Van De Panne tot Opgrimbie Een indignado over vijf jaar Vlaamse federale minderheid (20082013) – door Osceola Hoofdstuk 1: Een vervelende vraag Beaten on the brow of history / A union forged in slavery (Mark Burgess, The Chameleons, One flesh, 1985) In oktober 2013 was het precies vijf jaar geleden dat de Vlamingen nog een federale regering boven zich hadden die de steun had van 50+1% van hun stemmen. In mijn hoofd neuriën The Smiths een liedje uit mijn jonge tijd: ‘I’ve come to wish you an unhappy birthday’ (1987). Vlaanderen als bezet gebied, van Opgrimbie tot De Panne, onder het juk van de overweldigende Franstalige minderheid (Di Rupo: ‘La Belgique nous appartient’). Nadat de Franstaligen begin jaren 70 vetorechten onderhandelden over van-alles-en-nog-wat in deze staat, wordt de Vlamingen sinds 2008 – in feite sinds de federale verkiezingen van 2007, dat wil zeggen, vanaf het ogenblik dat hun stemgedrag echt fout is beginnen lopen – zelfs het minimum minimorum, het vijgenblad van het naakte parlementaire 50+1%-principe niet meer gegund. ‘On a déjà donné, pourtant on donne toujours.’ Het contrast valt me op tussen hoezeer ik dit een onvoorstelbaar feit vind enerzijds en hoezeer mijn mede-Vlamingen dit een fait divers – een (langgerekt) accident de parcours – lijken te vinden anderzijds. Eric Van Rompuy voorspelde ooit dat België uit elkaar zou vallen doordat op den duur geen Vlaamse meerderheid meer zou worden gevonden om een federale regering te stutten. Dat gebeurde ondertussen vijf jaar geleden, maar op het federale niveau werd gewoon voortgeregeerd. Voor België as we’ve known it sprong in 2008 al het licht op rood, maar de colonne met federale ministers deed alsof het nog steeds groen was en bleef gewoon doorrijden. Gepasseerd worden. ‘Cry foul.’ Ken je dat gevoel? Als je je verkeerslicht op groen ziet springen, maar het kruispunt vol auto’s blijft staan? Recept? Men neme nog wat meer Franstalige partijen in de regering, en … klaar om op te dienen die federale meerderheid. Dachten de Vlamingen tegenover alle grendels op het Belgische huis-van-wantrouwen toch één breekijzer te kunnen plaatsen. Niet dus. Het dreigement van Van Rompuy aan de Franstaligen was maar om te lachen. Bloemetjes verwelken en scheepjes vergaan, maar de federale regering blijft eeuwig bestaan. Verder sjokt de federale karavaan de Van Rompuys – de Vlaamse honden – die blaften maar naar de maan. (Bloemetjes verwelken en scheepjes vergaan
maar de federale regering blijft eeuwig bestaan.) Niet in staat tot verontwaardiging ‘Ach, alles went’ kwaakt de Vlaamse kikker die langzaam in eigen nat wordt gekookt (saignant). Zo browbeaten is de Vlaming, dat hij zelfs dit lijkt te verdragen. Gebrek aan morele verontwaardiging is ons dan ook met de paplepel ingegoten. België is een probleem van fairness zoals dat in het Engels heet. Van democratie (stupid). Een moreel probleem, met name een probleem van vrijheid (het allerhoogste goed). ‘Stop nu eens met dat communautair gezeur (jij kent maar één ding)’ klinkt of betekent zoveel als ‘Stop nu eens met dat gezeur over democratie (jij kent maar één ding)’. Vlamingen vinden België hoogstens een materieel probleem: belastingen, transferten, en ‘in ruil’ daarvoor slordige publieke dienstverlening. Of een organisatorisch probleem: beleidsloosheid (en de maatschappelijke chaos die daaruit volgt). Politiek als kicking cans further down the road. Leterme 2006: ‘België = beslissen niet te beslissen’. Maar wie niet beslist, wordt beslist. België als een oude lekke sloep op de golven van de conjunctuur. In 2007 brak dan de communautaire crisis uit, en hoe komt het dat er sindsdien geen enkele federale maatregel is genomen die me is bijgebleven? (Behalve dat er naar aanleiding van de bankencrisis nog meer Vlaams spaargeld naar Frankrijk wordt versast dan voordien?) 2008-2013, vijf jaar tijdverlies voor de Vlamingen, vijf jaar tijdswinst voor de Franstaligen, want ‘la Belgique est bien comme elle est’ vond Di Rupo al in 2007. In België stemmen Franstalige politici sinds de vergrendeling van 1970 altijd enthousiast ‘ja’, ‘big time’, ‘formidable’ en ‘meer van dat’, tenminste voor wetten die niks veranderen. Ze voelen zich thuis in België, staat dankzij dewelke zij zich ten volle kunnen ontplooien. ‘Now I've had the time of my life / No I never felt like this before / Yes I swear it's the truth / and I owe it all to you’ (Time of my life, 1987). Drie van de vier Franstalige partijen noemen zich progressief, en de vierde heeft ‘réformateur’ in zijn naam staan. Maar wat verbouwingen aan het instituut België betreft zijn ze om ter conservatiefst. Een van de uitzonderingen die het Vlaamse morele vacuüm sinds 2007 wel heeft proberen te vullen, is Jean-Pierre Rondas. Hij maakte – in prachtig Nederlands – wel een splijtende analyse van de geïnstitutionaliseerde immoraliteit van België in zijn hilarisch boek (ware het onderwerp niet om te huilen) De hulpelozen van de macht (2012). Een andere uitzondering waren de bijtend mooie opiniestukken van Peter De Graeve ten tijde van de Leterme-crisis. Etienne Vermeersch, een ander lichtpunt binnen de veralgemeende ethische black-out van Vlaanderen. Flamands de service
Helaas ken ik geen Vlamingen die werken op kabinetten van Vlaamse ministers of staatssecretarissen in de federale regering. Anders had ik hen inconvenient questions gesteld. ‘Hoe voelt het om het beleid (sic) van het minderheidsregime te maken?’ Die stijl weet je wel. (‘Regime’ is voor mij trouwens een neutraal woord, ik bedoel ermee: het politieke systeem that is.) Mijn slecht karakter uit zich daardoor enkel doordat ik mijn Vlaamse kennissen die voor de federale overheid werken als ambtenaar – en federale ambtenaren zijn talrijk, en mijn kennissenkring breed – al eens met een mildere versie van die vraag confronteer. ‘Heb je er dan geen problemen mee dat je werkt voor een overheid die (al vijf jaar) niet democratisch gelegitimeerd is door een meerderheid van de grootste bevolkingsgroep?’ ‘Een schalks vraagje’ zou Cas Goossens het in het onvolprezen Leugenpaleis hebben genoemd. Ikzelf vind mezelf al ‘zwijgend toestemmen’ met het federale beleid pakweg elke keer ik boodschappen doe (en dus BTW betaal) of elke keer ik een pint bestel (en dus accijns betaal). Want immers no taxation without representation. Het probleem België is maar mogelijk door de massa belastingen die de Vlamingen braaf blijven afdokken. Het is de keerzijde van de medaille genaamd Franstalige oververtegenwoordiging, overpolitisering en overconsumptie. Vlaamse belastingen zijn de olie, het gegraai van de Franstalige politici de vlammen. Het geld van de éne is de macht van de andere. ‘To the victor belong the spoils’. De brief met het vensterke is de eerste factuur die in de bus valt, het soort regime dat ermee wordt gevoed is de tweede (maar die komt langs de achterdeur). Maar Vlamingen die voor de federale overheid werken fungeren nog meer als nuttige flamands de service. Niet voor de financiering, maar voor de uitvoering van het Franstalig gedomineerde beleid, en dat is toch nog een graadje erger dan gedwee belastingen blijven betalen? (Occupy Wetstraat.) Is een werkstaking van de Vlaamse federale ambtenaren niet nog veel meer aangewezen dan een belastingstaking van de Vlaamse burgers? Vijf jaar, inbegrepen 500 dagen Summum van ironie was overheidsmanager van het jaar en über-loftsocialist Van Massenhove, topman van de FOD Sociale Zaken. Hij zette in 2011 op het toppunt van de voorbije vijf jaar zonder Vlaamse meerderheid – d.w.z. toen er 500 dagen helemaal geen verkozen federale regering was – een heus media-offensief op. Met een beetje hulp van de staatsomroep, De Zevende Dag en andere vriendjes in de journalistiek mocht hij het volgende dringende verzoek uitbazuinen: ‘Beste domme Vlaamse politici, merken jullie dan niet hoe jullie communautair gehakketak over pietluttigheden de werking van deze voor de rest zo uitstekende federale overheid stokken in de wielen steekt? (En, by the way: beste domme Vlaamse kiezers, willen jullie volgende keer juist stemmen?)’ ‘Zwijgen en voortspelen’ zei de dirigent tot het orkest in de balzaal van de Titanic. ‘Shame’ zeg ik dan opnieuw. Dat richtingloos beleid (meervoud). Die brutale politisering. Die afgebladderde overheidsgebouwen. En die talloze schamele ambtenarenleventjes en -salarisjes vergooid aan paper shuffling en het bedenken van regeltjes. Professor emeritus Huyse ging ooit lesgeven in Zuid-Afrika over
hoe we er in België zo prachtig in slagen verschillende culturen te doen ‘samenleven zonder bloedvergieten’. Huyse, read my lips, België kost wel mensenlevens. ‘En bovendien kunnen door het uitblijven van een regering de ambtenarentopposten die ondertussen zijn vrijgekomen, niet worden ingevuld,’ zette Van Massenhove zijn klaagzang voort. (Die bewering was visionair, want Vande Lanotte zou een paar jaar later pontificaal Van Massenhove zelf aanduiden als nieuwe NMBS-baas.) En dan denk ik: ‘Maar snap dat dan. De lopende band stilleggen was nu net de bedoeling van deze regimecrisis zonder voorgaande. Dat was net de bedoeling van talloze Vlamingen in het stemhokje.’ Een groep die gewoonlijk vrij onverschillig is maar die ondertussen moe-gemilquetiseerd was (klinkt als: door een gehaktmolen gehaald worden). Zo moe dat hij in het stemhokje nog nooit zo massaal ‘neen’ heeft gezegd. ‘I am somebody’ (the Reverend Jesse Jackson, 1972, Los Angeles Coliseum). “Faut le faire” zeg ik dan, want dit neen ging tegen alle niet-verkozen stakeholders van de institutionele status quo in: de politieke kaste (‘ho ho don’t rock the boat!’; ze denkt aan haar parlementair pensioen en was ziedend toen leerling-tovenaar Decroo Jr. in 2010 al na drie jaar de stekker uit de verdoemde Leterme-legislaturen trok), vakbonden en VBO, ambtenarij – en de Nationale Bank van België als Pretoriaanse Wacht daarvan, koningshuis, gesubsidieerde kunstenaars, en VRT – inbegrepen Walter onZinzen en andere vast benoemde betweters op rust. Alsook dito professoren die de preekstoel inklimmen, en dus het tegengestelde bereiken van wat ze prediken. Eyskens, Huyse, Zinzen (ook hij heeft iets professoraals), mannen uit een vervlogen (mentale) tijd. Dus Van Massenhove, snap dat dan. Het is de bedoeling dat zo aan het regime wordt gezegd: En nu stoppen voor een rood licht, zoals iedereen. ‘Basta!’ zegt Beppe Grillo moegetergd. 500 dagen zonder regering. Buitenlandse kennissen spreken me grinnikend aan en zeggen: ‘Jullie zijn degenen die aantonen dat politici useless zijn: geen regering en je merkt gewoon: het werkt bij jullie even goed!’ Momentje, I beg to disagree. Stilstaan is achteruitgaan. Geen regering en het werkt bij ons even slecht. Niet beslissen als er geen regering is, én niet beslissen als er wel een regering is. Plus ook als er geen nieuwe federale regering is blijft het gewicht van de politieke kaste (‘eigen volk eerst’) op de samenleving loodzwaar. Een uittredende regering gaat haar boekje des te meer te buiten naarmate het vacuüm groter wordt. ‘Le vide se comble’ zoals de Franstaligen dat cynisch zeggen. Decrem ging apetrots oorlogje spelen met de Amerikanen tegen Libië en hoopt dat hij – met de steun van een minderheid van de Vlamingen – het volgende Navo-baasje mag worden. Ondertussen redde de federale ontslagnemende minderheidsregering met miljarden Vlaams belastinggeld de Dexiaaandeelhouders. Hoe minder de Vlaming van België houdt, hoe meer hij de factuur ervan lijkt gepresenteerd te krijgen. De zesde staatshervorming krijgt de – verkeerd-stemmende – Vlaming er als strafexpeditie bovenop. Omdat hij in het stemhoekje zo stout geweest is, moet hij voortaan een jaar langer wachten eer hij nog eens mag gaan stemmen.
De Vlaamse kikker is veel gewend geworden, hij is al gaar (à point), het doet hem niet eens meer met de ogen rollen.
Hoofdstuk 2: Van pas komende antwoorden Oublier le temps Des malentendus Et le temps perdu… Oublier ces heures Qui tuaient parfois… Ne me quitte pas (Jacques Brel, 1959) Emmerdeur die ik ben heb ik mijn ongemakkelijke vraag ‘hoe voelt het om een beleid uit te voeren dat zelfs niet door 50+1% van de Vlaamse stemmen wordt gesteund?’ nu al een aantal keer minder of meer tactvol uitgeprobeerd op Vlaamse federale ambtenaren. (Maar don’t try this one – de inconvenient hofnar uithangen – op communiefeesten. ‘Ik ben nogal ne kerel’ zou de zonderling uit de mooie Vlaamse serie Van vlees en bloed zeggen.) Ik heb samengevat maar liefst zeven soorten reacties gekregen: 1. Niet-bewust-zijn van het probleem: wenkbrauwengefrons, blik die doet vermoeden dat ik van Mars kom. 2. Het probleem depolitiseren/privatiseren: ‘Ik moet toch ook boterhammen eten?’ (‘And now you stop mentioning the war’) 3. Persoonlijk worden: “Wat ben jij verzuurd.” (Juist. ‘Grumpy old men’ is een heerlijk BBC-programma. Maar indignados zijn toch veelal jonge mensen? Voor mij is optimisme geen psychische noodzaak, zoals onder Paars voor Verhofstadt bijvoorbeeld. Noem mij desgewenst verzuurd, de schaduw-Walter-Zinzen. Lees deze tekst desgewenst als een pleidooi voor nog wat meer verzuring in Vlaanderen. ‘Left with a bad taste in my mouth’. Mensen die privé gelukkig zijn, moeten de maatschappelijke toestand onder ogen durven zien zoals ze denken dat hij is. Noem dat cynisme. ‘Private happiness, public misery.’ Ik heb geen terugbetaalde antidepressiva, therapie, of zoete CD&V-praatjes over verbinding en verbondenheid nodig. Woede is een kracht. ‘No peace without justice’.) 4. Het spel verleggen: ‘Alsof wat Vlaanderen zelf doet, het beter doet’. (Dit is een ander onderwerp – mijn vraag betrof immers de legitimiteit van de federale overheid, niet de efficiëntie of effectiviteit ervan. ‘Nicht das Fressen, sondern die Moral’. Reactie nummer 4 is dus naast de kwestie, maar de psychologie ervan verdient zeker een grondige behandeling elders of volgende keer.) 5. Variant op het vorige: ‘Maar je kan België niet splitsen want wat ga je met Brussel doen?’ (Ik zucht binnensmonds: ‘Ook dat is een antwoord op een andere vraag! Ik vroeg niet naar het kunnen splitsen van België maar naar het zou moeten splitsen. Should (moral obligation). Sollst. Devrais. Tendrías que. Toe, zeg me nu gewoon even
na: “zou moeten”. Het hoeft je niet je vaste benoeming te kosten. Maar ook Brussel is een probleem voor een andere keer.) 6. De (bewuste?) tegenprovocatie: ‘Mijn Franstalige collega’s worden die Vlaamse politieke fratsen – nationalistische monsterscores et d’autres conneries – stilaan beu.’ (Versta: ‘Deze grap heeft ons al genoeg tijdverlies opgeleverd. Vlamingen moeten maar eens ophouden verkeerd te stemmen. Kunnen we dan nu opnieuw de échte maatschappelijke problemen aanpakken?’ Diepe zucht aan beide zijden van de tafel.) 7. Tenslotte de tegenaanval met het vizier geopend: ‘Dit is toch België? Over heel België beschouwd heeft de federale regering toch wél een – zelfs ruime- meerderheid?’ (Pijnlijke stilte. De hofnar staat zelf met zijn mond vol tanden.) Loft-socialisten Op de zesde en de zevende reactie, de tegenprovocatie en de tegenaanval, wil ik hier graag wat dieper ingaan, want ‘mijn verstand is er te klein voor’ (piet-weet-al Karel De Gucht parafraserend). Ten eerste de tegenprovocatie. Niet zozeer de tegenprovocatie op zich fascineert me, want Vlaamse federale ambtenaren vallen naar mijn intuïtie voor een groot deel samen met de 10% Vlamingen die nog SP.a stemmen. Dit zijn in mijn ervaring mensen voor wie het Belgicisme – Louis Michel noemde het la belgitude – zodanig tot de kern van hun lifestyle behoort dat ze wel voor altijd ‘verloren zullen zijn voor de Vlaamse zaak’. Of is Vlaams links – dat mij dierbaarder is dan men zou denken – louter Belgicistisch vanuit een soort cynische gerrymandering-strategie? ‘Alleen met de hulp van de PS zullen we een linkserig beleid kunnen blijven voeren’. Ik denk het niet, ik denk dat voor vele linkse Vlamingen in navolging van Arno, Daan en andere artistieke dwarsliggers ‘Belgisch’ nog altijd een soort geuzenlabel, een aantrekkelijke pose is. Dat ‘Belgisch’ voor hen (nog altijd) een cachet heeft van modieuziteit, van savoirvivre (b.v. ‘niet-Nederland-zijn’ coûte que coûte; bijvoorbeeld eten en drinken – das Fressen – de Gène Bervoetsen en Peter Van Asbroecken). Van eigenzinnigheid ook (Hemmerechts: ‘Ik vind het net fijn / dat deze staat per definitie geen natie kan zijn’). Och ja en voor ik het vergeet, ook een cachet van solidariteit. Slechts een cachet, want Belgische solidariteit is een wolf die komt in schaapsvacht. Ze wordt afgedwongen middels een resem democratische deficits, niet met barmhartigheid verstrekt. Ze is de ijzeren vuist van Macchiavelli verpakt in een fluwelen handschoen. Ze wordt gehandhaafd um jeden Preis, maar met als resultaat nog steeds 15% armen plus het betonrot van de politisering. Maar helaas ken ik in de Westerse wereld geen socialisten die zo machtsbestendigend en antiemancipatorisch werken als de SP.a (of het moest de PS zijn). Vakbond van het establishment: het koningshuis, de political entrepreneurs (Stevaert, Vandenbossche Sr., Vande Lanotte: ‘on n’est jamais mieux servi que par soi-même’), de murw gesubsidieerde kunstenaars, de ambtenaren. En vakbond van het instand houden van de minorisering van de demografische meerderheid. Marx draait zich om in zijn graf. Links als een slechte grap. Loft-socialisten.
John Crombez duikt voor me op, het toenmalige genie achter de Paarse truc met het Belgacom-pensioenfonds, waarvan de factuur nu jaarlijks aan de federale begroting wordt gepresenteerd. Flamand de service die in een regering zonder Vlaamse meerderheid voor de sluwe Franstaligen nog meer belastingen bij de Vlamingen moet gaan ophalen – faut le faire (bis). Franstalige disconnectedness Nog meer dan de tegenprovocatie zelf fascineert me het beeld dat die provocatie schetst van het wereldbeeld van de – gemiddelde? – Franstalige in kwestie: hij wordt het gedrag van de Vlamingen beu. De gemiddelde Franstalige! Hem moet ik natuurlijk dringend toevoegen aan mijn interview-lijstje (te meer omdat ik graag vreemde talen spreek): ‘Hoe voelt het, nu je liefde tegen je gezegd heeft dat ze niet meer van je houdt?’ De beeldspraak van de stukgelopen liefdesrelatie is natuurlijk niet helemaal juist, maar ik vind ze romantisch. ‘Je suis venue te dire que je m'en vais / et tes larmes n'y pourront rien changer’, Jo Lemaire + Flouze, 1982, met dank aan Serge Gainsbourg. ‘Dis-moi’. Hoe voelt het nu, gemiddelde-Franstalige-in-krokodillentranen? Terwijl je zelf nooit liefde voor je toekomstige ex hebt gevoeld. Zie Hervé Hasquin (MR) meer dan tien jaar geleden nu al: ‘Als de Vlamingen willen raken aan de sociale-zekerheidstransferten, hoéft België voor ons niet meer.’ ‘Gemiddelde Franstalige, hoe voelt het als je – als enige reactie op de mededeling van je historische liefde dat het over is – haar sleutels afpakt zodat ze zonder jouw toestemming het huis niet meer uitraakt? (Vergrendeling wordt dat ook genoemd.) Wie is er dan in feite het eenzaamst? Wie is er dan in feite het zieligst? Jij toch? Eh toi, dis-moi que tu m'aimes Même si c'est un mensonge et qu'on n'a pas une chance La vie est si triste, dis-moi que tu m'aimes (1980, het Charleroise tienersterretje Lio scoort met Amoureux solitaires een nummer één hit in Frankrijk) Jij, als iemand die maar één fase doormaakt in zijn emotioneel bestaan: die van de ontkenning. Jij, aan het eeuwige infuus van de hulpafhankelijkheid. Jij, als een Franky Loosveldt-type uit de Vlaamse sitcom Het Eiland. Kinderlijk egoïsme en gebrek aan empathie te over, maar je – o paradox – steeds tekortgedaan voelend: ‘Denk je dat ik deze relatie zo leuk vind?’ sis je je vrouw toe. Op sommige ogenblikken ontdek je dat je hekel aan haar nog groter is dan de hare aan jou. Dat jij de separatist, de houtworm in het gebinte bent (la mérule, Onkelinx 2007). Je hebt nog steeds je vrouw, jawel, maar veel van je energie gaat naar de patstelling, naar de containment van haar ontheemdheid, terwijl het behangpapier verder vergeelt (het dateert van de jaren zeventig).
De Standaard 1 december 2013: ‘De dertig jaar oude stellingen om het justitiepaleis in Brussel zijn ondertussen zelf aan restauratie toe’. ‘I’ve just had a dream (with my eyes wide open)’. België als eeuwige verbouwing die eeuwig uitgesteld wordt. Door de pauze-knop zolang in te drukken dat hij blijft vastzitten. Door het eeuwige testbeeld ‘Even geduld a.u.b.’ van de vroegere BRT (‘Brussel-Vlaams’). Door de voorgekookte excuses van de NMBScomputerstem voor weer eens een treinvertraging. ‘Wij danken u voor uw begrip’. Maar ik heb allang geen begrip meer. Caretaker government. ‘Regering van lopende zaken’ klinkt iets geschikter in het Engels: immers ‘rien ne va’; niks loopt nog. Een Belgisch minister is permanent in lopende zaken. De conservator van een Pompeï dat hij zelf mee gewild heeft. Soms pompeus, als een Leugenpaleis van Justitie. Zijn aalmoezen hier en daar – inwilliging van genadeverzoeken en dergelijke – zijn slechts het vernis dat de fossilisering moet opleuken. Zelfs op de meubelen letten lukt niet meer. Belgian governments never took care. Een verdriet genaamd België ‘Ne me quitte pas’ bezweer je je toekomstige ex dag na dag, maar in die dwingende vraag is het niet de liefde of de spijt die doorklinkt, maar de angst voor het alternatief: de leegte. Gérard Deprez (MR) tijdens de Leterme-crisis: ‘Wallonië verwacht niéts (en hééft niets te verwachten) van zijn eigen autonomie’. De mooie en arrogante France, je échte liefde, heeft je al te kennen gegeven dat je eerst van je verslaving af moet, wat gezonder en minder vet moet gaan eten, en een deftige baan moet zoeken. De mooie en arrogante France, die al jaren de vrouw is achter wie je wel aanloopt. Terwijl je stiekem weet dat je ze toch niet kan krijgen. Van wie je in feite zelfs weet dat ze het best marrant vindt je aan het lijntje te houden. Van wie je – als je weer eens de slaap niet kan vatten – droomt dat ze met je spot zodra je je rug hebt gedraaid. België is een huis dat moe en afgebladderd is (‘uitgeleefd’ noemt Rik Van Cauwelaert het). De ambtenarij murw gepolitiseerd; ministers die niet verkozen zijn; het parlement belachelijk gemaakt. (De kruimels die van de tafel van de particratie zijn gevallen, dààr mag het parlement ‘over gaan’.) Met Brussel liggend in het midden, als permanent litteken van de mislukking. Het zich misdragende, voor altijd adolescente bastaardkind van een nooit uitgevoerde echtscheiding. Wat prins Laurent is voor Albert en Paola, is Brussel voor België. Onuitstaanbaar want identiteitsloos en dus eeuwig een hekel hebbend aan zichzelf. België in de houdgreep van de kabinet-o-cratie die de Vlaams-Franstalige patstelling gebaard heeft. Ambtenaren hebben het imago van losers, maar als je op een kabinet werkt, dan mag je in België trots zijn. De Belgische ministeriële kabinetten zijn per capita de grootste van de
wereld. Pas-afgestudeerden-met-een-voetje-voor zitten er mee ‘beleid te maken’. Een maximaal aantal beleidsmakertjes gecombineerd met een maximale beleidsloosheid. Ministers komen en gaan / maar kabinetschefs / die blijven aan (of krijgen een andere ‘topjob’ op onze kosten die in de krant soms op een vacature lijkt). Kabinetschefs richten nooit het woord tot mij. Ik ben te min. ‘Down in their bunkers / under the sea / men pressing buttons / don’t care about me’ (Fischer-Z, 1981, Red skies over paradise).
Hoofdstuk 3: De hoer van België How do you stop Before it's too late? You choose and you lose If you hesitate (Joni Mitchell, 1994) En zij? Zij is een passende metafoor voor het verschijnsel ‘Vlaming’: iemand die zich – ook na bijna 200 jaar – nog altijd niet thuis voelt in het eigen huis. ‘Een mens heeft nood aan de droom dat zijn land een huis is met een t ervoor’ (Confederalisme-congres CD&V 2001). Of om Margaret Thatcher tegen te spreken: there should be such a thing as society. In plaats daarvan kreeg de Vlaming – die nooit om België gevraagd heeft – er gratis crisis na politieke crisis bij. Ondertussen steeg de staatsschuld naar Italiaanse hoogtes, en als dat eentonig werd, was er nog altijd de stoet ordinaire gangsterbendes om de verveling mee te verdrijven. De moorden van Nijvel, Haemers, Cools (en de omleggers-van-Cools Castellino-diMauro), Dutroux. Oh, en niet te vergeten de affaires my dear, de affaires. Agusta-Dassault. OmobUniop. Coëme-Mathot-Spitaels (les trois Guys voor de vrienden). Robert Urbain, monsieur 10%. De broertjes-Happart, nog zo’n schatjes. Wansmakelijke grappen opgediend door de partner met wie je opgezadeld werd. Je smaakt de humor van je huisgenoot niet. ‘Ik wil geen grap meneer / ik wil geen grap / j’veux de l’amour’ (Raymond van het Groenewoud 1980). Together alone. De grootste eenzaamheid is samen eenzaam zijn. Je vindt geen tijd of kracht om eindelijk je eigen leven op orde te krijgen, omdat losraken uit de historische relatie waarin je gekneld zit, al je energie opeist. Je relatie heeft je versleten. Uitputtingsslag. ‘You win, I win, we lose’. Het is te zeggen: “I lose”. Hij deed je al die tijd betalen voor zijn verslaving. Je betaalde om in een relatie te blijven waaruit je weg wou. Wat had je achteraf gezien graag betaald om uit je relatie weg te kunnen. De vlag van Vlaanderen toont een trotse klauwende leeuw, maar je voelt je een uilskuiken. Niet alleen het huis ‘België’ oogt afgebladderd en vergeeld, ook het huis ‘Vlaanderen’ oogt slonzig en grauw. Neem de trein (of het vliegtuig op een onbewolkte dag), kijk uit het raampje, en zie dat Vlaanderen bijna even lelijk is als Wallonië. Je bent nog slechts een schim van de vrouw die je was vóór je schijnhuwelijk. Een vrouw die niet van zichzelf houdt is niet aantrekkelijk. Wie slecht spreekt van zijn (toekomstige) ex is meelijwekkend. En wat je zegt ben je zelf (voor de Engelsen is België gewoon een zielig oud ruziënd koppel).
Het trotse Nederland is geen nieuwe liefde voor je want Nederland kijkt al even meewarig naar Vlaanderen als dat het naar héél België kijkt, zich van elk politieke documentaire afvragend of het comedy is. Zuid-Europa begint vlak na Roosendaal. (Links Nederland heeft een meer oprechte belangstelling voor België dan middle of the road Nederland, maar dan enkel voor de artistieke contrareformatie. De VPRO voert gevaarlijke clowns als Daan Stuyven en gewichtig-doende broekventen als David Van Reybrouck op.) Verplichte liefde Hoe voel jij je nu, terugkijkend op je leven? Eén langgerekte gemiste kans. Je begon met goede wil, ‘tu as donné’. Maar vertwijfeld zag je dat er niets jouw richting uitkwam. Na jaren van pseudo-vivre ensemble je zelfvertrouwen kwijt, uiteindelijk ook je zelfrespect. Vloermat. Voetveeg. Nooit de culot gehad er ‘de stekker uit te trekken’ toen de tijd nog aan jouw zijde stond. Margaret Thatcher: ‘If it is inevitable, bring it forward.’ Ondertussen medeschuldig, medeplichtig aan het débacle. Soms walg je van jezelf. Wie bij de hond slaapt krijgt zijn vlooien. De CVP was de hoer van Vlaanderen, maar Vlaanderen is de hoer van België. ‘Vlamingen hebben méér gemeen met Franstaligen dan met Nederlanders’, orakelt de loftsocialist (want hij las het in Humo). ‘Kom overeen, dat doe ik met mijn lief ook elke dag!’ sist hij. Hij is vol afschuw en onbegrip over het communautaire ‘gehakketak’zoals dat heet. ‘Nationalist!’ bijt hij me toe. (‘Tell me something new. En wie vindt dat België um jeden Preis moet voortbestaan is geen nationalist?’) Door het niet (willen) zien van een uitweg krijgt de loft-socialist dezelfde kleur als het Belgische behangpapier, hij wordt een soort Franstalige. Een gediplomeerde linkse vriend zegt me dat hij dat tof vindt, de zee en de Ardennen in één land. Een argument waarvoor de kunstenaresjes van de ‘Shame’-betoging goedkeurend hun kleren zouden uittrekken. ‘Ons landje is al zo klein’ is er nog zo ééntje (om het af te leren). Herinner je de krachteloze Marianne Thyssen ‘op zijn vrouwtjes’ met haar CD&Vpaniekcampagne 2010 ‘De dialoog’. Politiek niet als meningsverschil, maar als ‘dialoog’. Hoezeer je tegenstander zich ook misdraagt, je zegt hem dat je wil blijven praten. Waardoor die tegenstander zich des te meer misdraagt, uiteraard. Zie Rondas. De uitgestoken hand van CD&V (dixit Markske Beke) kan geen gebalde vuist zijn, want ze is stukgebeten. (Straffe Hendrik? Brave Hendrik zal je bedoelen. ‘Gekke Henkie’ zeggen de Nederlanders.) CD&V is murw, gevoelloos geworden voor pijn, ‘platgespoten’. Become (un)comfortably numb (Pink Floyd, 1979). (Maar het is niet haar eigen hand die ze uitsteekt. Het is die van de Vlaming die zij meent zo goed te vertegenwoordigen. Ha, de hand van een ander uitsteken is gemakkelijk.) België als verplichting. Verplichting om overeen te komen. (Merk op hoe deze zin zichzelf uit verband rukt.) In het land met het hoogste aantal echtscheidingen ter wereld. ‘Gelukkige huwelijken lijken op elkaar; ongelukkige huwelijken zijn allemaal verschillend’ (Tolstoj). ‘The trenches dug within your heart’ (U2, (Sunday) Bloody Sunday,1983).
Je voelt je medeschuldig. Het is oorlog in je hoofd. Wrok vecht er met zelfverwijten. In gezelschap ben je onzeker geworden. Je bent enkel nog afwezig aanwezig. A la recherche de ton temps perdu. En het ergste is nog: niemand heeft medelijden met je. Sommigen vinden je harteloos. Je staat er helemaal alleen voor. Disconnectedness bis Met een cynisme dat we niet van een ethicus gewoon zijn vergelijkt Philippe Van Parijs (sympathieke Franstalige Brusselaar en UCL-professor) België met een huwelijk waarin de man zijn slechte gewoontes niet verandert omdat hij het echtscheidingsdreigement van zijn vrouw niet gelooft. Etienne de Callataÿ (eveneens Brusselaar en UCL-professor, maar ook rijkenbankier en exPSC-cabinettard) is de enige publieke Franstalige die ik ken die zegt dat Franstalig België de greep waarin het zijn Vlaamse concubine houdt wel wat zou mogen lossen. ‘Franstalige politici moeten ophouden de Vlamingen een beleid op te leggen dat niet in minstens één ander buitenland wordt gevoerd’ liet hij een paar jaar geleden in Le Vif/L’Express optekenen. Vertaald naar de liefde: ‘Als je mij een ander koppel vindt waar de vrouw een eigen kamer mag hebben, hoef je niet meer elke nacht bij mij te slapen.’ De Callataÿ is de enige Franstalige die ik ken met wroeging over de aangerichte verwoesting. De enige. En nog altijd de enige als ik hierover met de occasionele Franstalige probeer te praten. Verder dan een poging om van het Belgische probleem een taalkwestie te maken komt hij niet. ‘En effet autrefois il y avait sans doute un certain non-respect du flamand’. Als water van een eend glijdt mijn hier-en-nu morele invalshoek van hem af. Dat heeft hij gemeen met de loftsocialist. ‘The trenches dug within our hearts’. Enzovoort. Het is dit lage Franstalige politieke EQ, dat ik hierna Franstalige disconnectedness zal noemen –‘on a marre des bêtises nationalistes des flamands’. Het is dit lage Franstalige politieke EQ dat de lagere-middenklasse-Vlaming moe tergt. Moegetergdheid die nog groter is geworden sinds deze federale minderheidsregering – zodra ze in het zadel was geholpen door de wanhopige Vlaamse traditionele partijen – prompt een belastingoorlog begon tegen het landsdeel dat niet voor haar heeft gestemd, maar wel het enige is dat in staat is haar voortbestaan te financieren. Disconnectedness. Leterme autistisch? Beeld op het netvlies: crisis 2007. De Vlamingen geven voorlopig niet toe, zodat de Franstalige onderhandelaars Leterme een autist vinden. Mise au point is er als de kippen bij om een UCL-professor psychologie uit te nodigen naar de zondagse RTBf-studios. Jolijt alom als de professor minutenlang Leterme imiteert, bekkentrekkend-à-la-Geert-Hoste.
Hoofdstuk 4: ‘Putain, putain, on est quand-même tous … des Belges’ You gave me nothing Now it's all I got We're one But we're not the same We hurt each other Then we do it again (U2, One, 1992) Ook op de zevende soort reactie, de openlijke tegenaanval, wil ik uitgebreider ingaan omdat ik ze zo interessant vind als reactie. Was diezelfde reactie trouwens ook al niet op het hoogste politieke niveau verwoord door André Flahaut, voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers? ‘Elk parlementslid is een Belgisch parlementslid.’ En recent nog in De Morgen door de onvermijdelijke Sinardet natuurlijk: ‘Et alors?’ Sinardet. Ook al de moeite waard voor een afzonderlijk artikel later en elders. ExcuusVlaming (in Franstalige debatten); brave Vlaming; bloempot-Vlaming; flamand de service. Blaft-niet; bijt-niet. Vastbenoemde opinieschrijver/wijsneus die met elk stuk dat hij in de regimepers schrijft nog maar eens 100 kiezers kwijtspeelt voor de minderheidspartijen. De (bewuste?) redeneerfout die de tegenaanval maakt is de analogie met bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk. In een artikel genaamd ‘Divided Kingdom’ in The Economist van 20 april 2013 werd een boeiende analyse gemaakt van de steeds meer gepolariseerde politieke geografie van het VK: door de decennia heen zijn Labour-regeringen gaan leunen op een parlementaire meerderheid die meer en meer is gaan bestaan uit verkozenen uit het noorden van het VK, terwijl datzelfde is gaan gelden voor Tory-regeringen maar dan wat ZuidEngeland betreft. Geografisch min of meer ongelijk gespreide politieke steun van regeringen is bijna onvermijdelijk in alle democratieën. Mede doordat in het VK een meerderheidssysteem (first past the post) geldt, is het daar zover gekomen dat het amper nog zin heeft voor een linkse inwoner van – say – Kent om Labour te stemmen, of voor een rechtse inwoner van – say – Humberside om Tory te stemmen. Maar wat de toestand in België – anders dan in het VK – maakt tot de dictatuur van de minderheid waarin de Vlamingen zich al vijf jaar bevinden is dat de Vlamingen niet kunnen stemmen voor die partijen die al vijf jaar samen een buiten verhouding groot aandeel hebben in de federale meerderheid (d.w.z. de Franstalige partijen). De inwoner van Kent kan daarentegen nog altijd Labour stemmen, en datzelfde Labour kan nog altijd zijn pijlen richten op swing districts in Zuid-Engeland – net zoals Obama steevast alle hens aan dek roept zodra Ohio aan de einder opdoemt. Samengevat: het VK – en de VS, for that matter – zijn nog altijd één enkele politieke ruimte, waardoor de evolutie in het VK misschien kan worden betreurd, maar zeker niet de mate van illegitimiteit heeft bereikt van de toestand in België.
De Franstalige partijen weten uiteraard dat de Vlaamse stemmen – tenminste op korte termijn, maar in de politiek is een legislatuur een eeuwigheid – irrelevant voor hen zijn. Kortzichtig als ze gedwongen worden te zijn door hun onderlinge snoeiharde concurrentie om ‘beste Franstalige’ te zijn, reageren ze daarop met het voeren van een beleid dat buiten verhouding de Franstalige kiezers bedient. Lees ook Marx in Das Kapital: ‘Pity the capitalist. Hij buit uit, niet omdat hij zo’n slecht karakter zou hebben, maar omdat hij ook maar een willoos radertje is dat mee moet draaien in een pervers systeem.’ Begrotingstekorten als herverdelingsstrategie Terugdringen van het begrotingstekort is daardoor nog minder een prioriteit voor de federale regeringen van de laatste vijf jaar dan voor de federale regeringen daarvoor. Integendeel, begrotingstekorten zijn net de bedoeling van de Franstalige partijen. Want de staatsschuld wordt toch terugbetaald met belastingen van die geografische groep die ondervertegenwoordigd is in die federale regeringen (zie ook de redenering van Louis Verbeke in De Tijd van 2 april 2013). En de overheidsuitgaven die dankzij een begrotingstekort verricht kunnen blijven worden komen toch buiten verhouding de politiek oververtegenwoordigde Franstalige inwoners ten goede. Ambtenarensalarissen; sociale-zekerheidsuitgaven; NMBS-subsidies, en ook meer recente potjes van ‘solidariteit’ die onder Paars werden opgericht, zoals het Groot(?)stedenfonds, de voorschotten aan alleenstaande moeders die hun onderhoudsgeld niet ontvangen, en het sociaal (sic) stookoliefonds. Het boeken van begrotingstekorten en het ophopen van staatsschuld niet zozeer als strategie van herverdeling tussen generaties, maar als strategie van herverdeling tussen Vlamingen en Franstaligen. En als uitsmijter: de Franstaligen houden er meer rekening mee dan dat de Vlamingen vermoeden que la Belgique pète, dat België een aflopend verhaal is. (Lees ULgconstitutionalist Christian Behrendt sinds 2007 in Le Soir of La Libre.) En dan is het natuurlijk perfect rationeel van hen om de put nog wat dieper te maken. ‘Après nous … le vide.’ Veel beter dan de Vlamingen zijn de Franstalige politici – aangevuurd door hun legertje constitutionalisten, een zeldzame diersoort die in geen ander land zoveel voorkomt als in België – in staat het Belgische conflict als het moet ook geopolitiek te benaderen. (‘O ja en graag een corridor naar Bruxelles als dessert asjeblieft.’) De Vlamingen zouden EU-begrotingscommissaris Olli Rehn een standbeeld moeten geven naast die van Breydel & De Coninck op de Grote Markt in Brugge. Magnette was so damn right hem aan te vallen tijdens het recentste PS-congres. Wat Vlaamse politici niet durven, doet Europa wel voor ons: ‘Deepwater Horizon’ eindelijk blussen (want dichtbetonneren is zelfs voor Olli Rehn voorlopig nog een brug te ver). En wat gezegd tegen de burger die denkt dat de stoet van politologen die de Vlaming met hun wekelijks praatje in de regime-gedweeë Vlaamse media verder in slaap wiegen, zich ook maar zouden trachten te buigen over de effecten van het Vlaamse-minderheidsregime van de voorbije vijf jaar? ‘Dream on.’
Hoofdstuk 5 De Franstalige politieke partijen: macht als (dis-)connectedness ‘Macht beu worden overkomt alleen hen die geen macht hebben’ (Giulio Andreotti (1919-2013), zevenvoudig eerste minister van Italië, voor Democrazia Christiana tot aan haar ondergang)
‘It takes two to tango’. Vlaamse minderheidssteun in het parlement betekent overweldigende Franstalige meerderheidssteun in datzelfde parlement. Beseffen de Franstalige politici dan niet dat ze België tegen TGV-snelheid verder in het morele faillissement rijden? (‘Ils nous ont pris la Belgique.’) Blijkbaar niet, Mise au point voert nog een keer cdH-senator, baron en constitutionalist van dienst Francis Delpérée op. Die weet er wel weer een grondwettelijke mouw aan te passen. Wat bezielt de Franstalige partijen om zich niet meer zorgen te maken over het de laatste tien jaar zienderogen slinkende enthousiasme van hun bedpartner? Ik ken slechts één anekdote terzake: Marcel Cheron, de communautaire specialist van Ecolo, scheldt vlak na het bekend raken van de verkiezingsuitslag van 13 juni 2010 Milquet de huid vol in de RTBf-studios, live on camera, wegens te eenzijdig ingezet op containment van de Vlamingen tussen 2007 en 2010 (‘Madame Non’). Is het louter hun onderlinge electorale concurrentie die de Franstalige partijen de kop in het zand doet steken wat de gure wind uit het noorden betreft? Of is het opnieuw disconnectedness met Vlaanderen? Tracht het Nederlands van Di Rupo te verstaan, of dat van zijn vice-eerste ministers Milquet en Onkelinx. Niet verstaan als metafoor van niet begrijpen. Eentaligheid als metafoor van etnocentrisme. Hoeveel blunders kan je begaan voor ze je de kop kosten? Het doodvonnis van het regime dat de bestaansreden is van de Franstalige politieke elite had zij in feite zelf al getekend in de jaren 70. Door – toen al even kortzichtig – toe te staan dat de traditionele Belgische politieke partijen splitsten. (Een regime dat toestaat dat zijn partijen zich geografisch-cultureel splitsen, splitst in feite meteen zichzelf. ‘Ceci n'est plus un pays’.) Toen al heeft de Franstalige politieke elite – vermoedelijk ongewild – een doos van Pandora geopend die ze nooit meer zou kunnen sluiten. In feite was het hek al van de dam toen de Franstaligen op het einde van de 19de eeuw beseften dat ze de Nederlandse taal in België nooit uitgeroeid zouden krijgen. (Nog enkele mislukte aardappeloogsten in la Flandre profonde en het was nochtans zover geweest.) Philippe Van Parijs: ‘Het project van Belgische natievorming is totaal (mijn beklemtoning) mislukt.’ Philippe Moureaux: ‘Van Parijs is geen echte Franstalige’. En het hek was helemaal van de dam toen het Franstalige regime na de Eerste Wereldoorlog het algemeen enkelvoudig stemrecht moest toestaan. Dankzij de socialisten. België is niet bestand tegen democratie, stupid. De échte ‘Bye bye Belgium’ vond al in 1919 plaats.
Disconnectedness-ter De vrij grondige disconnectedness van de Franstalige politici tegenover de Vlaamse werkelijkheid is de disconnectedness van de heerser. Het is de brutaliteit van degene die meent het zich te kunnen veroorloven disconnected te zijn, uitgaand van de vanzelfsprekendheid van zijn macht. (‘La Belgique nous appartient.’ ‘La Belgique sera latine ou ne sera pas.’) Uitgaand van de permanente hallucinatie dat België er nog altijd perfect zou uitzien volgens zijn beeld en gelijkenis. Zich heerlijk onbewust van het feit dat er ook maar iets zou kunnen bestaan als een Vlaamse werkelijkheid die toch niet volledig zou samenvallen met de Belgische. ‘What a splendid isolation.’ ‘C’est un parfum de rêve, un goût de nostalgie (nous étions heureux)’ (Jo Lemaire 1983). België en Frankrijk zijn de enige landen ter wereld (ergens ver weg dreigen wel de Verenigde Staten, le néoliberalisme). Frans is de enige taal, en de tijd staat stil. (‘Vieux temps’, dat is toch een soort Stella?) In België is het koosnaampje van de heerser voor het woord ‘macht’ het woord ‘evenwicht’. Equilibre, één van de meest tricky woorden in de taal van Voltaire. Sowieso al een taal met veel nuttige woorden voor als men weinig wil zeggen. ‘De taal van de diplomatie’ hoor ik barones Doornaert vol bewondering zuchten. ‘Il faut une solution équilibrée’. Performative speech. De zin heeft iets zalvends. Iets bezwerends. In België spreken alleen machthebbers die zin uit. Evenwicht = die toestand waarin de machtsverhoudingen geen krimp geven. Klinkt als: ‘La Belgique est bien comme elle est’ (Di Rupo), als ‘On n’est demandeur de rien’ (idem). Als ‘Il faut honorer le pacte belge’ (Charles Michel). ‘Qué? Pact? Welk pact?’ vraagt degene die de macht beu is, zich af. In zijn oren klinkt pact hoogstens als tijdelijk staakt-het-vuren, als bevroren wapens wegens slechte weersomstandigheden, als de voortzetting van de strijd met achterbaksere middelen (zoals in ‘Warschau-pact’.) ‘Evenwichtige oplossing’. Klinkt als: ‘Splitsing van BHV? Damn we’re gonna make you pay’. Klinkt ook als : ‘De sfeer is goed’. De sfeer niet goed vinden is voor verzuurden, nestbevuilers, en feestbedervers. Maar vooral voor losers. Andreotti grijnst in zijn graf. Ik was ooit op een studiedag over het Belgische pensioenstelsel waarop de Vlaamse spreker zich vertwijfeld afvroeg wanneer we nu eindelijk gingen beginnen met hervormen, en de Franstalige spreker zich vervolgens vertwijfeld afvroeg wanneer we nu eindelijk gingen stoppen met hervormen (en dat was niet alleen te wijten aan de afwezigheid van simultaanvertaling). ‘Aujourd’hui rien,’ schreef Louis XVI in zijn dagboek op de dag voor de bestorming van de Bastille. Net als de Vlamingen zijn de Franstaligen ook kikkers, maar dan gegaard in hun eigen machtsgewenning. Samen met de Vlaamse kunstenaars vonden de Franstalige partijen na de Lambermonthervorming dat België nooit nog hervormd hoefde te worden (‘ils avaient reçu leur fric’). Boudewijn vond dat in 1989 al: ‘Wilfried mon cher, beloof me dat het de laatste keer is’.
Terwijl de minderheids-staatshervorming van 2013 nog niet rond is, mijmeren de Vlaamse partijen – in paniek over wat ze nu weer laten onderhandelen hebben – al luidop over nummer zeven. Franstalige politici blijken te beschikken over een geboorterecht waardoor ze alleen zichzelf in staat achten tot politiek. Eerst moeten de stoute Vlamingen – ‘non-démocratiques’ of toch minstens ‘très très droitiers’ (Le Soir) – voor straf het bezemhok in. Sommige brave Vlamingen – diegenen die het meest trots zijn op hun kennis van het Frans – mogen vervolgens nota nemen; de andere brave Vlamingen mogen koffie brengen. ‘Attendez dans le couloir, il y a quelques chaises là-dedans, on va vous expliquer après’. Verandering, jawel, maar on their terms. Le retour du coeur werd beslist door Maystadt (MOC/PSC) (1987). Paars werd beslist tussen PS en PRL (1999). Het openbreken van de Bijzondere Financieringswet in 1993 en in 2001 gebeurde in de richting aangewezen door de revolver getrokken door het stakende Franstalige onderwijs. Leterme moest zogezegd kiezen tussen oranje-blauw en een staatshervorming, maar kreeg de PS én kon fluiten naar zijn staatshervorming (2008). Disconnectedness. Een gulle greep citaten van Franstalige partijbonzen uit Metro van 22 juli naar aanleiding van le prince Philippe die koning werd: ‘De eenheid van het land is opnieuw bevestigd’ (Didier Reynders, MR). ‘Ons (sic) land is gestabiliseerd’ (Paul Magnette, PS en exmarxist). En bij een kroning hoort ook vuurwerk: ‘Het teken van een nieuw enthousiasme voor België’ (Charles Michel, MR). We noteren als jaartal 2013. 2013. Disconnectedness. Ik vind het zo een passend begrip. In volle regime-crisis laten PS-apparatsjiks (‘Ambassadeur Electro’ et consorts, plus andere hoge piefen op PS-kabinetten) zich nog steeds betrappen met hun handen in de kassa. Jay Leno van The tonight show heeft het altijd al gevonden. ‘The funniest thing are stupid criminals’. The French connection Om nog maar te zwijgen (quod non dus) van de échte bankovervallen door het minderheidsregime op het geld verdiend door de Vlamingen: de stutting van wankelende Franse bankgiganten zoals Dexia zaliger en BNP Paribas met Vlaamse spaarboekjes (exGemeentekrediet, exBacob, exGenerale Bank, en exASLK). De MR organiseert de roof altijd net dat tikje intelligenter, subtieler, charmanter, grondiger dan de PS. (MR-politici lijken ook beter Nederlands te spreken dan PS-politici.) De briljante Didier Reynders op het podium, met Albert Frère – uitmuntend geconnecteerd bij le tout Paris – soufflerend in de coulissen. Alsof ze weten dat België op zijn laatste benen loopt. (Beeld: Imelda Marcos laat nog gauw haar juwelen inpakken vooraleer ze in het door de CIA klaargezette legervliegtuig stapt.) Zie ook de door Paars begeleide kolonisering van onze electriciteitsfactuur door nog een andere tak van het Parijse staatskapitalisme, GDF Suez. Duizenden verdiende Suez-klanten.
Die elke dag mee de elektriciteitstarieven in … Frankrijk laag houden. GDF Suez als public enemy no. 1. Plots lijken de binnenlands-Belgische transfers het werk van broekventen. Frankrijk. De enige buitenlanders die gemeend liefdevol over België tegen me spreken zijn de Fransen. Ze kwijlen en ik voel nattigheid. Ik voel aan mijn theewater dat het is omdat we hen al die jaren rotverwend hebben. Het tegendeel van liefde is onverschilligheid. Het pijnlijkst is de houding van het weekblad The Economist, niet toevallig Brits. In volle Leterme-crisis zag het zijn kans schoon om ongevraagd te adviseren dat een staat die terminaal is, maar beter ook sterft. Sindsdien bericht het gewoon niet meer over Belgische toestanden. België is de rijpe appel in Frankrijks schoot, én oprecht dankbaar voor die eer. Op Frankrijk zelf na is België het meest enthousiaste lid van de Club Med die la Francophonie heet. We zijn dan wel een knechtenvolk, maar van Frankrijk zijn we de meesterknecht. (Hoe schizofreen kan een woord een volk maken: ‘meester-knecht’. Nu draait Hegel zich om in zijn graf.) De Belgen zijn de tweede dapperste der Galliërs. De koloniaal komt l’évolué een vaderlijk schouderklopje geven: ‘Ah qui voilà, ça va mon cher?’ ‘Très bien monsieur, merci, et avec la famille aussi!’ glimt de l’évolué van trots om zoveel majesteitelijke aandacht. La grande France en les p’tits belges. België als Klein-Frankrijk. En de Vlaming? Stockholm-syndroom? Sympathie voor je gijzelnemer? Hij bleef het wel chique vinden om zijn kinderen … Franse voornamen te geven. Gelukkig meestal minder protserig dan in ‘Jean-Jacques De Gucht’. (De kikker is nu bien cuit.) Hij bleef hondstrouw naar … Frankrijk op vakantie gaan, terugkerend met de koffer vol fijne Bordeaux. Zoals de brave gek die zijn inbrekers achternaloopt in de nacht, roepend dat ze zijn uurwerk zijn vergeten. Nederland houdt meer van België dan omgekeerd, maar België houdt nog meer van Frankrijk dan omgekeerd. Disconnectedness quater: als kneuterigheid Menen Franstalige Belgen dan nog steeds dat ze deel uitmaken van een grote cultuur, aan wie kleine culturen zich moeten aanpassen? Ik vind soms een gelijkaardige – subtielere of minder subtiele – Herrschaft-houding terug bij andere volkeren met een grote geschiedenis, de Engelsen, de Nederlanders, de Zweden. Maar bij hen gaat die toch vaker gepaard met een soort relaxte wereldwijsheid (ik zou bijna schrijven: kosmopolitisme). Of wordt die toch minstens vergezeld van een redelijke beheersing van de wereldtaal genaamd het Engels (toegegeven, wat de Engelsen betreft is dat niet zo moeilijk). De kennis van het Engels – en for that matter van andere talen, Duits, Nederlands, Spaans, ik noem maar wat – van onze Franco-Belgische leiders? ‘Faut pas rêver’. Onbestaande of toch minstens om in de grond te zakken van schaamte. Zie bijvoorbeeld Picqué, Thielemans, Demaret: de gepasseerde stoet van Engelsonkundige minister-presidenten/burgemeesters van de hoofdstad van Europa. ‘Shame’. Zie de gepasseerde stoet van Engelsonkundige MR- en PS-ministers van Buitenlandse en Europese Zaken. Net op het federale niveau, het niveau van
het contact van kneuterstaat België met het buitenland, laten de Franstalige talenknobbels zich oververtegenwoordigen. ‘Laat ons dat maar doen, wij kunnen dat beter. On vous expliquera après’ (Barones Doornaert valt pre-emptively in katzwijm). België, het enige land ter wereld waarin de ‘twee’ in het compliment (?) ‘tweetalig’ geen betrekking heeft op het Engels. Met opnieuw Frankrijk als rugdekking. L’exception française als eeuwig excuus voor Franstalig-Belgische politici om zich op internationale vergaderingen uit te drukken in het Frans, de wereldtaal van de Franstaligen (platbroeken als Vanackere doen gretig mee). Leterme, regime-terrorist tegen heug en meug: ‘Alleen maar Frans kunnen, willen, en menen-te-moeten spreken.’ Kneuterig, navelstaarderig, nationalistisch. Erger nog, moeite hebbend met multiculturaliteit, replis sur eux-mêmes. Nochtans zijn het in België de Vlamingen die deze complimenten te beurt vallen. Terwijl de Belgicisten zich zelf zulke prima diplomaten, bruggenbouwers, en internationale compromissensmeders vinden. (En la Wallonie zichzelf het label terre d’accueil aanmeet. On its own terms misschien: ‘Et pour les non-francophones la même chose’.) Zelfs als 500 dagen niet genoeg zijn om in je binnenland een regering bijeen te harken. Zelfs als de Belgicisten niet eens verstaanbaar Engels spreken, en zelfs als ze tot de cultuur behoren die in eigen land gewend is zijn zin te krijgen. Zie ook de zeer schematische manier van wereldopdeling van ex-Buitenlandminister Louis Michel: bipolair, geobsedeerd door de VS. En met leidend licht? Frankrijk (juist, dat was een weggever). Dat als laatste der Galliërs nog weerstand biedt tegen le néoliberalisme. (Als laatste? Neehee, één ander dorpje stemde in 2004 evenmin voor de EU-richtlijn ter vrijmaking van de internationale handel in diensten.) Franstalige politici zijn heersers die paradoxaal genoeg gekenmerkt worden door een kneuterigheid waarvoor ik me plaatsvervangend doodschaam. ‘De as van het goede’ doopte Louis Michel – de wapenleverancier van Nepal – zijn biografie (op de kaft kijkt hij ons allemaal aan als een lieve opa). Plaatsvervangende schaamte is de meest frustrerende schaamte, want je staat machteloos tegen de oorzaak ervan. ‘To suffer fools gladly’ is het lot van de Vlaming. Ik schaam me dat op mijn identiteitskaart het label ‘Belg’ staat, net als op die van mijn pompeuze heersers. (Lydia Protut, dat andere icoon uit Het eiland, zou zeggen: ‘Ik ben niet blij dat gij in mijn team zit.’) Het is eens wat anders, knechten die zich schamen voor hun meesters, eerder dan omgekeerd.
Hoofdstuk 6: De Franstalige politieke partijen (bis): de gekwetste heerser Tout va très bien, Madame la Marquise, Tout va très bien, tout va très bien. Pourtant, il faut, il faut que l'on vous dise, On déplore un tout petit rien … (Paul Misraki, 1935) Maar de heerser is gekwetst, misschien zelfs vernederd. Hij heeft met lede ogen moeten aanzien dat de Vlamingen gedurende decennia hele stukken en brokken bevoegdheid en begroting uit de unitaire staat wegsleurden. Als één langgerekt volksfeest in het paleis van een pas omgevallen Arabische despoot. Schrijnende pijn, jaren later voelt het nog altijd als amputaties (meervoud). En de heerser wordt ’s nachts soms uit zijn slaap gehouden door het doembeeld dat het voor hén wel eens ‘nooit genoeg’ zou kunnen zijn. Hij zag ondertussen zijn eigen dominante cultuur verarmen, en ziet zich al decennia jaar na jaar living hand to mouth transferten aanvaarden van de cultuur die hij ooit probeerde te ‘assimileren’ tot de zijne. Een heerser die zich gedraagt als een bedelaar is een dief. Uitbreiding van het ‘sociaal’ stookoliefonds, dat was de aalmoes die de PS eiste toen Leterme haar einde 2007 vroeg zijn coalitiepogingen te komen depanneren. Ambitie? Veralgemening van het assistanat. Ook bekend als: iedereen een uitkering. ‘C’est la mer à boire’: de heerser zag zijn staatsbedrijven failliet gaan of opgekocht worden. Met als absolute dieptepunt de downfall van de Fortis-hauts-financiers Lippens-VotronMittler, aanspraakmakers op de troon van de ooit soeverein heersende Société Générale de Belgique. Op het hoogtepunt van hun hoogmoed werden ze met pek en veren afgevoerd, als uit een ordinaire goktent in een strip van Lucky Luke. Parvenus zou Di Rupo ze noemen. België, het enige land dat als gevolg van de bankencrisis een grootbank aan het buitenland moest verkopen. (Aan Frankrijk, needless to say. Bof, zuchtte Maurice Lippens achteraf, ‘die van BNP Paribas waren de enige buitenlanders die niet bang waren van het Belgische institutionele doolhof’. ‘Merci Albert F. Merci’.) De Belgenmop is België zelf En tenslotte, to add insult to injury, zag de heerser zich de Belgenmop van de wereld worden door zijn wereldrecord ‘land zonder regering zijn’. (Subliem bewijs uit het ongerijmde van het niet-werken van België: veronderstel namelijk dat België wél werkt, en je stoot onvermijdelijk op een contradictie: 500 dagen aanmodderen tot je je zo vastgereden hebt dat je niet meer vooruit of achteruit kan.) Hoe irritant lang moeten die 500 dagen geduurd hebben voor het Nederlandsonkundige deel van het rondreizende circus dat la diplomatie belge heet? Receptie na receptie, sjieke ambassade na sjieke ambassade daarover vragen krijgen. Daar sta je dan met je Franstalige oververtegenwoordiging. Word je elke keer je de wijn aan het bespreken bent – liever in je zeer goede Frans dan in je krakkemikkige Engels (haha, de
Belgenmop binnen de Belgenmop: ambassadeurs in schabouwelijk Engels, als België niet bestond moest men het uitvinden) – onderbroken met de vraag om eerst de janboel back home nog eens uit te leggen. (‘Huh? Staat “Frans” dan niet meer voor trendy in deze wereld?’ Zie ook de disconnectedness van Mia Doornaert.) Je zou voor minder je glas halfvol wegzetten en de dienstwagen laten voorrijden. De imagoschade is enorm, ze zal de Belgicisten-van-beroep blijven achtervolgen zolang België zal blijven bestaan: ‘Pardon me. Hang on a sec. Zei jij daarnet niet dat land te vertegenwoordigen dat ooit eens – nog niet zo lang geleden – 500 dagen zonder regering zat?’ De omstaanders beginnen te grinniken om je naaktheid. Je beseft plotseling dat je al die jaren in het cocktailcircuit helemaal niets hebt vertegenwoordigd. België is nu al une coquille vide. Je voelt je zelf leeg, useless. (‘Chauffeur’. Je hebt je rug al gedraaid.) ‘Nul’ was het antwoord van Daniel Cohn-Bendit, Franse Groene in het Europees parlement, toen die zichzelf ten tijde van de Leterme-crisette de retorische vraag stelde naar de gecumuleerde internationale impact van België. Ook voor binnenlands gebruik is de schade enorm. Was het me in de hoogdagen van Paars al eens gelukt om met een Franstalige over het Belgische probleem te praten, dan kon die als die wou met een vingerknip de discussie doodmaken (zoals Di Rupo de Paarse regering van weleer). ‘T’es séparatiste, ou quoi?’ ‘Meneer Leterme, houdt u wel van België?’ grinnikte Di Rupo in de campagne van 2007. ‘Ces petites phrases qui tuent.’ Phew. Het is zo een uphill battle geweest voor de Vlamingen. Al bijna 200 jaar lang moeten ze zich schuldig voelen niet te houden van een staat die hen werd opgelegd. Of een Vlaamse Belgicist die beet denkt te hebben: ‘Zeg het dan! Zeg het dan, dat je België wil splitsen!’ (‘Want wat met geweld is samengebracht zult gij niet scheiden.’) Zeer nuttig, dat gebroken taboe. Ha, en hoe zou dat voor wijsneus Karel De Gucht geweest zijn, buitenlandminister tijdens de Leterme-crisis? Beeld: De Gucht in 2007 als verveelde gast in Pauw & Witteman op Nederland 1. De Gucht zingt tien maal na mekaar helemaal zijn arrogante zelf zijnde het refreintje ‘Tout va très bien madame la marquise’. Bij Pauw en Witteman minutenlang wenkbrauwengefrons. Taal en macht De heerser ziet zich uiteindelijk zelfs verplicht zich tot het morrende volk te richten in het patois van het volk zelf, le flamand zoals Franstaligen het Nederlands noemen. (Le flamand. Klinkt als: folklore. Bokrijk, Cyriel Buysse and the like.) Het Nederlands: met 20 miljoen native speakers de achtste taal van de EU, maar voor wie Frans nog altijd een wereldtaal vindt slechts het dialect van 6 miljoen flamands, en dus tijdverlies om het te leren. Herinner le prince Philippe in 2001 glimmend van trots als kersverse vader: ‘Het is een vrouwtje!’ Beluister het gestotter van Di Rupo, of de platitudes van Onkelinx en Milquet,
wanneer ze de pers toespreken na uit de comfort zone van hun ééntalige ministerraad te zijn gerukt. Alsof Vlamingen massaal de politieke geletterdheid van kleuters zouden hebben. Hun strategie is gesofisticeerd: ze lachen de tv-kijkende Vlaming uit door zichzelf uit te lachen. (Trouwens jammer dat de ministerraad – de enige vergadering in België waarin wél oppositie kan worden gevoerd, obstructie zelfs, liet De Gucht zich ooit ontglippen – nooit op tv komt. In de plaats daarvan krijgen we com-media dell’arte van het parlement, de impotenteoppositie-voor-de-tribune, het hysterische Villa Politica.) “Maar kijk eens’, zeggen mijn linkse vrienden me, ‘terwijl ons eigen Frans al decennia verslechtert, is hun Nederlands aan het verbeteren.’ Die bewering blijkt gesteund op een populatie van enkele tientallen écoles d’immersion in Wallonië. Berouw na de zonde? Krokodillentranen op een hete plaat? Elke keer een Vlaamse federale ambtenaar in het Frans antwoordt op een vraag van zijn Franstalige oververtegenwoordigde overste, zou het met een superieur monkellachje moeten zijn. Voor het eerst in de geschiedenis van België begint te gelden dat macht zich uit door het wél spreken van een taal in plaats van door het niet spreken van een taal. Vroeger was de Vlaming trots op die paar woorden Frans die hij van het leger onthouden had, nu maakt hij zich vrolijk om het soort Nederlands dat de Franstalige politici in microfoons stamelen. Als ik Le Soir opensla, ben ik elke keer weer verbaasd dat alleen tv-programma’s van Franstalige zenders worden afgedrukt. De troon van de heerser trilt, net als zijn hand. Remember Philippe Maystadt, de bekwame en eeuwige PSC-machtsminister van (vooral) Financiën (1980-1999). (Hij was het – en niet de kwestie-Happart – die er in 1987 over besliste dat vijf jaar rooms-blauw besparingsbeleid welletjes was geweest.) Voor Maystadt was macht zoiets natuurlijks dat hij het nooit nodig heeft gevonden publiekelijk ook maar een woord Nederlands te spreken. Daarentegen ogen Di Rupo, Onkelinx, Milquet, en le roi Philippe niet als heersers. Ze kijken schichtig om zich heen als ze spreken tegen die omsingeling van Vlaamse microfoons. Ze ogen houterig, stuntelig, gemaakt spontaan. Ze ogen alsof ze niet goed in hun vel zitten, zich bewust van een inconvenient truth somewhere out there, waaraan ze keer op keer worden herinnerd door le vent du nord als de verkiezingsuitslagen binnenwaaien. Vivre ensemble De klap van de 500 dagen zonder regering is nog steeds niet verwerkt. De Belgische Franstalige is als een loft-bewoner die plots de vloer onder zich voelt wegzakken. Niemand had ooit zo brutaal ‘neen’ tegen hem gezegd. Hielden die rare Vlamingen dan al die tijd al niet van dat prachtige land waarin we nu al bijna 200 jaar met hen samenleven? Vivre ensemble zijn de woorden van een partner (partner?) die nooit heeft willen samenleven. De woorden klinken hol, zoals uit de mond van Béatrice Delvaux. Schijnhuwelijk. Politoloog Bart Maddens vond de term ‘politieke solidariteit’ uit (Omfloerst separatisme, 2009). I’ve had a dream en dat soort zaken. ‘Dream on’ denk ik. Zodra ik de term uitspreek is
het de beurt aan de Franstalige in de kroeg om te denken dat ik van Mars kom. In plaats van een gesprek aan te gaan stelt hij me een vraag waarop hij niet eens een antwoord verwacht: ‘Begrijp je dat voor ons Franstaligen het leren van een kleine taal als het Nederlands een grote kost betekent?’ ‘Tu comprends?’ ‘Franchement non’ spookt het door mijn hoofd. (‘Tu sais, als ik jou was zou ik alvast beginnen met het Engels.’) Elkaar niet verstaan, en elkaar niet begrijpen; het Frans heeft daarvoor erg toepasselijk één en hetzelfde woord, (ne pas) comprendre. België als permanente diplomatieke conferentie (De Gucht). De Franstaligen horen plotseling iets dat volgens hen klinkt als le flamand, kijken elkaar een seconde stupéfait aan (‘het moet niet gekker worden’), en grijpen tenslotte collectief naar de koptelefoons. (De charmante broertjes Deborsu, de Callataÿ, de Donnéa, Demotte, Léonard, en Van Parijs: uitzonderingen van deemoed die de regel bevestigen.) Vivre ensemble. ‘En als ge dat niet gelooft, maak ik u wel wat anders wijs.’ Niet vivre ensemble maar (faut bien) vivre avec. Ermee opgescheept zitten. De leugen regeert niet langer, ze is nog slechts een illusie België, gedrocht geboren uit leugen, Leugen-Paleis. Alle Belgen die gelijk zijn voor de wet. Treinen die te laat – of helemaal niet – (aan)komen. Doodrijders die weggeraken met een taakstraf. Vacatures voor bazen van ministeries en overheidsbedrijven die geen vacatures zijn. Dehaene die in zijn mémoires trots beweert dat hij wetten ingewikkelder bleef maken tot niemand ze nog begreep en dus iedereen ermee akkoord ging. CD&V die wanneer de haan kraaide viermaal in een regering zonder Vlaamse meerderheid was gestapt. En commentaarschrijvers in De Morgen die deze leugens minzaam ‘surrealisme’ noemen. ‘Ceci n’est pas un pays’ (bis). Di Rupo sprak toen hij met zijn PS buitenspel stond tijdens het eerste bedrijf van de Letermecrisis over een tristesse infinie parmi les gens. De Belgische vlaggen die in Franstalig België werden uitgehangen tijdens de 500-dagen-crisis hadden een hoog Ne me quitte pas-gehalte. Ze wapperden niet, ze hingen, als bijna dode bladeren in die herfst van 2010. Vlaggen van wanhoop, vlaggen van ontkenning. Faire le deuil bestaat uit meerdere stappen. In denial als eeuwigdurende fase 1. Maar ze leken ook wel op witte vlaggen van overgave. ‘Hou van ons (al hebben we jullie duizend maal bedrogen)’. Het land dat nog niet weet dat het niet meer bestaat. ‘Ceci n’est plus un pays.’ Mocht het land weten dat het terminaal is, dan zou het dadelijk euthanasie vragen. 2010: de Franstaligen moeten nu wel aandacht geven aan hun eigen Belgische verkiezingsuitslag. In 2007 was er in Vlaanderen een soort love’m or hate’m Leterme-furore: ‘Zie, ik maak alles nieuw’. Maar Franstalig België dacht toen nog het zich te kunnen veroorloven z’n neus op te halen, en Leterme met de nek te kunnen aankijken. In de plaats
staarde het gefascineerd naar de triomftocht van Sarkozy richting Elysée. Maar sinds 2007 zou niets nog zijn wat het had geleken. Gedaan met na elke verkiezingen hetzelfde blik brave Vlamingen open te trekken (het type dat alleen stoer doet op De Zevende Dag). Gedaan met ‘plus ça change plus ça reste la même chose’ te grinniken. Niet weten dat het niet meer bestaat. ‘C’est bien dit ça hein’ zou Michel Daerden zaliger grinniken om één van zijn betere wisecracks. Beeld uit Sus & Wis: een blok steen heeft net een klets gekregen van Jerommeke, maar verkruimelt pas twee prentjes later. De heerser zit nu ook al aan de pillen. Hij is rijp voor de psychiater.
Hoofdstuk 7: De Vlaamse politieke minderheidspartijen Wie bang is krijgt ook slaag (Vlaams gezegde)
Terwijl de Franstalige partijen in hun obstructie één front des francophones (FDF) vormen, zijn de Vlaamse partijen verdeeld in hun recepten voor verandering. Er zijn meer manieren om voor iets te zijn, dan om tegen iets te zijn. Er zijn meer manieren om iets los te wrikken, dan om iets vast te betonneren. Toch fascineert het gedrag van de Vlaamse partijen die zich al vijf jaar door het Franstalige regime laten coöpteren. Jean-Pierre Rondas schreef er zelfs een boek over. Vijf jaar vijgenblad voor de heersende dictatuur van de minderheid. Liefst via een ‘toffe ministerpost’ (de quelque chose), dixit Caroline Gennez. Het label les partis démocratiques dat de Franstalige partijen altijd al zo graag gebruikten om het Vlaams Blok uit te sluiten krijgt er plotseling een andere betekenis door. Wie zijn nu de democratische partijen? Indirect rule noemden de Engelsen de strategie volgens de welke ze hun wereldrijk opbouwden. Evolués noemden de Belgische kolonialen de glunderende Congolezen met een bic in hun hemdzakje en wat woorden Frans uit hun mond. ‘Après nous le déluge.’ Politiek als vaste benoeming; politici als kaste. In welk land krijgen links, rechts én centrum een pak slaag tijdens de verkiezingen, en gaan ze daarna bij elkaar uithuilen in de regering? Politiek is dood (‘ils nous ont pris la politique’), leve het kartel van de verliezers. ‘Je moet voor één van ons drie stemmen’, dixit het hilarische stemadvies van Cortebeeck (ACW) in mei 2010. Hoe kan speech zo performative zijn in het bereiken van het tegendeel van wat het bedoelde? (Nooit nog wat gehoord van die man.) ‘… en doe je dat niet, dan krijg je als straf ons alle drie!’ Uit radeloosheid begint De Morgen te schrijven over CD&V alsof het over SP.a ging, en behandelt ze VLD-dinosaurussen met nog meer omzichtigheid dan onder Paars. De maskers van CD&V, VLD en SP.a vielen in 2011 voorgoed af, en hun kiezers konden niet langer negeren dat hun verkozenen naakt waren – dat het hen om de naakte postjes te doen was. Als ratten-in-paniek stoven de ‘hulpelozen van de macht’ naar het dek van de zinkende Titanic. Politiek als een allerlaatste scramble. Misschien waant het ‘Vlaams kartel’ van traditionele partijen zich in hun verliestoestand wel onoverwinnelijk? ‘Kartel’ heeft in 2011 een nieuwe betekenis gekregen in de Vlaamse politiek: of je nu links, rechts of centrum stemt, de cola die je uiteindelijk wordt opgediend heeft steeds dezelfde fletsheid. Plotseling besef je als kiezer dat jou al die jaren slechts de illusie van keuze is voorgeschoteld door de minderheidspartijen (de buit werd achteraf in de coulissen verdeeld). Al die tijd was je niet meer dan de nuttige idioot in hun schimmenspel. (‘We zoeken nog toeschouwers voor De Zevende Dag.’)
Mark Eyskens – de Sinardet van CD&V – riep in het voorjaar op om het kartel tussen CD&V, VLD en Sp.a te formaliseren. Zijn partijgenoten waren geschokt door zoveel eerlijkheid. In Political patronage, bureaucracy and corruption in Postwar Italy schrijft politologe Miriam Golden over ‘a belief that Italy was without any alternative government, and that the governing parties were invulnerable. As a result services could be priced in ever higher amounts’. Quid CD&V? CD&V. De partij waarmee ik als tv-kijkend kind groot geworden ben, toen nog CVP, wordt in haar doodsstrijd onherkenbaar. Tindemans, Martens zaliger, Dehaene, Declerck: ik vond hen als naïeve knaap en jongeman ‘goede mensen’. Wel duffe tsjeven, maar toch ‘goede mensen’. (Met bovendien veel geduld met de Franstaligen.) Niet boosaardig, niet evil. Ze bedoelden het minstens goed, en gaven de burger als hij zich te slapen legde de illusie qu’il y ait un pilote dans l’avion. Als Boudewijn geen Franstalige was geweest, was hij ook een CVP-er geweest. Vaderlijk over mijn schouder meekijkend in de lagere-schoolklas. In den beginne was ook Leterme een ‘goed mens’. De voorbije ongeziene legislatuur verkocht CD&V haar ziel aan de duivel. Voor het eerst kon ze niet langer beweren dat haar Vlaamse minderheid per ongeluk was. CD&V, vroeger ‘boven het gewoel’, nu nijdig partijdig van zich afbijtend, woedend om het gestaag afkalvende imperium. (Gewonde dieren bijten om zich heen. De ÜberKneuter is geen Franstalige maar een Vlaming. Marc Van Peel laat zich in Antwerpen herverkiezen als havenbaas met een filmpje waarin hij een Nederlander in de Schelde duwt. Deze potentaat vindt zichzelf de grappigste van zijn partij. Het filmpje blijkt gemaakt door zijn eigenste zoon. Hij ‘doceert’ iets over media of zo ergens in dezelfde ‘metropool’. Hij krijgt ’s anderendaags van De Standaard veel plaats om te schrijven dat zijn papa wél een lieve papa is.) CD&V mag dan opnieuw niks klaargemaakt hebben de voorbije legislatuur, maar ze heeft wel finaal haar eigen voorvaderen zien verslonden worden. Het echtpaar Martens-zaliger-Smet bestond uit twee pedante betweters à la Mark Eyskens. Dehaene nog veel erger: de grommende graaier. En Declerck & Zn zouden papa’s oprotpremie in eigen streek aan goede doelen besteden. Teruggave aan de belastingbetaler is immers geen goed doel. De minderheidspolitici vertrouwen de staat niet die ze zelf decennialang mee gestalte hebben gegeven (want zij kunnen het weten). Gered door de bel van de beursvloer De naakte drang naar korte-termijn-sauve-ce-qu’on-peut en de kaartenhuizen van patronage en cliëntelisme van de minderheidspartijen legitimeerden zij op het toppunt van hun wanhoop nog enkel door … ‘de financiële markten’. 2011: Marx draait zich minstens een tweede keer
om in zijn graf. Twee Belgische socialistische partijen (en vier andere) zeggen in een Belgische federale regering te stappen vanuit ontzag voor de financiële markten. Socialistische partijen die een objectieve bondgenoot vinden in de financiële markten. Ideologie stierf in 2011. Politiek niet langer als should do maar als cannot do otherwise. Het zijn de financiële markten die de Vlaamse minderheid een soort meerderheid bezorgden die de gewone Vlaming haar niet langer wou leveren. De Vlaamse minderheidspartijen hebben hun ziel verkocht aan de duivel. Want ze gingen regeren officieel puur omdat anders de molensteen genaamd Belgische staatsschuld nog zwaarder zou gaan wegen rond hun nek. Staatsschuld die nota bene mede door de jarenlange deelname aan het federale beleid door de Vlaamse traditionele partijen zelf tot stand was gekomen. (In 2008 had Herman Van Rompuy al eens gezegd dat CD&V haar staatshervormingsbeloftes had ingeslikt wegens omvallende banken. Maar Van Rompuy was geen socialist.) Men zou er zelfs een cynische strategie in kunnen zien: de Belgicisten hoopten de Belgische staatsschuld in het verleden zo hoog op dat ze een molensteen geworden is rond de nek van de tegenstanders van het regime. Begrotingstekorten boeken, niet alleen als herverdeling binnen het regime maar ook als betonnering van het regime. (Zie opnieuw JeanPierre Rondas.) De welvaart van de mensen Maar de Vlaamse regeringspartijen voelden geen schaamte voor hun naaktheid: ‘Goed dat wij er nog waren. Goed dat wij tenminste onze verantwoordelijkheid hebben genomen, en belet hebben dat België aan de verkeerde kant van de eurocrisis zou zijn beland.’ Vijftien jaar geleden bij de euro-toetreding moest België al eens gedelibereerd worden. En nu weer met de hakken over sloot, deze keer met de adem van de speculanten in de nek. België kan als grijze muis comfortabel zijn wagonnetje aanpikken aan Euro-locomotief Duitsland, België ligt midden in Europa, en Brussel is er zelfs de hoofdstad van. Maar toch moeten we blijkbaar blij zijn dat de markten er op het laatste ogenblik vanaf zien om ons op een hoop gooien met periferieën als Portugal en Griekenland. De hand van een CD&V-er is gauw gevuld. Mogen deelnemen aan de Olympische Spelen, gedoogd worden door de financiële markten, publiek komen spelen op De Zevende Dag. ‘Fifty shades of gray, without the seks’, grinnikt The Economist. ‘Ik ben voor middelmatigheid, euh gematigdheid’, hoorde ik een jongeman op de CD&Vloonlijst zich ooit eens tussen pot en pint in de verantwoording van zijn partijkeuze verslikken. ‘I'm a man/ without conviction/ I'm a man/ who doesn't know.’ (Culture Club, Karma chameleon, 1983) Bange CD&V Wouter Beke (CD&V) als Markske van FC De Kampioenen: ‘Omwille van de welvaart van de mensen’. ‘Omwille van de jobs van de mensen’. En hoe betutteld en belogen kunnen ‘de mensen’ zich voelen? De welvaart was al niet meer gevrijwaard; de jobs zijn al aan het verdwijnen (behalve de jobs van de politieke klasse zelf). Belgo-compromissologie-
hoofdstuk-elvendertig: ‘Niemand mag verarmen.’ Maar de verarming was al begonnen. ‘Red de solidariteit’. Terwijl het al lang ieder voor zich is. Vlamingen bang maken als CD&V-verkiezingsstrategie. ‘Also sprach Zarathustra’; deze keer is het de beurt aan Nietzsche om zich om te draaien in zijn graf. ‘Ik? Bang?’ Nietzsche spoelt zijn mond na het woord te hebben uitgesproken. De Vlaming is het al lang gewend qu’il n’y a pas de pilote dans l’avion. En that there is no such thing as society (daar heb je Maggie Thatcher weer). Ieder voor zich, ‘trek uw plan’ als artikel één van de Grondwet (met 15% armen als gevolg). In plaats van de Vlaming is het de CD&V zelf die bang is. Voor de micro zegt CD&V dat het mensen is tegengekomen die dankbaar zijn. Zodra deze mensen hun rug draaien stemt CD&V een wet die zorgt dat er pas om de vijf jaar verkiezingen zullen zijn in plaats van om de vier jaar. Want je weet maar nooit met die dankbaarheid van de mensen. Des kers op de taart was de vaststelling dat zodra hun nieuwe minderheidsregering was opgericht, de traditionele partijen zichzelf prompt dezelfde spoils of office –salarissen inbegrepen oprotpremies, kabinetten en budgetten – toekenden die mee de financiële storm die buiten waait hadden veroorzaakt. ‘Plus ça devrait changer plus ça reste la même chose’. De wereld op zijn kop. Met als argument dat de business class-vluchten, de dienstwagens en de Franse buitenverblijven van de politieke elite of de talloze nutteloze postjes uitgedeeld aan hun hofhoudingen de Belgische economie zouden opkrikken. Maar zou de gemiddelde federale CD&V-er de laatste jaren toch niet een beetje zenuwachtig zijn geweest wanneer hij zijn dorpskroeg binnenstapte? ‘Ladies & gentlemen may I have your attention please: de Mannen Zonder Eigenschappen!’ Een stoet Vanackeres en Verherstraetens komen me voor de geest. (Het is maar een droom.) Politici als beroepsgroep Denken in termen van politici als klasse, eerder dan in termen van partijlabeltjes en ‘ideologische vernieuwingsoperaties’ (sic). Zie hoe talrijke figuren binnen de SP.a haar machtssucces van de voorbije decennia hebben benut om zichzelf (en hun voortkomelingen) een win for life-job in de Belgische (semi-)publieke sector toe te kennen. Aan blauwe zijde had de bvba Decroo & Zn er in 2010 een klinkende verkiezingsnederlaag (en een regering met nog meer socialisten) voor over om de macht te kunnen grijpen binnen de meest bizarre liberale partij ter wereld. De enige die prompt na nog maar eens een nieuwe regeringsdeelname in het land met de derde hoogste belastingdruk ter wereld een … belastingverhoging goedkeurt. (‘Kwaak’ protesteert de kikker een laatste keer.) Politieke partijen zijn het speeltje van een kransje van enkelingen. Van mobiliseringsmachines naar zelfbedieningsmachines. België als meest geperverteerde versie van de representatieve democratie. De politicus als goedboerend familiebedrijf zou er een prachtig studie-object kunnen zijn. ‘Deze week in Netto, weekendbijlage bij De Tijd: de beleggingsstrategie van uw verkozene.’ ‘Kijk eens mama, ik heb geen talent en ben toch rijk’. Goedboerende beroepsgroep rijmt op
boe-geroep. Onze politieke klasse huivert bij het spookbeeld van de Zwitserse referendumdemocratie. De media die draaien op belastinggeld En de VRT? De staatszender met de sowieso al onmogelijke opdracht neutraal/objectief te zijn? Haar vragenstellers – betaald met ons belastinggeld – blijven de traditionele stoet van verliezers uitnodigen in haar studio’s voor de uiteenzetting van hun ‘beleid’. (‘Mijnheer de minister, hoe voelt het nu om al 1/2/3/4/5 (schrappen wat niet past) jaar deel uit te maken van een federale regering die …’) ‘Hou jij ze dom, dan hou ik ze arm’, zei het regime tegen de (com)media. Soms is de meest gekleurde standpuntname het niet innemen van een standpunt. Stilte kan oorverdovend zijn. Ligt het aan het aanwervingsbeleid? Liever een girl next door die in foutloos Nederlands het ‘nieuws’ (sic) afleest dan een politoloog of een economist die het regime fileert? En ondertussen heeft elke partij een VRT-journalist in één of ander parlement zetelen. (Patrick Dewael heeft er zelfs één in zijn echtelijk bed liggen.) Politici en journalisten vragen elkaar ten dans op het trouwfeest van Ivan De Vadder. VRT-journalisten, beroepspolitici, en politologen zitten op onze kosten en op elkaars schoot gefilmd te worden als ze door Geert Hoste in zijn jaarlijkse Nieuwjaarsconférence worden uitgelachen. De zalen van het Vlaams Parlement worden gebruikt voor cursussen ‘mediatraining’ (sic) door VRT-journalisten aan partijwoordvoerders. Belastinggeld financiert belastinggeld, het moet niet incestueuzer worden. ‘I want my money back’. De zelfcensuur is compleet. Politici en media, om en om tollend in hun eigen nat, zorgeloos disconnected. Ze houden zich vast aan elkaar want hun bestaan is ondraaglijk licht, als een walsje op één van hun trouwfeesten. Buiten waait ondertussen de financieel-economische tijd (dixit RV van ‘Dwarskijker’). Laten we de VRT afschaffen (gelijkaardig aan wat de Grieken deden), en de voorheen aangekochte Canvasprogramma’s meteen rechtstreeks op BBC2 bekijken.
Deel 8: En de Vlaming? Hij betaalde voort It's not / What you thought When you first began it By now you know / It's not going to stop 'Til you wise up / (So just … give up) Aimee Mann, Wise up, 1999 En de gewone Vlaming in dit alles? De Guido Pallemans van de rekening? De vergrendelde, de geminoriseerde, de gekleineerde, de gemilquetiseerde? Hij die de macht beu is omdat hij ze nog nooit ook maar in enige mate in zijn vingertoppen gevoeld heeft? Hij kneep zijn neus dicht en betaalde voort. En hij verwachtte niets meer van de macht. (Lord Salisbury tegen Queen Victoria: ‘Change? Why change? Things are bad enough as they are’.) Landen die Cry freedom heten, de Vlaming heeft er ooit wel eens van gehoord. Hij denkt wel eens No peace without justice. (En No pasarán, tot hij zijn taalgrens verder lekgeschoten zag worden door Eric Van Rompuy’s zuivere BHV-splitsing.) Maar hij verzet zich enkel in stilte. Hij is geen revolutionair, geen dromer. Hij is eerder praktisch ingesteld en sluist zijn spaargeld dat hem nog rest na de Grote Bankoverval van 2008 weg van de Di Rupo-taksen. En hij gaat ondergronds. Zoals zijn ouders en voorouders in feite altijd gedaan hebben; zij hebben politiek nooit anders bekeken dan de voortzetting van oorlog met andere middelen. A la guerre comme à la guerre, Franstalig cynisme dat de Vlaming wel kan pruimen. Wat voorafging: De mens is een dier dat lacht, maar de Vlaming is een mens die wacht. In de loopgraven van ’14-’18 op bevelen die hij niet begreep. Sinds het ontstaan van de NMBS op een trein die maar niet komt. En sinds de invoering van het stemrecht op de volgende buslading zonen en dochters van politici die ‘verandering’ zeggen. Hij weet ondertussen dat er drie zekerheden zijn in het leven: death, taxes & politicians. ‘Un Decroo, Declerck, Van Peel … peuvent en cacher d’autres’. Bij de vorige verkiezingen ging een op de tien stemgerechtigden niet stemmen maar toch worden alle zitjes ingenomen. Zoek de fout. (Fientje Moerman: yes you can. Doe het, sta op en laat je zitje leeg.) De Vlaming is het wachten beu. Het beu toeschouwer te zijn van de eigen irrelevantie. De trompettist die heel de ‘Jos Bosmans-show’ lang likkebaardend zijn lippen natmaakte, beseft dat hij nooit aan spelen zal toekomen. (Ik geef toe, het schitterende Leugenpaleis, dat is eigenlijk ook iets van de VRT.) Parlementszetels worden nog altijd met zekerheid gevuld, bij voorkeur met weldoorvoede zonen-en-dochters-van. Maar er zal een ‘Zevende Dag’ komen dat de stoelen in de buurt van het behangpapier leeg zullen blijven. Wegens alle beschikbare Vlaamse applausvee opgebruikt. (All together now: ‘I am somebody’.) Pijnlijke sketch uit de serie In de Gloria (VRT) van rond de eeuwwisseling: wereldkampioenschap paintball ergens in een bos. België is ingedeeld bij Frankrijk. Frankrijk zegt tegen de Belgen ‘wachten’. Het wachten van de Belgen bleek op Godot te zijn. Toen ze finaal werden neergekogeld, hadden ze nog steeds geen schot gelost.
De Vlaming wacht, zonder dat hij nog iets verwacht. (Een land van wachtenden is) geen land voor watjes De Vlaming krijgt e-mails van de minderheidspolitici, die – radeloos like cats on a hot tin roof – vriend (!) met hem willen worden op Facebook. Hij ziet de minderheidspolitici op het nieuws, als ze doen alsof ze hem vertegenwoordigen (‘tout va très bien’) op Europese toppen en begrafenissen van buitenlandse presidenten. Hij ziet ze op het nieuws – iets te gebruind teruggekeerd van hun Provençaalse zomer – naar belangrijk lijkende vergaderingen stappen. (Op de achtergrond steeds weer die ellendige hallucinante snelweg midden door Brussel, genaamd Wetstraat, litteken-op-litteken.) De minderheidsministers dragen steeds dikker wordende stapels papieren in hun armen – metafoor voor ‘verantwoordelijkheid nemen’. Als professionele verantwoordelijkheidnemers zijn ze de goede raad van nietsnut-managerpretender David Brent uit The Office indachtig: ‘Always walk with a document in your hands’. Desondanks neemt de gewone Vlaming zich voor zich de volgende keer in het stemhokje nog baloriger te gedragen dan dat hij de voorbije twintig jaar al gedaan heeft (al is de karavaan met ministers telkens gewoon doorgereden). En hij degradeert als uitsmijter de politiek tot ultieme taboe, tot morele no-go area. ‘Basta. Snap het nu. Ga nu eindelijk allemaal weg,’ zei Beppe Grillo na zijn verkiezingsoverwinning tegen de verzamelde Italiaanse politieke klasse. België is geen land voor zij die week zijn van hart. Gevoelige kijkers wegzappen asjeblieft. Heel veel beleidsmakertjes maar geen beleid. Heel veel ambtenaren maar slonzige dienstverlening. Heel veel belastingen maar nog altijd begrotingstekorten, schuld en 15% armen. Zeer veel politici maar geen democratie. Stemplicht maar een parlement vol opvolgers dat toch niks te zeggen heeft. Zoek de zeven fouten. Kunt u mij de weg naar de uitgang vertellen meneer? ‘Ce pays ne tient pas la route’. ‘Ander onderwerp graag’. (Of ander land. Mentale migratie. Nederland 2, BBC2, ZDF, het zijn ook oplossingen just a click away.) Niet anti-politiek, maar a-politiek in zijn puurste vorm, uit zelfbescherming. Kwestie van what begs belief uit de leefwereld te bannen. Privatisering als oplossing. Geen Provisional IRA, ETA Militar of Umkhonto we Sizwe beginnen, maar gewoon zwijgen over politiek. (Al lang geen kranten meer lezen. Hoogstens nog krantenkoppen, alleen maar om met je moeder te kunnen hoofdschudden: ‘Wat moeten ze altijd schrijven?’) Als je je in Vlaanderen deze dagen politiek druk maakt, ben je niet goed bij je hoofd, of heb je dringend nood aan een hobby. (In Nederland daarentegen is politiek goed, is politiek nodig, en is – ik zeg maar wat, tijdens een praatje in de kroeg – partij kiezen normaal. ‘Maar jongen, ga dan in Nederland wonen…’, zucht de loftsocialist. Hij is altijd al van mening geweest dat een Vlaming dankbaar moet zijn dat hij niet in Zimbabwe ‘is uitgekomen’.) Een hardnekkig ongeluk
Op de vraag ‘Where ya from?’ stamelt de Vlaming uiteindelijk toch maar de onuitspreekbare waarheid ‘Belgium’. Hij herpakt zich en begint uit arren moede te praten over bier, chocolade, en hardrijdende koks die in Vlaanderen wereldberoemd zijn. En gelukkig, gelukkig, op de valreep na twintig jaar weer over de nationale (sic) voetbalploeg. Come and see in 2014: kunnen elf intens verwende miljonairs België redden? (We hebben het niet over het koningshuis, dat andere ‘verbindende’ element.) De Vlaming weet het wel, de belachelijkheid van zijn B-woord begint al bij het volkslied (sic). Tijdens een voetbalinterland klinkt het – zeker vergeleken met het ontroerende Wilhelmus en het sjieke God save the Queen – als haastig-in-elkaar-geflanst-op-bevel-vaneen-Centraal-Amerikaans-operettedictatuurtje. (‘Snel! We hebben iets nodig dat op een hymne lijkt’.) België met de B van Bananenkoninkrijk, als slechte grap die een eigen leven is gaan leiden. Hardnekkig accident op het parcours van de geschiedenis. De patiënt wil maar niet sterven. Paul Magnette slooft zich in zijn columns in regimekrant De Standaard uit om Belgen in het buitenland opnieuw zonder schaamte de Brabançonne te doen zingen (Eh oui een nieuwe koning en een nieuwe voetbalploeg). Maar Magnettes dagdromen zijn om één of andere reden volledig aan de Vlaming voorbijgegaan. Is de stille wraak van de Vlaming – koud opgediend in het stemhokje – eerder een soort zelfbescherming? Een soort zelfbescherming typisch voor de ultieme loser, vers geplukt uit de romans van Brusselmans (De man die werk vond) of de voorstellingen van Wim Helsen (Het uur van de prutser)? Zelfbescherming tegen het verliezen van het laatste greintje zelfrespect dat je nog hebt? Als voetbalspeler in een caféploegje maakte ik het ook wel eens mee: met elf tegen tien, en nog verliezen. ‘Vlaanderen is de enige meerderheid die een minderheid is’, schreef Derk-Jan Eppink ooit. Een mep op je muil krijgen en er nog één gaan vragen. Als kind begreep ik dat al niet, dat de goede Jezus – als een echte CD&V-er – zijn rechterwang aanbood zodra hij een klets op zijn linkerwang had gekregen. (Om niet om te vallen als in een stripverhaal?) De Vlaming verliest al zijn matchen met elf tegen tien. En volgend weekend moet hij wéér aan de bak in een competitie waarom hij nooit gevraagd heeft. Troostelozer kan de weg door het donker naar huis nauwelijks nog zijn. De Vlaming is zijn hele leven al rijp voor de psychiater. Good times for a change See the life I've had Can make a good man bad So for once in my life Let me get what I want Lord knows, it would be the first time The Smiths, 1984, Please please please let me get what I want