TRAINING Omgaan met (zeer) ernstig (dreigend) destructief gedrag in hulpverleningssituaties
Samensteller: Frank van de Schans FHP
Minor Forensische Orthopedagogiek 2013-14
Inleiding/visie bij de training Het spel van agressie Agressie heeft in de huidige westerse maatschappij een erg negatieve klank. Vaak is het een synoniem voor geweld en boezemt het angst in. Vanuit de biologie bekeken is agressie echter een levensdrift, iets positiefs dat ‘de mens’ nodig heeft om te overleven. Als je in een bedreigende situatie terecht komt gebeurt er iets met je lijf en in je hoofd wat je niet helemaal in de hand hebt. Je schiet vol adrenaline en je moet iets doen, bij veel mensen neemt het instinct het over van de ratio en is men gericht op overleven. Op dit soort momenten wint de “nature” vaak van de “nurture”. De natuur zit wat dat betreft mooi in elkaar; als je de kans krijgt te vluchten “neem je de benen”, als die ruimte er niet is ga je je fysiek verdedigen “vecht voor je leven”. Er zijn in de natuur ook varianten die echt bijzonder zijn en die wij rationeel op zo’n moment niet kunnen verklaren. Als je b.v. een beer of een slang tegen het lijf loopt dan bevries je, je staat stokstijf stil terwijl je eigenlijk weg wilt lopen. Dit lijkt niet logisch maar het gebeurt echt. De uitdrukking “ik stond aan de grond genageld” komt hier vandaan. Binnen dit biologische “geweld” van de adrenaline vraagt de maatschappij steeds vaker om weloverwogen reacties. In opvoedingssituaties proberen we mensen op te voeden tot rationele weloverwogen mensen. Agressie wordt steeds vaker als slecht bestempeld. Jongetjes die in hun ontwikkeling in bepaalde levensfases meer stoeien of vechten worden vroegtijdig uit elkaar gehaald en krijgen straf. Conflicten worden uitgesproken en niet uitgevochten. De regering verbiedt de pedagogische tik en mensen die ergens boos om zijn en gewelddadig worden plegen “zinloos geweld”. In de pedagogiek proberen wij op te voeden tot geweldloosheid waarbij het kind wel goed en netjes voor zichzelf op moet kunnen komen. In deze rationele benadering van agressie wordt steeds vaker geweld genoemd als synoniem voor agressie. Van iemand die professioneel betrokken is bij andere mensen wordt nog veel meer verwacht. Je moet open staan voor de ander, invoegen en empathisch, echt (enz) kunnen reageren. Als het desondanks uit de hand loopt dan moet je niet alleen rationeel het gedrag weten te plaatsen, je moet ook nog rustig en weloverwogen reageren terwijl je in een bedreigende situatie (en dus vol adrenaline) zit. In deze module gaan we niet zonder meer mee in deze rationele benadering van agressie. We hebben niet de doelstelling om agressie uit de maatschappij uit te bannen simpelweg omdat dat biologisch gezien niet mogelijk is. We gaan op zoek naar het positieve van agressie, agressie die in balans is met assertiviteit. we willen hierin vinden wanneer iemand doorschiet en wat die persoon dan nodig heeft om weer controle te krijgen. Agressie wordt in de territoriumleer beschreven als het opzoeken/verruimen van grenzen om je eigen territorium uit te breiden. De kunst vanuit deze positieve invalshoek is dat je dit moet doen zonder anderen te schaden die ook bezig zijn met het verruimen van hun grenzen. Zo ontstaat er tussen mensen een “spel van agressie”, iemand die agressief is wil iets vertellen of iets bereiken en de ontvanger moet hierop reageren. Zoals altijd bij een spel moeten er spelregels zijn; wat is wel toegestaan en wat niet, wat is gezond en wat niet? Binnen het spel kun je ook een speelveld definiëren met weer eigen regels zoals b.v. een uitgangsgelegenheid, school, hangplek enz. De verschillende beroepscontexten waarin studenten komen te werken zijn ook plaatsen/speelvelden met elk eigen regels en verwachtingen ten aanzien van het spel. In deze module bepalen we de regels en speelvelden (bepaal jij jouw regels binnen jouw speelveld). We bespreken problemen van agressie zoals huiselijk geweld en het gebruik van dwang en drang. Aan de hand van voorbeelden en testen wordt voor jezelf duidelijk hoe jij reageert op de confrontatie met dit soort ernstige vormen van agressie. Je kunt een sterkte2
zwakte analyse maken en oefenen om te werken aan de leerdoelen die hieruit voortkomen. Duidelijk wordt wanneer je wel ingrijpt of niet ingrijpt, hoe je dat kunt doen en wat je overwegingen zijn om het wel of niet te doen. In deze training sta je dus zelf centraal. Welke afspraken we over agressie en geweld in de maatschappij hanteren en hoe de rechten van kinderen, cliënten, klanten, leerlingen en natuurlijk beroepskrachten hierin een rol spelen komt zijdelings aan bod. Hierbij zal vooral verwezen worden naar de andere modules van de minor. Deze handleiding is bedoeld om duidelijkheid te geven te geven over jezelf; om een persoonlijk ontwikkelingsplan te maken. Vanuit je eigen sterkte-zwakte kun je onderzoeken wat specifieke praktijkproblemen bij je oproepen en hoe je daarop kunt reageren. De handleiding is een verdere uitwerking van de module omgaan met agressie welke ontwikkeld is door Dorien Huisman, Henk van Gils, Paul Smolders en Frank van de Schans
Trainingsprogramma Naast het inleidende hoorcollege zijn er vijf workshops. Aan elke workshop zijn opdrachten gekoppeld en naast alle onderwijsonderdelen kun je literatuur raadplegen. Het hoorcollege omvat een theoretische verkenning van destructief gedrag in het algemeen en in bijzondere omstandigheden. Bij dit laatste kun je in het kader van de minor Forensische Orthopedagogiek denken aan vormen van internaliserend en externaliserend gedrag dat in de kern destructiviteit betekent. Onderwerpen die aan de orde komen zijn: agressiviteit, vormen van agressie, territoriumleer, crisisontwikkelingsmodel, agressiviteit bij mensen met een psychose, hallucinose en depressiviteit, melding van destructieve incidenten en de wetgeving hieromtrent. Het hoorcollege wordt verzorgd door Frank van de Schans bij afwezigheid van een GGZdeskundige. Workshop 1 heeft tot doel middels een aantal gerichte oefeningen het eigen agressieve gedrag en je conflicthanteringstijl te onderzoeken. Uit incidenten in de praktijk blijkt zeer regelmatig dat de hulpverlener zichzelf als agressor niet kent en hierdoor een hulpverleningssituatie waarbij sprake is van destructiviteit niet op een professionele wijze kan hanteren. Workshop 2 is gericht op de professionele basishouding en communicatie tijdens destructieve incidenten. Met communicatie wordt hier specifiek ingegaan op het interveniëren en meeveren met de cliënt om de destructieve situatie voor alle bij het incident betrokken personen te reguleren. Middels oefeningen en rollenspelen met de acteur zal stil gestaan worden bij te verwachten en onverwachte destructieve incidenten en verschillende uitingsvormen van agressie. Workshop 3 gaat in op de toepassing van oplossingsgerichte methodiek bij het omgaan met lastige situaties of cliënten met moeilijke problemen. Workshop 4 en 5 zijn een vervolg/verdieping op workshop 2 vanuit de basishouding kunnen specifieke problemen zoals omgaan met destructie in geval een slechtnieuwsgesprek, een hallucinose / psychose of omgaan met een suïcidale cliënt aan de orde komen. Voorts is er in deze workshop speciale aandacht voor intercollegiale ondersteuning. Ook in deze workshop neemt communicatie een belangrijke plaats in.
3
In het trainingsrooster treft elke groep aan dat er docentonafhankelijke uren (6 lesuren) gepland zijn waarbij de groep beschikking heeft over een acteur en een lokaal. Deze uren gebruikt de groep om de trainingsopdracht uit te voeren. De opdracht is een reflectie/performance opdracht. Tijdens de evaluatie zal er ingegaan worden op de diverse leerervaringen en ontwikkelingsvragen. Week 1 15-11-2013 10.30-12.00 15-11-2013 12.30-14.00 Week 2 21-11-2013 08.45-10.15 21-11-2013 10.30-12.00
Groep MFO 1E Hoorcollege (inleiding) Lokaal: 1.27 Docent: Opdracht 1 Lokaal: 2.01 Docentonafhankelijk Workshop 1 Lokaal: 2.07 Docent: Workshop 2 Lokaal: 3.28 Docent: Acteur:
21-11-2013 12.30-14.00 Week 3 29-11-2013 08.45-10.15
29-11-2013 10.30-12.00
Week 5 13-12-2013 8.45-10.15
13-12-2013 10.30-12.00
Week 6 20-12-2013 8.45-10.15
20-12-2013 10.30-12.00
Week 7 10-01-2014 12.30-14.00
10-01-2014 14.15-15-45
Workshop 3 Lokaal: 2.35 Docent: Opdracht werktijd met acteur Lokaal: 2.03 Docentonafhankelijk Acteur: Workshop 4 Lokaal: 3.28 Docent: Acteur: Opdracht werktijd met acteur Lokaal: 2.03 Docentonafhankelijk Acteur: Opdracht werktijd met acteur Lokaal: 3.28 Docentonafhankelijk Acteur: Workshop 5
Groep MFO 2E Hoorcollege (inleiding) Lokaal: 1.27 Docent: Opdracht 1 Lokaal: 2.01 Docentonafhankelijk
Workshop 1 Lokaal: 2.01 Docent: Workshop 2 Lokaal: 1.33 Docent: Acteur: Opdracht werktijd met acteur Lokaal: 2.03 Docentonafhankelijk Acteur: Workshop 3 Lokaal: 2.35 Docent: Opdracht werktijd met acteur Lokaal: 2.03 Docentonafhankelijk Acteur: Workshop 4 Lokaal: 3.28 Docent: Acteur: Workshop 5
Lokaal: 2.03 Docent: Acteur:
Lokaal: 2.03 Docent: Acteur: Opdracht X1 werktijd met acteur Lokaal: 3.28 Docentonafhankelijk Acteur:
Opdracht X1 werktijd met acteur Lokaal: Docentonafhankelijk Acteur: Evaluatie Lokaal: Docent:
Opdracht X1 werktijd met acteur Lokaal: Docentonafhankelijk Acteur: Evaluatie Lokaal: Docent:
4
docenten
Groepsindeling Groep MFO 1E 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Groep MFO 2E 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Literatuur & opdrachten Aan alle onderwijsonderdelen zijn enkele opdrachten gekoppeld. De opdrachten hebben tot doel om enerzijds opgedane inzichten en ervaringen te verwerken en anderzijds om opgedane kennis te verdiepen. De uitwerking van de diverse opdrachten kan opgenomen worden in het leerverslag van de training dat opgenomen moet worden in je minordossier. Literatuur die bruikbaar is bij de uitwerking van diverse opdrachten is ‘Geweld als uitdaging’, ‘de betekenis van agressief gedrag bij jongeren’ van G. van den Brink
Studiewijzer & advies Maak maximaal gebruik van de trainingsmogelijkheden die jullie worden geboden, dat wil zeggen participeer actief en zorg ervoor dat je aan bod komt om te oefenen en te trainen. Uit ervaring weten jullie dat dit betekent dat je doorgaans even een drempel over moet, maar probeer de aarzeling te beperken. De betrokken docent tracht in directe samenwerking met jullie een dusdanig veilig en constructief trainingsklimaat te scheppen zodat elke student op een respectvolle wijze kan trainen. Tijdens de rollenspelen behorende bij diverse workshops speelt de acteur de rol van een cliënt en de student de rol van hulpverlener. Tijdens de workshops is permanent een docentexpert aanwezig om het leer en oefenproces kwalitatief voldoende en met diepgang te begeleiden. Mocht je na een workshop of na afloop van de training behoefte hebben aan een verder gesprek over bepaalde workshop onderdelen mag je gewoon binnenlopen bij een van de betrokken docenten of bij een van de andere docenten van de minor (kijk op het trainingsrooster of hij / zij beschikbaar is).
5
Tijdens de training kan geen enkel onderdeel gemist worden. Leg jezelf een 100% aanwezigheidsverplichting op. Vervangende opdrachten worden in zéér uitzonderlijke gevallen verstrekt. Tijdens de training worden aan elke student individuele oefenmomenten geboden. Geadviseerd wordt om elke oefening op te nemen, zorg ervoor dat je een geheugenkaart paraat hebt tijdens de workshops en dat er direct een opname mee kan worden gemaakt.
Opdracht Reflectie/Performance De opdracht vormt een onderdeel van het portfolio van deze minor. De opdracht is opgebouwd uit persoonlijke videofragmenten uit de training van deze minor. Draag er zorg voor dat je in de docentonafhankelijke werktijd met de acteur (6 lesuren) meerdere opnames maakt van jezelf in gesprek met een cliënt (acteur dus)die destructief gedrag vertoont. De performance opdracht is volbracht indien je: 1. Middels een drietal videofragmenten jouw ontwikkeling kan laten zien in ‘het omgaan met (zeer) ernstig destructief gedrag in een hulpverleningssituatie’. 2. Een begeleidend reflectie verslag schrijft waarin je een sterkte-zwakte analyse maakt (met behulp van opdracht 1) en waarin je reflecteert op de opdrachten binnen de workshops. Wil je op een effectieve wijze voldoende video materiaal verzamelen is het slim om de volgende werkwijze te hanteren: 1. Schrijf een casus en rolinstructie voor de acteur passend bij het onderwerp van de training. Gebruik in de oefensituaties steeds deze casus. 2. Enkele keren maak je een opname (oefenmoment). Het moet mogelijk zijn dat je aan een drietal opnames van vijf tot tien minuten voldoende materiaal hebt verzameld. Na elke oefenmoment bekijk je de opname kritisch. Noteer vervolgens welke onderdelen van de beoordelingslijst PA (zie bijlage hieronder) in het gesprek volgens jou kwalitatief gezien goed verliepen en waar jij voor jezelf aandachtspunten formuleert. (=sterkte-zwakte analyse). 3. Voordat je een nieuwe opname (oefenmoment) maakt schrijf je kort uit hoe je de nieuwe aandachtspunten wil gaan bereiken. 4. Maak een DVD/video met drie fragmenten waarmee je aantoont dat je onderstaande criteria hebt behaald. Voeg aan de DVD de casus & rolinstructies, de sterktezwakteanalyses, de werkplannen en een eindconclusie toe. Lever het geheel in bij de docent BP. Met behulp van de volgende criteria zal jouw materiaal betreffende de opdracht beoordeeld worden: 1. Alle fragmenten hebben betrekking op een oefensituatie waarbij er sprake is van (dreigend) destructief gedrag. 2. De volgorde van de fragmenten wijzen op duidelijke ontwikkelingsstappen van de student in een oefensituatie, waardoor er steeds minder handelingsverlegenheid zichtbaar is en gepaste interventies voorkomen. (of zijn alle drie van hoog niveau) 3. De drie fragmenten tonen aan dat de student (uiteindelijk)een correcte basishouding hanteert in het omgaan met de cliënt. (in de laatste opname moet de basishouding zeker correct zijn)
6
4.
De student reflecteert op alle 3 de fragmenten met behulp van de beoordelingslijst PA en beschrijft zo haar sterkte-zwakte analyse. De student geeft in de laatste reflectie aan welke punten behaald zijn (minimaal score 3 in de beoordelingslijst).
Vrijdag in periode 2 week 8 (13-01-2012) dient de opdracht ingeleverd te worden bij de docent. Binnen drie werkweken ontvang je een feedbackformulier (zie bijlage 1) en de beoordeling retour. Een herkansingsmogelijkheid wordt periode 3 aanboden indien je (1) de trainingen hebt gevolgd en (2) alle onderdelen van het performance-assessment had ingeleverd en je helaas een onvoldoende heb gescoord.
Bijlage 1 Beoordelingslijst voor PA I. 1 2 3 4 5 BASISHOUDING (bereidheid)
II.
III
Gedrag als communicatie zien Rogeriaanse grondhouding: empathie, echtheid en onvoorwaardelijke acceptatie. Ontvangstbevestiging Inleven in betekenissen die een cliënt wil weergeven (inhoudelijk/rationeel-beleving /empathie) Ruimte (letterlijk & figuurlijk) geven voor het verhaal van de cliënt, waarbij de hulpverlenersreflex correct gehanteerd is. Nonverbale communicatie ontdaan van normatieve en/of veroordelende betekenissen Ruimte (letterlijk & figuurlijk) geven voor het verhaal van de cliënt, waarbij de hulpverlenersreflex correct gehanteerd is. Exploratie van feiten, belevingen en meningen, waarbij de exploratie ten dienste staat van mogelijke handelingrichtingen van cliënt en de hulpverlener. VAARDIGHEDEN (kunnen) Omgaan met weerstanden Aansluitingsvaardigheden Motivatie verhogende interventies Concretiseren, samenvatten, parafraseren, inzichtbiedend confronteren, informeren. Met de juiste timing, intensiteit en echtheid. Gevoelsreflecties Reflectie (evalueren handelen/ontwikkeling) Benoemen van correcte leerdoelen Beschrijven van behaalde resultaten t.a.v. de leerdoelen
7
1 2 3 4 5
1 2 3 4 5
Voorbereidingsopdracht
Werk deze opdracht uit vóór aanvang van het hoorcollege en de 1e workshop!! Inleiding De effectiviteit van trainingen wordt verhoogd als je vooraf hebt nagedacht over je eigen functioneren en je jezelf doelen hebt gesteld. Voor aanvang van deze training is het belangrijk dat je bij jezelf te rade gaat hoe je met conflictsituaties en momenten dat je met agressie geconfronteerd wordt omgaat. Het is belangrijk hiervoor een van de definities van agressie te gebruiken die in het hoorcollege wordt gegeven. Definitie van G. Schuur: Agressie is een levensenergie die de mens nodig heeft om te overleven. Agressie als positieve levensenergie is te beschouwen als elke poging om de grenzen naar buiten te verruimen. Agressie is dus een drift die het mogelijk maakt om tot actie te komen om bepaalde doelen te verwezenlijken. Deze definitie geeft aan dat we het in deze training niet alleen hebben over gewelddadige situaties. Het gaat over het verruimen van je eigen grenzen in relatie tot het verruimen van de grenzen door mensen waarmee je in contact komt. Omdat iedereen met verruimen van grenzen bezig is leidt dit regelmatig tot kleine en grote problemen of misverstanden. Het is belangrijk dat je zelf zicht krijgt op je eigen manier van grenzen hanteren en hoe je er mee omgaat als iemand over jouw grenzen gaat. In je ontwikkeling heb je met conflicten te maken gehad en heb je een eigen stijl ontwikkeld in het omgaan met conflictsituaties. Als hulpverlener wordt er van je verwacht dat je niet alleen handelt vanuit je eigen stijl maar dat je een stijl kunt inzetten die in de situatie gevraagd wordt. In de workshops kun je op zoek gaan naar je eigen stijl en oefenen met andere stijlen. Een van de hulpmiddelen om te bepalen wat voor stijl je hebt is uitgewerkt in de Thomas Killman test. Bij deze test wordt beschreven wat voor stijlen er zijn en wat dat betekent voor het werk. Deze test is goed om met name je samenwerkingstijl te onderzoeken. Het is slechts een basis omdat bij ernstige conflicten andere zaken/belangen gaan meespelen. Vaak zie je wel dat je één of twee stijlen van nature hebt terwijl andere stijlen minder ontwikkeld zijn. Voor aanvang van de workshops dien je op de hoogte te zijn van jouw stijl. Bestudeer daarvoor de volgende website: http://123management.nl/0/030_cultuur/a300_cultuur_13_conflictstijlen.html
Wat zijn conflictstijlen? Het Thomas-Kilmann model
Je kunt via deze site ook een verkorte test doen om je stijl te vinden. Mocht het niet via deze site lukken of wil je een iets uitgebreidere test dan kun je via deze link naar de test: http://www.btsg.nl/quiz/toets_conflicthantering.htm Opdracht 1. Beschrijf welke leerstijl uit de test is gekomen. Is de bijpassende beschrijving herkenbaar? 2. Formuleer naar aanleiding van de test minimaal één leerdoel om je ook de andere stijlen eigen te maken. 3. Beschrijf vanuit eigen ervaringen op stage, school of privé minimaal één leerdoel waar je aan wilt werken in deze training.
8
Opdracht 1 staat ingeroosterd na Hoorcollege Oefening in zelfinzicht 1 Je eigen ervaringen met agressie en geweld Probleemstellingen I. Maria werkt op een afdeling waar de cliënten veel probleemgedrag veroorzaken. De eerste weken waren spannend. Voor bepaalde cliënten is zij eigenlijk bang. Elke keer als er onder haar begeleiding een van hen ernstig escaleerde is ze in paniek huilend van de afdeling weggerend en ze zit nu, in de ziektewet, thuis. II. Rick is groepsleider en heeft tijdens zijn opvoeding geleerd dat over alles gepraat moest kunnen worden. Ondanks dat Rick heeft geleerd dat er met deze cliënten niet altijd gepraat kan worden, lijken de cliënten dit haarfijn aan te voelen. Hij voelt zich door hen als het ware gedwongen om toch te praten en te onderhandelen. Na elke dienst voelt hij zich uitgewrongen en is vooral kwaad op zichzelf. III. Jantien voelde zich als groepsleidster zo aangetast in haar gezag omdat de cliënte grof bleef reageren op haar aanwijzingen dat ze terug is gaan schelden en de cliënte grove en pijnlijke verwijten heeft gemaakt over haar jeugdjaren. IV. Marijke was al de herrie tijdens de activiteit die zij begeleide zo beu dat zij allereerst gedreigd heeft met een sanctie. Toen dat niet hielp heeft zij bij alle kinderen de mond stevig dichtgeplakt met behangerstape. V. Mark kreeg alle agressie van een cliënte over zich heen. Eerst had de cliënte zijn gezicht open gekrabd en hem toen aan zijn haren naar de grond getrokken. Mark heeft haar meerdere malen keihard klappen in haar gezicht gegeven. Hij is momenteel op non-actief gesteld. VI. Ben is als begeleider altijd bedacht op mogelijk agressieve uitingen van de cliëntengroep. Hij structureert, controleert en sanctioneert voortijdig. Hij voelt zichzelf “de supergroepsleider” en begrijpt niet dat er bij andere collega’s regelmatig een escalatie is. Het doel van deze oefening is je eigen leven te bestuderen om na te gaan of geweld en agressie deel van jouw ervaring uitmaken. Richt je voorlopig alleen op incidenten waarvan jij zelf het slachtoffer was of waarbij je betrokken was. Deel je leven in drie perioden in: je jeugd, je adolescententijd en de tijd waarin je middels je stage je eerste beroepservaringen hebt opgedaan. Schrijf van elke periode op: 1. Met welke soorten geweld je te maken hebt gehad; 2. Welk soort mensen in elk afzonderlijk geval agressief gedrag vertoonde; 3. De context waarin de gebeurtenissen zich voordeden (bijvoorbeeld op school of in de vrije tijd); 4. Hoe je gedurende en na de aanval reageerde; 5. Hoe vaak elk incident zich voordeed. Er zijn geen statistieken waarmee je je eigen ervaring met geweld of agressie kunt vergelijken. De waarde van het doen van de oefening is niet om vast te stellen hoe kenmerkend jouw reactie is, maar het gaat erom de achtergrond vast te stellen om te taxeren hoe jouw huidige ervaringen met geweld of agressie zich verhouden tot je ervaringen
9
daarmee in het verleden. In het bijzonder met de ervaringen die geen verband met je werk hielden. Het zal herinneringen aan onprettige gebeurtenissen naar boven brengen, die invloed kunnen hebben op de manier waarop je nu met agressie of geweld omgaat. Het stelt je ook in staat te onderzoeken hoe je reacties op agressie en geweld zijn veranderd naarmate je ouder werd. Je kunt in het bijzonder nadenken over de volgende vragen: -
Wanneer je in het verleden veelvuldig met agressie in aanraking bent geweest: denk je dat je het ‘eeuwige slachtoffer’ bent of voel je juist iemand die manieren heeft ontwikkeld om met dit soort incidenten om te gaan? Wanneer je geen of heel weinig ervaring met geweld hebt: voel je je er immuun voor; of ben je bang dat je niet zou weten hoe je er mee om zou moeten gaan als je er wel mee te maken zou krijgen?
De antwoorden op deze vragen verschillen van persoon tot persoon. Het gaat erom welk antwoord jij zou geven, ongeacht wat het antwoord ook moge zijn. Oefening in zelfinzicht 2 Acceptabel(e) geweld en agressie Met behulp van deze oefening ben je in principe in staat te bestuderen waar voor jou de grens ligt tussen gedrag wat je accepteert en gedrag dat je niet accepteert en hoe dit wordt bepaald door eigenschappen van degene die onacceptabel gedrag vertoont. De assessmentoefening helpt je tevens te overdenken hoe jouw standpunt is veranderd sinds je gestart bent met je beroepsleven en hoe het zich volgens jou verhoudt tot de opvattingen en verwachtingen van anderen die voor hetzelfde beroep worden opgeleid. Hieronder tref je een lijst aan met verschillende soorten agressie of geweld, met vervolgens verschillende soorten mensen in verschillende situaties. Kruis in de eerste kolom dat soort gedragingen aan waarvan je vindt dat ze in jouw werk door de bank genomen acceptabel zijn en waarover je je leidinggevende of een meer ervaren collega niet zou inlichten. Dit is geen gemakkelijke opgave, omdat je in elk afzonderlijk geval kunt beargumenteren dat het niet mogelijk is te zeggen wat je in deze denkbeeldige situatie zou doen; de exacte omstandigheden zouden je reactie namelijk bepalen. Probeer echter de lijst na te lopen op een manier die weergeeft hoe je denkt dat jij waarschijnlijk zou reageren of waarvan je hebt ondervonden dat deze reactie kenmerkend voor jou is. Kruis in de tweede kolom alle gedragingen aan die je voordat je met dit werk in aanraking geaccepteerd zou hebben. In de derde kolom tenslotte, kruis je de gedragingen aan die andere beroepsgenoten volgens jou zouden toestaan. Wat zou je in je Wat zou je buiten werk je werk accepteren? accepteren? Wanneer de aanvaller een kind is(onder 12) Vloeken/ schelden Dreigen met geweld Een zet geven/ duwen Krabben/ bijten Slaan Trappen Aanvallen met een ‘wapen’
10
Wat zouden beroepsgenote n accepteren?
Wanneer de aanvaller een ‘jongere’ is (12 tot 18) Vloeken/ schelden Dreigen met geweld Een zet geven/ duwen Krabben/ bijten Slaan Trappen Aanvallen met een wapen Wanneer de aanvaller iemand is met een stoornis of een verstandelijke beperking Vloeken/ schelden Dreigen met geweld Een zet geven/ duwen Krabben/ bijten Slaan Trappen Aanvallen met een wapen Wanneer de aanvaller een volwassene is (12 tot 18) Vloeken/ schelden Dreigen met geweld Een zet geven/ duwen Krabben/ bijten Slaan Trappen Aanvallen met een wapen Nadat je deze oefening hebt gedaan, is het nuttig alle zichtbare verschillen in je tolerantieniveau tussen de typen aanvallers met elkaar te vergelijken. Het is zinvol te bestuderen of jouw persoonlijke normen van tolerantie zijn veranderd en over welke periode. Ook is het nuttig te zien in hoeverre je denkt dezelfde normen als je beroepsgenoten aan te houden. Misschien is het nog waardevoller na te gaan of jouw visie op de normen van anderen door die te vergelijken met je medestudenten. Oefening in zelfinzicht 3 Voorkeuren voor agressie Deze oefening is bedoeld om je te helpen bepalen welke vormen van agressie of geweld jij persoonlijk verkiest. Misschien weet je al heel goed hoe je reageert als je boos bent, maar deze vragenlijst is bedoeld om de verschillende reacties te illustreren en geeft aan hoe jouw uitingsvorm zich daartoe verhoudt. Kruis in de lijst aan welke bewering het dichtst in de buurt komt van de manier waarop jij zou reageren.
Als ik boos ben, ben ik iemand die:
11
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Kalm wordt en zichzelf onder controle heeft Rustig blijft Verbaal gewelddadig wordt Sprakeloos wordt Probeert de situatie of de persoon die de boosheid opwekt, te laten rusten Iemand anders pijn wil doen Lichamelijk geweld gebruikt om de oorzaak van de boosheid weg te nemen Boos op zichzelf wordt Zich erg schuldig voelt Schreeuwt of gilt Huilt In razernij ontsteekt Het gevoel opkropt en er later een uitlaatklep voor vindt De oorzaak van de woede niet direct kan aanpakken Een hele tijd later nadenkt over de oorzaak van zijn boosheid en deze dan pas analyseert De verleiding niet kan weerstaan dreigende gebaren te maken naar degene die mijn boosheid veroorzaakt De persoon die mij boos maakt straft door geen genegenheid of respect meer te tonen Mijn zelfbeheersing verlies Mijn boosheid richt op dingen(bijvoorbeeld tegen meubilair trappen of de deur hard dichtgooien) Toelaat dat ik mijn boosheid tot uiting laat komen in mijn algemene gedrag.
meestal
soms
nooit
Deze vragen maken gebruik van vier aspecten volgens welke agressie kan worden uitgedrukt: Verbaal -------------------------------Lichamelijk Hiermee wordt duidelijk het onderscheid tussen het uitdrukken van woede in woorden of in daden aangegeven. Het moet worden benadrukt dat deze twee aspecten op sommige punten in elkaar overgaan en dat dezelfde persoon beide uitingsvormen van agressie op verschillende tijdstippen kan gebruiken. Je moet echter aangeven hoe vaak je beide soorten gebruikt. Het gaat erom vast te stellen welke manier je prefereert of welke gebruikelijk voor je is. De nummers 3,4,10, 16 en 17 geven dit aspect aan. Bij nummer 3, 10 en 17 krijg je 3 punten voor ‘meestal’, 2 voor ‘soms’ en 1 voor ‘nooit’. Hoe meer punten je scoort, hoe vaker je verbaal uitdrukking geeft aan agressie en lichamelijke agressie vermijdt. NB: als je op 5 nummers 2 scoort, is de manier waarop je agressie uit zowel verbaal als lichamelijk.
12
Direct
------------------------------- indirect
Hiermee wordt het minder duidelijke onderscheid aangegeven tussen agressie die tegen de oorzaak van je woede is gericht en de agressie die naar andere objecten is verschoven. Dit verschijnsel wordt wel het ‘in plaats van de baas de hond een trap geven’- fenomeen genoemd. Deze verschuiving kan om veel redenen plaatsvinden: angst of bezorgdheid voor de werkelijke reden van je woede zijn de belangrijkste oorzaken. De nummers 5,7,13,14 en 19 geven aan in hoeverre je de neiging hebt om je boosheid indirect te uiten. Bij nummer 5, 13, 14 en 19 krijg je 3 punten voor ‘meestal’, 2 voor ‘soms’ en 1 voor ‘nooit’. Voor nummer 7 is de score omgekeerd. Hoe hoger de score, hoe meer je de neiging hebt om je woede indirect te uiten. Razernij --------------------------- kalmte Hiermee wordt aangegeven welk niveau van zelfbeheersing je denkt te hebben als je woedend bent. Mensen verschillen in de mate waarin ze zichzelf toestaan woede in een driftbui om te zetten. Sommige mensen worden berekenend en koud als ze boos zijn. De nummers 1,2,12,18 en 20 verwijzen naar dit facet van het uitdrukken van agressie. De nummers 1 en 2 leveren 3 punten op voor ‘meestal’, 2 voor ‘soms’ en 1 voor ‘nooit’; de score voor de nummers 12, 18 en 20 is omgekeerd. Hoe hoger het aantal punten, hoe groter de mate van kalmte. Geïnternaliseerde bestraffing ---------------- geëxternaliseerde bestraffing Hierbij gaat het om de richting die je aan je agressie geeft. Geïnternaliseerde reacties richten de agressie naar binnen, tegen jezelf. Naar buiten gerichte reacties externaliseren de agressie. Zelfbeschuldiging, twijfel aan jezelf, gevoelens van schaamte en schuld kunnen allemaal vormen van geïnternaliseerde bestraffing zijn. Geïnternaliseerde bestraffing is wel in verband gebracht met verschillen psychosomatische klachten zoals astma en maagzweren. De nummers 6,8, 9 en 11 geven de mate aan waarin de bestraffing wordt geëxternaliseerd. De nummers 8,9,11 en 15 scoren 3 punten voor ‘meestal’, 2 voor ‘soms’ en 1 voor ‘nooit’; de score voor nummer 6 is omgekeerd. Een hoger puntenaantal duidt op een hogere mate van geïnternaliseerde bestraffing. Er zijn momenteel geen standaardpuntenaantallen van de hulp- en zorgverlenende beroepen beschikbaar waarmee je je eigen resultaten zou kunnen vergelijken. In deze workshop kun je je antwoorden vergelijken met die van je collega- studenten.
13
Workshop 1
“Exploreren van eigen agressie en effecten hiervan voor je zelf en/of de ander”.
Inleiding
Iedereen heeft een eigen stijl, eigen manier van omgang bij grensoverschrijdend gedrag. De een zal reageren door zichzelf terug te trekken, stil te vallen terwijl de ander juist naar buiten gericht en explosief op dezelfde situatie reageert. In deze workshop gaan we op zoek naar jouw manier van reageren, wat is jouw stijl?
Doelstellingen 1. 2. 3. 4.
De student kent zijn agressieve reactiewijzen. De student heeft inzicht in de effecten van zijn agressieve reactiewijze op anderen. De student heeft specifiek inzicht in zijn reactiewijze en de consequenties hiervan voor een hulpverleningssituatie. De student kan voor zichzelf aandachtspunten formuleren om zijn agressieve gevoelens te reguleren, af te reageren en cognitief te (her)programmeren ten einde te werken naar een professionele houding in het omgaan met agressie in hulpverleningsituaties.
Inhouden
Met enkele opdrachten wordt je eigen manier van reageren op agressieve situaties onderzocht. De gevonden vormen worden gekoppeld aan de conflicthanteringstijlen uit de inleidende opdracht: A. Vechten. Gebruiksmogelijkheden: 1. als een snelle, beslissende actie van vitaal belang is, bijvoorbeeld in noodsituaties; 2. bij belangrijke onderwerpen waarbij een impopulaire gedragslijn uitgevoerd moet worden, bijvoorbeeld bezuinigen, impopulaire maatregelen opleggen, tucht; 3. bij onderwerpen die van vitaal belang zijn voor het bedrijf als u weet dat u gelijk hebt; 4. om uzelf te beschermen tegen mensen die misbruik maken van niet competitief gedrag. B. Samenwerken. Gebruiksmogelijkheden: 1. om een integratieve oplossing te vinden als beider belangen te belangrijk zijn om een compromis te sluiten; 2. als u leren tot doel hebt, bijvoorbeeld uw eigen vooronderstellingen testen, het gezichtspunt van anderen begrijpen; 3. om de inzichten van mensen die uit verschillende gezichtshoeken naar een probleem kijken, samen te brengen; 4. om de gecommitteerdheid van anderen te verkrijgen door zijn belangen in een consensusbeslissing te incorporeren; 5. om negatieve gevoelens uit te diepen die een interpersoonlijke relatie verstoren. C. Onderhandelen. Gebruiksmogelijkheden: 1. als doelen matig belangrijk zijn maar niet voldoende om een scheuring te riskeren of meer assertieve stijlen te gebruiken; 2. als twee even machtige tegenstanders sterk gehecht zijn aan elkaar wederzijds uitsluitende doelen - bijvoorbeeld werknemers/werkgevers onderhandelingen; 3. om tijdelijke regelingen van complexe onderwerpen te bereiken; 4. om passende oplossingen te bereiken onder tijdsdruk; 5. als stijl om op terug te vallen als samenwerken of vechten gefaald heeft. 14
D. Vermijden. Gebruiksmogelijkheden: 1. als een onderwerp triviaal is of van voorbijgaand belang of als belangrijker onderwerpen ' urgenter zijn; 2. als u geen kans ziet uw belangen te bevredigen, bijvoorbeeld wanneer u weinig macht heeft of gefrustreerd wordt door iets dat erg moeilijk te veranderen is (nationale politiek, iemands persoonlijkheidsstructuur en dergelijke); 3. als de mogelijke schade door het aangaan van een conflict groter is dan de vruchten van de oplossing; 4. om mensen te laten afkoelen - om spanningen terug te brengen tot een productief niveau en kalmte en gevoel voor de juiste proporties te herkrijgen; 5. als het verzamelen van meer informatie meer voordelen biedt dan een onmiddellijke beslissing; 6. als anderen het probleem effectiever kunnen oplossen; 7. als het onderwerp een principiëler punt raakt of daar een symptoom van is. E. Aanpassen. Gebruiksmogelijkheden: 1. als u beseft dat u ongelijk hebt, om een beter voorstel de kans te geven, om van anderen te leren en om te laten zien dat u redelijk bent; 2. als het onderwerp belangrijker is voor de anderen dan voor uzelf - om de behoeften van anderen te bevredigen en als een welwillend gebaar om een coöperatieve relatie te helpen bewaren; 3. om sociaal krediet op te bouwen voor latere onderwerpen die belangrijk voor u zijn; 4. als voortgezette competitie uw zaak zou schaden - als men u de baas is en u aan de verliezende hand bent; 5. als het bewaren van harmonie en het voorkomen van scheuringen bijzonder belangrijk zijn; 6. om bij te dragen aan de ontwikkeling tot manager van ondergeschikten door hen te laten experimenteren en door hen van hun eigen fouten te laten leren. Opdrachten Worden tijdens workshop verstrekt
15
Workshop 2, 4 en 5 “Hanteren van agressie in hulpverleningsituaties”. Inleiding
In Workshop 2.1 en 2.2 kun je als student begeleid oefenen in crisissituaties waarbij gebruik gemaakt wordt van een acteur. Met de acteur ontstaat een interactieve oefensituatie waarbij met behulp van feedback van de docent én de acteur gedrag bij te stellen is. Het gaat in deze workshop niet om fysiek agressief gedrag maar om het reguleren van gedrag d.m.v. de houding van de hulpverlener.
Doelstellingen 1. 2. 3. 4.
De student heeft inzicht in zijn reactie op agressie in hulpverleningssituaties. De student hanteert de algemene handelingsperspectieven en houdingsaspecten in het omgaan met agressie. De student kan hulpverleningssituaties waarin sprake is van agressie analyseren, contextualiseren en reguleren. De student kent agressieregulerende interventies.
Inhouden
De inhoud van Workshop 2 gebruikt als uitgangspunt de visie dat je als hulpverlener boven een situatie moet staan als je grenzen worden overschreden. Als je mee gaat doen in de agressie kun je niet meer in het belang van de cliënt handelen. Je boosheid zal het overnemen terwijl je juist professioneel moet handelen. Een hulpmiddel bij omgaan met agressie is om de conflictsituatie te zien als spel: "Wees niet uit op winnen, maar op goed 'spel'". (p.21) Geuk Schuur Binnen deze workshop willen wij proberen gebruik te maken van deze visie. Wanneer je binnen je werk geconfronteerd wordt met agressie en het lukt je de situatie als "spel" te zien, dan lukt het je ook om rustig te blijven. Als je rustig kunt blijven voldoe je aan eisen die de beroepshouding stelt, je handelt professioneel. Om dit te ondersteunen zijn er vele zelfcontroletechnieken die gezien de tijd binnen deze module weinig aan bod kunnen komen. Zelfcontroletechnieken zijn te splitsen in: Spanningscontrole; de fysieke vaardigheid om om te gaan met stress b.v. geaard staan. Zelfmanagement; de mentale vaardigheid om rustig te blijven en de situatie te overzien. Wij willen binnen deze workshop uitgaan van het begrip "troefkaart" uit het kaartspel. Als je binnen een kaartspel de controle dreigt te verliezen kun je de troefkaart trekken waardoor je het spel weer naar je toe kunt trekken. Binnen ieder spel zijn er verschillende troefkaarten. In de praktijk zul je ook verschillende troefkaarten nodig hebben omdat iedere situatie om zijn eigen hantering vraagt. Binnen deze workshop hanteren wij 5 troefkaarten die ook aansluiten bij de conflicthanteringstijlen: • Strijd negeren (Vermijden) • Contact maken (Samenwerken) • Actief luisteren/probleemverhelderen (Onderhandelen) • Confronteren (Vechten) • Afronden (Aanpassen)
16
Hieronder in een schema wordt gedrag beschreven dat bij de kaarten hoort. Afronden en Aanpassen zijn de 2 items vanuit de verschillende visies (“conflicthantering” en “agressie als spel”) die niet helemaal op elkaar te leggen zijn, de vertaling tussen deze twee vraagt enige creativiteit van de deelnemer indien de leerdoelen juist hierover gaan. Professioneel reageren Wanneer een mens met een bedreigende situatie geconfronteerd wordt reageert hij vanuit zijn "natuur" op 3 verschillende manieren: Vechten; als de inschatting is dat hij kan winnen. Vluchten; als de inschatting bestaat dat je kunt ontkomen maar dat je zeker niet kunt winnen. Bevriezen; "aan de grond genageld staan" natuurlijk verweer tegen bepaalde diersoorten (slangen e.d.). Deze 3 natuurlijke reacties kun je niet gebruiken binnen hulpverleningssituaties, je moet immers de situatie oplossen. Wij spreken hier van professioneel reageren. Zonder dit professioneel reageren lukt het je niet om rustig te blijven; lukt het je niet het spel te spelen. Professionaliteit is afhankelijk van het beroep, de situatie die speelt en de persoonlijkheid van zowel de professional als de cliënt: Beroep
*Taak (hulpverlenen of dienstverlenen) *Functie (b.v. Mentor) *gedragsregels (professioneel omgaan met agressie)
Situatie
*Kwestie (waarom is de betr. agressief) *Jongere (hoe goed ken je hem/haar?) *Voorgeschiedenis (wat ging er aan vooraf) *Pedagogisch klimaat (afdelingsregels) *Teamafspraken (wel niet confrontatie aangaan) *Risico's (onder controle houden situatie)
Persoon
*Ervaring (hoe goed ken je jezelf en de anderen) *Stijl (Je natuurlijke "troefkaart") *Zelfvertrouwen *Humeur *Sekse *Eigen zwakke plek (geen of moeilijk afstand kunnen nemen)
Indien er sprake is van gedrag waarmee je agressie kunt beperken is er natuurlijk ook gedrag dat juist agressie verhogend werkt. Voor het agressie reguleringsschema eerst een overzicht van agressieverhogend gedrag: Agressie verhogend gedrag Verbaal ontkennen Bagatelliseren dreigen beledigen grove taal in discussie gaan afdwingen instemming Sarcasme
Non verbaal niet luisteren Te dicht bij komen aanstaren blik ontwijken wijzen of andere dreigende gebaren privacy niet respecteren Schreeuwen
17
In Schema: Explosief-uitdagend gedrag
Emotie Vechten
vlucht
Bevriezen
Professioneel reageren Zelfcontrole Strategieën
Kalmeren/ contact maken
Fysiek ingrijpen
Strijd negeren toegeven Onderhandel
Herhalen
confrontere
Afronden
Actief luisteren/ probleem
Probleem verhelderen
Probleem aanpak
Strijd Negeren
Contact maken
Uit laten razen Stiltes laten vallen Rustig en "laag" praten Matig oogcontact Time-out; later er op terug komen Fysieke afstand Open ontspannen houding Begripsvolle mimiek Geen onverwachte bewegingen
Oogcontact Naam noemen/vragen Vragen hoe het gaat Rustige stem Aandacht trekken Fysieke afstand verkleinen Open geïnteresseerde houding Benoem emotie die je ziet Biedt iets te drinken aan (koffie, sigaret) Respecteer privé spullen, ruimte Bespreek waar je voor komt 18
Actief luisteren / Probleem verhelderen)
Confronteren
Stiltes Open vragen stellen Knikken en hummen Herhalen/samenvatten Gesprek structureren Ontspannen houding Oogcontact Niet in discussie gaan Ingaan op (zichtbare) emotie Laten praten
Afronden Fysiek sturen (opstaan, deur dicht doen, verder werken) Oogcontact verbreken Aangeven dat je stopt Geen gezichtsverlies Zelf keuzes geven Later op terugkomen Afspraken maken Samenwerken Checken of het over komt Checken of het goed gaat/ oké is.
19
Korte krachtige taal Krachtige intonatie Stevige houding Congruent gedrag Ik-boodschappen (niet: "het team vindt) Benoem consequenties Beargumenteer -regels -eigen grenzen -eigen gedrag Leg verantwoordelijkheid en keuze bij cliënt In confrontatie toch aandacht voor ander Meeveren, meegaan; toch terugkomen op confrontatie
Bijlage 1
Observatielijst bij workshop 2, 4 en 5
1.
Zelfbeheersing. Diep ademhalen 2. Zelf niet agressief overkomen. Rustige en alerte houding aannemen Geen onverwachte of grote gebaren Open handgebaren Stem laag en rustig houden Niet wijzen Toon belangstelling Luister actief Knik “in de maat” Ademhaling onder controle houden 3. De ander vragen op te houden. Direct en duidelijk (“niet zo schreeuwen”) Specifiek en gebruik korte zinnen Wees zelfverzekerd (“ik kan deze situatie afhandelen”) 4. Aangeven dat de boodschap ontvangen is. Ik zie dat je boos bent Houd op met schelden, dan probeer ik het op te lossen. 5. Medeleven uitspreken. Ik snap dat het vervelend is, ik zou ook kwaad zijn in jouw situatie 6. De ander duidelijk maken wat hij te winnen of te verliezen heeft. Als je ophoudt met … zal ik naar je luisteren. Als je niet ophoudt met … ga ik weg. 7. De aandacht afleiden. Kies een ander onderwerp (acceptabele vormen), betrek een ander bij het gesprek 8. Gaan zitten. Ga als eerste zitten als je je voldoende veilig voelt in de situatie 9. Weggaan. Rustig achteruitlopen en de agressor in de gaten houden. Bij direct gevaar: weglopen. Vluchten is acceptabel. 10. Afleiden. Harde geluiden leiden de agressor een moment af, zodat er vluchtruimte ontstaat. 11. Aan goede ervaringen uit het verleden refereren. “We hebben vorige week het probleem kunnen oplossen toen we er rustig over konden praten”.
20
1
2
3
4
5
Workshop 4
1e oefeningen met agressief/manipulatief gedrag en agressieregulatie bij “normale” cliënten Opdrachten/ rollenspelen worden tijdens workshop gegeven
Workshop 5
Verdieping van oefeningen uit 2 en 4 Opdrachten/ rollenspelen worden tijdens workshop gegeven
Workshop 3
Oplossingsgericht werken
21