Uitvoeringsplan Ruiterroutenetwerk Gemeente Veere Deel 1 – Onderzoek en rapportage
Opdrachtgever: Gemeente Veere Contactpersoon: Reinder de Jong Datum: augustus 2010 Versie: 1.0
Promotie Zeeland Delta Postbus 8 - 4357 ZG Domburg T: 0118-587707 - F: 0118-583545 E:
[email protected] - I: www.vvvzeeland.nl
Uitvoeringsplan Ruiterroutenetwerk Gemeente Veere Deel 1 – Onderzoek en rapportage
Opdrachtgever:
Gemeente Veere
Uitgevoerd door:
Promotie Zeeland Delta Routebureau Zeeland Reinder de Jong Telefoon: (0118) 587 707 E-mail:
[email protected]
Uitgave:
augustus 2010-08-19
Bij het samenstellen van deze rapportage is de grootste zorgvuldigheid betracht. Promotie Zeeland Delta / Routebureau Zeeland is echter niet aansprakelijk voor enige directe of indirecte schade als gevolg van de aangeboden informatie.
-1-
Inhoud Inhoud
2
Samenvatting
4
1. Inleiding
5
2. Werkwijze
7
3. Over paarden en ruiters 3.1 Paardrijden in Nederland 3.2 Beleidskader en relevante wet- en regelgeving 3.3 Ruiterpaden en ruiterroutes in Nederland 3.4 Economische potentie
9 9 10 12 13
4. Huidige situatie 4.1 Paarden in Veere 4.2 Inventarisatie Ruiter- en menroutes Zeeland 4.3 Lokale regelgeving 4.4 Ruiterpaden- en routes in de gemeente Veere 4.4.1. Aanbod 4.4.2 Kwaliteit 4.4.3 Knelpunten 4.5 Conclusie
16 16 17 18 19 19 20 21 23
5. Gewenste situatie 5.1 Routestructuur 5.1.1 Bewegwijzering 5.1.2 GPS 5.2 Veiligheid 5.2.1 Verkeersveiligheid 5.2.2 Veiligheid paard, ruiter en menner 5.2.3 Sociale veiligheid 5.3 Ondergrond 5.3.1 Soort ondergrond 5.3.2 Bermen 5.3.3 Paden binnen het ruiternetwerk 5.4 Attractiviteit / beleving 5.4.1 Natuurlijke en historische elementen 5.4.2 Intensiteit en druktebeleving 5.5 Onderhoud 5.5.1 Onderhoudswerkzaamheden 5.5.2 Uitvoering onderhoud 5.5.3 Financiering onderhoud 5.5.4 Convenant 5.6 Mestproblematiek 5.6.1 Algemeen Plaatselijke Verordening en mestoverlast 5.6.2 Specificatie overlast paardenmest 5.6.3 Toepassingsmogelijkheden mestopvangzak 5.7 Samenvatting gewenste situatie
25 25 28 29 29 29 30 31 31 32 32 32 33 33 34 34 34 36 36 38 38 38 39 40 41
-2-
5.7.1 Routestructuur en bewegwijzering 5.7.2 Veiligheid 5.7.3 Ondergrond 5.7.4 Onderhoud 5.7.5 Mestproblematiek
41 41 41 42 42
6. Samenwerking met andere partijen 6.1 Staatsbosbeheer 6.2 Waterschap Zeeuwse Eilanden 6.3 Het Zeeuws Landschap 6.4 Stichting Landschapsbeheer Zeeland 6.4 Provincie Zeeland 6.5 VVV Walcheren & Noord-Beveland 6.6 Ondernemers 6.7 KNHS 6.8 De rol van Routebureau Zeeland
43 43 43 44 45 45 45 45 46 46
Geraadpleegde literatuur Overzicht van figuren en tabellen
56 48
Bijlage 1: Brief aan dorpsraden van 10 november 2009 Bijlage 2: Reactie van stichting Dorpsraad Oostkapelle van 27 januari 2010 Bijlage 3: Basiskwaliteiten ruiterroutes en –paden KNHS uit Handboek ruiter- en menpaden Bijlage 4: Voorbeeld onderhoudscontract gemeente Scherpenzeel en Recreatieschap Drenthe
-3-
Samenvatting De gemeente Veere vormt een gevarieerd gebied met langs de kuststrook met haar stranden en duinenrand een beboste strook. Het vlakke binnenland met tal van rustige plattelandswegen en paden en nieuw aangelegde bossen vormen alles bij elkaar een prachtig gebied om te recreëren. Zeker in het recreatieseizoen bewegen zich talloze fietsers, wandelaars en ruiters door de gemeente. Voor deze laatste groep ontbreekt het echter aan een goed routenetwerk om de gemeente per paard te verkennen. Een goede infrastructuur zou zeker te rechtvaardigen zijn in de gemeente Veere. Veere is namelijk de gemeente met het grootste aantal paarden en het grootste aantal paarden per 1.000 inwoners van de provincie. Ook het voorzieningenniveau wat betreft het aantal maneges is hoog. Economisch gezien zijn ruiters een interessante doelgroep. Het spontaan marktpotentieel is volgens berekeningen van het kenniscentrum ca. € 2,0 miljoen per jaar. De groep ruiters geeft meer uit dan een gemiddelde toerist. Investeringen op het gebied van ruitertoerisme zouden het spontaan marktpotentieel (op basis van het huidige voorzieningenniveau) kunnen vergroten. In de gemeente Veere zijn ruiters veelal aangewezen op verharde wegen, hierbij komen zij (veelvuldig) in aanraking met ander verkeer. Ruiterpaden zijn er in een aantal gebieden wel, maar de kwaliteit hiervan laat op de meeste plaatsen te wensen over. Bovendien zijn de verbindingen tussen deze paden nauwelijks aanwezig. Kaartmateriaal is wel beschikbaar, maar voor ruiters die niet bekend zijn in het gebied is dit moeilijk te gebruiken. Bovendien dateert het materiaal uit 1999. Het rijgebied wordt doorkruist door een aantal drukkere wegen waar het verkeer 60 tot 100 km / uur rijdt. Ruiters dienen zich volgens de wegenverkeerswet te bevinden op een ruiterpad of wanneer deze ontbreekt op de rijbaan of in de berm van de rijbaan. Op dergelijke wegen is dit echter zeer gevaarlijk voor ruiters en automobilisten en dus ongewenst. Ruiters mogen echter geen gebruik maken van fietspaden. Hoewel de politie adviseert om de meest veilige route te kiezen (dus vaak het fietspad) kunnen routes hier niet overheen worden gelegd. Op een aantal recreatieve fietspaden vormen ruiters een probleem omdat de ondergrond kapot getrapt wordt door paarden. Het waterschap zoekt een oplossing om ruiters wel langs deze paden te laten lopen. In het rapport wordt een advies gegeven om een routenetwerk te realiseren op basis van het voor fietsers bekende knooppuntensysteem. Hierdoor hebben ruiters volop keuzemogelijkheid bij het maken van een rit. Het strand, de beboste kuststrook en het binnenland worden zo een groot rijgebied voor ruiters. Routes over ruiterpaden en over routes langs akkerranden zouden het meest attractief en veilig zijn voor ruiters. De aanleg van dergelijke paden is echter zeer kostbaar. Het advies is dan ook om in eerste instantie in te steken op veilige routes langs verkeersluwe wegen en waar mogelijk over bestaande stroken welke geschikt zijn voor ruiters. Hierdoor ontstaat een routenetwerk bestaande uit ruim 220 kilometer routes waarvan 22 kilometer over het strand, 52 kilometer over ruiterpaden en 147 kilometer langs bestaande wegen en paden. Het routenetwerk kent in totaal 100 knooppunten waar een ruiter zijn of haar richting kan kiezen. Het netwerk wordt bewegwijzerd met kunststof routepalen welke 1 meter boven het maaiveld uitsteken. Een goed routenetwerk valt of staat met onderhoud en promotie. De aanleg en het onderhoud kan worden geregeld middels een convenant waarin de verschillende partijen (grondeigenaren en terreinbeheerders) zich aan elkaar verbinden. Door te investeren in een kwalitatief ruiterroutenetwerk positioneert de gemeente zich nog meer als gemeente waar het uitstekend recreëren is, ook voor paardensporters.
-4-
1. Inleiding In opdracht van de provincie Zeeland heeft Routebureau Zeeland onderzoek gedaan naar de volledigheid van ruiterroutes en –paden in Zeeland. Daarom heeft Routebureau Zeeland in 2008 ZLTO Projecten opdracht verstrekt om een inventarisatie te maken van ruiterpaden en – menroutes in de provincie Zeeland en hierbij suggesties te ontwikkelen om het netwerk te optimaliseren. Ook is hierbij gekeken naar de kwaliteit van de paden en de routes. Op basis van het rapport van ZLTO heeft Routebureau Zeeland de notitie ‘Inventarisatie ruiter- en menroutes Zeeland’ opgesteld. Naar aanleiding van deze notitie heeft de gemeente Veere besloten om een pilot uit te gaan voeren. Routebureau Zeeland heeft daarom een offerte uitgebracht aan de gemeente Veere voor het opstellen van een plan van aanpak cq. uitvoeringsplan. In de vergadering van 1 oktober 2009 heeft de gemeenteraad van Veere besloten om hiervoor opdracht te verlenen aan Routebureau Zeeland. Het resultaat van deze opdracht ligt nu voor u. Doel van het project is in eerste instantie niet om te komen tot de realisatie van een daadwerkelijk ruiterroutenetwerk, maar tot een compleet uitvoeringsplan. Achterliggend doel van het onderzoek is het ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardig netwerk van ruiter- en menroutes binnen de gemeente Veere. Doel van een dergelijk netwerk is niet alleen het verhogen van de veiligheid maar ook het naar een hoger niveau brengen van het ruitertoerisme binnen de gemeente, waardoor het aantal bestedingen en overnachtingen binnen dit gebied stijgen. Op hoofdlijnen richt het onderzoek zich op de volgende aspecten: • niveau van de huidige voorzieningen; • voor de hand liggende kortsluitingen; • de schets van het uiteindelijke eindresultaat; Bij de invulling van de bovenstaande onderzoekspunten is ingegaan op de volgende onderwerpen: • aanpassen van de huidige routes conform de basiskwaliteiten van de KNHS1 op het gebied van verkeersveiligheid, veiligheid paard, ruiter en menner, sociale veiligheid, landschappelijke aantrekkelijkheid en druktebeleving; • mogelijkheid opname wenselijke routes in ruiterroutenetwerk; • het afsluiten van overeenkomsten met grondeigenaren; • opzet knooppuntensysteem; • beheer en onderhoud. Tijdens het schrijven van het uitvoeringsplan is onderstaande ambitie ontwikkeld. Deze ambitie is het eindbeeld wat op basis van de aanbevelingen in dit rapport wordt nagestreefd. Veere: Dé ideale gemeente voor paard, ruiter en menner In de gemeente Veere kunnen ruiters en menners terecht voor het maken van een ideale buitenrit waarin het authentieke Walcherse landschap, bossen, duinen en het strand gecombineerd worden. Ruiters en menners hebben door een fijnmazig volledig bewegwijzerd routenetwerk op basis van knooppunten volop keuze in rijrichting en routelengte. De routes leiden ruiters over ruiterpaden en door bermen langs verkeersluwe wegen waardoor het bijzondere landschap volop beleefd kan worden. Door de aanwezigheid van voldoende rustplaatsen, stallings- en overnachtingsmogelijkheden is Veere ook in toeristisch opzicht dé ideale gemeente voor paard, ruiter en menner. Doel is om de economische potentie van het ruitertoerisme te benutten voor de gemeente en extra bestedin1 KNHS: Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie gen en overnachtingen te genereren in het gebied. -5-
Leeswijzer Het uitvoeringsplan is als volgt opgebouwd. In deel 1 wordt allereerst ingegaan op de gevoerde werkwijze (hoofdstuk 2) en wordt ingegaan op relevante landelijke ontwikkelingen op het gebied van paardrijden in het buitengebied (hoofdstuk 3). Hierin is ook een overzicht opgenomen van relevante wet- en regelgeving. In hoofdstuk 4 wordt ingezoomd op de huidige situatie in de gemeente Veere. Hierbij wordt een beeld geschetst van de mogelijkheden en knelpunten voor ruiters in dit gebied. Hoofdstuk 5 omvat alle aanbevelingen (in algemene bewoordingen) om een kwalitatief hoogwaardig ruiterroutenetwerk te ontwikkelen. Dit gebeurt, net als in hoofdstuk 4, aan de hand van de onderwerpen routestructuur, veiligheid, ondergrond, attractiviteit, onderhoud en mestproblematiek. In hoofdstuk 6 is een overzicht opgenomen van de relevante partijen om mee samen te werken om deze aanbevelingen op te volgen en uit te werken. Hoofdstuk 7 vormt de financiële uitwerking van de adviezen uit hoofdstuk 5. Tenslotte wordt in hoofdstuk 8 ingegaan op de planning om het ruiterroutenetwerk te realiseren. In deel 2 van het uitvoeringsplan worden de aanbevelingen uit hoofdstuk 5 met kaartmateriaal en foto’s visueel gemaakt en wordt ingezoomd op alle plaatsen waar het ruiterroutenetwerk moet komen te liggen.
-6-
2. Werkwijze Om te komen tot dit uitvoeringsplan is nauw samengewerkt met diverse stakeholders. Om een gedegen en integraal advies op te stellen is de visie van verschillende partijen meegenomen. Diverse partijen zijn betrokken in een regionale werkgroep die bij aanvang van het project en na oplevering van het conceptrapport bij elkaar zijn gekomen. Naar aanleiding van de laatste bespreking is het rapport op een aantal punten aangepast en verfijnd. Binnen deze werkgroep zijn de volgende partijen betrokken. • Gemeente Veere • Provincie Zeeland • Routebureau Zeeland • VVV Walcheren en Noord-Beveland • KNHS • Waterschap Zeeuwse Eilanden (na 1 januari Waterschap Scheldestromen) • Staatsbosbeheer • Stichting Landschapsbeheer Zeeland • Stichting ’t Zeeuws Landschap • ZLTO • Platform Plattelandsontwikkeling Walcheren • Vertegenwoordiging namens de lokale ondernemers (incl. maneges). De werkgroep heeft tot doel om elkaar te informeren over lopende en toekomstige projecten welke samen (kunnen) hangen met het Ruiterroutenetwerk, mee te denken over de uitvoering van de pilot en te fungeren als klankbord. De dorpsraden zijn binnen dit project schriftelijk betrokken en uitgenodigd om vragen, opmerkingen of ideeën ten aanzien van het Ruiterroutenetwerk bij Routebureau Zeeland kenbaar te maken2. Alleen de dorpsraad van Oostkapelle heeft hierop gereageerd3. Het uiteindelijke rapport is aan de dorpsraad toegestuurd. De dorpsraad heeft aangeboden om een bijdrage te willen leveren aan de realisatie van een routenetwerk. Met verschillende terreinbeheerders (o.a. Staatsbosbeheer, ’t Zeeuws Landschap, Waterschap) zijn afzonderlijke gesprekken gevoerd, waarbij is ingegaan op de specifieke mogelijkheden en onmogelijkheden binnen hun beheersgebied in de gemeente Veere om te komen tot een Ruiterroutenetwerk. De bestaande routes en wenselijke routes zijn door ZLTO Projecten4 in 2008 geïnventariseerd. Ook in een rapportage van Staatsbosbeheer5 is een overzicht gegeven van bestaande en wenselijke routes. Deze uitgangspunten zijn als vertrekpunt genomen bij de totstandkoming van het uitvoeringsplan. Samen met lokale manege- en stalhouders en lokale ruiters is geïnventariseerd welke routes geregeld gebruikt worden, wat de knelpunten zijn bij het gebruik van deze routes en welke routes (met welke kwaliteit en voorzieningen) gewenst zijn. Om een beeld te schetsen wat nauw aansluit bij het huidige en toekomstige gebruik van ruiterpaden en –verbindingen is binnen het project samengewerkt met lokale sleutelfiguren. Zij beschikken over kennis van de ruiterbewegingen in het gebied en zijn goed bekend met de rijmogelijkheden en knelpunten in de eigen woonomgeving. De gemeente 2
Zie Bijlage 1: brief aan dorpsraden Zie Bijlage 2: reactie Stichting Dorpsraad Oostkapelle 4 Dieleman, W.C.J. Ing (2008), Project ‘Inventarisatie Ruiter- en menroutes Zeeland’ – Eindrapportage, rapport in opdracht van Promotie Zeeland Delta. 5 Aben, S. / Staatsbosbeheer BE Midden Zeeland (2008), Verbinding en verbetering van de recreatieve infrastructuur in de kuststrook Walcheren, Stageonderzoek Bos en Natuurbeheer Hogeschool Larenstein. 3
-7-
Veere is opgedeeld in 13 deelgebieden met elk hun eigen lokale sleutelfiguur. Samen met deze sleutelfiguren zijn de bestaande en gewenste routes op kaart ingetekend. De sleutelfiguren zijn drie keer in een werkgroep bijeen gekomen. In deze bijeenkomsten zijn de wensen en knelpunten voor het routenetwerk afgestemd. Hierin is ook gebrainstormd over de onderwerpen onderhoud, routestructuur en veiligheid. De resultaten van deze bijeenkomsten en de input van de individuele sleutelfiguren zijn meegenomen in dit uitvoeringsplan. In de laatste bijeenkomst is het concept uitvoeringsplan besproken. Naar aanleiding van de laatste bespreking is het rapport eveneens op een aantal punten aangepast en verfijnd. Naast het voeren van gesprekken met sleutelfiguren en terreinbeheerders en het organiseren van de verschillende werkgroepen omvat het werk van Routebureau Zeeland voor dit uitvoeringsplan literatuuronderzoek, het intekenen van de routes op kaart en het verwerken van alle input in het uitvoeringsplan. Alle plaatsen binnen het ruiterroutenetwerk zijn ter plaatse bekeken en in beeld gebracht. Dit betreffen alle paden en oversteekplaatsen waarbij gelet is op de verkeerssituatie (intensiteit en ruimte), de ondergrond en de benodigde aanpassingen. De uitwerking van deze schouw is opgenomen in deel 2 van het uitvoeringsplan.
-8-
3. Over paarden en ruiters In dit hoofdstuk wordt allereerst ingegaan op paardrijden in Nederland en relevante wet- en regelgeving rondom paardrijden in Nederland. Doel van het hoofdstuk is om een beeld te geven van ontwikkelingen binnen Nederland, om aan de hand hiervan aanbevelingen te doen. Het wiel hoeft voor een ruiterroutenetwerk niet opnieuw uitgevonden te worden in Veere. Aan de hand van zowel goede- als minder goede voorbeelden wordt het netwerk in Veere ingericht. 3.1 Paardrijden in Nederland Het paardensportonderzoek6, wat in 2006 in opdracht van de KNHS is uitgevoerd, wijst uit, dat de paardensport voor het merendeel in recreatief verband wordt beoefend. Uit de vergelijking van de uitkomsten van het onderzoek van 2001 en 2006 blijkt, dat het aantal actieve paardensporters van 8 jaar en ouder in die periode met circa 16% is gestegen (van 392.000 naar 456.000). De paardensporter heeft een vrij duidelijk profiel. De doorsnee paardensporter is redelijk jong (42% onder de 20 jaar), vrouw (80%), qua welstand licht bovengemiddeld, bezit in 20% van de gevallen een eigen paard/pony en woont redelijk evenredig naar inwonertal verspreid over alle provincies in het land. Verreweg de belangrijkste reden om de paardensport te beoefenen is de omgang met dieren. Ook het in de natuur zijn is een belangrijk motief. De manege is nog steeds veruit de belangrijkste plaats om de sport te beoefenen. Opvallend verschil met 2001 is, dat steeds meer mensen op het eigen terrein rijden; 80% van de paardensporters rijdt wel eens in het buitengebied. Vooral het op eigen gelegenheid in de vrije natuur rijden is toegenomen. De meest genoemde reden om niet in de vrije natuur te rijden is onervarenheid van de ruiter of menner. Gemiddeld besteden de paardensporters ruim € 1.035,- per persoon per jaar aan de paardensport. Dit is 15% meer dan in 2001. De belangrijkste informatiebronnen voor de paardensporter zijn familie, vrienden en de manege of rijvereniging. Internet en paardensportbladen zijn ten opzichte van 2001 belangrijker geworden. Ongeveer drie op de tien paardensporters leest één of meer paardensportbladen. Het meeste gelezen blad is de Hoefslag, maar ook PaardenSport en Bit worden goed gelezen. De paardensporter zoekt bij de KNHS vooral naar informatie over het houden en verzorgen van paarden, over maneges en over paardrijdvakanties of paardrijdkampen. Het bezoek aan paardensportwedstrijden en het bezoek aan paardensportshows, paardenbeurzen of paardenmarkten zijn de meest ondernomen activiteiten. Samen met de Stichting Rijvaardigheidsbewijzen Recreatieruiters geeft de KNHS het ruiter- en koetsiersbewijs uit. Dit is een rijvaardigheidsbewijs waarvoor ruiters en menners een theorie en praktijkexamen moeten afleggen. Dit rijvaardigheidsbewijs is gericht op het veilig en verantwoord rijden op het paard en een veilige verkeersdeelname door ruiters. Het ruiterbewijs is geen verplicht bewijs om deel te nemen aan het verkeer. In een aantal gebieden is het bewijs echter wel verplicht gesteld, dit zijn de bossen van de gemeente Arnhem, de Amsterdamse Waterleidingbossen, het Goois Natuurreservaat, de bossen van de gemeente Soest en Landgoed Nienoord in de gemeente Leek7. Uit een representatieve steekproef onder de recreatieve leden van de KNHS8 blijkt dat een paardensporter gemiddeld 6,2 buitenritten per maand maakt. De helft van alle buitenritten gaat over ruiterpaden en onverharde wegen. 30% gaat over wegen en 17% door bermen. Een gemiddelde buitenrit 6 ZKA (2006), Paardensportonderzoek 2006, Profiel, gedrag en behoeften Nederlandse paardensporters, rapportage in opdracht van de KNHS door ZKA consultants en planners. 7 Bron: Website SRR 8 Veurink, H. (2008), “Plezier voor mij èn mijn paard”, buiten rijden door paardensporters, Afstudeeronderzoek Master Land- & Watermanagement Hogeschool Van Hall Larenstein, rapport in opdracht van de KNHS.
-9-
van ruiters duurt ongeveer 1 uur en 20 minuten. Menners rijden iets langer, gemiddeld 1 uur en 40 minuten. Het meest wordt gereden in open (landbouw)gebied, met 30% van de ritten. De sporters zouden graag langere ritten maken dan in de huidige situatie mogelijk is. Voor ruiters is anderhalf uur de ideale lengte en voor menners ruim twee uur. Er is weinig behoefte om lange paardenvakanties of tochten te maken. Wel heeft meer dan de helft van alle paardensporters interesse in korte arrangementen waarbij men een weekend of een paar dagen met het paard op vakantie gaat. Het rijden in de natuur is duidelijk favoriet. De meerderheid geeft aan graag te willen rijden in bossen, duinen en strand. Ruiters willen zich het liefst vrij door een gebied bewegen. In gebieden waarin dit niet mogelijk is, wordt toch een gevoel van vrijheid gecreëerd door meerdere paden aan te bieden, waardoor zelf de route bepaald kan worden. Of door meerdere routes aan te leggen die onderling verbonden zijn, waardoor variatie mogelijk is. Vooral personen die niet bekend zijn in een gebied hebben behoefte aan goede informatievoorzieningen. Tijdens een buitenrit rijden ruiters een afstand van ongeveer 15-20 kilometer9. Tijdens een rit maken ruiters niet- of nauwelijks gebruik van kaartmateriaal. Kaartmateriaal wordt volgens de KNHS ook nauwelijks verkocht. Ruiters hebben behoefte aan goede bewegwijzering, zodat een kaart onderweg ook niet nodig is. Naar kaarten van een knooppuntensysteem, zoals deze er ligt rondom Eindhoven in de Brabantse Meijerij, is wel vraag aangezien ruiters zich hierop zelf kunnen oriënteren. De KNHS biedt, sinds het op de markt beschikbaar komen van GPS-apparatuur, cursussen aan voor het rijden met behulp van een GPS. De verwachting was dat hier kansen lagen voor ruiters en menners. Naar nu blijkt is de KNHS hiermee te voortvarend aan de slag gegaan. Er is nauwelijks vraag naar cursussen (op basis van de vraag worden er jaarlijks slechts 2 cursussen aangeboden voor ca. 40 deelnemers) en ruiters maken nauwelijks gebruik van GPS. Tijdens een door de KNHS georganiseerde buitenrit, waarbij ook een GPS-route wordt uitgezet maken slechts 4 op de 100 ruiters gebruik van een GPS. De KNHS concludeert zelf dat routes enkel op basis van GPS onvoldoende draagvlak hebben onder ruiters. 3.2 Beleidskader en relevante wet- en regelgeving Verschillende ministeries houden zich bezig met ruiters en ruiterroutes. Beleid wordt ondermeer gemaakt door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (VenW). Ook vanuit terreineigenaren en – beheerders wordt voor het onderwerp ruiter- en menpaden beleid gemaakt. De belangrijkste beleidsuitgangspunten staan in de volgende nota’s: - Nota Ruimte De Rijksnota Ruimte vormt een belangrijke basis voor de ruimtelijke ontwikkeling en de mogelijkheden van recreatie in het landelijk gebied. Er wordt geconstateerd dat er vooral rond de steden een groot tekort is aan vaar-, fiets-, wandel- en andere ‘groene’ recreatiemogelijkheden. Binnen de algemene aanbeveling om toeristische en recreatieve voorzieningen te stimuleren, mag worden aangenomen dat er ook een ruimte is voor de voorzieningen gericht op paardenrecreatie. - Agenda Vitaal Platteland Tegelijk met de Nota Ruimte verscheen in 2004 de Agenda Vitaal Platteland van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. In het rapport is een paragraaf opgenomen: ‘Ruimte voor recreatie en toerisme’ waarin het accent ligt op wandelen, varen en fietsen. Geconstateerd wordt ook dat de behoefte aan andere, meer intensieve vormen van vermaak in de natuur groeit. De insteek
9
Bron: gesprek 12 november 2009: Lonneke Braun, KNHS
- 10 -
met betrekking tot het ontwikkelen van recreatie en toerisme is vergelijkbaar met de formuleringen in de Nota Ruimte. - Visie Paard & Landschap Dit eerste beleidsstuk waarin specifiek aandacht wordt gegeven aan de positie van de paardenhouderij in het landelijk gebied, verscheen in 2006. In de intro vermeldt LNV dat het graag zou zien dat de paardenhouderij bijdraagt aan een duurzame ontwikkeling van het landelijk gebied, vanuit economisch, sociaal en landschappelijk oogpunt. De nota geeft een schets van ontwikkelingen en legt vooral een accent op het gezamenlijk verantwoordelijkheid nemen door de sector zelf, het Rijk en andere overheden. Veel aandacht gaat uit naar de landschappelijke inpassing van de paardenhouderij. De visie omvat een aantal passages die relevant zijn voor het buiten rijden. De aanbevelingen geven aan: • De ruiter moet vaardig zijn om met een paard veilig deel te nemen aan het verkeer en rekening houden met andere verkeersdeelnemers. • Van belang zijn afspraken over routes en verbindingen. • Er is ook een rol weggelegd voor de sector. Voor de uiteindelijke aanleg en het onderhoud van ruiterpaden zouden ruiters of omliggende paardenbedrijven naast advies ook een financiële bijdrage kunnen leveren. • LNV wil de positie van het recreatieve paardrijden in lijn brengen met die van andere vormen van recreatie. Dit wil zij bereiken door het huidige beleid te herijken, onderzoek te doen naar huidige knelpunten in landelijke ruiterroutestructuren en overige recreatieve voorzieningen voor ruiters. Ook wil zij bij terreinbeherende organisaties en particuliere beheerders aandacht vragen voor mogelijkheden om hun terreinen beter toegankelijk te maken voor ruiters en menners. Het standpunt van LNV lijkt kansen te bieden om de mogelijkheden voor buiten rijden te verbeteren. Op het gebied van ruiters, paarden en ruiterroutes is ook de nodige wet- en regelgeving van toepassing. Naast richtlijnen uit de flora- en faunawet en de natuurbeschermingswet is voornamelijk de wegenverkeerswet van toepassing bij de inrichting van een ruiterroutenetwerk. In de wegenverkeerswet is het volgende geregeld voor ruiters: De verkeersregels voor ruiters en menners staan in de Wegenverkeerswet en in het Reglement Verkeerstekens en Verkeersregels 1990. Hierin wordt bepaald dat ruiters, koetsiers en ook geleiders van rijdieren, trekdieren en vee bestuurders zijn. Dit betekent onder andere dat: • Ruiters en menners zich zoveel mogelijk rechts op de rijbaan moeten houden. Zij mogen niet met zijn tweeën naast elkaar rijden; • Ruiters zijn verplicht gebruik te maken van ruiterpaden en als die ontbreken mag een ruiter in de berm of op de rijbaan rijden. De berm moet breed genoeg zijn (minimaal 1 meter, maar dit is niet wettelijk vastgelegd); • Een rijbaan is een weggedeelte bestemd voor rijdende voertuigen met uitzondering van de fietspaden en bromfietspaden; • Het overige verkeer mag niet worden gehinderd bij het gebruik van de berm. In de wegenverkeerswet is geregeld dat ruiters en menners zich niet op fietspaden mogen begeven. Indien een specifiek ruiterpad ontbreekt zijn ruiters en menners dus aangewezen op de openbare weg (rijbaan of berm). Ook op voetpaden en trottoirs mogen ruiters zich niet begeven. De wetgeving uit de wegenverkeerswet is van groot belang bij de plaatsbepaling van ruiters op de weg. Immers wanneer specifieke voorzieningen ontbreken zijn ruiters aangewezen op de openbare weg. Bij het advies voor het inrichten van het ruiterroutenetwerk wordt rekening gehouden met de - 11 -
uitgangspunten van de wegenverkeerswet. Vanuit de KNHS is inmiddels een onderzoek gestart om te bezien op welke wijze de wegenverkeerswet veranderd kan of moet worden om dit te veranderen. 3.3 Ruiterpaden en ruiterroutes in Nederland In veel regio’s zijn ruiterroutes of –routenetwerken aangelegd. Maar in hoeverre maken paardensporters gebruik van deze routes? Uit onderzoek van het Kenniscentrum Toerisme en Recreatie10 komt, op de vraag hoe ruiters de route voor een buitenrit bepalen, naar voren dat 60% van de ruiters steeds zelf een route bedenkt. Nog eens 36% rijdt altijd hetzelfde ‘rondje’. 16% zegt gebruik te maken van bewegwijzerde routes en ten slotte 5% maakt gebruik van een kaart om de route te bepalen. Een andere vraagstelling leidt echter tot andere resultaten; gevraagd of men wel eens gebruik maakt van bewegwijzerde ruiterroutes, antwoordt maar liefst 48% dat men reguliere ruiterpaden/routes gebruikt. 6% zegt gebruik te maken van een ruiterroutenetwerk op basis van knooppuntbewegwijzering. Bij dit cijfer moet in aanmerking worden genomen dat er slechts in enkele regio’s een ruiterroutenetwerk is aangelegd. Al met al maakt 54% wel eens gebruik van bewegwijzerde routes. Dit cijfer is volgens het Kenniscentrum vergelijkbaar met de resultaten van het KNHS Paardensportonderzoek. In Nederland zijn twee bekende ruiterroutes / ruiternetwerken: Ruiterroutenetwerk Brabant en Veluwe Trail. In het onderzoek van het Kenniscentrum zijn de ervaringen met het Ruiterroutenetwerk Brabant onderzocht. Van Veluwe Trail zijn geen onderzoeksresultaten bekend. Ruiterroutenetwerk Brabant In Brabant is enkele jaren geleden een uitgebreid ruiterroutenetwerk op basis van knooppuntenbewegwijzering aangelegd. Dit netwerk is opgedeeld in 4 gebieden met ieder hun eigen routekaart. Het Kenniscentrum heeft in het onderzoek (2006) de bekendheid van dit ruiterroutenetwerk getoetst, gevraagd naar de mate van gebruik en de ervaringen met het netwerk. 70% van de landelijke respondenten is niet bekend met het ruiterroutenetwerk in Brabant. 26% zegt het netwerk wel te kennen, maar er geen gebruik van te maken. Slechts 4% van de respondenten maakt gebruik van het netwerk. Deze cijfers zijn opvallend gezien het grote aantal Brabanders in de steekproef. Ook de Brabantse paardensporters blijken nauwelijks bekend te zijn met het netwerk: maar liefst 60% van de Brabantse respondenten zegt het netwerk niet te kennen. Van de Brabantse respondenten die het ruiterroutenetwerk wél kennen, maakt 14% daadwerkelijk gebruik van het netwerk. Gevraagd naar het bezit van de kaarten horend bij het Brabantse ruiterroutenetwerk, blijkt 6,5% van de respondenten één of meerdere kaarten te bezitten. Daarnaast bezit 7% ruiterkaarten van andere regio’s, waarbij vooral de kaart van Veluwe Trail veel wordt genoemd. 50% van de bezitters van de Brabantse ruiterroutekaarten zegt de kaart enkele keren per jaar te gebruiken, één derde gebruikt de kaarten nooit. Over het gebruik van het Brabantse ruiterroutenetwerk is de meerderheid positief. Het netwerk wordt omschreven als goed, handig en duidelijk. Men vindt het netwerk vooral geschikt voor langere (trek)tochten, ook vanwege de vermelde horeca- en overnachtingadressen. Enkele respondenten zeggen het knooppuntensysteem ingewikkeld te vinden, hoewel anderen het een kwestie van wennen noemen. Kritische kanttekeningen betreffen de vele verharde wegen, men zegt dat “de écht mooie routes” niet in het netwerk zijn opgenomen. Bovendien zegt men dat er in het netwerk te vaak gekozen is voor staproutes. Voor menners is het een nadeel dat op veel paden toch slagbomen of doorgang belemmerende paaltjes staan, waardoor men er niet aangespannen kan rijden. Verbeterpunt is het beter zichtbaar maken van de knooppuntenborden en het aanbrengen van meer oriëntatieborden of overzichtspanelen langs de route. Ook de ervaringen met de kaarten van het Brabantse ruiterroutenetwerk zijn overwegend positief. Enkele respondenten zeggen zelfs dat er meer promotie voor de kaarten gemaakt zou moeten worden, omdat het jammer is dat zo weinig 10
Kenniscentrum Toerisme & Recreatie: Korteweg-Maris, D (2006), Onderzoek ruiterrecreatie en ruitertoerisme, onderzoek in opdracht van Brabants Bureau voor Toerisme / Routebureau Brabant, Bureau voor Toerisme Zeeland, Regio-VVV Zuidoost-Brabant, Provincie Limburg.
- 12 -
mensen het netwerk kennen of gebruiken. Verbeterpunt vindt men de oriëntatie op de kaart; het is lastig om te vinden waar je bent op de kaart, voornamelijk vanwege het onduidelijk weergeven van wegen. Een ander verbeterpunt betreft het vermelden van de afstanden tussen de knooppunten, hoewel dit op huidige kaarten wel wordt weergegeven. Ten slotte werd opgemerkt dat een kaart hanteren tijdens het paardrijden erg onhandig is. Het Kenniscentrum concludeert dat hoewel alle paardensporters zeer regelmatig buitenritten maken, het routenetwerk door haar gebruikers slechts enkele keren per jaar wordt benut. Bovengenoemde cijfers en de reacties van gebruikers bij het onderzoek, duiden erop dat het netwerk niet voldoet voor de wekelijkse buitenritten, maar meer geschikt is voor de langere tochten die men slechts af en toe maakt. Om de gebruiksfrequentie te vergroten zal geïnvesteerd moeten worden in de infrastructuur van het netwerk, bijvoorbeeld door de afstanden tussen de knooppunten te verkleinen, aldus het Kenniscentrum. Veluwe Trail Veluwe Trail bestaat uit een doorgaande route en een 9-tal dagtochten. De doorgaande route loopt vanuit Apeldoorn naar Vaassen, Epe, Vierhouten, Ermelo, Garderen, Elspeet, Kootwijk, Harskamp, Otterlo, Ede, Arnhem, Loenen, Hoenderloo, Assel, Apeldoorn. De doorgaande route is ongeveer 160 kilometer lang, de dagtochten variëren in lengte van 25 tot 35 km kilometer. In totaal omvat Veluwe Trail ruim 500 kilometer bewegwijzerde routes. De routes zijn tweezijdig gemarkeerd, waardoor de routes dus zowel links als rechtsom gereden kunnen worden. De routes zijn voor ruiters en menners apart gemarkeerd. Paden die niet geschikt zijn voor menners zijn aangegeven. Elke dagtocht heeft een eigen kaart met daarop alle gegevens die relevant zijn voor het gebied waar de ruiter rijdt. Deze kaarten worden zowel als set als ook los verkocht. De bijbehorende routegids staat boordevol informatie over overnachtingsmogelijkheden voor mens en paard, adressen van dierenartsen en hoefsmeden en bevat een duidelijke overzichtskaart van de routes. Van Veluwe Trail zijn geen onderzoeks- of gebruiksgegevens bekend. 3.4 Economische potentie De paardensport groeit steeds meer in populariteit. Volgens onderzoek van de Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie11 steeg het aantal actieve paardensportbeoefenaars van acht jaar en ouder in de afgelopen vijf jaar met 16% (gemeten in 2006). Beleidsmakers en ondernemers zijn dan ook geïnteresseerd in mogelijkheden voor toeristisch-recreatieve activiteiten gericht op deze doelgroep. Dit was voor het Kenniscentrum Toerisme & Recreatie, in opdracht van de Provincie Limburg, Routebureau Brabant, Regio-VVV Zuidoost-Brabant en Bureau voor Toerisme Zeeland, aanleiding om onderzoek te doen naar de potenties van ruiterrecreatie en ruitertoerisme12. Aanpak was een online enquête, waaraan ruim 550 actieve paardensporters hebben deelgenomen. In de enquête is onderscheid gemaakt tussen paardenbezitters en ruiters zonder eigen paard. 85% van de respondenten met een eigen paard zou graag een vakantie ondernemen waarbij men het eigenpaard kan meenemen. Hierbij verblijft men het liefst in een pension of bed & breakfast, waarbij het paard op hetzelfde terrein is gestald. Men stelt hoge eisen aan de stalling voor het paard; zo vindt 91% de netheid van de stal belangrijk tot zeer belangrijk en vindt 90% de grootte van de stal een doorslaggevend aspect. Gemiddeld is men bereid 11 euro tot 15 euro per dag te besteden voor de stalling van het paard, aan de eigen accommodatie (overnachting met ontbijt) wil men 20 euro tot 40 11
ZKA (2006), Paardensportonderzoek 2006, Profiel, gedrag en behoeften Nederlandse paardensporters, rapportage in opdracht van de KNHS door ZKA consultants en planners. 12 Kenniscentrum Toerisme & Recreatie: Korteweg-Maris, D (2006), Onderzoek ruiterrecreatie en ruitertoerisme, onderzoek in opdracht van Brabants Bureau voor Toerisme / Routebureau Brabant, Bureau voor Toerisme Zeeland, Regio-VVV Zuidoost-Brabant, Provincie Limburg.
- 13 -
euro per persoon uitgeven. Een kwart kiest voor een verblijf van 3 dagen of 2 nachten, nog eens 20% kiest voor een paardrijdvakantie13 van 1 week. Van de respondenten zonder eigen paard zou 93% een paard willen huren tijdens de vakantie. Deze groep verblijft het liefst in een vakantiewoning. Eén derde kiest voor een paardrijdvakantie van 1 week, waarbij men bereid is 40 euro tot 60 euro te betalen voor een overnachting met ontbijt, inclusief de huur van een paard voor één dag. Spontaan gevraagd naar de favoriete bestemming in Nederland voor een paardrijdvakantie werd Brabant het meest genoemd, gevolgd door Drenthe en Gelderland (Veluwe). Bij het voorleggen van de Zeeuwse regio’s zei 50% zeker wel een paardrijdvakantie te willen doorbrengen aan de Zeeuwse kust, 29% zei dat misschien wel te willen. Voor het Zeeuwse achterland geldt dat 18% daar zeker wel een paardrijdvakantie wil doorbrengen en 47% misschien wel. Het Kenniscentrum concludeert dat 16% van de paardensporters een ruitervakantie wil doorbrengen in Brabant, 10% in Limburg en 9% in Zeeland. Dit betekent een ‘spontaan marktpotentieel’ van 73.000, 46.000 ruitervakanties voor Limburg en 41.000 ruitervakanties in Zeeland (uitgaande van ruim 400.000 paardensporters die belangstelling hebben voor een ruitervakantie). Dit potentieel moet over meerdere jaren worden gespreid, in de berekening is uitgegaan van 5 jaar. De gemiddelde bestedingen per ruitervakantie (overnachtingen en stalling of huur paard) zijn berekend op € 250 per persoon (op basis van 5,5 nacht). Hierbij zijn uitgaven voor eten en drinken en overige vakantieactiviteiten niet meegerekend. Door de bestedingen te vermenigvuldigen met het potentiële aantal ruitervakanties, is per provincie de economische potentie van ruitertoerisme berekend: • Brabant: € 3,8 miljoen per jaar • Limburg, € 2,3 miljoen per jaar • Zeeland: € 2,0 miljoen per jaar De bestedingen per dag liggen beduidend hoger dan voor ‘gewone’ toeristen. In 2009 gaven toeristen op Walcheren gemiddeld € 26 per persoon per dag uit. Dit is inclusief eten, drinken en vakantie activiteiten. Voor ruiters ligt het bedrag op € 45 per persoon per dag exclusief eten, drinken en overige vakantieactiviteiten naast het paardrijden. De economische potentie van ruitertoerisme is berekend op basis van het huidige voorzieningenniveau. Hoewel zij op dit moment qua omvang niet groot is, is zij wel aantrekkelijk, immers deze toeristen geven ook geld uit aan eten, drinken en overige vakantieactiviteiten. Deze potentie kan worden benut (en wellicht vergroot) door slimme samenwerkingsvormen tussen toeristische en hippische ondernemers, het beter benutten en combineren van bestaande ruitermogelijkheden en een goede promotie. Het Kenniscentrum geeft aan dat partijen duidelijk moeten overwegen of de economische potentie van voldoende omvang is om investeringen in nieuwe producten of bedrijven te rechtvaardigen. Ter verduidelijking: de economische potentie is wellicht niet toereikend voor de aanleg van een volledig nieuw routenetwerk of padennetwerk, maar het combineren en beter toegankelijk maken van bestaande ruiterpaden kan wel de moeite waard zijn. Ook moet opgemerkt worden dat de economische potentie zoals deze is becijferd door het Kenniscentrum gebaseerd op spontaan toerisme: ruiters welke op basis van de huidige voorzieningen een vakantie naar Zeeland willen ondernemen. Door te investeren in de voorzieningen voor ruiters en de mogelijkheden te promoten (Be good and tell it!) kan de economische potentie toenemen. Opgemerkt moet worden dat er geen zicht is op het bestedingspatroon van ruiters buitenom de overnachtingen. De volledige economische potentie is daarom op basis van het verkregen materiaal 13
Een paardrijdvakantie is als volgt gedefinieerd: Een periode van extern verblijf met een eigen paard of een gehuurd paard.
- 14 -
niet te berekenen. Ook is er geen inzicht in het inkomen van de potentiële doelgroep. Gevoelsmatig behoren ruiters veelal tot het segment met de hogere inkomens. Op basis van de onderzoeken welke betrokken zijn bij de totstandkoming van deze rapportage is er onvoldoende inzicht in de economische potentie en de hoeveelheid ruiters welke gebruik zouden maken van ruitervoorzieningen.
- 15 -
4. Huidige situatie In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de huidige rijmogelijkheden in de gemeente Veere. Naast een blik op het ZLTO rapport gaat dit hoofdstuk in op de positie van Veere als paardengemeente en op lokale regelgeving. In het hoofdstuk wordt ingegaan op de bestaande routestructuren, zowel in kwantitatief als kwalitatief opzicht. Dit hoofdstuk is een aanbodanalyse op basis waarvan in hoofdstuk 5 de aanbevelingen volgen. 4.1 Paarden in Veere Wie een ronde door de gemeente Veere maakt zal ze overal zien staan: paarden. De gemeente Veere is dan ook met voorsprong de paardengemeente van Zeeland te noemen. Maar liefst 20,1% van alle paarden in de provincie staat gestald in de gemeente Veere. Bovendien heeft Veere de grootste paardendichtheid van de provincie met 32,6 paarden per 1.000 inwoners. Afgezet tegen het Nederlands gemiddelde is Zeeland paardenrijk te noemen. Wanneer Zeeland vergeleken wordt met een vergelijkbare provincie (in dit geval Drenthe welke zich profileert als routeprovincie) blijft Zeeland achter. Veere steekt echter duidelijk boven de gemiddelde uit. Tabel 1: Paarden in Zeeland14 Borsele Goes Hulst Kapelle Middelburg Noord-Beveland Reimerswaal Schouwen-Duiveland Sluis Terneuzen Tholen Veere Vlissingen Zeeland Ter vergelijking Zeeland Drenthe Nederland
14
Paarden 252 92 236 86 290 139 104 507 398 385 179 715 178 3.561
7,1% 2,6% 6,6% 2,4% 8,1% 3,9% 2,9% 14,2% 11,2% 10,8% 5,0% 20,1% 5,0% 100,0%
Inwoners 22.551 36.754 27.886 12.288 47.559 7.327 21.345 33.929 24.156 55.149 25.368 21.960 44.712 380.984
5,9% 9,6% 7,3% 3,2% 12,5% 1,9% 5,6% 8,9% 6,3% 14,5% 6,7% 5,8% 11,7% 100,0%
Paarden per 1.000 inwoners 11,2 2,5 8,5 7,0 6,1 19,0 4,9 14,9 16,5 7,0 7,1 32,6 4,0 9,3
3.561 9.226 144.924
2,46% 6,37% 100,0%
380.984 489.918 164.857.87
2,31% 2,97% 100,0%
9,3 18,8 8,8
Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 23-12-2009
- 16 -
In de gemeente Veere zijn een groot aantal paardenondernemers actief. Maneges, pensionstallingen en (mini)campings met paardenstalling hebben zich verspreid over de gemeente gevestigd; zowel langs de kuststrook als in het achterland. Voor de inwoners uit de gemeente (en inwoners van de rest van Walcheren) biedt dit voldoende mogelijkheden om een eigen paard te stallen (naast de vele paarden welke bij boerderijen gestald staan) of gebruik te maken van een manegepaard. Ook voor toeristen zijn er mogelijkheden om of een eigen paard mee te nemen op vakantie en gebruik te maken van de stallingmogelijkheden of een paard of pony te huren. Verschillende bedrijven bieden de mogelijkheid om in groepsverband een rit te maken of op (pony)kamp te gaan.
Figuur 1: Maneges en stallingen in Veere
4.2 Inventarisatie Ruiter- en menroutes Zeeland Uit het rapport ‘Inventarisatie Ruiter- en menroutes Zeeland’ blijkt dat er in bijna alle regio’s wel bestaande routestructuren zijn. Maar deze zijn meestal beperkt bekend doordat de routes onvoldoende herkenbaar zijn (ontbreken markering en/of route-informatie). Aan de routes die er zijn moet zeer zeker aandacht worden geschonken wat betreft de kwaliteit (veiligheid, ontstane onderbrekingen, voorzieningen e.d.). Voor de meeste regio’s zijn door ZLTO voorstellen gedaan voor aanpassing van de routes en om het paardrijen aantrekkelijker te maken. In de provincie Zeeland zijn weinig kwalitatieve routeproducten (o.a. kaartmateriaal en routeinformatie van recente datum) beschikbaar en het bestaande aanbod heeft een grote mate van diversiteit. Het aanbod is versnipperd en voor de consumenten moeilijk te doorgronden. In het rapport wordt over Walcheren het volgende geschreven: Voor Walcheren is een brochure opgesteld. Er zijn een aantal bestaande routes aanwezig op het strand en in de duinen. Van belang is hierbij te vermelden dat de routes in de duinen en op het strand niet altijd beschikbaar zijn in verband met toeristen in het zomerseizoen, hiervoor zijn vaste tijden opgesteld. Ook bepaald eb en vloed de mogelijkheden om op het strand paard te rijden. Daarnaast zijn er meerdere mogelijkheden voor ruiter- en menroutes in het agrarisch binnengebied, welke echter vooral door de ruilverkaveling niet allemaal meer kwalitatief goed zijn. Voor Walcheren heeft met name de ‘koppeling’ van routes op het strand en in de duinen aan de routes in het agrarisch gebied een grote prioriteit. Daarnaast is een aandachtspunt het oversteken tussen rustige binnenwegen over doorgaande wegen, met name in het drukke zomerseizoen. Verder zijn gedragsregels voor ruiters en niet-ruiters gewenst in dorpen, die niet te vermijden zijn, omdat anders bepaalde verbindingen niet mogelijk zijn.
- 17 -
De naar voren gebrachte basiswens is het vormen van een knooppuntenroutenetwerk. Hierbij waren 2 denklijnen: • Ruiter- en menroutes over openbare wegen zijn het meest ‘bedrijfszeker’, in verband met een stabiele ondergrond, terwijl anderen meer voelden voor ‘verrassende doorsteken’ over boerenland langs b.v. perceelsscheidingen, sloten of natuurvriendelijke oevers. • In grote gebieden van Walcheren zijn er prima mogelijkheden om een ruiter- en menroute te rijden. Door de geschikte lokale routes aan te leggen en deze met elkaar te verbinden èn richting het strand (want dat willen vele ruiters en menners) ontstaat een verweven netwerk. Dat leidt ertoe dat ‘praktisch geheel Walcheren’ in de route zou kunnen worden opgenomen. Vanuit de regio is aangegeven dat er erg veel ‘interessante’ routes en locaties mogelijk zijn en werd een ‘fijnmazig’ netwerk voorgesteld. Na overleg is besloten om de huidige ruiter- en menroutes op de kaart over te nemen en de naar voren gebrachte bijzondere nieuwe mogelijkheden, waarvoor veelal nog wel goedkeuring is vereist. Aanbeveling is om de vanuit de regio ingetekende overige toekomstige mogelijkheden (overigens deels overlappend met de huidige routes) het meest interessante netwerk te selecteren. Specifiek vermeldenswaardig is nog dat Staatsbosbeheer een plan voor ruiter- en menpaden in hun natuurgebieden aan het uitwerken is. 4.3 Lokale regelgeving In de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Veere waren een aantal bepalingen opgenomen betreffende verontreiniging door paarden en zijn bepalingen opgenomen omtrent het gebruik van strand door ruiters. Vanwege de niet-handhaafbaarheid van de verontreinigingregels zijn deze bij de apv-wijziging van februari 2010 geschrapt. • Artikel 5.3.2.17 Paarden 1. Het is verboden gedurende het badseizoen van 10.00 uur tot 19.00 uur op het strand één of meer paarden te hebben. 2. Burgemeester en wethouders kunnen strandvakken aanwijzen waar het in het eerste lid gestelde verbod niet geldt. 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor de politie bij de uitoefening van de opgedragen taken. De APV-regels van de gemeente Veere geven ruimte en beperkingen voor ruiters om met het paard te recreëren in de gemeente Veere. De openstelling van het strand voor ruiters en menners is hierin bijvoorbeeld geregeld evenals het achterlaten en opruimen van mest op de openbare weg. De regels in de APV bieden voldoende ruimte aan ruiters om zich in de gemeente te bewegen. Verontreiniging door paarden vormt op een aantal plaatsen een probleem (op het strand, op duinovergangen en binnen de bebouwde kom). Vanwege de handhaafbaarheid zijn de verontreinigingregels uit de APV geschrapt, mestoverlast vormt op een aantal plaatsen echter wel een probleem. In het hoofdstuk gewenste situatie wordt bezien in hoeverre regelgeving strookt met de gewenste situatie. Overigens wordt hierbij in eerste instantie de bestaande regelgeving als uitgangspunt genomen.
- 18 -
Figuur 2: Inventarisatie ruiterroutes
4.4 Ruiterpaden- en routes in de gemeente Veere In het rapport ‘Inventarisatie Ruiter- en menroutes Zeeland’ zijn de routes geïnventariseerd. Hierbij komt naar voren dat de gemeente Veere beschikt over een hoeveelheid aan ruiterroutes (groene lijnen) beschikt en dat hierin verbindingen ontbreken. Met geringe aanpassingen zou een fijnmazig routenetwerk ontstaan (rode lijnen). Enkel in de bossen van Staatsbosbeheer en in een deel van de nieuwe ruilverkavelingbossen zijn ruiterpaden aanwezig, zoals ook blijkt uit de afbeelding op de volgende pagina waarin alle bestaande ruiterpaden in de gemeente zijn aangegeven.
4.4.1. Aanbod Deze afbeelding laat zien dat al- Figuur 3: Ruiterpaden Staatsbosbeheer leen in het gebied tussen Zoutelande, Biggekerke, Koudekerke en Vlissingen een aantal paden aanwezig zijn waarop een langere route kan worden gereden in combinatie met het strand. In het gebied tussen Zoutelande en Westkapelle zijn korte stukjes ruiterpad welke niet onderling met elkaar zijn verbonden. In het gebied Westkapelle Vroon (ten noorden van Westkapelle) is onlangs een nieuw stuk ruiterpad gerealiseerd. Ook in het bos ten noorden van Oostkapelle ligt een los stuk ruiterpad, evenals in het Veerse bos. De op de afbeelding getoonde paden zijn de enige locaties welke exclusief voor ruiters (en in sommige gevallen voor menners) bedoeld zijn. Voor de rest zijn ruiters aangewezen op de openbare weg. Op deze paden en wegen zijn ruiters reguliere verkeersdeelnemers. Ruiterpaden zijn speciaal voor hippisch gebruik aangelegd, het is andere gebruikers niet toegestaan gebruik van deze paden te maken. Een ruiterpad moet een minimumbreedte hebben van 1,00 meter15. Als paarden elkaar tegenkomen, moet ze elkaar zonder gevaar kunnen passeren. Hiervoor dienen op smalle paden passeerplekken te worden aangelegd. De afstand tussen passeerplekken is afhankelijk van de intensiteit van het gebruik van een pad. Op passeerplekken dient de minimale breedte 1,75 meter te zijn. Voor het stappen voldoet een smal pad, 1 meter is dan al voldoende. Draven en vooral galopperen vereisen een breder pad, omdat het paard de weg voor zich uit moet kunnen overzien. Bij hoopopgaande begroeiing dient aan de minimale breedte een obstakelvrije zone van 0,5 meter aan beide zijde van het pad te worden toegevoegd. Bomen dienen opgesnoeid te worden tot 3 meter hoogte. 15
Op basis van basiskwaliteitseisen KNHS
- 19 -
Zoals aangegeven in paragraaf 3.2 is in de wegenverkeerswet geregeld dat ruiters en menners zich niet op fietspaden mogen begeven. Indien een specifiek ruiterpad ontbreekt zijn ruiters en menners dus aangewezen op de openbare weg (rijbaan of berm). Op veel plaatsen op Walcheren is het veiliger om op de plaatsen waar een los fietspad naast de weg is aangelegd gebruik te maken van het fietspad in plaats van de rijbaan. Dit is het geval langs de volgende wegen: • Rijksweg N57 • Provinciale wegen N287, N288 en N663 • Waterschapswegen Hondegemsweg, Hogelandseweg, Kaasboerweg, Koekoeksweg, Loodholseweg, Mariekerkseweg, Middelburgseweg, Pekelingseweg, Polredijk en Schelpweg. Auto’s rijden op deze wegen veelal 60-100 kilometer per uur. Wanneer zich plotseling een ruiter op of naast de rijbaan bevindt lijdt dit tot gevaarlijke situaties voor zowel paard en ruiter als voor overige verkeersdeelnemers (in de praktijk worden de grote verkeersaders door ruiters gemeden). Een paard blijft immers een levend dier en hoewel een ruiter voldoende vaardig kan zijn om zich op de openbare weg te begeven en het paard voldoende is afgericht om deel te nemen aan het verkeer kan een paard altijd schrikken van onverwachte situaties. De gemeente Veere is op te delen in (voor ruiters) drie deelgebieden: strand, kuststrook (bos en duinen) en achterland (akkerbouw gebied). De meeste maneges en stallingen zijn gelegen in het achterland van Walcheren en sluiten niet direct aan op bestaande ruiterpaden. De meeste ruiterbewegingen komen vanuit deze plaatsen. Het zwaartepunt van ruiterbewegingen ligt weliswaar in de kuststrook en het strand, maar ook in het achterland komen veel ruiterbewegingen voor. Deze routes zijn vaak een combinatie van openbare wegen en van ruiterpaden. Het strand en de openstelling (binnen de beperkingen welke de APV hieraan stelt) hiervan is een belangrijke voorziening voor ruiters. Overigens vormen de paalhoofden wel een obstakel aangezien ruiters hier (behalve bij laag water) omheen moeten kronkelen. Er is kaartmateriaal aanwezig voor Walcheren, dit dateert uit 1999. Het betreft hier routebeschrijvingen maar geen bewegwijzerde routes over routes over specifiek voor ruiters aangelegde voorzieningen. De ruiterpaden zijn wel gemarkeerd met routeschildjes. Figuur 4: bebording 4.4.2 Kwaliteit De kwaliteit van de paden in de gebieden van Staatsbosbeheer is niet op alle plaatsen gelijk. Uit de eerder aangehaalde rapportage van Staatsbosbeheer blijkt dat in een aantal gebieden de paden te nat zijn. Dit is vooral het geval op de oudere paden in de bossen aan de westkant van Walcheren. Door de lage ligging en de kleigrond waarop veel paden zijn aangelegd laat de kwaliteit op de meeste plaatsen te wensen over. De nieuwe paden in de ruilverkavelingbossen zijn, door een andere aanlegwijze, wel van goede kwaliteit. Deze paden zijn voor Staatsbosbeheer het uitgangspunt. De paden in de bossen zijn in het voorjaar van 2009 allemaal gefreesd waardoor er minder last van water op de paden is. Ruiters geven echter aan dat de paden na dergelijk onderhoud vrijwel onbegaanbaar zijn vanwege de te zachte onderlaag. De hoeven van de paarden zakken te ver weg in de bodem waardoor de kans op blessures groter is. In de gemeente Veere bestaat de grond voornamelijk uit klei en langs de kuststrook uit zand (voornamelijk in het noordelijk deel van Walcheren). Kleigrond is opgebouwd uit zeer kleine gronddeeltjes die afgezet zijn door rivieren of zeewater. De waterdoorlatendheid is zeer gering wat plasvorming en een modderige toplaag tot gevolg heeft. De draagkracht van kleigronden is bij nat weer beperkt. Dro- 20 -
ge klei vormt een harde ondergrond die minder geschikt is voor ruiter- en menpaden. Drainage van kleigronden is gewenst, maar zeer kostbaar, om problemen met overtollig water te beperken. Om te voorkomen dat de ondergrond te hard wordt is aanpassing van de toplaag benodigd (inmenging van zand). Figuur 5: situatie Domburgseweg De bermen van een aantal wegen en fietspaden in de gemeente zijn de afgelopen jaren voorzien van zogenaamde doorgroeistenen. Voor ruiters vormt dit een obstakel aangezien paarden hier niet overheen kunnen lopen, hierdoor is het niet overal mogelijk om in de berm van het fietspad te lopen (bijvoorbeeld langs de Domburgseweg) waardoor ruiters gedwongen zijn zich op de rijbaan te begeven. In Bos Dishoek is de kwaliteit van de paden verbeterd door het zand profiel van de ruiterpaden op te hogen om zo overhoogte te creëren. In onderstaande figuur staan verschillende zandprofielen, het profiel in Bos Dishoek ligt iets vlakker dan A. Bij het gebruik door ruiters slijt het pad in en gaat van profiel A naar profiel B en eindigt als profiel C, waar water in kan blijven staan. In de meeste gebieden zijn de paden aangelegd zoals profiel B en soms al bijna zoals Figuur 6: Zandprofielen ruiterpad profiel C. Goede ruiterpaden worden zoals profiel A aangebracht en opgehoogd zodra ze zo vlak als profiel B zijn. Het zandprofiel in Bos Dishoek is het uitgangspunt voor Staatsbosbeheer bij de aanleg van nieuwe paden, zoals deze in 2009 bijvoorbeeld zijn aangelegd in het gebied Westkapelle Vroon, en de verbetering van bestaande paden. 4.4.3 Knelpunten Uit het rapport ‘inventarisatie ruiter- en menroutes Zeeland’ komt naar voren dat in Zeeland oversteekplaatsen over drukke wegen een van de knelpunten zijn. Het is echter onvermijdelijk om een oversteek van de wegen te voorkomen. Het net van doorgaande wegen op Walcheren is weliswaar niet heel dicht maar om vanuit het achterland richting de kuststrook te komen moeten deze wegen echter wel worden overgestoken. Ook tijdens een rondrit door het achterland moet zo’n weg af en toe worden overgestoken. Oversteekplaatsen en kruisingen Het passeren van drukke wegen met gemotoriseerd verkeer is voor veel ruiters een spannende onderneming, aangezien paarden onverwachts kunnen schrikken. In de gemeente Veere komen ruiters een aantal wegen tegen welke gekruist moeten worden tijdens het maken van een rondrit. De meeste wegen zijn rustig, waarbij het maken van een oversteek relatief ongevaarlijk is (uitkijken blijft natuurlijk noodzakelijk). Onderstaande wegen zijn drukker en de snelheid ligt hier hoger waardoor oversteken voor ruiters spannend kan zijn. • Rijksweg N57 • Provinciale wegen N287, N288 en N663 • Waterschapswegen Hondegemsweg, Hogelandseweg, Kaasboerweg, Koekoeksweg, Loodholseweg, Mariekerkseweg, Middelburgseweg, Pekelingseweg, Polredijk en Schelpweg.
- 21 -
De meeste oversteekplaatsen zijn Figuur 7: Oversteekplaatsen overzichtelijk en worden ook door fietsers gebruikt. Op gelijkvloerse kruisingen is in eerste instantie gekeken naar de bestaande situatie en de mogelijkheid om over te steken bij bestaande verkeerslichten en kruispunten. Op Walcheren staan enkel op de oversteekplaatsen met de N57 verkeerslichten en op de N288 ter hoogte van Biggekerke. Ter hoogte van Serooskerke en Biggekerke is speciale drukknopbediening voor ruiters aanwezig, zodat de ruiter vanaf het paard de verkeerslichten kan bedienen. Bij de aanleg van de nieuwe N57 worden op een aantal punten fiets- en voetgangerstunnels aangelegd. De N57 doorsnijdt het landschap en daarmee ook de rijmogelijkheden voor ruiters, immers de weg vormt een obstakel in het kader van de verkeersveiligheid. Door gebruik te maken van de tunnels ontstaat een verbeterde en veilige situatie. Figuur 8 A t/m E (vlnr): Oversteken
Voor kruisingen met de provinciale- en waterschapswegen moet gebruik gemaakt worden van gelijkvloerse kruisingen en rotondes. Zoals aangegeven zijn de meeste oversteekplaatsen overzichtelijk zoals te zien is in figuur 8A. Op de provinciale- en waterschapswegen zijn een aantal maatregelen genomen om de veiligheid te bevorderen. Enkele voorbeelden hiervan zijn in figuur 8B tot en met 8E opgenomen: - bij het oversteken van een gelijkvloerse kruising met verkeerslichten kan gebruik gemaakt worden van speciale drukknopbediening, zoals deze wordt toegepast bij Biggekerke (foto 8B: kruising N288 met Valkenisseweg); - bij het oversteken van een gelijkvloerse kruising zonder verkeerslichten worden automobilisten gedwongen te remmen door zogenaamde druppels in de weg. Met behulp van bebording worden automobilisten op oversteken fietsers geattendeerd (foto 8C: kruising Koekoeksweg met Molenweg / fietspad); - 22 -
- voor het oversteken van een gelijkvloerse kruising wordt op een aantal plaatsen op Walcheren gebruik gemaakt van een rotonde met losliggend fietspad, zoals dat bijvoorbeeld het geval is bij kasteel Westhove. Autoverkeer is genoodzaakt af te remmen, op de rotonde kan ook in het midden nog worden gewacht op passerend verkeer (foto 8D: kruising N287 met Westhovenseweg); - bij het oversteken van een gelijkvloerse kruising is het van belang dat alle verkeersdeelnemers worden geattendeerd op elkaars aanwezigheid of op mogelijk gevaar. Weggebruikers kunnen gewend raken aan verkeersborden waardoor ze er geen acht meer op slaan. Digitale borden welke gaan knipperen wanneer er een fietser of ruiter wil oversteken vallen veel meer op. Een voorbeeld hiervan is te zien op foto 8E: kruising Mariekerkseweg met Poppendamseweg / Kruisweg. In deel 2 van dit uitvoeringsplan zijn alle oversteekplaatsen (welke binnen het routenetwerk zijn opgenomen) in beeld gebracht, deze zijn ook op de (deel)kaarten gemarkeerd. Veel bermen zijn in beginsel geschikt voor ruiters. Op deze plaatsen zijn een aantal obstakels, waardoor het voor ruiters niet goed mogelijk is om gebruik te maken van de bermen. - hoogopgaande begroeiing; - doorgroeistenen in de bermrand; - bebording in het rijpad; - blubberig; - vuil of puin. In de bebouwde kom van de verschillende dorpen komen ook veel ruiters. Dit is ondermeer te zien aan de hoeveelheid mest in de dorpen op paden en wegen. Het regelmatige gebruik van de bebouwde kom (o.a. Koudekerke en Domburg) lijdt tot irritatie en overlast voor andere weggebruikers. Bovendien is het geen visitekaartje voor bezoekers. 4.5 Conclusie De gemeente Veere kent nauwelijks specifieke rijvoorzieningen voor ruiters. In de bosgebieden zijn een aantal ruiterpaden aanwezig. De kwaliteit hiervan laat echter te wensen over, bovendien ontbreken verbindingen. Vanwege de kwaliteit van de ruiterpaden wijken ruiters vaak uit naar wandelen fietspaden wat soms lijdt tot overlast voor andere recreanten. Overigens wijken wandelaars in het bosgebied vaak uit naar het geasfalteerde fietspad en mountainbikers naar het ruiterpad. Gezien de hoeveelheid paarden, stallingen en maneges in de gemeente Veere en op de rest van Walcheren mag verondersteld worden dat ruiters zich over het gehele eiland bewegen. Vooral de kuststrook, het strand en de openstelling hiervan is een belangrijke voorziening voor ruiters. De paalhoofden vormen hier wel een obstakel. Het achterland van Walcheren wordt ook veelvuldig door ruiters gebruikt, als aanrijdroute richting de kust maar ook voor rondgangen. Hier ontbreekt het volledig aan specifiek voor ruiters aangelegde paden en routes. Ruiters en menners zijn hier aangewezen op de openbare weg waarbij de veiligheid van ruiter, paard en overige verkeersdeelnemer een obstakel vormt. Sommige wegen en bermen zijn weliswaar meer geschikt dan andere voor ruiters maar padenstructuren zoals deze er zijn voor fietsers en wandelaars ontbreken volledig. Hier is sprake van een gemiste kans. De afgelopen jaren is op een aantal plaatsen geïnvesteerd in de aanleg van recreatieve fiets- en wandelpaden door het achterland, voor ruiters zijn deze paden echter verboden terrein. De gebruiksintensiteit van deze paden is echter zodanig dat recreatief medegebruik door bijvoorbeeld ruiters niet zou hoeven te stuiten op grote problemen. Onder ruiters en menners en onder manege- en pensionhouders bestaat de nadrukkelijke wens om een routenetwerk te realiseren waardoor paardrijden op Walcheren niet alleen avontuurlijk maar ook veilig is. Voor sommige betrokkenen bij dit project geldt dat zij al 20 jaar bezig zijn met de realisatie van (een) ruiterroute(netwerk). Deze initiatieven zijn vanwege verschillende redenen (in een vroegtijdig stadium) gestrand. Op basis van de inventarisatie naar ruiter- en menroutes in Zeeland, de - 23 -
keuze van de gemeente Veere om zich als pilotgebied aan te melden en de beschikbaar gestelde middelen van gemeente en provincie voor de realisatie van dit uitvoeringsplan is bij ondernemers en ruiters de hoop en verwachting ontstaan dat er nu wel een routenetwerk voor ruiters gerealiseerd kan worden. Bovendien past dit in de visie van de gemeente Veere om het toeristisch-recreatief routenetwerk in de gemeente verder uit te bouwen. Na de realisatie van het FIKS geeft de gemeente prioriteit aan een ruiter- en wandelnetwerk. In het collegeprogramma 2006-2010 is opgenomen dat de gemeente bestaande- en nieuwe routenetwerken uit wil breiden of realiseren. Vanuit de Impuls voor toerisme 2009-2012 is hiervoor budget gereserveerd. Onder invloed van het huidige economisch getij heeft de gemeente geen zekerheid over toekomstige financiën. Door de gemeente zullen in de (nabije) toekomst scherpe keuzes gemaakt moeten worden ten aanzien van de inzet van in het verleden gereserveerde budgetten. In het volgende hoofdstuk wordt de huidige situatie omgebogen tot een gewenste situatie. Hierbij worden niet enkel nieuwe verbindingen inzichtelijk gemaakt, maar wordt ook ingegaan op aspecten als beleving, onderhoud, veiligheid en ondergrond.
- 24 -
5. Gewenste situatie In de vorige hoofdstukken is ingegaan op de huidige situatie. Hieruit kwam naar voren dat de gemeente Veere de Zeeuwse gemeente met de hoogste paardendichtheid is. Ook toeristisch gezien zijn er mogelijkheden voor ruiters om in de gemeente Veere te verblijven en paard te rijden. Door de combinatie van het strand, duin- en bosgebied en het platteland van Walcheren zijn er absoluut kansen om de gemeente te profileren als aantrekkelijke gemeente voor ruiters. Momenteel ontbreekt het in de gemeente aan goede voorzieningen voor ruiters om buiten te kunnen rijden. Er zijn slechts een klein aantal specifieke ruiterpaden aanwezig, waarvan de kwaliteit achter blijft. Ruiters zijn dan ook veelal aangewezen op de openbare weg. In dit hoofdstuk wordt aan de hand van een aantal thema’s ingegaan op de gewenste situatie. Dit betreffen aanbevelingen (met onderbouwing) om te komen tot een situatie waarin de gemeente Veere zichzelf kan profileren als gemeente waar het uitstekend paardrijden is De adviezen sluiten aan bij het eindbeeld zoals deze is geformuleerd in de inleiding. Als geheugensteun wordt deze ambitie nogmaals beschreven: Veere: Dé ideale gemeente voor paard, ruiter en menner In de gemeente Veere kunnen ruiters en menners terecht voor het maken van een ideale buitenrit waarin het authentieke Walcherse landschap, bossen, duinen en het strand gecombineerd worden. Ruiters en menners hebben door een fijnmazig volledig bewegwijzerd routenetwerk op basis van knooppunten volop keuze in rijrichting en routelengte. De routes leiden ruiters over ruiterpaden en door bermen langs verkeersluwe wegen waardoor het bijzondere landschap volop beleefd kan worden. Door de aanwezigheid van voldoende rustplaatsen, stallings- en overnachtingsmogelijkheden is Veere ook in toeristisch opzicht dé ideale gemeente voor paard, ruiter en menner. Doel is om de economische potentie van het ruitertoerisme te benutten voor de gemeente en extra bestedingen en overnachtingen te genereren in het gebied. Wil de gemeente Veere zichzelf profileren als ruitergemeente en beantwoorden aan deze visie dan zal de kwaliteit van het ruiternetwerk zo optimaal mogelijk moeten zijn. Om dit te bereiken wordt bevelen wij aan om het routenetwerk in te richten aan de hand van de basiskwaliteiten van de KNHS voor ruiter- en menpaden en –routes16. Bij het omschrijven van de aanbevelingen in dit hoofdstuk zijn deze basiskwaliteiten als uitgangspunt genomen. In dit hoofdstuk worden aanbevelingen gedaan in algemene zin. Deze zijn met kaartmateriaal en foto’s vertaald in deel 2 van dit uitvoeringsplan. 5.1 Routestructuur De gemeente Veere is op te delen in (voor ruiters) drie deelgebieden: strand, kuststrook (bos en duinen) en achterland (akkerbouw gebied). Zoals aangegeven zijn de meeste maneges en stallingen gelegen in het achterland van Walcheren en sluiten deze niet direct aan op bestaande ruiterpaden. De meeste ruiterbewegingen komen vanuit deze plaatsen. Het is daarom van belang dat (ook vanuit toeristisch oogpunt) deze concentratieplaatsen worden ontsloten zodat ruiters en menners zich (vrijwel) direct vanuit de stalling kunnen verplaatsen in de gewenste richting. Dit is niet alleen van belang om te beantwoorden aan de verwachtingen van gebruikers van ruiterroutes, maar ook om de 16
Zie bijlage 3: basiskwaliteiten KNHS
- 25 -
economische potentie te benutten. Voor ondernemers is een routenetwerk wat direct vanuit de onderneming is te bereiken aantrekkelijk: gasten kunnen zo gestimuleerd worden om naar Veere te komen met hun eigen paard of om een paard te huren. Ook zullen ondernemers sneller bereid zijn om te investeren in de aanleg van voorzieningen voor ruiters en ruitertoeristen of in de aanleg en het onderhoud van het netwerk wanneer routes aansluiten op de onderneming. Uiteraard zijn ook de paarden in privé bezit of paarden die gestald zijn bij boeren een belangrijke doelgroep. Deze paarden zijn verspreid over het gehele gebied. Door de realisatie van een fijnmazig netwerk is de dichtstbijzijnde ruiterroute in de meeste gevallen nooit ver weg. Het zwaartepunt van ruiterbewegingen ligt weliswaar in de kuststrook en het strand, maar ook in het achterland zijn veel ruiterbewegingen zichtbaar. Bij de totstandkoming van dit uitvoeringsplan is als uitgangspunt genomen dat ruiters zich “vrij” door het gebied moeten kunnen bewegen, ofwel er moet voldoende keuzemogelijkheid zijn om een rit te maken richting de kust en het strand of door het achterland. Door het bieden van voldoende keuzemogelijkheid worden toeristen (welke vaak hun eigen paard meenemen of een paard huren) in de gelegenheid gesteld om meerdere routes te rijden. Hierdoor wordt een langere verblijfsduur gestimuleerd (en daarmee extra bestedingen). Om deze keuzemogelijkheid mogelijk te maken is het van belang dat er goede verbindingen zijn tussen het strand, de kustrand en het achterland. In het vorige hoofdstuk kwam naar voren dat het ontbreken van goede verbindingen een van de voornaamste knelpunten is. Bovendien is het (zeker voor bezoekers) onduidelijk welke wegen en paden in het achterland het beste bereden kunnen worden. Het advies is om een fijnmazig netwerk te realiseren van ruiterpaden en ruiterroutes. Een netwerk dat alleen bestaat uit ruiterpaden langs akkerranden en door natuurgebieden zou absoluut bijdragen aan een hogere belevingswaarde. Het is echter niet realistisch te veronderstellen dat een dergelijk netwerk gerealiseerd kan worden. Immers de aanleg van ruiterpaden is zeer kostbaar en bovendien is van iedere grondeigenaar toestemming benodigd, ook moeten vaak aanpassingen worden gedaan om sloten te kunnen oversteken. Dit is dus wel een ideaalbeeld, echter de realisatie van dergelijke paden vergt een investering van circa € 30.000 per kilometer. De ervaringen van stichting Landschapsbeheer Zeeland bij de aanleg van het wandelnetwerk Walcheren laten zien dat er veel obstakels zijn bij de realisatie van een dergelijk netwerk. Bovendien is voor ruiters meer ruimte nodig dan voor wandelaars en zijn ruiterpaden bovendien veel onderhoudsintensiever dan wandelpaden. Bij de daadwerkelijke realisatie van een ruiternetwerk kan uiteraard de mogelijkheid voor paden op en langs akkers worden bezien, het advies is echter om in te steken op veilige routes langs bestaande wegen en fietspaden. Bij de aanleg van paden op en langs akkers kan eventueel een combinatie worden gemaakt met het zogenaamde “d’haegen”-project. Hierdoor ontvangen grondeigenaren meer subsidie voor het afstaan van een stuk akker, dan wanneer zij enkel deelnemen aan 1 van de 2 projecten, waardoor het aantrekkelijker is om hieraan deel te nemen. Figuur 9: Verboden voor paarden Veel ruiters maken gebruik van fiets- en voetpaden. Op grond van de wegenverkeerswet is het voor ruiters niet toegestaan om gebruik te maken van een fietspad. Om dit oneigenlijke gebruik te voorkomen kunnen ruiterpaden in de bermen worden aangelegd. Op een aantal plaatsen is het echter veiliger om uit te wijken naar fietspaden. Op grond van de wegenverkeerswet is dit echter juridisch niet mogelijk. Zowel de Verkeerspolitie Zeeland als de bereden politie in Brabant heeft aangegeven dat hier sprake is van een omissie in de wet. De wegenverkeerswet stamt uit 1880 maar is op dit punt nooit
- 26 -
herzien. Op een aantal specifieke plaatsen zou het veiliger zijn om ruiters over het fietspad of door de berm langs het fietspad te leiden. De politie17 zal hier in principe ook niet op handhaven. Hier wordt de geest van de wet in plaats van de letter van de wet genomen. In geval van een ongeval tussen een fietser en een ruiter is de ruiter echter fout op grond van de wegenverkeerswet. Hier bestaat nog geen jurisprudentie over. De politie adviseert in een dergelijk geval dit voor te leggen aan de rechtbank. Dergelijke gevallen zijn waarschijnlijk de enige mogelijkheid om de wet te wijzigen. In de bijeenkomsten met de regionale werkgroep is dit onderwerp uitgebreid aan de orde gekomen. Hierbij is afgesproken dat dergelijk punten zoveel mogelijk worden vermeden binnen het routenetwerk. Bebording zal geplaatst worden langs de rijbaan en niet langs het fietspad. Op kaartmateriaal zal worden aangegeven dat rijden op het routenetwerk op eigen risico geschied en dat er ter plaatse door de ruiter een afweging gemaakt moet worden ten aanzien van de plaatsbepaling op de weg. In deel 2 van dit uitvoeringsplan zijn deze plaatsen in kaart gebracht. Op dit moment zijn een aantal paden voor ruiters afgesloten, dit is met bebording aangegeven. De bermen van deze (half)verharde fietspaden zijn op de meeste plaatsen breed genoeg om hier ook ruiters toe te laten. Het gaat hier om fietspaden dwars door het landelijk gebied (welke dus bijdragen aan een hoge belevingswaarde en bovendien bijdragen aan de verkeersveiligheid). Zulke paden zijn binnen het voorgestelde ruiterroutenetwerk te vinden op de volgende plaatsen: • • • • • • • •
Deelgebied 1: Vrouwenpolder: tussen de Polredijk en de N57 Deelgebied 4: Domburg: Hallehoogte (dit betreft een breed wandelpad) Deelgebied 5: Serooskerke: tussen de Wijkhuisweg en de Kievitshoekweg Deelgebied 7: Koudekerke: tussen de Braamweg en de Noordweg Deelgebied 7: Koudekerke: het bunkerpad tussen de Zwigtmanweg en de Zuidweg Deelgebied 8: Aagtekerke: tussen de Noordweg en de Slotdreef Deelgebied 8: Aagtekerke: tussen Brouwerijweg en Herenweg Deelgebied 9: Zoutelande: tussen de Koekoeksweg en de Rapenburgseweg
De reden dat deze paden verboden zijn voor paarden is dat dit veelal schelpenpaden zijn en dat deze halfverharding snel door paarden wordt stuk gelopen. Het Waterschap is aan het bekijken hoe zij kunnen aangeven dat alleen het pad verboden is en de berm wel toegankelijk is voor paarden. Wellicht zou een afscherming met paaltjes en bewegwijzering in de berm dit verduidelijken. Op een aantal plaatsen is het veiliger voor ruiters (én voor overige weggebruikers) om uit te wijken naar (de berm van) het fietspad. In deel 2 van het rapport zijn deze paden gemarkeerd. Bij de keuze voor het gebruik van wegen en bermen binnen het ruiternetwerk is gekozen voor wegen welke verkeersluw zijn en voldoende ruimte hebben voor ruiters (minimaal 1 meter breed). Op een aantal plaatsen is voldoende ruimte om een apart ruiterpad aan te leggen, uitgangspunt bij de keuze voor deze paden is wel dat dit naar verwachting paden zijn welke intensief door ruiters gebruikt worden. Om bermen geschikt te maken als ruiterpad zullen diverse knelpunten moeten worden opgelost. Dit komt over het algemeen neer op het maken van ruimte in bermen door middel van het snoeien van bomen en struiken. Daarnaast zullen zachte bermen moeten worden gestabiliseerd bijvoorbeeld door middel van het aanbrengen van zand in de hoefslag (meer informatie over het aanpassen van de ondergrond staat in paragraaf 5.3)
17
Op basis van een telefonisch gesprek met de verkeerspolitie Zeeland en de bereden politie in Noord-Brabant.
- 27 -
5.1.1 Bewegwijzering In de afgelopen jaren heeft Routebureau Zeeland ervaring opgedaan met het Figuur 10: FIKS-bord Fietsknooppuntensysteem (FIKS). Met behulp van bebording zoals op de foto hiernaast fietsen fietsers door het landschap van knooppunt naar knooppunt. Op ieder knooppunt heeft de fietser de keuzemogelijkheid om zijn route te vervolgen. Hierdoor kan de fietser zelf bepalen of hij een lange of een korte route wil fietsen. In Zeeland is het fietsknooppuntensysteem in 2006 opgeleverd. Dit systeem is afkomstig uit de mijnbouw, waardoor mijnwerkers (in principe) nooit de weg kwijt raakten in het ondergrondse gangenstelsel. Naast de bewegwijzering kunnen fietsers gebruik maken van de kaarten welke door Routebureau Zeeland worden uitgegeven. Op deze kaarten staat aangegeven hoeveel kilometer de afstand tussen de knooppunten bedraagt. Naast de fietskaarten staan op een aantal plaatsen overzichtspanelen geplaatst, waardoor de fietser zich ook zonder kaart kan oriënteren. Bij de inrichting van het Ruiterroutenetwerk is het advies om ook voor ruiters een netwerk te realiseren op basis van knooppunten. Hierdoor hebben ruiters keuzevrijheid bij het bepalen van de lengte en de richting van de route. Wordt er een strandrit gemaakt gecombineerd met een rit langs de kuststrook of maakt de ruiter liever een rit door het achterland? Met een knooppuntensysteem is het mogelijk om strand, kust en platteland met elkaar te verbinden. Het is belangrijk dat de route goed gemarkeerd is. Zoals aangegeven in hoofdstuk 3 worden kaarten vooral gebruikt als voorbereidingsmateriaal voor de paardensporter om vooraf een beeld te krijgen van de route. Tijdens het rijden is het lastig om kaartmateriaal te raadplegen, daarom moet de route te volgen zijn zonder kaart. Figuur 11 A: Bebording De gemeente Veere heeft in de beginfase van het project aangegeven Ruiterroutenetwerk geen voorstander te zijn van bebording vanwege verfrommeling van het landschap. De gemeente is daarbij een inventarisatie gestart naar overbodige bebording in de dorpen. In paragraaf 3.1 is aangegeven dat ruiters nauwelijks gebruik maken van GPS. Het is dan ook niet aan te bevelen om hierop te focussen. Het advies is om het ruiternetwerk volledig te bewegwijzeren op een vergelijkbare manier als het wandelroutenetwerk in de Zak van Zuid-Beveland. Het advies is om bij de bewegwijzering gebruik te maken van kunststof routepaaltjes welke worden voorzien van routeschildjes met een knooppuntnummer (figuur 11). Op knooppunten waar de ruiter meerdere keuFiguur 12: routepaal zemogelijkheden heeft komen meerdere bordjes op een paal zoals afgebeeld in figuur 12. De bewegwijzeringplaatjes bestaan uit een vierkant aluminiumplaatje van 10x10 cm waarop een hoefijzer met een pijl en een knooppuntnummer zijn aangebracht. De bewegwijzering wordt bij elke richtingsverandering (telkens voor en na het kruispunt) en regelmatig herhaald bij een lang aangehouden richting. De bewegwijzeringplaatjes worden geplaatst aan bestaande palen of op palen die speciaal hiervoor geleverd worden. De 12 cm-brede, vierkante kunststof paal, heeft een lengte van 1,50 meter en steekt 1,00 meter boven het maaiveld uit. De palen worden tot 50 cm in de bodem verankerd. Dergelijke palen worden onder andere ook gebruikt voor het wandelnetwerk in de Zak van Zuid-Beveland. Mogelijk kan hier- 28 -
bij een koppeling worden gemaakt met palen die geplaatst worden voor het wandelnetwerk Walcheren en een mogelijke mountainbikeroute. Door een onderscheidende manier van bebording te realiseren (zowel qua vorm, als opmaak en kleurgebruik) raken ruiters, fietsers en wandelaars niet in de war. Voor het Ruiterroutenetwerk zal een overzichtskaart met knooppuntenroutes worden ontwikkeld waarop de ruiter zichzelf voor aanvang van (of tijdens) de rit kan oriënteren. De overzichtskaart is vergelijkbaar met de fietskaarten. Naast routekaarten kunnen op een aantal start- en concentratieplaatsen (parkeerterreinen, maneges, rustplaatsen) panelen worden geplaatst met een overzichtskaart en belangrijke informatie zoals gedragsregels, informatie over strandrijden, verkoopinformatie en contactinformatie van dierenartsen en hoefsmeden. Deze informatie kan ook op de kaart worden geplaatst. 5.1.2 GPS Wellicht wordt rijden met GPS in de toekomst populairder. Om hierop vooruit te lopen kunnen de routes al direct bij realisatie worden gedigitaliseerd. De KNHS draagt zorg voor het digitaliseren van routes in Nederland. Wanneer routes zowel bewegwijzerd als via GPS zijn te volgen neemt de keuzevrijheid voor gebruikers toe. Bovendien draagt dit bij aan de promotie van het ruiterroutenetwerk. 5.2 Veiligheid Een belangrijke voorwaarde voor een optimale beleving van een recreatieve activiteit zoals het maken van een buitenrit met een paard is de veiligheidsbeleving. Hierbij gaat het zowel om verkeersveiligheid, veiligheid van paard, ruiter en menner als sociale veiligheid. 5.2.1 Verkeersveiligheid Paarden zijn kuddedieren en daarmee moet rekening gehouden worden bij de aanleg van ruiterroutes. Voldoende breedte van het pad, drukke verkeerswegen mijden, overzichtelijke oversteekplaatsen creëren en het plaatsen van waarschuwingborden, draagt bij aan de veiligheid. Oversteekplaatsen en kruisingen In paragraaf 4.4.3 is aangegeven dat de meeste oversteekplaatsen overzichtelijk zijn. Het gaat hierbij om gelijkvloerse en ongelijkvloerse kruisingen. De grootste verkeersader op Walcheren is de N57. In de nieuwe situatie hoeven ruiters deze weg niet meer gelijkvloers over te steken. Op een aantal plaatsen komen tunnels waardoor een veilige oversteek mogelijk is. De tunnels welke aangelegd worden bevatten geen apart pad voor ruiters en zijn qua hoogte niet specifiek geschikt gemaakt voor ruiters. Een ruitertunnel zou minstens 3,50 meter hoog moeten zijn. De standaard fietstunnels hebben een doorrijhoogte van ongeveer 2,20 meter. Deze tunnels kunnen door de meeste ruiters en menners gebruikt worden, wanneer zij afstijgen en te voet hun paard door de tunnel leiden. Het op- en afstijgen brengt echter wel een risico met zich mee, omdat de ruiter of menner hierbij minder controle over het paard heeft. Rijkswaterstaat zal daarom aan weerszijden van iedere fietstunnel ruimte creëren waar weer opgestegen kan worden zonder de overige verkeersdeelnemers te hinderen. Hier is ook een opstapje aanwezig om de ruiter snel en gemakkelijk te kunnen laten opstijgen. Voor kruisingen met de provinciale- en waterschapswegen moet gebruik gemaakt worden van gelijkvloerse kruisingen en rotondes. Zoals aangegeven in paragraaf 4.4.3 zijn de meeste oversteekplaatsen overzichtelijk. In deel 2 van dit uitvoeringsplan zijn alle oversteekplaatsen in beeld gebracht, deze zijn ook op de (deel)kaarten gemarkeerd.
- 29 -
Kruisingen van ruiterroutes met andere paden en wegen moeten overzichtelijk zijn met een zo ruim mogelijk uitzicht. In verband met de veiligheid is het noodzakelijk om zowel ruiter als automobilist attent te maken op deze (gevaarlijke) kruising. Ruiters worden gewaarschuwd door op het ruiterpad 100 meter voor het kruispunt een bordje gevaarlijk kruispunt te plaatsen (dit kan op de routepaal worden aangegeven met een gevaarteken). Ook gemotoriseerd verkeer kan met bebording worden gewaarschuwd. De meest opvallende oplossing zijn de elektronische signaleringsborden (figuur 8e), dit vergt echter een forse investering van enkele duizenden euro’s. Het zetten van een ‘regulier’ waarschuwingsbord kost beduidend minder waardoor dit geadviseerd wordt. Naast de waarschuwingsborden kunnen de volgende voorzieningen te treffen: • Om ruiters te waarschuwen en tot stap te bewegen, kunnen de paden (in geval van een onverhard ruiterpad) bij het naderen van verkeerswegen verhard worden met klinkers of asfalt. Hierdoor wordt de ruiter attent gemaakt op een veranderende situatie. De lengte van deze verharding kan variëren van 3-15 meter, afhankelijk van de snelheid van rijden waar het pad voor uitnodigt. Wanneer het een pad betreft waar een ruiter alleen kan stappen, is 3 meter voldoende. Nodigt het pad uit tot galopperen, dan moet met 15 meter gewerkt worden. • Bij passages van drukke wegen met gemotoriseerd verkeer kunnen sluizen voor de ruiters worden gemaakt. Dit zijn twee balken die achter elkaar met een tussenruimte van ongeveer 1.80 meter zijn aangebracht. Ten opzichte van elkaar springen zij iets in. De ruiter kan zich te paard tussen de balken door bewegen. Hierdoor wordt de ruiter gedwongen in stap over te gaan. Tussen de sluis en de verkeersweg moet een vrije opstelruimte zijn voor de gehele groep ruiters die samen rijdt. Omdat paarden kuddedieren zijn, kan het namelijk gebeuren dat de paarden die achterblijven als de groep in gedeelten oversteekt, in paniek raken en de weg oplopen om de anderen te volgen. Dergelijke voorzieningen zijn alleen te plaatsen op kruisingen van ruiterpaden met wegen. Aanbevelingen voor de plaatsen waar deze voorzieningen geplaatst moeten worden, zijn meegenomen in deel 2 van het uitvoeringsplan. Bermen In de wegenverkeerswet staat dat wanneer er geen ruiterpad aanwezig is, ruiters moeten uitwijken naar de rijbaan of berm. Wanneer er een berm aanwezig is verdient deze, vanwege de veiligheid, vanzelfsprekend de voorkeur. Ruiterpaden langs wegen moeten in ieder geval voldoende breed zijn (zoals aangegeven in paragraaf 4.4.1). De tussenruimte tussen weg en pad moet minimaal 1 meter te zijn, afhankelijk van het type weg. Eventueel met een haagje als afscheiding (dit in overleg met de wegbeheerder), zodat een paard dat schrikt en wegspringt niet direct op de weg belandt. Fiets- en wandelpaden Ook het gebruik van fietspaden en bermen van fietspaden langs (doorgaande) wegen is vanwege de veiligheid aan te bevelen zodat ruiters zich niet op de rijbaan hoeven te begeven. Op de meeste plaatsen worden ruiters hier dan ook door de berm rechts van het fietspad geleid en niet door de berm tussen de rijbaan en het fietspad. 5.2.2 Veiligheid paard, ruiter en menner Door bij de realisatie van het ruiterroutenetwerk in te steken op verkeersveiligheid wordt de veiligheid van paard, ruiter en menner binnen de gemeente Veere verbeterd. Ook voor overige verkeersdeelnemers neemt de veiligheid toe wanneer ruiters zich niet meer in verkeersonveilige situaties begeven.
- 30 -
Naast verkeersveiligheid, is ook de veiligheid voor paard en ruiter van belang. Paardenbenen zijn blessuregevoelig. Door de juiste toplaag toe te passen op ruiterpaden wordt het beenmechanisme (botten, pezen, banden en spieren) niet te zwaar belast. Het pad moet vrij zijn van obstakels zoals konijnenholen en boomwortels om te voorkomen dat paarden kunnen struikelen. Scherpe uitsteeksels aan bijvoorbeelden borden en hekken moet worden verwijderd, evenals laaghangende takken of andere obstakels en prikkeldraad te dicht langs het pad. Een ander punt van aandacht is de giftigheid van een aantal bomen, planten en struiken. Een paard zal meestal geen giftige balderen of planten eten. Toch kan het gebeuren, bijvoorbeeld als een paard vaststaat en alleen toegang tot giftige bladeren heeft, of als hij in een wei niet anders meer te eten heeft, dat een paard toch een hapje probeert. In natuurgebieden in Zeeland komen een aantal giftige planten zoals Jacobskruiskruid, het Lelietje van Dalen en Taxus voor. Bij de definitieve keuze voor routes, paden en rustplaatsen zal met de terreinbeheerder bezien worden welke planten er voor komen. Met name op rustplaatsen is het van belang dat er gekeken wordt naar giftige planten. Naast de verantwoordelijkheid voor terreinbeheerders is het ook van belang dat ruiters alert zijn ten aanzien van giftige plantensoorten en hierop geattendeerd worden. 5.2.3 Sociale veiligheid Sociale veiligheid heeft te maken met de subjectieve ervaring van een route: waanneer een ruiterroute en de omgeving daarvan als niet-bedreigend worden ervaren draagt deze bij aan het gevoel van veiligheid. Plaatsen die als onveilig worden ervaren worden door ruiters over het algemeen gemeden. Bij het aanleggen van paden kan bijvoorbeeld rekening gehouden worden met de overzichtelijkheid van de route. Het is belangrijk dat de paardensporter zich goed kan oriënteren in het gebied, door bijvoorbeeld markering. Door al deze punten te verwerken in de route, zal de route als veilig worden ervaren door de ruiter. Ruiters zijn vaak (jonge) vrouwen, ook daarom is het belangrijk dat routes ook voor de buitenwereld overzichtelijk zijn, waardoor sociale controle kan optreden. In deel 2 van het uitvoeringsplan worden voor een aantal specifieke plaatsen aanbevelingen gedaan om de sociale veiligheid te verbeteren. Over het algemeen is het landschap open en overzichtelijk. Daarbij is het ook van belang dat ruiters met minimaal twee personen op stap gaan en een aantal gedragsregels in acht nemen. 5.3 Ondergrond Bij het inrichten van het landschap voor ruiters is ook de ondergrond van paden en bermen van belang zodat deze prima toegankelijk zijn voor paarden en ruiters. Voor ruiters kan gebruik gemaakt worden van een mul pad, aangezien deze alleen het gewicht van een ruiter hoeven te dragen. Bij aanspanningen is een voldoende stevige ondergrond van belang. Aangezien op de meeste plaatsen zowel ruiters als aanspanningen gebruik zullen maken van het routenetwerk, wordt geopteerd voor een stevige ondergrond. Waar ruiters op veel plaatsen zullen uitwijken naar bermen zullen aanspanningen in de praktijk veelal kiezen voor de verharde weg. Ruiterpaden moeten waar mogelijk ook in galop bereden kunnen worden: het aanbrengen van rechtstanden biedt die mogelijkheid. Een rechtstand is een overzichtelijk, breed en recht stuk pad van ongeveer 500 meter lang, met een onverharde ondergrond. Voor zowel ruiters als menners geldt dat afwisseling in breedte van een pad, de aantrekkelijkheid van de route vergroot. In principe moet een ruiterpad geschikt zijn voor zowel beginnende als de gevorderde paardensporter. De moeilijkheidsgraad kan sterk toenemen door bijvoorbeeld steile hellingen en doorwaadbare plaatsen. Voor gevorderde ruiters en menners vormen dit soort hindernissen vaak een leuke uitdaging, terwijl ze voor beginnende ruiters of jonge paarden problemen op kunnen leveren. Voor alle - 31 -
ruiters geldt dat er voldoende afwisseling in de bodem moet zijn, waarbij de moeilijk (zwaar) begaanbare delen beperkt dienen te blijven, dit uit oogpunt van het welzijn van het paard. 5.3.1 Soort ondergrond Ten aanzien van de ondergrond is het allereerst belangrijk een egale ondergrond te hebben. Dit verkleint de kans dat het paard zich verstapt. Ten tweede is het belangrijk om een stevige ondergrond te hebben. Op een stevige ondergrond kunnen paarden niet makkelijk wegzakken en worden de pezen niet overmatig belast. Langdurig lopen over losse paden (bijv. duinzand) is schadelijk voor het beenwerk van het paard, dat geldt ook voor het lopen over harde ondergronden (asfalt, beton e.d.). Paden met dergelijke ondergrond moeten zo veel mogelijk worden voorkomen. Ook het gebruik van grintpaden wordt afgeraden in verband met steentjes die tussen de ijzers of in de hoef kunnen geraken en op die manier ook kreupelheid veroorzaken. Het gebruik van houtsnippers vergt veel onderhoud. Gebruik hiervan wordt afgeraden. De begaanbaarheid van de rijbodem, ofwel het pad, hangt af van de toplaag. Dit is de bovenste laag (+/- 15 cm) van de ondergrond waarover gereden wordt. Onafhankelijk van de onderliggende grondsoort geldt voor de toplaag dat deze rul (wat losser) is, maar na het neerzetten van de hoef tredvast is, zodat het paard zich goed kan afzetten. De laag mag niet zo dik of rul zijn dat de hoeven diep wegzakken (max. 5 cm), wat het gaan van het paard te zeer verzwaart. Aan de andere kant mag de toplaag niet zo hard zijn dat deze niet meegeeft, waardoor het beenmechanisme te zwaar wordt belast en onbeslagen hoeven snel slijten. De meest ideale situatie is een pad dat gedurende het hele jaar, onder alle weersomstandigheden, bruikbaar is. Bij een goede waterdoorlatende bodem zal men minder snel last hebben van modderige paden en door een bepaald gehalte aan leem of organische stof kan een bodem toch enig vocht vasthouden, waardoor de kans op stuiven afneemt. Tenslotte moet de bovenlaag dusdanig zijn samengesteld dat hij zo duurzaam mogelijk de goede eigenschappen behoudt. De samenstelling mag door verwering niet te snel veranderen, de korrelgrootteverdeling mag door het gebruik niet worden gewijzigd, en de kwaliteit van de bovenlaag zou niet door paardenmest mogen worden aangetast. Een optimale toplaag wordt primair bereikt door een goede korrelverdeling van het zand waardoor de toplaag stabiliteit krijgt. De laag moet ook goed waterdoorlatend zijn. Deze twee factoren lijken elkaar tegen te spreken; een bodem die veel water doorlaat is over het algemeen niet erg stabiel. 5.3.2 Bermen In het ruiternetwerk binnen de gemeente Veere zal veel gebruik gemaakt worden van bermen. Bermen bestaan veelal uit wegenzand, afgedekt met een dunne laag zwarte grond en begroeid met gras. Verbetering van de ondergrond is dan niet nodig. Een grasbegroeiing levert geen problemen op. Voorwaarde is wel dat de berm regelmatig gemaaid wordt en het maaisel opgeruimd wordt. Hierdoor verwonden paarden zich niet aan rondzwervend vuil of onverwachte kuilen en dergelijke. 5.3.3 Paden binnen het ruiternetwerk Voor de ruiterpaden in de gemeente geldt dat deze bestaan (of zullen bestaan) uit een toplaag van zand, aanbevolen wordt om hierbij een zo hoog mogelijk kwaliteitsniveau na te streven. Gronden die vallen onder de indeling zoals aangegeven in onderstaande tabel zijn geschikt als toplaag. Aan de hand van de korrelgrootte van de grond kan gekeken worden welke organische stof- en leemgehaltes nodig zijn om een optimum te bereiken. De tabel kan als volgt afgelezen worden: een grond met een
- 32 -
korrelgrootte tussen de 150 en 210 μm, een organisch stofgehalte tussen de 0-2% en een leemgehalte tussen de 5 en de 12% is geschikt als toplaag. Tabel 2: Grondindeling18 M-50 cijfer (korrelgrootte) 150-200 210-320
Organische stofgehalte in % 0-2 2-4 4-6 0-2 2-4 4-6
Leemgehalte in % 5-12 3-8 3-5 8-12 6-8 4-6
Wanneer een pad bestaat uit een grondsoort zoals omschreven in bovenstaande tabel zal deze minder snel slijten, dan wanneer bijvoorbeeld stuifzand wordt gebruikt. In paragraaf 4.4.2 is aangegeven dat de kwaliteit van de paden verbeterd kan worden door het zandprofiel van de ruiterpaden op te hogen om zo overhoogte te creëren. Goede ruiterpaden worden zoals profiel A aangebracht en opgehoogd zodra ze zo vlak als profiel B zijn (zie figuur 5). Het creëren van overhoogte op de ruiterpaden is voor een goede afwatering van belang. Voor een aantal intensief bereden bermen wordt aanbevolen om deze specifiek als ruiterpad te bestemmen en deze ook als zodanig in te richten. Deze paden zijn in deel 2 van het uitvoeringsplan gespecificeerd. Voor de andere berijdbare bermen geldt dat deze bestaan uit een grasbegroeiing. Voorwaarde is dat deze kort gehouden worden. Tenslotte is het van belang dat er rekening gehouden wordt met het type ondergrond. Walcheren bestaat voor een groot gedeelte uit kleigrond welke andere eigenschappen heeft dan bijvoorbeeld zandgrond. Het nastreven van de hoogste kwaliteit ruiterpaden over het gehele netwerk is zeer kostbaar en lijkt een utopie. Beseft moet worden dat Walcheren niet vergelijkbaar is met bijvoorbeeld de Veluwe waar de rijeigenschappen van de ondergrond veelal perfect zijn. Er zal dan ook rekening gehouden moeten worden met weers- en seizoensinvloeden. In een hele natte periode zullen bermen en paden minder goed begaanbaar zijn. Daarnaast geldt dat in een langdurige droge periode bermen en paden eerder uitharden. 5.4 Attractiviteit / beleving Net als de recreatieve fietser wil de ruiter tijdens een tocht het landschap optimaal beleven en de mooiste plekken van een gebied zien. Voor een fietser is het makkelijk om tijdens een recreatieve tocht attracties te bezoeken, voor ruiters is dit meestal niet mogelijk, aangezien het paard dan (onbeheerd) moet worden achter gelaten. Het paard wordt dan ook niet gebruikt als vervoermiddel om van A naar B te komen maar voor het maken van een rondrit. Voor ruiters is landschappelijke aantrekkelijkheid en attractiviteit echter wel van groot belang voor een optimale beleving. 5.4.1 Natuurlijke en historische elementen De belangrijkste reden voor ruiters om een bepaalde route af te leggen is een afwisselend en aantrekkelijk landschap. Landschappelijke elementen en historische elementen verhogen de aantrekkelijkheid van het landschap. Door de route langs verschillende karakteristieke elementen van het landschap te laten lopen, wordt de rit afwisselend en daarmee meer gewaardeerd. Belangrijke natuurlijke elementen op Walcheren zijn de bossen, de duinen, het strand en de uitgestrekte uitzichten in de polders. Ook historische elementen zoals kastelen, buitenplaatsen, bunkers, boerderijen en dorpsgezichten zijn beeldbepalend en vormen belangrijke aanknopingspunten voor het realiseren 18
Bron: Grontmij, 2004
- 33 -
van een aantrekkelijke route. De landschappelijke aantrekkelijkheid wordt mede gevormd door variatie in terreintypes en –vormen. Zulke natuurlijke en historische elementen zijn overal over Walcheren verspreid. Binnen het routenetwerk zullen ruiters deze elementen dan ook tegen komen. Naast de belevingswaarde dragen deze elementen ook bij aan een goede oriëntatie in het gebied. Ook rustplaatsen waar het paard (in het zicht) gestald kan worden en waar de ruiter kan rusten of wat kan eten dragen bij aan de attractiviteit van het routenetwerk. Door het netwerk te koppelen aan maneges en stallingen worden deze ondernemers gestimuleerd om hier voorzieningen voor te treffen. Sommige attracties, zoals de Imkerij in Poppendamme, zijn al ingericht om ook ruiters te ontvangen. 5.4.2 Intensiteit en druktebeleving Naarmate de intensiteit toeneemt door een toename van het aantal recreanten, wordt de druk op het gebied groter. Daarnaast zijn er externe omstandigheden zoals het geluid van wegen, bedrijven en industrieterreinen die invloed hebben op de drukte en stiltebeleving. Over het algemeen is Walcheren een stil gebied waar weinig overlast is van verkeer of industrie. In het toeristenseizoen zijn de wegen drukker met verkeer. Daarbij zijn er op polderwegen en fietspaden meer andere recreanten dan buiten het toeristenseizoen. Walcheren is een toeristisch gebied, de ruiter zal zich hier bewust van moeten zijn. Door echter de routemogelijkheden voor recreanten te vergroten en de verschillende recreatievormen voor een deel te zoneren wordt de spreiding van paardensporters en andere recreanten in een gebied bevorderd. in hoofdstuk 3 is aangegeven dat de meeste paardensporters zich het liefst vrij door een gebied bewegen. In gebieden waarin dit niet mogelijk is, wordt toch een gevoel van vrijheid gecreëerd door meerdere paden aan te bieden, waardoor zelf de route bepaald kan worden. Of door meerdere routes aan te leggen die onderling verbonden zijn, waardoor variatie mogelijk is. Vooral personen die niet bekend zijn in een gebied hebben behoefte aan goede informatievoorzieningen. Een knooppuntennetwerk bestaande uit een fijnmazig padennet is dan ook een uitstekende voorziening voor ruiters. 5.5 Onderhoud Belangrijkste voorwaarde voor een kwalitatief goed ruiterroutenetwerk, nu en in de toekomst, is onderhoud van het netwerk. Onder de paragraaf ondergrond is al ingegaan op het type onderhoud zoals het creëren van overhoogte op paden, en het regelmatig maaien van bermen. In deze paragraaf zal specifiek worden ingegaan op uitvoering en financiering van het onderhoud. 5.5.1 Onderhoudswerkzaamheden De onderhoudswerkzaamheden aan het ruiterroutenetwerk zijn als volgt te specificeren: • Onderhoud paden De ruiterpaden bestaan uit een zandondergrond waarbij de paden met overhoogte zijn aangelegd. Wanneer de paden een optimale kwaliteit hebben qua grondsamenstelling slijten deze minder snel. Een keer per jaar (het beste in september, voor het aanbreken van het natte seizoen en na de drukke zomerperiode) moeten de paden gefreesd worden waarbij opnieuw overhoogte wordt gecreëerd. Bij het frezen van de paden moet erop gelet worden dat de bovenste laag (+/- 15 cm) rul (wat losser) is, maar na het neerzetten van de hoef tredvast is, zodat het paard zich goed kan afzetten. De laag mag niet zo dik of rul zijn dat de hoeven diep wegzakken (max. 5 cm), wat het gaan van het paard te zeer verzwaart. Wanneer de paden gedurende het jaar in een kuilvorm komen te liggen moeten deze tussentijds worden aangevuld zodat er geen water in de paden kan blijven staan. - 34 -
Gevolg van kwalitatief goede ruiterpaden en goed onderhouden ruiterpaden is dat ruiters niet uitwijken naar fiets- of wandelpaden waardoor deze sneller slijten. Bovendien zullen mountainbikers minder gebruik maken van ruiterpaden wanneer deze rul zijn. De terreinbeheerder is verantwoordelijk voor de uitvoering van het onderhoud. • Onderhoud bermen Voor het onderhoud van bermen is het van belang dat deze vrij zijn van kuilen en obstakels en deze kort gehouden worden. Wanneer bermen te nat zijn kunnen deze worden aangevuld met zand, hierdoor neemt niet alleen de veiligheid toe voor ruiters en paarden maar ook voor overige verkeersdeelnemers (bijvoorbeeld voor auto’s die moeten uitwijken). Op basis van de Flora- en Faunawet mogen bermen pas na 15 juli worden gemaaid. Vanwege de verkeersveiligheid worden bermen echter ook al eerder gemaaid. In het landschap is zichtbaar dat veel bermen ook al in mei worden gemaaid. Hierbij wordt veelal de eerste meter gemaaid. Het onderhoud aan bermen moet worden uitgevoerd door de wegbeheerder cq. de wegbeheerder is verantwoordelijk voor het onderhoud. • Onderhoud wegen De wegen en fietspaden welke gebruikt worden binnen het ruiterroutenetwerk worden onderhouden door de wegbeheerder (gemeente, waterschap, provincie of Rijkswaterstaat). Specifiek onderhoud hieraan ten aanzien van ruiters hoeft niet te gebeuren. Omdat deze wegen en paden door andere recreanten en het wegverkeer worden gebruikt moet hier aandacht zijn voor de mestproblematiek (zie paragraaf 5.7 mestproblematiek) op basis van de richtlijnen uit de APV. • Onderhoud overgangen en strand Het beheer van het strand is in handen van de gemeente Veere en wordt uitgevoerd door Stichting Strandexploitatie Walcheren. Op het strand worden geen specifieke voorzieningen voor ruiters aangelegd. Op het strand is het verboden om uitwerpselen van paarden achter te laten. Voor de duinovergangen geldt dat deze worden onderhouden door de gemeente (uitvoering door lété). Ook voor deze paden geldt dat er geen mest mag worden achter gelaten aangezien duinovergangen ook door wandelaars worden gebruikt. Aan duinovergangen hoeft geen specifiek onderhoud plaats te vinden ten aanzien van het gebruik door ruiters. Als gevolg van hoefslag kunnen in duinen grote hoeveelheden zand worden verplaatst. Het is ruiters daarom verplicht om gebruik te maken van de verharde gedeeltes van de duinovergangen (daar waar mogelijk). Met toestemming van de gemeente zouden specifieke paden voor ruiters eventueel parallel aan de wandelpaden kunnen worden aangelegd door de gemeente. In deel 2 zijn deze specifieke plaatsen gemarkeerd. • Onderhoud ruimte Naast het onderhoud aan de paden en ondergronden is het van belang dat het routenetwerk vrij is van obstakels. Het snoeien van begroeiing langs paden is van belang om het padennetwerk goed toegankelijk te houden en gevaarlijke situaties te voorkomen. Het opsnoeien van begroeiing is zowel op ruiterpaden als in bermen van belang. De terreinbeheerder is verantwoordelijk voor het opsnoeien van de begroeiing. - 35 -
• Onderhoud bewegwijzering Tenslotte is het ook van belang dat de bewegwijzering onderhouden wordt. Evenals voor het Fietsknooppuntensysteem is het raadzaam om onderhoud van bewegwijzering bij één partij onder te brengen. Routebureau Zeeland is hiervoor ingericht. De fietsroutes worden regelmatig gecontroleerd door de routedokters (vrijwilligers). Zij kunnen zelf (kleine) reparaties uitvoeren aan bewegwijzering, vermissing van borden of zaken welke zij zelf niet kunnen repareren worden doorgegeven aan Routebureau Zeeland. Ongeveer vier keer per jaar voert de aannemer vervolgens het groot onderhoud uit. Via de website routesinzeeland.nl kunnen recreanten ook zelf een vermissing van een bord melden. De bewegwijzeringplaatjes en knooppuntbordjes kunnen in geval van verkleuring of onleesbaarheid met een sticker opnieuw beplakt worden met een nummer en een pijl. Door de bewegwijzeringplaatjes te bestickeren met nummers en pijlen kan relatief goedkoop en bovendien snel gewerkt worden, immers er is geen sprake van unieke bordjes. 5.5.2 Uitvoering onderhoud Voor het onderhoud van de routes zijn de weg- en terreinbeheerders primair verantwoordelijk. Ruiters, maneges en stalhouders hebben belang bij een goed onderhouden ruiternetwerk. Bij mountainbikeroutes zijn in veel gebieden verenigingen / mountainbikers zelf verantwoordelijk voor het onderhoud van de routes. In sommige gevallen worden hiertoe contracten afgesloten met lokale verenigingen. Op andere routes is de beheerder primair verantwoordelijk (bv. Staatsbosbeheer) maar wordt het onderhoud uitgevoerd samen met lokale bikers. Geadviseerd wordt om voor het ruiterroutenetwerk in de gemeente Veere één partij verantwoordelijk te stellen voor het onderhoud van de bewegwijzering. Eenzelfde systeem als bij het fietsknooppuntensysteem wordt gebruikt zou hiervoor ook werkbaar kunnen zijn. Via vrijwilligers wordt dan toezicht gehouden op het routenetwerk. Per gebied zal worden gezocht naar vrijwilligers (of een manege) die de kwaliteit van de route bewaken. Meldingen over het ontbreken van bewegwijzering of klachten over de route kunnen digitaal worden gemeld bij bijvoorbeeld Routebureau Zeeland waardoor een adequate opvolging mogelijk is. Deze werkwijze zou een logische stap zijn wanneer Routebureau Zeeland ook verantwoordelijk is voor de vermarkting van kaartmateriaal. Vanuit de werkgroep is gepleit voor een coöperatie waarin het onderhoud geregeld wordt. Binnen zo’n coöperatie zouden wegbeheerders, terreineigenaren, maneges etc. zitting kunnen krijgen. Door het bestuur wordt dan aangegeven waar onderhoud moet plaatsvinden. In de volgende subparagrafen zal hier nader op worden ingegaan. Lokale wegbeheerders zijn verantwoordelijk voor de toegankelijkheid van de paden voor de gebruiker. Dit betekent dat werkzaamheden zoals het droogleggen van moeilijk berijdbare stroken, het aanvullen van kuilen en gaten, maaien en snoeien wordt uitgevoerd door de grondeigenaar. 5.5.3 Financiering onderhoud Wanneer gekozen wordt voor een vergelijkbaar systeem zoals geldt voor het Fietsknooppuntensysteem waarbij Routebureau Zeeland verantwoordelijk is voor onderhoud van bewegwijzering en de weg- of terreinbeheerder voor het onderhoud van wegen en paden wordt een jaarlijkse bijdrage gevraagd aan de beheerders voor beheer en onderhoud (bewegwijzering) en zijn weg- en terreinbeheerders zelf verantwoordelijk voor de financiering van onderhoud. Door met dit systeem te werken worden ruiters niet financieel betrokken bij het ruiterroutenetwerk. Wandelaars en fietsers kunnen gratis gebruik maken van de recreatiemogelijkheden in de gemeente Veere. Op sommige plaatsen in het land moeten bijvoorbeeld mountainbikers en ruiters wel betalen voor het gebruiken van specifiek voor hen aangelegde voorzieningen. Dit gebeurt bijvoorbeeld door - 36 -
middel van het aanschaffen van een sticker welke op de helm moet worden geplakt (Loonse en Drunense Duinen voor mountainbikers). Voor het ruiternetwerk in de gemeente zou een dergelijk systeem niet kunnen werken, aangezien er meerdere terreineigenaren zijn. Tijdens een van de bijeenkomsten met de sleutelfiguren is aangegeven dat er bereidheid is tot meebetalen, mits er goede paden en voorzieningen zijn. Het laten meebetalen door ruiters (aan het onderhoud) van het ruiternetwerk is aan de ene kant ‘oneerlijk’ aangezien het openbaar toegankelijke paden betreffen. Wandelaars en fietsers hoeven immers ook niet mee te betalen aan voor hun aangelegde voorzieningen. Anderzijds is dit wel een mogelijkheid aangezien het om specifiek voor ruiters aangelegde voorzieningen gaat. Op dit moment kunnen ruiters gebruik maken van wegen, paden en het strand om te rijden. Bij de aanleg van een ruiterroutenetwerk worden extra voorzieningen en rijmogelijkheden gerealiseerd, het laten meebetalen aan de instandhouding van deze voorzieningen door gebruikers is vanwege het belang wat zij hierbij hebben een mogelijkheid. In Nederland bestaat geen paardenbelasting, zoals gemeenten deze wel heffen bij hondenbezitters. Middels een vergelijkbaar systeem zou een eerlijke financieringswijze ontstaan voor de totstandkoming van het ruiterroutenetwerk. Immers paardenbezitters uit de gemeente betalen naar rato van het aantal paarden dat zij bezitten. Naast dat een dergelijke belasting juridisch niet haalbaar is, hoeven paardenbezitters uit omliggende gemeenten en bezoekers niet mee te betalen aan het routenetwerk. De verkoop van jaarkaarten of iets dergelijks waarmee ruiters toegang hebben tot het ruiterroutenetwerk zou een andere oplossing zijn voor de financiering van het ruiterroutenetwerk, echter zo’n systeem werkt alleen wanneer hierop wordt gehandhaafd. Aangezien er meerdere weg- en terreinbeheerders zijn lijkt dit in de praktijk een onwerkbaar systeem. Geconcludeerd moet worden dat een financieringswijze waarbij een (structurele) bijdrage wordt verlangd van paardenbezitters, ruiters en manegehouders niet haalbaar is. Bovendien heeft de gemeente Veere ambtelijk aangegeven geen voorstander te zijn van het laten meebetalen door ruiters en manegehouders aan de aanleg en het onderhoud van het ruiterroutenetwerk. Niet alleen zouden hier veel haken en ogen aan zitten maar het past ook niet in het recreatieve beleid van de gemeente. Om het onderhoud betaalbaar te houden kan beter worden ingestoken op een systeem waarbij ruiters en manegehouders worden betrokken bij de uitvoering van het onderhoud, bijvoorbeeld door het ruiterroutenetwerk onder te verdelen in een aantal vakken waarbij stal- of manegehouders een of meerdere vakken krijgen toegewezen. Voor deze vakken zijn zij verantwoordelijk voor de uitvoering van (een deel van) het onderhoud. Ofwel van ruiters wordt geen bijdrage in financiële zin verwacht, maar wordt het onderhoud aan het routenetwerk geadopteerd door gebruikers. Door de in § 5.5.2 genoemde coöperatie zou de uitvoering van het onderhoud kunnen worden geregeld. Voordeel van een dergelijke coöperatie is dat er centrale aansturing is door het bestuur ten aanzien van de uitvoering van het onderhoud. Nadeel is dat er een extra bestuurslaag bij komt wanneer er een dergelijke coöperatie komt. De provincie heeft ambtelijk aangegeven vraagtekens te zetten bij een dergelijke werkwijze. Zij adviseren om dit niet als eerste stap op te pakken, maar in eerste instantie een systeem te hanteren zoals dat nu ook bestaat voor het fietsknooppuntensysteem. Het advies is om een convenant af te sluiten tussen de verschillende terrein- en wegbeheerders waarover de ruiterroutes lopen en de stal- en manegehouders in de gemeente (diegenen die een deel van het netwerk adopteren) waarin de uitvoering van het onderhoud en de financiering van het onderhoud wordt geregeld. Hierbij is het van belang dat er meerjarige afspraken worden gemaakt. Hierbij moet ook rekening gehouden worden met een centraal meldpunt. Routebureau Zeeland is hiervoor momenteel al ingericht (ten aanzien van het fietsknooppuntensysteem, de LF-routes en het wandelnetwerk). - 37 -
5.5.4 Convenant Doel van het convenant is dat verschillende partijen tegenover elkaar verplichtingen aangaan voor de aanleg en instandhouding van het ruiterroutenetwerk, zodat de kwaliteit van het netwerk op alle plaatsen gelijk is. In het convenant worden verplichtingen aangegaan voor de uitvoering van groot (jaarlijks) onderhoud, zoals het frezen van paden, het verwijderen van bomen en groot struikgewas, het aanvullen van de bebording langs de route en het aanvullen van vermiste of afgebroken routepalen. Daarnaast kan tussen gemeente en de manege- of stalhouders een overeenkomst worden afgesloten voor de instandhouding van ruiterroutes (op basis van adoptie van een routevak). Contractanten nemen op basis van de overeenkomst een deel van de verantwoordelijkheid op zich voor de instandhouding en het beheer van de routes. Een voorbeeld van een onderhoudscontract is opgenomen in de bijlagen19. Het is reëel dat maneges welke een deel van het traject adopteren hiervoor een vergoeding krijgen. Contractanten gaan de verplichting aan om de bebording te onderhouden (klein onderhoud zoals schoonmaken borden, rechtzetten bebording en vervanging van markeringsbordjes) en het tracé te onderhouden. Bij dit onderhoud kan worden gedacht aan het snoeien van overhangende takken, de zorg voor de ondergrond zoals het dichten van gaten, water afvoeren in geval van langdurige regenval enz. en het verwijderen van niet passeerbare obstakels. Voor de uitvoering van het onderhoud krijgen contractanten de beschikking over een bestek, routebordjes, stickers, schroeven en gereedschap voor de uitvoering van het onderhoud. Daarbij zouden contractanten ook de beschikking kunnen krijgen over zand om kleine reparaties aan de route uit te voeren. Over de mate waarin contractanten uitvoering kunnen geven aan het onderhoud moeten bij de totstandkoming van een routenetwerk en een convenant nadere afspraken worden gemaakt. Dit hangt nauw samen met de financiering van het onderhoud en de uitvoerbaarheid. Wanneer een coöperatie wordt ingesteld voor de uitvoering en coördinatie van het onderhoud, nemen de verschillende partijen hierin zitting. Hierdoor is er meer verplichte en directe afstemming dan bij een convenant het geval is (gesprek vs. papier). 5.6 Mestproblematiek Een routenetwerk voor ruiters kan, zeker als dat wordt gepromoot, tot meer hinder en overlast van paarden leiden als gevolg van uitwerpselen. Door een routenetwerk kan wel een betere geleiding en sturing van de ruiters plaats vinden. De gemeente Veere heeft specifiek aandacht gevraagd voor de aanrijroutes naar het netwerk vanuit de kernen en maneges om wegen en fietspaden te ontlasten. Ook is gevraagd naar de toepassingsmogelijkheden van een zadelmesttas. 5.6.1 Algemeen Plaatselijke Verordening en mestoverlast In de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Veere waren voorheen de volgende bepalingen opgenomen ten aanzien van de verontreiniging door paarden. Zoals aangegeven in § 4.3 zijn de verontreinigingsregels vanwege de handhaafbaarheid geschrapt. • Artikel 2.4.18 Verontreiniging door honden en paarden 1. De eigenaar of houder van een hond of een paard is verplicht ervoor te zorgen dat die hond en dat paard zich niet van uitwerpselen ontdoet: a. op een gedeelte van de weg dat is bestemd of mede is bestemd voor het verkeer van voetgangers; b. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide; 19
Zie bijlage 4: onderhoudscontract Recreatieschap Drenthe
- 38 -
c. op een voor recreatief gebruik opengesteld gedeelte van de zeedijk, strand, duin, bos en andere natuurterreinen, speel- of ligweiden, in zee of op een ander voor recreatief gebruik bestemd terrein; d. op een andere door burgemeester en wethouders aangewezen plaats. 2. De strafbaarheid wegens overtreding van het in het eerste lid gestelde gebod wordt opgeheven, indien de eigenaar of houder van de hond of het paard er zorg voor draagt dat de uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd. Uit de inventarisatie onder manegehouders blijkt dat het grootste gedeelte van de manegehouders zelf actie onderneemt om mest op te ruimen. Zo rijden de eigenaren van Ponyhof Nooijen met een auto achter de groep paarden (50) aan om mest direct op te ruimen en maakt de eigenaar van Pensionstalling de Kreekrug regelmatig een rondje om mest van de weg te verwijderen. 5.6.2 Specificatie overlast paardenmest De overlast door paardenmest is als volgt te specificeren: • Mest op de openbare weg De ruiterroutes gaan op delen van het netwerk over de openbare weg (rijbaan), maar voor een groot gedeelte door bermen. Afhankelijk van de kwaliteit van de berm zal een ruiter uitwijken naar de rijbaan. Het kan gebeuren dat ruiters hier mest achter laten. Op basis van de huidige regelgeving is het niet verboden om mest achter te laten binnen of buiten de bebouwde kom. Binnen het voorstel voor een ruiterroutenetwerk worden dorpskernen zoveel mogelijk vermeden, waardoor de problematiek in de dorpskernen verminderd wordt. • Mest op het fietspad Op sommige delen worden ruiters over het fietspad geleid. Voor fietspaden geldt hetzelfde als voor de rijbaan. Mest veroorzaakt nauwelijks directe overlast voor fietsers, al wordt het niet platgereden zoals op de rijbaan en kan een negatieve invloed hebben op de belevingswaarde van een fietstocht. Op de meeste plaatsen is het ruiters, ook binnen het nieuwe netwerk, niet toegestaan gebruik te maken van het fietspad. • Mest op wandelpaden Voor mest op wandelpaden geldt hetzelfde als op de fietspaden, het heeft een negatieve invloed op de belevingswaarde van andere recreanten. In de bosgebieden is zichtbaar dat ruiters zich verplaatsen van de ruiterpaden naar de wandelpaden vanwege de (slechte) staat van het ruiterpad. Naast het feit dat de wandelpaden vernield worden door paardenhoeven blijft hier ook mest op achter. Wanneer een ruiter gebruik kan maken van kwalitatief geschikte ruiterpaden hoeft hij niet langer uit te wijken naar het onverharde wandelpad (ook al is dit nooit toegestaan). Paden welke specifiek zijn aangelegd voor wandelaars binnen het wandelnetwerk Walcheren zijn niet toegankelijk voor ruiters. • Mest in de berm Een groot deel van de paden gaat over bermen van wegen en fietspaden. Een deel van deze bermen worden specifiek tot ruiterpad bestemd, andere bermen worden geschikt gemaakt voor ruiters. In de bermen vormt mest geen enkel probleem. • Mest op ruiterpaden Op ruiterpaden vormt mest uiteraard geen probleem. Deze paden zijn specifiek bestemd voor ruiters en mogen niet gebruikt worden door andere recreantengroepen.
- 39 -
• Mest op duinovergangen en strand De mogelijkheid om paard te rijden op het strand is de kracht van het ruiterroutenetwerk in Veere. Het strand wordt echter door verschillende recreantengroepen gebruikt. Op het strand en in de duinen kan mest dan ook daadwerkelijk overlast veroorzaken. Om op het strand te komen moeten ruiters gebruik maken van duinovergangen. Deze worden ook gebruikt door de overige strandgasten. Op deze plaatsen vormt paardenmest een obstakel en bovendien geen visitekaartje. Om de strandovergangen te ontlasten zou op een aantal locaties een ruiterpad evenwijdig aan de overgang voor wandelaars aangelegd kunnen worden. Binnen het netwerk zijn bovendien een beperkt aantal overgangen opgenomen. Op het strand vormt mest een minder groot probleem. Ruiters zullen in de praktijk vanaf de overgang direct richting de kuststrook gaan. Door het getij zal mest die een paard achterlaat achter de vloedlijn door de zee worden opgenomen. Op een groot gedeelte van Walcheren moeten ruiters om de paalhoofden heen slingeren (behalve bij laagwater). Het begin van de paalhoofden ligt vaak voor de vloedlijn. Mest wordt op dit strandgedeelte niet door de zee meegenomen. Wanneer er een doorgang tussen de paalhoofden zou zijn kunnen ruiters voor een groot gedeelte achter de vloedlijn blijven. De palen hebben een functie als golfbreker, maar ook een functie om de kust op zijn plek te houden. Wanneer er 2 palen tussen uit gehaald worden zodat er een paard doorheen kan, heeft dat op de functie als golfbreker slechts een minimaal effect voor bepaalde schuin invallende golven. Voor het remmen van het zandtransport kan het wel wat invloed hebben. Dan ligt het met name aan de locatie waar de palen worden weggehaald. In zone waar de golven breken, daar is het zandtransport het grootst en is het belangrijk dat de palen er staan. Daarbuiten kun mogelijk wel 1-2 palen weghalen zonder dat dit een significante invloed heeft20. Aangezien de laagwaterlijn jaarlijks anders ligt en dit ook per kustdeel verschilt zouden de exacte locaties in overleg tussen waterschap en Rijkswaterstaat moeten worden bepaald. De KNHS heeft onlangs een advies gegeven aan de VNG om binnen de bepalingen van de APV een opruimplicht binnen 24 uur op te nemen. Belangrijk aandachtspunt hierbij is het aspect handhaving. Het is in de praktijk onhaalbaar om actief te handhaven op de opruimplicht. Door een goede communicatie zal het opruimen van mest ‘tussen de oren’ van ruiters moeten komen. Immers zo houden ruiters het gebied leefbaar en toegankelijk voor andere gebruikers. Mestoverlast vormt absoluut geen visitekaartje binnen dorpskernen en voor andere recreanten. Door het opruimen hiervan zal irritatie van niet-ruiters tegenover gebruikers van het ruiterroutenetwerk naar verwachting minder zijn. Kaartmateriaal en informatiepanelen zijn uitermate geschikt om ruiters op deze verantwoordelijkheid te wijzen. 5.6.3 Toepassingsmogelijkheden mestopvangzak Bij aanspanningen, zoals bij de paardentram in Middelburg of de koetsen in Brugge, wordt gebruik gemaakt van een zogenaamde mestopvangzak, zodat mest niet op de weg terecht komt. De zak hangt tussen het achterste van het paard en de koets in en uitwerpselen worden hierin opgevangen. 20
Figuur 13: Mestopvangzak
Op basis van een advies van ir. W. de Jong van de afdeling Coastal & Rivers van Haskoning B.V. in Nijmegen
- 40 -
Sinds kort is ook de mestzak voor het bereden paard beschikbaar zoals afgebeeld op figuur 11. Deze mestzak wordt onder de staart aangebracht en vangt de mest op zodat deze niet meer op de weg terecht komt. Met behulp van deze oplossing zou mest op de openbare weg tot het verleden behoren. Navraag van de toepassing van een mestzak bij de KNHS leert dat deze mestzak alleen werkt bij Belgische trekpaarden. De mestzak is onveilig vanwege schrikkende paarden (een volle zak bungelt immers tegen de paardenbillen aan). Volgens de KNHS heeft circa 8 op de 10 paarden hier last van. Een schrikkend paard heeft een negatieve invloed op de verkeersveiligheid tijdens een buitenrit. Voor aanspanningen (menners) vormen zakken geen probleem. Het verplicht stellen van een mestzak wordt afgeraden vanwege genoemd effect. Bovendien betreft het een vrij kostbare investering (een mestzak kost € 100 per stuk). Overwogen kan worden om de mestzak wel verplicht te stellen voor aangespannen rijden, aangezien de plaats op de weg vaak anders is als bij ruiters. Aan de hand van de inrichting van het ruiterroutenetwerk en de differentiatie zoals genoemd onder de vorige subparagraaf vormt mest geen groot overlastaspect. Ruiters kunnen uiteraard (wanneer hun paard hier niet negatief op reageert) wel gebruik maken van de mestzak: het scheelt de ruiter immers het opruimwerk van de mest. 5.7 Samenvatting gewenste situatie In voorgaande paragrafen is veel belicht. In deze samenvattingen volgen de belangrijkste aandachtspunten en aanbevelingen om te komen tot een ruiterroutenetwerk in de gemeente Veere. 5.7.1 Routestructuur en bewegwijzering • • •
Er moet voldoende keuzemogelijkheid zijn om een rit te maken richting de kust en het strand of door het achterland. Realiseer hiertoe een fijnmazig knooppuntennetwerk van ruiterpaden en ruiterroutes. Steek vanwege de haalbaarheid en betaalbaarheid niet in op ruiterpaden door akkers, maar steek in op veilige routes langs en over bestaande wegen en fietspaden. Om zich te oriënteren is bewegwijzering noodzakelijk. Geadviseerd wordt om bij de bewegwijzering gebruik te maken van kunststof palen (1 meter boven het maaiveld) welke worden voorzien van routeschildjes met een knooppuntnummer.
5.7.2 Veiligheid • • • •
Belangrijk aandachtspunt zijn de oversteekplaatsen. Het kruisen van de nieuwe N57 zal gebeuren middels tunnels welke worden voorzien van op- en afstapplaatsen voor ruiters. De meeste oversteekplaatsen binnen het netwerk zijn overzichtelijk. Op gelijkvloerse kruisingen is het wenselijk om zowel ruiters als gemotoriseerd verkeer middels bebording te waarschuwen. Bij de keuze voor het gebruik van wegen en bermen binnen het ruiternetwerk is gekozen voor wegen welke verkeersluw zijn en voldoende ruimte hebben voor ruiters. Bermen van vrij liggende fietspaden dragen bij aan de attractiviteit van de route. Ook het gebruik van fietspaden en bermen van fietspaden langs (doorgaande) wegen is vanwege de veiligheid aan te bevelen zodat ruiters zich niet op de rijbaan hoeven te begeven. Volgens de wegenverkeerswet is het ruiters niet toegestaan zich op het fietspad te bevinden, de politie heeft echter aangegeven dat dit op een aantal plaatsen wel veiliger zou zijn.
5.7.3 Ondergrond •
Voor de ruiterpaden in de gemeente geldt dat deze bestaan (of zullen bestaan) uit een toplaag van zand, aanbevolen wordt om hierbij een zo hoog mogelijk kwaliteitsniveau na te - 41 -
•
streven. Het creëren van overhoogte op de ruiterpaden is voor een goede afwatering van belang. In het ruiternetwerk binnen de gemeente Veere zal veel gebruik gemaakt worden van bermen. Bermen bestaan veelal uit wegenzand, afgedekt met een dunne laag zwarte grond en begroeid met gras. Verbetering van de ondergrond is dan niet nodig. Een grasbegroeiing levert geen problemen op.
5.7.4 Onderhoud • •
• • • •
•
Belangrijkste voorwaarde voor een kwalitatief goed ruiterroutenetwerk, nu en in de toekomst, is onderhoud van het netwerk. Geadviseerd wordt om voor het ruiterroutenetwerk in de gemeente Veere één partij verantwoordelijk te stellen (Routebureau Zeeland) voor het onderhoud van de bewegwijzering. Lokale wegbeheerders zijn verantwoordelijk voor de toegankelijkheid van de paden voor de gebruiker. Gesproken is over een coöperatie om het onderhoud binnen uit te voeren en het budget te verdelen, de provincie heeft aangegeven hier geen voorstander van te zijn. De gemeente wil ruiters en manegehouders niet financieel verantwoordelijk maken voor de aanleg en het onderhoud van ruiterroutes. Ruiters en manegehouders worden betrokken bij de uitvoering van het onderhoud aan bewegwijzering en het klein onderhoud aan routes. Dit kan het beste gebeuren op basis van adoptie van een deel van het routenetwerk. Geadviseerd wordt om een convenant af te sluiten tussen de verschillende terrein- en wegbeheerders waarover de ruiterroutes lopen en de stal- en manegehouders in de gemeente (diegenen die een deel van het netwerk adopteren) waarin de uitvoering van het onderhoud en de financiering van het onderhoud wordt geregeld. Tussen de gemeente Veere en de manege- of stalhouders kan een overeenkomst worden afgesloten betreffende de instandhouding van ruiterroutes. Contractanten nemen op basis van de overeenkomst een deel van de verantwoordelijkheid op zich voor de instandhouding en het beheer van de routes.
5.7.5 Mestproblematiek • • • • •
Mestbepalingen zijn vanwege de handhaafbaarheid geschrapt uit de APV. Mest vormt op een aantal plaatsen echter wel een probleem. De routes binnen het netwerk mijden zoveel mogelijk de dorpskernen, waardoor hier minder sprake zal zijn van mestoverlast. Ruiters zullen worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid om mest op te ruimen op plaatsen waar dit overlast kan veroorzaken. Kaartmateriaal en overzichtspanelen zijn hiervoor prima geschikt. Achter de vloedlijn is het advies om een doorgang te maken tussen de paalhoofden zodat ruiters achter de vloedlijn kunnen blijven. Dit heeft positieve invloed op mestoverlast op het strand. Als gevolg van het getij wordt de mest door de zee meegenomen. Het verplicht stellen van een mestzak wordt afgeraden vanwege schrikeffect bij de paarden.
- 42 -
6. Samenwerking met andere partijen Bij de realisatie van het ruiterroutenetwerk is de gemeente Veere mede afhankelijk van andere partijen. Gedurende de projectperiode is met verschillende partijen gesproken over de totstandkoming van het ruiterroutenetwerk. Al deze partijen zijn belangrijk bij de totstandkoming van het ruiterroutenetwerk, vanwege hun rol als weg- of terreinbeheerder. Daarbij is de inbreng van meerdere partijen ook onmisbaar voor de financiering en de subsidieverwerving voor de totstandkoming van het netwerk. In dit hoofdstuk wordt de beoogde rol van de verschillende partijen belicht. 6.1 Staatsbosbeheer Staatsbosbeheer is beheerder van een groot aantal bosgebieden en ruilverkavelingbossen op Walcheren. Binnen het beheersgebied van Staatsbosbeheer loopt een groot aantal ruiterpaden. Begin november 2009 is gesproken met medewerkers van Staatsbosbeheer. Zoals geconstateerd in het hoofdstuk Huidige situatie is er sprake van slechte verbindingen en laat de kwaliteit van de ruiterpaden op een groot aantal plaatsen te wensen over. Staatsbosbeheer heeft aangegeven dat wanneer er een goed onderbouwd plan ligt om te komen tot een ruiterroutenetwerk in de gemeente Veere zij hier absoluut haar medewerking aan wil verlenen. Financiering vormt echter wel een probleem. Na het interne rapport van Staatsbosbeheer waar eerder in dit rapport naar verwezen is, heeft Staatsbosbeheer € 25.000 geïnvesteerd in de paden. Aandachtspunt hierbij is de aanleg van paden met overhoogte. Er wordt niet gewerkt middels een vast onderhoudsplan. Op basis van noodzaak wordt het onderhoud uitgevoerd. Staatsbosbeheer is voorstander van het uniformeren van alle bebording voor ruiters. Belangrijk aandachtspunt in de toekomst voor Staatsbosbeheer is de realisatie van recreatieve routestructuren in nieuwe natuurgebieden en de aansluiting hierbij met het ruiterroutenetwerk. 6.2 Waterschap Zeeuwse Eilanden Het Waterschap Zeeuwse Eilanden zal met ingang van 1 januari 2011 fuseren met Waterschap Zeeuws-Vlaanderen. De ambtelijke fusie heeft al wel plaatsgevonden met ingang van 1 januari 2010. In november 2009 is gesproken met medewerkers van het Waterschap. Voor Waterschap Zeeuwse Eilanden is recreatie geen core-business. In eerste instantie zijn er dan ook geen middelen beschikbaar voor de aanleg van ruiterpaden. Voor aanleg van fietspaden langs waterschapswegen moet, voordat overgegaan wordt tot aanleg hiervan, heel duidelijk zijn aangegeven wat de gebruiksintensiteit is. Het huidige waterschapsbestuur is terughoudend bij de aanleg van de paden. Bij de vorming van het nieuwe waterschap is recreatief (mede)gebruik van paden een aspect waarover rondom de fusie beleidsbesluiten genomen zullen worden. Op dit moment bestaat hierover echter een terughoudend standpunt. Ten aanzien van ruiterroutes en ruiterpaden heeft het waterschap aangegeven de ervaring te hebben dat de aanleg van vergelijkbare routes (laarzenpaden) langs wateroevers moeilijk is, aangezien agrariërs hier veelal zeer terughoudend in zijn. Ook het weghalen van beplanting langs waterschapswegen is op Walcheren voor natuurorganisaties een gevoelig punt. Het verplaatsen van bebording in bermen om deze toegankelijk te maken voor ruiters is vaak niet mogelijk aangezien deze op een vaste afstand staan van de weg in verband met de reflectiezone. - 43 -
Het waterschap speelt een essentiële rol bij de totstandkoming van het ruiterroutenetwerk in de gemeente Veere aangezien het grootste gedeelte van de wegen en (fiets)paden in beheer is van het waterschap. Zolang recreatie geen prioriteit is van het waterschap is het echter de vraag op welke wijze het uitvoeringsplan voor de totstandkoming van het ruiterroutenetwerk bij het waterschap zal worden ontvangen. De fusie van beide waterschappen en de aanstelling van de nieuwe dijkgraaf bieden mogelijk wel kansen aangezien besluiten moeten worden genomen betreffende de plaats van recreatie binnen het beleid. Een goed voorbeeld van samenwerking tussen de verschillende partijen vindt momenteel plaats bij het project Veerse Kreek, Veerse Veste. Door samen te werken en budgetten bij elkaar te leggen is een zogenaamde synergiesubsidie verkregen. Hierdoor kunnen binnen het project de aanleg van nieuwe recreatieve routestructuren gecombineerd worden met natuurprojecten. Voor de realisatie van het ruiterroutenetwerk liggen hier wellicht ook mogelijkheden: door samen te werken kunnen extra externe middelen worden verworven. Het waterschap heeft aangegeven dat onderhoud bij voorkeur zou moeten gebeuren door één partij. 6.3 Het Zeeuws Landschap Stichting het Zeeuws Landschap is beheerder van een aantal natuurgebieden, zoals het gebied tussen Gapinge en Grijpskerke en het gebied Oranjezon. Eind november 2009 is gesproken met medewerkers van het Zeeuws Landschap. Het gebied Oranjezon als onderdeel van de Manteling van Walcheren zou een prachtig gebied zijn voor ruiters om te doorkruisen aangezien hier een bijzondere natuur voorkomt. Momenteel wordt echter gewerkt aan een beheerplan in het kader van Natura 2000 voor het gebied de Manteling van Walcheren. De Manteling is als Natura 2000 gebied aangemerkt vanwege de bijzondere plan en diersoorten en habitattypen. Doel van het Natura 2000 gebied Oranjezon is het in stand houden en behouden van wat er is en het uitbreiden van de grijze duinen ten kosten van struwelen. In het beheerplan wordt al het bestaande recreatieve gebruik opgenomen. Bij uitbreiding van de recreatiemogelijkheden moet een natuurtoets plaatsvinden. In sommige gevallen zal voor een ruiterpad (wat nieuw aangelegd wordt in Natura 2000 gebied) natuurcompensatie moeten plaatsvinden. De graslanden in Oranjezon worden in stand gehouden door middel van begrazing. Pony’s lopen in dit gebied vrij rond. Wandelaars lopen tussen pony’s. Voor ruiters is het onverstandig zich in dit gebied te begeven vanwege de agressie van de pony’s doordat een paard zich binnen hun territorium begeeft. Vanwege dit aspect en het feit dat Oranjezon tot op heden ontoegankelijk was voor ruiters en er bij uitbreiding van de ruitermogelijkheden in het gebied natuurcompensatie zal moeten plaatsvinden wordt het gebied niet opgenomen binnen het netwerk. Aan de hand van dit advies zal stichting het Zeeuws Landschap geen beheers- of onderhoudsrol vervullen binnen het ruiterroutenetwerk. Samenwerking met de stichting kan echter wel gevonden worden wanneer routes langs akkerranden worden aangelegd. Het Zeeuws Landschap kent namelijk een beheerssubsidie voor heggen (D’Haegen-Project). Heggen worden ingepland op grond van boeren, waarvoor zij compensatie krijgen. Wellicht kan hierbij een combinatie worden gemaakt met de padensubsidie zoals Stichting Landschapsbeheer Zeeland deze kent. Dit project wordt uitgevoerd aan de noordoostkant van Walcheren (ten noorden van Serooskerke). Sommige ondernemers storten in het kader van de verevening hun bijdrage in het heggenfonds en nemen vervolgens deel aan de subsidieregeling.
- 44 -
6.4 Stichting Landschapsbeheer Zeeland Stichting Landschapsbeheer Zeeland (SLZ) stelt voor om het leggen van contacten met eigenaren voor routes over boerenland met het daarbij behorende boerenlandcontract bij één en dezelfde organisatie onder te brengen. SLZ zou hier een rol kunnen vervullen omdat zij al veel contacten met Walcherse eigenaren heeft. SLZ sluit voor de Provincie Zeeland ook de boerenlandcontracten voor het wandelnetwerk Walcheren af. Om eventuele toekomstige problemen te voorkomen door aanleg van nieuwe ruiterpaden naast of in de nabijheid van paden van het wandelnetwerk Walcheren is in de realisatiefase regelmatig overleg met SLZ gewenst. Bij bovenstaande problemen valt te denken aan eigenaren die al in het wandelnetwerk meedoen en over hetzelfde traject of parallel aan het traject met een ruiterpad mee zouden willen doen. 6.4 Provincie Zeeland Zoals in de inleiding al was aangegeven heeft Routebureau Zeeland in opdracht van de provincie Zeeland onderzoek gedaan naar de volledigheid van ruiterroutes en –paden in Zeeland. Ten aanzien hiervan heeft Routebureau Zeeland in 2008 ZLTO Projecten opdracht verstrekt om een inventarisatie te maken van ruiterpaden en – menroutes in de provincie Zeeland en tevens suggesties te ontwikkelen om het netwerk te optimaliseren. Tevens is hierbij gekeken naar de kwaliteit van de paden en de routes. Aan de hand van het rapport van ZLTO heeft Routebureau Zeeland de notitie ‘Inventarisatie ruiter- en menroutes Zeeland’ opgesteld. Naar aanleiding hiervan heeft de gemeente Veere besloten om een pilot uit te gaan voeren. De provincie financiert de helft van de kosten voor deze pilot. Bij de totstandkoming van het ruiterroutenetwerk speelt de provincie geen directe rol, met uitzondering van het verbeteren van de veiligheidssituatie van de gelijkvloerse kruisingen met de provinciale wegen (N287 en N288). De provincie kan bij de realisatie van het knooppuntennetwerk voor ruiters echter wel een stimulerende rol spelen door het verlenen van een financiële bijdrage (bijvoorbeeld vanuit het Nationaal Landschap). Bovendien zou een stimulerende rol kunnen uitgaan vanuit de provincie bij het uitrollen van het ruiterroutenetwerk richting andere gemeenten en naar andere gebieden in Zeeland. 6.5 VVV Walcheren & Noord-Beveland De VVV is de aangewezen organisatie voor de promotie van de mogelijkheden in de gemeente Veere om te recreëren. Hierbij kan het gaan om het stimuleren van ondernemers om arrangementen aan te bieden voor ruiters of om het promoten van Walcheren als dé plek in Zeeland om te paard te beleven. Door de nauwe samenwerking met Promotie Zeeland Delta/ Routebureau Zeeland kan bovendien worden ingezet op het aanbieden van nieuwe producten zoals deze momenteel ook voor fietsers bestaan. Immers zou een ruiter geen behoefte hebben aan themaroutes over een knooppuntennetwerk? 6.6 Ondernemers Zoals aangegeven in het hoofdstuk Paarden, ruiters en toeristen in de gemeente Veere zijn er binnen de gemeente een groot aantal ondernemers actief op het gebied van paarden(toerisme). Voor ondernemers biedt het ruiterroutenetwerk absoluut kansen om toeristen beter te bedienen, maar ook om de leden van maneges etc. veilig naar buiten te kunnen laten gaan. Een onderhoudsbijdrage in de vorm van financiën en/of het adopteren van een deel van het netwerk is dan ook absoluut verdedigbaar. De ondernemers in de gemeente zullen immers in economisch opzicht de vruchten plukken van de komst van (nieuwe) toeristen richting de gemeente Veere. De ondernemers vervullen ook een belangrijke rol waar het gaat om de instandhouding van het ruiterroutenetwerk en dan niet zozeer waar het gaat om onderhoud maar om het gebruik van het net- 45 -
werk. Ruiters zullen zich bewust moeten zijn van de speciaal voor hen aangelegde voorzieningen waardoor recreantenstromen voor een dele worden gesplitst. Voor het laten slagen van het netwerk is het dan ook van groot belang dat ruiters gebruik maken van het netwerk en zich niet op wandel- of fietspaden begeven wanneer in de berm een voorziening voor hen is gerealiseerd. Het opvolgen van een aantal gedragsregels is dan ook van belang. Maneges en pensionstallingen etc. vervullen een belangrijke rol bij het onder de aandacht brengen van de gedragsregels voor zowel toeristen als voor de eigen bevolking. Ondernemers spelen ook een belangrijke rol bij het verbeteren van de veiligheid op het routenetwerk. De rol van ruiters zelf is hierbij van net zo’n groot belang als van overige verkeersdeelnemers. Ruiters zullen zich bewust moeten zijn van de gevaren waarmee zij geconfronteerd kunnen worden op de openbare weg. Het kennen van de verkeersregels, het beheersen van het paard etc. zijn elementen welke binnen de opleiding voor het ruiterbewijs aan bod komen. Ondernemers spelen een belangrijke rol bij het opleiden van vaardige ruiters. De gemeente wil ondernemers niet financieel belasten bij de totstandkoming van een ruiterroutenetwerk. Aan ondernemers is het wel de uitdaging om nieuwe producten aan te bieden waardoor een koppeling gemaakt kan worden met bijvoorbeeld horecavoorzieningen en overnachtingadressen. Hierdoor heeft het ruiternetwerk een positieve invloed op toeristische bestedingen. 6.7 KNHS De Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie speelt een rol bij de ondersteuning van ondernemers, maar ook van individuele ruiters om hen te informeren over verkeersdeelname met een paard. Hiervoor maken zij gebruik van hun bestaande kanalen. Deze kanalen kunnen ook uitstekend gebruikt worden voor de promotie van het ruiterroutenetwerk onder paardensporters. Voor extra promotie zou in samenwerking tussen lokale ondernemers en de KNHS een Enjoy the Rideevenement georganiseerd kunnen worden waarbij ruiters uit het hele land naar een gebied komen om daar gezamenlijk te rijden. Ook voor de digitalisering van het netwerk kan de KNHS een rol spelen, zodat deze ook voor GPS apparatuur beschikbaar komt. 6.8 De rol van Routebureau Zeeland Routebureau Zeeland is de routespecialist van Zeeland. Hierbij gaat het niet alleen om het beheer en onderhoud van het fietsknooppuntensysteem en de promotie en vermarkting hiervan. Routebureau Zeeland heeft de voorbije periode ook ervaring opgedaan met andere recreatievormen zoals mountainbiken en wandelen. Ook 2010 is een jaar waarin Routebureau Zeeland zichzelf profileert met de uitgave van een groot aantal nieuwe routeproducten en de realisatie van fietscafés, het project Belevend Fietsen en een bagageservice. Ook de organisatie van evenementen zoals de landelijke start van de meimaand fietsmaand is door Routebureau Zeeland uitgevoerd. Routebureau Zeeland kan ook voor het ruiterroutenetwerk een rol vervullen op het gebied van bewegwijzering en het coördineren van het onderhoud aan het routenetwerk. Door de manier waarop Routebureau Zeeland is ingericht is er een goede mogelijkheid om onderhoud te koppelen aan promotie en marketing. Doordat Routebureau Zeeland als onderdeel van de Promotie Zeeland Delta functioneert is er gemakkelijk toegang tot de toeristische portal op de website vvvzeeland.nl, kan aansluiting gevonden worden bij promotionele activiteiten en kan intensief worden ingezet op persbewerking. Door de ervaring met het op de markt brengen van producten zoals routegidsen op basis van het fietsknooppuntensysteem worden mogelijkheden geboden aan de recreant om Zeeland zelf te ontdekken of om een uitgezette route te volgen. Routebureau Zeeland werkt ook aan de aanleg van een mountainbikenetwerk in Zeeuws-Vlaanderen. Ook voor ruiters kunnen zulke mogelijkheden worden - 46 -
geboden. Naast het uitbrengen van een kaart op basis van het knooppuntensysteem voor ruiters kan er ook gedacht worden aan een routegids met daarin verschillende themaroutes opgenomen. of wat te denken van speciale ruitercafés (aansluitend bij het concept van de fietscafés, maar dan gericht op speciale voorzieningen voor ruiters). Ook kan voor ruiters bijvoorbeeld aansluiting worden gevonden bij de bagageservice waardoor ruiters meerdaagse tochten kunnen maken (zeker wanneer er een provinciaal dekkend ruiterroutenetwerk bestaat). Tenslotte kan Routebureau Zeeland aan de hand van de opgedane ervaringen bij de totstandkoming van dit uitvoeringsplan dergelijke plannen ook ontwikkelen voor andere gemeenten of regio’s en een begeleidende rol spelen bij de realisatie van het ruiterroutenetwerk, zoals dat ook gebeurt bij de realisatie van de grensoverschrijdende mountainbikeroutes.
- 47 -
Geraadpleegde literatuur Aben, S. / Staatsbosbeheer BE Midden Zeeland (2008). Verbinding en verbetering van de recreatieve infrastructuur in de kuststrook Walcheren. Stageonderzoek Bos en Natuurbeheer Hogeschool Larenstein. Grijpskerke Dieleman, W.C.J. (2008). Project ‘Inventarisatie Ruiter- en menroutes Zeeland’ – Eindrapportage. Rapport in opdracht van Promotie Zeeland Delta. Goes Kenniscentrum Toerisme & Recreatie: Korteweg-Maris, D (2006). Onderzoek ruiterrecreatie en ruitertoerisme. Onderzoek in opdracht van Brabants Bureau voor Toerisme / Routebureau Brabant, Bureau voor Toerisme Zeeland, Regio-VVV Zuidoost-Brabant, Provincie Limburg. Tilburg Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie: Franssen, G.E.B. / Deijck van, C.F.J. / Braun, L.. (2008), Handboek ruiter- en menpaden, leidraad voor ontwerp en inrichting. Ermelo Veurink, H. (2008). “Plezier voor mij èn mijn paard”, buiten rijden door paardensporters. Afstudeeronderzoek Master Land- & Watermanagement Hogeschool Van Hall Larenstein, rapport in opdracht van de KNHS. Achterveld. ZKA (2006). Paardensportonderzoek 2006, Profiel, gedrag en behoeften Nederlandse paardensporters. Rapportage in opdracht van de KNHS door ZKA consultants en planners. Breda
Overzicht van figuren en tabellen Tabel 1: Paarden in Zeeland Tabel 2: Grondindeling Figuur 1: Maneges en stallingen in Veere Figuur 2: Inventarisatie ruiterroutes Figuur 3: Ruiterpaden Staatsbosbeheer Figuur 4: bebording Figuur 5: situatie Domburgseweg Figuur 6: Zandprofielen ruiterpad Figuur 7: Oversteekplaatsen Figuur 8 A t/m E (vlnr): Oversteken Figuur 9: Verboden voor paarden Figuur 10: FIKS-bord Figuur 11: Bebording Ruiterroutenetwerk Figuur 12: routepaal Figuur 13: mestopvangzak Figuur 14: planning aanleg ruiterroutenetwerk
- 48 -