemeente Heusden (hoofdstuk 3)
Verschil vraag en aanbod (hoofdstuk 5)
Opzet onderzoek
4
Aanbod van bedrijfsruimte binnen de gemeente Heusden (hoofdstuk 4)
Het onderzoek kan vanaf meerdere schaalniveaus worden bekeken. In dit onderzoek is ervoor gekozen om het lokale schaalniveau als uitgangspunt te nemen omdat de behoefte nu eenmaal op een laag aggregatieniveau totstandkomt. Desondanks is voor het bredere besef de planningsopgave van de regio Waalboss behandeld. Na de regionale planning kort te hebben behandeld wordt dieper ingezoomd tot op gemeentelijk niveau. Op dit niveau zal achtereenvolgens de vraag en aanbod van bedrijventerreinen worden vergeleken en hieruit conclusies worden getrokken. 1.3
Leeswijzer
In het voorliggende onderzoek wordt zowel de vraag- als aanbodzijde onderzocht. In hoofdstuk 2 staat de toekomstige behoefte naar bedrijventerreinen binnen de regio centraal. Vervolgens wordt in de hoofdstukken 3 en 4 ingezoomd op de vraag respectievelijk aanbod zijde van bedrijventerreinen in de gemeente Heusden. Met deze kennis kan de discrepantie tussen vraag en aanbod worden bepaald en antwoord worden gegeven op de onderliggende vraagstelling van dit onderzoek. Dit zal gebeuren in hoofdstuk 5.
5
2
Planningsopgave voor de regio Waalboss
2.1
Inleiding
Zoals reeds in het inleidend hoofdstuk is gemeld dient dit hoofdstuk ter kennisneming van het spelende op een hoger schaalniveau. In dit hoofdstuk zal de behoefteprognose worden getoond volgens de provincie Noord Brabant en zal kort worden ingegaan op het huidige aanbod van bedrijventerreinen binnen de stedelijke regio Waalboss. 2.2
Behoefteprognose provincie Noord Brabant
De provincie Noord-Brabant heeft in het kader van het opstellen van het streekplan en het uitwerkingsplan voor de stedelijke regio Waalboss onderzoek gedaan naar de toekomstige behoefte aan bedrijventerreinen. In het Streekplan is de ambitie geformuleerd om van de totale behoefte van 7.000 ha bedrijventerrein voor de hele provincie Noord-Brabant tot 2020, 2.000 ha in te winnen door bestaande terreinen intensiever te benutten en verouderde bedrijventerreinen te herstructureren alsmede het ruimtegebruik op nieuwe (uitbreiding)locaties te intensiveren. Door een deel van de behoefte op een andere wijze in te vullen zal naar verwachting slechts bruto 5.000 ha ‘aan de buitenkant’ hoeven te worden ontwikkeld en te worden uitgegeven. Voor de gehele regio Waalboss is een nadere uitsplitsing en onderbouwing van de behoefte aan nieuwe bedrijventerreinen opgesteld. Hierbij is tevens al rekening gehouden met op dit moment aanwezige restcapaciteit binnen de regio. Onderbouwing behoefte Ruimtebudget vanaf 2000 uit Streekplan Uitgifte 2000 en 2001 (bruto) Benodigde ruimte voor de periode vanaf 1-1-2002 Ambitie ruimtebesparing door zuinig ruimtegebruik Bij succesvol ruimte besparen nodig Totaal restcapaciteit en harde plannen 1-1-2002 Planningsopgave Ruimtelijke Reservering Totaal
tot 2015 750 25 725 215 510 435 75 215 290
tot 2020 1000 25 975 290 685 435 250 290 540
Gegevens uitwerking waalboss
Op basis van bovenstaand overzicht moet worden geconcludeerd dat het uitwerkingsplan de planningsopgave heeft om minimaal 75 hectare te accommoderen met daarbij een reservering van 215 hectare. 2.3
Aanbod stedelijke regio Waalboss
Binnen de regio zijn momenteel meerdere bedrijventerreinen in ontwikkeling. De gemeente Heusden maakt onderdeel uit van de westelijke vleugel van de stedelijke regio Waalboss. Binnen deze westelijke vleugel vormen Waalwijk, Den Bosch en Heusden de belangrijkste aanbieders van bedrijventerreinen. Binnen de gemeente Waalwijk wordt momenteel het grootschalige bedrijventerrein Haven VII uitgegeven. Binnen de gemeente Den Bosch is nog een restcapaciteit van 27,5 hectare op diverse bedrijventerreinen. Deze terreinen zijn opgenomen in de bovenstaande tabel onder de noemer ‘totaal restcapaciteit en harde plannen 1-1-2002’.
6
In het voortgangsmemo Bedrijventerreinplanning Waalboss 2007, d.d. 10 april 2007 van de Provincie Noord Brabant, wordt de zorg ten aanzien van het tijdig beschikbaar komen van voldoende capaciteit aan bedrijventerrein (periode na 2010) uitgesproken. Deze zorg geldt met name voor de westflank van Waalboss (Waalwijk, Heusden e.o.). Het Hoog II kan in deze periode mogelijk een ondersteunende rol spelen om voldoende capaciteit te genereren.
7
3
Vraag naar bedrijventerreinen
3.1
Inleiding
De focus van dit hoofdstuk is de vraag naar bedrijventerreinen op lokaal niveau inzichtelijk te maken. Hiertoe zal eerst de vraag worden geanalyseerd waarna de inventarisatie kan plaatsvinden. De inventarisatie naar de ruimtebehoefte is vanuit diverse invalshoeken uitgevoerd. Allereerst is onderzocht hoe de uitgifte c.q. opname van nieuwe bedrijfspercelen de afgelopen jaren is verlopen. Daarna wordt vanuit de regio ingezoomd op de gemeente Heusden. Hiervoor is gebruik gemaakt van reeds bestaande onderzoeken, het inschrijvingenregister van de gemeente en aanvullende inventarisaties. 3.2
Analyse van vraag
Een van de eerste vragen die rijst bij de ontwikkeling naar een nieuw bedrijventerrein is uiteraard: “Is er vraag naar een nieuw bedrijventerrein?” Op provinciale schaal is van die vraag al een inschatting gemaakt. In het voorgaande hoofdstuk is aangegeven dat de provinciale prognose aantoont dat de komende jaren behoefte is aan extra capaciteit. In dit hoofdstuk wordt onderzocht of de planningsopgave die voortvloeit uit de provinciale prognoses overeenkomt met de vraag naar bedrijventerreinen en het huidige gebruik dan wel de leegstand binnen de gemeente Heusden. Gezien het provinciaal beleid en de planologische plaatsingsmogelijkheden zijn voor de gemeente Heusden globaal gezien twee categorieën van belang. Het betreft allereerst de lokale bedrijven die vanuit hun bedrijfsvoering gebonden zijn aan de kern waarin ze gevestigd zijn, dan wel aan de andere kernen in de directe omgeving. De tweede categorie wordt gevormd door de meer regionaal georiënteerde bedrijven. Deze bedrijven willen graag binnen de regio gevestigd zijn vanwege bijvoorbeeld de afzetmarkt, logistiek oogpunt of de herkomst van haar werknemers. Om een goed beeld te krijgen naar de vraag naar bedrijventerreinen binnen de gemeente Heusden is het derhalve van belang om in een breder perspectief de vraag binnen de stedelijke regio Waalboss te inventariseren.
8
3.3
Uitgifte in het verleden
Een indicator naar de behoefte aan bedrijfspercelen is de gerealiseerde uitgifte in de afgelopen jaren. In de onderstaande grafiek is de uitgifte aan bedrijventerreinen binnen de gehele provincie Noord Brabant en specifiek voor de stedelijke regio Waalboss weergegeven.
Bron: Prognose bedrijventerreinen Noord-Brabant 2006-2040, juni 2006
Op basis van de figuur kan geconcludeerd worden dat binnen de stedelijke regio Waalboss in de periode 2000 – 2005 gemiddeld circa 12 hectare per jaar is uitgegeven. De afgelopen periode is sprake geweest van een laag-conjunctuur. Deze situatie heeft zich dan ook vertaald in een relatief laag aantal uitgegeven hectare aan bedrijfspercelen. Aangezien de periode van economisch herstel zich heeft aangediend en vooralsnog ook voor de toekomst een positief beeld laat zien, is de verwachting dat de uitgifte aan zal trekken. Dit positieve beeld wordt voor de gemeente Heusden ook bevestigd in de concrete uitgifte van het bedrijventerrein Het Hoog I. Dit bedrijventerrein heeft een netto capaciteit van 23,4 hectare. De gronduitgifte op dit terrein is medio 2004 gestart. In oktober 2007 is van de netto uitgeefbare grond op het terrein 10,2 hectare uitgegeven aan 23 bedrijven en 1,4 hectare is gereserveerd door 2 bedrijven. De gemiddelde uitgifte komt daarmee op zo’n 3,4 ha per jaar, hetgeen betekent dat Het Hoog I bij een gelijkblijvend uitgiftetempo in 2010 geheel zal zijn uitgegeven. Omdat echter als gevolg van het economische herstel de opname van percelen het laatste jaar is toegenomen, is het alleszins mogelijk dat alle percelen reeds eerder zullen zijn verkocht.
9
3.4
Regionale ontwikkeling bedrijven
In onderstaande tabel zijn de resultaten van de bedrijventerreinprognose voor de regio Waalboss voor de periode 2006 tot 2040 opgenomen. De analyse is gebaseerd op vier scenario’s voor de economische ontwikkeling van Nederland en de daarmee samenhangende groei naar bedrijventerreinen. Ruwweg kan uit deze tabel worden geconcludeerd dat er de komende 30 jaar 500 hectare extra vraag is naar bedrijventerreinen in de regio Waalboss. Dit komt neer op ruim 15 hectare per jaar extra vraag. Naast de conclusies over de totale omvang naar bedrijventerreinen, is met name de verschuivende vraag in de tijd over de diverse sectoren van belang. Gevolg hiervan is verandering in soort vraag en niet zozeer in omvang.
Bedrijventerreinenprognose Stedelijke regio Waalboss 2006 -2040 (in ha.) Bron: Prognose bedrijventerreinen Noord-Brabant 2006-2040, juni 2006
Ten aanzien van de stedelijke regio Waalboss kunnen de volgende hoofdconclusies worden getrokken: • De regio kent in de periode tot 2020 binnen de provincie Noord Brabant nog de hoogste toename van het ruimtebeslag van het cluster nijverheid. • Ten aanzien van de groothandels / logistiek scoort Waalboss in relatieve termen als één van de beste in de periode tot 2020. Na 2020 halveert de groei in Waalboss. • De kwartaire diensten tenslotte zullen onder andere in Waalboss tot en met 2020 een toename van het ruimtebeslag realiseren
10
3.5
Prognose vraagontwikkeling naar bedrijventerreinen in de gemeente Heusden
Uitgangspunt voor de prognose van de toekomstige werkgelegenheidsontwikkeling in de gemeente Heusden is het lange termijn scenario Global Economy van het Centraal Planbureau. De navolgende tabel geeft de uitkomsten van de werkgelegenheidsraming voor de gemeente Heusden voor de periode tot en met 2020 weer. De werkgelegenheid is in deze tabel nader verdeeld naar economische sectoren. De werkgelegenheid in de agrarische sector is niet meegenomen in de ramingen die ten grondslag liggen aan de bedrijventerreinprognoses. Voor de bedrijventerreinprognose is het van belang vast te stellen welk deel van de geraamde werkgelegenheid(sgroei) uiteindelijk op bedrijventerreinen terecht zal komen. Economische Sector
Heusden Werkgelegenheid Banengroei 2020 2006-2020 2006 (banen) (banen) (%)
Industrie Bouw Logistiek/Groothandel Consumentendiensten en overige dienstverlening
3.461 1.335 1.938
2.723 1.457 2.194
3.169
Financiële en zakelijke dienstverlening
Waalboss Werkgelegenheid 2020 2005 (banen) (banen) 30.814 14.289
3.642
- 21,3 9,1 13,2 14,9
1.874
2.773
Overheid en kwartaire dienstverlening
1.629
Totaal
13.406
Banengroei 2006-2020 (%)
23.555
27.084 16.079 27.794
- 12,1 12,5 18,0
39.506
49.400
25,0
48,0
34.454
44.316
28,6
1.761
8,1
43.449
50.969
17,3
14.551
8,5
186.067
215.642
15,9
Werkgelegenheidsontwikkeling gemeente Heusden en Waalboss naar economische sector (2006- 2020) GE-scenario Bron: ETIN Adviseurs
De totale werkgelegenheid stijgt bij dit scenario per saldo met 8,5% in vijftien jaar. De werkgelegenheid in de industrie loopt terug, die in de overige onderscheiden sectoren daarentegen stijgt met gemiddeld zo’n 1,2% per jaar. De werkgelegenheidsfunctie (de verhouding tussen de werkgelegenheid en de omvang van de beroepsbevolking) van de gemeente Heusden in 2006 bedraagt 0,7. In Noord-Brabant houden werkgelegenheid (banen) en beroepsbevolking in 2005 elkaar min of meer in evenwicht; hier heeft de werkgelegenheidsfunctie dus een waarde van circa 1. Voor de bedrijventerreinprognose is het van belang vast te stellen welk deel van de geraamde werkgelegenheid(sgroei) uiteindelijk op bedrijventerreinen terecht zal komen. In onderstaande tabel is de regionale raming voor Waalboss ‘vertaald’ naar het schaalniveau van de gemeente Heusden.
11
Economische Sector
Banengroei 2006-2020 Heusden Waalboss* (banen) (banen) (%) (%)
Industrie Bouw Logistiek/Groothandel Consumentendiensten en overige dienstverlening
-494 415
-16,6 87,0
576
Financiële en zakelijke dienstverlening Overheid en kwartaire dienstverlening Totaal
-7,9 33,5 27,6
526
55,1 140,4
-1.941 2.469 4.427 4.110
683 85
126,7 302,3
6.789 826
56,0 28,6
1.791
33,0
16.680
23,5
50,7
Ontwikkeling werkgelegenheid op bedrijventerrein gemeente Heusden en Waalbos naar economische sector (20062020) GE-scenario Bron: ETIN Adviseurs
De prognose van de vraag naar bedrijventerreinen start met een raming van de ontwikkeling van de werkgelegenheid bij bedrijvigheid die in principe voor vestiging op een formeel bedrijventerrein in aanmerking komt (zie bovenstaande tabel). Deze banengroei wordt vervolgens ruimtelijk ‘vertaald’ in een vraag naar dergelijk bedrijventerrein. De bedrijventerreinprognose laat voor de komende 15 jaar een toename van de ruimtevraag zien van per saldo circa 63 ha. netto bedrijventerrein. Het navolgende overzicht laat zien hoe de bedrijventerreinprognose 2006-2020 is verdeeld over de onderscheiden economische sectoren. Economische Sector
Toename ruimtevraag 2006-2020 Heusden Waalboss (ha) (ha)
Industrie Bouw Logistiek/Groothandel Consumentendiensten en overige dienstverlening Financiële en zakelijke dienstverlening Overheid en kwartaire dienstverlening
-1 9 22 18 13 2
40 68 201
Totaal
63
650
158 153 30
Ontwikkeling van de ruimtevraag gemeente Heusden en Waalboss (2006-2020) GE-scenario Bron: ETIN Adviseurs
Een opmerking is op zijn plaats bij de in de tabel vermelde negatieve waarde voor de economische sector Industrie. De prognose geeft aan dat er voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid in de Industrie in de gemeente Heusden in 2020 minder ruimte nodig zal zijn dan per 2006. Dit betekent niet dat er bedrijventerreinen waarop nu industriële bedrijven zijn gevestigd moet worden onttrokken aan hun bestemming. Het betekent dat er per saldo minder nieuw terrein voor uitgifte beschikbaar hoeft te komen. Concluderend kan gesteld worden dat gegeven een uitgeefbaar aanbod in de gemeente Heusden per begin 2006 van circa 23 ha een accres (het verschil geraamde ruimtevraag in 2006 en de geraamde ruimtevraag in 2020) resteert van 40 ha bedrijventerrein voor deze periode. Genoemd
12
accres betekent dat naast het realiseren van Het Hoog II nog aanvullend ruimte voor bedrijven gevonden zal moeten worden in orde van grootte van 30 ha netto. 3.6
Concrete vraag naar bedrijfspercelen op bedrijventerrein Het Hoog
Naast de concretisering van de provinciale en regionale prognoses vormt de belangstellingsregistratie voor bedrijvenpark Het Hoog een belangrijke indicator voor de actuele en concrete vraag naar bedrijventerreinen. In onderstaande tabel worden de inschrijvingen nader gespecificeerd naar kaveloppervlakte en milieucategorie voor het Hoog I. Opgenomen zijn alleen die bedrijven die hebben aangegeven concrete belangstelling te hebben. Bovendien heeft de gemeente een screening uitgevoerd naar de inpasbaarheid en haalbaarheid van vestiging op Het Hoog. Milieucategorie 2
Milieucategorie 3
Totalen
Kaveloppervlakte
#
ha
#
Ha
#
ha
2
2000 tot < 3000 m
3
0,6
16
3,4
19
4,0
3000 tot < 4000 m2
5
1,5
7
2,1
12
3,6
4000 tot < 5000 m2
-
-
3
1,2
3
1,2
5000 tot < 10.000 m2
5
3,2
8
4,8
13
8,0
10.000 m2
1
1,0
1
1,0
2
2,0
Totalen 14 6,3 35 12,5 49 Inschrijvingen gespecificeerd naar kaveloppervlakte en milieucategorie
18,8
Exclusief de reeds gehuisveste / gereserveerde 25 bedrijven, resteren op dit moment (mei 2007) nog altijd 49 bedrijven op de wachtlijst met een ruimteclaim van 18,8 hectare. Indien dit wordt afgezet tegen de nog beschikbare ruimte op het Hoog I (11,8 ha) en de ruimte die wordt gecreeerd op het Hoog II (10,7), dan is er dus nu reeds sprake van een concrete belangstelling voor 84% van het plangebied van het resterende plangebied van het Hoog I en II. Hieruit kan worden geconcludeerd dat alle reden is om aan te nemen dat het Hoog I en II reeds ruim voor het einde van de reguliere planperiode (2018) volledig zal zijn uitgegeven. Indien het huidige uitgiftetempo als maatstaf wordt genomen zal dit zelfs rond 2014 al het geval zijn. 3.6.1
Type bedrijven en Milieucategorieën
Uit het inschrijvingenregister voor Het Hoog I (zie vorige paragraaf) valt af te lezen dat een totaal van 49 inschrijvingen resteren om te worden toebedeeld voor een perceel op het bedrijventerrein. Opvallend aspect in het register is dat er vanuit de lokale markt een aanzienlijke vraag is naar bedrijfsruimte binnen de milieucategorie 2. Dit zijn bedrijven met een relatief lichte milieuhinderlijkheid. Het gaat in totaal om 14 bedrijven met een ruimtevraag van 6,3 ha. De overige 35 bedrijven die zich hebben ingeschreven (met een ruimtevraag van in totaal 12,5 ha) worden ingedeeld in milieucategorie 3. 3.6.2
Oppervlakte per bedrijf
Ten aanzien van het gewenste oppervlak kan geconcludeerd worden dat het merendeel van de bedrijven (31) een kavel zoekt tot maximaal 4.000m2. 18 bedrijven zijn op zoek naar kavels groter dan 4.000m2.
13
3.7
Vraagprofielen
In de prognose bedrijventerreinen Noord Brabant 2006-2040 wordt ten aanzien van de kwalitatieve eisen aan nieuwe bedrijventerrein opgemerkt dat voor specifieke clusters van bedrijven een vraagprofiel opgesteld dient te worden. In paragraaf 3.5 is al een nadere uitwerking gegeven van de vraag per sector voor de gemeente Heusden op basis van de provinciale prognoses. De navolgende tabel geeft de vraagprofielen zoals die naar voren zijn gekomen uit de inschrijvingenlijst voor Bedrijvenpark Het Hoog, respectievelijk de nadere concretisering van de provinciale prognose voor onze gemeente.
sector Bouw Diensten Industrie Logistiek/Groohandel
Vraag op basis van inschrijvingenlijst het Hoog 30% 7% 25% 38%
Vraag op basis van prognose 8% 26% 40% 26%
Vraagprofielen
De afwijkingen tussen beide profielen zijn te verklaren vanuit het feit dat ten aanzien van de inschrijvingenlijst voor Het Hoog al de selectie heeft plaatsgevonden. Op basis van die selectie vallen bedrijven uit de dienstverlenende sectoren veelal buiten de inschrijvingenlijst vanwege omvang en/of aard van de bedrijfsactiviteiten. 3.8
Conclusie vraagzijde
Voor de regio Waalboss geldt op basis van provinciale prognoses een planningsopgave voor minimaal 75 hectare met daarbij een reservering van 215 hectare. Indien deze regionale cijfers worden uitgewerkt voor de gemeente Heusden, dan blijkt dat er voor de periode 2006-2020 een ruimtevraag bestaat van zo'n 40 ha netto, waarvan zo'n 10 ha kan worden ingevuld met de realisatie van het Hoog II. Ook de inschrijvingslijst geeft een duidelijke indicatie dat er absoluut behoefte bestaat aan de ontwikkeling van het Hoog II. Hoewel een inschrijvingenlijst altijd enigszins fluctueert, valt uit de grote hoeveelheid inschrijvingen wel op te maken dat er veel belangstelling is voor de gronden. Deze gegevens gecombineerd met het hoge uitgiftetempo, dat de laatste twee jaren ook nog eens sterk is toegenomen, wijzen er sterk op dat Het Hoog rond 2014 geheel zal zijn uitgegeven. Dit dus ruim binnen de reguliere planperiode van 10 jaar. Van het opbouwen van een zogenaamd “ijzeren voorraad” is dan ook geen sprake.
14
4
Aanbod bedrijventerreinen
4.1
Inleiding
In dit hoofdstuk zal de andere zijde van het behoefteonderzoek uiteen worden gelegd: de aanbod kant. De gevolgde methodiek om de aanbod kant in beeld te brengen is ontleding volgens de zogenaamde SER-ladder. Deze wordt in de volgende paragraaf toegelicht en dient vervolgens als kader van dit hoofdstuk. 4.2
Inbreiding voor uitbreiding: de SER-ladder
De SER-ladder is ontworpen door de Sociaal Economische Raad (SER) om duurzaam ruimtegebruik zo veel als kan werkelijkheid te laten worden. De gedachtegang hierachter is dat op bestaande, reeds uitgegeven bedrijventerreinen pas zorgvuldig ruimtegebruik kan worden ingevoerd na herstructurering. Omdat er dan letterlijk ruimte is om zorgvuldig ruimtegebruik toe te passen. Daarnaast is herstructurering feitelijk de eerste stap om te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik: ‘inbreiding voor uitbreiding’ staat hierbij centraal. Dit is de eerste trede van de ladder voor zorgvuldig ruimtegebruik vóór intensief en meervoudig ruimtegebruik en uitbreiding van bedrijventerreinen op nieuwe uitleglocaties. De ladder bestaat uit drie treden die als volgt zijn omschreven: 1. Gebruik de ruimte die reeds beschikbaar is gesteld voor een bepaalde functie en/of door herstructurering beschikbaar gemaakt kan worden; 2. Maak optimaal gebruik van de mogelijkheden om door meervoudig ruimtegebruik en de ruimteproductiviteit te verhogen; 3. Indien het voorgaande onvoldoende soelaas biedt, is de optie van uitbreiding van het ruimtegebruik aan de orde. In het kader van dit onderzoek is er voor gekozen om deze analyse niet op kavelniveau uit te voeren. Een dergelijke werkwijze is gebaseerd op een ad hoc onderzoek naar de situatie van de bedrijven die zich hebben aangemeld in het kader van de belangstellingenregistratie. Dat levert een nogal gefragmenteerd beeld op. Daarvoor in de plaats is voor alle bedrijventerreinen in de gemeente onderzocht hoe de bestaande situatie is ten aanzien van benutting en mogelijkheden voor herstructurering.
15
4.3
Bestaand aanbod bedrijventerreinen gemeente Heusden
4.3.1
Reeds bestaand terrein
Binnen de gemeente Heusden zijn in het verleden acht bedrijventerreinen ontwikkeld. Zes terreinen hebben overwegend een lokaal karakter en twee hebben een regionale functie. In de volgende tabel is een overzicht gegeven van de terreinen, inclusief eventuele specifieke kenmerken. Bedrijventerrein
Plaats
Ligging
Karakter
Specifiek/bestemming
Terreinoppervlak
Bebouwd
(netto)
oppervlak
Heesbeen
Heusden
Landelijk
Lokaal
-/bedrijven
22,1 ha
9,7 ha
Bakkerdam
Heusden
Landelijk
Lokaal
Haven/watergebonden
11,6 ha
2,9 ha
Meeuwaert
Elshout
Stedelijk
Lokaal
-/Bedrijven
10,8 ha
4,1 ha
Nassaulaan
Vlijmen
Stedelijk
Lokaal
-/Gemengd
7,0 ha
2,1 ha
bedrijven
Vliedberg
Vlijmen
Stedelijk
Lokaal
-/Bedrijven
9,1 ha
4,1 ha
Nieuwkuijk
Nieuwkuijk
Stedelijk
Lokaal
-/Bedrijven
17,2 ha
9,4 ha
Groenewoud
Drunen
Stedelijk
Regionaal
-/Bedrijven
Totaal *) Het Hoog I
Vlijmen
Stedelijk
Regionaal
In ontwikke-
80,0 ha
21,1 ha
157,8 ha
53,4 ha
23,4 ha
Nvt
10,7 ha
Nvt
ling/bedrijven Het Hoog II
Vlijmen
Stedelijk
Regionaal
Nog geen status
*) Totaal exclusief Het Hoog I en II Bestaande bedrijventerreinen
4.3.2
Restant harde plancapaciteit
Om aan de opgaaf van de stedelijke regio te kunnen voldoen, heeft de gemeente Heusden momenteel alleen bedrijvenpark Het Hoog I als harde plancapaciteit (goedgekeurd bestemmingsplan). Het Hoog I heeft een netto capaciteit van 23,4 hectare. De gronduitgifte op dit terrein is medio 2004 gestart. In oktober 2007 is van de netto uitgeefbare grond 10,2 hectare uitgegeven aan 23 bedrijven en 1,4 hectare is gereserveerd door 2 bedrijven. De gemiddelde uitgifte komt daarmee op zo'n 3,4 ha per jaar, hetgeen betekent dat het Hoog I bij een gelijkblijvend uitgiftetempo in 2010 geheel zal zijn uitgegeven. Omdat echter als gevolg van het economisch herstel de opname van percelen het laatste jaar is toegenomen, is het alleszins mogelijk dat alle percelen reeds eerder zullen zijn verkocht. Daarnaast is de uitbreiding van Het Hoog I aan de noordzijde reeds opgenomen in het provinciaal streekplan. Dit levert een zachte plancapaciteit van 10,7 hectare op. Deze capaciteit kan pas ‘hard’ worden gemaakt na een bestemmingsplanwijziging. 4.4
Inbreiding voor uitbreiding
Het alloceren van extra ruimte voor bedrijvigheid zal conform de SER-ladder in eerste instantie gevonden moeten worden op bestaande bedrijventerreinen. Hierbij dient gedacht te worden aan het aanwenden van de reeds beschikbare ruimte en/of het intensiever gebruiken van de bestaande ruimte. Om een volledig beeld van de mogelijkheden op de bestaande terreinen in kaart te brengen zijn de volgende aspecten onderzocht: • Leegstand bestaande bedrijventerreinen (zie paragraaf 4.4.1) • Mogelijkheden tot intensivering ruimtegebruik (zie paragraaf 4.4.2 + bijlage) • Herstructureringsmogelijkheden (zie paragraaf 4.4.2 + bijlage) • Vrijkomende locaties (zie paragraaf 4.4.2 + bijlage)
16
4.4.1
Leegstandsonderzoek
De gemeente Heusden heeft in het kader van de inventarisatie naar het bestaande aanbod aan bedrijventerreinen een leegstandsonderzoek laten uitvoeren door DTZ Zadelhoff v.o.f. (april 2007). Het leegstandsonderzoek komt tot het volgende beeld: Kantoorruimte 2.681 1.000
Nieuwkuijk Vlijmen Heusden Drunen Elshout Totale m²
Bedrijventerreinen 932 900 5.800 6.683 600 14.915
915 4.596
Winkelruimte 482
482
Leegstand per woonkern
Op basis van de beschikbare bedrijventerreinen op bedrijventerreinen kan geconcludeerd worden dat er sprake is van een zeer beperkte leegstand. De uitgevoerde inventarisatie geeft aan dat 14.915 m2 bvo leeg staat. Ten opzichte van een totaal aanbod van 625.000 m2 betekent dit een leegstandspercentage van 2%. Tevens kan geconcludeerd worden dat binnen de gemeente Heusden nauwelijks sprake is van leegstand. Er is hoogstens sprake van frictieleegstand (vraag- en aanbod passen tijdelijk niet op elkaar). Het feit dat de uitgifte van Het Hoog niet heeft geleid tot leegstand lijkt dit te bevestigen. 4.4.2
Inventarisatie huidig en toekomstig ruimtegebruik bestaande terreinen
Naast leegstand van bestaande percelen en opstallen kan natuurlijk ook nog gezocht worden naar mogelijkheden tot intensivering op de bestaande bedrijventerreinen. Intensivering kan bewerkstelligd worden door open plekken beter te benutten of door herstructurering nieuwe ruimtes te creëren. In bijlage 1 worden voor alle bedrijventerreinen binnen de gemeente, de mogelijkheden voor zowel intensivering als herstructurering beschreven. Hierbij is rekening gehouden met de bestaande stedenbouwkundige structureren, specifieke aandachtspunten, aanwezigheid van woonbebouwing en bebouwingspercentages (afgeleid van de GBKN). De herstructureringsmogelijkheden zijn in kaart gebracht op basis van het gemeentelijk beleid. Opgemerkt kan worden dat het netto bebouwingpercentage een indicator is waarmee bepaald kan worden in hoeverre er nog beschikbare ruimte is. In het algemeen kan een vermenigvuldigingsfactor worden gebruikt van 1,8 om van netto naar bruto bebouwingsoppervlak te gaan. Op deze manier is een bedrijventerrein met een netto bebouwingspercentage van ca. 40% nagenoeg vol erbij van uitgaande dat 20% van het terrein beschikbaar moet zijn voor infrastructuur e.d. Op deze wijze ontstaat per terrein een overzicht van de mogelijkheden tot intensievere benutting en/of herstructurering. De bespreking per bedrijventerrein betreffende deze herstructureringmogelijkheden is opgenomen in de bijlage. Achtereenvolgens zijn besproken de bedrijventerreinen opgesomd in onderstaande tabel. Tevens is hierin de conclusie samengevat van deze inventarisatie. Bedrijventerreinen Bakkersdam Heesbeen Meeuwaert Nieuwkuijk Vliedberg Nassaulaan Groenewoud Het Hoog I en II
Ruimtelijke aanpassingsmogelijkheden Niet aanwezig Aanwezig (beperkt) Niet aanwezig Aanwezig (beperkt) Niet aanwezig Niet aanwezig Aanwezig (beperkt) Aanwezig
Ruimtelijke aanpassingsmogelijkheden op bestaande bedrijventerreinen
17
4.5
Conclusie aanbodzijde
Het totaal aan bedrijventerreinen in de gemeente Heusden betreft een netto terreinoppervlak van 157,8 hectare. Hiervan is ruim 53 hectare bebouwd (= 34%). Op basis van de uitgevoerde analyse per bedrijventerrein dient te worden geconcludeerd dat op de bestaande bedrijventerrein nauwelijks mogelijkheden tot inbreiding zijn. Alleen op het bedrijventerrein Groenewoud wordt door middel van een herstructurering nieuwe ruimte gecreëerd. De vrijkomende ruimte op Groenewoud is met name geschikt voor kleinschalige lichte bedrijvigheid (westzijde) en bedrijven met een grote ruimtevraag (midden gedeelte). Overigens wordt er momenteel (oktober 2007) onderzoek verricht naar de mogelijkheden voor herstructurering en revitalisering, van niet alleen bedrijventerrein Groenewoud, maar ook van Nieuwkuijk. Ten aanzien van Nieuwkuijk dient echter te worden opgemerkt dat dit onderzoek niet als primaire doelstelling heeft om tot een verdere verdichting te komen. Veel meer gaat het bij dit terrein om het in kaart brengen van de mogelijkheden tot het verbeteren van de bestaande structuur, om een mogelijke toekomstige leegstand te voorkomen. Het Bedrijvenpark Het Hoog I biedt voor de komende paar jaar nog voldoende ruimte om de concrete vraag te kunnen huisvesten. De verwachting is dat medio 2009/2010 dit terrein volledig is uitgegeven. Op basis van de vraag naar bedrijventerreinen is derhalve vanaf 2010 behoefte aan een nieuw bedrijventerrein. In het volgende hoofdstuk zal hierop nader worden ingegaan. Verder kan worden geconcludeerd dat twee van de acht Heusdense bedrijventerreinen (Groenewoud en Het Hoog) een regionaal karakter hebben. Echter omdat Groenewoud reeds lang geleden geheel is uitgegeven en slechts een opvangfunctie kan vervullen na een ingrijpende herstructurering, biedt Het Hoog de meest reële perspectieven bij het invullen van de regionale taakstelling in de vorm van harde plancapaciteit voor de korte en middellange termijn.
18
5
Match vraag en aanbod
5.1
Vraag en aanbod gemeente Heusden
Voor de gemeente Heusden is onderzocht of er behoefte is naar de ontwikkeling van het bedrijventerrein Het Hoog II. Hiervoor zijn de volgende indicatoren onderzocht: • Benuttinggraad bestaande bedrijventerreinen (inclusief leegstand) • Mogelijkheden tot herstructurering op bestaande bedrijventerreinen • Uitgiftetempo Het Hoog I • Ingeschreven bedrijven Het Hoog / Vraagprofielen bedrijven De eerste indicator laat een beeld zien van een hoge benuttinggraad en laag leegstandspercentage. Dit wil zeggen dat de huidige bedrijventerreinen volop in gebruik zijn en per saldo weinig mogelijkheden tot intensivering kennen. Wel kan op het bedrijventerrein Groenewoud met behulp van een herstructurering beperkt extra capaciteit worden gewonnen (indicator 2). Op termijn ontstaat op dit terrein ruimte voor kleinschalige bedrijvigheid en enkele grootschalige bedrijven (bijvoorbeeld grondverzet en bouwbedrijven). De uitgifte van het nieuwe bedrijventerrein Het Hoog I verloopt conform planning en leidt niet tot leegstand op de bestaande bedrijventerreinen. De eerste fase van Het Hoog I zal naar verwachting medio 2010 uitgegeven zijn. Op basis van provinciaal onderzoek en een nadere uitwerking daarvan voor de gemeente Heusden is geconcludeerd dat de vraag naar ruimte de komende jaren blijft bestaan. Ondanks dat op het bestaande bedrijventerrein Groenewoud extra ruimte wordt gecreëerd, is dit niet voldoende om te kunnen voorzien in de behoefte. De vraag naar extra ruimte wordt verder onderbouwd door de inschrijvingenlijst voor Het Hoog I (zie volgende paragraaf). Derhalve kan worden geconcludeerd dat uitbreiding van Het Hoog I met een tweede fase op korte termijn (vanaf 2010) noodzakelijk is. 5.2
Bedrijventerrein Het Hoog samengevat
Het bedrijventerrein Het Hoog bestaat uit twee fasen. Het eerste deel is momenteel in uitgifte, voor het tweede deel loopt het bestemmingsplanproces. In onderstaande tabel is vraag en aanbod op dit terrein schematisch weergegeven.
Het Hoog I verkocht Het Hoog I gereserveerd Het Hoog I nog uitgeefbaar Het Hoog II uitgeefbaar Inschrijvingen Het Hoog Totaal
Vraag 10,2 ha 1,4 ha
18,8 ha 30,4 ha
Aanbod 10,2 ha 1,5 ha 11,8 ha 10,7 ha 34,1 ha
Het Hoog stand van zaken
Gezien de toename van het gronduitgiftetempo op Het Hoog I in de periode 2004-2006 is de verwachting dat dit tempo, vanwege het economische herstel, alleen nog maar meer zal toenemen. Maar zelfs als dit niet het geval is zal naar verwachting Het Hoog I in de loop van 2010 zijn uitverkocht.
19
De provinciale planningsopgave, opgenomen in het uitwerkingsplan stedelijke regio Waalboss, gaat uit van een minimale planningscapaciteit van 30 hectare voor Het Hoog I en II gezamenlijk. De noodzaak van deze extra capaciteit wordt bevestigd vanuit dit behoefteonderzoek. Kort samengevat kan het volgende geconcludeerd worden: • Er is geen structurele leegstand op bestaande bedrijventerreinen, het lage leegstandcijfer (2%) wijst eerder op een tekort. • De benuttingsgraad van de bestaande bedrijventerreinen is hoog (45%). • Op bedrijventerrein Groenwoud zijn nog mogelijkheden voor herstructurering, het gaat hierbij om 5 tot 8 ha. Het is echter zeer twijfelachtig of deze capaciteit op korte of middellange termijn beschikbaar komt. • Op basis van de doorrekening van de provinciale prognoses voor de gemeente Heusden is er sprake van een accres van 40 ha, waarvan 10 ha door het Hoog II kan worden ingevuld, en 5 tot 8 ha door de herstructurering van Groenewoud. Er resteert dus nog een tekort van 22 tot 25 ha aan plancapaciteit voor de periode 2005-2020. • Het uitgiftetempo van Het Hoog neemt toe, maar zelfs als deze toename weer zou afvlakken naar het gemiddelde, is het Hoog I en II in 2014 geheel uitgegeven. 5.3
Locatie milieucategorie-2 bedrijven
Een opvallend aspect in de analyse naar de toekomstige ruimtevraag is dat er vanuit de lokale markt een relatief grote vraag is naar bedrijventerreinen binnen de milieucategorie 2. Dit zijn bedrijven met een relatief lichte milieuhinderlijk. De provincie Noord Brabant heeft voor dergelijke bedrijven beleidslijnen opgesteld. In landelijke regio’s dienen dergelijke bedrijven op bedrijventerreinen gehuisvest te worden, in stedelijke regio’s juist niet. De gemeente Heusden ligt zowel in de stedelijke regio Waalboss als in de landelijke regio Groot-Langstraat. Gezien de beperkte capaciteit op de bestaande bedrijventerrein in de landelijke regio binnen de gemeente, zullen bedrijven zijn aangewezen op locaties binnen het stedelijk gebied. Ruimte voor met name kleinschalige bedrijvigheid wordt veelal gezocht op de zes lokale bedrijventerreinen. Daarbij moet worden gedacht aan intensivering en kleinschalige uitbreidingen aan de randen van de bestaande bedrijventerreinen. Deze capaciteit is echter beperkt en bovendien kan voor bedrijven met een grotere ruimtebehoefte geen locatie op de bestaande lokale terreinen worden gevonden. Dergelijke bedrijven passen qua aard en schaal niet binnen de relatief kleinschalige woonkernen van de gemeente Heusden. Deze ondernemingen kunnen feitelijk gezien worden als een bedrijf met een lage milieuhinder, toch wordt geadviseerd om deze bedrijven binnen de gemeente Heusden op een bedrijventerrein te lokaliseren. De provincie heeft in haar beleid aangegeven dat bedrijventerreinen primair bedoeld zijn voor bedrijven die ondermeer qua omvang niet in een (woon)kern passen. Gezien de vereiste minimale kavelomvang en het minimale bebouwingspercentage, past het toestaan van grote milieucategorie-2 bedrijven op Het Hoog dan ook binnen de principes van het provinciaal beleid. De gemeente Heusden vertaalt de inpasbaarheid van een bedrijf in een (gemengde) woonomgeving ook vanuit de omvang van een bedrijf. Ten aanzien van de vestigingseisen aan het nieuwe bedrijventerrein, worden dan ook specifieke eisen gesteld.
20
Bijlage 1
Ruimtegebruik bestaande bedrijventerreinen
21
Bijlage 1: Ruimtegebruik bestaande bedrijventerreinen
Bakkersdam Het watergebonden bedrijventerrein Bakkersdam is gelegen ten oosten van de historische kern Heusden. Het bedrijventerrein heeft een terreinoppervlak van 11,6 hectare waarvan 2,9 hectare is bebouwd. Dit bedrijventerrein heeft derhalve een laag bebouwingspercentage van 25%. De overige delen worden vooral benut voor buitenopslag en havenactiviteiten. Gezien het lage bebouwingspercentage zouden er in theorie mogelijkheden tot intensivering aanwezig zijn. Wegens de aard van de bedrijven (logistiek) zijn deze echter al beperkt. De belangrijkste belemmering is echter de Beleidslijn Grote Rivieren, die vanwege de benodigde bergingscapaciteit buitendijks nauwelijks meer ruimte laat voor toevoeging van bebouwing. Daarnaast is het terrein vanwege zijn buitendijkse ligging alleen toegankelijk voor watergebonden bedrijvigheid, en concurreert ze om die reden niet met binnendijks gelegen bedrijventerreinen.
20
Bijlage 1: Ruimtegebruik bestaande bedrijventerreinen
Heesbeen Heesbeen is het tweede bedrijventerrein nabij de kern Heusden. Gezien de ligging in het Landelijk regio Groot-Langstraat heeft dit terrein een lokale functie. Het terrein heeft een oppervlak van 22,1 hectare waarvan 9,7 is bebouwd. Per saldo is 44% van het terreinoppervlak bebouwd. Gezien de bestaande structuur is op dit terrein een beperkte intensiveringslag te maken. Het meest in aanmerking daarvoor komt het braakliggend terreindeel van zo’n 10.000 m² van JonkerFris. Aangezien het terrein in een landelijke regio ligt is een eventuele extra capaciteit alleen inzet voor kleinere lokale bedrijven.
21
Bijlage 1: Ruimtegebruik bestaande bedrijventerreinen
Meeuwaert Meeuwaert is een relatief klein bedrijventerrein ten zuidoosten van Elshout en ten noorden van de A59. In totaal is 4,1 hectare van de 10,8 hectare terreinoppervlak bebouwd. Het percentage bebouwd oppervlak van 38% wordt met name verklaard door het noordoostelijk centraal gelegen braakliggend terrein van een kleine hectare. Voor dit terrein is inmiddels een bouwplan ingediend. Hiermee is het percentage bebouwd verhoogd tot ongeveer 45%.
22
Bijlage 1: Ruimtegebruik bestaande bedrijventerreinen
Nieuwkuijk Het bedrijventerrein Nieuwkuijk ligt ten zuiden van de A59 en heeft een omvang van 17,2 hectare. Dit terrein kent een hoge bebouwingsdichtheid van 55% (9,4 hectare bebouwd). Gezien de ruimtelijke structuur van dit terrein en hoge bebouwingsdichtheid zijn er beperkte mogelijkheden aanwezig tot intensivering. Daartoe komt vooral een braakliggend terrein van 5.000 m² aan de noordzijde in aanmerking
23
Bijlage 1: Ruimtegebruik bestaande bedrijventerreinen
Vliedberg Vliedberg is een relatief klein bedrijventerrein van 9,1 hectare gelegen tussen Vlijmen en Nieuwkuijk. Het bedrijventerrein kent een bebouwingspercentage van ruim 45%. Het overgrote deel van het terrein wordt ingenomen door het bedrijf Koninklijke Sanders. Het braakliggend terreindeel zal op afzienbare termijn worden gebruikt voor de plaatsing van een opslaghal waardoor het bebouwingspercentage zal oplopen tot zo’n 50%.
24
Bijlage 1: Ruimtegebruik bestaande bedrijventerreinen
Nassaulaan Parallel aan de A59 ligt het lokale bedrijventerrein Nassaulaan (7,0 hectare). Dit terrein heeft een gemende bestemming. Het terrein ligt bovendien op korte afstand van woonbebouwing. Het terrein kent een relatief lage bebouwingsdichtheid van 30%. Het terrein wordt vooral gekenmerkt door bedrijven van een lichte milieucategorie met veel buitenopslag. De mogelijkheden voor herstructurering zijn beperkt, aangezien het terrein slechts een beperkte omvang heeft en er voor de bedrijven met grootschalige opslag geen alternatieve locaties voorhanden zijn.
25
Bijlage 1: Ruimtegebruik bestaande bedrijventerreinen
Groenewoud Het bedrijventerrein Groenewoud ligt tussen Drunen en Nieuwkuijk aan de A59. Momenteel wordt voor dit bedrijventerrein een herstructureringsvisie opgesteld. Het bedrijventerrein Groenewoud kan worden gezoneerd aan de hand van de daar aanwezige bedrijvigheid; de zeer grootschalige bedrijven zijn geconcentreerd aan de westzijde en bevinden zich, gescheiden door een groenzone, aan de zijde van de Lipsstraat. De oostzijde van het bedrijventerrein is kleinschaliger van aard. De omvang van de bedrijfshallen is kleiner dan aan de westzijde. De zone aan de Lipsstraat komt voor herontwikkeling in aanmerking als gevolg van het feit dat bedrijven voornemens zijn deze gronden af te stoten. Tevens wordt het braakliggend ingesloten gebied tussen de bedrijfsbebouwing van Alcoa en de straat Groenewoud afgestoten door Alcoa; dat komt daardoor ook voor herontwikkeling in aanmerking. In het kader van het opstellen van de ontwikkelingsvisie bedrijventerrein Groenewoud hebben er gesprekken plaatsgevonden met de drie grootste en meest dominante bedrijven op het bedrijvenpark Groenewoud: Alcoa, Wärtsilä en Outokumpu. Mede uit deze gesprekken is gebleken dat de genoemde bedrijven voornemens zijn de gronden die nu groen zijn ingericht, en die zijn gelegen tussen de bedrijven en de Lipsstraat, af te stoten.
Het te herontwikkelen gebied ligt relatief dicht bij bestaande en te ontwikkelen woongebieden. Het vormt de overgang tussen de woonwijken van Drunen en het bedrijventerrein Groenewoud. De meest dichtbijgelegen woningen liggen op geringe afstand; de grotere woningdichtheid begint op een afstand van ca. 200 meter. Aan de westzijde van de Lipsstraat is met inachtneming van de te hanteren hindercirkels in het kader van de milieuwetgeving - een plan voor nieuwe woningbouw in ontwikkeling. In de zone tussen de Lipsstraat en de woningbouw zou plaats zijn voor kantoren en voorzieningen in een groene setting.
26
Bijlage 1: Ruimtegebruik bestaande bedrijventerreinen
Het bedrijventerrein heeft een oppervlak van circa 80 hectare en heeft een bebouwd oppervlak van ruim 21 hectare. Met de herstructurering van het terrein worden nieuwe mogelijkheden gecreëerd. Per saldo kan binnen de huidige concept visie circa 5 tot 8 hectare beschikbaar komen voor nieuwe bedrijven. Dit nieuw beschikbare areaal bedrijventerreinen is echter niet concurrerend met het Bedrijvenpark Het Hoog. Op dit laatste terrein wordt gestreefd naar een bedrijvenpark met een hoogwaardige uitstraling met bijzondere aandacht voor landschap en architectuur. De herstructurering van Groenewoud laat echter aan de westelijke zijde vanwege de beperkte milieugebruiksruimte en de landschappelijke kwaliteiten van het gebied slechts ruimte voor kleinschalige bedrijvigheid van een lichte milieucategorie. Aan de zuidoostzijde is nog milieuruimte voor wat zwaardere bedrijvigheid. Dit terreindeel is vanwege haar ingesloten ligging ook geschikt voor robuuste bedrijvigheid met een laag beeldkwaliteitsniveau.
27
Bijlage 1: Ruimtegebruik bestaande bedrijventerreinen
Het Hoog I en II Het bedrijvenpark Het Hoog is momenteel in ontwikkeling. Het Hoog I is in uitgifte. Voor de tweede fase wordt momenteel gewerkt aan het bestemmingsplan.
28
Bijlage 2
Behoefteonderzoek ETIN
Aan Cc. Van Betreft Ref. Datum
: : : : : :
Gemeente Heusden, Marino Kuper Gemeente Heusden, Willem van Eijk Gé Wagemakers en Fons van Aalst Uitwerking behoefteonderzoek bedrijventerreinen GW-Heusden/Behoefte Bedrijventerreinen 2 oktober 2007
1.1 Inleiding In het conceptrapport “Behoefteonderzoek bedrijventerreinen gemeente Heusden” van Grontmij is in hoofdstuk 3, paragraaf 3.4 een tabel opgenomen van de provinciale bedrijventerreinenprognose stedelijke regio Waalboss. Uitgangspunt voor die bedrijventerreinenprognose is de raming van de toekomstige werkgelegenheidsontwikkeling volgens een viertal lange termijn scenario’s van het Centraal Planbureau. Vervolgens is op basis van deze werkgelegenheidsraming de ontwikkeling van de werkgelegenheid op bedrijventerrein geprognosticeerd. Van deze werkgelegenheid op bedrijventerrein is vervolgens het ruimtebeslag geraamd. Wij werken in deze notitie een van de vier scenario’s, het Global Economy-scenario, verder uit. Dit scenario gaat ervan uit dat de Europese Unie zich nog verder naar het Oosten uitbreidt. Door de sterke wereldwijde integratie krijgt de arbeidsproductiviteit een sterke impuls waardoor de 1 welvaartsgroei in dit scenario het hoogst is van de vier opgestelde scenario’s . De navolgende tabel geeft de uitkomsten van de werkgelegenheidsraming voor Waalboss voor de periode tot 2020 weer, alsook de banen op bedrijventerrein en de vraag naar nieuw bedrijventerrein.
Tabel 1: Uitkomsten prognose bedrijventerreinen Waalboss 2006-2020 GE-scenario 2005
2020
2005-2020
Werkgelegenheid
(banen)
(banen)
(banen)
Werkgelegenheid totaal
186.067
215.642
29.575
Werkgelegenheid op bedrijventerrein
71.050
87.730
16.680
2006
2020
2006-2020
(ha)
(ha)
(ha)
1.543
2.194
651
Ruimtevraag
Vraag naar bedrijventerrein Bron: ETIN Adviseurs, 2006
De vraag naar bedrijventerrein inde laatste regel van voorafgaande tabel is ook terug te vinden in de voorlaatste regel van de tabel in genoemde paragraaf 3.4.
1
Zie voor een uitgebreide beschrijving: CPB, MNP en RPB. Welvaart en Leefomgeving; een scenariostudie voor Nederland in 2040. Den Haag, 2006.
ETIN Reitscheweg 7e Adviseurs 5232 BX ’s-Hertogenbosch
Postbus 3255 telefoon 073 - 6494090 5203 DG ’s-Hertogenbosch fax 073 - 6494070
E-mail:
[email protected] Pagina 1
Van de raming volgens het GE-scenario voor Waalboss, waarvan in tabel 1 de uitkomsten zijn opgenomen, zullen in het navolgende de overeenkomstige cijfers voor de gemeente Heusden worden ‘afgeschaald’.
1.2 Prognose werkgelegenheidsontwikkeling gemeente Heusden Uitgangspunt voor de prognose van de toekomstige werkgelegenheidsontwikkeling in de gemeente Heusden is, zoals gezegd, het lange termijn scenario Global Economy van het Centraal Planbureau. De navolgende tabel geeft de uitkomsten van de werkgelegenheidsraming voor de gemeente Heusden voor de periode tot en met 2020 weer. De werkgelegenheid is in deze tabel nader verdeeld naar economische sectoren. De werkgelegenheid in de agrarische sector is niet meegenomen in de ramingen die ten grondslag liggen aan de bedrijventerreinprognoses.
Tabel 2: Werkgelegenheidsontwikkeling gemeente Heusden en Waalboss naar economische sector (2006- 2020) GE-scenario Economische Sector
Heusden Werkgelegenheid
Waalboss
Banengroei
Werkgelegenheid
Banengroei
2006
2020
2006-2020
2005
2020
2006-2020
(banen)
(banen)
(%)
(banen)
(banen)
(%)
Industrie
3.461
2.723
- 21,3
30.814
27.084
- 12,1
Bouw
1.335
1.457
9,1
14.289
16.079
12,5
Logistiek/Groothandel
1.938
2.194
13,2
23.555
27.794
18,0
Consumentendiensten en
3.169
3.642
14,9
39.506
49.400
25,0
1.874
2.773
48,0
34.454
44.316
28,6
1.629
1.761
8,1
43.449
50.969
17,3
13.406
14.551
8,5
186.067
215.642
15,9
overige dienstverlening Financiële en zakelijke dienstverlening Overheid en kwartaire dienstverlening Totaal Bron: ETIN Adviseurs
De totale werkgelegenheid stijgt bij dit scenario per saldo met 8,5% in vijftien jaar. De werkgelegenheid in de industrie loopt terug, die in de overige onderscheiden sectoren daarentegen stijgt met gemiddeld zo’n 1,2% per jaar.
ETIN Reitscheweg 7e Adviseurs 5232 BX ’s-Hertogenbosch
Postbus 3255 telefoon 073 - 6494090 5203 DG ’s-Hertogenbosch fax 073 - 6494070
E-mail:
[email protected] Pagina 2
2
De werkgelegenheidsfunctie van de gemeente Heusden in 2006 bedraagt 0,7. In Noord-Brabant houden werkgelegenheid (banen) en beroepsbevolking in 2005 elkaar in min of meer evenwicht; hier heeft de werkgelegenheidsfunctie dus een waarde van circa 1.
1.3 Prognose ontwikkeling werkgelegenheid op bedrijventerrein Voor de bedrijventerreinprognose is het van belang vast te stellen welk deel van de geraamde werkgelegenheid(sgroei) uiteindelijk op bedrijventerreinen terecht zal komen. In tabel 3 is de regionale raming voor Waalboss ‘vertaald’ naar het schaalniveau van de gemeente Heusden. Tabel 3:Ontwikkeling werkgelegenheid op bedrijventerrein gemeente Heusden en Waalbos naar economische sector (2006- 2020) GE-scenario Economische Sector
Banengroei 2006-2020 Heusden
Industrie Bouw
Waalboss*
(banen)
(%)
(banen)
(%)
- 494
- 16,6
- 1.941
- 7,9
415
87,0
2.469
33,5
Logistiek/Groothandel
576
55,1
4.427
27,6
Consumentendiensten en overige
526
140,4
4.110
50,7
Financiële en zakelijke dienstverlening
683
126,7
6.789
56,0
Overheid en kwartaire dienstverlening
85
302,3
826
28,6
1.791
33,0
16.680
23,5
dienstverlening
Totaal * Waalboss 2005-2020 Bron: ETIN Adviseurs
1.4 Prognose vraag naar bedrijventerrein De prognose van de vraag naar bedrijventerrein start met een raming van de ontwikkeling van de werkgelegenheid bij bedrijvigheid die in principe voor vestiging op een formeel bedrijventerrein in aanmerking komt (zie tabel 3). Deze banengroei wordt vervolgens ruimtelijk ‘vertaald’ in een vraag naar dergelijk bedrijventerrein. De bedrijventerreinprognose laat voor de komende 15 jaar een toename van de ruimtevraag zien van per saldo circa 63 ha netto bedrijventerrein. Het navolgende overzicht laat zien hoe de bedrijventerreinprognose 2006-2020 is verdeeld over de onderscheiden economische sectoren.
2
Dit is de verhouding tussen de werkgelegenheid (het aantal banen) en de omvang van de beroepsbevolking in de gemeente.
ETIN Reitscheweg 7e Adviseurs 5232 BX ’s-Hertogenbosch
Postbus 3255 telefoon 073 - 6494090 5203 DG ’s-Hertogenbosch fax 073 - 6494070
E-mail:
[email protected] Pagina 3
Tabel 4: Ontwikkeling van de ruimtevraag gemeente Heusden en Waalboss (2006-2020) GE-scenario Economische Sector
Toename ruimtevraag 2006-2020 Heusden
Waalboss
(ha)
(ha)
-1
40
Bouw
9
68
Logistiek/Groothandel
22
201
Consumentendiensten en overige dienstverlening
18
158
Financiële en zakelijke dienstverlening
13
153
Overheid en kwartaire dienstverlening
2
30
Totaal
63
650
Industrie
Bron: ETIN Adviseurs
Een opmerking is op zijn plaats bij de in de tabel vermelde negatieve waarde voor de economische sector Industrie. De prognose geeft aan dat er voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid in de Industrie in de gemeente Heusden in 2020 minder ruimte nodig zal zijn dan per 2006. Dit betekent niet dat er bedrijventerrein waarop nu industriële bedrijven zijn gevestigd moet worden onttrokken aan hun bestemming. Het betekent dat er per saldo minder nieuw terrein voor uitgifte beschikbaar hoeft te komen.
1.5 Kanttekeningen 1. Gegeven een uitgeefbaar aanbod in de gemeente Heusden per begin 2006 van circa 23 ha 3 resteert een accres van 40 ha bedrijventerrein voor de periode tot en met 2020. 2. Genoemd accres betekent dat naast het realiseren van Het Hoog 2 (plan in de pijplijn, omvang van circa 10 ha netto) nog aanvullend ruimte voor bedrijven gevonden zal moeten worden in orde van grootte van 30 ha netto voor de periode tot en met 2020. 3. Het blijkt dat het bij de vraagprofielen (in het eerder genoemde behoefteonderzoek bedrijventerreinen gemeente Heusden) vermeld aandeel van de vraag per sector redelijk overeenkomt met onze bevindingen uit de exercitie met de provinciale raming. Tabel 5 geeft de gemiddelde relatieve verdeling van de vraag naar bedrijventerrein over de onderscheiden economische sectoren per startjaar en prognosejaar 2020 (GE-scenario).
3
Het accres is het verschil tussen de geraamde ruimtevraag in 2020 en de GERAAMDE vraag per uitgangsjaar 2006. Het is dus NIET het verschil tussen de geraamde vraag in 2020 en de per 2006 bestaande totale netto oppervlakte aan bedrijventerrein of het netto reeds uitgegeven terrein of nog iets anders.
ETIN Reitscheweg 7e Adviseurs 5232 BX ’s-Hertogenbosch
Postbus 3255 telefoon 073 - 6494090 5203 DG ’s-Hertogenbosch fax 073 - 6494070
E-mail:
[email protected] Pagina 4
Tabel 5: Gemiddeld aandeel van de ruimtevraag naar sector gemeente Heusden en Waalboss (2006 en 2020) GE-scenario Economische Sector
Gemiddeld aandeel ruimtevraag Heusden
Waalboss
(%)
(%)
Industrie
42,6
30,9
Bouw
8,2
8,3
Logistiek/Groothandel
25,8
27,5
Consumentendiensten en overige dienstverlening
12,9
16,8
Financiële en zakelijke dienstverlening
9,6
13,1
Overheid en kwartaire dienstverlening
0,8
3,4
100,0
100,0
Totaal Bron: ETIN Adviseurs
Een percentage van gemiddeld 42% voor de industrie komt nagenoeg overeen met de 40% in het behoefteonderzoek. Het percentage van 30% van de totale vraag voor de groothandel spoort qua orde van grootte met onze bevinding: ca 26% voor de sector logistiek/groothandel. Het percentage voor de bouw (15% van de totale vraag) lijkt ons aan de hoge kant. Op basis van onze exercitie komen wij op niet meer dan zo’n 8% van de vraag voor de bouwsector.
ETIN Reitscheweg 7e Adviseurs 5232 BX ’s-Hertogenbosch
Postbus 3255 telefoon 073 - 6494090 5203 DG ’s-Hertogenbosch fax 073 - 6494070
E-mail:
[email protected] Pagina 5
Raad Onderwerp:
V200700979 Vaststelling bestemmingsplan bedrijvenpark Het Hoog ll
Raadsvoorstel Inleiding: Het ontwerpbestemmingsplan Bedrijvenpark Het Hoog ll heeft vanaf 22 mei 2007 gedurende 6 weken ter inzage gelegen om een ieder in de gelegenheid te stellen een zienswijze op dit ontwerp in te dienen. Op dit ontwerp zijn 5 zienswijzen binnengekomen.
Feitelijke informatie: Voor een weergave van de inhoud en de beoordeling van de zienswijzen verwijzen wij hier kortheidshalve naar de nota van zienswijzen zoals die aan dit voorstel is toegevoegd. Naast de ingekomen zienswijzen zijn er na de ter inzagelegging van het ontwerpplan tevens nog nieuwe onderzoeksgegevens ingekomen. Het betreft een actualisering van het behoefteonderzoek naar bedrijfsterreinen in de gemeente Heusden (Grontmij, oktober 2007) en een vleermuizenonderzoek (Bilan, oktober 2007). Beide onderzoeken zijn verwerkt in de bij dit bestemmingsplan behorende toelichting.
Afweging: Onder meer naar aanleiding van de ingekomen zienswijzen en de onderzoeken zijn de volgende wijzigingen opgenomen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan: • De begrenzing van het plangebied aan de noordzijde is veranderd. Als gevolg van de correctie maakt de bomenrij aan de Tuinbouwweg geen deel meer uit van het plangebied. Op deze wijze is zekergesteld dat het onderhavige bestemmingsplan niet leidt tot een aantasting deze bomenrij die fungeert als leefgebied van de ter plaatse aanwezige vleermuizenpopulatie. • In de voorschriften zijn bepalingen opgenomen die voorkomen dat het leefgebied van de vleermuizen wordt aangetast. • In de bij dit bestemmingsplan behorende toelichting wordt de behoefte aan bedrijfsterreinen in de gemeente Heusden nog eens nader onderbouwd aan de hand van het bijgestelde behoefteonderzoek. • In de voorschriften is een koppeling aangebracht met het beeldkwaliteitsplan, waardoor bouwvergunningen aan dit beeldkwaliteitsplan kunnen worden getoetst. De ingekomen zienswijzen gaven voor het overige geen aanleiding tot bijstelling van het bestemmingsplan.
Inzet van middelen: dekking Zoals uit de toelichting valt op te maken leidt de realisatie van dit bestemmingsplan naar verwachting tot een negatief exploitatiesaldo. Exploitatietechnisch gezien worden Het Hoog I en Het Hoog II als één plan beschouwd, dat per saldo een positief exploitatieresultaat heeft. Op dit moment zijn nog niet alle gegevens die nodig zijn voor het opstellen van een exploitatieopzet die als kader kan dienen voor toekomstige kredietvoteringen, voorhanden c.q. bekend. Een dergelijke exploitatieopzet zal daarom in één van de volgende raadsvergaderingen aan u ter vaststelling worden aangeboden.
1/2
Raad Onderwerp:
V200700979 Vaststelling bestemmingsplan bedrijvenpark Het Hoog ll
Advies: Wij stellen u voor bijgaand besluit vast te stellen. Het college van Heusden, de secretaris, mr. J.T.A.J. van der Ven
BIJLAGEN:
de burgemeester, drs. H.P.T.M. Willems
besluit
TER INZAGE: De stukken liggen ter inzage in de leeskamer, locatie Vlijmen.
2/2
Raad Onderwerp:
V200700979 Vaststelling bestemmingsplan bedrijvenpark Het Hoog ll
BESLUIT De gemeenteraad van Heusden in zijn openbare vergadering van 16 oktober 2007; gezien het voorstel van het college van 9 oktober 2007,doc.nr. V200700979; gelet op artikel 25 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening; overwegende dat ambtshalve en naar aanleiding van de ingekomen zienswijzen het bestemmingsplan in gewijzigde vorm kan worden vastgesteld; besluit: het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen overeenkomstig de bij dit besluit horende voorschriften, plankaart en de daarbij behorende toelichting en beeldkwaliteitsplan.
de griffier,
de voorzitter,
A.J. Emmen
drs. H.P.T.M. Willems
3/3