Uitwerkingsplan Ypenburgse Boslaan (Zwembad) (Bestemmingsplan Ypenburg-Nootdorp)
(Vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders, d.d. 3 juli 2009, kenmerk DSO/2009.2113)
Inhoudsopgave
Blz.
Toelichting 1. a. b. c.
Inleiding ...............................................................................................................................................4 Aanleiding voor het uitwerkingsplan................................................................................................4 Plangrenzen ........................................................................................................................................4 Leeswijzer............................................................................................................................................4
2. a. b.
Beleidsvoorwaarden en milieuaspecten ..........................................................................................5 Ruimtelijk beleid .................................................................................................................................5 Milieuaspecten ....................................................................................................................................5
3. a. b. c.
Het plan..............................................................................................................................................15 Locatie ...............................................................................................................................................15 Stedenbouwkundige opzet ..............................................................................................................15 Verkeer en parkeren .........................................................................................................................15
4. a. b.
Juridische aspecten .........................................................................................................................16 Algemeen...........................................................................................................................................16 Toelichting op de voorschriften ......................................................................................................16
5.
Economische uitvoerbaarheid ........................................................................................................18
Voorschriften
Toelichting
1.
Inleiding
a. Aanleiding voor het uitwerkingsplan Het bestemmingsplan Ypenburg-Nootdorp is op 26 februari 1998 vastgesteld door de voormalige gemeente Nootdorp. Dit bestemmingsplan is opgesteld om de aanleg van de VINEX-locatie Ypenburg juridisch-planologisch mogelijk te maken, voorzover deze was gelegen op gronden binnen de gemeente Nootdorp. Op dezelfde datum zijn ook de bestemmingsplannen voor de delen van Ypenburg, die vielen op de gronden van de gemeenten Rijswijk en de voormalige gemeente Pijnacker, vastgesteld. Inmiddels maakt vrijwel de gehele VINEX-locatie Ypenburg, na een gemeentelijke herindeling, onderdeel uit van de gemeente Den Haag. Voor de plandelen die ten tijde van de vaststelling in aanmerking kwamen voor ontwikkeling, zijn in het bestemmingsplan Ypenburg-Nootdorp verschillende uit te werken bestemmingen opgenomen. Voor deze uit te werken bestemmingen geldt een bouwverbod, dat wordt opgeheven zodra er een uitwerkingsplan door burgemeester en wethouders is vastgesteld en door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd. Eventueel is het mogelijk anticiperend te werk te gaan, voorzover Gedeputeerde Staten hebben aangegeven hiertegen geen bezwaar te hebben. Het bestemmingsplan Ypenburg-Nootdorp is op 15 oktober 1998 door Gedeputeerde Staten (kenmerk RGG/ARB/150130A) gedeeltelijk goedgekeurd. De onthouding van goedkeuring betrof enkele plandelen die geen onderdeel uitmaken van onderhavig plangebied. Tegen deze gronden en de bijbehorende voorschriften werd nadien geen beroep ingesteld. Het bestemmingsplan Ypenburg-Nootdorp is thans dan ook in werking en onherroepelijk. De aanleiding om dit uitwerkingsplan op te stellen is gelegen in het voornemen binnen deelplan 20 een zwembad te realiseren ten behoeve van de bewoners van het stadsdeel Leidschenveen-Ypenburg. Onderhavig uitwerkingsplan kent één hoofdbestemming namelijk, Recreatie. Binnen die bestemming is het mogelijk een zwembad met bijbehorende voorzieningen te realiseren. b.
Plangrenzen
Het plangebied bevindt zich in deelplan 20 in Ypenburg. Het wordt begrensd door de Ypenburgse Boslaan, het terrein van TNO en door de rest van deelplan 20, waar woningbouw gerealiseerd gaat worden. c.
Leeswijzer
De toelichting bevat in hoofdstuk 2 een beknopte uiteenzetting van de specifiek voor dit uitwerkingsplan aan de orde zijnde beleids- en milieuaspecten. In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van de stedenbouwkundige opzet van het plangebied. Hoofdstuk 4 behelst een beschrijving van het juridische kader van het plan. In hoofdstuk 5 wordt tenslotte de economische haalbaarheid van het plan beschreven.
4
2. a.
Beleidsvoorwaarden en milieuaspecten Ruimtelijk beleid
Nota Ruimte In de Nota Ruimte is het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020 met een doorkijk naar de periode 2020-2030. Eén van de beleidsaspecten van de nota is dat provincies en gemeenten verantwoordelijk zijn voor een voldoende en tijdige beschikbaarheid van ruimte voor wonen en werken en de daarbij behorende voorzieningen, groen, water, recreatie, sport en infrastructuur. Het onderhavige uitwerkingsplan is in lijn met dit uitgangspunt. Streekplan Zuid-Holland West Het Streekplan Zuid-Holland West (2003) ondersteunt de ontwikkeling van de Randstad tot groene Deltametropool. In de zevende herziening van het Streekplan, wordt deelplan 20 aangemerkt als nieuw stads- en dorpsgebied. Regionaal Structuurplan Haaglanden Het Stadsgewest Haaglanden heeft het Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP) vastgesteld. Op basis van het op 16 april 2008 vastgestelde RSP behoort deelplan 20 tot de nieuwe ontwikkellocaties wonen. Structuurvisie Den Haag 2020 De Structuurvisie Den Haag 2020 legt de ambitie vast om van Den Haag een ‘Wéreldstad aan Zee’ te maken. De Wéreldstad aan Zee krijgt vorm door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan) In de kansenzones liggen ontwikkelingsgebieden waarin de ambitie van de structuurvisie het sterkst tot zijn recht komt. De A12-zone De wijken Ypenburg en Leidschenveen zijn in het verleden los van elkaar ontwikkeld. De rijksweg A12 vormde daarbij een duidelijke scheidslijn, omzoomd door bedrijventerreinen. Sinds de gemeentelijke herindeling (januari 2002) is het inzicht ontstaan dat een sterkere programmatische afstemming nodig is voor de ontwikkeling van de deelgebieden aan beide zijden van de A12. Het plangebied van de A12-zone ligt ten oosten van het Prins Clausplein. De A12-zone is een afsplitsing van het samenwerkingsverband Ypenburg. Hoewel het onderhavig gebied als ontwikkelingsvisie A12-zone binnen het RSP staat opgenomen is er uiteindelijk voor gekozen, mede vanwege de snellere ontwikkelingsmogelijkheden voor dit gebied, het buiten de kansenzone van de structuurvisie te laten vallen. b.
Milieuaspecten
Water Deze waterparagraaf behandelt in drie stappen het thema water. Als eerste wordt het beleidskader kort omschreven. Vervolgens staat een korte verwoording van het wateradvies van het Hoogheemraadschap Delfland. Tenslotte staat in de uiteindelijke watertoets weergegeven hoe het beleid en het wateradvies zijn verwerkt. Beleidskader Ten aanzien van het thema water zijn er diverse beleidsstukken op verschillende niveaus van kracht. De belangrijkste zijn: EU Kaderrichtlijn Water Nota waterbeheer Vierde Nota waterhuishouding
Bruisend water ABC-Delfland; Waterplan Den Haag
EU Kaderrichtlijn Water De Europese Kaderrichtlijn water beoogt de bescherming van aquatische ecosystemen en het duurzaam gebruik van water. Daarvoor wordt de Kaderrichtlijn eerst in landelijke wet- en regelgeving omgezet. De
5
Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid. Er worden ecologische èn fysisch-chemische doelen geformuleerd die afhankelijk zijn van de functie van een watergang. Nota Waterbeheer De ‘Nota Waterbeheer 21e Eeuw’ is de basis voor het waterbeheer in Nederland. Naar aanleiding van de hoogwaterproblematiek aan het einde van de 20e eeuw zijn uitgangspunten geformuleerd ten aanzien van het waterbeheer in Nederland. Eén van de hierin opgenomen uitgangspunten van beleid betreft het vasthouden, bergen en afvoeren van hemelwater. Verder zijn enkele hoofdlijnen van de nota: - maatschappelijke bewustwording van het waterprobleem; - ruimte voor water vergroten; - watertoets bij overweging van ruimtelijke ingrepen; - extra investeringen in het waterbeheer. Vierde Nota waterhuishouding Een ander beleidskader op landelijk niveau betreft de ‘Vierde Nota waterhuishouding’ (NW4). Het stedelijk watersysteem wordt aangemerkt als belangrijke drager voor stadslandschappen. Hierbij worden aan het stedelijk watersysteem ecologische, landschappelijke en recreatieve waarden toegekend die de basis moeten vormen voor een hoogwaardig woon-, werk-, en leefklimaat in de bebouwde kom en de directe leefomgeving. Verder wordt er vanuit gegaan dat voor nieuwe gebieden het grootste gedeelte van het regenwater afstromend van verhard oppervlak niet meer wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinrichting, maar wordt geïnfiltreerd in de bodem of rechtstreeks wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater. Bruisend Water De Provincie Zuid-Holland heeft met de Zuid-Hollandse waterschappen een gezamenlijke visie over het waterbeheer in de toekomst opgesteld. Deze visie met de benaming ‘Bruisend Water’ behandelt een aantal thema’s waarop geanticipeerd dient te worden bij beslissingen op het gebied van de ruimtelijke inrichting. Water moet een meer sturende rol krijgen bij de inrichting van Zuid-Holland. Verder richten waterschappen en de provincie zich de komende jaren op duurzaam stedelijk waterbeheer, het beter benutten van zoet water, creëren van ruimte voor de rivieren en het ontwikkelen van een kustvisie. ABC-Delfland Het ABC-Delfland is een ontwerp voor inrichting en beheer van het waterhuishoudkundig systeem van Delfland. Het Hoogheemraadschap van Delfland hanteert het ABC-Delfland als uitgangspunt bij het beoordelen van plannen. Bij nieuwe ontwikkelingen is het beleid van het Hoogheemraadschap dat er een waterberging aanwezig is van 325 m3/ha bruto plangebied. Uiteindelijk doel is het realiseren van een duurzaam watersysteem, ook in bestaand stedelijk gebied. Waterplan Den Haag Verder is voor de gemeente Den Haag van kracht het ‘Waterplan Den Haag’. Het Waterplan is een gezamenlijk beleidsplan van de gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland. In het plan is een visie beschreven voor het samenhangend beheer van de riolering, oppervlaktewater, watergebonden natuur en ondiep grondwater in Den Haag voor de middellange termijn. Waterkwantiteit In 2003 besloten de gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland om samen de waterbergingsopgave voor Den Haag in beeld te brengen en maatregelen af te spreken om het bergingstekort voor de verschillende delen van de stad op te lossen . De Waterbergingsvisie is als deelproject opgenomen in het Waterplan Den Haag. De " Waterbergingsvisie Den Haag" is eind 2006 door het Hoogheemraadschap en de gemeente vastgesteld. In deze visie is de waterbergingsopgave van de gemeente Den Haag in beeld gebracht. Tevens zijn daarbij de maatregelen vastgesteld, die genomen moeten worden om eventuele tekorten op te lossen.
6
Watertoets Voor buitenplaats Ypenburg is in overleg met het Hoogheemraadschap van Delfland een studie verricht naar het ontwerp voor een duurzaam stedelijk watersysteem (Buitenplaats Ypenburg, inrichting waterhuishoudkundig systeem. Grontmij 1990). Op basis hiervan is integraal een watersysteem ontworpen voor alle deelplannen binnen buitenplaats Ypenburg. Uitgangspunten voor het Ypenburgse watersysteem zijn voldoende waterberging, het langzaam laten afstromen van regenwater naar het open water, natuurvriendelijke oevers en het verbeterd gescheiden rioleringsstelsel. Watergangen -en keringen N.a.v. een studie t.b.v. het ontwerp voor een duurzaam stedelijk watersysteem is een integraal watersysteem ontworpen voor de deelplannen van Ypenburg. Uitgangspunten hierbij zijn het langzaam laten afstromen van regenwater naar het open water, natuurvriendelijke oevers en het verbeterd gescheiden rioleringsstelsel. Onderhavig plangebied maakt onderdeel uit van het watersysteem van De Singels. Aangezien daar reeds ruim voldoende waterberging is gerealiseerd is het niet nodig binnen onderhavig plangebied extra waterberging te realiseren. Op de plankaart van het bestemmingsplan Ypenburg-Nootdorp heeft een gedeelte van onderhavig plangebied de bestemming waterkering. Deze waterkering (polderkade) heeft echter inmiddels geen functie meer, aangezien elders in deelplan 20, langs de Plas van Reef en grenzend aan deelplan 25 (de zogenaamde Gavi-kavel) reeds keringen zijn aangelegd die de bovengenoemde waterkering vervangen. Waterkwantiteit In de watervisie van Den Haag is het streven ieder plangebied te laten voldoen aan de 3 waterbergingsnorm van 325 m per hectare voor stedelijk gebied. Daarnaast is in het Nationaal Bestuursakkoord Water afgesproken dat iedere gemeente in 2015 voldoet aan de waterbergingsnorm. 3
Een waterbergingsnorm van 325 m /ha met een peilstijging van 60 cm betekent dat er minimaal 5,5 % oppervlaktewater gerealiseerd dient te worden. Er wordt gestreefd dat niet alleen in de eindsituatie, maar ook in de tijdelijke situatie wordt voldaan aan deze eis. Onderhavig plangebied maakt onderdeel uit van het watersysteem van de wijk De Singels. Aangezien daar reeds ruim voldoende waterberging is gerealiseerd is het niet nodig binnen onderhavig plangebied extra waterberging te realiseren. Watersysteemkwaliteit en ecologie Het afstromende hemelwater van het verhard oppervlak wordt gezien als relatief schoon wanneer er geen uitlogende materialen worden gebruikt. Dit hemelwater kan zonder zuivering afstromen naar het oppervlaktewater. Afvalwater en riolering Het rioolstelsel van deelplan 20 is een verbeterd gescheiden stelsel waarbij het dakoppervlak van de bebouwing geheel conform de beslisboom afkoppelen direct is afgekoppeld naar het oppervlaktewater. Luchtkwaliteit De luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer zijn niet van toepassing omdat art. 5.16 geen toetsing kent voor uitwerkingsplannen. Geluid De functie zwembad is in het kader van de Wet Geluidhinder geen geluidsgevoelige functie. Een geluidsonderzoek is derhalve niet nodig. Bodem In deelplan 20 zijn reeds bodemonderzoeken uitgevoerd. Het deelplan is voldoende onderzocht. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat er een voormalige stort en verscheidene gedempte sloten zijn welke sterk zijn verontreinigd. Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging waarop nog geen beschikking ernst en spoedeisendheid is afgegeven. Ter plaatse van de planlocatie van het zwembad bevind zich een deel van het geval van ernstige bodemverontreiniging. Bij de ontwikkeling van de locatie dient hiermee rekening gehouden te worden.
7
Wanneer in de toekomst een bouwadvies wordt aangevraagd voor (een deel van) deelplan 20, dan zal op dat moment worden beoordeeld of de onderliggende bodemonderzoeken die in ons bezit zijn en/of daarbij worden aangeleverd, nog steeds voldoen en actueel zijn. Indien dit niet het geval is zal een aanvulling hierop en/of een actualisatie daarvan noodzakelijk zijn. Archeologie Kaartgegevens uit het midden van de 19de eeuw geven aan dat het gebied dat nu door deelplan 20 in beslag wordt genomen, ooit een gebied was waar turf werd gestoken. Rond 1850 ontstond daardoor een meer. In de tweede helft van de 19de eeuw is dit meer drooggelegd en is een polder ontstaan. Conform gegevens van de afdeling DSB van de gemeente Den Haag is de kans op archeologische waarden in dit plangebied uiterst klein. Groen Flora- en faunawet De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De Flora- en Faunawet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland. Dit betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in Nederland voorkomende soorten. Die zorg bestaat bijvoorbeeld uit het niet onnodig verontrusten van dieren, onder meer door de wijze en het tijdstip van werken (rekening houden met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen). Daarnaast legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling. Er blijven echter nog veel soorten over die strenger beschermd zijn en waarmee men bij een groot deel van de ruimtelijke ingrepen te maken krijgt (zoals vleermuizen, vogels, eekhoorn, rugstreeppad). Voor deze soorten dient onder bepaalde voorwaarden een ontheffing aangevraagd te worden In het uitwerkingsplan dient aangegeven te worden in hoeverre de uitvoering van het plan belemmerd wordt door de verplichtingen uit de Flora- en Faunawet. De initiatiefnemer mag geen zwaarder (tabel 2 en tabel 3 van de AMvB) door de Flora- en faunawet beschermde planten- of diersoorten verstoren, doden of hun verblijf- of voortplantingplaats vernietigen. Onderzoek in 2005, door Bureau Tauw bv, toont aan dat in het plangebied beschermde broedvogels, kleine modderkruipers, bittervoorns en enkele jagende vleermuissoorten voorkomen. Deze soorten mogen door de uitvoering van de werkzaamheden (voorbelasten, bouwrijp maken en woonrijp maken) geen schade oplopen. Beschermde of bijzondere plantensoorten zijn niet aangetroffen in het plangebied (Atlas van beschermde en bijzondere planten in Den Haag, 2005). Door de werkzaamheden op te starten buiten de periode waarin broedvogels aanwezig zijn, zullen deze soorten geen schade ondervinden. De vastgestelde jagende (algemeen voorkomende, gebouwbewonende cultuurvolgers onder de) vleermuizen ondervinden eveneens geen hinder van de werkzaamheden, evenmin als van de toekomstige situatie. Het is echter niet uit te sluiten dat door de voorgenomen demping van een sloot in het plangebied de beschermde kleine modderkruipers en bittervoorns schadelijke effecten zullen ondervinden. Hiervoor heeft ARCADIS (januari 2007) een mitigatie- en compensatieplan gemaakt, waarin maatregelen worden beschreven die schade aan (individuen van) deze vissen, door overtreding van de verbodsbepalingen 9, 10 en 11 van de Flora- en faunawet, moet voorkomen of de kans daarop moet verminderen. De gunstige staat van instandhouding van deze (in Zuid-Holland) algemene vissoorten wettigt de aanname dat de instandhouding niet in het geding is door de demping van één sloot. Er wordt nieuw leefgebied gecreëerd door een wetering langs het plangebied te verbreden en de oever ecologisch in te richten (onder andere met onderwaterterrassen). Omdat niet geheel is uit te sluiten dat (ondanks de uitvoer van deze schadebeperkende maatregelen) toch nog enige restschade optreedt bij genoemde vissoorten, is een ontheffing ex artikel 75 van de Floraen faunawet bij de Dienst Regelingen van het ministerie van LNV aangevraagd en is compensatie van verlies aan habitat voorzien. Tevens is (op verzoek van de behandelend ecoloog van de Dienst Landelijk Gebied) ontheffing aangevraagd voor het mogelijke toebrengen van schade aan de rugstreeppad, omdat het mogelijk is dat deze pionierssoort zich (na de voorbelasting) vestigt in het plangebied. Deze ontheffingen zijn op 4 juni 2007 verleend (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid, kenmerk FF/75C/2007/0031.toek.to; zie bijlage 1).
8
Herziene Natuurbeschermingswet 1998 De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden (Natura2000-gebieden) is geregeld in de Herziene Natuurbeschermingswet 1998. In oktober 2005 is deze wet in werking getreden. In januari 2006 is de formele aanwijzingsprocedure van Natura 2000-gebieden gestart. Het bestemmingsplangebied ligt niet in en grenst niet aan een Natura2000-gebied. Bomenverordening Den Haag 2005 Volgens de gemeentelijke Bomenverordening 2005 is voor het kappen van bomen een vergunning of een ontheffing nodig. Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning of een ontheffing wordt afgegeven dan wel geweigerd. In de Bomenverordening is een mogelijkheid opgenomen monumentale bomen aan te wijzen. Er zijn geen monumentale bomen in het plangebied aanwezig. Boswet In 1998 zijn de Haagse grote groengebieden buiten de zogenaamde “bebouwde kom Boswet” geplaatst. Daardoor vallen de grote groengebieden nu onder de werking van de Boswet. De Boswet is niet van toepassing als gronden, vastgelegd in een goedgekeurd bestemmingsplan, geen bosbestemming hebben. De Boswet is dus niet van toepassing op onderhavig uitwerkingsplan. Externe veiligheid De centrale doelstellingen van het externe veiligheidsbeleid zijn: • de bescherming van individuen tegen de kans op verwonding of overlijden ten gevolge van een ongeval (plaatsgebonden risico); • de bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een ramp met een groter aantal slachtoffers. In het kader van dit uitwerkingsplan is er gekeken naar de mogelijke risico-bronnen in de buurt van plangebied. Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg Het plangebied ligt niet binnen 200 m van de snelweg of andere delen van de Route gevaarlijke stoffen. Een nader onderzoek naar het groepsrisico, op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, is daarom niet noodzakelijk. Buisleidingen In en nabij Deelplan 20 zijn twee hogedruk aardgastransportleidingen van de Gasunie gesitueerd. Het betreft de W-514-01-KR-027 t/m 29 met een diameter van 12” en een werkdruk van 40 bar en de A-517KR-019 met een diameter van 30” en een werkdruk van 67 bar. De W-514 loopt evenwijdig aan de Ypenburgse Stationsweg en ligt binnen onderhavig uitwerkingsplan De A-517 loopt evenwijdig aan Goowetering. Voor deze leidingen gelden de beoordelingsafstanden vermeld in tabel 1, overeenkomstig de Circulaire zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen, van 26 november 1984. Tabel 1: Beoordelingsafstanden Circulaire zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen Beoordelingsafstand
objecten categorie I
objecten categorie II
W-514
A-517
W-514
A-517
Zakelijk recht zone
4m
5m
4m
5m
Bebouwingsafstand
14 m
30 m
4m
5m
Toetsingsafstand
30 m
95 m
30 m
95 m
Bij het realiseren van nieuwe bestemmingen moet een toetsingsafstand in beschouwing worden genomen. Deze afstand is afhankelijk van diameter en druk, zoals uit bovenstaande tabel blijkt. Nieuwe ontwikkelingen moeten zo veel mogelijk buiten deze contour worden gerealiseerd. Het zwembad ligt uitsluitend binnen de invloedssfeer van de leiding W-514. Het zwembad ligt binnen de toetsingsafstand.
9
Planologische, economische en technische belangen laten een kortere afstand toe. Dit is de zogenaamde bebouwingsafstand, gemeten vanaf het hart van de leiding tot de gevel van de dichtstbijzijnde bebouwing (zie tabel 1). De bebouwingsafstand is afhankelijk van de beoogde bestemmingen in het plangebied. Een zwembad behoort tot een bijzonder object categorie II. De daarvoor geldende bebouwingsafstanden staan in tabel 1. Aan de bebouwingsafstanden wordt, op basis van de thans beschikbare gegevens, voldaan. Een belangrijk onderdeel van de risicobeoordeling als gevolg van de beoogde planontwikkeling is het groepsrisico (GR). Het invloedsgebied voor het bepalen van het groepsrisico is het gebied gelegen tussen de aardgastransportleiding en de zogenaamde 1% letaliteitsgrens. Het is het gebied waarin personen worden meegeteld voor de berekening van het groeprisico. Het invloedsgebied wordt bepaald op basis van de inventarisatieafstand (de 1% letaliteitsgrens) overeenkomstig de Memorandum van de Gasunie “Input groepsrisicoberekeningen, revisie 3” van 21 januari 2008, kenmerk TAM 07.0138 (hierna Memorandum). Deze afstanden staand voor beide aardgastransportleidingen in tabel 2. Op grond van de vernieuwde uitgangspunten uit de richtlijn van het Centrum Externe Veiligheid “Veiligheidsafstanden voor hogedruk aardgasleidingen” van 1 juni 2007, is gebleken dat de bijdrage van 2 het groepsrisico buiten de 35 kW/m contour uiterst gering is. Met andere woorden (beperkt) kwetsbare 2 bestemmingen, gelegen buiten de 35 kW/m contour, dragen niet bij aan het groepsrisico. Wanneer de nieuwe ontwikkelingen buiten deze contour liggen behoeft het groepsrisico toch niet te worden berekend. 2 In de Memorandum zijn de 35 kW/m contouren voor de verschillende diameter en druk combinaties weergegeven. De relevante beoordelingsafstanden voor de eerder genoemde leidingen staan in onderstaande tabel. Tabel 2: beoordelingsafstanden groepsrisico aardgastransportleidingen Beoordelingsafstand
W-514-01-KR-027 t/m 29
A-517-KR-019
140 m
380 m
70 m
160 m
Inventarisatieafstand GR 2
35 kW/m contour
Onderhavig plangebied ligt binnen één van de hierboven vermelde inventarisatieafstanden. 2 Aangezien de geprojecteerde ontwikkeling ook binnen de 35 kW/m contouren liggen is een kwantitatieve risicocoanalyse noodzakelijk. Door DHV is daarom een verantwoording van het groepsrisico opgesteld (rapport MD-MV20090170: ‘Verantwoording groepsrisico zwembad deelplan 20 te Den Haag’ van februari 2009). Dit rapport is als bijlage bij de toelichting gevoegd. De conclusies uit het rapport zijn dat het groepsrisico ten gevolge van de realisatie van het zwembad beperkt zal toenemen en dat het groepsrisico na realisatie van enkel het zwembad zeer waarschijnlijk onder de oriëntatiewaarde van het groepsrisico zal liggen. Aangezien het zwembad zich buiten de 200 meter zone van de aardgasleiding zal bevinden, hoeven er, op basis van de circulaire RisicoNormering Vervoer Gevaarlijke stoffen, geen maatregelen genomen te worden om het groepsrisico te beperken. De Gasunie draagt tevens zorg voor het berekenen van het plaatsgebonden risico (PR). Indien de PR -6 -6 10 -contour groter is dan de bebouwingsafstand, dan prevaleert de PR 10 -contour. Daarbinnen mogen onder geen voorwaarden kwetsbare bestemmingen (bijzondere objecten categorie I) worden gebouwd. Uit het bovengenoemde rapport van DHV is gebleken dat het plaatsgebonden risico geen belemmering vormt voor de realisatie van het zwembad omdat ten gevolge van het transport via de -6 aardgastransportleiding geen 10 per jaar plaatsgebonden risicocontour ontstaat. Hiermee wordt voldaan aan de normen die in de circulaire RisicoNormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen zijn opgenomen ten aanzien van het plaatsgebonden risico. In de omgeving van het plangebied ligt een kerosineleiding. Deze leiding is overigens niet meer in gebruik, maar zou in de toekomst voor andere doeleinden kunnen worden aangewend (CO2). TNO-complex De betekenis van het TNO-complex voor de ruimtelijke ontwikkeling binnen het plangebied moet worden beoordeeld op grond van de Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik van 19 juli 2006 (hierna circulaire). De veiligheidsafstanden zijn, net als ten tijde van de verleende milieuvergunning, gebaseerd op het maximaal optredende effect, zonder rekening te houden met de kans dat dit effect kan optreden.
10
Volgens de circulaire zijn zowel geprojecteerde kwetsbare (woningen) als beperkt kwetsbare objecten (bijvoorbeeld een zwembad of een sportterrein) in de B-zone niet toegestaan. In bijlage IV van de circulaire worden dergelijke objecten nader gedefinieerd. In de C-zone mogen geen gebouwen met vliesgevels of met vergelijkbare grote glasoppervlakken worden gesitueerd. Onderhavig plangebied ligt zowel buiten de B-zone als de C-zone (492 m vanaf de buitenkant van de munitieopslagen). Algemeen milieubeleid Om de Haagse milieuvereisten en ambities ten uitvoering te brengen, is vroegtijdige samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu van groot belang. In het Milieubeleidsplan Den Haag 2001-2006 is het gebiedsgericht milieubeleid geïntroduceerd en er zijn streefbeelden per gebiedstype opgenomen. Dit is nader uitgewerkt in de Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid die de gemeenteraad in september 2005 heeft vastgesteld. Het Milieubeleidsplan Den Haag 2001-2006 is in februari 2006 opgevolgd door de nota ‘Tien voor milieu; contouren voor milieubeleid 2006 - 2010’. In deze Contourennota zijn Haagse ambities vastgesteld voor de speerpunten lucht, klimaat, water en geluid en voor de aandachtspunten vergunningverlening en handhaving, externe veiligheid, afval, binnenmilieu en bodem. Als tiende thema is sturing op milieudoelen opgenomen. De Contourennota onderstreept de ambitie om Den Haag te ontwikkelen tot een duurzame wereldstad aan zee. Bovendien legt de Contourennota verbanden met andere Haagse kaders, zoals de Structuurvisie 2020 en de Maatschappelijke visie 2020. De milieuambities in de Contourennota zijn opgesteld in het volle besef dat stedelijke ontwikkeling van groot belang is voor de positie van Den Haag in de regio en Europa. De Contourennota benadrukt dat dit gepaard moet gaan met fundamentele keuzes in de afweging tussen economische, ruimtelijke, sociale, gezondheidskundige en milieubelangen. Het gebiedsgericht milieubeleid is hét instrument om de milieubelangen in te brengen in de dynamiek van ruimtelijke ontwikkeling. Gebiedsgericht milieubeleid Gebieden hebben verschillende kenmerken. Niet elk gebied heeft dezelfde kwaliteiten en dezelfde kansen om kwaliteiten te verbeteren. Het gebiedsgerichte milieubeleid maakt het mogelijk om de milieuambities af te stemmen op de specifieke functies, kenmerken en mogelijkheden van een gebied, waardoor de kwaliteiten van dat gebied beter beschermd of verbeterd kunnen worden. Op basis van het gebiedsgerichte milieubeleid is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van een zelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Er is een zestal gebiedstypen gedefinieerd: wonen, werken, gemengd wonen, gemengd werken, infrastructuur en tot slot groene hoofdstructuur en water. Deelplan 20 behoort tot het gebiedstype ‘Werken’. De gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bepalen de toekenning van het ambitieniveau per milieuthema: bodem, lucht, water, externe veiligheid, mobiliteit, natuur, geluid, afval en klimaat. Per thema zijn drie oplopende ambitieniveaus geformuleerd. Milieu Basis: de milieuambitie voor een thema die aansluit bij de bestaande wet- en regelgeving. Milieu Extra.: de milieuambitie voor een thema die een stuk verder gaat dan het wettelijk minimum. Milieu Maximaal: is de maximaal praktisch haalbare milieuambitie voor een thema. Voor onderhavig plangebied gelden de milieuambities voor het gebiedstype ‘Werken’: Bodem Basis Externe Veiligheid Basis Geluid Basis Lucht Basis Mobiliteit Basis Schoon Extra Water Water dat leeft Natuur Basis Klimaat Maximaal
11
Bij het realiseren van ruimtelijke ontwikkelingen binnen het plangebied zijn de bovenstaande milieuambities richtinggevend. Duurzaamheidsparagraaf In onderstaande tabel zijn de ambities verder uitgewerkt in relatie tot de planontwikkeling binnen het plangebied. Binnen het plangebied dient een zwembad gerealiseerd te worden. Het perceel waarop dit uitwerkingsplan betrekking heeft wordt gedeeltelijk uitgeven aan OCW. Er zit tevens openbare ruimte in het gebied. thema
ambitie-
wordt de
niveau
ambitie
maatregel
gerealiseerd?
bodem
basis
Ja
Ter plaatse van de planlocatie van het zwembad bevind zich een deel van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Bij de ontwikkeling van de locatie dient hiermee rekening gehouden te worden.
externe veiligheid
basis
nvt
Het plangebied ligt niet binnen 200 m van de snelweg of andere delen van de Route gevaarlijke stoffen. Een nader onderzoek naar het groepsrisico, op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, is daarom niet noodzakelijk.
Binnen onderhavig plangebied bevindt zich een hogedruk aardgastransportleiding van de Gasunie. Het betreft de W-514-01-KR027 t/m 29 met een diameter van 12” en een werkdruk van 40 bar De W514 loopt evenwijdig aan de Ypenburgse Stationsweg. Bij het realiseren van nieuwe bestemmingen moet een toetsingsafstand in beschouwing worden genomen. Nieuwe ontwikkelingen moeten zo veel mogelijk buiten deze contour worden gerealiseerd. Het te realiseren zwembad ligt binnen de toetsingsafstand. Een belangrijk onderdeel van de risicobeoordeling als gevolg van de beoogde planontwikkeling is het groepsrisico (GR). Op grond van de vernieuwde uitgangspunten uit de richtlijn van het Centrum Externe Veiligheid “Veiligheidsafstanden voor hogedruk aardgasleidingen” van 1 juni 2007, is gebleken dat de bijdrage van het groepsrisico buiten de 35 kW/m2 contour uiterst gering is. Met andere woorden (beperkt) kwetsbare bestemmingen, gelegen buiten de 35 kW/m2 contour, dragen niet bij aan het groepsrisico. Wanneer de nieuwe ontwikkelingen buiten deze contour liggen behoeft het groepsrisico toch niet te worden berekend. In de Memorandum zijn de 35 kW/m2 contouren voor de verschillende diameter en druk combinaties weergegeven. Aangezien de geprojecteerde ontwikkeling binnen onderhavig plangebied binnen de 35 kW/m2 contouren liggen is een kwantitatieve risicocoanalyse noodzakelijk. Hiertoe is een verantwoording opgesteld door DHV (rapport: MD-MV20090170, ‘Verantwoording groepsrisico zwembad deelplan 20 te Den Haag’ van februari 2009). De conclusies uit het rapport zijn dat het groepsrisico ten gevolge van de realisatie van het zwembad beperkt zal toenemen en dat het groepsrisico na realisatie van enkel het zwembad zeer waarschijnlijk onder de oriëntatiewaarde van het groepsrisico zal liggen. Aangezien het zwembad zich buiten de 200 meter zone van de aardgasleiding zal bevinden, hoeven er, op basis van
12
thema
ambitie-
wordt de
niveau
ambitie
maatregel
gerealiseerd? de circulaire RisicoNormering Vervoer Gevaarlijke stoffen, geen maatregelen genomen te worden om het groepsrisico te beperken.
Op enige afstand van het plangebied is een laboratorium van TNO gevestigd. Volgens de circulaire ontplofbare stoffen voor civiel gebruik van 19 juli 2006 zijn zowel geprojecteerde kwetsbare (woningen) als beperkt kwetsbare objecten (bijvoorbeeld een zwembad of een sportterrein) in de B-zone (400 m) niet toegestaan. In bijlage IV van de circulaire worden dergelijke objecten nader gedefinieerd. In de C-zone mogen geen gebouwen met vliesgevels of met vergelijkbare grote glasoppervlakken worden gesitueerd. Onderhavig plangebied bevindt zich zowel buiten de B-zone als buiten de C-zone (492 m vanaf de buitenkant van de munitieopslagen).
geluid
basis
nvt
Een zwembad is geen geluidsgevoelige bestemming. Er is dus in het
lucht
basis
Ja
De luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer zijn niet van toepassing
mobiliteit
basis
ja
kader van het uitwerkingsplan geen geluidsonderzoek gedaan.
omdat art. 5.16 geen toetsing kent voor uitwerkingsplannen. Het parkeren zal voldoen aan de parkeernorm zoals in het moederplan staat vermeld. Dit is de norm van de gemeente Piijnacker-Nootdorp. Deze norm valt lager uit dan de norm van de gemeente Den Haag. De locatie is goed bereikbaar per OV, trein, tram, bus.
schoon
extra
ja
Het terrein wordt gedeeltelijk uitgegeven aan OCW. Het eigen terrein zal door OCW worden onderhouden. Het openbaar terrein wordt door DSB onderhouden. OCW en DSB zullen nadere afspraken maken over de afstemming van de werkzaamheden. De exploitant van het zwembad (gemeente) zal een contract afsluiten voor het ophalen van het bedrijfsafval.
water
Water dat leeft
ja
N.a.v. een studie t.b.v. het ontwerp voor een duurzaam stedelijk watersysteem is een integraal watersysteem ontworpen voor de deelplannen van Ypenburg. Uitgangspunten hierbij zijn het langzaam laten afstromen van regenwater naar het open water, natuurvriendelijke oevers en het verbeterd gescheiden rioleringsstelsel. Onderhavig plangebied maakt onderdeel uit van het watersysteem van De Singels. Aangezien daar reeds ruim voldoende waterberging is gerealiseerd is het niet nodig binnen onderhavig plangebied extra waterberging te realiseren. Op de plankaart van het bestemmingsplan Ypenburg-Nootdorp heeft een gedeelte van onderhavig plangebied de bestemming waterkering. Aangezien deze waterkering inmiddels geen functie meer heeft, is ervoor gekozen gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 10, lid 3 van de voorschriften van bestemmingsplan Ypenburg-Nootdorp teneinde de bestemming waterkering te verwijderen.
natuur
basis
Onderzoek in 2005, door Bureau Tauw bv, toont aan dat in het plangebied beschermde broedvogels, kleine modderkruipers, bittervoorns en enkele jagende vleermuissoorten voorkomen. Deze soorten mogen door de uitvoering van de werkzaamheden
13
thema
ambitie-
wordt de
niveau
ambitie
maatregel
gerealiseerd? (voorbelasten, bouwrijp maken en woonrijp maken) geen schade oplopen. Beschermde of bijzondere plantensoorten zijn niet aangetroffen in het plangebied (Atlas van beschermde en bijzondere planten in Den Haag, 2005). Door de werkzaamheden op te starten buiten de periode waarin broedvogels aanwezig zijn, zullen deze soorten geen schade ondervinden. De vastgestelde jagende (algemeen voorkomende, gebouwbewonende cultuurvolgers onder de) vleermuizen ondervinden eveneens geen hinder van de werkzaamheden, evenmin als van de toekomstige situatie. Het is echter niet uit te sluiten dat door de voorgenomen demping van een sloot in het plangebied de beschermde kleine modderkruipers en bittervoorns schadelijke effecten zullen ondervinden. Hiervoor heeft ARCADIS (januari 2007) een mitigatie- en compensatieplan gemaakt, waarin maatregelen worden beschreven die schade aan (individuen van) deze vissen, door overtreding van de verbodsbepalingen 9, 10 en 11 van de Flora- en faunawet, moet voorkomen of de kans daarop moet verminderen. De gunstige staat van instandhouding van deze (in ZuidHolland) algemene vissoorten wettigt de aanname dat de instandhouding niet in het geding is door de demping van één sloot. Er wordt nieuw leefgebied gecreëerd door een wetering langs het plangebied te verbreden en de oever ecologisch in te richten (onder andere met onderwaterterrassen). Omdat niet geheel is uit te sluiten dat (ondanks de uitvoer van deze schadebeperkende maatregelen) toch nog enige restschade optreedt bij genoemde vissoorten, is een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet bij de Dienst Regelingen van het ministerie van LNV aangevraagd en is compensatie van verlies aan habitat voorzien. Tevens is (op verzoek van de behandelend ecoloog van de Dienst Landelijk Gebied) ontheffing aangevraagd voor het mogelijke toebrengen van schade aan de rugstreeppad, omdat het mogelijk is dat deze pionierssoort zich (na de voorbelasting) vestigt in het plangebied. Deze ontheffingen zijn op 4 juni 2007 verleend (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid, kenmerk FF/75C/2007/0031.toek.to; zie bijlage 1).
klimaat
maximaal
Voor nieuwbouw van gemeentelijke gebouwen wil de gemeente Den Haag zo energiezuinig mogelijk bouwen, bij voorkeur CO2-neutraal. Deze ambitie is voor het zwembad mogelijk, maar vraagt verregaande maatregelen. Er is gekozen voor een ambitieus energieconcept, met onder andere de volgende maatregelen: 1 Zonne-energie voor warm tapwater (energiedak met warmtepomp). 2 Verhoogde isolatiewaarden voor gevel, dak en vloer. 3 Innovatieve warmteterugwinning uit ventilatielucht zwemzalen (warmtepomp). 4 Herbenutting van spoelwater door warmtepomp. Deze maatregelen leiden er gezamenlijk toe dat het zwembad extra
14
thema
ambitie-
wordt de
niveau
ambitie
maatregel
gerealiseerd? besparend en duurzaam omgaat met energie.
3. Het plan a. Locatie Het zwembad ligt in deelplan 20 dat behoort tot de Vliet/ A4-zone. Dit gebied bestrijkt het gebied rond de A4 tussen knooppunt Harnaschpolder en af slag Leidschendam – Voorburg. Sinds enkele jaren is dit gebied Haags grondgebied en het draagt het gebied het karakter van een stadsrand. Het gebied wordt in de huidige toestand gekenmerkt door een betrekkelijke leegte met groen, enkele bedrijven en woonbebouwing. Het te ontwikkelen deelplan 20 moet worden gezien als een overgangsgebied tussen de Vinex-woningbouw in de Buitenplaats Ypenburg en de stedelijke ontwikkelingen in de stationslocatie (deelplan 26). Deelplan 20 zal door de ligging en de hoofdontsluiting van Ypenburg, de nabijheid van het NS-station, tramlijn 19 en de Plas van Reef uitgroeien tot stedelijk woongebied met hoge dichtheden en intensief ruimtegebruik. Het zwembad is een voorziening met een wijkoverstijgend karakter, die bijdraagt aan het realiseren van het stedelijk karakter van deelplan 20. b. Stedenbouwkundige opzet De opzet van deelplan 20 bestaat uit randbebouwing en een binnengebied voor woningen. De randbebouwing is groots en stedelijk van karakter en heeft zo een afschermde functie voor het te ontwikkelen achterliggende binnengebied. Het zwembad met bijbehorende parkeergelegenheid is de afschermende randbebouwing langs de Ypenburgse Boslaan. Het zwembad ligt aan een belangrijke ontsluitingsweg en moet een representatieve entree tot Ypenburg worden. Het gebouw is alzijdig ontworpen met een stedelijke voorkant (uitnodigend en representatief). Aan de achterzijde zal het gebouw een uitstraling krijgen die aansluit op het woongebied. De randbebouwing heeft weinig rechte hoeken, hetgeen verklaart waarom het bebouwingsvlak op de plankaart een vorm met ronde hoeken heeft. c. Verkeer en parkeren Autoverkeer op omliggende wegen De Ypenburgse Stationsweg, de Laan van Nootdorp en de Ypenburgse Boslaan maken onderdeel uit van de ontsluitingsstructuur voor het autoverkeer, een ringweg, rondom Ypenburg en Nootdorp. Deze ringweg (50 km/uur) functioneert als een route die het verkeer van buiten over de verschillende woonbuurten van Ypenburg en Nootdorp verdeelt. Autoverkeer binnen plangebied Binnen het deelplan wordt een woonstraat (30 km/uur) gerealiseerd langs de Goowetering en de Molensloot. Deze straat maakt drie binnenhoven bereikbaar die gelegen zijn binnen de bebouwing en gebruikt worden als privéparkeerplaatsen. Langs de woonstraat liggen parkeerplaatsen voor een deel van de bewoners en voor de bezoekers van de woningen. Deelplan 20 heeft twee autoaansluitingen op de Ypenburgse Boslaan. Ter hoogte van het zwembad sluit het deelplan aan op de bestaande kruising Ypenburgse Boslaan-Laan van Nootdorp- Ypenburgse Stationsweg. De tweede aansluiting ligt ter hoogte van de knik in de Ypenburgse Boslaan bij de Tedingerbroekplas. Ontsluiting zwembad Vanaf de kruising Ypenburgse Boslaan- Laan van Nootdorp- Ypenburgse Stationsweg wordt ook het zwembad ontsloten. Langs de Ypenburgse Boslaan is een parallelstraat gelegen naar het parkeerterrein
15
voor het zwembad, waar in totaal 150 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Deze parallelstraat ligt tussen het tweerichtingen fietspad (langs de Ypenburgse Boslaan) en het zwembad. Openbaar vervoer Deelplan 20 ligt op een afstand van circa 600-700 meter van station Ypenburg. Bij dit station ligt een halte voor hoogwaardig openbaar vervoer (tramlijn 19). Verder halteren bij het station de buslijnen 33 en 60. De lijnvoering en lijnnummering van de openbaar vervoerlijnen kunnen in de toekomst wijzigen. Definitieve lijnvoering en lijnnummering worden vastgelegd in de dienstregeling voor het openbaar vervoer. (Brom)fietsverkeer Het gemeentelijk beleid (Meerjarenprogramma Fiets 2007-2010) richt zich op de aanleg en behoud van een netwerk van specifieke (brom-) fietsvoorzieningen langs hoofdroutes voor het autoverkeer en het bieden van veilige oversteekvoorzieningen. Deelplan 20 ligt langs een belangrijke doorgaande fietsroute (twee richtingen fietspad langs de Ypenburgse Boslaan) en langs een tijdelijke fietsroute (twee richtingen fietspad langs de Tedingerbroekplas richting de Spoorlaan). Parkeren Het parkeerbeleid van de gemeente is vastgelegd in de kadernota parkeerbeleid en in de beleidsnota Het Verkeersplan. Het parkeerbeleid is onderdeel van het streven om niet noodzakelijke verplaatsingen met de auto zo veel mogelijk te vermijden. Dit gebeurt door het hanteren van parkeernormen en het reguleren van het gebruik van parkeerplaatsen langs de openbare weg. Met dit laatste kan ook parkeeroverlast in de aanliggende woonwijken worden tegengegaan. Aan de hand van parkeernormen worden eisen gesteld aan het aantal aan te leggen parkeerplaatsen op eigen terrein bij nieuwbouwplannen. Zo wordt ook voorkomen dat de parkeerdruk op straat verder toeneemt. Het parkeren in deelplan 20 wordt voor een aanzienlijk deel op eigen terrein opgelost in afgesloten parkeerhoven binnen bouwblokken of in gebouwde parkeervoorzieningen. De bezoekersparkeerplaatsen voor de woningen worden in het openbaar gebied aangelegd. Ten behoeve van het zwembad wordt een afgesloten parkeerterrein aangelegd met 150 parkeerplaatsen. Op deze manier kan voorkomen worden dat ongewenst gebruik kan worden gemaakt van het parkeerterrein. In het geval van een (top)sportevenement wordt mogelijk gebruikt gemaakt met pendelbussen van en naar parkeerlocaties buiten deelplan 20. 4.
Juridische aspecten
a.
Algemeen
De juridisch-planologische regeling ten behoeve van onderhavig plan geschiedt door middel van de bindende planstukken, te weten de voorschriften en de plankaart. Vanzelfsprekend dienen daarnaast de in het moederplan opgenomen en door middel van GS-besluit reeds goedgekeurde voorschriften in acht te worden genomen. b.
Toelichting op de voorschriften
Inleidende voorschriften Om misverstanden te voorkomen worden in de begripsbepalingen (artikel 1) verschillende in het plan gebezigde begrippen nader toegelicht, om de eenduidigheid te vergroten en interpretatieproblemen te voorkomen. De algemene bepalingen inzake bouwen (artikel 2) hebben betrekking op alle in het plangebied gelegen bestemmingen, voorzover daarin bebouwing is toegelaten. Het gaat dan om onder meer bepalingen over bouwwerken ten dienste van openbaar nut, het plaatsen van GSM/UMTS-installaties en ondergronds bouwen. In de bij dit artikel in lid II opgenomen 'Wijze van meten' wordt aangegeven hoe bepaalde maten gemeten dienen te worden.
16
Bestemmingsbepalingen Artikel 3 Recreatie De bestemming ‘Recreatie’ wordt toegekend aan het te realiseren zwembad in het plangebied. De gronden zijn bestemd voor recreatieve en sportieve voorzieningen, ondergeschikte horecavoorzieningen, ontsluitingswegen en –paden, parkeervoorzieningen, groen- en verkeersvoorzieningen, afvalwatertransport- en drinkwaterleidingen. Algemene bepalingen Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling De anti-dubbeltelbepaling bepaalt dat het verboden is een bouwwerk of complex van bouwwerken zodanig te bouwen, dat daardoor een toestand ontstaat, dat een bestaand ander bouwwerk of een bestaand complex van bouwwerken, niet langer overeenstemmen met de voorschriften van dit bestemmingsplan, of voor zo ver er reeds aldaar een afwijking van de voorschriften bestaat, zodanig te bouwen, dat deze afwijking nog zou worden vergroot. Artikel 5 Algemene bepalingen omtrent het gebruik De gebruiksbepalingen bevatten, naast een meer algemeen verbod om gronden en bouwwerken anders dan overeenkomstig de gegeven bestemming te gebruiken, een aantal nader genoemde verboden. Een belangrijk element wordt gevormd door de algemene vrijstellingsbepaling zoals verwoord in lid 2 van dit artikel. Deze houdt in dat burgemeester en wethouders vrijstelling moeten verlenen van het gebruiksverbod, indien strikte toepassing van de verbodsbepaling leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Mede gezien de jurisprudentie over de zogenoemde "toverformule" zal het andere gebruik moeten aansluiten bij het in het eerste lid van dit artikel genoemde gebruik. Toepassing van de vrijstelling mag niet leiden tot een formele bestemmingswijziging. Artikel 6 Algemene vrijstellingsbepaling Dit artikel geeft Burgemeester en wethouders de bevoegdheid vrijstelling te verlenen van de bepalingen van het plan ten behoeve van geluidwerende voorzieningen en geringe afwijkingen in de begrenzingen van de bestemmingen indien bij de definitieve uitmeting en verkaveling blijkt dat deze geringe afwijkingen vanwege het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk zijn. Artikel 7 Overgangsbepalingen De overgangsbepaling onder het eerste lid heeft tot doel de rechtszekerheid te verzekeren ten aanzien van bouwwerken, die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan gebouwd zijn of op grond van een reeds verleende of een nog te moeten afgeven bouwvergunning, gebouwd mogen worden en afwijken van de bebouwingsvoorschriften in dit plan. Zij mogen blijven staan en gebouwd worden, zolang de bestaande afwijking maar niet vergroot wordt en het bouwwerk niet (grotendeels) wordt vernieuwd of veranderd. Het tweede lid betreft het gebruik van gronden en daarop staande opstallen dat - op het tijdstip dat het bestemmingsplan rechtsgeldig wordt - afwijkt van de gegeven bestemming. Het afwijkende gebruik mag worden voortgezet of worden gewijzigd in een andere, zolang de afwijking van het bestemmingsplan maar niet vergroot wordt. Uitgesloten van het overgangsrecht zijn zowel gebruik als bebouwing die reeds in strijd met het voorgaande bestemmingsplan waren. Artikel 8 Procedurebepalingen In dit artikel wordt voorgeschreven dat bij de besluitvorming in het kader van de toepassing van vrijstellingsbevoegdheden voor zover in dit bestemmingsplan genoemd, de bepalingen van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Stb. 1, 1994) in acht dienen te worden genomen. Artikel 9 Strafbepaling In dit artikel wordt overtreding van de voorschriften, betreffende het gebruik van gronden en bouwwerken, strafbaar gesteld op grond van artikel 1a onder 2 van de Wet op de economische delicten (WED). Artikel 10 Titel van het plan Dit artikel geeft aan onder welke naam de voorschriften en de plankaart dienen te worden aangehaald, te weten "Uitwerkingsplan deelplan 20 (Zwembad) (bestemmingsplan Ypenburg-Nootdorp)".
17
5.
Economische uitvoerbaarheid
Volgens het besluit op de ruimtelijke ordening is de gemeente verplicht de uitvoerbaarheid van het in het bestemmingsplan omschreven ruimtelijk beleid te onderzoeken. Daarbij wordt onder uitvoerbaarheid verstaan de economische uitvoerbaarheid c.q. financiële haalbaarheid. Bij de gemeentelijke herindeling op 1 januari 2002 is de A12-zone, bestaande uit de deelgebieden 19, 20, 24, 25 en 26, afgesplitst van het samenwerkingsverband Ypenburg. De gemeenteraad heeft vervolgens op 20 januari 2005 de grondexploitatie vastgesteld, welke inzicht biedt in de haalbaarheid en de realisatiekansen van de nieuwbouwlocatie. Hieruit kan worden afgeleid dat de exploitatie van het gebied geen onaanvaardbare risico’s met zich meebrengt en dat tegen het voornemen derhalve uit financieel oogpunt geen bezwaren bestaan. De gronden in deelplan 20 zijn volledig in eigendom bij de gemeente; het verhaal van kosten is volledig verzekerd door de gronduitgifte.
18
Bijlage, behorende bij de toelichting - Rapport Verantwoording groepsrisico zwembad deelplan 20 te Den Haag, d.d. februari 2009, nr. MDMV20090170.
19