Bijlage 2
Werkdocument – dit werkdocument wordt in de komende weken nog verder herwerkt rekening houdend met de evolutie van de laatste maanden binnen onze school
OMGAAN MET GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG Deze tekst biedt een visie op de kracht van Don Bosco Groenveld, een school waar we met ons opvoedingswerk vier belangrijke doelen nastreven: jongeren laten groeien naar vrijheid, verantwoordelijkheid, verbondenheid en zingeving. Dat lijkt eenvoudig, maar is in de praktijk vaak een complexe zoektocht. 1. Opvoeden doen we samen Don Bosco Groenveld staat open voor elke jongere die één van onze studierichtingen wenst te volgen. Wanneer een jongere zich samen met de ouder(s)/verantwoordelijke inschrijft in onze school dan onderschrijft deze leerling en zijn of haar ouder(s)/verantwoordelijke een belangrijk engagement. Vanaf dat ogenblik immers zal de school alles in het werk stellen om de ontplooiingskansen van deze leerling optimaal te benutten en de schoolloopbaan zo positief en zinvol mogelijk te laten verlopen. Hierbij staat de school borg voor degelijk onderwijs en kwaliteitsvolle begeleiding en ondersteuning. Het vorm geven aan deze begeleiding en ondersteuning is uiteraard geen éénrichtingsverkeer. Om een schoolloopbaan zo goed mogelijk te laten verlopen is een intense samenwerking noodzakelijk met alle betrokkenen. We streven bijgevolg naar een open overlegcultuur tussen de school, de leerling en de ouder(s)/verantwoordelijke. Ook binnen de school is overleg tussen leerkrachten, leerlingenbegeleiding en directie cruciaal. Pas dan maken we kans op slagen. Wanneer een leerling ingeschreven wordt waarvan we vermoeden dat we niet de nodige zorg kunnen bieden, wordt duidelijk omschreven waar de grens van ons zorgsyteem ligt. Deze open overlegcultuur en nauwe samenwerking zijn ongetwijfeld belangrijk voor elke leerling, maar zeker wanneer een leerling geconfronteerd wordt met psychosociale problemen moet hij/zij kunnen rekenen op ondersteuning. Op zo'n moment zal de school, samen met de leerling en de ouder(s)/verantwoordelijke op zoek gaan naar de meest aangewezen weg om deze ondersteuning te bereiken, we bekijken hierin ieders verantwoordelijkheid en draagkracht. Voor meer informatie kan men steeds terecht bij de directie, de coördinatoren, de leerlingenbegeleidsters en het CLB binnen onze school. (In de loop van dit schooljaar zullen we op onze website onder deze rubriek concrete tips aanbieden om jongeren optimaal te begeleiden in hun schoolloopbaan)
2. Opvoeden = problemen voorkomen en aanpakken Opvoeden gaat niet vanzelf. We komen problemen tegen, dat hoort er nu eenmaal bij. Kleine of grote problemen, veel of weinig problemen: het verschilt bij iedereen. Ook in het verdere leven zullen we moeilijkheden tegenkomen. Enerzijds proberen we problemen te voorkomen door preventief te werken. Anderzijds proberen we problemen op te lossen door positief en doordacht te leren omgaan met moeilijkheden of conflicten. 2.1. Opvoeden = problemen voorkomen 2.1.1. Waarom problemen voorkomen? Uit het oplossen van problemen kunnen we leren, maar dit vraagt energie. (Nog) niet opgeloste problemen vreten zeer veel energie. Daarom is het belangrijk om grote problemen in de mate van het mogelijke te vermijden. Dit geldt voor nu, maar ook voor later. Als leerlingen hun schoolloopbaan als aangenaam en leerrijk ervaren, is de kans groot dat ze later ook positief zullen staan ten opzichte van de maatschappij en haar instellingen, waaraan ze actief kunnen deelnemen. Het verkleint de kans dat ze zich zullen afkeren van de samenleving en dat ze zich meer problemen op de hals halen dan nodig. Bij leerlingen die zich gemakkelijk schikken naar de schoolafspraken loopt dit vrij vlot. Bij leerlingen die zich niet gedragen zoals leerkrachten en school het verwachten, gaat dit moeilijker. In een dergelijke situatie wordt het vaak moeilijk om deze leerlingen positief te blijven benaderen. Soms voelen deze leerlingen dit, waardoor ze minder geneigd zijn hun best te doen. Als we dit niet (kunnen) doorbreken, wordt de cirkel vicieus. 2.1.2. Hoe proberen we problemen te voorkomen? Onze school kiest voor het opvoedingsproject van Don Bosco. We streven ernaar om leerlingen
vrijheid te leren hanteren verantwoordelijkheid te leren nemen verbondenheid te leren beleven de zinvragen van het leven onder ogen te blijven zien
Om hiertoe te komen hanteren we een communicatieve stijl. Dit wil zeggen dat we waarden proberen bij te brengen door dialoog en voordoen. Leren via dialoog en voordoen vraagt tijd, het gaat om een proces. Opdat dialoog en voordoen een effect zouden hebben, is nabijheid en betrokkenheid noodzakelijk. Dit wordt gecreëerd door
aanwezig te zijn bij de leerlingen
een positief klimaat te scheppen structuur te bieden
2.2.
Opvoeden is uiteraard ook de problemen aanpakken als ze zich stellen
2.2.1 Onze visie Onze schoolomgeving is gericht op het aanbieden van onderwijs. Toch gebeurt er heel wat meer binnen de muren van een school. Onze school is ongetwijfeld een leeromgeving, maar bovenal is ze een zeer belangrijke leefomgeving van vele jonge mensen. Don Bosco Groenveld staat open voor alle jongeren die één van onze studierichtingen willen volgen, ongeacht hun achtergrond. Onze schoolpopulatie wordt dan ook gekenmerkt door een grote verscheidenheid aan leeftijden en socio-culturele achtergronden. Deze verscheidenheid is voor velen een boeiende uitdaging. Elke jongere gaat op zoek naar zijn of haar plaats in de groep, naar zijn of haar identiteit. Het hoeft niemand te verbazen dat dit voor sommige leerlingen gepaard kan gaan met stress. Als leerkracht trachten we oog te hebben voor dergelijke signalen en in te staan voor ondersteuning en opvang. Soms kan dit stressgevoel bij enkele leerlingen leiden tot het stellen van problematisch gedrag. Ook in dergelijke uitzonderlijke situaties trachten we onze leerlingen in eerste instantie te ondersteunen en samen met hen op zoek te gaan naar de mogelijke oorzaken van spanningen en conflicten. Daarnaast trachten we hen positieve omgangsvormen aan te leren. Let wel, samen zoeken naar positieve omgangsvormen betekent niet dat er geen grenzen gesteld worden. Het stellen van problematisch gedrag is binnen onze school ontoelaatbaar. We zullen bijgevolg op een consequente en kordate wijze grenzen stellen aan dit gedrag, maar daarnaast zullen we samen met de jongere nagaan hoe dit in de toekomst voorkomen kan worden. Elk kind heeft immers recht op een aangename en veilige leer- en leefomgeving. 2.2.2. Wat is storend gedrag?
Storend gedrag is uiteraard altijd een beetje een subjectief gegeven. Het is in elk geval gedrag dat als storend wordt ervaren. Je voelt het aan als mensen over je grenzen lopen, als
het je hindert in je eigen plannen, in je gevoel van veiligheid ... Die grenzen liggen verschillend van persoon tot persoon, van moment tot moment, ... We kunnen de volgende ‘definitie’ geven: storend gedrag is een brede waaier van gedragingen die in meerdere of mindere mate als onwenselijk, ongepast, lastig of zelfs schadelijk worden ervaren door de jongere zelf, de anderen of de omgeving. Men spreekt van twee soorten „storend‟ gedrag. A. Gedrag van jongeren gekeerd tegen anderen, ‘naar buiten’ (externaliserend): agressief of „antisociaal‟ gedrag, zoals vernielen, schelden, stelen, slaan, schoppen, driftbuien, weglopen, liegen, tegenspreken, pesten, aandacht opeisen, schreeuwen, bedreigen, ... B. Gedrag van jongeren gekeerd tegen zichzelf, ‘naar binnen’ (internaliserend): stil zijn, zich in zichzelf terugtrekken, zichzelf pijn doen, veel huilen, negatief over zichzelf denken en spreken, … Enkele voorbeelden van storend, grensoverschrijdend gedrag dat binnen onze school niet geduld wordt:
agressie: gewelddadig zijn tegen anderen, dit kan zowel onder de vorm van fysiek geweld (duwen, slaan, schoppen, krabben, spuwen..) als onder de vorm van verbaal geweld (scheldwoorden, vloeken, bedreigen, manipuleren, afpersen,..). pesten: herhaaldelijk, langdurig en systematisch negatief gedrag van één of meerdere leerlingen met de bedoeling te kwetsen of schade te berokkenen. gebrek aan zorg voor zichzelf (druggebruik, niet volgen van veiligheidsvoorschriften,..) gebrek aan zorg voor andermans materiaal (vandalisme, schade aan infrastructuur,..) gebrek aan zorg voor de ander (iemand in gevaar brengen, veiligheidsvoorschriften niet volgen,..)
2.2.3.
Wanneer wordt het problematisch gedrag?
De schoolstructuur en leerkrachten stellen voortdurend grenzen aan het gedrag van leerlingen. Dat leerlingen botsen tegen die grenzen en soms over die grens gaan, maakt deel uit van een normaal opvoedingsproces. Even normaal is het dat leerlingen daarop gewezen worden en/of daarvoor een bijsturing, indien nodig, een sanctie krijgen.
De meeste leerlingen kunnen zich op één of andere manier schikken naar de schoolafspraken. Maar binnen elke schoolomgeving ontmoeten we leerlingen die voortdurend in conflict komen, die duidelijk hun draai niet vinden tussen hun leeftijdsgenoten en binnen de school. Wanneer maken we ons binnen onze school echt zorgen? A. Signalen bij de jongere(n)
frequentie: komt de leerling vaak in aanvaring met andere leerlingen en personeelsleden? „Vliegt‟ hij of zij meerdere keren per dag „naar het onthaal‟? Wordt deze leerling dagelijks één of meerdere keren gestraft? Botst de leerling met verschillende personeelsleden en verantwoordelijken binnen de school?..
duur: zijn de problemen al lang aan de gang? Enkele weken, enkele maanden, eventueel al van het voorbije jaar, voorbije jaren? Wat zijn de gegevens vanuit het leerlingendossier?
omvang: spookt de leerling veel verschillende dingen uit? Soms zeggen leerkrachten over een leerling dat hij/zij „overal bij is als er iets verkeerd loopt‟. Een leerling maakt bijvoorbeeld vaak ruzie met andere leerlingen, vernielt, spreekt tegen, haalt het bloed onder de nagels van de leerkrachten, saboteert het lesverloop, ...
ernst van het gedrag: veel leerlingen maken wel eens ruzie of maken soms eens iets stuk. Een probleem wordt het wanneer bijvoorbeeld deze leerling iemand slaat om echt keihard pijn te doen, of materiaal van de school of eigendommen van andere mensen „gericht‟ vernielt.
B. Bij de personeelsleden Soms geven de personeelsleden zelf aan dat ze geen uitweg meer zien. Dat alles geprobeerd is en niets iets uitgehaald heeft. Dan overheerst machteloosheid. In een dergelijke situatie verzuurt de relatie met de leerling. Men kan dan nog nauwelijks iets positiefs over de leerling zeggen of samen met hem/haar iets positiefs beleven. We spreken hier over „hardnekkige conflicten‟ waarbij ons dagelijks pedagogisch handelen binnen de schoolmuren, zoals praten of je eens goed boos maken of een straf geven, niet het beoogde effect heeft. Met als gevolg dat o o o o o
de relatie tussen de leerling en de leerkracht verzuurt leerkrachten met de handen in het haar zitten er veel energie in een „uitzichtloze‟ situatie kruipt het team geen perspectief meer ziet er een gewenningseffect optreedt: de leerkracht reageert niet meer
3.
Concrete aanpak van storend of problematisch gedrag binnen onze school
Op een objectieve, rustige en deskundige wijze met een team kijken naar conflictsituaties is één zaak. Als onmiddellijk betrokken leerkracht een dergelijke situatie op een rustige en deskundige wijze benaderen en aanpakken, is vaak een totaal ander verhaal. Meestal zal de leerkracht in staat zijn om samen met de betrokken leerling(en) een probleemsituatie positief af te ronden. Wanneer we echter binnen onze school geconfronteerd worden met ernstig probleemgedrag of herhaaldelijk grensoverschrijdend gedrag, dan zal de cel leerlingenbegeleiding ingeschakeld worden. Er zal dan in teamverband samen met de betrokken leerling(en) en leerkracht(en) gezocht worden naar mogelijke uitwegen en groeikansen. In regel gelden volgende afspraken:
bij grensoverschrijdend gedrag: o de leerkracht reageert zelf (opmerking, gewenst gedrag benoemen, nota, …) o eventueel registratiefiche invullen om de Cel op de hoogte te brengen bij aanhoudend grensoverschrijdend gedrag: o de leerkracht overlegt over aanpak met collega of Cel o (extra) klassenraad met afspraken rond aanpak van de leerling o de leerkracht vraagt de leerlingenbegeleiding om met de leerling in gesprek te gaan, om een LSCI-traject te starten; regelmatig overleg noodzakelijk bij escalatie van grensoverschrijdend gedrag of crisis: o leerkracht stuurt de leerling naar het onthaal, samen met een tweede leerling o indien de leerling dit weigert, wordt een leerling naar het onthaal gestuurd om ondersteuning te vragen o de leerling gaat naar de toeza waar een leerlingenverslag ingevuld wordt en opdrachten gemaakt worden; eventueel volgt een LSCI-tussenkomst o indien de leerling op het einde van het lesuur terug rustig is, kan hij terug naar de les o indien het lesuur nog bezig is, vraagt hij toestemming om terug naar de les te gaan; als dit ok is voor de leerkracht, volgt hij verder de les; na de les volgt een gesprek met de leerling en wordt de Cel op de hoogte gebracht; als de leerling nog niet in de les mag, gaat hij terug naar de toeza; voor de volgende les volgt er een herstelgesprek o de leerkracht vult een registratiefiche in er is geen of onvoldoende verbetering merkbaar: o de directie (in overleg met de leerkrachten) of de klassenraad gaat over tot strafmaatregel, contract(kaart), schorsing, uitsluiting
4.
Fasen na een conflictsituatie en mogelijke aanpak
4.1. Ontladen
Elke leerkracht of elk leerkrachtenteam wordt wel eens geconfronteerd met een aanslepende conflictsituatie met een leerling. We weten allemaal dat zo een situatie een grote belasting is voor alle betrokkenen. De spanning hangt in de lucht. Personeelsleden lopen op de toppen van hun tenen en soms lijden ook de andere leerlingen onder een dergelijke situatie. Als leerkrachtencorps sta je vaak machteloos tegenover zo‟n situaties. Bij een aanslepende conflictsituatie helpt het al een stuk als je een uitlaatklep hebt. Het doet deugd als je daarover met directie, leerlingenbegeleiding of collega‟s kan ventileren. Deze eerste stap neemt een belangrijke plaats in bij het verder hanteren van het probleem. Tijdens het ventileren is het belangrijk dat de betrokken personeelsleden hun gevoel van machteloosheid en frustratie kunnen verwoorden. Weliswaar moet dit gebeuren in een positieve sfeer en met het doel om naar een oplossing te zoeken. In een positief klimaat kunnen ventileren, betekent meestal een grote steun voor personeelsleden die de situatie als uitzichtloos ervaren. Let wel, een respectvolle basishouding is belangrijk, ook al gaat het over een leerling die je soms echt het bloed van onder de nagels wist te halen. Ook leerlingen moeten deze kans krijgen. Naar aanleiding van een conflictsituatie krijgen ook leerlingen binnen onze school de kans om op verhaal te komen. Bij de meeste conflictsituaties gebeurt dit schriftelijk, via vraagjes waarin de LSCI-methodiek vervat zit. Bij zeer ernstige situaties gebeurt dit onder begeleiding van iemand van de leerlingenbegeleiding. Met de hulp van de leerlingenbegeleiding, directie of ondersteunend personeel zal de leerling een juist filmisch verslag trachten op te maken om zo tot de essentie te komen van dit conflict. Waar mogelijk zal men in het gesprek met de leerling gebruik maken van de methodieken van LSCI (Life Space Crisis Intervention). Deze methodiek wordt zeer kort voorgesteld onder punt 6: voorstelling van LSCI.
4.2.
Informatie verzamelen We streven in onze school naar een positief leefklimaat. Storend gedrag verdient dan ook een kordate en consequente aanpak.
Naar aanleiding van een ernstige conflictsituatie zal de leerlingenbegeleiding samen met het CLB en de directie (=de cel) steeds nagaan wat de aard en de mogelijke oorzaak kan zijn van dit gedrag. Pas na een grondige analyse kan een ernstige en constructieve aanpak uitgewerkt worden. Bij ernstig problematisch gedrag is het belangrijk om juiste informatie te verzamelen over de concrete situatie, de achtergrond, de omstandigheden die de conflictsituatie versterken of onderdrukken. Kortom, we willen meer inzicht te krijgen in het probleem. Mogelijke informatiebronnen: Meer inzicht door observeren Observeren wil zeggen dat we via kijken, luisteren, aanvoelen meer inzicht proberen te krijgen in de situatie. We vragen hierbij meestal informatie aan meerdere mensen. Je kan zelf een collega eens vragen om een les bij te wonen en zo te helpen observeren. Iedereen kijkt door een andere bril en ziet soms „letterlijk‟ andere dingen, andere oorzaken, andere oplossingsmogelijkheden. We trachten ook een beeld te krijgen van het gedrag op verschillende momenten van de dag. We leren vaak meer uit de momenten die goed gaan dan uit de problemen. In deze context vormen de klassenraden een zeer rijk en belangrijk overleg- en leermoment. Meer inzicht door een gesprek met de leerling De leerlingenbegeleiding tracht vanuit de opgebouwde vertrouwensrelatie met de leerling(en) samen te zoeken naar mogelijke oorzaken en inzichten. Dit zijn belangrijke, maar vaak geen gemakkelijke gesprekken. Niet alle jongeren slagen er steeds in om hun gedachten en gevoelens rustig en juist te verwoorden. De „waarom‟-vraag is moeilijk en vaak onmogelijk te beantwoorden. Maar we mogen onze leerlingen ook niet onderschatten. Het is niet omdat sommige leerlingen zich niet goed kunnen uitdrukken, dat deze leerlingen nog geen eigen juiste „kijk‟ hebben. Wat leerlingen wel kunnen, is eerlijk antwoorden op de vragen naar wat er juist gebeurd is en wat hij/zij precies gedaan heeft op welk moment. Samen kunnen we zo zoeken of we een lijn kunnen zien in de volgorde van gebeurtenissen. We kunnen proberen te achterhalen hoe het is gelopen, om zo het „waarom‟ bloot te leggen en op zoek te gaan naar constructieve oplossingen. 4.3.
Gedrag aanpakken
4.3.1.
Rustig en positief blijven
We beseffen maar al te goed dat rustig blijven in een conflictsituatie veel gemakkelijker gezegd is dan gedaan. In een crisissituatie is dit zelfs niet mogelijk: de conflictcurve van de leerkracht is een schaduw van de conflictcurve van de leerling. Op zich is het dus niet vreemd dat je de controle over jezelf dreigt te verliezen. Er zijn echter een aantal serieuze nadelen verbonden aan een onbeheerste reactie.
Kwaad worden kan zorgen voor een escalatie van het conflict. Leerlingen wennen aan agressieve uitvallen van volwassenen. Volwassenen moeten in zo‟n geval steeds harder brullen om nog resultaat te halen. Leerlingen die een agressieve uitval van een leerkracht trotseren, verwerven een aparte „status‟ bij leeftijdsgenoten. Die status is meestal positief, ze worden de „held‟ of de „durfal‟ van de klas. Bij een agressieve aanpak kan een leerling zich het slachtoffer voelen van de ongecontroleerde boosheid van een leerkracht. Een rustige aanpak daarentegen creëert bij de leerling het gevoel dat de leerkracht iets constructiefs probeert bij te brengen en het beste met hem/haar voor heeft. Je zelfbeheersing verliezen heeft een soort boemerangeffect. Achteraf zit je zelf met een kater. Je hebt dingen gezegd of gedaan waar je achteraf spijt van hebt. Een agressieve uitval kan de sfeer verpesten voor andere leerlingen of voor je collega‟s. Het vertrouwen, de band, je relatie met de leerling krijgt een deuk.
Wat kan je doen om een agressieve uitval te vermijden?
Hou altijd in je achterhoofd dat het om een leerling gaat. Ook al doet deze leerling verschrikkelijk moeilijk, het blijft een leerling. Jij bent de volwassene.
Neem niet alles persoonlijk op, het is geen wedstrijd. Laat niet toe dat je gevoel van eigenwaarde beïnvloed wordt door het al dan niet „winnen‟ van het conflict. Je behoudt de controle.
Las indien nodig een pauze in voor beide partijen. Laat bij ernstige conflicten ondersteuning vragen vanuit het onthaal. Op deze wijze kan eventueel de leerlingbegeleiding het even overnemen tot je jezelf weer onder controle hebt.
Wat als je toch de controle over jezelf verliest?
Het kan zeker geen kwaad om je achteraf te verontschuldigen bij een leerling. Je toont hiermee dat je op een rechtvaardige manier de leiding neemt maar niet onfeilbaar bent. Door je te verontschuldigen, creëer je ook veiligheid en vertrouwen. Blijf je je in een concrete situatie onzeker of machteloos voelen of heb je het gevoel dat een leerling over je heen blijft lopen; blijf er dan niet mee zitten en bespreek dit met de leerlingenbegeleiding of de directie.
Hoe „moeilijk‟ leerlingen soms ook zijn; ze zijn nooit de hele tijd onhandelbaar. Het is menselijk om in conflictsituaties blind te zijn voor de positieve momenten. Maar blijf ervan overtuigd dat leerlingen meer zijn dan hun storend gedrag. Vertrekken van de positieve ervaringen kan soms meer effect hebben dan een constante fixatie op het „moeilijk gedrag‟. Je kan dit doen door zelf oog te hebben voor die positieve momenten en op dergelijke momenten ook in interactie te gaan met de leerlingen, het positieve te benoemen. Probeer ook de negatieve momenten positief te herformuleren. Zo geef je mee aan de leerling dat je weet wat hij/zij kan, maar dat je dit gedrag op deze manier wel niet meer wil zien. 4.3.2.
Een relatie opbouwen
Een (h)echte band opbouwen met leerlingen die vaak in conflictsituaties terechtkomen, is niet makkelijk voor leerkrachten en begeleiders. We zien nauwelijks iets positief in het gedrag van de leerling en zien op tegen het volgende lesuur. Geen ideale vertrekbasis om aan een conflict te werken. Deze leerlingen krijgen immers het gevoel dat ze toch niets goed kunnen doen, dat iedereen tegen hen is en dat het geen zin heeft om hun best te doen: het haalt toch niets uit. Wanneer één van beide partijen het opgeeft en de handdoek in de ring gooit, is het nog zeer moeilijk om samen aan een verbetering te werken. Hoe kan je werken aan een (h)echte band?
De leerling opzoeken – assistentie op de speelplaats is een bijzondere en niet bedreigende ontmoetingskans zowel voor leerkrachten als voor leerlingen. Verplicht jezelf om regelmatig in de buurt van deze leerling te zijn, terwijl je net de neiging hebt om deze leerling te mijden. Toon oprechte belangstelling wat de leerling zegt, denkt, voelt, doet. Luister naar wat de leerling te vertellen heeft. Toon belangstelling voor hun leefwereld. Leer signalen lezen, hou dus ook afstand wanneer nodig. Probeer de leerling beter te begrijpen en ook de positieve elementen, zijn/haar leuke kanten ook te zien. Niemand is door en door slecht. Luister actief. Probeer je eigen (voor)oordelen aan de kant te zetten en opnieuw te luisteren. Erken/accepteer het verhaal zoals het komt en oordeel zelf niet te snel. Vraag door en reageer vanuit jezelf. Probeer de leerling, zo goed en zo kwaad als dat gaat, te begrijpen. Deze oprechte geïnteresseerde nabijheid creëert vertrouwen bij jongeren: “Eindelijk eens een leerkracht die in mij geïnteresseerd is, die het juist wil weten, ... die heeft het beste met mij voor, die kan ik vertrouwen!” Reageer en ondersteun. Wie betrokken is op leerlingen, laat hen niet aan hun lot over. Probeer samen het probleem te omschrijven, zoek naar een constructieve oplossing waar iedereen beter van wordt. Zo vermijd je „gezichtsverlies‟.
4.3.3.
Positief gedrag belonen
Het staat in zowat álle boeken en brochures over opvoeding en we kunnen het vanuit de praktijk bevestigen. Belonen van het gewenst gedrag is de prettigste, meest effectieve manier om gedrag te veranderen. Aandacht voor het positieve heeft meer succes dan een correctie van het negatieve. Een beloning versterkt gedrag en zorgt ervoor dat de leerlingen dit gedrag meer gaan stellen. Ze worden door een beloning beter gemotiveerd dan door de schrik voor een straf! Nochtans is het voor ons niet evident om te belonen. We vinden het positief gedrag van een leerling normaal en beschouwen dit als evident. Het tegendeel is echter waar. Leerlingen en jongeren in het algemeen zijn voortdurend in de weer met hun eigen zoektocht naar identiteit. Voor deze jonge mensen zijn veel van onze regels en schoolafspraken een hele uitdaging. Dikwijls trekt de leerling pas onze aandacht als hij of zij negatief gedrag stelt, regels gaat overtreden. Soms ervaart deze leerling die aandacht voor het negatieve als een beloning en versterkt je goedbedoelde aandacht alleen maar het negatieve gedrag. Wat is belonen? Belonen is een positief gevolg geven aan het gewenst gedrag. Zo‟n positief gevolg is enerzijds het geven van iets leuks en anderzijds het wegnemen van iets wat niet leuk is. We onderscheiden:
sociale en verbale beloningen. Dit zijn de beste en de sterkste beloningen die je als leerkracht kan geven. Ze kosten niets, zijn lang vol te houden en hebben een groot effect op lange termijn, bv. een compliment geven, positieve feedback, een schouderklopje, een glimlach, een knipoog, ...
activiteitsbeloningen. Belonen met activiteiten of met opdrachten die leerlingen graag doen. Het hoeft niet altijd spectaculair te zijn. Activiteitsbeloningen versterken vaak het wij-gevoel: een opdracht buiten de klas, een interactieve werkvorm, een uitstap,…
Is er gevaar voor verwenning? Verwennen is een „overdreven‟ positief gevolg geven aan élk gedrag dat een leerling stelt. In zo‟n geval maakt het niet uit wat een leerling doet, er wordt altijd positief op gereageerd. Tips en aandachtspunten
Beloon direct, zo zien de leerlingen duidelijk het verband tussen de beloning en het gedrag dat ze stellen.
Beloon niet altijd, anders denken de leerlingen dat men nooit iets gratis moet doen en gaan ze een steeds grotere beloning eisen.
Wissel voorspelbare beloningen af met verrassende beloningen.
Zoek een beloning die nauw aansluit bij het gewenste gedrag.
Je beloont beter vaak met kleine dingen (een aanmoediging) dan slechts af en toe met iets groots.
Iets minder leuk wegnemen is ook een beloning. Zo kan je naar aanleiding van positief gedrag een straf verminderen bijvoorbeeld.
Geef geen dubbelzinnige complimenten. Sommige positieve opmerkingen gaan gepaard met een steek onder water. Een compliment is een compliment. Bijvoorbeeld, een leerling is vaak niet in orde met zijn/haar huiswerk. Als dit dan wel eens in orde is, zegt de leerkracht: “Ah, dat is tof dat je taken in orde zijn. Was dat de andere keren dan zo moeilijk?”
4.3.4.
Haalbare doelen formuleren
Probleemgedrag verdwijnt vrijwel nooit plotseling. Wie uit is op een snel en volmaakt resultaat haalt zich gewoon nutteloze ergernis op de hals. Sommige gedragspatronen hebben zich jarenlang en heel hardnekkig gevormd. Moeilijk gedrag verander je dus niet even in een oogwenk. Opvoeden is een proces en dat vereist tijd tot groei. Het is belangrijk voor jezelf en de jongeren om het gewenste gedrag op te delen in enkele kleine, haalbare stappen. Soms maken we van een conflict een echte strijd: de leerling moet en zal zich hier en nu meteen naar onze wensen plooien. Leerlingen reageren daar meestal heel defensief op. Ze zijn meer bezig met zich staande te houden en met het niet lijden van gezichtsverlies, dan wel met de aanleiding van het conflict zelf. Formuleer dus tussenstappen. Gun leerlingen de ruimte om te groeien en bemoedig hen bij elke tussenstap. Moeilijk gedrag is vaak complex. Verwacht dan ook niet dat het meteen helemaal en voor altijd verdwijnt. Vandaar dat het nuttig is om haalbare doelen voorop te stellen en voorzichtig te zijn met beloningen, dreigementen en straffen. Te hoge verwachtingen, dreigementen en ultimatums maken het extra moeilijk voor jezelf om vol te houden. Hou een haalbaar doel voor ogen en blijf daaraan vast houden. Te vaak ligt onze focus op het eindresultaat en verliezen we oog voor de weg die een leerling moet bewandelen om dit resultaat te bereiken. Maak dus haalbare afspraken.
4.3.5.
Duidelijke regels en afspraken
Jongeren hebben duidelijke grenzen nodig. Iedereen moet rekening houden met de ander. Regels en afspraken zijn er om het schoolleven zo te organiseren dat iedereen tot zijn recht komt, zich veilig voelt en naar zijn zin heeft. Grenzen worden, in tegenstelling tot wat we soms denken, door leerlingen niet als een beperking ervaren. Duidelijke afspraken en regels geven leerlingen eerder een gevoel van veiligheid en zekerheid. Onze schoolafspraken zijn gegroeid vanuit overleg met het corps en worden regelmatig (jaarlijks) bijgestuurd. De schoolafspraken zijn bijgevolg het resultaat van wat leeft binnen de samenleving (bijvoorbeeld het rookverbod) en de verwachtingen vanuit de directie en het corps. De afspraken worden bij de aanvang van een schooljaar besproken met alle leerlingen. Deze jaarlijkse bespreking zorgt voor duidelijkheid bij de leerlingen. Onderhandel niet over deze regels. Vele conflicten komen voort uit het onnodig in vraag stellen van regels en afspraken (niet eten in de klas, geen MP3, niet rondlopen in de klas..). Maak van de schoolafspraken geen eigen versie. Zo breng je jezelf, de leerlingen en je collega's onnodig in de problemen. We kunnen elkaars steun best gebruiken. We streven naar een sterke solidariteit tussen de collega‟s. Het is belangrijk dat onze leerlingen merken dat we samen het project dragen. Hanteer regels en afspraken bijgevolg op een consequente wijze. 4.3.6.
Consequent handelen
Sommige leerlingen proberen stiekem onder de regels uit te komen. We zeggen niet dat je zoals in „Big Brother‟ overal camera‟s moet hangen, of constant leerlingen met argusogen in de gaten moet houden. Maar we zijn wel verantwoordelijk voor leerlingen die aan ons worden toevertrouwd. Opvolging en degelijke assistentie is noodzakelijk. Het juist opvolgen en correct handelen is maar mogelijk als alle personeelsleden de afspraken kennen en toepassen. Als een leerling leert dat het stiekem ongestraft ongewenst
gedrag kan verder zetten, dan zullen de regels en afspraken bij deze leerling nog weinig uithalen! Blijven volhouden! Het is belangrijk om altijd te reageren als een leerling storend gedrag stelt. Ongetwijfeld is dit gemakkelijker gezegd dan gedaan, de ene dag is de andere niet en soms worden we het allemaal wel een beetje moe. Leerlingen kunnen immers hevig blijven protesteren of zijn heel creatief in het ontwijken van het gevraagde gedrag. Als je toegeeft aan hun protest of afleiding, krijg je inderdaad even een „bedrieglijke‟ rust. Op deze manier leren leerlingen dat ze gewoon lang genoeg moet aandringen of zich hevig genoeg moeten verzetten om te ontsnappen aan de afspraken. Laat je hiertoe niet verleiden want de volgende keer steken deze leerlingen nog een tandje bij. Gemaakte afspraken niet tegenwerken Dring er bij al je collega‟s op aan dat ze altijd reageren. Soms heeft een leerkracht even geen zin om te reageren of had hij/zij het niet goed gezien of is er een andere reden om niet te reageren. Moedig elkaar echter aan om consequent te handelen. Zo voorkom je discussies met leerlingen waarbij je moet vernemen dat het gestelde gedrag wel toegelaten wordt op bepaalde momenten of bij bepaalde collega's. 4.3.7.
Nieuwe vaardigheden aanleren
Samen met de leerling(en) naar mogelijkheden zoeken om een probleemsituatie aan te pakken. Leerlingen zijn wel degelijk in staat om mee te helpen zoeken naar oplossingen en alternatieven. Ze kennen het probleem maar al te goed, ze zitten er zelf middenin. Een alternatief of een oplossing die voor beide partijen „aanvaardbaar' is, heeft altijd meer kans op slagen. Betrek de leerling(en) bij dit denkproces:
Hoe kunnen we dit samen oplossen?
Wat zou jij doen mocht je in mijn plaats zijn?
Heb jij voorstellen om te zorgen dat dit niet meer gebeurt?
Gun de leerling(en) de tijd om daar over na te denken. Meestal verwachten ze niet dat je hen betrekt bij het zoeken naar oplossingen. Maar geef de leerling de kans om zelf voorstellen te formuleren en dit samen met jou dan verder te verfijnen en zelfs in te oefenen. Verlies vooral het uiteindelijke doel niet uit het oog. De inzet van een goed alternatief of een goede oplossing is dat de leerling opnieuw op een positieve wijze kan
deelnemen aan het schoolleven en het klasgebeuren en niet langer zelfdestructief gedrag gaat stellen door op een ongepaste wijze te handelen. Bij herhaaldelijk problematisch gedrag zal de leerlingenbegeleiding tijdens de gesprekken gebruik maken van de verbale interventiemethodiek zoals beschreven in LSCI. Tijdens deze gesprekken zal de leerlingenbegeleidster samen met de leerling streven naar zelfregulerend gedrag. Vanuit het inzicht in de oorzaken van het gestelde gedrag tracht de leerlingenbegeleiding de leerling alternatieve handelwijzen aan te reiken en aan te leren om zo de leerling op een constructieve wijze om te leren gaan met frustratie of stress. 4.3.8.
Herstelgesprek
Het weer goed maken De fase van „het weer goed maken‟ is voor jongeren zeer belangrijk. Bij ernstige conflicten gebeurt het dat een medeleerling of leerkracht schade heeft opgelopen. In zo‟n geval is het belangrijk om, liefst samen met de leerling, na te gaan hoe deze schade best kan hersteld worden. Maar ook bij minder ernstige conflicten is het goed om samen te zoeken hoe een situatie opnieuw recht kan gezet worden. „Dader‟ en „slachtoffer‟ krijgen de kans om uit te zoeken hoe het terug oké wordt tussen hen. Het is belangrijk om leerlingen duidelijk te laten weten dat nadien ook de zaak kan afgesloten worden, dat de relatie opnieuw hersteld is. Laat ook echt weten dat de „relatie‟ niet beschadigd is. Leerlingen vragen om daarna terug te mogen beginnen met een propere lei. Het is dan ook belangrijk om nadien niet meer op het voorval terug komen. Ze hebben iets verkeerd gedaan, maar ze hebben het ook weer goed gemaakt. Daarmee moet dat hoofdstuk afgesloten zijn. 4.3.9.
Gewenst gedrag aanleren – ongewenst gedrag afleren
Gewenst gedrag aanleren Binnen onderwijs en opvoeding is het onze plicht om niet enkel onze verwachtingen te formuleren, maar bovenal om gewenst gedrag aan te leren en het ongewenste gedrag af te leren. Iemand vaardigheden leren, verloopt volgens deze stappen:
Bespreek met de leerling de gewenste omgangsvorm. Demonstreer eventueel de gewenste omgangsvorm. Leg hierbij elke tussenstap duidelijk uit. Laat de leerling helpen en meedenken terwijl jij de stappen uitvoert. Laat de leerling stappen uitvoeren terwijl jij helpt en meedenkt. Laat nadien de stappen alleen uitvoeren, terwijl jij toekijkt of in de buurt bent. Geef hierbij duidelijke feedback en bemoedig bij elke tussenstap.
Nog enkele tips om gewenst gedrag aan te leren:
Begin nooit bij het eindresultaat. Begin bij wat de leerling al kan.
Werk in kleine stappen. Maak zelf geen te grote sprongen maar volg het tempo van de leerling. Heeft de leerling het moeilijk met één van de stappen, zet dan een stap terug of maak de stappen kleiner. Ga pas over naar de volgende stap als alle voorgaande stappen foutloos verlopen.
Hou de sfeer prettig.
Zet jezelf en de leerling niet onder druk om snel resultaat te halen. Lukt het eens niet, besteed er gewoon niet teveel aandacht aan en kijk vooruit, samen met de leerling.
Ongewenst gedrag afleren
Begin niet met het eindresultaat, maar met wat de leerling wel al kan.
Verbind een krachtige beloning aan het goede startgedrag, de eerste keer dat een leerling een stap in de goede richting zet, is een feest waard. Even niet uitvliegen bij een frustratie is voor sommige leerlingen een topprestatie.
Leg op een rustig moment uit wat je wil bereiken, niet in het heetst van het conflict.
Langzaam opbouwen, werk met voldoende tussenstappen.
Hou lang genoeg vol, ook al is het resultaat bereikt. Het negatief gedrag is soms een sterke gewoonte.
Eenmaal het gewenste gedrag bereikt, moet je de ondersteuning nog een tijdje blijven volhouden zodat de leerling niet zou hervallen. Te vaak vervallen we in de gewoonte om het gewenste gedrag als evident te gaan beschouwen, we besteden er bijgevolg geen aandacht meer aan en verliezen zo de leerling uit het oog tot …
4.3.10.
Sanctioneren
Straffen staat niet toevallig helemaal achteraan de rij. Het is zeker niet het leukste middel, niet het efficiëntste en ook niet het eerste waar je naar moet grijpen. Straffen brengt vaak de „relatie‟ met de leerling ernstige schade toe, werkt demotiverend en is soms contraproductief. Uiteraard kan het hanteren van een straf onder welbepaalde omstandigheden en voorwaarden wel een goed hulpmiddel zijn. Wat is een straf? Een straf bestaat uit het toedienen van iets onaangenaams of het wegnemen van iets leuks als gevolg van negatief of ongewenst gedrag. Een straf heeft tot doel om de leerling iets bij te leren. Zo hopen we dat een leerling leert dat bepaald gedrag een negatief effect heeft voor zichzelf en de mensen om hem/haar heen. Een straf kan dus een hulpmiddel zijn om leerlingen te leren verantwoordelijk te zijn voor hun eigen gedrag o.a. door er de gevolgen van in te zien. Welke straffen bestaan er?
fysieke straffen: slaan, schoppen, op je knieën zitten, zijn gelukkig niet meer van deze tijd. Een leerling pijn doen, is niet alleen totaal nutteloos, het schept bovendien een afstand tussen de leerling en de leerkracht en vernietigt de vertrouwensrelatie. Een leerling even „vastpakken‟ als hij/zij dreigt weg te lopen of een leerling uit een gevecht halen is geen fysieke straf. Het is eerder een reflex, iets waarbij je even „fysiek‟ moet ingrijpen om de veiligheid van de leerling en de medeleerlingen te kunnen verzekeren. activiteitsstraffen: het verbieden van aangename bezigheden of het opleggen van onaangename karweien. Het is van groot belang om hierbij zeer redelijk te handelen. sociale en psychologische straffen: bespotten, verwijten, bekritiseren, een leerling „als persoon‟ negeren, doen alsof de leerling niet bestaat, … Ook deze straffen kunnen we niet goedkeuren, ze kwetsen leerlingen vaak nog meer dan fysieke straffen. kort het gedrag negeren: veel storend gedrag ontstaat als er publiek is. Door het gedrag te negeren, neem je de voornaamste beloning (negatief verkregen aandacht) weg. Dit is wel iets anders dan een hele dag „doen alsof de leerling niet bestaat‟ (ook als de leerling eens positief gedrag stelt). Dat is een verkeerde psychologische straf. time-out: de leerling moet even uit de groep, in een apart lokaal bijvoorbeeld. Jij en de leerling kunnen zo tot rust komen. Het kan zeer nuttig
zijn om bij ernstig probleemgedrag de time-out in te burgeren als „vaste maatregel tot bijsturing‟. De eerste keren moet je wat aandringen, soms de leerling naar de time-out plek laten brengen door iemand van het onthaal. Probeer zeker op zo‟n moment discussies met de leerling te vermijden en hou medeleerlingen weg van deze ruimte. Na een tijdje lokt de straf veel minder verzet uit. De bedoeling is dat de leerling even stil staat bij wat er gebeurd is, zonder al te veel afleiding. Deze time-out zal vrijwel steeds begeleid worden door iemand van de leerlingenbegeleiding. Bij sommige leerlingen lijkt straffen geen effect te hebben… Inderdaad, sommige leerlingen hebben (door ervaring) het systeem van straffen goed door. Ze zetten een pokerface op of lachen de straf weg. Als leerkracht voel je je in zo een situatie redelijk belachelijk. Sommige leerkrachten verliezen zich daardoor in een escalatie van straffen. Anderen geven het op: deze leerling kun je toch niet straffen. Geen van beide reacties is aan te bevelen. De reactie van de leerling toont aan dat je wel degelijk invloed hebt op hem of haar. Volhouden en zelf rustig blijven is hier dan de boodschap. Als je merkt dat „schrik voor een straf‟ echt geen effect heeft, leg dan zeker de link met de beloning voor gewenst gedrag. Jongeren zijn veel beter te motiveren door een beloning dan door de schrik voor de straf! Voorwaarden voor een goede straf op een rij:
Weet de leerling dat hij/zij een fout heeft gemaakt? Soms doet een leerling iets verkeerd zonder te beseffen dat het niet mag.
Stel je verwachtingen niet te hoog. Soms kan een leerling niet doen wat je van hem verwacht. Een uur stil zitten op een stoel bijvoorbeeld is voor enkele van onze leerlingen onrealiseerbaar!
Heb je al andere strategieën geprobeerd? Denk eerst aan communiceren, aanleren, aanmoedigen, gewenst gedrag belonen en in laatste instantie aan een straf.
Een straf mag geen wraak zijn! Straffen en overvallen worden door kwaadheid, vinden vaak plaats op hetzelfde moment. Laat je niet leiden door boosheid. Anders voelt de leerling zich terecht het slachtoffer.
Speel op het gedrag en niet op de man! Je reageert op wat een leerling verkeerd gedaan heeft, niet omdat je het een slecht persoon vindt.
Een straf moet voorspelbaar zijn. Kondig op voorhand aan dat op een bepaald gedrag een straf volgt. De leerling krijgt zo meer verantwoordelijkheid en beslist zelf of het de straf wil of niet.
Wees mild. Een straf moet in verhouding staan tot de ernst van het gedrag. Een straf moet niet erger zijn dan nodig, maar moet ook een échte straf zijn.
4.4.
Blijf rustig. Straffen gaat gepaard met emoties van beide partijen. Een leerling is op zo een moment meer gebaat met een rustige leerkracht dan met een leerkracht onder stoom.
Een straf volgt direct op het ongewenst gedrag. Een straf moet snel volgen op het ongewenste gedrag, hoe sneller, hoe groter het effect.
Consequent volhouden. Een straf die maar gedeeltelijk (of niet na elke aanleiding) wordt uitgevoerd, heeft veel minder of geen effect.
Kies voor een vaste straf of een straf die verband houdt met wat fout liep.
Voer een aangekondigde of afgesproken straf zeker uit. Tientallen loze dreigementen, die toch niet worden nagekomen, halen niets uit.
Dreig niet met straffen die je toch niet kunt uitvoeren.
Aan elke straf komt een EINDE.
Evalueren
Wat is evalueren? Evalueren is stil staan en de tijd nemen om een stand van zaken op te maken. Terugblikken op de acties die in de voorbije dagen (weken) ondernomen werden om met een specifieke conflictsituatie binnen de school- of klascontext om te gaan. Waarom evalueren?
alles netjes op een rij zetten. Een evaluatiemoment helpt om de hoeveelheid aan indrukken, acties en effecten duidelijk in kaart te brengen. Een onoverkomelijk probleem blijkt na verloop van tijd beter mee te vallen dan verwacht en een „futiliteit‟ blijkt sterker te leven dan je vermoedt. evalueren = objectiveren. Bij een formele evaluatie blijft het niet bij een rondje meningen waar dan verder niets meer mee gebeurt. Een goede en grondige evaluatie moet concrete antwoorden bieden op vragen zoals: hebben we ons doel bereikt, kan de leerling het gewenste gedrag realiseren? evalueren kan bevestigen. Het is ook goed om te ontdekken dat een aanpak of een afspraak een positief effect heeft op de conflictsituatie of op het klasverloop. Een bevestiging door te evalueren kan een extra stimulans zijn om met verenigde krachten verder te gaan. evalueren kan een nieuwe start geven. Maar een evaluatie kan ook minpunten aan het licht brengen: een aanpak die geen of weinig effect heeft, of een afspraak die niet consequent opgevolgd wordt. Een evaluatie kan in dit geval nieuwe energie of ambitie geven om het beter of anders te doen.
Door een grondige evaluatie kunnen we objectief vaststellen of de vooropgestelde en uitgevoerde acties het verwachte effect bereikt hebben. Twee mogelijkheden:
Een conflictsituatie evolueert positief. Uit de evaluatie blijkt dat we op de goede weg zijn. In de afgelopen dagen (weken) is de conflictsituatie in positieve zin geëvolueerd. Maar daarmee is de kous natuurlijk niet af. Hoe gaan we nu verder om met de leerling, met de ouders en de collega‟s? Hoe zorgen we ervoor dat we onze aanpak volhouden en doorgeven?
Zorg voor continuïteit Leerkrachten die het zoeken naar oplossingen van dichtbij meegemaakt hebben, hebben een streep voor op de anderen. Zij kennen de afspraken en hebben er ongetwijfeld waardevolle inzichten aan over gehouden. Als deze leerkrachten in de toekomst met deze leerling, of met een dergelijke situatie, in contact komen, kunnen ze teruggrijpen naar dit referentiekader. Maar wat doen we de week (maand) nadien? Hoe kunnen we een aanpak doorgeven aan de collega‟s die dit proces niet hebben meegemaakt? Lopen we niet het risico dat dan alles opnieuw uitgedokterd moet worden? Daarom is het zo belangrijk om de aanpak en afspraken ook vast te zetten en ze door te kunnen geven aan collega‟s. Schoolonline kan ons hierbij zeker van dienst zijn. Tevens is een open en constructieve ingesteldheid tijdens de klassenraden een absolute meerwaarde in de begeleiding van leerlingen en de ondersteuning van elkaar. Daarnaast blijft uiteraard het regelmatig overleg met de leerlingenbegeleidsters en directie van groot belang en een garantie voor de continuïteit in onze begeleidingsstijl.
De conflictsituatie raakt niet opgelost. Na lang proberen en veel experimenten stel je vast dat de conflictsituatie nauwelijks of niet evolueert. Dit kan gebeuren en is zeker geen schande! Het uitblijven van een effect is niet gelijk aan falen. Op dit punt is het belangrijk om elkaar te ondersteunen en te blijven bemoedigen. Het uitblijven van een positief effect is niet noodzakelijk de schuld van een individuele leerkracht of de aanpak van een team. Een conflictsituatie is zeer complex. Onzichtbare factoren waar we als leerkracht of als team niets (of zeer weinig) kunnen aan veranderen, kunnen de situatie overheersen. Ook in deze situatie zal overleg dienen te gebeuren met alle betrokkenen. Ga in deze fase zeker niet zoeken naar een schuldige voor het uitblijven van een positief effect. Dit brengt niets bij en maakt de situatie alleen maar erger. Blijf wel communiceren. Zorg ervoor dat je na dit proces niet terug in allerlei frustraties terecht komt. Blijf het gesprek aangaan met de leerling, directie en de leerlingenbegeleidsters.