-lay-out 85 kopie
06-12-2004
08:45
Pagina 69
‘Tu eres un Cubano más’: het revolutionnaire schrijven van René Depestre Micheline de Ridder in gesprek met Kathleen Gyssels
René Depestre
René Depestre en Kathleen Gyssels in Limoges, internationaal Colloqium Haïti 1804-2004
Bij het brainstormen voor het winternummer 2004, belandde de redactie van Gierik & NVT bij het thema Debuten: merkwaardige tot sensationele debuten, gefingeerde en echte. Toen Kathleen Gyssels ervan hoorde, droeg zij spontaan het debuut van Toni Morrison voor; de eerste zwarte Nobelprijswinnares Literatuur (1993), die haar carrière begon als redactrice bij een Amerikaanse uitgeverij en de ingestuurde debuten van o.a. Toni Cade Bambara (Sassafrass, Cypress & Indigo, 1982) en N’tozake Shange (For Colored Girls who have considered suicide when the rainbow is enuf, 1982) mocht corrigeren. Dit bleek de beste leerschool voor de schrijfster die later banen op Yale en Princeton aangeboden kreeg en nu reeds haar naam in de Women’s Hall of Fame of Ohio, en op de Public Library van New York, gegraveerd ziet.
Gierik & N V T
69
-lay-out 85 kopie
06-12-2004
08:45
Pagina 70
Toen wij Kathleen Gyssels korte tijd nadien daarover contacteerden, was er echter een en ander gebeurd. Op 30 september en 1 oktober 2004 ging er in Limoges een internationaal colloquium door met als thema Haïti, 1804 – 2004 L’indépendance d’Haïti et la construction d’un mythe culturel (Littérature, Histoire, Anthropologie, Droit). Kathleen Gyssels was er gevraagd als spreker van de Antwerpse universiteit en de daaraan verbonden Postkoloniale Onderzoeksgroep. Zij sprak over Le roman historique face au défi de la Révolution Haïtienne: Le Soulèvement des Ames (1996) de Madison Smartt-Bell. Ook vond er de voorstelling in avant-premiére plaats van René Depestre: Chronique d’un animal marin van Patrick Cazals in aanwezigheid van René Depestre, en een rechtstreekse uitzending op RFI over Haïti waaraan Depestre samen met andere congressisten (waaronder Gyssels) deelnamen. Die ontmoeting deed bij haar de idee rijpen dat het debuut van Depestre – in 1945!!! – wereldwijd stof deed opwaaien en dat hij een unieke positie inneemt omdat hij niet alleen getuige geweest is van de onafhankelijkheidsstrijd in de ex-kolonies, van de Koude Oorlog en de ‘teloorgang’ van het marxistisch denken, maar ook omdat hij als zoveel andere Haïtiaanse auteurs, buiten Haïti werkt en leeft, in een niet te genezen pijn van ontheemding en ballingschap. Schrijven en verbeelding lijken afdoende heilzame middelen om zichzelf te genezen. Maar wie is Kathleen Gyssels? Zij volgde Romaanse filologie aan de universiteit van Gent en was nadien vastbesloten verder te werken op de Afrikaanse literaturen, al dan niet in diaspora. Zij behaalde een Diplôme d’Etudes Approfondies aan Lille III, en schreef daar een ‘masters’ onder leiding van de vermaarde Afrikanist, Bernard Mouralis, tevens de promotor van haar proefschrift. Zij promoveerde over de Franstalige literatuur van Martinique en Guadeloupe, meer specifiek over het oeuvre van Simone en André Schwarz-Bart (een schrijversechtpaar, wat op zich al zeer bijzonder is). Toen zij haar doctoraat verdedigde, prees de jury haar, omdat ze hun werk in een veel ruimere context van Afro-Caraïbische en Afrikaans-Amerikaanse auteurs wist te situeren. Dit vergelijkend perspectief bestond erin o.a. vergelijkingen te maken met auteurs als Toni Morrison, Wilson Harris (Guyana) en Jamaica Kincaid (Antigua). Haar proefschrift bood een mooi panoramisch overzicht van auteurs die de Franse jury minder goed kenden, omdat zij in het Engels debuteerden of in de States werkten. Het was van in het begin haar over-
70
Gierik & N V T
-lay-out 85 kopie
06-12-2004
08:45
Pagina 71
tuiging om over taalgrenzen heen te werken, teneinde CaraÏbische literatuur als een cultureel-politiek en socio-historisch geheel in kaart te brengen. Na Filles de Solitude, essai sur l’identité antillaise dans les autobiographies fictives de Simone et André Schwarz-Bart (1996) werd haar een postdoctoraal mandaat bij het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek van Vlaanderen aangeboden. In die periode schreef zij het grensverleggende boek Sages Sorcières? Révision de la mauvaise mère dans Beloved (Toni Morrison), Praisesong for the Widow (Paule Marshall) en Moi, Tituba, sor cière noire de Salem (Maryse Condé) (University Press of America, New York 2001). Als vice-president van de Society for Caribbean Research bereidt zij een internationaal en interdisciplinair Congres voor dat in 2006 in Parijs plaatsvindt, en een Seminarie ‘Africa’s Europe’ voor de UCSIA in november 2005. We mogen echt van een roeping spreken? Ja, ik vind dat wij ons niet meer kunnen veroorloven, zeker in België, maar ook in Frankrijk niet, om in één taal-niche te werken. Als je werkt op postkoloniale literatuur moet je bedreven zijn in meerdere talen. De auteurs, die allemaal de erfenis van slavernij en kolonisatie in zich dragen en in hun werk uitspreken, ontwikkelen los van elkaar dezelfde esthetiek en ethiek in hun schrijversschap. Ik was verwonderd dat grote namen – zoals Toni Morrison, Maryse Condé en Paule Marshall, wiens ouders uit Barbados kwamen en die in Brooklyn opgroeide – nog nooit met elkaar vergeleken, of aan elkaar gemeten werden. Als ik hun boeken las, viel het mij op dat zowel de politieke agenda, als de thematiek en de stilistiek van de werken dicht bij elkaar lagen. Ik heb met dat boek – dat ik bevragend Sages, Sorcières? betitel – willen aantonen wat het moederbeeld is bij zwarte vrouwelijke schrijfsters. Deze schrijfsters hebben een moeilijke relatie met de moeder in een gezin waar bovendien de vader vaak afwezig is. Of het nu mensen zijn in de States, op de onafhankelijke, Caraïbische eilanden of op de Franstalige Départements d’Outre-Mer, zij worstelen met het raciale vraagstuk enerzijds en de daaraan gerelateerde ‘klasse’ of stand, en met gender, de sekse-identiteit, anderzijds. Het is in de periode van het postdoc mandaat (1995-1998) dat ik een Postkoloniale Onderzoeksgroep hielp oprichten, met als manifest alle literaturen waarin sprake is van een machtsverhouding tussen een onderdrukker en onderdrukte comparatief en interdisciplinair te bestuderen. Het accent van
Gierik & N V T
71
-lay-out 85 kopie
06-12-2004
08:46
Pagina 72
de Postkoloniale Onderzoeksgroep zou precies de Caraïbische archipel zijn, maar ook de diaspora in Noord-Amerika en in Europa, de ‘settler colonies’ zoals in Canada en Australië. Een eerste congres over postkoloniale literaturen werd gehouden in 2000. Wij hebben niet alleen – en dat is een tweede sterktepunt van de researchgroep – literatuur bekeken, maar ook film en theater. Theaterkunsten zijn des te belangrijker omdat ze het lokale publiek kunnen bereiken, gezien we te maken hebben met communiteiten die uit een orale traditie stammen en waarin nog steeds heel veel mensen analfabeet zijn. Ook auteurs zelf namen deel aan het congres, zodat er een dialoog of forum kon ontstaan tussen de wetenschappers en de creatieve denkers. Wat heeft jou uiteindelijk de doorslag gegeven om het debuut van René Depestre naar voor te schuiven? Omdat ik plots besefte wat een monument Depestre nu al is. De man is 78 jaar. Hij is zes jaar ouder dan Toni Morrison en behoort tot die rasechte dichters zoals de Chileen Pablo Neruda (1904-1979), de in St Lucia geboren Derek Walcott (1930), de Martinikaan Edouard Glissant (1926). Maar René Depestre, wiens familienaam nota bene uit België zou komen, werd in de eerste ‘postkolonie’ geboren, in Haïti. Hij groeide op in Jacmel, een stad die vaak in zijn poëzie en romans wordt geprezen, vooral in Hadriana dans tous mes rêves (1988). Hij begint vroeg geëngageerde poëzie te schrijven, overtuigd dat het een ernstig tegenwicht kan zijn tegen de dictatuur. Dat is inderdaad zo geweest en bevestigt de mooie omschrijving van zijn tijdgenoot en vriend, de Martinikaanse Aimé Césaire (‘une arme miraculeuse’). Zijn eerste bundel heette Etincelles (1945), ‘vonken die het vuur aansteken’. Die bundel werd onmiddellijk door de toenmalige dictator Lescot verboden. Het werd een enorm succes. Hij heeft in 1945-46 met een aantal dichters La Ruche opgericht met als doel: ‘On voulait aider les Haïtiens à prendre conscience de leur capacité à rénover les fondements histo riques de leur identité,’ schreef hij in Le métier à métisser (1998). Zijn bundels revolutionaire gedichten (Etincelles, Mineral noir, …) ontketenden spontaan straatmanifestaties en een revolutie die werd aangezet door André Breton, de Parijse surrealist die in de oorlogsjaren Martinique maar ook Haïti (Port-au-Prince, 1945-46) had bezocht en zijn theorie van het surrealisme daar aan de realiteit toetste! François Duvalier komt aan de macht in 1957. Docteur Duvalier en Depestre waren tijdgenoten en waren ooit vrienden geweest. Duvalier bood hem de portefeuille van cultuur aan, maar Depestre had al vlug door dat het Papa
72
Gierik & N V T
-lay-out 85 kopie
06-12-2004
08:46
Pagina 73
Doc alleen te doen was om het arme volk onder de knoet te houden via terreur en bijgeloof. Depestre bedankte voor het aanbod en kreeg 48 uur de tijd om het land te verlaten! Hij is zijn geboorteland ontvlucht en heeft in zijn Cubaanse ballingschapsjaren Che Guevara ontmoet. ‘Tu eres un Cubano más’, verklaarde Che fier toen hij op Depestre kon rekenen voor de strijd tegen Batista. Hij heeft de volledige Koude Oorlog doorgemaakt en reisde naar China, waar hij Mao ontmoette. Hij zag en ziet zijn poëzie als een politiek manifest? Absoluut. Haïti heeft sinds 1804 alleen maar een aaneenschakeling gekend van dictaturen en van tirannen. Van de ene op de andere dag noemden de mulatten zich de heersers. Op 1 januari 1804 riep Dessalines de vrije zwarte republiek Haïti uit. Hij maakte deel uit van die elite en er was een enorme splitsing tussen die kleine bovenlaag en de massale, arme, zwarte onderlaag. De twee groepen leefden volkomen naast elkaar. Dat is de eerste dualiteit van Haïti. Als je een natie wil, moet je een democratie hebben en medezeggenschap. Dat kan dus niet in een land waar 80% van de bewoners niet eens kunnen lezen. Een tweede dualiteit is het buurland, de Dominicaanse Republiek. De Dominicaanse Republiek is katholiek, Haïti wordt in hun demagogie afgedaan als alleen maar voodoo-aanhangend/praktiserend. De Dominicaanse Republiek is Spaanstalig tegenover het Franstalige Haïti. De Dominicaanse Republiek is blank, of gelooft heel graag dat te zijn (zie het discours van Trujillo, die Haïtianen afschildert als een regelrechte bedreiging voor het zuivere, blanke ras), enz. Haïti is inderdaad het meest Afrikaanse eiland in de Caraïben, omdat sinds 1804 veel minder métissage of versmelting met andere bevolkingsgroepen kon gebeuren: de trots van het land, een Zwarte Republiek, werd algauw ook een onvermijdelijk isolement. Depestre was marxist, want voor het proletariaat van Haïti was er maar één oplossing: het marxistisch denken. De man was tot zijn verbanning in 1957 nooit buiten Haïti geweest en had niet gezien wat Lenin en Stalin aangericht hadden. Tijdens zijn ballingschapjaren in Praag ontdekte hij echter de politiek in de Oostbloklanden. Op een avond deed een Praagse journalist hem haarfijn uit de doeken wat voor een monsterachtige toestanden Stalin en Lenin aangericht hadden. Op dat moment kapte hij met het leninisme en nam hij een meer gematigde houding aan. Depestre debuteerde in 1945, stond aan de wieg van de eerste Afrikaanse uitgeverij in Parijs (Présence Africaine), vertaalde de Cubaanse dichters Guillén en Retamar. Gedurende een halve eeuw gaf hij literair vorm aan zijn enga-
Gierik & N V T
73
-lay-out 85 kopie
06-12-2004
08:46
Pagina 74
gement, en in zijn gedichten, kortverhalen, romans overstijgt hij het miserabel beeld dat men van Haïti heeft. Hier raakt hij ook aan Toni Morrison: sterk beïnvloed door het Franse surrealisme ontwikkelt hij een eigen magisch-realistische stijl, in navolging van Roumain en Alexis. Terwijl auteurs zoals Harriet Beecher-Stowe het ‘negervraagstuk’ incompatibel met literatuur vonden (‘Slavery is too dreadful for the purposes of art’), weerlegde Morrison dat: ‘I refuse to think that slavery is beyond art. If they can live it, I can write about it. […] They were very inventive and imaginative with cruelty, so I have to take it back – in a way I can tell it.’ Met ‘le réalisme merveilleux’ worden wonden uit het verleden en uit het heden (de schrijnende dictatuur, ontheemding), gehecht. Hij schrijft tijdens zijn zwerftocht een imposant poëtisch oeuvre bij elkaar, met als hoogtepunt zonder twijfel Un arc-en-ciel pour l’Occident chrétien (1967) waarin hij politiek, erotiek en voodoo vermengt. Die thema’s doorkruisen trouwens zijn hele werk. Haïti wordt in het westerse denken afgeschilderd als een barbaars eiland. Het wordt geassocieerd met voodoo en analfabetisme. René Depestre heeft dat eindelijk kunnen doorprikken en heeft getoond dat ondanks de armoede, het volk een ongelooflijke culturele rijkdom heeft. Die rijkdom heeft hij in al zijn werken getoond op een manier die bovendien in het westen heel goed verkoopt. Hij heeft getoond dat de hele spanningszone – het racisme tussen blank en zwart – opgeheven kan worden door de erotische aantrekking die er is tussen mensen van verschillende huidskleur, nationaliteit en oorsprong. In Eros dans un train chinois (1990), tot op hoge mate ‘autofiction’, steekt René Depestre het niet onder stoelen of banken dat hij heel wat affaires heeft gehad. Hij is een ‘géo-libertin’! Hoe kijkt René Depestre tegen de huidige situatie in Haïti aan? Depestre is na 1957 nooit meer teruggekeerd naar Haïti en vandaag leeft hij in een klein dorpje in het zuiden van Frankrijk met zijn Cubaanse vrouw. Die auteurs, zeker in ballingschap, durven wel erkennen dat het niet goed gaat met hun land. Dat ook Aristide fouten heeft gemaakt en dat het land een draaischijf van drugshandel en prostitutie is geworden, dat problemen als analfabetisme en aids nog steeds niet efficiënt aangepakt kunnen worden. Toch houdt René Depestre hardnekkig vast aan het verkondigen van dat ene sprankeltje hoop. Met alle respect voor zijn leeftijd, vind ik zijn houding naar escapisme buigen. Dit in scherpe tegenstelling met iemand als Morrison, die als intellectueel de actualiteit in de States durft te becommentariëren en te zeggen waar het op staat. Zo snoert ze L. Farrakhan, die
74
Gierik & N V T
-lay-out 85 kopie
06-12-2004
08:46
Pagina 75
Moslim-Afro-Amerikanen aanzet tot antisemitisme, de mondi. Depestre is ‘coulant’, en in mijn ogen veel te vergevingsgezind voor de politici die nu in zijn land aan de macht zijn en er maar niet in slagen de ‘dérive’ (het afdrijven) te stoppen. Toen ik naast hem zat in Limoges en er hem naar vroeg, zei hij: ‘Oui, mais les Américains devraient intervenir. Les Américains devraient ceci et cela.’ Maar de Amerikanen gaan niets doen (tenzij van Cuba een Amerikaans eiland maken, zoals Bush beloofde aan de Cubanen in Florida). Bush en voor hem Clinton laten de boat people letterlijk en figuurlijk stikken. Zij sturen er de coastguard op af en laten ze liever verdrinken dan te helpen. Nu met ‘Jeanne’ en ‘Yvan’, de cyclonen, vielen er ‘slechts’ 18 doden in het buurland (Dominicaanse Republiek), terwijl er 2000 in Gonaïves omkwamen, met daarbovenop nog ‘s 120.000 daklozen, een regelrechte ramp. Wat men niet schrijft in de New York Times, is dat precies hetzelfde gaat gebeuren bij de eerstvolgende hivernage (regenseizoen van juni tot november). In Haïti verandert er weinig of niets qua infrastructuur. De erosie blijft zich doorzetten en zal nieuwe catastrofes veroorzaken. Het is een economisch probleem dat zijn wortels heeft in een diepgeworteld, mentaal probleem. Het is een paradox de tweehonderdste verjaardag van hun revolutie te vieren (1804-2004), terwijl het land dieper en dieper in de ellende geraakt, door het wanbeheer van Aristide, door de terreur van de ‘Chimères’, door de verloedering van het milieu, door de massale uittocht, enz. Er is helemaal niets te vieren, zoals de Franse biograaf van Aristide, Christophe Wargny, onomwonden aangeeft: Haïti n’existe pas (2004). Opvallend genoeg vinden de belangrijkste herdenkingen van de Haïtiaanse Revolutie en haar helden (Toussaint Louverture, Dessalines) in het buitenland plaats, eerst en vooral in Frankrijk, dat wel heel laat in het reine komt met zijn koloniaal verleden en slavernijwandaden in wat ooit haar rijkste kolonie was. Wie viert het? Wij, de westerse critici en profs die zich interesseren voor de rijke cultuur van het armste (en meest corrupte) land van het noordelijk halfrond. Er is weinig of niets te vieren en ik denk daarbij aan Depestres tweede bundel met de ophefmakende titel Gerbe de sang (1946). ❚
Noot: i Zie haar interview met Bonnie Angelo in Time, ‘The Pain of Being Black’, on line http://www.time.com/time/community/pulitzerinterview.html
Gierik & N V T
75