Tricky Reynaert en co versie 3 oktober
‘Reynaert de vos is een van de weinige middeleeuwse verhaalfiguren die vandaag de dag nog springlevend zijn.’ (Paul Wackers) ‘De Vlaamse Vanden vos Reynaerde is uit de hele Nederlandstalige Middeleeuwen de meest echte roman in hedendaagse zin: een fictief en afgerond verhaal waarin alles met alles samenhangt.’ ‘Misschien is het juist de meerduidigheid van deze tekst geweest die Reynaert tot een klassieker en icoon kon maken.’ (Frits van Oostrom, Stemmen op schrift. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur vanaf het begin tot 1300) ‘De Willem die de Reinaert maakte is een superieur genie, die ons mede door zijn grandioze stijl tot op vandaag nog veel te zeggen heeft. Wat dat betreft is Jacob van Maerlant veel sterker gedateerd. Mensen met een missie branden nu eenmaal sneller op dan cynici.’ (Frits van Oostrom in Maerlants wereld)
Tricky: listig, sluw, hachelijk, vindingrijk, handig en getruukt
1. SITUERING VAN HET PROJECT – REYNAERT EN/IN DE WERELD Eén van de grootste culturele en erfgoedtroeven van het Waasland is het Reynaertverhaal. Dit erfgoed- en educatief project wil ideeën en methodieken aanreiken om Reynaert verder in de wereld te zetten: de wereld van jongeren van vandaag en de diverse wereld waarin we meer en meer leven en waarin culturen nauwe contacten onderhouden, ook in een regio als het Waasland. Reynaert blijkt zich als uiterst dynamisch erfgoed uitstekend te lenen voor een creatieve, interculturele en ‘diverse’ benadering. Het project en het bijbehorende educatieve pakket beleven in het schooljaar 2008-2009 hun proeffase in het Waasland en zullen in 2009-2010 over heel Vlaanderen worden aangeboden.
2. DE GROTE DOELSTELLING VAN HET PROJECT Leerlingen uit de laatste jaren van het secundair onderwijs (ASO, TSO en BSO) zijn geïnformeerd over, betrokken bij en enthousiast voor het Reynaertverhaal en andere schelmenverhalen zoals van de spin Anansi en Nasreddin Hodja, én voor belangrijke thema’s en motieven die daarin vervat zijn en die wereldwijd relevant zijn. Die informatie, betrokkenheid en dat enthousiasme worden aangereikt en gewekt door: 1. kennis te maken met de teksten en zijn motieven en thema’s, zowel vanuit een historisch als vanuit een actueel oogpunt, en rekening houdend met de leefwereld van de betrokken jongeren en de diversiteit van de samenleving; 2. de verhalen, hun motieven én het voortleven in een context van ‘multimediale geletterdheid’ te plaatsen; 3. de verhalen, hun motieven in een mondiale context te plaatsen en te confronteren met andere schelmenverhalen en/of vergelijkbare thema’s en motieven;
4. de verhalen, hun motieven en het voortleven tot voorwerp van dialoog en discussie over belangrijke (levens)thema’s te maken; 5. leerlingen uit te nodigen om hun eigen stukje Reynaert-voortleven te produceren (creatie); 6. de thematiek ‘dier – mens’ in brede zin aan de orde te stellen. Het project hoeft uiteraard niet ex nihilo te starten: zo is er een uitgebreide (Europese) literatuur over Reynaert en de belangrijke verhaalmotieven, en bestaat er ook op didactisch vlak al materiaal. In de huidige klaspraktijk lijken vooral de punten 1 en 5 aan de orde te komen. Reynaert is uitsluitend ‘stof’ in de lessen Nederlands. Dit project wil de dynamiek die binnen klassieke spanningsvelden (leerstofgericht / leerlinggericht, actualiseren / historiseren, Europese / mondiale stof) kan ontstaan ten goede aanwenden en tot thema maken. Zo zijn de verschillende discoursen van leraren en leerlingen voorwerp van gesprek.
3. ENKELE RANDVOORWAARDEN/KADER •
de eindtermen en de leerplannen van de diverse koepels
•
de beschikbare tijd en de huidige kennis van de leraren
•
het respect voor de eigen aanpak van leraren
•
de financiële middelen van het project
•
het project is een proces dat tegen het schooljaar 2009-2010 wordt ‘gefinaliseerd’
•
…
4. UITGANGSPUNTEN 1. Door de eeuwen heen en tot op vandaag wordt er op de meest diverse manieren intens gerefereerd aan het Reynaertverhaal. Door dit gegeven is dit verhaal belangrijker (en aantrekkelijker) dan de meeste andere middeleeuwse teksten. Dankzij de vele interpretaties en manieren van omgaan en bewerken – het ‘netwerk’ van een tekst – krijgt zo’n tekst immers zijn status én complexiteit. De potentie is groot. 2. De achtergronden en vormen van ‘geletterdheid’ van de leerlingen in het onderwijs van vandaag de dag zijn uiterst uiteenlopend. Dat gegeven moet worden ingezet. Leerlingen leren overal en brengen van overal kennis én hun cultuur mee naar ‘de klas’, net zoals de leraar, die in een klascontext in eerste instantie uiteraard de kenner van het middeleeuwse Reynaertverhaal is. De twee discoursen worden ingezet. We laten de traditionele hiërarchische verhoudingen tussen ‘culturen’ (hoog/laag, elitair/populair, westers/niet-westers, oraal/geschreven, kunst/entertainment) vallen. 3. De thema’s van Reynaert en de manieren van voortleven van dit werk worden gethematiseerd en geproblematiseerd (dit gaat verder dan ‘als stof aangebracht’). Er zijn rond de Reynaert kwesties die ‘open vragen’ zijn en boeiend als gespreks- en discussiestof. 4. Confrontatie en interculturaliteit zijn sleutelwoorden (inhoudelijk en methodisch): Reynaert wordt ‘geconfronteerd’, bijvoorbeeld met zijn eigen voortleven maar ook met personages, thema’s en verhalen ‘van elders’ die op een manier of op diverse manieren vergelijkbaar zijn.
5. Een bijzondere invalshoek is de kwestie van de antropomorfisering en de relatie mens-dier met de bijbehorende wereldwijde beeldvorming en stereotypering.
5. INHOUDEN, THEMATIEKEN •
tricksters en bedriegers, (immorele) schurken en provocateurs, outlaws
•
ontmaskeraars van hypocrisie, machts- en gezagsstructuren en ‘schone schijn’
•
list- en ontsnappingsverhalen
•
het ge- en misbruik van taal, kromspraak versus rechtspraak
•
nihilistische wereldbeelden, illusieloosheid, cynisme, satire
•
erotiek, seksualiteit en schunnigheden, man-vrouw-verhoudingen
•
geweld en wreedheid
•
hebzucht
•
het (voort)leven van en de omgang met ‘klassieke’ verhalen, in casu Reynaert
•
verhalen/genres die lachspiegels zijn (m.a.w. bestemd voor een publiek dat zichzelf herkent maar er toch om kan lachen)
•
het mondiaal voorkomen van bepaalde verhaalmotieven
•
het beeld en de symboliek van dieren wereldwijd (o.a. antropomorfie), ook vandaag de dag, en ook in andere media (strips, documentaires, [teken]films…)
6. UITWERKING / DE ROL VAN HET PROJECT Fase 1. Leerlingen brengen hun ‘geletterdheid’ binnen. Inhoud: rond een bepaalde inhoud/thematiek wordt een beroep gedaan op de kennis van de leerlingen, die ze in het project binnenbrengen. De leerkracht is effectief op zoek naar nieuwe informatie. De keuze hangt af van de betrokken leerlingengroep. Eventueel kan een ‘koffer’ met een beperkte selectie van boeken en voorwerpen gebruikt worden om de leerlingen op weg te zetten. Enkele mogelijkheden (naar keuze): •
kennen de leerlingen (andere) verhalen/voorbeelden van tricksters, schurken enz. die altijd weer hun
•
kennen ze verhalen waarin een personage hypocrisie slim ontmaskert?
•
hebben de leerlingen weet van aspecten van Reynaerts voortleven, hoe en waar dan ook?
•
als mensen over (bepaalde) dieren spreken, hoe gebeurt dat (wereldwijd)? Gedragsbiologie
•
enz.
hachje redden?
Afhankelijk van het thema zal er input en sturing van de leerkracht nodig zijn, hoewel in deze fase toch de eigen, niet-gestuurde inbreng van de leerlingen vooropstaat. Doel. Er wordt in deze fase een eerste cultureel netwerk gebouwd rond bepaalde thema’s. Daaruit blijkt dat zo’n middeleeuws Reynaertverhaal geen historisch eiland is en dat leerlingen er in hun leefwereld raakvlakken mee hebben.
Rol van het project: •
aanreiken materiaal voor de leerkrachten (bv. rond andere tricksterfiguren) via blog;
•
inzamelen van relevante informatie (na filtering door de leerkrachten) via blog;
•
ter beschikking stellen van informatie (blog!), waardoor het project ‘groeit’.
Fase 2. Reynaert: het verhaal; fragmenten Inhoud: dit is de ‘klassieke’ fase, zij het dat de kennis uit fase 1 uiteraard wordt meegenomen bij de lectuur. Het Reynaertverhaal wordt als geheel aangebracht en er worden fragmenten gelezen en besproken. Eventuele uitbreiding: er kan van een item als ‘tricksters’ of ‘dieren’ een jaarthema gemaakt worden, bv. door de klassieke literatuurlijst in deze zin aan te passen en het thema ook in andere vakken binnen te brengen (de taalvakken waaronder ook klassieke talen, zedenleer/godsdienst, biologie…) Rol van het project: •
boeiende en up to date wetenschappelijke en andere informatie aanreiken over Reynaert
•
idem over tricksters wereldwijd (cf. fase 1)
Fase 3. Confrontatie Inhoud: gewapend met wat er tijdens fase 1 boven water kwam, de kennis uit fase 2 en desgevallend bijkomende informatie wordt de Reynaert ‘opengebroken’. Concrete kwesties: •
het ethische niveau: wat moeten we denken van Reynaerts gedragingen? En van zijn opponenten? Hoe kun je sympathie krijgen voor een wreedaardig personage? (Kan ook in de les zedenleer/godsdienst)
•
het voortleven: blijkbaar construeert elke periode zijn eigen Reynaert. Hoe kan dat? Hoe beoordelen we bepaalde Reynaertbeelden (‘de schelm’, ‘de vrijheidsheld’ enz.)? Wat halen mensen uit het verhaal en wat verzwijgen ze?
•
een ander aspect van het voortleven: wat moeten we met censuur en ‘vertrutting’ (bv. kinderboeken)?
•
hoe spreken mensen als ze over dieren spreken (wereldwijd)? Wat zegt de gedragsbiologie? (Kan in de les biologie)
•
de confrontatie van Reynaert met bv. Anansi, Nasreddin Hodja: wat levert dat op? Gelijkenissen, verschillen, verteltradities, basisthema’s…?
•
is Reynaert een Europeaan of een wereldburger?
Doel: het Reynaertverhaal dient als uitgangspunt voor dialoog en discussie, wat een beroep dat op weer andere vaardigheden van leerlingen. In multicultureel samengestelde klassen (zijn ze dat niet allemaal?) kan dit leiden tot een gesprek over uiteenlopende normen- en waardenstelsels. Rol van het project: concrete inspiratie aanreiken voor leraren. Fase 4. Apotheose
Inhoud: Reynaert en de andere verhalen zijn bij uitstek geschikt om er zelf mee aan de slag te gaan, wat op tal van plaatsen al gebeurd is en nog gebeurt. Hiervoor kunnen behalve ‘klassieke’ media (beeldende kunst, toneel, routes) ook digitale technieken worden ingezet. Enkele suggesties: - er worden nieuwe verhalen verzameld, ook bij oudere generaties, rond de Reynaertthematiek. Dit kan worden gekoppeld aan het uitschrijven van een scenario, het maken van een eigen kortfilm enz.; - er worden nieuwe verhalen geschreven door leerlingen, uitgaande van de personages waarmee ze hebben kennisgemaakt en/of van de thema’s en motieven; - rollenspellen, ook digitaal (Reynaertblogs); - enz. Nog voorwerp van toekomstige brainstorms.
7. AFRONDEND Deze aanpak kan leiden tot een project dat leerkrachten in hun eigenheid laat en dat hun huidige lespraktijk niet afwijst, maar dat wel nieuwe wegen opent en ook een intellectuele uitdaging vormt voor de leerkracht zelf. Tegelijk kan het iets gemeenschappelijks worden van alle deelnemende scholen/leerlingen. Die gemeenschappelijkheid krijgt onder meer vorm via de website die door iedereen mee wordt ‘gevoed’ en gebruikt. In het beste geval ontstaat er zo een nieuw groepsgevoel rond Reynaert en de andere schelmenverhalen. Het vernieuwende van het project in vergelijking met de huidige onderwijspraktijk zit in de facetten •
de globalisering van de thematiek en de confrontatie met andere schelmenverhalen,
•
de nadrukkelijke eigen inbreng van de leerlingen en de interactie via de blog
•
het feit dat Reynaert de aanleiding vormt voor (een interculturele en vakoverschrijdende) discussie en dialoog over essentiële thema’s.
Het project moet leerkrachten inspireren en helpen. Facetten die in dit stadium nog vragen oproepen zijn o.m.: - hoe overstijg je het vak Nederlands? Of is dat geen streefdoel? - (hierbij aansluitend) hoe maak je hier een schoolproject van? - streven we naar een grootpubliekmoment?