HANDBOEK Omgaan met ongewenst gedrag
Dit handboek is onderdeel van het totale veiligheidsplan van het Liemers College. Onderdelen van het veiligheidsplan zijn tot nu toen − Notitie pestpreventie & pestprotocol − Veilig internet en PC gebruik − Handboek omgaan met ongewenst gedrag − Ontruimingsplan − Formulieren ongevallenregistratie − Protocol pc- en internetgebruik
Liemers College Zevenaar
INHOUDSOPGAVE 1. Waarom dit handboek 2. Vormen van ongewenst gedrag
3.
4.
5. 6. 7. 8.
9.
2.1. Inleiding 2.2. seksuele intimidatie 2.3. geweld: verbaal, geestelijk, fysiek 2.4. discriminatie Basisprincipes 3.1. de klager bepaalt waar de grens ligt 3.2. heb vertrouwen in de klager (verhaal is waar) 3.3. laat (waarde)oordelen achterwege 3.4. de klager bepaalt wat er gaat gebeuren 3.5. geen negatieve gevolgen voor de klager 3.6. zorgvuldigheid en vertrouwelijkheid bij het omgaan met informatie Gespreksvoering 4.1. inleiding 4.2. fasen in de gespreksvoering 4.3. tips: doen 4.4. tips: niet doen 4.5. telefoongesprek Valkuilen Verwijzen 6.1. inleiding 6.2. wanneer verwijzen? Welke wegen staan er voor de klager open? De aangeklaagde 8.1. inleiding 8.2. het informele traject 8.3. het formele traject 8.4. wat te doen bij een valse aanklacht? 8.5. wat te doen bij een terechte aanklacht? Enkele nuttige adressen
2
1. Waarom dit handboek? Omgaan met ongewenst gedrag vraagt om effectief handelen in precaire situaties. Het is belangrijk om de opgedane ervaringen, kennis en vaardigheden aan elkaar over te dragen en bedacht te zijn op de valkuilen. Dit handboek kan daarbij een hulpmiddel zijn. Antwoord op alle situaties is niet te geven, want iedere situatie die zich aandient is uniek, omdat ieder mens uniek is. Slechts richtlijnen in ons gedrag kunnen we met elkaar afspreken. Om ongewenst gedrag te voorkomen is het belangrijk dat we allemaal aandacht hebben voor een veilig schoolklimaat. Niet voor niets staat geformuleerd in onze richtinggevende uitspraken die de basis vormen voor ons onderwijskundig beleid dat we willen zorgen voor een veilige en uitdagende leer- en werkomgeving Wij allen zijn primair verantwoordelijk voor een veilig leer- en werkklimaat. We zorgen voor een respectvolle omgang met elkaar, maken afspraken over grensoverschrijdend gedrag en hanteren de vastgestelde leefregels van de school. Als men meent te zijn geconfronteerd met seksuele intimidatie, geweld of discriminatie kan men een klacht indienen bij de contactpersoon van school, de schoolleiding, de (externe) vertrouwenspersoon of de externe klachtencommissie. Het reglement van de externe klachtencommissie is niet als bijlage opgenomen. Indien nodig, kunt u het opvragen bij het secretariaat van de school. Met de invoering van dit handboek streven wij naar optimale veiligheid op school. Het handboek vormt daarmee een onderdeel van het totale veiligheidsbeleid van het Liemers College. Het handboek richt zich tot die personen die geconfronteerd worden met meldingen en/of klachten over ongewenst gedrag: docenten en overige medewerkers, mentoren, contactpersonen, vertrouwensdocenten en het management van de school. Dit handboek werkt alleen als het niet in de kast verdwijnt, maar actief ter hand genomen wordt en regelmatig geëvalueerd wordt. Periodiek komt het aan bod binnen de teams. Dit is een eerste versie. Kritische kanttekeningen zijn van harte welkom.
Zevenaar, september 2006
3
2. Vormen van ongewenst gedrag 2.1 Inleiding Leerlingen en personeelsleden kunnen alleen goed functioneren als zij zich op school veilig voelen. Iedereen die op school werkt en leert, heeft recht op bescherming. Scholen hebben de wettelijke plicht om maatregelen te nemen op het gebied van preventie en bestrijding van ongewenst gedrag. Maar wat verstaan we hier onder? Onder ongewenst gedrag verstaan we elk gedrag dat door een ander als niet gewenst, bedreigend en/of kwetsend wordt ervaren. Bij ongewenst gedrag worden iemands grenzen overschreden. Ongewenst gedrag heeft tot gevolg dat leerlingen worden belemmerd in hun opleiding of ontwikkeling. Mensen die onheus bejegend zijn, kunnen zich gekwetst voelen. Langdurige blootstelling aan ongewenst gedrag leidt meestal tot zware psychische druk en onhoudbare situaties. Op 28 juli 1999 is de wetswijziging 'bestrijding van seksueel misbruik en seksuele intimidatie in het onderwijs' in werking getreden (Staatsblad 313). De wet behandelt strafbare vormen van seksuele intimidatie en seksueel misbruik: zedenmisdrijven zoals ontucht, aanranding en verkrachting, gepleegd door een medewerker van de onderwijsinstelling jegens een minderjarige leerling. De wet bevat een aangifteplicht voor het bevoegd gezag en een meldplicht voor het personeel bij een dergelijk misdrijf. Deze wet moet in voorkomende gevallen als aanvulling worden gezien op 'het reglement seksuele intimidatie, discriminatie en geweld' van de externe klachtencommissie en op dit handboek. We onderscheiden de volgende vormen van ongewenst gedrag: 2.2 seksuele intimidatie 2.3 geweld: verbaal, geestelijk, fysiek 2.4 discriminatie
2.2 Seksuele intimidatie Definitie: seksuele intimidatie binnen dan wel in verband met de arbeids- of onderwijssituatie omvat alle vormen van seksueel getinte aandacht die ongewenst, eenzijdig of opgedrongen zijn en die degene die deze aandacht ondergaat kwetst, redelijkerwijs kan kwetsen dan wel anderszins bij het werk of het gevolgde onderwijs kan hinderen of benadelen. Hieronder wordt verstaan: • Verbale seksuele intimidatie; • Non-verbale seksuele intimidatie door middel van teksten, beelden et cetera; • Lichamelijke seksuele intimidatie, aanranding, verkrachting. Seksueel intimiderend gedrag kan zowel opzettelijk als onopzettelijk zijn. Bij seksuele intimidatie kun je denken aan: opmerkingen, toespelingen en/of handelingen met een seksuele of erotisch getinte lading, onnodige aanrakingen, aanranding of verkrachting.
4
2.3 Geweld Definitie: een impliciet of expliciet misbruik van macht, waarbij de benadeelde partij het gehanteerde geweld, dat van fysieke of geestelijke aard kan zijn, als bedreigend ervaart. Er zijn globaal drie vormen van geweld te onderscheiden: verbaal, geestelijk en fysiek geweld. Bij verbaal geweld valt te denken aan schelden en beledigen. Bij geestelijk geweld gaat het onder andere om irriteren, lastig vallen, onder druk zetten of bedreigen. De meest ingrijpende vorm is fysiek geweld, dat zich uit in bijvoorbeeld vastgrijpen, schoppen, slaan, bijten, steken of schieten. Als een leerling of medewerker lichamelijk letsel heeft opgelopen, is het zaak zo snel mogelijk medische hulp in te schakelen. Bij ernstige delicten is het wenselijk dat de persoon in kwestie aangifte doet bij de politie. Dit kan worden ervaren als een moeilijke stap. Het kan helpen als de contactpersoon of een lid van de directie meegaat. Pesten is geestelijk geweld, dat systematisch en doelbewust wordt gebruikt om de baas te spelen over een ander waardoor deze persoon geestelijk, fysiek en/of sociaal lijdt. Voorbeelden hiervan zijn aanhoudende denigrerende opmerkingen, zoals het afkraken van werk of opmerkingen over iemands uiterlijk. Ook iemand negeren of iemand het werk onmogelijk maken valt hieronder. Pesten via de moderne communicatiemiddelen zoals email of mobiele telefoon is de laatste tijd sterk in opmars. Ter aanvulling van dit handboek heeft het Liemers College een pestprotocol opgesteld, waarin beschreven staat hoe de school omgaat met pestgedrag.
2.4 Discriminatie "Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan." (Artikel 1 van de Grondwet). Definitie: Discriminatie is het maken van onderscheid op onterechte gronden en/of kenmerken als ras, huidskleur, sekse, geaardheid e.d., als gevolg waarvan een individu of een groep nadeel ondervindt. Er is sprake van racisme als mensen op grond van ras, huidskleur, nationale of etnische achtergrond worden gediscrimineerd. We verschillen nu eenmaal van elkaar: we zijn man of vrouw, jong of oud, we hebben verschillende godsdiensten, ons denken en doen kan verschillen, evenals onze seksuele voorkeur. Op het Liemers College staat respect voor elkaar hoog in het vaandel. Gedragsregels zijn in ieder gebouw terug te vinden om elkaar hieraan te herinneren.
3. Basisprincipes Iemand die te maken krijgt met ongewenst gedrag is er soms huiverig voor om actief hulp te vragen. Dit kan komen door verlegenheid, angst of schaamte. Niet alleen de aard van het incident, ook karakter, afkomst, geslacht en leeftijd spelen een rol. Een standaardprocedure vaststellen is niet mogelijk. Wel heeft de ervaring geleerd dat het bij elk incident belangrijk is om de persoon informeel te benaderen en meestal vaker dan één keer een gesprek aan te bieden.
5
In het bepalen van uw1 houding kunt u uitgaan van de volgende basisprincipes: • Empathie; verplaats u in de ervarings- en belevingswereld van de klager • Echtheid; gedraag u zoals u bent • Concreetheid; vraag door tot u een juist beeld heeft van de situatie Basisprincipes voor dit specifieke contact in deze specifieke situatie zijn:
3.1 De klager bepaalt waar de grens ligt Alleen de klager kan bepalen of hij iets ervaart als seksuele intimidatie, geweld of discriminatie. De grens tussen gewenst en ongewenst gedrag is voor iedereen verschillend.
3.2 Heb vertrouwen in de klager (het verhaal is waar) U vraagt zich niet af of iets waar is of niet, maar helpt de klager om een eind aan de ongewenste situatie te maken. Zoals de klager het verwoordt, zo wordt de klacht ook schriftelijk weergegeven. Als u de contactpersoon van de school inschakelt, kan deze de klacht nader onderzoeken door bijvoorbeeld hoor en wederhoor toe te passen in de klachtafhandeling. Als de klacht bij de externe klachtencommissie terechtkomt, wordt de klacht op grond van het reglement wel of niet ontvankelijk verklaard en door hen behandeld.
3.3 Laat (waarde)oordelen achterwege Grenzen zullen voor iedereen anders liggen. Wat voor de één een grove opmerking is, hoeft door een ander niet zo ervaren te worden. Het gaat altijd om de grenzen van de klager en niet om die van u.
3.4. De klager bepaalt wat er gaat gebeuren De klager heeft de regie in handen, dus hij bepaalt welke stappen er wel of niet genomen worden. U biedt in eerste instantie alleen een luisterend oor, maar u bent soms ook een raadsman of -vrouw. Naast informatie kunt u adviezen geven. Immers, uw ervaring en professionaliteit spelen ook een rol. De klager neemt uiteindelijk de beslissing of geeft u toestemming om te handelen. UITZONDERING OP DE REGEL: Sinds juli 1999 is de wet 'Meld - en aangifteplicht' van kracht. Als er een zedendelict is gepleegd met minderjarigen zijn scholen wettelijk verplicht om naar justitie te stappen.
3.5 Geen negatieve gevolgen voor de klager Het komt voor, dat de klager in een andere klas wordt geplaatst of wordt overgeplaatst naar een andere locatie. Daarmee wordt hij in feite ook gestraft. U dient dit te voorkomen, tenzij het gebeurt op uitdrukkelijke wens van de klager.
3.6 Zorgvuldigheid en vertrouwelijkheid bij het omgaan met informatie De informatie die de klager aan u toevertrouwt, is vaak emotioneel en beladen. U bespreekt deze informatie alleen met een contactpersoon, en contactpersonen bespreken het alleen met elkaar. Iedere klacht wordt serieus genomen, dus van iedere klacht wordt melding gemaakt op het daartoe bestemde formulier (zie bijlage, nog niet gereed).
1
Zoals beschreven in de inleiding richt dit handboek zich met name tot die personen die geconfronteerd worden met meldingen en/of klachten over ongewenst gedrag: docenten en overige medewerkers, mentoren, contactpersonen, vertrouwensdocenten en het management van de school
6
4. Gespreksvoering 4.1 Inleiding De begeleiding van leerlingen die met een melding komen over ongewenst gedrag vraagt om een gerichte gespreksbenadering. Voor sommige klagers is het voldoende om hun verhaal te vertellen. Anderen hebben iemand nodig om te verkennen hoe zij met dit ongewenste gedrag kunnen omgaan; weer anderen willen een officiële klacht indienen bij de externe klachtencommissie of bij de politie. Bij zwaardere vormen van ongewenst gedrag is één gesprek vaak niet genoeg. De verwerking kan pas later op gang komen. Om tot een eenduidige manier van werken te komen, vindt u in bijlage 1 een gespreksmodel dat u kunt gebruiken. (probleemanalyse en probleem oplossen, moet nog gemaakt worden….)
4.2 Fasen in de gespreksvoering De gespreksvoering bestaat uit drie fasen: Fase 1 : (voor een ieder waar de melding van de klacht binnenkomt) De eerste opvang: Laat vooral de ander praten. Probeer betrokken te luisteren, vraag door en vat samen. Het probleem wordt door de klager en in zijn bewoordingen schriftelijk vastgelegd. Indien nodig kan in dit of een volgend gesprek de verwerking van de ervaring plaatsvinden. Geef ruimte aan gevoelens van boosheid, verdriet, angst, schuld, schaamte, berouw. Voor een aantal klagers zal het hierbij blijven. Als een oplossing gewenst is, kan bij voorkeur in een volgend gesprek, fase 2 van start gaan. Schakel hierbij altijd de contactpersoon of een directielid in. Fase 2 : (voor contactpersoon en/of lid directie) Het probleem oplossen. Deze stappen van het gespreksmodel worden in één of meerdere gesprekken gezet. U noteert eventuele afspraken die hieruit voortvloeien. Waar nodig kunt u als contactpersoon of directielid zich laten adviseren door een externe vertrouwenspersoon. Fase 3 (voor contactpersoon en/of lid directie) Eventueel kunt u nazorg aanbieden. Er kan o.a. gesproken worden over de invloed van het incident op het functioneren op school. Zit de leerling thuis, onderzoek dan op welke manier en wanneer de leerling weer naar school kan komen. Bij een zwaar incident is het wenselijk om na één tot twee maanden in een gesprek nogmaals op het incident terug te kijken.
7
4.3 Tips: doen! (voor contactpersoon en/of lid directie) • • • • • •
• • •
Zet klachten en getuigenissen zo snel mogelijk op papier. Maak een verslag van alle officiële gesprekken. Laat het verslag voor akkoord tekenen door alle betrokkenen. Leg een goed archief aan, dat alleen toegankelijk is voor u en contactpersonen. Waarborg privacy. Spreek de klager in een storingsvrije ruimte. Houd contact Geef complexe klachten/ kwesties of kwesties waar u nauw bij betrokken bent door aan de externe vertrouwenspersoon voor verdere of gezamenlijke klachtafhandeling; overleg met uw direct leidinggevende voor advies Overleg niet alleen over de beste aanpak en mogelijke oplossingen, maar ook over de analyse van de kwestie Check dit op haalbaarheid en wenselijkheid Houd vol tot het echt opgelost is. De afhandelingen kunnen erg verschillen in tijdsduur.
4.4 Tips: niet doen! •
• • •
Vragen stellen als: o waarom ben of heb je niet … o waarom ben je niet eerder gekomen? o waarom heb je niet eerder aan de bel getrokken? o waarom heb je hem/ haar niet laten weten dat je er last van hebt? o waarom heb je het niet met je leidinggevende besproken? Als u de klager ter verantwoording roept, wordt de situatie te onveilig en zal het contact verbroken worden. Een gesprek aangaan van de klager met de aangeklaagde, tenzij de klager het zelf als een goed idee beschouwt. Nooit geheimhouding beloven, wel zorgvuldigheid! Want soms moet u doorverwijzen of heeft u meldplicht.
4.5 Telefoongesprek Gespreksitems: • noteer naam en telefoonnummer; • stel de beller op zijn gemak; • luister en maak een keuze: verder gaan met het telefoongesprek of een afspraak maken op korte termijn; • noteer de leslocatie of de stageplaats; • maak een inschatting van de acuutheid van het probleem; • meld dat de klacht op papier wordt gezet; • maak indien nodig een vervolgafspraak; • werk laagdrempelig: vertel waar, hoe en wanneer je bereikbaar bent.
8
5. Valkuilen 'Afstand' en 'betrokkenheid' zijn de sleutelwoorden voor het vertrouwenswerk. Het is goed alert te zijn op de volgende valkuilen: •
•
•
•
Te grote betrokkenheid. Maak het probleem van de klager niet tot uw probleem. Houd voldoende afstand. Vraag u telkens af wat u zelf kunt doen en wat u beter kunt doorverwijzen. Zoek niet zelf naar oplossingen. U kunt de neiging voelen om de redder te spelen. De klager zal zelf naar een oplossing moeten zoeken. U bent er om opvang te bieden, voor te lichten, te adviseren en te wijzen op de wegen die voor de klager open staan. De klager kan het gebeurde bagatelliseren, uit angst dat het gedrag de aangeklaagde zwaar aangerekend wordt of uit angst voor represailles; ga niet mee met het bagatelliseren van het gebeurde en de gevolgen daarvan voor de klager. Loyaliteit van u met de dader: "zo'n aardige …, dat heeft hij vast niet zo bedoeld…"
6. Verwijzen 6.1 Inleiding Als u merkt, dat er bepaalde grenzen worden bereikt, gaat u over tot doorverwijzing. Naar wie u doorverwijst, hangt af van de aard van de problematiek. Ligt het probleem vooral op het gebied van de privé-omstandigheden en wordt daardoor de voortgang van de opleiding belemmerd, verwijs dan door naar schoolarts. Is er sprake van ongewenst gedrag op de stageplaats en/of op school en wordt hierdoor de voortgang van de opleiding belemmerd, verwijs dan door naar de contactpersoon of de externe vertrouwenspersoon. Deze instanties beschikken over een lijst met interne mogelijkheden om door te verwijzen en een externe sociale kaart van de hulpverlenende instanties van Zevenaar. Realiseert u wat de grenzen van uw beroep zijn; u bent geen hulpverlener.
6.2 Wanneer verwijzen? • • •
• • • • •
Als u te weinig inzicht heeft in het aangedragen probleem. Als u wel voldoende van de materie weet, maar nog over te weinig vaardigheden beschikt om de klager te helpen. Als de begeleiding overgaat in therapie. Het is van belang stil te staan bij de verschillen tussen begeleiding en therapie. Bij begeleiding houdt u zich bezig met wat relevant is voor de schoolopleiding en het succesvol afronden daarvan. Als u merkt dat er zulke grote verschillen zijn in persoonlijkheid en opvattingen, dat het niet lukt om tot een vertrouwelijk contact te komen. Als uw eigen objectiviteit in het geding komt. Als de klager aangeeft liever te willen praten met iemand van een andere sekse of met een ander persoon. Als de klager zelf aangeeft naar een externe hulpverleningsinstantie te willen. Als de klager zelf aangeeft liever met een contactpersoon te willen praten.
9
7. Welke wegen staan er voor de klager open? Inleiding Regelmatig komt het voor, dat een klager ervoor kiest te praten om 'het verhaal kwijt te kunnen' aan iemand. De angst voor mogelijke represailles kan een reden zijn om van verdere stappen af te zien. Of men wil wel een klacht indienen, maar dan anoniem. Wanneer de klager ervoor kiest om de aangeklaagde aan te klagen (dat kan niet anoniem!), bestaan er een aantal scenario's: • Contactpersoon Bij incidenten op het gebied van SEKSUELE INTIMIDATIE is het gebruikelijk de deskundigheid van de interne contactpersoon in te schakelen. • Locatiedirectie Bij vermoedens van of klachten met betrekking tot BEDREIGING, GEWELD en/of DISCRIMINATIE is de locatiedirectie aanspreekpunt. • Klachtencommissie De Stichting SVOL is aangesloten bij de klachtencommissie van het VBKO. De klachtencommissie is belast met het onderzoek van klachten en signalen met betrekking tot seksuele intimidatie, discriminatie en/of geweld. Deze commissie bestaat uit leden die niet in dienst zijn van het Liemers College of de Stichting SVOL. De contactpersoon kan de klager vóór, tijdens en na de zittingen van de klachtencommissie bij staan. • Meldplicht / aangifteplicht Zoals u al eerder heeft kunnen lezen, is per 1 juli 1999 de 'Wet op bestrijding van seksueel misbruik en seksuele intimidatie' van kracht geworden. De wet verplicht personeelsleden om het bevoegd gezag onmiddellijk te informeren als zij - op welke manier dan ook - informatie krijgen over een mogelijk zedenmisdrijf, gepleegd door een medewerker van de school jegens een minderjarige deelnemer. De meld- en aangifteplicht loopt altijd via de rector van de school.
10
8. De aangeklaagde 8.1 Inleiding U of de contactpersoon ondersteunt de klager bij het vinden van een voor hem geëigende oplossing na een ongewenste ervaring. Dit betekent: opvang en begeleiding bieden die nodig is en de klager informeren over mogelijke informele en formele stappen.
8.2 Het informele traject Na een doorverwijzing door u, tracht de contactpersoon in eerste instantie en afhankelijk van de ernst van de melding tot een oplossing te komen van de gesignaleerde problemen. De contactpersoon tracht tot afspraken te komen met de aangeklaagde en kan deze afspraken schriftelijk vastleggen. Het voeren van gesprekken met de klager en de aangeklaagde gebeurt zo mogelijk binnen 14 dagen nadat de melding bij de contactpersoon is ontvangen. Indien melding is gemaakt door een ouder van een leerling, kan ook de ouder door de contactpersoon worden gehoord, tenzij bijzondere omstandigheden zich daartegen verzetten. Enkele kanttekeningen: − U kunt beter niet bemiddelen tussen de klager en de aangeklaagde, aangezien u achter de klager staat en derhalve niet neutraal bent. U kunt voor de bemiddeling een neutrale derde partij inschakelen. Dit is iemand in wie zowel de klager als de aangeklaagde hun vertrouwen uitspreken. Als de zaak al bij een contactpersoon van de school ligt, kan een andere contactpersoon eventueel optreden als bemiddelaar. − U kunt wel de klager stimuleren om zelf actie te ondernemen naar de aangeklaagde, door een gesprek aan te gaan of een brief te schrijven. U kunt helpen bij de voorbereiding van dit gesprek of bij het opstellen van de brief. Als de klager dit zelf wil, kunt u tijdens het gesprek als stille derde aanwezig zijn ter ondersteuning van de klager. − U of de contactpersoon kunt desgewenst de aangeklaagde in algemene termen wijzen op het gedrag dat als intimiderend wordt ervaren, zonder de naam van de klager te noemen. Dit valt onder het geven van feedback en heeft op dat moment geen consequenties voor de aangeklaagde. Door het gedrag te benoemen en de effecten daarvan, nodig je de aangeklaagde uit om over zijn gedrag na te denken en dit zo nodig te wijzigen. − Als het een minderjarige leerling betreft, dienen de ouders/verzorgers geïnformeerd c.q. ingeschakeld te worden.
8.3 Het formele traject Wanneer de klager kiest voor het formele pad (externe klachtencommissie en / of aangifte bij de politie) staan ten aanzien van de aangeklaagde de volgende mogelijkheden open: − − −
De aangeklaagde wordt door u zakelijk geïnformeerd over de klachtenprocedure, het schrijven van een verweerschrift, de dossiervorming. Bovendien kunt u de aangeklaagde wijzen op het verkrijgen van professionele steun door vakbond, rechtsbijstandverzekering en/of jurist. Emotionele steun kan een aangeklaagde krijgen bij de Arbo-dienst of een externe vertrouwenspersoon, maar dan wel bij een andere dan de contactpersoon die al betrokken is bij de klager van de betreffende zaak.
11
8.4 Wat te doen bij een valse aanklacht? Wanneer een aanklacht / aangifte op valse gronden blijkt te berusten, is rehabilitatie van de aangeklaagde aan de orde. Het is mogelijk, dat de ten onrechte beschuldigde nog niet toe is aan rehabilitatie. De ervaring leert, dat hij vaak allereerst behoefte heeft aan persoonlijke begeleiding. Een valse beschuldiging gevolgd door een klachtenonderzoek / politieonderzoek kan een ingrijpende ervaring zijn. De betrokkene kan behoefte hebben aan een vorm van professionele hulpverlening bij de verwerking van deze ervaringen. Rehabilitatie kan niet de beschadiging wegnemen die een onterechte beschuldiging toebrengt. Rehabilitatie voorkomt geen roddel en achterklap. Wel kan een officiële rehabilitatieprocedure voor de beschuldigde medewerker of leerling een stap zijn in het herwinnen van zijn zelfrespect. Zo'n traject wordt in overleg met de valselijk beschuldigde samengesteld. Mogelijkheden zijn: een brief aan leerlingen c.q. ouders, een teamgesprek of een leerlingenbijeenkomst al dan niet in aanwezigheid van de vals beschuldigde. Het bevoegd gezag kan tevens maatregelen nemen jegens de leerling(en) die de valse beschuldiging heeft/hebben geuit. Dit kan variëren van de eis dat in het openbaar excuses worden aangeboden tot schorsing of verwijdering. De aangeklaagde kan over een incorrecte behandeling door het bevoegd gezag een klacht indienen bij de klachtencommissie. De aangeklaagde wordt daarmee klager.
8.5 Wat te doen bij een terechte aanklacht? ( een klager wordt nu dus 'slachtoffer' genoemd en een aangeklaagde 'dader') Bij acties die nodig zijn in de richting van daders van (ernstiger) vormen van ongewenst gedrag hoeft niet alleen gedacht te worden aan de bestraffing. Met alleen bestraffing wordt herhaling niet voorkomen. Er is ook opvang en begeleiding van de dader nodig. Evenals bij de opvang van slachtoffers is het niet altijd mogelijk per type incident vast te leggen welke opvang en begeleiding voor de dader kan worden gebruikt. De geschiedenis en de opstelling van de dader spelen daarin een rol. Het is daarom van belang dat duidelijk is wie er op de locatie verantwoordelijk is voor opvang en begeleiding van daders. Bij voorkeur is dit de leidinggevende die ook straffen toekent. In de praktijk zal het erop neerkomen, dat leidinggevenden, mentoren, docenten en andere begeleiders zich bezighouden met de opvang en begeleiding van klagers, terwijl de opvang en begeleiding van daders waarschijnlijk door één of twee leidinggevenden worden geboden, die ook de straf vaststellen. U heeft voor de invulling van deze taak minimaal een lijst nodig met de acties die u kunt toepassen. Te denken valt aan het afsluiten van een houdingscontract, overplaatsing naar een andere groep of locatie of zoals eerder al werd genoemd een vorm van bemiddeling tussen dader en slachtoffer. Naar gelang de ernst van het vertoonde wangedrag kan gekozen worden voor gesprekken met verschillende mensen. U, een contactpersoon, maar ook een politieagent kunnen bij een gesprek worden betrokken. Als de dader nog bij zijn ouders in huis woont, kunnen zij ook worden uitgenodigd. Soms is doorverwijzing naar een professionele hulpverlener op zijn plaats. Het doel van een opvanggesprek is om ervoor te zorgen dat herhaling wordt voorkomen. Het is niet de bedoeling opnieuw een oordeel te vellen over het gedrag, want dat is reeds afgehandeld in de toekenning van een sanctie.
12
9. Enkele nuttige adressen •
Contactpersonen per locatie
• Contactpersoon (voor leerlingen: schoolarts, voor personeel: arbo Doetinchem) •
Klachtencommissie bestuur (aangesloten bij klachtencommissie VBKO)
•
Landelijk Meldpunt Inspectie: (0900) 111 31 11
• www.huiselijkgeweld.nl • www.sociaalvaardig.nl
Bijlagen: stappenschema’s
13
Bijlage bij Handboek; omgaan met ongewenst gedrag. De beginsituatie Melding van seksuele intimidatie, discriminerend gedrag, agressie, geweld en pesten. (ongewenste omgangsvormen)
MELDING
”hart luchten in gesprek met mentor, docent, conciërge, etc.”
Gesprek tussen docent/mentor/… en klager.
Docent/mentor/…. en klager stellen vast of er vervolggesprekken nodig zijn.
nee
Registratie door docent/mentor
ja
Actie: Zelf of zie situatie 2
14
Situatie 2 Stap 0
Stap1
MELDING
Bij contactpersoon (cp) van de locatie
Hoor en wederhoor; Telefonisch, mondeling of schriftelijk gesprek tussen contactpersoon en klager.
Stap 2 Klager en contactpers. stellen vast of er vervolggesprekken nodig zijn.
nee
Registratie door contactpersoon
Stap 3 ja
Gesprekken door contactpersoon met: - klager - aangeklaagd - hoor en wederhoor Maatregelen nodig?
nee
Nazorg, registratie door contactpersoon
ja
Stap 4
Klager onderneemt zelf stappen en meldt klacht bij management of dient formele klacht in bij • rector • of bestuur • of externe klachtencie
Contactpersoon levert nazorg. Klachtenprocedure treedt bij formele klacht in werking
Contactpersoon stelt met toestemming van klager management op de hoogte
Management: Neemt na hoor en wederhoor maatregelen
Einde melding: Registratie door Contactpersoon.
15
Situatie 3 Melding leerling over medeleerling of personeelslid bij directielid. Bij een melding schakelt het directielid direct de contactpersoon van de locatie in én informeert de klager hierover. Vervolg zie situatie 2, waarbij in de eerste 4 stappen in overleg met klager gekozen wordt uit drie mogelijkheden: directielid draagt gesprekken in de eerste 4 stappen over aan de contactpersoon van de locatie directielid en contactpersoon voeren de gesprekken in stap 1 t/m 4 samen. directielid voert de gesprekken in stap 1 t/m 4 en informeert hierover bij elke stap de contactpersoon. P.M. Klachten die niet door de directie en/of bevoegd gezag afgehandeld kunnen worden, worden voorgelegd aan de klachtencommissie (zie Algemene Klachtenregeling, 2004, SVOL) De klacht wordt door de klachtencommissie wel/niet ontvankelijk verklaard.
16