VIESMANN
Hogedrukstoomketel
stoomvermogen 0,5 tot 26 t/u
Planningsaanwijzing
Plannings- en gebruiksaanwijzingen Hogedrukstoomketel op olie/gas conform de eisen van de EG-richtlijn voor drukapparatuur, EN 12953 en TRD-reglementering
VITOMAX 100-HS
Type M33A
VITOMAX 200-HS
Type M237, M73A
VITOMAX 200-HS
Type M75A
5458 807 B/fl
11/2010
Inhoudsopgave Inhoudsopgave 1.
Technische aanwijzingen
1.1 Productinformatie en werkingsvoorwaarden ................................................................. ■ Vitomax 100-HS, type M33A Vitomax 200-HS, type M73A, M75A, M237 ............... ■ Techniek van grote ketels uit 1 hand ........................................................................ ■ Werkingsvoorwaarden ..............................................................................................
3 3 3 3
2.
Plannings- en gebruiksaanwijzingen
2.1 Algemene planningsaanwijzingen ................................................................................ ■ Transport en naar binnen brengen ........................................................................... ■ Opstelling .................................................................................................................. ■ Belastbare ketelafdekking ......................................................................................... ■ Modulair ketelbedieningsplatform ............................................................................. ■ Ketelaansluitingen ..................................................................................................... 2.2 Rookgasgeleiding ......................................................................................................... ■ Eisen volgens de Duitse stookverordening M-FeuVO .............................................. 2.3 Brander ......................................................................................................................... ■ Geschikte branders ................................................................................................... ■ Brandstoffen .............................................................................................................. ■ Afstelling van de brander .......................................................................................... 2.4 Eisen gesteld aan de waterkwaliteit .............................................................................. ■ Waterbehandeling ..................................................................................................... 2.5 Werking en onderhoud ................................................................................................. ■ Inbedrijfstelling .......................................................................................................... ■ Informeren van de gebruiker van de installatie ......................................................... ■ Aanwijzingen voor de werking .................................................................................. ■ Werkingscontrole ...................................................................................................... ■ Controles van stoomketelinstallaties ......................................................................... 2.6 Buitenbedrijfstelling ....................................................................................................... ■ Kortstondige bedrijfsonderbreking (1 tot 2 dagen) .................................................... ■ Langdurige bedrijfsonderbreking ............................................................................. ■ Meer informatie ......................................................................................................... 2.7 Veiligheidstechnische uitrusting .................................................................................... ■ 24-u-/72-u-werking zonder permanent toezicht met intermitterende regeling ......... ■ 24-u-/72-u-werking zonder permanent toezicht met continue regeling .................... ■ 72-u-werking zonder permanent toezicht met continue regeling en met nageschakelde, afzonderlijke economiser ................................................................................ 2.8 Veiligheidsvoorschriften en bepalingen ........................................................................ ■ Verplichte vergunning ............................................................................................... ■ Voorschriften ............................................................................................................. ■ Gasinstallatie ............................................................................................................ ■ Elektrische installatie ................................................................................................ ■ Gebruiksaanwijzing/Gevarenanalyse ........................................................................ ■ Duitse wet op de bescherming tegen immissies (BImSchG) .................................... ■ Controle in het kader van de reglementaire opleveringsprocedure ..........................
4 4 5 6 6 6 7 7 7 7 8 8 8 8 10 10 10 10 11 11 11 11 11 11 12 12 13
Index
2
VIESMANN
.............................................................................................................................................. 17
5458 807 B/fl
3.
14 15 15 15 15 16 16 16 16
Hogedrukstoomketel
Technische aanwijzingen 1.1 Productinformatie en werkingsvoorwaarden Vitomax 100-HS, type M33A Vitomax 200-HS, type M73A, M75A, M237 Hogedrukstoomketel op olie/gas conform de eisen van de EG-richtlijn voor drukapparatuur, EN 12953 en TRD-reglementering. Toelating volgens landspecifieke voorschriften mogelijk. Ketel met groot waterreservoir voor de productie van verzadigde stoom. ■ Type M33A, stoomvermogen 1,0 tot 6,4 t/u, toegestane werkdruk 6 tot 16 bar ■ Type M237, stoomvermogen 0,7 tot 3,8 t/u, toegestane werkdruk 6 tot 25 bar ■ Type M73A, stoomvermogen 0,5 tot 4 t/u, toegestane werkdruk 6 tot 25 bar ■ Type M75A, stoomvermogen 5 tot 26 t/u (ook oververhitte stoom), toegestane werkdruk 6 tot 25 bar ■ Groot gedimensioneerde stoomruimte met lage belasting van de stoomruimte en geïntegreerde stoomdroger voor een hoge stoomkwaliteit. ■ Uitzettingsafstanden conform "Verbändevereinbarung"-overeenkomst. De afstanden tussen de rookbuizen onderling, de afstand van de rookbuizen tot de mantel en ook tot de vlampijp overtreffen duidelijk de eisen. Dat resulteert in een beperking van de krachten die door de verschillende lengte-uitzettingen van de rookbuizen en de vlampijp inwerken op de frontale bodems. Het scheuren van de hoekankers is bij Vitomax-ketels onbekend. Het voordeel voor de gebruiker is dat hij op een duurzame en probleemloze werking van de ketel kan rekenen. ■ Watergekoelde branderdoorvoer (niet bij de M33A). Vitomax-ketels zijn zo gebouwd, dat branders zonder bemetselingen gemonteerd kunnen worden (uitzondering: draaivernevelaars). Daardoor ontstaat een constante temperatuur rond de branderkop, wat op zijn beurt tot constant lage NOx-waarden leidt. De terugstraling van de bemetseling valt weg. Bemetselingen moeten volgens een vast programma worden gedroogd, en verlengen op die manier de inbedrijfstelling; bovendien zijn ze aan slijtage onderhevig. Hiermee moet rekening worden gehouden bij gebruik van draaivernevelaars. ■ Watergekoelde achterste keerkamer of vlampijpophanging. Vitomax-ketels zijn zo gebouwd, dat de achterste rookgaskering volledig watergekoeld is. Zodoende wordt de energie van de rookgassen uitsluitend voor de opwarming van het water gebruikt. ■ Geringe stralingsverliezen door samengestelde isolatie van 120 mm dik. ■ Vitomax-ketels zijn van een voldoende aantal inspectie- en toegangsopeningen voorzien met het oog op de toegankelijkheid van alle belangrijke plaatsen in de ketel in geval van revisies. Dat levert onder andere de langst mogelijke controletermijnen voor interne controles op.
■ Indien hoekankers worden gebruikt, zijn deze altijd per paar aangebracht. De toegelaten spanningen liggen duidelijk onder de toegelaten waarden van de "Verbändevereinbarung'-overeenkomst. Een lagere spanning in onderdelen resulteert in een langere levensduur. ■ Zuinig in het energieverbruik. Het ketelrendement bedraagt al naargelang de werkdruk en brandstof 86% bij de M33A, tot 91% bij de M237, tot 89,5 % bij de M73A en tot 90,5 % bij de M75A, met geïntegreerde economiser tot 95 % bij vollast. ■ De voedingswatervoorverwarmer (economiser) is verkrijgbaar in een inbouwversie, opbouwversie of uitvoering voor opstelling aan de achterkant. Daardoor is een stijging van de energiebenutting met max. 7% mogelijk. ■ Vitomax-ketels voldoen in alle opzichten aan de geldende en toepasselijke regels. ■ Gekeurd overeenkomstig de Europese richtlijn voor drukapparatuur 97/23/EG of landspecifieke voorschriften. Gefabriceerd en uitgevoerd volgens de TRD-reglementering en "Verbändevereinbarung"-overeenkomst. ■ Lage weerstand aan rookgaszijde door convectieverwarmingsvlak met grote rookgasbuizen. ■ De geometrie van de vlamruimte voldoet minstens aan de standaard van de BDH-richtlijn. Daardoor gedragen de ketel-brandercombinaties zich niet kritisch in bedrijf. Dat staat garant voor een schone verbranding met een lage uitstoot van stikstofoxide. ■ Eenvoudig te openen keteldeuren en een reinigingsdeur aan het keteluiteinde (niet bij de M33A) vergemakkelijken het onderhoud en doen zo de bedrijfskosten dalen. ■ Betrouwbare technische gegevens, die elke controle doorstaan. ■ De begaanbare afdekking op de bovenkant van de ketel wordt standaard meegeleverd; deze afdekking vereenvoudigt de montage en het onderhoud, en beschermt de isolatie tegen beschadigingen. Uitbreidbaar tot een compleet ketelplatform waarmee de ketelinstallatie kan worden bediend. ■ Om de isolatie tijdens het transport en de montage te beschermen is de ketel door een transportbescherming omgeven. ■ Met de PLC-schakelkast Vitocontrol is het mogelijk om alle ketelspecifieke regel- en besturingsinrichtingen aan te sturen. ■ Via geschikte componenten is het mogelijk om de ketel inspectievrij en volautomatisch te laten werken met een 24-uur- of 72-uur-bewaking volgens EN 12953 en TRD 604.
Techniek van grote ketels uit 1 hand Op aanvraag bieden we individueel afgestemde installatietechniek aan. Onze levering omvat dan: ■ direct gestookte ketels, afvalwarmteketels ■ armaturenuitrusting ■ extra uitrustingen conform TRD 604 ■ voedingswaterpompen ■ stookinstallatie ■ schakelkasten gemonteerd op de ketel of vrijstaand
■ elektrische aansluiting van de op de ketel gemonteerde schakelkast en van de keteluitrusting ■ voedingswatervoorverwarmer (economiser) ■ ketelbedieningsplatform met ladder conform Duitse voorschriften inzake ongevallenpreventie ■ waterbehandelingsinstallatie (thermische of chemische waterbehandeling) ■ oververhitter
5458 807 B/fl
Werkingsvoorwaarden De stoomketels moeten worden uitgerust volgens de richtlijn voor drukapparatuur 97/23/EG, de EN 12953 en de TRD-richtlijnen, en moeten worden opgesteld en gebruikt volgens de bedrijfsveiligheidsverordening.
Hogedrukstoomketel
VIESMANN
3
1
Plannings- en gebruiksaanwijzingen 2.1 Algemene planningsaanwijzingen Transport en naar binnen brengen Voor de bevestiging van de laadinrichting zijn aan de bovenkant van de ketel hijsogen vastgelast.
Als de ketels met voetrails in de lengterichting uitgerust zijn, kunnen ze op rollen naar binnen worden gebracht.
Transport van Vitomax-ketels
1. Ketel optillen Ophangogen A of hefpunten C op de ketelstoel gebruiken. 2. Ketel verschuiven Daartoe pantserrollen onder de voetrails aanbrengen. 3. Hefmiddel aan de sjorogen B aanslaan.
F1/2
°
>45
90
F1/2 °
ophangogen A sjorogen B
7 mm 7 mm
IPB 120 80 ≤ 60
IPB >120 80 80
Opslag van ketels vóór de inbedrijfstelling in geval van een langdurige opslag vóór de inbedrijfstelling van de ketel moeten de volgende aanwijzingen absoluut worden nageleefd: ■ Vitomax- en Vitoplex-ketels moeten droog worden opgeslagen in gesloten ruimtes, beschut tegen weersinvloeden. ■ de temperatuur in deze ruimtes mag niet kleiner zijn dan 0 °C , en niet groter dan +50 °C. ■ de rookgaszijde en de branderflens dienen te worden afgesloten. de waterzijde van de ketel is bij de levering standaard met blinde flenzen of kappen afgesloten, zodat geen vreemde voorwerpen kunnen binnendringen in de ketel. ■ om condenswatervorming te vermijden, dient de transportverpakking te worden verwijderd. ■ in geval van een opslagtermijn van meer dan 4 weken moet de binnenruimte van de ketel aan de rookgas- en waterzijde met een droogmiddel, zoals silicagel, tegen vocht worden beschermd om corrosie in drukloze toestand te voorkomen. De hoeveelheid droogmiddel is afhankelijk van het volume van de ketel. De doeltreffendheid van het droogmiddel moet regelmatig worden gecontroleerd, daartoe de aanwijzingen van de fabrikant in acht nemen. Het droogmiddel mag niet in contact treden met het materiaal van de ketel, b.v. door een hangende bevestiging. De droge rookgaszijde moet met een dunne grafiet- of vernislaag worden geconserveerd. Als alternatief voor de vochtonttrekking aan de rookgaszijde door middel van een droogmiddel kan ook een droger met luchtcirculatie worden aangesloten.
4
VIESMANN
5458 807 B/fl
2
Aanwijzing Geldende voorschriften ter voorkoming van ongevallen naleven. Alleen de aangegeven bevestigingspunten gebruiken.
Hogedrukstoomketel
Plannings- en gebruiksaanwijzingen (vervolg) Opstelling Opstelruimtes voor stoomketels moeten voldoen aan de DDA-informatie uitgave 2.2002 ”Opstelling en werking van landstoomketelinstallaties met ketels met een groot waterreservoir met CE-label”. Stoomketels mogen niet worden opgesteld ■ in, onder, boven en naast woonruimtes, ■ in, onder en boven ruimtes met een sociale functie of werkfunctie; ruimtes zonder vaste werkplekken die slechts af en toe worden betreden, evenals controlekamers en ruimtes voor bijhorende machine-installaties die door de ketelverantwoordelijke of vanuit een controlekamer worden bediend, behoren niet tot deze ruimtes. In afwijking hiervan mogen stoomketels wel worden opgesteld ■ in, onder en boven werkruimtes, ■ onder, boven en naast woonruimtes, ■ onder en boven sociale ruimtes, wanneer het product van de waterinhoud in liter met de toegestane werkdruk in bar niet groter is dan het getal 10000. Dat geldt ook wanneer het product niet groter is dan het getal 20000 en ■ de toegestane werkdruk niet groter is dan 32 bar, ■ de waterinhoud niet groter is dan 10000 liter, ■ de toegestane stoomproductie niet groter is dan 2 t/u en ■ de installatie uitgerust en gecontroleerd wordt volgens TRD 604, blad 1, paragraaf 5.
De opstelruimte moet vorstvrij en goed geventileerd zijn. Om de opstelruimte gemakkelijker te kunnen reinigen, is het aan te raden om de ketels op een sokkel te plaatsen. Onder de ketelstoel kunnen geluidsabsorberende ketelonderlegelementen worden geplaatst. De standaarduitvoering van de ketels is niet geschikt voor buitenopstelling. Voor een onberispelijke werking van de installatie is het noodzakelijk dat de stookinstallatie van voldoende lucht wordt voorzien. Volgens de Duitse stookverordening M-FeuVO geldt de toevoer van verbrandingslucht als bewezen wanneer de opstelruimte een opening naar buiten heeft die minstens 150 cm2 groot is en die voor elke kW boven een nom. vermogen van 50 kW 2 cm2 groter is. Vanaf een brandervermogen van 20 MW kan de opening met de volgende formule worden berekend: Aluchttoevoer ≈ 36700 + (QF-2000) x 0,88 Indien een luchtafvoeropening is voorzien of voorgeschreven, wordt er over het algemeen uitgegaan van een stromingssnelheid van de af te voeren lucht van 0,5 m/s.
Voorbeeld: ketelopstelruimte overeenkomstig DDA-informatie uitgave 2. 2002
≥ 2500
2000
1000
5458 807 B/fl
300
1000
A De benodigde opvoerhoogte is afhankelijk van ■ de temperatuur van het voedingswater ■ het type voedingswaterpomp ■ de lastdruk in het voedingswaterreservoir. 1 Hogedrukstoomketel Hogedrukstoomketel
2 3 4 5
Brander Schakelkast Spui-inrichting Voedingswaterpomp (bij de plaatsing rekening houden met de benodigde opvoerhoogte)
VIESMANN
5
2
Plannings- en gebruiksaanwijzingen (vervolg) 6 7 8 9 qP
qQ qW qE qR qT
Rookgasbuis Slibreservoir Sproeicirculatieontgasser (als alternatief voor 9) Voedingswaterreservoir met Riesel-ontgasser Stoomverdeler
Dosering Waterbehandeling (chemisch) Rookgasinstallatie Luchtafvoeropening Luchttoevoeropening
Belastbare ketelafdekking De Vitomax-ketels van het type 200-HS worden geleverd met een aangebouwde, belastbare ketelafdekking als montagehulp. Op verzoek kunnen tevens ketelplatformen en ladders worden geleverd.
Modulair ketelbedieningsplatform ■ Modulair ketelbedieningsplatform overeenkomstig DIN EN ISO 14122 en de Duitse voorschriften inzake ongevallenpreventie (UVV) en in overeenstemming met de machinerichtlijn 2006/42/EG voor aanbouw bij de klant. ■ Montage met twee personen zonder hefwerktuigen. Mogelijkheid om het ketelbedieningsplatform rechts of links aan te bouwen, speciale uitvoeringen verkrijgbaar op aanvraag. Max. belasting 2 kN/ m2 of twee personen (200 kg). ■ Opstap standaard rechts achteraan. Voor andere montageposities, zie het technisch blad. Alle ketelbedieningsplatformen zijn voorzien van een automatisch sluitend veiligheidshek en van een kenplaatje waarop de draaglast is aangeduid.
■ Alle aansluitingen op het bovenste punt van de ketel zijn door leuningen omgeven en bedienbaar. ■ In de hoogte verstelbare knieleuningen (bijv. voor buisdoorvoeren) verkrijgbaar als toebehoren. ■ Speciale leuningen voor ketels met een opgebouwde economiser verkrijgbaar als toebehoren.
Voorbeeld: ketelbedieningsplatform voor M75A, grootte 1 tot 2
b
a g
h
k
r
l
1100
f
s
m
o
n Maattabel Ketelgrootte 1 2
mm mm
a 4180 4380
b 265 295
f 500 700
g 1000 1000
h 1000 1000
k 1000 1000
l 3825 4000
m 2725 2900
n 3305 3440
o 1155 1125
r 1800 1800
s 1200 1200
Zie technische bladen van de bedieningsplatformen voor gedetailleerde informatie.
Ketelaansluitingen Voor de uitvoering van de ketelaansluitingen voor stoom, voedingswater, veiligheidsklep en ontluchting wordt verwezen naar het technisch blad. Aansluitingen die niet nodig zijn voor elke toepassing, zijn met blinde flenzen uitgerust.
De buisleidingen moeten last- en momentvrij worden aangesloten op de ketel. Zie het technisch blad en de montageaanwijzing voor meer informatie. 5458 807 B/fl
2
6
VIESMANN
Hogedrukstoomketel
Plannings- en gebruiksaanwijzingen (vervolg) 2.2 Rookgasgeleiding
0m
0m
a ≥ 1,0 m
≥ 1,
≥ 1,
2
≥ 1, 0m
≤ 20°
x < 1,5 m
3
2, m
a ≥ 1,0 m
≥
≥ 0,4 m
Als x < 1,5 m, dan a ≥ 1,0 m
≥ 3
2, m 2,
3
m
> 20° ≥
De landspecifieke bouw- en stookverordeningen moeten in acht worden genomen. We raden aan om u te laten adviseren door de bevoegde schoorsteenveger voor uw gebied. 1. De binnendiameter, de hoogte en indien nodig ook de warmtedoorlaatweerstand en het binnenste oppervlak van de rookgasinstallaties moeten in alle reglementaire werkingsomstandigheden een correcte afvoer van de rookgassen in de openlucht waarborgen en er tegelijk voor zorgen dat er geen gevaarlijke overdruk kan optreden ten aanzien van ruimtes. 2. De rookgassen van stookplaatsen voor vloeibare en gasvormige brandstoffen kunnen via schoorstenen of rookgasleidingen worden afgevoerd. 3. Voor schoorsteenuitmondingen van stookinstallaties gelden de volgende voorwaarden: ■ bij dakhellingen tot en met 20 graden moeten de uitmondingen minstens 40 centimer boven de daknok uitsteken of minstens 1 meter van het dakoppervlak verwijderd zijn. ■ bij dakhellingen van meer dan 20 graden moeten de uitmondingen minstens 40 centimer boven de daknok uitsteken of moet de horizontale afstand tot het dakoppervlak minstens 2 meter en 30 centimer bedragen. ■ bij stookinstallaties met een totaal vermogen tot 50 kW moeten de uitmondingen minstens 1 meter boven de bovenkanten van ventilatieopeningen, vensters of deuren uitsteken in een straal van 15 meter; deze straal is te vermeerderen met 2 meter per aangevatte eenheid van 50 kW, met een maximum van 40 meter. 4. In afwijking van paragraaf 3 moet de hoogte van de uitmonding bij stookinstallaties met een vermogen van 1 MW of meer, minstens 3 meter boven de hoogste kant van de daknok liggen, en minstens 10 meter boven de grond. Bij een dakhelling van minder dan 20 graden moet de hoogte van de uitmonding worden bepaald aan de hand van een fictieve daknok, waarvan de hoogte wordt berekend op basis van een dakhelling van 20 graden. 5. In afwijking van paragraaf 3 dienen de rookgassen van stookinstallaties van meer dan 10 MW te worden afgeleid via een of meer schoorstenen, waarvan de hoogte moet worden berekend volgens de voorschriften van TA-Luft van 24 juli 2002. 6. Voor stookinstallaties met een stookvermogen > 20 MW geldt het volgende: ■ de bepalingen conform TA-Luft moeten worden nageleefd, een emissiecertificaat is vereist. ■ de regionale voorschriften moeten bij de bevoegde ambtenaren worden opgevraagd. ■ emissie-attesten worden bijv. door de TÜV en andere erkende instanties opgesteld. 7. In het rookgaskanaal moet een voldoende groot gedimensioneerde en goed toegankelijke meetopening worden voorzien.
≥ 0,4 m
Eisen volgens de Duitse stookverordening M-FeuVO
x < 1,5 m
Als x < 1,5 m, dan a ≥ 1,0 m
2.3 Brander Geschikte branders Olieventilatorbrander De brander moet gekeurd en gemarkeerd zijn conform EN 267 en aan EN 12953-7 voldoen.
5458 807 B/fl
Gasventilatorbrander De brander moet gekeurd zijn conform EN 676 en moet overeenkomstig de richtlijn 2009/142/EG het CE-label dragen en aan EN 12953-7 voldoen. Gecombineerde brander op olie/gas Ook gecombineerde branders op olie/gas kunnen worden gebruikt. Zie bovenstaande bepalingen.
Hogedrukstoomketel
Aanwijzing Voor het gebruik van branders met draaivernevelaars, branders met rookgasterugvoer en andere dan de hierna genoemde brandstoffen moet overleg worden gepleegd met Viessmann. De ketels worden gebruikt met overdruk in de vlamruimte. Er moet gebruik worden gemaakt van een brander die geschikt is voor de weerstand van de ketel aan de rookgaszijde (zie technisch blad van de ketel en technische gegevens van de fabrikant van de brander). Bij gebruik van voedingswatervoorverwarmers (economisers) en/of oververhitters moet er rekening worden gehouden met de extra weerstanden van deze toestellen.
VIESMANN
7
Plannings- en gebruiksaanwijzingen (vervolg) Het materiaal van de branderkop moet geschikt zijn voor werkingstemperaturen tot minstens 500 ºC.
Brandstoffen Olie: stookolie EL volgens DIN 51603 Gas: aardgas en vloeibaar gas volgens het DVGW-werkblad G 260/I en II of volgens de plaatselijke voorschriften.
Andere brandstoffen op aanvraag.
Afstelling van de brander Het grootste olie- of gasdebiet van de brander moet zo worden ingesteld, dat het aangegeven maximumvermogen van de ketel niet wordt overschreden. Een minimumvermogen is niet vereist.
Branderuitvoeringen Er kunnen meertrapse of traploze (modulerende) branders worden gebruikt.
2.4 Eisen gesteld aan de waterkwaliteit Waterbehandeling In de meeste gevallen is ongezuiverd water bij de levering niet geschikt als ketelvoedingswater. De manier waarop het ketelvoedingswater wordt behandeld, moet aangepast zijn aan de kwaliteit van het onbehandelde water. De kwaliteit van dat water kan variëren en daarom moeten regelmatig controles worden uitgevoerd. De watertoevoer na de ketelvoedingswaterbereiding moet van een geschikte watermeter worden voorzien om het watervolume te meten dat wordt bijgevuld bij het teruggevoerde condensaat; zodoende vindt ook een indirecte meting van de stoomafnamehoeveelheid plaats. Het is zinvol om zoveel mogelijk condensaat terug te voeren naar het voedingswaterreservoir. Het condensaat moet indien nodig dermate worden behandeld, dat het aan de eisen voor het ketelvoedingswater (overeenkomstig tabel 1) voldoet. Uit deze eisen, met inbegrip van de eisen die aan het ketelwater worden gesteld (overeenkomstig tabel 2), vloeit per definitie voort dat al naargelang de kwaliteit van het onbehandelde water en het volume van het bijvulwater een geschikte chemische en thermische behandelingsinstallatie wordt geïnstalleerd en in de toevoerleiding naar het voedingswaterreservoir de mogelijkheid wordt voorzien om zuurstofbindmiddelen (eventueel resthardheidsstabilisatoren, alkaliseringsmiddelen en fosfaten) toe te voegen. Tabel 1 Eisen gesteld aan zouthoudend ketelvoedingswater Toegest. werkdruk bar Algemene eisen pH-waarde bij 25 °C Geleidbaarheid bij 25 °C µS/cm mmol/liter Som aardalkaliën (Ca2+ + Mg2+) Zuurstof (O2) mg/liter Koolzuur (CO2) gebonden mg/liter IJzer, totaal (Fe) mg/liter Koper, totaal (Cu) mg/liter Oxideerbaarheid (Mn VII → Mn II) als KMnO4 mg/liter Olie, vet mg/liter Organische stoffen —
*1
8
De controle van de eisen vindt plaats door middel van metingen met geschikte en zo eenvoudig mogelijke toestellen (al naargelang de werking na 24 u of 72 u, of volgens de landspecifieke voorschriften). Deze meetwaarden, de eventuele bijvulwatervolumes, het chemicaliënverbruik en de ontstane onderhoudsbeurten worden in het werkboek opgetekend om de werkomstandigheden op de voet te kunnen volgen.
> 20 ≤ 20 kleurloos, helder en vrij van onopgeloste stoffen >9 enkel richtwaarden voor ketelwater zijn doorslaggevend < 0,01 ≤ 0,05 < 25 < 0,2 < 0,05 < 10 < 1 zie voetnoot*1
>9 < 0,01 < 0,02 < 25 < 0,1 < 0,01 < 10 <1
In het algemeen zijn organische stoffen mengsels van verschillende verbindingen. De samenstelling van dergelijke mengsels en het gedrag van hun componenten tijdens de werkingsomstandigheden van de ketel zijn moeilijk te voorspellen. Organische stoffen kunnen uiteenvallen in koolzuren of andere zure producten, die de geleidbaarheid doen toenemen en corrosie en afzettingen veroorzaken. Bovendien kunnen ze tot schuim- en/of aanslagvorming leiden, die zo gering mogelijk dient te worden gehouden. Ook het TOC-gehalte (Total Organic Carbon) moet zo klein mogelijk worden gehouden.
VIESMANN
Hogedrukstoomketel
5458 807 B/fl
2
Plannings- en gebruiksaanwijzingen (vervolg) Tabel 2 Eisen gesteld aan het ketelwater Geleidbaarheid voedingswater ≤ 30 µS/ cm > 20 > 0,5 kleurloos, helder en vrij van onopgeloste stoffen 10,5 tot 11,8 10 tot 11*2*3 *4 1 tot 10 0,1 tot 1,0*2 *4 < 1500 zie afbeelding 1 pagina 9 10 tot 20 6 tot 15 drukafhankelijk, zie afbeelding 1 (pagina 9) en 2 (pagina 10)
Geleidbaarheid voedingswater > 30 µS/cm Toegest. werkdruk Algemene eisen pH-waarde bij 25 °C Zuurcapaciteit (KS 8,2) Geleidbaarheid bij 25 °C Fosfaat (PO4) Kiezelzuur (SiO2)*5
≤ 20
bar
10,5 tot 12 mmol/liter µS/cm mg/liter mg/liter
1 tot 12*4 < 6000*4 10 tot 20
2
Aanwijzing De dosering van fosfaat wordt aanbevolen maar is niet altijd noodzakelijk. Omrekening: 1 mol/m3 = 5,6 °dH; 1 °dH = 0,179 mol/m3; 1 mval/kg = 2,8 °dH Als alternatief voor de werking met zouthoudend ketelvoedingswater kan er ook met zoutvrij ketelvoedingswater worden gewerkt. Max. toelaatbare directe geleidbaarheid van het ketelwater afhankelijk van de druk Geleidbaarheid voedingswater > 30 μS/cm
10000
Direct geleidingsvermogen in µS/cm
8000
4000
2000
1000
0 10 Werkdruk in bar
20
30
40
Afbeelding 1
Indien gedemineraliseerd water met mengbedkwaliteit (geleidbaarheid < 0,2 µS/cm) wordt gebruikt, is het niet nodig om fosfaat te injecteren; als alternatief kan de AVT-methode (conditionering met vluchtige alkaliseringsmiddelen, pH-waarde van het voedingswater pH ≥ 9,2 en pHwaarde van het ketelwater pH ≥ 8,0) worden toegepast. In dat geval moet de geleidbaarheid achter een sterk zure kationenwisselaar < 5 µS/cm. *3 Basisinstelling van de pH-waarde door injectie van Na3PO4, alleen extra NaOH injecteren indien de pH-waarde < 10. *4 In combinatie met oververhitters moet 50% van de opgegeven hoogste waarde als de maximale waarde worden beschouwd. *5 Bij gebruik van fosfaat zijn, wanneer alle andere waarden zijn nageleefd, hogere PO4-concentraties toegestaan, b.v. met een evenwichtige of gecoördineerde fosfaatbehandeling (zie hoofdstuk “Conditionering”)
5458 807 B/fl
*2
Hogedrukstoomketel
VIESMANN
9
Plannings- en gebruiksaanwijzingen (vervolg) Max. toelaatbare kiezelzuurgehalte (SiO2) van het ketelwater afhankelijk van de druk
15 B
160
A
140 10 B
Kiezelzuurgehalte (SiO2) in mg/l
120
5B
100
0,5B
80 60 40 20
0 10 Werkdruk in bar
20
30
40
Afbeelding 2 A dit niveau van de alkaliteit is > 20 bar en niet meer toegestaan B KS 8,2 -waarde in mmol/liter Aanwijzing Meer informatie is terug te vinden in de planningsaanwijzing "Waterkwaliteit voor stoomketelinstallaties".
Aanwijzing De garantie vervalt: ■ bij gebruik van filmvormende amines of ■ bij gebruik van doseermiddelen die niet in de richtlijnen zijn vermeld of waarvoor geen overleg is gepleegd met Viessmann.
2.5 Werking en onderhoud Inbedrijfstelling Een stoomketelinstallatie van categorie IV volgens bijlage II, diagram 5 van de richtlijn voor drukapparatuur 97/23/EG mag pas in bedrijf worden gesteld wanneer een erkende keuringsinstantie de installatie heeft gekeurd en de bevoegde overheid een vergunning heeft afgeleverd. De eerste inbedrijfstelling moet worden uitgevoerd door de installateur van de installatie en een erkende keuringsinstantie. We raden aan om voor de inbedrijfstelling de hulp in te roepen van de technische dienst van Viessmann.
De instelwaarden moeten in een meetrapport worden opgetekend en door de installateur en door de gebruiker van de installatie worden bevestigd.
Informeren van de gebruiker van de installatie De installateur van de installatie moet de gebruiksaanwijzing overhandigen aan de gebruiker van de installatie en hem de bediening uitleggen. Hij moet tevens uitleggen hoe een logboek moet worden bijgehouden.
Aanwijzingen voor de werking Dankzij de uitvoering van de ketel is een werking mogelijk zonder permanent toezicht.
10
VIESMANN
We raden daarom aan om de ketel zonder onderbreking met de vereiste werkdruk te gebruiken. Ook wanneer gedurende een lange periode geen warmte wordt afgenomen, zijn er geen bezwaren tegen een verdere werking van de ketel onder druk. Bij een installatie met meerdere ketels waarvan er één permanent alleen als reserveketel dienst doet, moet een bedrijfsomschakeling in principe enkel plaatsvinden na langere tijdsintervallen, bijv. bij de vereiste jaarlijkse revisie van de hele installatie. De reserveketel moet worden geconserveerd zoals een ketel die gedurende langere tijd buiten bedrijf wordt gesteld.
Hogedrukstoomketel
5458 807 B/fl
2
Plannings- en gebruiksaanwijzingen (vervolg) Werkingscontrole De controles moeten volgens TRD 601, blad 1 worden uitgevoerd.
Voor meer informatie, zie de bedienings- en serviceaanwijzing van de betreffende ketel.
Controles van stoomketelinstallaties Stoomketels van categorie III waarvan het product van de maximaal toegestane druk PS in bar en het volume V in liter groter is dan 1000 evenals stoomketels van categorie IV moeten conform de Duitse bedrijfsveiligheidsverordening jaarlijks uitwendig en uiterlijk om de drie jaar inwendig worden gecontroleerd.
Uiterlijk om de negen jaar moet de waterdruk worden gecontroleerd. Landspecifieke afwijkingen zijn mogelijk. Overeenkomstig EN 12953-6 moeten halfjaarlijkse controles van alle regel- en veiligheidsinrichtingen plaatsvinden.
2 2.6 Buitenbedrijfstelling Om stilstandscorrosie in drukloze toestand te vermijden, moeten de oppervlakken aan de rookgas- en waterzijde van de ketel worden geconserveerd afhankelijk van de duur van de bedrijfsonderbreking. Men maakt een onderscheid tussen natte conservering (waarbij zuurstof moet worden vermeden) en droge conservering (waarbij vocht moet worden vermeden).
Kortstondige bedrijfsonderbreking (1 tot 2 dagen) Waterzijde Advies: ketel op druk en temperatuur houden. Indien dat niet mogelijk is en indien de ketel meerdere dagen drukloos moet worden gemaakt, raden we het volgende aan: om zuurstofcorrosie te vermijden, moet men ongeveer één uur vóór de uitschakeling van de ketel aan het voedingswater een hoeveelheid zuurstofbindend middel toevoegen, gelijk aan 2 tot 3 maal de normale doseerhoeveelheid, tot aan de uitschakeling van de ketel.
Rookgaszijde De verwarmingsoppervlakken moeten droog worden gehouden. Sterke verontreinigingen verwijderen, aangezien deze vocht kunnen binden.
Langdurige bedrijfsonderbreking Waterzijde Natte conservering als er geen vorstgevaar bestaat De ketel tot het hoogste punt met behandeld voedingswater vullen. Om zuurstofcorrosie te voorkomen moet aan het ketelwater een zuurstofbindend middel (bijv. natriumsulfiet) worden toegevoegd volgens de aanwijzingen van de fabrikant. De concentratie van het zuurstofbindend middel minstens elke maand controleren en indien nodig bijvullen. Daarbij op een goede vermenging met het ketelwater letten (thermisch of mechanisch mengen). Als bij een installatie met meerdere ketels slechts enkele ketels moeten worden geconserveerd, kunnen deze met ontzout ketelwater van de in werking zijnde ketels doorstroomd en zodoende op temperatuur worden gehouden. Een volledig gevulde ketel kan ook onder een druk van 0,1 tot 0,2 bar met stikstof (bij voorkeur stikstof 5.0) tegen corrosie worden beschermd.
De ketel volledig drogen en met een droogmiddel (bijv. silicagel) vullen volgens de aanwijzingen van de fabrikant. Erop letten dat het droogmiddel niet in aanraking komt met het ketelmateriaal. Daarna de ketel weer sluiten. Regelmatig controleren of het droogmiddel nog vocht kan opnemen. Rookgaszijde De oppervlakken aan de rookgaszijde grondig reinigen en drogen. Het waswater alkalisch houden (pH 8-9, bij ammoniak tot pH 10). Na volledige droging de oppervlakken met een dunne grafiet- of vernislaag conserveren. De oppervlakken tijdens stilstand droog houden (door een droogmiddel (bijv. silicagel) te voorzien of een droger met luchtcirculatie aan te sluiten).
Droge conservering bij vorstgevaar of langdurige stilstand Ketel bij 90 °C aftappen en vervolgens de afsluitingen aan de waterzijde openen.
Meer informatie
5458 807 B/fl
Voor meer gedetailleerde informatie wordt verwezen naar het werkingsvoorschrift "Water- en rookgaszijdige conservering" en naar de toelichtingenbladen van de VdTÜV (nr. 1465 van okt. 1978) en de VGB (nr. R116H van 1981).
Hogedrukstoomketel
VIESMANN
11
Plannings- en gebruiksaanwijzingen (vervolg) 2.7 Veiligheidstechnische uitrusting 24-u-/72-u-werking zonder permanent toezicht met intermitterende regeling ■ 24-uur-werking zonder permanent toezicht volgens EN 12953 ■ tweepunts-waterpeilregeling
A
2
MA
DB
DR DR
WR HWB WB
SIV WB
ELV D ARS
AV
WSA LFE
RV
P
ABV,X MV
AV RV SF1 AV
SF2
ASV
24-u-werking zonder permanent toezicht met intermitterende regeling, stoomgenerator zonder economiser Ontziltingsklep Armaturenstang Snelsluitende spuiklep met membraanaandrijving Afsluitklep Stoomafsluitklep Maximumdrukbegrenzer Drukregelaar Ontluchtingsklep Maximumwaterpeilbegrenzer Geleidbaarheidselektrode Manometer Besturingsklep (driewegmagneetklep)
Basisuitrusting 24-uur-werking ■ drukregelaar ■ veiligheidsklep ■ voedingswaterpomp*6 ■ terugstroomblokkering voor het voedingwater ■ zichtbare markering voor laagste waterpeil (LWL) ■ twee waterpeilindicators*7 ■ manometer met controleklep ■ snelsluitende spuiklep*8 met membraanaandrijving voor perslucht of drukwater ■ ontluchtingsklep
P RV SF1 SF2 SIV WB WR WSA X A
Voedingswaterpomp Terugslagklep Vuilvanger Vuilfilter Veiligheidsklep Waterpeilbegrenzer min. Waterpeilregelaar Waterpeilindicator Monsterafnamekoeler Schakelkast Vitocontrol met vergrendelingsschakeling conform EN 12953 en TRD 604 voor werking zonder permanent toezicht
■ stoomafsluitklep ■ voedingswaterklep ■ als maximumwaterpeilbegrenzer en waterpeilregelaar: meervoudige elektrode in combinatie met schakeltoestel als interval-waterpeilregeling en maximumwaterpeilbegrenzer ■ twee niveau-elektroden als eerste en tweede laagwaterpeilbegrenzer met schakeltoestel voor beide niveau-elektroden ■ drukbegrenzer ■ ontziltingsklep ■ monsterafnamekoeler ■ ontluchtingsklep
Volgens de voorschriften is slechts één pomp noodzakelijk. Er wordt evenwel aangeraden om een dubbele pompinstallatie te gebruiken. Een van beide waterpeilindicators kan worden vervangen door een betrouwbare waterpeilregelaar of waterpeilbegrenzer die de waterstand minstens op een indirecte manier aangeeft. *8 Het is aan te raden om een manuele afsluitklep vóór de ASV te monteren. *6
*7
12
VIESMANN
Hogedrukstoomketel
5458 807 B/fl
ABV ARS ASV AV D DB DR ELV HWB LFE MA MV
Plannings- en gebruiksaanwijzingen (vervolg) 72-uur-werking ■ zoals bij 24-uur-werking en bijkomend ■ automatische ontziltingsinstallatie, bestaande uit een geleidbaarheidselektrode, ontziltingsregelaar, ontziltingsklep en grenswaardeschakelaar ■ maximumwaterpeilbegrenzer als onafhankelijk toestel, inclusief schakeltoestel
Aanwijzing De veiligheidstechnische uitrustingen van hogedruk-stoomketelinstallaties moeten samen met een erkende keuringsinstantie (ZÜS) worden vastgelegd en vóór de inbedrijfstelling door de keuringsinstantie worden goedgekeurd.
Aanbevolen toebehoren Automatische spui-inrichting, bestaande uit een snelsluitende spuiklep met membraanaandrijving voor perslucht of drukwater, driewegmagneetklep met vuilfilter en spuisensor.
2
24-u-/72-u-werking zonder permanent toezicht met continue regeling ■ 24-uur-werking zonder permanent toezicht volgens EN 12953 ■ 72-uur-werking zonder permanent toezicht volgens EN 12953 en TRD 604, blad 1 ■ continue waterpeilregeling
A
X2
MA
DB
WB ELV D
DA
SRV
HWB WR
ARS
SIV
WB
TH
TH
WSA LFE
AV RV
P
ABV,X1 MV
AV RV SF1 AV
SF2
ASV
5458 807 B/fl
72-uur-werking zonder permanent toezicht met continue regeling, stoomgenerator met economiser, niet afsluitbaar verbonden ABV ARS ASV AV D DA DB ELV HWB LFE MA MV P RV
*9
Ontziltingsklep Armaturenstang Snelsluitende spuiklep*9 met membraanaandrijving Afsluitklep Stoomafsluitklep Drukmeter Maximumdrukbegrenzer Ontluchtingsklep Maximumwaterpeilbegrenzer Geleidbaarheidselektrode Manometer Besturingsklep (driewegmagneetklep) Voedingswaterpomp Terugslagklep
SF1 SF2 SIV SRV TH WB WR WSA X1 X2 A
Vuilvanger Vuilfilter Veiligheidsklep Regelklep voor voedingswater Thermometer Waterpeilbegrenzer min. Waterpeilregelaar, continu Waterpeilindicator Monsterafnamekoeler Overstortinrichting van het voedingswaterreservoir (optie) Schakelkast Vitocontrol met vergrendelingsschakeling conform EN 12953 en TRD 604 voor werking zonder permanent toezicht
Het is aan te raden om een manuele afsluitklep vóór de ASV te monteren.
Hogedrukstoomketel
VIESMANN
13
Plannings- en gebruiksaanwijzingen (vervolg) Basisuitrusting
Aanbevolen toebehoren Automatische spui-inrichting, bestaande uit een snelsluitende spuiklep met membraanaandrijving voor perslucht of drukwater, driewegmagneetklep met vuilfilter en spuisensor.
24-uur-werking ■ zoals op pagina 12 maar met ■ continue waterpeil-regelelektrode met maximumwaterpeilbegrenzer ■ regelklep voor de voedingswatertoevoer 72-uur-werking ■ zoals bij 24-uur-werking en bijkomend ■ maximumwaterpeilbegrenzer-elektrode als onafhankelijk toestel met schakeltoestel ■ automatische ontziltingsinstallatie, bestaande uit een geleidbaarheidselektrode, ontziltingsregelaar, ontziltingsklep en grenswaardeschakelaar
72-u-werking zonder permanent toezicht met continue regeling en met nageschakelde, afzonderlijke economiser ■ met afsluitbare voedingswatervoorverwarmer (economiser) voor de opwarming van het voedingswater ■ 24-uur-werking zonder permanent toezicht volgens EN 12953
■ 72-uur-werking zonder permanent toezicht volgens EN 12953 en TRD 604, blad 1 ■ continue waterpeilregeling
A
MA DA
DB ELV ARS
TH
HWB
SRV
WR D WB WB
SIV
MA
RV
SF2
AV RV P
ABV,X1 MV
B X2
ELV SIV AV
WSA LFE
TH
SF1 AV C
ASV
E
72-u-werking zonder permanent toezicht met continue regeling en met nageschakelde, afzonderlijke economiser (afsluitbaar) ABV ARS ASV AV D DA DB E ELV HWB LFE MA MV P RV
Ontziltingsklep Armaturenstang Snelsluitende spuiklep*10 met membraanaandrijving Afsluitklep Stoomafsluitklep Drukmeter Maximumdrukbegrenzer Aftapaansluiting Ontluchtingsklep Maximumwaterpeilbegrenzer Geleidbaarheidselektrode Manometer Besturingsklep (driewegmagneetklep) Voedingswaterpomp Terugslagklep
*10 Het
is aan te raden om een manuele afsluitklep vóór de ASV te monteren.
14
VIESMANN
SF1 SF2 SIV SRV TH WB WR WSA X1 X2 A
B C
Vuilvanger Vuilfilter Veiligheidsklep Regelklep voor voedingswater Thermometer Waterpeilbegrenzer Waterpeilregelaar, continu Waterpeilindicator Monsterafnamekoeler Overstortinrichting van het voedingswaterreservoir Schakelkast Vitocontrol met vergrendelingsschakeling conform EN 12953 en TRD 604 voor werking zonder permanent toezicht Optionele overstortinrichting Voedingswatervoorverwarmer (economiser)
Hogedrukstoomketel
5458 807 B/fl
2
Aanwijzing De veiligheidstechnische uitrustingen van hogedruk-stoomketelinstallaties moeten samen met een erkende keuringsinstantie (ZÜS) worden vastgelegd en vóór de inbedrijfstelling door de keuringsinstantie worden goedgekeurd.
Plannings- en gebruiksaanwijzingen (vervolg) Basisuitrusting 24-uur-werking ■ zoals op pagina 12 maar met ■ continue waterpeil-regelelektrode met maximumwaterpeilbegrenzer ■ regelklep voor de voedingswatertoevoer 72-uur-werking ■ zoals bij 24-uur-werking en bijkomend ■ maximumwaterpeilbegrenzer-elektrode als onafhankelijk toestel met schakeltoestel ■ automatische ontziltingsinstallatie, bestaande uit een geleidbaarheidselektrode, ontziltingsregelaar, ontziltingsklep en grenswaardeschakelaar
Aanbevolen toebehoren Automatische spui-inrichting, bestaande uit een snelsluitende spuiklep met membraanaandrijving voor perslucht of drukwater, driewegmagneetklep met vuilfilter en spuisensor. Aanwijzing De veiligheidstechnische uitrustingen van hogedruk-stoomketelinstallaties moeten samen met een erkende keuringsinstantie (bijv. TÜV) worden vastgelegd en vóór de inbedrijfstelling door de keuringsinstantie worden goedgekeurd.
2
2.8 Veiligheidsvoorschriften en bepalingen Verplichte vergunning Voor de plaatsing en het gebruik van een stoomketelinstallatie die volgens Artikel 9 in combinatie met Bijlage II, diagram 5, van de richtlijn voor drukapparatuur 97/23/EG tot categorie IV behoort, moet door de bevoegde overheid een vergunning zijn afgeleverd conform de bedrijfsveiligheidsverordening. Deze vergunning moet bij de bevoegde instanties worden aangevraagd door middel van de desbetreffende, voorgedrukte formulieren. Daarbij moet een expertiserapport van een erkende keuringsinstantie worden ingediend.
Een stoomketelinstallatie mag na de plaatsing of na een ingrijpende verandering pas in bedrijf worden gesteld nadat door een expert een opleveringscontrole is uitgevoerd. Bij deze oplevering worden alle onderdelen van de veiligheidstechnische uitrusting gecontroleerd en wordt nagegaan of de installatie overeenstemt met de gegevens van de vergunning. De expert levert na de controle een attest af.
Voorschriften De stoomketel wordt gebouwd volgens de richtlijn voor drukapparatuur 97/23/EG en TRD-richtlijnen, en moet volgens de erop van toepassing zijnde richtlijnen worden uitgerust en gebruikt. In principe gelden de volgende richtlijnen: Werking ■ TRBS (DE) ■ TRD 601, blad 1: gebruik van stoomketelinstallaties ■ TRD 604, blad 1: gebruik van stoomketelinstallaties met stoomgeneratoren van groep IV zonder permanent toezicht. Bij de installatie en bij de inbedrijfstelling moeten naast de plaatselijk geldende bouwvoorschriften en de voorschriften voor stookinstallaties nog de volgende normen, regels en richtlijnen worden nageleefd: ■ DIN 18160: huisschoorstenen. ■ EN 12953-6: ketels met een groot waterreservoir. Eisen gesteld aan de uitrusting van de ketel. ■ EN 12953-7: ketels met een groot waterreservoir. Eisen gesteld aan stookinstallaties voor vloeibare en gasvormige brandstoffen voor de ketel. ■ EN 12953-8: ketels met een groot waterreservoir. Eisen gesteld aan veiligheidsinrichtingen tegen drukoverschrijdingen. ■ EN 12953-9: ketels met een groot waterreservoir. Eisen gesteld aan regel- en begrenzingsinrichtingen op ketels en toebehoren. ■ EN 12953-10: ketels met een groot waterreservoir. Eisen gesteld aan de kwaliteit van het voedingswater en ketelwater.
■ EN 13384-1: rookgasinstallaties - warmte- en stromingstechnische berekeningsmethodes. Rookgasinstallaties met een stookplaats. ■ Richtlijn voor drukapparatuur 97/23/EG ■ Bedrijfsveiligheidsverordening ■ DDA-informatie over de opstelling en werking van landstoomketelinstallaties met ketels met een groot waterreservoir met CE-label. Bij gebruik van olie als brandstof ■ DIN 4755: oliegestookte installaties – Technische Regel Ölfeuerungsinstallation (TRÖ) – Controle. ■ DIN 51603-1: vloeibare brandstoffen; stookolie EL, minimumeisen. ■ EN 230: olievernevelingsbranders in monoblokuitvoering – inrichtingen voor de veiligheid, controle en regeling alsook veiligheidstijden. ■ EN 267: olievernevelingsbranders van het monobloktype. Bij gebruik van gas als brandstof ■ EN 298: automatische branderregelingen voor gasbranders en gastoestellen met en zonder ventilator. ■ EN 676: gasbranders met ventilator. ■ DVGW-TRGI 1986, uitgave 1996/NBN D51-003: technische regels voor gasinstallaties. ■ DVGW-werkblad G 260/I en II: technische regels voor de gaskwaliteit. ■ TRF 1996 /NBN D51-006: technische regels voor vloeibaar gas.
Gasinstallatie
5458 807 B/fl
De installateur moet de gasinstallatie uitvoeren overeenkomstig de technische aansluitvoorwaarden van de gasleverancier. De installatie moet worden gebruikt volgens de genoemde voorwaarden.
Hogedrukstoomketel
VIESMANN
15
Plannings- en gebruiksaanwijzingen (vervolg) Elektrische installatie De elektrische aansluiting en de elektrische installatie moeten worden uitgevoerd overeenkomstig de AREI/RGIE-bepalingen en de technische aansluitvoorwaarden van de elektriciteitsleverancier.
■ DIN VDE 0100: oprichting van sterkstroominstallaties met nominale spanningen tot 1000 V. ■ EN 50156-1: elektrische uitrusting van stookinstallaties.
Gebruiksaanwijzing/Gevarenanalyse De installateur van de installatie moet overeenkomstig de bedrijfsveiligheidsverordening een gevarenanalyse en een gebruiksaanwijzing samenstellen voor heel de installatie.
Duitse wet op de bescherming tegen immissies (BImSchG) Bij het gebruik van stookinstallaties mogen de opgegeven grenswaarden in de bepalingen van de TA Luft – voor de installaties die worden vermeld in de vierde editie van de BImSchV – niet worden overschreden.
Controle in het kader van de reglementaire opleveringsprocedure Tot de reglementaire voorschriften behoren de gewestelijke regelgeving, de uitvoeringsbesluiten ervan, de reglementering inzake verwarmingsinstallaties en de algemene toelatingen en goedkeuringen die de bevoegde instanties voor bouwaangelegenheden in individuele gevallen moeten geven of afleveren.
5458 807 B/fl
2
16
VIESMANN
Hogedrukstoomketel
Index 2 24-u-/72-u-werking zonder permanent toezicht met continue regeling .........................................................................................................13 24-u-/72-u-werking zonder permanent toezicht met intermitterende regeling............................................................................................12 7 72-u-werking zonder permanent toezicht met continue regeling en met nageschakelde, afzonderlijke economiser.......................................14 A Aanwijzingen voor de werking..........................................................10 B Bedrijfsveiligheidsverordening (BetrSichV)............................3, 11, 15 Brander..............................................................................................7 Brandstoffen.......................................................................................8 C Continue waterpeilregeling.........................................................13, 14 Controles van stoomketelinstallaties................................................11 D DDA-informatie.............................................................................5, 15 Duitse wet op de bescherming tegen immissies (BImSchG)...........16 E Eisen van de Duitse stookverordening M-FeuVO..............................7 Elektrische installatie........................................................................16 G Gasinstallatie....................................................................................15 Gebruiksaanwijzing..........................................................................16
N Naar binnen brengen.........................................................................4 O Opstelling...........................................................................................5 Opstelruimte.......................................................................................5 P Productinformatie...............................................................................3 R Reglementaire opleveringsprocedure..............................................16 Richtlijn voor drukapparatuur.................................................3, 10, 15 S Stookverordening...............................................................................7 T Transport............................................................................................4 Tweepunts-waterpeilregeling...........................................................12 V Veiligheidstechnische uitrusting.......................................................12 Verplichte vergunning......................................................................15 Voedingswatervoorverwarmer (economiser) voor de opwarming van het voedingswater............................................................................14 W Waterpeilregeling, continue........................................................13, 14 Waterpeilregeling, tweepunts-..........................................................12 Werkingscontrole.............................................................................11 Werkingsvoorwaarden.......................................................................3
I Inbedrijfstelling.................................................................................10 Informeren van de gebruiker van de installatie................................10
5458 807 B/fl
K Ketelaansluitingen..............................................................................6 Ketelafdekking....................................................................................6 Ketelbedieningsplatform.....................................................................6 Ketelrendement..................................................................................3
Hogedrukstoomketel
VIESMANN
17
18
VIESMANN
Hogedrukstoomketel
5458 807 B/fl Hogedrukstoomketel
VIESMANN
19
Gedrukt op milieuvriendelijk, chloorvrij gebleekt papier Viessmann Belgium bvba-sprl Hermesstraat 14 B-1930 ZAVENTEM Tel. : 02 712 06 66 Fax : 02 725 12 39 e-mail :
[email protected] www.viessmann.com 20
VIESMANN
Hogedrukstoomketel
5458 807 B/fl
Technische wijzigingen voorbehouden.