Trainershandboek Knapen
Scholieren SK Reningelst Seizoen 2008-2009 Trainershandboek Scholieren
Pagina 1
Beste trainer, Beste ploegafgevaardigde,
Voor u ligt het trainershandboek voor de knapen/ SCHOLIEREN. Dit handboek poogt een hulpbron te zijn om uw trainingen, uw omgang met de ouders, spelers… te helpen begeleiden. Het beslaat eveneens het jeugdopleidingsplan voor deze doelgroepen. Hierin vind je nauwgezet welk plan je dient te volgen, teneinde te kunnen werken binnen de visie die SK Reningelst heeft uitgestippeld voor zijn jeugdwerking. Het handboek heeft zeker niet de intentie een statisch document te blijven. Dit document moet permanent geëvalueerd te worden, aangepast en bijgestuurd naar aanleiding van de maandelijkse bijeenkomsten, waar we de werkwijze, de tools, het jeugdopleidingsplan permanent zullen evalueren. We hebben ook niet de pretentie om dit leerplan voor het opleiden van onze jeugdvoetballers voor te stellen als DE manier, veel eerder als EEN manier om in onze opleiding een zekere opbouwende lijn te steken. Het is vooral de bedoeling om de vaardigheden progressief aan te bieden van makkelijk naar moeilijk EN aangepast aan het niveau en typische leeftijdskenmerken van de diverse leeftijdsgroepen. Enkel via dit gestructureerd werken kunnen we tot resultaat komen. Als iedereen op eigen houtje werkt en met zijn oefenstof van de hak op de tak springt komen we er nooit. Dit leerplan wil een houvast zijn en een leidraad bieden aan onze jeugdtrainers. Naast dit plan is het ook de bedoeling jullie in de toekomst te ondersteunen met ander didactisch materiaal, zoals tijdschriften, boeken, dvd’s en infovergaderingen of studiedagen. Hopende dat dit document al een aanzet kan zijn om je een leidraad te geven in het begeleiden, animeren, trainen van je spelers wensen wij je alle plezier en voldoening toe in het beoefenen van je functie als JEUGDTRAINER
Het bestuur TVJO
Trainershandboek Scholieren
Pagina 2
1.Functieomschrijving Het spreekt voor zich, wil men jeugdtrainer zijn men toch over enige kwaliteiten dient te beschikken om deze ploegjes op een optimale manier te kunnen begeleiden. Wat wordt er nu verwacht van een jeugdtrainer Hieronder volgt er een opsomming van de zaken die wij als club belangrijk vinden om te kunnen werken met deze leeftijdscategorieën
1.1. SCHOLIEREN
Hij is eerlijk en consequent met alle spelers Hij durft zichzelf als trainer ook wel eens ter discussie stellen en zelfevaluatie behoort tot een van zijn kerntaken Hij geeft het goede voorbeeld Hij beschikt over de kennis en het inzicht van het tactisch onderrichten en coachen zowel per positie,linie als team Hij heeft bijzondere voeling voor de typische kenmerken voor deze leeftijd (pubergedrag) Hij kan zich perfect plaatsen in de leefwereld van deze spelers Hij is in staat om toch nog voldoende fun in zijn training te steken zonder zijn doelstellingen uit het oog te verliezen Hij heeft tijd voor persoonlijke gesprekken Hij heeft een goed organisatietalent, en kan op een positieve manier conflicten oplossen Hij besteed voldoende aandacht aan zijn trainingsvoorbereidingen
….
1.2. PLOEGAFGEVAARDIGDE Tijdens de thuiswedstrijden
Opvang van de scheidsrechter(s), drankje aanbieden, begeleiden, informeren naar bijkomende wensen Oplossing geven aan eventuele tekortkomingen Aanbieden scheidsrechtersblad en identiteitscontrole Namen van de spelers noemen met hun rugnummer Opvang van de bezoekende ploeg : kleedkamer aanwijzen, Uitnodigen tot het invullen van het wedstrijdblad, koffie of drank aanbieden Drankbonnetjes bezorgen Opvang van de eigen spelersgroep, verzamelen identiteitskaarten, invullen scheidsrechtersblad, wedstrijduitrusting uitdelen
Tijdens de wedstrijd
Toezicht neutrale zone Verzorging van de gekwetste spelers Andere wedstrijdballen ter beschikking houden Opname keuze drank trainers + afgevaardigde bezoekers voor in de rust
Trainershandboek Scholieren
Pagina 3
Tijdens de rust
Begeleiding van de scheidsrechter Drank aanbieden
Na de wedstrijd
Wedstrijduitrusting verzamelen, natellen en aanstippen op de lijst Wedstrijduitrusting klaar zetten in lokaal voor de wasserij Scheidsrechterblad goed nakijken, ondertekenen en duplicaat bezorgen aan de tegenstrever Identiteitskaarten teruggeven, gekwetsten doorsturen naar medische diensten, eventueel een ongevallenformulier bezorgen en uitleg geven van de te volgen procedure
Bij uitwedstrijden
Klaar zetten van de wedstrijd outfit Klaarzetten van de verzorgingskist en waterzak
Voor, tijdens en na de wedstrijd
Meestal dezelfde taken als bij thuiswedstrijden: wedstrijdtruien, scheidsrechtersblad duplicaat vragen, spelers verzorgen bij kwetsuur, truitjes natellen en aanstippen op het blad, kleedkamer als laatste inspecteren Drankbonnen ontvangen Bij aankomst eigen terrein wedstrijduitrusting zetten in lokaal voor de was
Trainershandboek Scholieren
Pagina 4
2. Het voetbalwoordenboek Doel van het voetbalwoordenboek is het gebruiken van standaardtermen voor voetbalsituaties. Als iedereen binnen de club dezelfde woorden voor dezelfde situaties gebruikt dan weet elke speler met één woord wat er bedoeld wordt. We gaan dit ook gaan opbouwen per leeftijdcategorie. Hier staan alle termen, maar voor knapen specifiek vind je de meest gebruikte termen verder in het opleidingsplan. Woord
Omschrijving
Andere voet
De speler moet de bal niet met zijn “goede voet” spelen maar met de andere voet.
Bal aanname
De speler dient de bal beter aan te nemen en onder controle te brengen
Balbezit
Bal in de eigen ploeg houden door nauwkeurig te combineren
Baltempo
Het tempo waarmee de bal verplaatst word. Dit tempo bepaalt het tempo van de wedstrijd en niet het looptempo van de spelers.
Binnenkant verdedigen
De speler dient de tegenstander aan de binnenzijde te verdedigen
Breed houden
Speelveld door positiespel zo breed mogelijk te houden Speler die de bal aanneemt moet men behulp van zijn lichaam de bal bij de aanname afschermen, bvb door de armen zijwaarts te houden.
Breed maken
Coachen
De spelers moeten elkaar aanwijzing geven
Compact spelen
Linies moeten dichter bij elkaar spelen
Dieper
De speler moet verder naar voren spelen
Doorschuiven
De speler dient één linie verder naar voren te schuiven
Driehoek
De speler in balbezit moet twee afspeelpunten hebben, zodanig dat de drie spelers een driehoek vormen.
Een keer raken
Het combineren waarbij elke speler de bal maar één keer raakt
Eerste paal
Speler moet naar die zijde van het doel lopen waar de bal vandaan komt.
Eerste en tweede paal
Een van de spitsen moet naar de eerste paal en de andere naar de tweed paal lopen.
Geef
Het vragen van de bal
Trainershandboek Scholieren
Pagina 5
Kaatsen
De speler die de bal ontvangt dient de bal met één keer raken verder te verplaatsen, vaak nagenoeg terug in de richting van waaruit de bal is gekomen.
Kameleon
Speler die tijdens de training steeds meespeelt met de ploeg in balbezit De spelers dient de middenas van het veld meer af te dekken. Geldt voor spelers die aan de buitenkant spelen.
Knijpen
Korter
De speler moet dichter bij de tegenstander verdedigen.
Kruisen
Bij spitsen moet de looprichtingen van de beide spelers elkaar kruisen.
Lange bal
Lange pass in de lengte van het veld
(Man in de) rug
De speler die de bal ontvangt heeft kort achter zich een verdediger waardoor het moeilijk is om de bal aan te nemen.
Opendraaien
De speler die de bal aan neemt, dient de bal in de andere richting (180°) verder te spelen
Rugdekking
De speler dient zijn collega-speler in zijn rug te steunen als die naar de bal en de tegenstander toegaat.
Sterk
Lichaam gebruiken bij duel om de bal
Steunen
De speler in balbezit steunen door je aan te bieden dicht in de buurt van hem, maar niet gaan staan achter een tegenstander
Tijd
Speler die de bal aanneemt heeft voldoende tijd om de bal aan te nemen, alvorens verder te verplaatsen.
Vooruit verdedigen
De tegenstander zoveel mogelijk bij zijn eigen doel onder druk zetten als hij balbezit heeft.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 6
3.Jeugdbeleidsplan 3.1. Algemene bepalingen 3.1.1. Van voetbal”training” naar voetbal”les”. Kinderen volgen tennisles, in de muziekschool krijg je muziekles…maar in het voetbal krijg je training. Dit is al te vaak zomaar wat bezig zijn met een bal. Onze training moet meer een les worden, waarbij een (voetbal)leerdoelstelling het onderwerp is. Daarom ook is dit opleidingsplan opgemaakt
Dit opleidingsplan is DE START en niet DE FINISH. We zijn er ons terdege van bewust dat er altijd een spanningsveld ligt tussen de theorie (wat dit plan toch is) en de praktijk. Daarom moet dit plan aan de hand van de ervaringen uit de praktijk, samen met de trainers, periodiek herzien worden. Zij moeten die oefeningen naar voor brengen waarvan de praktijk hen leert dat ze heel goed geschikt zijn om de leerstof (aan die of die desbetreffende groep) aan te leren. Via deze periodieke evaluatie kunnen we na enkele jaren komen tot een pakket van oefenstof per leeftijdsgroep, waarvan we zeker zijn dat ze voldoet aan de noden en verlangens van die groep. Op die manier moet ook de instap voor nieuwe, onervaren trainers makkelijker worden. Dit betekent geenszins dat we nieuwe evoluties met betrekking tot het geven van een moderne en goed gestructureerde trainingen niet op de voet zullen blijven volgen en indien nodig deze ook op te nemen in dit plan.
3.1.3. Techniek is het allerbelangrijkste Hoewel er in dit opleidingsplan ook enkele essentiële tactische aandachtspunten besproken worden. Conform onze opleidingsvisie is het leren van techniek echter het allerbelangrijkste, want er bestaat geen enkel tactisch concept dat technisch beperkte voetballers zal toelaten om kansen te creëren. Wees hiervan overtuigd: geen tactiek zonder techniek”. Immers de tactiek bepaalt “WAAR” de bal komt, de Techniek “OF” hij er komt.
3.1.4. “De kwaliteit van een universiteit staat of valt bij de deskundigheid van de professoren” (citaat Wiel Coerver): Ook dit plan valt of staat met de uitvoering ervan. Daarvoor zijn jullie trainers verantwoordelijk. We hopen om jullie daarin te kunnen helpen en te kunnen documenteren met de nodige DVD’s, boeken en magazines. Ook krijgt iedere trainer een account om gratis de oefenstof van de balbalschool te kunnen raadplegen. we rekenen erop dat jullie medewerking aan de opbouw en verdere uitwerking en het volgen van dit jeugdopleidingsplan onvoorwaardelijk zal zijn. Het kan onze spelertjes en onze club alleen maar ten goede komen.
3.1.5. Hoe moet je dit opleidingsplan gebruiken en opvatten? We hadden het er al over dat een voetbal-training eigenlijk een voetbal-les moet zijn. Voor het uitschrijven van dit opleidingsplan hebben we trouwens ook gekeken hoe in het onderwijs leerstof aangeleerd wordt. Dit concept hebben we gekopieerd en omgezet naar het voetbalspel.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 7
Vertrekkend van de specifieke leeftijdskenmerken van de kinderen hebben we geprobeerd om de voetbalvaardigheden in te delen per leeftijdsgroep.
Voor elke leeftijdsgroep hebben we bepaald wat ze eigenlijk al moeten kunnen op het moment dat ze overstappen van de ene naar een andere leeftijdscategorie. Vb. van knapen naar scholieren. In het onderwijs spreekt men van de eindtermen.
Om de vooropgestelde leerdoelstellingen te halen moeten we de kinderen de meest geschikte oefenstof aanbieden. Dit pakket is gebaseerd op oefenstof van de balbalschool. Alle trainers krijgen een account van de oefenstofdatabase van de balbalschool, en krijgen ze ten gepaste tijde een mail vanuit de balbalschool, waar ze volledig uitgewerkte trainingen ontvangen. De trainers zullen dan gevraagd worden om die oefeningen aan hun groep te geven EN om daarna te evalueren in functie van hun groep. (was het leuk, konden ze het uitvoeren, waren er voldoende leermomenten) zullen o.a. de criteria zijn. Uiteraard mogen de trainers ook zelf geschikte oefeningen naar voor brengen maar wel kaderend binnen de visie van de club dwz we beginnen niet met bvb rondjes lopen rond het veld om het fysische aspect te verbeteren. Daarvoor zullen andere alternatieven worden aangeboden.
Rekening houdend met de raadgevingen van de trainers zal de oefenstof ingedeeld worden bij de leeftijdsgroep waarvoor die oefening volgens de trainers geschikt lijkt. Eenzelfde oefening kan uiteraard voor meerdere leeftijdsgroepen geschikt zijn. Op die manier komen we dan per leeftijdsgroep tot “een handboek”, een pakket oefeningen waarvan we zeker zijn dat ze héél geschikt zijn voor die groep.
Net als in het onderwijs zullen we verder ook huiswerk meegeven. Ook hier zal er geschikte oefenstof gemaakt worden en (waarschijnlijk) via filmpjes op CD gezet of via internet aangeboden worden, waardoor we elke speler zijn huiswerk kunnen meegeven.
We zijn er ons van bewust dat het enkele jaren en vele evaluaties zal duren vooraleer dit “project” helemaal op poten zal staan. We hopen dat we samen met jullie trainers hier iets unieks kunnen van maken, waardoor onze jeugdopleiding beter maar vooral ook leuker wordt voor de kinderen. Bij de praktische uitwerking zijn jullie trainers de belangrijkste schakel. Uw motivatie en inzet zal bepalend zijn voor het slagen van onze nieuwe aanpak. Om constant dit plan te kunnen evalueren en up-to-date te houden zullen we dan ook iedere eerste donderdag van de maand de koppen bij elkaar steken. Alvast bij voorbaat bedankt!
Trainershandboek Scholieren
Pagina 8
4. De organisatie rond een jeugdteam en de relatie trainers, ouders, spelers en supporters Voor we het jeugdplan gaan ontplooien besteden we best eerst wat aandacht aan andere actoren waarmee we zullen worden geconfronteerd gedurende de gehele jeugdopleiding. Eerst staan we even stil bij zaken als daar zijn, de taken van een jeugdtrainer, de relatie tussen jeugdtrainer en derden, de communicatie, en enkele algemene afspraken.
4.1. Taken van de jeugdtrainers Verzorgen van de trainingen Begeleiden van ploeg bij wedstrijden en tornooien Regelen van vervoer Communiceren met de ouders Communiceren met andere jeugdtrainers Toezicht op gebruik van materialen, velden en accommodatie Het vertegenwoordigen van de vereniging naar buiten toe Om deze taken goed te kunnen uitvoeren dienen een aantal begrippen nader te worden uitgelegd. Het belang Voetbal is een teamsport waarvoor bewust gekozen wordt. SK Reningelst is een vereniging met verschillende teams en spelers. Dit betekent dat in gedrag en organisatie het individuele belang altijd ondergeschikt is aan het teambelang en het teambelang ondergeschikt is aan het verenigingsbelang. Wel erkennen we in de opleiding van jeugdspelers dat de ontwikkeling van de individuele speler niet ondergeschikt mag zijn aan het resultaat van het team. Het sociale aspect Bij de voetbalvereniging komen kinderen van verschillende gezinnen die meestal op verschillende scholen zitten bij elkaar. Een taak van het jeugdvoetbal is dus ook het bijdragen aan de opvoeding van een jongere t.b.v. de maatschappij, het leren omgaan met discipline, leiding, regels, normen en waarden, en dus ook de sociale aspecten van het leven en het voetbal. Dit is een belangrijke taak naast het leren voetballen. Tweeslachtigheid Om voetbalbeleid en sociaal beleid goed uit te voeren is het voor de jeugdspeler en zijn ouders noodzakelijk dat de organisatie en het beleid duidelijk zijn. Er moet dus continu aandacht bestaan voor alle betrokkenen alles goed uit te leggen ====> communicatie!!! Binnen dit beleid bestaat geen ruimte voor tweeslachtigheid. De jeugdspeler zelf heeft behoefte aan duidelijkheid en aan leiding. Wees niet bang om duidelijk te zijn, want op lange termijn levert duidelijkheid meer respect op.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 9
Dit betekent dat het bij de begeleiding ook duidelijk moet zijn wie de trainer is, en wie dus de zaken bepaalt. Bij de jeugdploegen wordt er gestreefd naar een begeleiding van twee tot drie personen. Binnen dit begeleidingsteam dienen er duidelijk afspraken gemaakt te worden over wie het “voetbalidee” regelt en wie de andere overigens even belangrijke zaken regelt. De vereniging bepaalt het beleid en niet de ouders, de ouders dienen het beleid te accepteren, maar natuurlijk staat de vereniging steeds open voor overleg.
4.2 De relatie met en invloed van ouders. Ouders vertrouwen hun kinderen aan onze zorg toe, en ouders erkennen daarbij de spelregels die er binnen de vereniging gelden. Desondanks blijven het kinderen van die ouders. Hierdoor ontstaat soms een moeilijke driehoeksrelatie.
Trainer
ouder
Kind/Speler
Let op : Voorkom dat het kind tussen twee vuren komt!!!!!!
De relaties : Trainer Speler
Informatie, corrigeren en uitleg over “voetbal” Informatie, corrigeren en uitleg over regels van de vereniging Toezicht op gedrag binnen de vereniging en veld Trainer is de coach!!! Trainer is bij de club de baas
Trainershandboek Scholieren
Pagina 10
Ouder kind begeleiden van en naar het veld steunen en motiveren enthousiasmeren meehelpen corrigeren wangedrag Ouder is geen coach Ouder is thuis de baas Trainer Ouder
open communicatie Uitleg over gedrag en regels binnen vereniging stimuleren betrokkenheid
4.3. Tips voor de trainer
wees een voorbeeld in gedrag en woordgebruik discipline dwing je af door opstelling niet door verbaal geweld bereid zaken goed voor en wees op tijd bij begin seizoen ouder-overleg met tekst en uitleg over regels en werkwijze Maak afspraken over tijden, kleding, douchen, afwezigheden, rol ouders.
probeer problemen voor te zijn bij problemen : voer overleg met jeugdcoördinator of bestuursverantwoordelijke organiseer met ouders het vervoer maak speler binnen de vereniging zo afhankelijk mogelijk van de ouder sluit ouders niet buiten, maar vraag daar waar nodig hun hulp bv opzetten doeltjes, bij nevenactiviteiten etc geef spelers vertrouwen, zij en de ouders moeten op jou kunnen vertrouwen
Dus de jeugdtrainer is veel meer dan voetballen leren en coachen, eigenlijk is de rol nog moeilijker dan trainer te zijn van een eerste klasse club
4.4. Communiceren Communiceren is een zeer belangrijk aspect binnen de jeugdwerking en wel om de volgende redenen:
Er dient binnen de jeugdploegen volgens één lijn gewerkt te worden, zodat er een duidelijke overlap tussen de ploegen aanwezig is en daarvoor is onderlinge communicatie van groot belang : het praten over voetbal tussen de trainers onderling.
In een van de vorige alinea is de relatie met de ouders omschreven, ook hierin speelt communicatie een belangrijke rol.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 11
Trainen en coachen is een vorm van lesgeven. Hoe beter je jouw lesstof bij de spelers krijgt overgebracht, des te beter is het rendement. Bij trainen en coachen speelt communicatie dus een wezenlijke rol.
4.5. Het overleg tussen trainers onderling Praten over het voetbal is essentieel. Door te praten over het voetbal kun je van anderen leren, maar kunnen anderen ook van jouw leren, zowel van dingen die goed gaan als zaken die fout gaan. Naar elkaar toe commentaar geven vereist zorgvuldigheid, want ondanks het feit dat het om de inhoud gaat wordt vaak gelet op de manier waarop commentaar wordt gegeven. Kritiek geven
= helder en duidelijk formuleren
Kritiek ontvangen
= kwetsbaar durven opstellen
Het is gemakkelijk en hopeloos fout om je collega tot de grond toe af te breken, maar het is net zo fout om kritiek te ventileren achter iemands rug om. Wees duidelijk en recht door zee, dus zeg waar het op staat.
4.6. Overleg met ouders en derden Realiseer je altijd dat de ander jou als afgezant ziet van de vereniging. Dus let daarop door middel van gedrag, woordgebruik en lichaamstaal. In overleg altijd opletten dat je de ander laat uitpraten en als je afspraken hebt gemaakt vat die aan het eind van het gesprek altijd samen. Voer “gevaarlijk” overleg nooit alleen maar vraag er een collega bij, dan kun je altijd bij discussiepunten op hem terugvallen. Maak met name met ouders duidelijke afspraken,wanneer overleg kan en wanneer niet (bvb in het begin van het seizoen). Maak gebruik van een ouderavond, waarin je in een keer alle ouders vertelt hoe één en ander gaat, hoe je zaken gaat aanpakken en wat je van hun verwacht. Als je overleg hebt over de technische en gedragskwaliteiten van hun kind geef dan altijd eerlijk je mening en omzeil de heikele punten niet.
4.7. Communicatie met je spelers. Op een juiste wijze communiceren met je spelers heeft een positieve invloed op de discipline in je groep. Bij aanvang van een nieuw seizoen moet je op de eerste trainingsavond heldere afspreken maken zodat de spelers precies weten waaraan zij toe zijn in dat seizoen. Nabespreken van een wedstrijd kun je beter op de eerstvolgende training doen, want dan zijn de emoties weg en kan helder geanalyseerd worden. Maak regelmatig ruimte voor een groepsgesprek, liefst in het kleedlokaal maar ga individuele gesprekken niet uit de weg. Gebruik bij tactische zaken zoveel mogelijk het bord en vraag
Trainershandboek Scholieren
Pagina 12
spelers of zij het begrijpen Tijdens je overleg moet je kritisch kunnen zijn, maar moet je daarnaast ook positieve zaken melden. Communiceren is tweezijdig, d.w.z. geef je spelers de ruimte om, op een correcte wijze, kritiek te ventileren. De huidige jeugd is veel mondiger , en in het moderne voetbal zijn mondigheid, elkaar coachen en aanwijzingen geven belangrijke aspecten. Leer je spelers ook de voetbaltermen die in het voetbalwoordenboek staan, die je terug vindt in dit jeugdplan. Tijdens de trainingen:
leg vooraf de bedoeling van de oefening uit. onderbreek de oefening voor verdere uitleg als dat nodig is, maar niet teveel. geef aanwijzingen zodanig dat de hele groep deze kan horen, b.v. door de spelers bij elkaar te roepen. Als spelers ver uit elkaar staan, ga dan zodanig staan dat alle spelers je zien en horen , dus niet tegen de wind in praten.
Tijdens de wedstrijden:
Vooraf goed uitleggen wat van spelers verwacht wordt, coachen op hoofdzaken en niet te veel details Schreeuwen helpt niet gebruik de pauze om zaken bij te sturen coach niet alleen negatief maar zeker ook positief reageer je niet af op de scheidsrechter, ook al heeft hij het bij het verkeerde eind.
In het algemeen : de trainer bepaalt door zijn woordgebruik, houding en lichaamstaal de randvoorwaarden voor de spelers, dus denk eraan dat je zelf als voorbeeld functioneert.
4.8. Omgaan met moeilijke jongeren Moeilijke jongeren is geen verschijnsel van de moderne tijd, zij waren er vroeger ook al, maar wel anders. Daarnaast is onze moderne samenleving een maatschappij met veel meer verschillende culturen, met zijn eigen specifieke problemen. Een en ander betekent dat de aanpak van deze problemen anders is geworden. Bovendien werd in het verleden veel meer geaccepteerd en waren de ouders het vaak eens met de gekozen oplossing. Vroeger
NU
weinig praten
veel praten (inspraak)
strakke duidelijke lijnen
iedereen wil meebeslissen
iedereen dezelfde straf
weinig of geen acceptatie
Trainershandboek Scholieren
Pagina 13
“buitenlanders” moesten zich maar aanpassen
rekening houden met specifieke problemen van andere culturen
Als vereniging heb je vaak weinig middelen en kennis om problemen met moeilijke jongeren aan te pakken. Bovendien word je geconfronteerd met een echt verenigingsleven: bij het begin van het seizoen wordt een team indeling gemaakt waarbij ervoor gezorgd wordt dat voldoende spelers in je team zitten maar ook weer niet teveel. Dit betekent dat je de jongere die een probleem oproept, wel in de meeste gevallen nodig hebt om je team op de been te houden. Voetbal is daarnaast een sport met een “lage drempel”, Op zichzelf is dat een prima zaak, maar vaak wordt de voetbalclub door de ouders als een crèche gezien waar het kind gedumpt wordt. 4.8.1. Enkele types 1.
Jongere met “ziektewinst”: Dit zijn jongeren die ervaren dat zij door lastig te zijn vaak hun zin krijgen.
2.
Jongeren met “aanpassingsstrategie”: Deze jongeren weten de aandacht steeds af te leiden, waardoor hun falen of lastig zijn niet of slechts ten dele opvalt
3.
Jongeren met “autoriteitsproblemen”: Zij accepteren geen of moeilijk regels en leiding. Zij laten zich binnen een groep niet terechtwijzen want dat heeft voor hun gezichtsverlies tot gevolg.
4
Jongeren met een sterk afwijkend “waardepatroon”: Zij denken duidelijk anders over normen en waarden, b.v het begrip teambelang kennen zij niet , en alleen het eigen persoontje telt
5.
Jongeren met “ADHD” Dit zijn jongeren die Aandachts-Tekort-Stoornis met Hyperactiviteit hebben. Deze jongeren kunnen aandachtsproblemen of concentratieproblemen hebben, impulsief reageren en hyperactief zijn.
4.8.2. Hoe gaan wij met deze jongeren om? Er is geen vaste manier van aanpak aan te geven want elke situatie is anders en elk geval is een geval op zich. Belangrijkste stelregels zijn wel: 1.
Vooraf altijd duidelijk zijn over regels, afspraken en consequenties. Op deze wijze voorkom je al een aantal problemen.
2.
Consequent zijn in het toepassen van de regels en afspraken. Sjoemel niet want dat begeef je jezelf op glad ijs
Trainershandboek Scholieren
Pagina 14
4.8.3. Welke maatregelen en afspraken kan de club vooraf verzorgen? 1.
Zorg voor duidelijk en reële regels.
2
Zorg dat de trainers en afgevaardigden goed geïnstrueerd zijn.
3
Bespreek regels met spelers en ouders en laat ze hun menig geven. Doe dit altijd voor het seizoen
4
Regels gelden voor iedereen
5
Controleer of men zich aan de regels houdt
6
Belonen van een goed gedrag werkt veel beter dan het bestraffen van slecht gedrag
7
Probeer spelers en ouders mede verantwoordelijk te maken voor het materiaal van de club. bvb maak een corveeschema waarbij elke speler per toerbeurt verantwoordelijk is voor schoonmaken kleedlokaal opruimen materiaal etc Men kan ook na het spelen van een wedstrijdje de opdracht geven dat de verliezende ploeg al het materiaal opruimt. Of spelers die na een wedstrijd het laatst klaar zijn, ruimen de kleedkamer op.
4.8.4. Welke mogelijkheden heb je als trainer, waar moet jezelf aan denken? 1.
Houd je vooral zelf aan de regels
2
Wees altijd op tijd i.v.m. toezicht en controle
3.
Probeer vooral consequent te zijn
4
Motiveer je beslissingen en doe niet zo maar iets
5
Blijf rustig en wordt vooral niet kwaad en begin niet te schreeuwen
6
Geen welles-nietes spelletjes
7
Plak de spelers niet te snel een etiket op
8
Sta open voor HUN probleem
9
Gooi de deur nooit helemaal dicht
10
Straf reëel en realistisch
11
Beoordeel het huidig gedrag
12
Probeer ze altijd weer op het goede spoor te krijgen
13
Begin altijd zeer consequent, streng en strak
14
Pak de rotte appels eruit
15
HANDEN THUIS
Trainershandboek Scholieren
Pagina 15
4.8.5. Wat te doen als het dan toch fout gaat? 1.
Gesprek met de speler(s) samen met een collega trainer. Individueel werkt meestal beter, ze voelen zich dan minder sterk als in een groep. Noteer wat er besproken is, laat de speler dat lezen en eventueel ondertekenen voor akkoord? Je kunt daar dan altijd op terugvallen.
2.
Breng ouders of opvoeder op de hoogte van wat er speelt.
3.
Breng bestuur op de hoogte, als dat nog niet gebeurd is.
4.
Neem nooit alleen en emotioneel een beslissing, zeker niet een definitieve beslissing.
4.9. Ongewenste seksuele intimiteiten, geweld en pesten Definitie :Handelingen waarbij sprake is van daadwerkelijke of vermeende kwalijke bedoelingen die materiële en/of immateriële (geestelijke) schade en/of letsels toebrengen en waarbij formele of informele gedragsregels geschonden worden. 4.9.1. Seksuele problemen Dit probleem lijkt ver weg maar is soms dichterbij dan je denkt. Je gaat om met jongeren en wees daarbij op je hoede. Denk daarbij aan zaken als douchen, op je schoot nemen, opmerkingen maken over lichaam en geslachtsdelen, meisjes in de groep. Je gedrag kan door ouders terecht of onterecht aanleiding geven tot vervelende achterklap en verdere (ernstige) gevolgen voor jezelf en de club. Tips. 1.
Behandel de spelers op dezelfde wijze zoals je verwacht dat anderen jou kind moeten behandelen
2.
Aanraken als “aai over de bol” en schouderklopje kan, andere lichamelijke contacten vermijden.
3.
Vermijd seksueel getint woordgebruik, tegen spelers maar ook tegen ouders, bvb de aantrekkelijke moeder of zus.
4
Ga nooit met een kind alleen in een ruimte zitten.
5.
Douchen : Bij de kleintjes gaan de ouders vaak mee in het kleedlokaal en helpen de kinderen bij het douchen. Dit is vaak chaotisch en bovendien loopt iedereen rond terwijl de kinderen in hun blootje rondlopen. Vaak is dat aanleiding om als regel in te voeren dat buiten de spelers en trainers niemand in de kleedkamer mag. Wees daar echter voorzichtig mee en zorg in dat geval altijd dat een andere trainer of afgevaardigde bij je is, ouders voelen zich dan buitengesloten en dit kan weer tot verdachtmakingen leiden.
6.
Als jezelf gaat douchen doe dit dan in een andere ruimte of op een ander tijdstip, doe dat niet in aanwezigheid van spelers en/of ouders.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 16
7.
Indien je meisjes in de ploeg hebt, probeer dan te regelen dat deze zich in een andere ruimte douchen, bvb scheidsrechterlokaal, en vraag een moeder om in die ruimte aanwezig te zijn.
4.9.2. Geweld en pesten Geweld en pesten zijn zaken die onder jongeren voorkomen en gelukkig is daar de laatste jaren veel aandacht voor op de scholen en in de media. Ook in de voetbalclub komt dit vaak voor, maar meestal vindt het plaats buiten het zicht van de leiding. Het gevolg daarvan is dat het gebeurt terwijl je het als trainer of délégé niet weet en er pas mee geconfronteerd wordt als het uit de hand loopt. Tips 1.
Bij het begin van het seizoen duidelijk aandacht schenken (voorkomen is beter dan genezen).
2.
Een enkeling is vaak het slachtoffer binnen een hele groep.
3.
Het slachtoffer beschermen en belangrijk maken in de groep
4.
Het slachtoffer is vaak de “minste” voetballer en de rest vindt dat hij niks kan.
5
Het slachtoffer en de leider in de groep samen laten werken , bvb in de training
6.
Alert zijn en direct aanpakken van het probleem.
7.
Binnen de totale groep over het probleem praten
8.
Klachten ernstig nemen, maar wel opletten dat zaken niet overdreven of uitvergroot worden.
9.
Voorzichtig zijn dat je kwaad wordt en let op bij het vastpakken (knijpen worden blauwe plekken) en zeker NOOIT slaan.
10. Bij onderlinge handtastelijkheden, direct ingrijpen vechtersbazen even laten afkoelen en daarna samen met hun gaan praten. 11. Onderling “dollen” komt vaak in het voetbal voor, maar let op dat dit niet ontaard en let op dat niet altijd dezelfde het slachtoffer is. 12. Zorg dat men van elkaars eigendom blijft (kleding, tas, fiets, etc.) 13. Let op met verbaal geweld jegens diegene die anderen pest en vaak jegens zijn naaste familie 14. Analyseer het probleem en probeer het probleem met de groep op te lossen. 15. Vraag ook aan andere trainers of mensen uit het bestuur om eens hun menig te geven over het probleem.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 17
4.10. Veilig en gezond sporten. Veilig sporten °
Schoenen
Altijd de juiste maat Tot aan de miniemen geen schroefdoppen Naast schoenen met schroefnoppen altijd ook schoenen met vaste gewone noppen Scheenbeschermers verplicht bij training en wedstrijd
°
Douchen
Verplicht na wedstrijd aangeraden na training Dus dienen de spelers steeds douchespul en handdoeken bij zich te hebben.
°
Teenslippers
aangeraden i.v.m voetschimmel
°
Trainingskledij
Trainingspak aanbevolen Voor de wedstrijden trainingspak van de club is verplicht In de winter altijd lange broek
°
Materiaal
Gebruikt materiaal moet in goede staat zijn, defecten Melden en laten repareren. Spelers mee verantwoordelijk maken.
Gezond sporten 1. Bij blessures in de wedstrijd nooit risico nemen want in een wedstrijd is de belasting altijd maximaal hetgeen een extra risico met zich meebrengt 2. Bij griep: alleen indien volledig fit mag speler spelen, want lichaam heeft geen afweerstoffen. Bij transpireren opletten omdat lichaam mogelijk te snel warmte verliest. 3. Altijd goed uitrusten alvorens te spelen 4.Sporten met een volle maag is slecht. Vooral bij trainen is dat vaak een probleem. Beter is om na de training te eten, maar dan ontstaat een probleem met de regels van de ouders. Probeer voor het seizoen duidelijke afspraken met ouders hierover te maken, bvb vroeger eten, voor de training iets en na de training de rest eten, Bovendien biedt de microgolf ook wel een oplossing. 5. Oogwonden, bloedend oor en spierblessures : afblijven en door de huisarts laten behandelen
Trainershandboek Scholieren
Pagina 18
6. Botbreuk, bewusteloos, tong in de keel en storting in de bloedsomloop : direct huisarts laten opdraven. In dit geval altijd snel optreden, Er is een telefoon bereikbaar. Nog beter is dat trainers die een GSM mee hebben de telefoonnummers van de clubarts(en) in het geheugen van hun GSM hebben staan, zo kunnen ze direct reageren. 7. Ter plaatse hulp verlenen kan bij problemen met bewustzijn, ademhaling en bloedsomloop (controle via pols). Als de speler praat dan functioneren deze zaken nog. 8. Geruststellen is belangrijke taak. Omgeving raakt vaak in paniek dus de rest uit de buurt houden. Vraag daarbij hulp. 9. Ernstig geblesseerde nooit alleen laten. 10. Afkoeling voorkomen, bvb in afwachting van ziekenwagen, door afdekking met deken of reserve kledij. 11. Knellende kledingstukken losmaken 12. Indien mogelijk het slachtoffer in goede houding leggen 13. Zorg voor goede hygiëne, waterzak en met name de spons is soms bron van besmetting door bloed. 14. Niet drinken uit waterzak 15. Schaafwond behandelen met stromend water. 16. Hulpverlening mogelijk bij blaar als gevolg van schoenen en sokken : joderen., naaldjoderen, leegdrukken, 17. Bloedneus : dichtknijpen en “leeshouding aannemen. 18. Schaafwond : wassen (stromend water), joderen en steriel gaas dat op de hoeken is afgeplakt aanbrengen. 19. Vuil in het oog : bovenlid over onderlid trekken. Als dat niet helpt dan naar binnen toe met wattip weggeven (of punt van schone zakdoek). 20. Bal op het oog : is na 10 minuten overlast niet weg dan naar huisarts gaan 21. Sneetjes : Schoonspoelen, joderen en bepleisteren 22. Kneuzing of zwelling ; koelen, liefst met koelspray bespuiten (let op met brandblaren) onder stromend water (10 minuten) en drukverband. 23. Kramp : spier rekken (wisselen) 24. Verzwikking ; gewricht is uit normale stand geweest en weer teruggekomen. Het gevolg is pijn, verrekking van banden en functieverlies. Altijd wisselen. Zwelling komt later. Koelen (10 minuten onder stromend water) of ijs in handdoek of ijskompressen) en later drukverband aanbrengen.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 19
5. Hoe leer je een kind voetballen? Het antwoord op deze vraag is net zo simpel als de vraag zelf, want de beste, zo niet de enige manier is : ‘DOOR HET KIND TE LATEN VOETBALLEN” Het is bekend dat kinderen dingen leren door ze vaak te doen en dat geldt uiteraard ook voor het voetballen. Hoe vaker ze spelen, en hoe vaker ze er mee bezig zijn des te beter het uiteindelijk zal gaan. Aanleg speelt bij het uiteindelijke resultaat een zeer grote rol maar zonder te oefenen kan men geen spel leren. Voor de trainer is het van groot belang dat hij weet hoe het kind voetbal beleeft en ervaart, want als de kinderen plezier hebben in het spel , dan zijn ze gemotiveerd bezig en dan leren ze het meest. Daarnaast is het belangrijk dat ze de dingen die ze moeten doen ervaren als een echt spel, als echte voetbal, want juist dat motiveert. Om dit goed te kunnen is het belangrijk dat de trainer weet hoe het kind of de jongere in elkaar zit, want er zijn grote verschillen tussen duiveltjes en een scholieren. De methode die wij zullen gebruiken bij SK Reningelst is er eentje die uitgaat van de belevingswereld van het kind en deze methode is gebaseerd op de volgende peilers. -
Optimale beleving
-
Veel herhalingen en variatie binnen dezelfde organisatie
-
Juiste coaching
-
Veel meer aandacht aan het technische dan aan het fysieke. (Coerver)
Als deze dingen goed ingevuld worden dan kan een training niet mislukken. Het zijn dus a.h.w. “de eisen” waar een training aan moet voldoen en die worden in dit plan verder uitgewerkt.
5.1. Wat moeten we aanleren ANALYSE: Om te weten wat we nu eigenlijk aan onze jeugdspelers moeten aanleren moeten we het voetbalspel eens ontleden. Als we dit doen stel je vast dat voetbal eigenlijk een vrij eenvoudig spel is. Vooreerst zien we dat de hoofdbedoeling van voetbal spelen eigenlijk zeer simpel is nl. met zijn allen zoveel mogelijk doelpunten scoren en met zijn allen verhinderen dat er doelpunten worden tegen gescoord. Vervolgens kunnen we in het voetbalspel vier hoofdmomenten onderscheiden Je hebt de bal (bent in balbezit) of je hebt die niet (in balverlies). De andere twee hoofdmomenten zijn volledigheidshalve moment van balverlies en moment van bal veroveren.
Rekening houdend met de hoofdbedoeling (scoren en niet laten tegenscoren)en afhankelijk van de hoofdmomenten van het spel kunnen we bepaalde vaardigheden afleiden die je nodig hebt om het spel op een behoorlijk niveau te spelen.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 20
5.1.1. Welke zijn de vereiste vaardigheden? 5.1.1.a. Bij balbezit : (eerste hoofdmoment) Spelbedoelingen
hoofddoel is altijd : doelpunten maken. om dat te bereiken moet je : kansen creëren. Als je kansen wilt creëren moet je : goed gaan opbouwen
Algemene uitgangspunten :
Maak de speelruimte zo groot mogelijk , in de breedte en in de diepte. Zoek naar de mogelijkheden om diep te spelen. Hou de bal in de ploeg (Als wij de bal hebben kunnen de anderen niet scoren cfr Johan Cruijff) Breedtespel moet noodzaak zijn om te komen tot dieptespel Zorg voor een optimale veldbezetting.
1. Er kan natuurlijk altijd maar één speler tegelijk aan de bal zijn, die moet de bal kunnen doorspelen naar een medemaat. Dit kan je op verschillende manieren doen, ttz. met verschillende delen van de voet. De pass binnenkant voet echter is hiervoor de techiek bij uitstek. Die manier van passen wordt in 80 % van de gevallen gebruikt. 2. Speler
naar wie je past, moet die bal kunnen ontvangen en controleren
=aannemen/stoppen om het verloop van het spel verder te zetten. 3. Hij heeft nu de keuze :
ofwel geeft hij op zijn beurt een pas. (Vaardigheden uit punt 1) ofwel maak hij terreinwinst bal aan de voet met het al dan niet passeren van een tegenstander. (=Leiden/dribbelen) ofwel trapt hij op doel. (Scoren -wreeftrap op doel)
4. Verder is voetbal ook een ploegsport. Dus moet de speler die de bal heeft, geholpen worden door zijn maats. Zij helpen hem door zich altijd aanspeelbaar op te stellen (=vrijlopen) en hem zo de mogelijkheid te bieden om een pass te geven. Hieruit is te besluiten dat er eigenlijk maar 5 vaardigheden nodig zijn om te kunnen voetballen. Het voetbalspel is een voortdurende aaneenschakeling van die 5 vaardigheden nl : passen - aannemen - leiden en/of dribbelen – vrijlopen - passen leiden-dribbelen/enz... tot men kan scoren. Diezelfde opeenvolging komt in het spel steeds terug. Deze ontleding van het verloop van het voetbalspel toont ons aan dat we in balbezit eigenlijk maar een paar vaardigheden goed moeten aanleren om de spelers toe te laten het spel op een goed niveau te spelen, namelijk:
Trainershandboek Scholieren
Pagina 21
1. Passen (meest gebruikte vorm=binnenkant voet) 2. Bal aannemen 3. Leiden/dribbelen/1-1 duel (Coerver!!!!) 4. Trappen op doel 5. Mekaar helpen = vrijlopen + onderling coachen. DEZE VIJF BASISVAARDIGHEDEN DIE VEREIST ZIJN ,WIL JE ALS PLOEG IN BALBEZIT BLIJVEN, ZIJN DOMINANT IN ONZE JEUGDOPLEIDING EN WORDEN STEEDS IEDER JAAR WEER HERHAALD EN GEPERFECTIONEERD WANT…. LEREN=HERHALEN=LEREN.
5.1.1.b. Bij balverlies (tweede hoofmoment) : Spelbedoelingen : doelpunten voorkomen de bal weer veroveren Algemene uitgangspunten :
maak de speelruimte voor de tegenstander zo klein mogelijk. Dit doen we door : - pressie op de bal - laten zakken naar eigen doel - knijpen aan de zijkanten
voorkom dieptespel door pressie op de balbezittende tegenstander. in de buurt van de bal scherp dekken verder van de bal zorgen voor rug/ruimtedekking. scherm de weg naar het doel af (binnenste lijnen dekken). probeer nuttig te blijven (laat geen tegenstander vrij opkomen). probeer dit steeds voetballend te bereiken : - zonder overtredingen - zonder de bal wild weg te trappen
Trainershandboek Scholieren
Pagina 22
Dus In het andere hoofdmoment nl. balverlies heb je andere “verdedigende” vaardigheden nodig. Snelle en directe omschakeling in denken EN doen met volgende klemtonen: 1. Speler in balbezit wordt direct aangevallen. 2. Alle andere spelers denken verdedigend en stellen zich ook zo op, hierbij heeft iedere speler binnen de ploeg zijn specifieke taak die gekoppeld is aan zijn positie in de ploeg. 3. Ieder “bewaakt” zijn eigen zone. 4. Dicht bij het doel wordt kort gedekt, verder van het doel wordt losser gedekt. Bij elk van deze hoofdmomenten moeten de trainers de volgende zaken zelf weten en aan de spelersgroep duidelijk proberen te maken : a. Spelbedoelingen. b. Algemene uitgangspunten.
5.1.1.c. MOMENT VAN BALVERLIES Spelbedoelingen : Snel schakelen naar de bedoelingen die nagestreefd dienen te worden bij balbezit tegenpartij Algemene uitgangspunten :
probeer de dieptepas te voorkomen (speler die de bal verlies of die het dichtst bij de bal is). dwingen tot breedtespel, terugspelen of individuele actie. voor alle spelers geldt doelpunten voorkomen. KNIJPEN, d.w.z. de spelers van de zijkanten trekken naar binnen zodat er binnendoor geen ruimte is en de tegenstander dus gedwongen wordt om over de buitenkanten te spelen. PRESSEN OP DE BAL, bij voldoende medespelers veel druk zetten op de bal en in de buurt van de bal om zodoende de tegenstander het spelen moeilijk te maken en om de bal snel te veroveren. *OPHOUDEN, bij weinig medespelers in de buurt van de bal proberen om de snelheid uit de actie te halen bij de tegenstander.
5.1.1.d. MOMENT VAN BAL VEROVEREN Spelbedoelingen : Snel schakelen om de spelbedoelingen bij balbezit eigen partij de verwezenlijken. Algemene uitgangspunten :
de speler die balbezit heeft probeert diep te spelen de juiste spelers vragen om de bal in de diepte maak de ruimte zo groot mogelijk
Trainershandboek Scholieren
Pagina 23
kies de positie dat de balbezitter je ook ziet (niet in de rug). spelers zonder bal moet actief denken en meedoen.
Als trainer dien je voor al deze zaken oog te hebben, je moet het spel goed kunnen analyseren. Met andere woorden : “ een wedstrijd kunnen lezen” en deze gaan vertalen op een eenvoudige maar duidelijke manier naar je spelersgroep.
5.1.2. Hoe kunnen we de vereiste vaardigheden indelen? De afgeleide vaardigheden van de delen in 4 domeinen nl.
vier hoofdmomenten binnen het voetbalspel zijn in te
Techniek (=alle traptechnieken, aannemen, leiden-dribbelen, trap op doel, kopspel, kappen en draaien, schijn- en passeerbewegingen etc Tactiek (= individueel dus “vrijlopen” en collectief “hoe spelen als ploeg”) Fysiek (= snelheid, uithouding, coördinatie, lenigheid) Mentaal (=wil om te winnen, sportiviteit, duelkracht enz..)
Al deze domeinen, het ene weliswaar meer dan het andere, zijn te trainen. Deze facetten van voetbal kunnen en mogen weliswaar niet allemaal tegelijk getraind worden. Gedurende de jeugdopleiding (die toch zo’n 10-12 jaar duurt) zullen we moeten klemtonen leggen. Het zijn de eigenschappen van het groeiend kind die bepalen welk facet we wanneer gaan trainen. Wel is het aanleren van techniek de constante, de rode draad doorheen de volledige duur vande opleiding. In het vervolg van deze bundel is een opsomming gemaakt van alle vaardigheden op technisch, tactisch en fysisch vlak die we binnen een bepaalde jeugdcategorie moeten aanleren en beklemtonen (=steeds blijven herhalen). Dit is te vergelijken met wat men in het onderwijs de eindtermen noemt. De vaardigheden worden van makkelijk naar moeilijk, dus progressief aangeboden. Het is zeer belangrijk dat we met de essentie beginnen (=pass binnenkant voet, balgevoel, balcontrole) en alles systematisch opbouwen. Het heeft geen enkele zin om zaken te willen forceren. Zo kun je duiveltjes geen lange pass laten geven en kun je hen het principe van de rugdekking niet aanleren. Alles op zijn tijd is de leuze. Het is ook van het grootste belang om vooraleer we overgaan naar moeilijker technieken dat de vorige reeds goed gekend zijn. Al blijf je als trainer steeds afhankelijk van de kwaliteit van je spelersgroep probeer je toch te houden aan het programma zoals het beschreven is per leeftijdsgroep
Trainershandboek Scholieren
Pagina 24
Voor we groep per groep overlopen geven we hier de trainers enkele tips mee waarmee ze best rekening houden als ze een training gaan geven. LEERTOON : HOUDING
maak de bedoeling duidelijk in voor de groep begrijpbare taal. wees kort en zakelijk met de uitleg. correct en beschaafd blijven. activeren, stimuleren of bedaren daar waar nodig Coach positief, een schouderklopje kan wonderen doen :
correct, attent en pittig, je moet uitstraling hebben (loop er niet ongeïnteresseerd bij of met de handen in de zakken)
zelfverzekerd (goede houding) kijk de groep aan als je iets zegt geef geen training met je voorbereidingsbriefje in de hand, dit geeft een zeer zwakke indruk bij de spelers. (bereid dus goed je training voor zodat je precies weet als je het veld betreedt waar al je materiaal dient te komen.
KLEDING :
aangepast aan het gebeuren verzorgt en netjes spelers die naar de training komen zonder aangepaste uitrusting laat je NIET meetrainen.
PLAATS : zorg dat je de hele groep kunt zien, niemand in de rug laat de groep niet tegen de zon inkijken niet tegen de wind inpraten VOORBEELD :
plaatje, praatje, daadje en d.w.z de oefening eerst voordoen, dan uitleggen en vervolgens laten oefenen. Vooraleer het oefenen te beginnen vraag eerst of iedereen de oefening begrepen heeft. wanneer je iets wilt voortonen kan dit gerust ook gebeuren door een jeugdspeler van een hogere ploeg, kinderen kijken er naar op en het is voor hun ook geloofwaardiger als een “bijna leeftijdsgenootje dit al kan”. Dan zijn ze zeker als ze genoeg oefenen ze het ook wel zullen kunnen.
Spreek daarvoor af met de trainer van hogere ploeg als je beroep wilt doen op een van zijn spelers. CORRECTIES : groepsgewijs, dus aan de hele groep of Individueel, aan een speler apart en Positief i.v.m het zelfvertrouwen INTENSITEIT :
de hele groep moet zoveel mogelijk bezig zijn , vermijd filetrainingen, ga desnoods over op stationstrainingen Zorg voor een goede arbeid- rust verhouding
Trainershandboek Scholieren
Pagina 25
In het volgende hoofdstuk gaan we alle jeugdploegen eens onder de loep nemen om zo a andacht te vestigen op verschillende items die eigen zijn aan deze ploeg en of leeftijdcategorie. We gaan dieper in op de leeftijdskenmerken, raken even enkele tips voor de trainers aan, omschrijven de hoofddoelstellingen en belichten de specifieke doelstellingen, zoals de techniek, tactiek, fysiek etc. Eenmaal we al deze punten hebben aangeraakt staan we ook even stil bij de opbouw, inhoud en aanpak van een training voor de specifieke leeftijdsgroep.
6. KNAPEN = C JEUGD 6.1. LEEFTIJDSKENMERKEN KNAPEN: 6.1.1 Fysische eigenschappen: PUBERTEIT KONDIGT ZICH AAN kracht :
groeit tijdens de puberteit
lenigheid :
vermindert sterk als gevolg van een niet van de beenderen en de spieren.
uithouding :
moet getraind worden door intensiever wedstrijdvormen
snelheid :
veelvuldig trainen, gezien een niet- harmonieuze groei leidt tot het verminderen van de snelheid
coördinatie :
goed behandelen, gezien de lichaamsbouw op die leeftijd net zeer esthetisch is.
morfologie :
minder goede verhoudingen in het lichaam als gevolg van een te intensieve ontwikkeling van de onderste ledematen.
harmonieuze ontwikkeling
Er is een snelle toename van de been- en halslengte. Door de snelle en niet geproportioneerde groei van het beendergestel in verhouding tot het spierstelsel dient u als trainer rekening te houden met:
beperkt vermogen om bepaalde belastingen te verdragen spier- en beenderkwetsuren(vooral aanhechtingen van het kniegewricht zijn zeer gevoelig) motorische gedragingen gaan achteruit. onhandigheid. slungelachtige houding
6.1.2. Psychologische eigenschappen:
autoritair gezag wordt niet altijd geduld en veroorzaakt vaak conflicten. de speler houdt zich hoofdzakelijk met zichzelf bezig. Dit gevoel moet de trainer doen verdwijnen, aangezien de speler in staat is om het belang van zijn medespelers naar waarde te schatten. Breng de speler zelfkritiek bij, doch op een positieve manier. de knapen testen graag waar de grenzen van de trainer liggen.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 26
Duidelijkheid en consequent gedrag van de trainer zijn hierom van essentieel belang. de bevestiging van zijn persoon biedt u trainer de mogelijkheid om de eigen creativiteit van de speler te ontwikkelen : geef de spelers de kans om zelf oplossingen te vinden in bepaalde spelsituaties.
6.1.3. Technische eigenschappen :
het kritische aspect is zeer overdreven : profiteer ervan om de basistechnieken en de opeenvolging van die technieken aan te leren, vertrekkend vanuit reële spelsituaties Het gaat erom de kwaliteit en de snelheid van de basistechnieken te verfijnen. de individuele training op de grootste technische tekorten wordt een “must” voor deze categorie de technieken en opeenvolging ervan wordt steeds moeilijker door: *agressievere tegenstanders *duels met 100% inzet *diverse vromen van tackelen. Etc
6.1.4. Tactische eigenschappen :
tijdens het spel individuele tactische principes inoefenen *verdedigen, zich vrijspelen, van speelhoek veranderen,kort + lang lang + diep,….
Tijdens de diverse spelvormen en collectieve automatismen : aanleren van een aanvallende en verdedigende positie: *1-2 beweging via spelvormen (3:1,3:2,4:2…) *collectieve balrecuperatie via spelvormen (3:3,4:4,5:5,…) *balcirculatie op steeds kleinere ruimte.
6.2.Tips voor de knapen-trainer. Deze spelers testen graag waar de grenzen liggen van een trainer of begeleider. Maak daarom altijd van bij het begin van het seizoen duidelijke afspraken. Laat ze zelf over spelproblemen nadenken. Probeer vragenderwijs te coachen ipv oplossingen te dicteren. Hou absoluut rekening met de beperkte belastbaarheid van deze jongens!!! Spelers kijken te snel naar de fouten van een ander, leer ze echter om zelfkritisch te
Trainershandboek Scholieren
Pagina 27
zijn. Ontwikkelen van wedstrijdrijpheid is de hoofddoelstelling. Neem dus de wedstrijd als uitgangspunt voor de oefenstof. Veel partijspelen en positiespelen.
6.3. HOOFDDOELSTELLING : Ontwikkelen wedstrijdrijpheid. Bij de knapen moeten we nu wat het technische aspect betreft veel aandacht besteden aan het geven van een goede lange pass en het geven van een goede voorzet vanaf de flanken. Ook op de hieraan verbonden technieken voor het aannemen van een hoge bal of het in één tijd doorspelen (met voet en met het hoofd) gaan we nu intensief oefenen. Omdat het trappen van een pass binnenkant voet nu gekend moet zijn gaan we het spel versnellen door vaak onze knapen te laten spelen in één tijd. Kaatsen, 1-2 beweging, deviatie. Ook kunnen knapen reeds logisch denken en op situaties vooruit denken. Dit heeft op tactisch vlak als gevolg dat als ploeg spelen zowel in balbezit als in balverlies nu veel beter lukt en hierop veel moet geoefend worden. Leer hen nu voetballen als team. De taken per positie en per linie op het veld moeten gekend en duidelijk zijn. Bij de knapen moet je de wedstrijdrijpheid ontwikkelen. Daarom vormt de wedstrijd op Zaterdag het uitgangspunt voor de keuze van de oefenstof. Aan de hand van de fouten die er gemaakt worden in de wedstrijden moet je als trainer nu je oefenstof gaan opmaken. Je moet dus de voetbalproblemen die je spelers hebben in de wedstrijd vertalen naar de geschikte oefenstof. Geef dus veel partij- en positiespelen op training maar met telkens één aandachtspunt (vb hoe uitverdedigen, hoe een 3/2 situatie aanvallend uitspelen, wie moet er voor doel komen bij een voorzet vanaf de flank enz...) TIP : Voetbalproblemen kun je makkelijk ontdekken door de wedstrijd van je ploeg te bekijken. Door het stellen van de vragen wie, wat, waar, wanneer? Kan je die makkelijk opsporen. Wie doet iets verkeerd? Vb rechtervleugelverdediger is niet aanspeelbaar bij het uitverdedigen Wat doet hij verkeerd? Hij loopt zich niet vrij naar de zijlijn, blijft staan. Waar? Op onze eigen helft na balrecuperatie Wanneer? Bij balbezit als we willen opbouwen vanachter uit. Aan de hand van deze analyse en situatieschets kun je dan geschikte oefenvormen makkelijk zelf bedenken die dit voetbalprobleem door middel van een training helpen oplossen.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 28
Bij de knapen mogen we niet de fout maken dat de techniektraining stilaan plaats zou maken voor tactiektraining. Tactiek zal de hoofdmoot zijn van een training, maar het onderhouden van techniek moet door het regelmatig herhalen blijven. Niettegenstaande de aandacht die men best blijft besteden aan de techniek zullen we wel de accenten beetje bij beetje laten verschuiven naar bvb hoe speel ik als ploeg, Zeker vanaf de scholieren gaan we het ploegspel optimaliseren. Het collectieve leren wordt belangrijker dan het individuele leren.
Onze hoofddoelstelling voor de knapentrainingen zijn dus de volgende :
Trappen van een lange pass (lange lob) - flankvoorzet -afwerken met hoofd Controleren/verwerken van een lange pass Het spel versnellen door veel te oefenen op spelen in één tijd Het combinatievoetbal verbeteren Taakomschrijving per positie/linie Wedstrijd -analyse leert ons wat fout gaat en bepaalt voor een groot stuk welke oefenstof we geven.
6.4. SPECIFIEKIE DOELSTELLINGEN : 6.4.1. T E C H N I E K 6.4.1.1. TRAPTECHNIEKEN.
6.4.1.1.a. De lange lob. De lange pass wordt door de verruiming van het terrein nu eveneens heel belangrijk. Deze passvorm hebben we bij de miniemen reeds occasioneel getraind, nu goed aanleren (vooral) met binnenkant wreef, maar ook met de buitenkant voet. Laat hen uiteraard eerst goed oefenen met hun keuzevoet, nu en dan doen trappen met hun zwakke voet. 6.4.1.1.b De flankvoorzet. Een goede flankvoorzet is zeer belangrijk in voetbal en zorgt altijd (zeker als de aanvallers gepast inlopen) voor veel doelgevaar. Hier dus vaak op gaan trainen. 6.4.1.1.c. De volley. Door het aanleren van het geven van een goede lange bal, moeten we leren trappen in volley (vluchtschot) met de wreef (=op kracht) zowel als met binnenkant voet (=plaatsen). Vooral bij een flankvoorzet moeten we vaak in één tijd de bal in volley trappen. 6.4.1.1.d. Spelen in één tijd : De deviatie/de 1-2 beweging/kaatsen. De korte pass moet nu perfect zijn. Dit moet circulatievoetbal over de grond nu al vrij goed mogelijk maken. Toch moeten de knapen het spel nog kunnen versnellen door, als het kan, te spelen in één tijd. Verplicht de knapen in positiespelen nu en dan enkele ogenblikken de bal in één tijd te spelen (=1 punt). Speel bv 4/2 waarbij het viertal in één tijd moet spelen, anders balverlies.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 29
Geef oefeningen op het kaatsen (=terugleggen in één tijd). Leer hen hun medemaat met tegenstander in de rug te coachen door ze het coachingswoord “KAATS” te doen roepen. Leg hen het gebruik van de deviatie uit. Train hierop in een situatie waarin een deviatie ook nuttig is in een wedstrijd. De spelsituatie bij uitstek is hiervoor het inspelen op de targetman die de bal devieert naar een opkomende middenvelder. (oefenstof met het zoeken van de “derde man”)
6.4.1.2. HET AANNEMEN/MEENEMEN Nu we vaker met lange ballen zullen voetballen moeten we ook veel oefenen op het aannemen van een lange pass. De aanname kan gebeuren met binnenkant (vooral), wreef of buitenkant voet of ook met de dij of de borst. Ook nu het belang van een gerichte controle benadrukken. Is wel moeilijk uit te voeren voor beginners. 6.4.1.3. BAL LEIDEN EN DRIBBELEN. Belangrijke opmerking vooraf : Knapen zijn op de leeftijd van 12-14 jaar in hun puberteit. Ze ondergaan dan zowel psychisch (waardoor ze soms een probleemgedrag ontwikkelen) als fysisch een enorme verandering. Fysiek valt dit vooral op doordat ze slungelachtig worden, hun armen en benen groeien sneller dan de rest van hun lichaam waardoor ze veel van hun souplesse en coördinatie verliezen. Dit kan voor sommige spelers betekenen dat de sierlijke, stijlrijke voetballer van het jaar voordien nu een slungelachtige en ongecontroleerde indruk geeft in zijn bewegingen en dat ze sommige bewegingen die ze vroeger vlot uitvoerden nu niet meer kunnen. Dit is in die leeftijd zeer normaal. Ook zijn ze nu kwetsbaarder voor blessures, hou daar ook rekening mee. Juist omdat ze hun souplesse verliezen is het van belang om nu en dan nog veel dribbel, kapen draaibewegingen te laten uitvoeren. We blijven dus in onze oefeningen vormen verwerken van dribbelen en leiden van de bal. De geleerde Coerver-oefeningen moeten dus ook nu getraind worden. Weer aandacht voor het over de bal kijken = overzicht houden 6.4.1.4. ANDERE TECHNIEKEN.
6.4.1.4.a. Het kopspel Ook hier is het kopspel en het kopduel belangrijker geworden nu we vaker met hoge ballen werken. Leer hen de schrik te overwinnen om op een strakke voorzet in te komen en te koppen. Let op de goede timing bij een kopduel. Spring altijd naar de bal, wacht die nooit af.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 30
6.4.1.4.b. De verdedigende technieken : Ook nu en dan oefenen op de sliding-tackle en schoudercharge. 6.4.1.5. JONGLEEROEFENINGEN. Die geven we nu nog enkel als actieve rust tussen zwaardere oefeningen door en tijdens opwarming of cool-down.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 31
6.5. T A K T I E K Knapen (zeker de 2de jaars) komen stilaan op een leeftijd waar ze tactische begrippen steeds beter begrijpen en kunnen uitvoeren. Vanaf de knapen tot en met de juniores gaan we het accent van de training ook voor een groot stuk leggen op de tactisch opleiding. Bewust maken van de taken per positie en per linie is al mogelijk. 6.5.1. DE INDIVIDUELE TAKTIEK 6.5.1.1. Bij balbezit Verder optimaliseren van het samenspel door er blijvend de klemtoon op te leggen dat ze moeten in steun komen, loshaken na vooractie, de vrije ruimte (diepte) opzoeken, steeds doorbewegen na een pass. Let erop dat ze niet te pas en te onpas de lange bal gebruiken. De beste oefenvormen hiervoor eindigen in numerieke gelijkheid.
zijn
positiespelen
met
overtal
ondertal
om
te
Knapen moeten nu al vrij goed hun taak kennen bij balbezit. Ze moeten het gewoon worden om steeds hun positie op het veld te checken d.w.z. sta ik -rekening houdend met de spelsituatie- nu op een voor mijn ploeg nuttige positie? De spelers ook leren om elkaar te coachen. Dit is heel belangrijk en wordt te weinig aangeleerd. Het is enkel een kwestie van hierop te blijven hameren en zo de gewoonte te kweken. Enkele aan te leren coachingswoorden. Geef: speler aan de bal geeft de bal naar diegenen die hem vraagt Alleen: de speler aan de bal staat zodanig vrij dat hij tijd heeft om te beslissen hoe hij verder speelt. Weg : de speler aan de bal dient de bal onmiddellijk te ontzetten. Los: dit roept de keeper als zijn verdediger die niet mag aanraken zodat hij die bal zelf kan spelen. Rug: de speler aan de bal moet opletten omdat er iemand in zijn rug komt die hij wellicht niet heeft gezien Verander: de speler aan de bal moet het spel verplaatsen naar de andere kant. Steunen: de speler in balbezit is in moeilijkheden en moet steun krijgen. Houden: speler aan de bal moet de bal bijhouden om zijn medespelers toe te laten bij te sluiten. Actie: de speler aan de bal moet een individuele actie proberen. Ga door: de betrokken speler wordt aangemoedigd om zijn actie verder te zetten. Diep: de betrokken speler moet diep spelen. Voeten: De vrijgelopen speler vraagt expliciet een bal in de voeten aan de speler in balbezit
Trainershandboek Scholieren
Pagina 32
6.5.1.2. Bij balverlies. Eerste taak blijft druk zetten op speler in balbezit.
Tweede belangrijke taak in balverlies is om elkaar rugdekking te geven. Dit is een positie innemen op enkele meters van het koppel dat een duel uitvecht. Rugdekking is nodig om wanneer uw medemaat is uitgeschakeld onmiddellijk zelf de balbezitter te kunnen aanvallen. Ook taak uitvoeren - zone verdedigen - en steeds weer kijken of je in die bepaalde spelsituatie wel op de voor uw ploeg nuttigste plaats staat. 6.5.2. DE COLLECTIEVE TAKTIEK 6.5.2.1. Bij balbezit In balbezit het veld zo groot mogelijk maken. Opengaan. Dit maakt het makkelijker voetballen en moeilijker verdedigen voor de tegenpartij. Leren om met een lange pass snel diepte in het spel te voorspeler diep te sturen met een pass in de rug van de verdediging.
brengen
en
een
Elkaar constant coachen en elkaar corrigeren. 6.5.2.2. Bij balverlies Leren het veld zo klein mogelijk te maken. Posities en linies naar elkaar toe schuiven tot één blok. Als team werken voor de balrecuperatie. Voetballen doe je meer zonder bal dan met de bal, dus meer met je hoofd dan met je benen. Leren om vooral de diepe bal te vermijden. Probeer de tegenstander te verplichten om de bal breed te spelen.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 33
6.6. FYSIEK Bij de meeste clubs gaat men nu de keuze maken om op uithouding via korte duurlopen tot max. 10 minuten te trainen. Deze keuze wensen we bij SK Reningelst niet te maken. We gaan de fysieke uithouding proberen op te bouwen door intensieve wedstrijdjes bvb 2/2 in kleine ruimtes ed. met een zeer intensieve coaching. Wel kan men als ludieke afwisseling werken aan coördinatie- en behendigheids- oefeningen gezien de puberteit en de minder harmonieuze bouw, de lenigheid een probleem wordt. Ook op de oefeningen waar de nadruk ligt op de sprongkracht kunnen ingelast worden gezien het kopspel steeds belangrijker wordt. Ook veel oefeningen gericht op snelheid, wendbaarheid. Zoek het niet te ver, vele variantes van tikspelletjes hebben meestal deze ingrediënten aan boord, startsnelheid, ritmeveranderingen, richtingsveranderingen korte wendingen etc.
6.7. TESTS Om als trainer enigszins een beetje te kunnen volgen in welke mate de spelers vorderingen maken, kan men opteren om op periodieke tijdstippen en enkele vaste oefenpatronen af te nemen. Men kan het seizoen starten met deze zaken en dan net voor de winterstop een herhaling doen van deze oefenvormen om te kijken hoeveel vooruitgang de spelers hebben gemaakt, of men op schema zit met het programma en waar men best nog extra aandacht aan gaat schenken. Het is zeker niet de bedoeling om hier een soort van competitie tussen de spelers op te zetten. Deze tests heb enkel als doel de trainer een beeld te geven van vooruitgang op voetbaltechnisch vlak van zijn ploeg en zijn individuele spelers. Ook kan de trainer hier min of meer vaststellen of de spelers hun huiswerk blijven onderhouden, en indien niet hij ze hierin kan bijsturen. De standaardtests zullen in samenwerking met de trainers worden opgemaakt en als bijlage bij dit document toegevoegd worden. Samen met deze tests kan dan een infofiche per speler worden opgemaakt, waar ook andere zaken buiten de voetbaltechnische vaardigheden van de speler op zullen vermeld staan. Deze fiche hoort bij de speler en wordt bijgevolg altijd mee doorgegeven naar de nieuwe trainer van die speler. Hier toch al enkele voorbeelden van wat een test kan zijn.
Diverse jongleertesten. Bal hoog houden. Dribbelparcours. Wie is het snelst? Coerver-oefeningen uitvoeren. Hoeveel keer in één minuut kan je…. Testen om een doel (vb een kegel) te raken met bv 10 pogingen testen op snelheidsparcours zonder bal. Tijd noteren. Wedstrijden 1/1 of 2/2 in toernooivorm. Hierbij gebruik maken van het systeem stijgen (move up) en dalen (move down). Uitleg ivm de organisatie bij “move up – move down”. Er wordt 1/1 of 2/2 gespeeld. Na 2 of 3 minuten wordt het spel gestopt. De winnaar schuift naar rechts op, de verliezer schuift één plaats naar links Merk op : de winnaar rechts blijft uiteraard staan en de verliezer links blijft ook staan. Ingeval van gelijk spel in een eerste match is de winnaar de kleinste of jongste. Ingeval van
Trainershandboek Scholieren
Pagina 34
gelijk spel in alle volgende reeksen schuift de speler door die ook de vorige reeks won (en dus doorschoof). De spelers die op het einde van een aantal series helemaal rechts staan zijn de winnaars.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 35
6.8.DE TRAINING 6.8.1. Een training moet een doelstelling hebben. Regel nummer één is dat een goede training één bepaalde doelstelling heeft. Gedurende de ganse training wordt er gecoacht (=richtlijnen gegeven) om die doelstelling naar voor te laten komen. Is de doelstelling van de training bijvoorbeeld om de spelers te leren gepast in steun te komen van de balbezitter (=bal vragen) dan hameren we de ganse training door op dit aan te leren punt. Als er fouten worden gemaakt op andere technische vlakken gaan we daar niet (of nauwelijks) op in. DE DOELSTELLING VAN DE TRAINING VAN DIE DAG STAAT CENTRAAL. Coaching….. het allerbelangrijkste!! Goede coaching is het noodzakelijk om de doelstelling van de training constant duidelijk te maken. Let er dus op dat de wedstrijdvormen niet vervallen in : "zomaar een wedstrijdje spelen". Om dat tegen te gaan probeer je als trainer kort op die wedstrijdvorm te zitten met heel gerichte COACHING. Enkele aandachtspunten bij dat coachen : *wat coachen ? -niet alles kan gecoacht worden : enkel coachen naar het thema van de training - laat dus andere zaken verkeerd lopen - niet te veel ineens ! -jeugdspelers hebben niets aan : "kom op", "doe maar", "harder", . gebruik heel gerichte, duidelijke en bruikbare begrippen. *wanneer ? -probeer niet te coachen tijdens de spelactie zelf - laat de spelers eerst de keuze maken en verbeter hen indien nodig achteraf *hoe ? -plaatje zegt meer dan een praatje - gebruik een fluitje waarmee je onmiddellijk de aandacht van de spelers vast hebt - spelsituatie bevriezen en opnieuw herspelen ( vb. bal rolt traag spelers bewegen traag ) -probeer indien mogelijk bevragend te coachen - inbreng van de spelers niet onbelangrijk aandacht van de spelers is op die manier hoge *onderlinge coaching -niet onbelangrijk is ook de spelers aan te moedigen om de onderlinge coaching te verzorgen. Enkele veel gebruikte coachingsbegrippen : "alleen", "los+naam", "geef" ( balbezitter moet inspelen ), "kaats", "rug", "wissel" ( spel verleggen ), "vast", "druk", "diep", "schuiven"
Trainershandboek Scholieren
Pagina 36
Vervolgens worden de oefeningen gekozen in functie van die doelstelling. Dit wil zeggen dat we die oefeningen kiezen die het best geschikt zijn om de gekozen doelstellingen te realiseren. We geven dus geen oefeningen “om de oefening”, we geven een oefening om een voetbaltechnisch of tactisch iets aan te leren, we geven die oefeningen die de leerdoelstelling van de training het best naar voor laten komen. Vaak is de organisatie van een oefening dienstig voor meerdere doeleinden maar komt het er enkel op aan om steeds te beklemtonen wat de bedoeling, de doelstelling binnen die oefening is Een mogelijk probleem is wel dat we nog moeten “zoeken” naar wat de spelers per leeftijdscategorie al “aan kunnen”. De praktijk moet uitwijzen welke aan te leren onderwerpen en welke oefeningen die of die leeftijdsgroep aan kan. Wel is zeker dat de leeftijd 8 tot 12 jaar ideaal is voor het aanleren van techniek omdat de spelers op die leeftijd enorm lenig en zeer veel souplesse hebben wat hen toelaat ingewikkelde bewegingen aan te leren. Dit heeft ook voor gevolg dat we vooral alles aanleren wat met balbezit te maken heeft, dus ook positiespel (vrijlopen e.d.). Vanaf 13 jaar moeten we meer en meer de klemtoon leggen op tactische scholing en op een taakverdeling per positie zonder daarbij de rode draad in dit plan te vergeten nl “de techniek”. Nu moeten we ook zaken aanleren die met balbezit van de tegenstander te maken heeft. 6.8.2. De opbouw van een training vertrekkend vanuit de gekozen doelstelling. Iedere training bevat minstens vijf en maximaal zeven aparte “blokken”. Eén blok is de opwarming. Verder geven we drie blokken “wedstrijdvormen” en twee blokken “tussenvormen” met afsluitend een Cool-down. Deze blokken bestaan ieder apart telkens uit een 12 -15 minuten. Enkel de Cool-down kan wat korter worden gegeven. We bouwen de training op in de volgorde : opwarming tussenvorm - wedstrijdvorm - tussenvorm - wedstrijdvorm - Cool-down.
wedstrijdvorm
-
Door middel van deze trainingsindeling zullen de spelers dus ruim de helft van de training wedstrijdjes gespeeld hebben (zij het op aangepaste ruimte en met aangepaste spelregels) wat tegemoet komt aan het uitgangspunt van ons opleidingsplan dat voetbal geleerd wordt door.....vooral veel te voetballen. Onder een “tussenvorm” wordt verstaan : een technische oefening, een positiespel, een spel voor de beleving (vb rugby-voetbal of jagersbal), een oefening afwerken op doel, oefeningen op het leren dribbelen enz... TIP! Tussenvormen kan je héél goed afleiden van echte spelsituaties. De doelstelling van de training is bijvoorbeeld het geven van een goede flankvoorzet omdat je vaststelt dat in een wedstrijd dit blijkbaar te moeilijk is voor de spelers. Nu ga je deze spelfase zodanig vereenvoudigen dat het makkelijker wordt. Je gaat “afdalen” naar de meest geïsoleerde vorm en dan terug opbouwen naar de eindvorm. Uit het hiervoor aangehaalde voorbeeld kan je bv. eerst een gewone oefening geven op puur trappen van voorzetten op stilliggende ballen, dan ga je weer stijgen naar voorzet na dieptepas zonder tegenstanders tot aan de eindvorm nl. het trappen van een voorzet na combinatie en met druk van een verdediger.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 37
Dus: vertrekkend vanuit het spelprobleem afdalen naar de meest geïsoleerde vorm en terug progressief stijgen (moeilijker en moeilijker maken..) naar de eindvorm. onder “wedstrijdvorm” wordt verstaan : elk spel waarbij er kan gescoord worden in een doel, waarbij er twee ploegen (niet perse gelijk in aantal) met vaste spelregels (vb 2 spelers blijven verplicht op hun helft) tegen elkaar spelen zodat er telkens actie en reactie is. Men moet dus proberen te scoren terwijl de anderen dit pogen te verhinderen, proberen aanval op te bouwen terwijl de anderen dit verhinderen, proberen op te bouwen waar anderen die opbouw proberen te verhinderen. Of samengevat : een wedstrijdvorm is een van het echte 11/11 spel afgeleide vorm die nog alle kenmerken van dat gewone spel heeft (2 doelen, richting, twee teams enz...) Die afwisseling moet ervoor zorgen dat de beleving gedurende de ganse training optimaal blijft. Nu zitten de spelers reeds na enkele oefeningen te vragen : “trainer, wanneer gaan we een matchke spelen”? Als we echter deze opeenvolging gebruiken zullen ze geconcentreerd blijven in het matchke, en zullen ze ook de tussenvormen goed doen omdat ze weten dat daarop ook weer een matchke volgt. Gebruiken we deze opbouw niet dan duren voor de kinderen de gewone klassieke technische oefeningen te lang (weg concentratie) en gaat het uiteindelijke afsluitend partijtje na 20 minuten ook reeds vervelen. Een nadeel bij dergelijke opbouw is soms de praktische organisatie van de training (plaatsen van kegels enz..)) De training moet goed bedacht worden anders komt het wel eens voor dat men te vaak kegels en doeltjes moet gaan versleuren. Een goede organisatie is dus onontbeerlijk. Probeer dus verschillende oefenvormen te bedenken binnen dezelfde organisatie. De coervergoals zijn een uitstekenD hulpmiddel om verschillende stations aan te leggen, waar telkens kan afgewerkt worden op doel, zonder al te veel een kegeldans te moeten houden.
6.8.3.Samenvattend. 6.8.3.1. Blok 1 : De opwarming. Uiteraard beginnen we met de opwarming om het lichaam geleidelijk aan aan te passen aan de inspanningen die moeten komen. Een opwarming wordt progressief opgebouwd qua intensiteit. De opwarming kan bestaan uit de volgende soort oefeningen. Belangrijk is wel dat voor alle jeugdcategorieën de opwarming steeds wordt gegeven MET bal. Dus rondjes rond het veld lopen is UIT DEN BOZE
passing + aannemen bal gecombineerd met lichaamsoefeningen en/of snelheidsoefeningen. passing + leiden met de bal tussen hindernissen leiden en dribbelen met de bal (voor de kleinsten in spelvorm, vb jagersbal enz....) balgevoelsoefeningen/Coerver-oefeningen in combinatie met lichaamsoefening-en balgevoelsoefeningen gecombineerd met loop- en snelheidsoefeningen.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 38
6.8.3.2. Blok 2 : Een eerste wedstrijdvorm : Is een partijtje 3/3 of 2/3 met de klemtoon op het leren scoren, het leren opbouwen van een aanval of het leren creëren van doelkansen. Belangrijk : ook hier klemtoon leggen op de doelstelling van de training. Is het dagthema bv pas binnenkant voet dan enkel hierop coachen. 6.8.3.3. Blok 3 : Een tussenvorm :
Afhankelijk van de doelstelling kan zijn een tactische simulatie (=uitleggen hoe bv. verdedigend te reageren bij 1/2 situatie, uitleggen van een goede 1-2, wat is in steun komen, wat is loshaken enz..). een positiespel vb 5/2 of 4/3 eventueel met kaatsers op de zijkanten enz... een passoefening aanleren dribbelbeweging, Coerver-oefenstof - 1/1 situaties enz... estaffette-spel
6.8.3.4. Blok 4 : Wedstrijdvorm : De tweede wedstrijdvorm kan dezelfde zijn als de vorige, maar toch is het aangewezen ook hier wat variatie aan te brengen. 6.8.3.5. Blok 5 : Tussenvorm : = praktisch altijd afwerken op doel. Omdat op training ook de doelman aan bod moet komen kunnen we in deze tussenvorm een oefening inlassen met afwerken op doel. Dit kunnen we in blok 5 eigenlijk systematisch gaan doen omdat de training op dit moment al een eind bezig is zodat het nu geen kwaad kan als de spelers tijdens het uitvoeren van die oefening al een tijdje moeten stilstaan. Alhoewel het aan te raden is om een organisatie te kiezen waarbij de spelers niet veel stilstaan. Zo kan je bv na het afwerken de spelers door een dribbelparcours terug naar de startplaats sturen. De kinderen vinden afwerken op doel (scoren) zeer plezant. Wel moeten we de doelstelling van de training ook hier laten naar voor komen. We moeten hier dus een spelpatroon uittekenen waarin de doelstelling duidelijk is. Voorbeeld : was het doel van de training het leren dribbelen, dan maken we een dribbelparcours gevolgd door het afwerken op doel. Is de flankvoorzet het trainingsonderwerp, dan maken we een spelpatroon met een combinatie op de flank gevolgd door een voorzet en afwerken op doel. 6.8.3.6. Blok 6 : Wedstrijdvorm 6.8.3.7. Blok 7 : Cool-down: korte afkoeling Dit kan het geven van penaltys (penalty-cup) zijn Belangrijk is hier nog even aan de kinderen te vragen wat ze hebben geleerd op de training, of ze nog weten wat de doelstelling was.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 39
6.8.4.. De evaluatie van de training Streven we ernaar om voor onszelf en voor onze jeugdopleiding op het vlak van training progressie te maken dan is een evaluatie na iedere training noodzakelijk. Uit onze fouten moeten we leren. We moeten onszelf dus een paar vragen stellen als.... Hebben de kinderen de doelstelling begrepen, herkennen ze het spelprobleem
Waren de oefeningen niet te moeilijk of te gemakkelijk voor de groep Was er een te lange uitleg nodig Was er voldoende beleving, hadden ze er pret aan, was er motivatie Waren alle kinderen evenveel met de oefeningen betrokken Was mijn organisatie en voorbereiding van de training goed
6.8.5. Wat de oefenstof zelf betreft... Vooreerst moeten we stellen dat DE IDEALE OEFENSTOF niet bestaat. Er zijn misschien wel goede en minder goede oefeningen. In ieder geval moet een oefening duidelijk de doelstelling van een training naar voor brengen. (Zie hiervoor “doelstelling training) Zeker ook moet een oefening overeenstemmen met een aangepast zijn aan de mogelijkheden van de spelersgroep (zie hiervoor “evaluatie”) Zo kan een oefening goed zijn voor Pre- Miniemen, maar helemaal ongepast zijn voor Scholieren. Zelfs binnen één leeftijdsgroep kan de oefening voor de ene goed zijn en voor anderen nog te moeilijk zijn. Een pakket oefeningen dus volledig afbakenen en op basis van de geschiktheid per leeftijdscategorie strikt indelen is dus onmogelijk. Enkel de praktijk kan ons in grote lijnen duidelijk maken welke oefeningen geschikt zijn voor welke leeftijdsgroepen. Het is onmogelijk om voor iedere technisch of tactisch onderdeel van het voetbal aparte oefeningen te voorzien omdat één actie altijd gevolgd wordt en dus gekoppeld is aan een andere actie. Zo wordt het geven van een pass binnenkant voet altijd gevolgd door het aannemen van de bal. Je kan die bal aannemen en direct weer verder doorspelen, je kan die bal ook doorspelen zonder aan te nemen (=in één tijd). Ook kan je de ontvangen pass aannemen en met de bal verder leiden of een dribbelactie maken,of op doel trappen. Zeker als we de bedoeling hebben om zoveel mogelijk oefeningen te geven die “wedstrijdecht” zijn, krijgen we een bundel van oefeningen waar verschillende vaardigheden binnen één oefening in zijn opgenomen. Het gevolg hiervan is dat we de organisatie van één bepaalde oefening vaak kunnen gebruiken voor het aanleren van verschillende vaardigheden. Door bij de uitvoering van de oefening gepast de klemtoon te leggen op wat we willen aanleren kunnen we echter één specifieke vaardigheid naar voor brengen. Een voorbeeld ter verduidelijking : We geven een oefening die bestaat uit het uitvoeren van een combinatie tussen twee of meerdere spelers MET afwerken op doel. Nu kunnen we kiezen waar we de klemtoon leggen ofwel op het combinatiespel (vb het perfect uitvoeren van een 1- 2 beweging) ofwel op het perfect afwerken op doel (vb gepast de keeper omspelen,
Trainershandboek Scholieren
Pagina 40
plaatsen van de bal in een hoek of hard trappen op doel). Het thema van onze training bepaalt dus de klemtoon die we gaan leggen binnen één bepaalde oefening. Die klemtoon leggen we door enkel te coachen op die doelstelling.
6.9. DE EVALUATIE In punt 6.7. legden we uit hoe en waarom we periodiek tests houden. Deze tests zullen verder ook corresponderen met de te evalueren vaardigheden per leeftijdsgroep. Het is de bedoeling dat dit formulier via de resultaten van de tests kan ingevuld worden als een schoolrapport. We moeten meten om te weten “wie wat kan”. Er zijn twee soorten “metingen”: 1.Bepaalde vaardigheden (dribbelen, mikken, passen, jongleren) kan je met objectieve tests meten. Zo kan je bv objectief makkelijk de balvaardigheid meten via jongleertests. Dergelijke tests geven een objectief beeld en zijn correct. Niet alle vaardigheden zijn echter op deze manier te meten. 2. Om te evalueren of een speler zich goed kan vrijlopen, of hij goed coachbaar is of hij voldoende inzet toont moet je de speler observeren. Doe dit tijdens trainingen en wedstrijden. Vorm je op deze manier een beeld van de mate waarin speler X deze vaardigheid beheerst. Deze manier is niet 100% objectief, maar van een trainer kan je toch verwachten dat hij hier na observatie een gepaste indruk van heeft. De evaluatie gebeurt dus via objectieve (tests) en subjectieve criteria. Aan opvallend zwakke punten moet gewerkt worden. Op termijn hopen we dit te kunnen doen door een extra trainer hiervoor beschikbaar te stellen. Dit zou het ideale plaatje zijn, maar uiteraard moet, zoals altijd, alles afgewogen worden in functie van de financiële mogelijkheden. Ook kan elke trainer binnen een training eens een speler apart roepen om een vaardigheid wat extra bij te schaven.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 41
6.10. S A M E N V A T T E N D : WAAR MOETEN KNAPEN UITVOERIG KENNIS MEE GEMAAKT HEBBEN VOOR ZE NAAR DE SCHOLIEREN GAAN ? 6.10.1. MOETEN KNAPEN OP 14 JAAR REEDS GOED BEHEERSEN. 1. Pass binnenkant voet met beide benen uitvoeren en in één tijd.1-2; kaats, deviatie. 2. Pass buitenkant voet 3. Wreeftrap op doel 4. Een goede korte lob 5. Leiden en dribbelen - geleerde Coerver-oefeningen. 1-1 duel. passeerbewegingen. 6. Zeer goede balaanname/gerichte controle op lage bal. Bal aanname altijd met de buitenste voet. 7. Durven op hoge aangaan. TIMING!!!
bal
naar
doel
koppen
op flankvoorzet. Durven kopduel
8. Elkaar coachen in wedstrijden. 9. AL een vrij goed positiespel hebben. Goed en gepast in steun komen, doorbewegen na de pas, gepast van tegenstander loshaken met vooractie 10. Goede amortie met dij en wreef. 11. Een goede slidingtackle uitvoeren. Schoudercharge gepast uitvoeren. 12. De gewoonte aankweken om in balbezit het veld groot te maken 13. In balbezit het veld klein te maken.
6.10.2. MOETEN AL EEN REDELIJKE KENNIS HEBBEN VAN... 1. Met zwakke voet op doel trappen 2. Een behoorlijke lange pass kunnen geven 3. Een behoorlijke flankvoorzet geven vanuit nagenoeg stilstaand, maar ook reeds proberen vanuit de ren bal aan de voet. 4. Met een volley durven op doel te trappen. 5. Een lange bal kunnen aannemen/meenemen 6. Een lange bal binnenkant voet kunnen terugleggen. 7. De taak verbonden aan hun positie reeds goed kennen. 8. De taken per linie goed kennen. 9. Zich bewust zijn van het feit dat je vooral moet voetballen met je hoofd.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 42
7. SCHOLIEREN : B JEUGD 7.1.1 Fysische eigenschappen:
kracht :
de ontwikkeling van de spieren en beenderen wordt pas harmonieus tijdens het 2de deel van deze leeftijdcategorie
lenigheid : de speler is zeer gevoelig voor zijn lichamelijke soepelheid hij beseft dat dit kwetsuren voorkomt. uithouding :
moet getraind worden door middel van intensievere wedstrijdvormen
snelheid :
veelvuldig trainen
coördinatie :
verder behandelen gezien de moeilijke controle over de ledematen. Vooral bij de 2de jaars merken we een duidelijke verbetering van de algehele lichaamscoördinatie.
morfologie :
evolutie naar harmonieuzere lichaamsverhoudingen.
7.1.2. Psychologische eigenschappen:
Minder en minder emotioneel. Meer en meer realistisch. Wisselende motivatie. Neiging om afspraken te verwaarlozen. Misplaatste agressiviteit verdwijnt: problemen tussen het individu en de groep kunnen tijdelijk ontstaan. Meer en meer in staat tot zelf controle : ideale ogenblik om te leren zich aan te passen aan de spelomstandigheden. Voelt zich meer en meer verantwoordelijk voor zijn fysieke integriteit : lenigheid uithoudingsvermogen en snelheid. Wordt zich bewust van zijn medeverantwoordelijkheid op team niveau. Winnen van een wedstrijd krijgt een waarde : de manier waarop (individu en team) worden redelijk ingeschat.
7.1.3. Technische eigenschappen : STAGNATIE
De technische training in team met tegenstrevers of individueel kannog heel veel vooruitgang boeken in deze leeftijdscategorie. Kennismaking met speciale technieken (effect bal, volleys,…) Het leertempo loet door differentiëren aangepast worden aan individuele verschillen.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 43
Door de toename van de kracht is zeker bij de meeste 2de jaars het passen over grote afstanden mogelijk.
7.1.4. Tactische eigenschappen : LEREN FUNCTIONEREN TIJDENS EEN WEDSTRIJD
Individuele en collectieve taken bij balbezit en balverlies : tijdens spelsituaties en spelvormen de organisatie van het team en de aanvallende en verdedigende spelprincipes aanleren Analytische benadering van een reële spelsituaties : starten met een eenvoudige voorstelling van het probleem + niveau geleidelijk moeilijker maken. Meer aandacht besteden aan de “bordtheorie” + meer praktische vergang van theorie naar praktijk op het terrein per linie.
7.2.Tips voor de scholieren-trainer. Maak goede afspraken over het gedrag tijdens trainingen en wedstrijden Wees vooral eerlijk, daar zijn deze jongens gevoelig voor. Wees ook consequent. Maar geen uitzonderingen voor bepaalde spelers. Laat ze meedenken over de speelwijze Voer tijdens de training de weerstand en tempo op. Scholieren kunnen al heel wat tactische grondbeginselen aan. Linie- en teamtactiek kunnen vrij gedetailleerd aan de orde komen. Emotionele uitlatingen komen nogal eens voor. Voer veel persoonlijke gesprekken, ze kunnen voor rust zorgen. Organiseer eens een activiteit buiten het voetbal, het versterkt de band met die spelers enorm. Maar blijf als trainer toch op een bepaalde manier boven je spelersgroep staan. Op die leeftijd haken er veel spelers af. Heb oog voor sluimerende problemen die dit afhaken kunnen in de hand werken. Voor die leeftijdsgroep is de wedstrijd zelf bepalend voor de inhoud van de oefenstof die gedurende de week op training gegeven wordt. Als we aan de hand van de gekende vragen (wie, wat , waar, wanneer) zien wat er in wedstrijden fout gaat, kunnen we daar een training rond bouwen. Dit kan nog altijd gaan over technische onvolmaaktheden maar ook zeker tactische tekortkomingen moeten nu worden weggewerkt. Leg daarom ook steeds tijdens de training de relatie met de wedstrijd
7.3. De hoofddoelstelling 7.3.1.Het beter leren presteren als ploeg. Bij scholieren gaan we nu vooral oog gaan hebben voor het ontwikkelen van teamtaken, taken per linie en taken per positie Dus: vertrekkend vanuit het spelprobleem afdalen naar de meest geïsoleerde vorm en terug progressief stijgen (moeilijker en moeilijker maken..) naar de eindvorm.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 44
7.4.SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN. 7.4.1.TECHNIEK De ideale leeftijd om techniek aan te leren zijn deze jongens wel voorbij. Bovendien hebben vooral 1ste jaars scholieren een verminderde coördinatie tengevolge van de groeispurt. Toch moet ook nu aandacht besteed worden aan techniek. Individuele tekortkomingen moeten worden weggewerkt en de techniek moet steeds onderhouden worden. Leer hen DIE spelsituaties herkennen waar ze een bepaalde passeerbeweging kunnen gebruiken. Maak dus hun techniek functioneel. Ook moeten we aan de uitvoering van alle technische vaardigheden nu hogere eisen stellen . Alles moet juister worden uitgevoerd maar vooral veel SNELLER. De snelheid van uitvoering moet in deze leeftijdsgroep worden opgedreven. Dit is de klemtoon voor onze technische herhaaltrainingen. Een goede uitvoering moeten ze reeds uit een vorige categorie kennen, een snellere maar toch juiste uitvoering moeten ze nu leren. Zo moeten ze geleerd worden om de bal in beweging aan- en mee te nemen. Ook het principe van 2x raken en dan spelen sterk naar voor brengen. Aannemen – spelen. Gebruik hier de analyse van de wedstrijd, zoek de voetbalproblemen het voetbalprobleem de juiste oefenstof.
en kies in functie van
TIP : Voetbalproblemen kun je makkelijk ontdekken door de wedstrijd van je ploeg te bekijken. Door het stellen van de vragen wie, wat, waar, wanneer? Kan je die makkelijk opsporen. Wie doet iets verkeerd? Vb rechtervleugelverdediger is niet aanspeelbaar bij het uitverdedigen Wat doet hij verkeerd? Hij loopt zich niet vrij naar de zijlijn, blijft staan. Waar? Op onze eigen helft na balrecuperatie Wanneer? Bij balbezit als we willen opbouwen vanachter uit. Aan de hand van deze analyse en situatieschets kun je dan geschikte oefenvormen makkelijk zelf bedenken die dit voetbalprobleem door middel van een training helpen oplossen. TIP! Maak zo een training vertrekkend van het spelprobleem. De doelstelling van de training is bijvoorbeeld het geven van een goede flankvoorzet omdat je vaststelt dat in een wedstrijd dit blijkbaar te moeilijk is voor de spelers. Nu ga je deze spelfase zodanig vereenvoudigen dat het makkelijker wordt. Je gaat “afdalen” naar de meest geïsoleerde vorm en dan terug opbouwen naar de eindvorm. Bij het hiervoor aangehaalde voorbeeld kan je bv. eerst een gewone oefening geven op puur trappen van voorzetten op stilliggende ballen, dan ga je weer stijgen naar voorzet na dieptepas zonder tegenstanders tot aan de eindvorm nl. het trappen van een voorzet na combinatie en met druk van een verdediger.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 45
7.5.TAKTISCH Tactische training is op die leeftijd zeer belangrijk. Het inzicht in het tactisch handelen groeit zeer sterk. Ze kunnen ook al collectieve tactiek en individuele tactiek onderscheiden. Spelsituaties kunnen ze snel analyseren en herkennen. Leer ze het belang van speldiscipline. Leer ze de basistaken van het spelconcept in een verschillende opstelling. De omschrijving van de basistaken per positie vind je verder in dit document …algemeen moeten ze het volgende worden aangeleerd:
7.5.1.Bij balverlies: algemene teamorganisatie en de uitvoering van de taken per linie en per positie aanleren. Zie verder….
Bij balverlies de speelruimte meteen klein maken De speler in balbezit moet onmiddellijk worden aangevallen door de speler die het dichts bij de bal staat. Altijd de afgesproken organisatie houden, niet uit de organisatie spelen! Voorkom een dieptepas door de speelhoek af te dekken Ook de andere afspeelmogelijkheden zoveel mogelijk afschermen, waardoor de tegenpartij “verplicht” wordt foutieve pas te geven. Basistaken zijn altijd het uitgangspunt Altijd die oplossing zoeken die best is voor het team, niet voor jezelf Sta bij het verdedigen zo opgesteld dat je de bal EN je directe tegenstander ziet Moment van druk zetten herkennen Onderlinge coaching is heel belangrijk. Blijf erop hameren dat ze volgende coachingswoorden moeten gebruiken. De spelers leren om elkaar te coachen. Dit is heel belangrijk en wordt te weinig aangeleerd. Het is enkel een kwestie van hierop te blijven hameren en zo de gewoonte te kweken. Enkele aan te leren coachingswoorden. Zakken: de volledige ploeg of linie moet zich dichter bij eigen doel opstellen. Positie: alle spelers moeten onmiddellijk in hun positie komen. Sluiten: de ploeg dient de onderlinge afstanden te verkleinen.
7.5.2. Bij balbezit:
algemene teamorganisatie en de uitvoering van de taken per linie en per positie aanleren Speelveld zo groot mogelijk maken (diepte en breedte) Geen risico’s op eigen speelhelft, pas op voor laterale pas Probeer een man-meer-situatie te creëren Altijd aanspeelbaar opstellen Diep gaat voor breed, breed gaat voor terug Voorkom onnodige overtredingen. Beklemtoon het belang van onderlinge coaching.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 46
Individueel: Geef: speler aan de bal geeft de bal naar diegenen die hem vraagt Alleen: de speler aan de bal staat zodanig vrij dat hij tijd heeft om te beslissen hoe hij verder speelt. Weg : de speler aan de bal dient de bal onmiddellijk te ontzetten. Los: dit roept de keeper als zijn verdediger die niet mag aanraken zodat hij die bal zelf kan spelen. Rug: de speler aan de bal moet opletten omdat er iemand in zijn rug komt die hij wellicht niet heeft gezien Verander: de speler aan de bal moet het spel verplaatsen naar de andere kant. Steunen: de speler in balbezit is in moeilijkheden en moet steun krijgen. Houden: speler aan de bal moet de bal bijhouden om zijn medespelers toe te laten bij te sluiten. Actie: de speler aan de bal moet een individuele actie proberen. Ga door: de betrokken speler wordt aangemoedigd om zijn actie verder te zetten. Diep: de betrokken speler moet diep spelen. Collectief: Open: de spelers dienen de ruimte te creëren door de onderlinge afstanden te vergroten. Vooruit: als de bal naar voor wordt gespeeld dient de verdediging naar voor te schuiven en naar de bal. Ook moet de doelman dan enkele meters uit zijn goal gaan staan. Korter: iedereen of de betrokken speler moet zijn tegenstander korter dekken.
7.6. FYSIEK Bij de vorige leeftijdsgroepen hebben we enkel specifiek getraind op snelheid en coördinatie. Bij de scholieren mag al op uithouding getraind worden. Toch is algemeen gezien het trainen van het fysiek aspect pas voor later. Vandaar dat we opteren om wedstrijdvormen te organiseren aan een hoog en strak tempo met kordate coaching. Wedstrijd op kleine ruimten 2/2 of 3/3 zijn hiervoor ideaal Snelheid: als de speler uit de groeispurt is kan nu ook weer beter getraind worden op de looptechniek. Het lichaam wordt weer harmonieus waardoor de snelheid systematisch kan verbeterd worden. Kracht: bij onze gemengde groep (1ste en 2de jaars samen) is het omwille van de mogelijk grote verschillen niet aangewezen om al op kracht te trainen. Het trainen van snelkracht (snelheid + kracht) kan wel. Zo kunnen er veel oefeningen gegeven worden in een voetbalcontext nl. starten en afremmen, plotse ritme- en
Trainershandboek Scholieren
Pagina 47
richtingsveranderingen. Tikspelletjes en alle soorten varianten hierop met of zonder bal zijn hier meer dan prima voor
7.7. KARAKTERISTIEKEN VAN DE SCHOLIERENTRAINING Algemeen: Duur : 90 minuten techniek onderhouden tactiek aanleren Leg voortdurend de relatie met de wedstrijd. Doe een analyse van de fouten die de spelers in de wedstrijd maken en kies oefenstof in functie van dit spelprobleem. Ofwel train je in de week één specifieke tactische regel en eis je om dit in de weekendwedstrijd toe te passen en terug te vinden. Werk veel met de linies zoals die ook in de wedstrijd spelen. Bv wedstrijdvorm met aanvallers + middenveld tegen verdedigers. Zo komen ze in dezelfde spelsituaties terecht als in een wedstrijd.
7.7.1. Een training moet een doelstelling hebben. Regel nummer één is dat een goede training één bepaalde doelstelling heeft. Gedurende de ganse training wordt er gecoacht (=richtlijnen gegeven) om die doelstelling naar voor te laten komen. Is de doelstelling van de training bijvoorbeeld om de spelers te leren gepast in steun te komen van de balbezitter (=bal vragen) dan hameren we de ganse training door op dit aan te leren punt. Als er fouten worden gemaakt op andere technische vlakken gaan we daar niet (of nauwelijks) op in. DE DOELSTELLING VAN DE TRAINING VAN DIE DAG STAAT CENTRAAL. Coaching….. het allerbelangrijkste!! Voor een goede coaching is het noodzakelijk om de doelstelling van de training constant duidelijk te maken. Let er dus op dat de wedstrijdvormen niet vervallen in : "zomaar een wedstrijdje spelen". Om dat tegen te gaan probeer je als trainer kort op die wedstrijdvorm te zitten met heel gerichte COACHING. Enkele aandachtspunten bij dat coachen : *wat coachen ? -niet alles kan gecoacht worden : enkel coachen naar het thema van de training - laat dus andere zaken verkeerd lopen - niet te veel ineens ! -jeugdspelers hebben niets aan : "kom op", "doe maar", "harder", . gebruik heel gerichte, duidelijke en bruikbare begrippen. *wanneer ? -probeer niet te coachen tijdens de spelactie zelf - laat de spelers eerst de keuze maken en verbeter hen indien nodig achteraf
Trainershandboek Scholieren
Pagina 48
*hoe ? -plaatje zegt meer dan een praatje - gebruik een fluitje waarmee je onmiddellijk de aandacht van de spelers vast hebt - spelsituatie bevriezen en opnieuw herspelen ( vb. bal rolt traag - spelers bewegen traag ) -probeer indien mogelijk bevragend te coachen - inbreng van de spelers niet onbelangrijk aandacht van de spelers is op die manier hoger *onderlinge coaching -niet onbelangrijk is ook de spelers aan te moedigen om de onderlinge coaching te verzorgen. Enkele veel gebruikte coachingsbegrippen : "alleen", "los+naam", "geef" ( balbezitter moet inspelen ), "kaats", "rug", "wissel" ( spel verleggen ), "vast", "druk", "diep", "schuiven" Vervolgens worden de oefeningen gekozen in functie van die doelstelling. Dit wil zeggen dat we die oefeningen kiezen die het best geschikt zijn om de gekozen doelstellingen te realiseren. We geven dus geen oefeningen “om de oefening”, we geven een oefening om een voetbaltechnisch of tactisch iets aan te leren, we geven die oefeningen die de leerdoelstelling van de training het best naar voor laten komen. Vaak is de organisatie van een oefening dienstig voor meerdere doeleinden maar komt het er enkel op aan om steeds te beklemtonen wat de bedoeling, de doelstelling binnen die oefening is. Opmerking: om je geplande doelstelling van de training duidelijk te maken aan je spelers kan je de zogenaamde “ZANDLOPERMETHODE “ gebruiken. Bij deze methode is het spelen van een wedstrijdvorm het eerste deel van je training. Tijdens het spelen van deze wedstrijd zullen de spelers fouten maken. Leg het spel stil telkens DIE fout gebeurt waarop je de training verder zal uitbouwen. Voorbeeld: in het partijtje krijgt de speler in balbezit véél te weinig steun van zijn medespelers waardoor hij balverlies lijdt. Leg het spel stil, vraag hen wat het probleem is. Beste is dat ze het zelf aanbrengen. Als dit gebeurt is laat je verder spelen tot deze situatie zich nog eens voordoet, zo herkennen spelers het probleem en hebben ze meer voeling met de verder inhoud en doel van de training. Heel interessante manier van trainen, heel confronterend voor de spelers waardoor ze makkelijker de voetbaloplossing zullen onthouden.
7.7.2.. De opbouw van een training vertrekkend vanuit de gekozen doelstelling. Iedere training bevat minstens vijf en maximaal zeven aparte “blokken”. Eén blok is de opwarming. Verder geven we drie blokken “wedstrijdvormen” en twee blokken “tussenvormen” met afsluitend een Cool-down. Deze blokken bestaan ieder apart telkens uit een 12 -15 minuten. Enkel de Cool-down kan wat korter worden gegeven. We bouwen de training op in de volgorde : opwarming - wedstrijdvorm tussenvorm - wedstrijdvorm - tussenvorm - wedstrijdvorm - cool-down.
Trainershandboek Scholieren
-
Pagina 49
Door middel van deze trainingsindeling zullen de spelers dus ruim de helft van de training wedstrijdjes gespeeld hebben (zij het op aangepaste ruimte en met aangepaste spelregels) wat tegemoet komt aan het uitgangspunt van ons opleidingsplan dat voetbal geleerd wordt door.....vooral veel te voetballen. Onder een “tussenvorm” wordt verstaan : een technische oefening, een positiespel, een spel voor de beleving (vb rugby-voetbal of jagersbal), een oefening afwerken op doel, oefeningen op het leren dribbelen enz.... onder “wedstrijdvorm” wordt verstaan : elk spel waarbij er kan gescoord worden in een doel, waarbij er twee ploegen (niet perse gelijk in aantal) met vaste spelregels (vb 2 spelers blijven verplicht op hun helft) tegen elkaar spelen zodat er telkens actie en reactie is. Men moet dus proberen te scoren terwijl de anderen dit pogen te verhinderen, proberen aanval op te bouwen terwijl de anderen dit verhinderen, proberen op te bouwen waar anderen die opbouw proberen te verhinderen. Of samengevat : een wedstrijdvorm is een van het echte 11/11 spel afgeleide vorm die nog alle kenmerken van dat gewone spel heeft (2 doelen, richting, twee teams enz...) Die afwisseling moet ervoor zorgen dat de beleving gedurende de ganse training optimaal blijft. Nu zitten de spelers reeds na enkele oefeningen te vragen : “trainer, wanneer gaan we een matchke spelen”? Als we echter deze opeenvolging gebruiken zullen ze geconcentreerd blijven in het matchke, en zullen ze ook de tussenvormen goed doen omdat ze weten dat daarop ook weer een matchke volgt. Gebruiken we deze opbouw niet dan duren voor de kinderen de gewone klassieke technische oefeningen te lang (weg concentratie) en gaat het uiteindelijke afsluitend partijtje na 20 minuten ook reeds vervelen Een nadeel bij dergelijke opbouw is soms de praktische organisatie van de training (plaatsen van kegels enz..)) De training moet goed bedacht worden anders komt het wel eens voor dat men te vaak kegels en doeltjes moet gaan versleuren. Een goede organisatie is dus onontbeerlijk.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 50
7.7.3.Samenvattend. 7.7.3.1. Blok 1 : De opwarming. Uiteraard beginnen we met de opwarming om het lichaam geleidelijk aan te passen aan de inspanningen die moeten komen. Een opwarming wordt progressief opgebouwd qua intensiteit. De opwarming kan bestaan uit de volgende soort oefeningen. Belangrijk is wel dat voor alle jeugdcategorieën de opwarming steeds wordt gegeven MET bal.
passing + aannemen bal gecombineerd met lichaamsoefeningen en/of snelheidsoefeningen. passing + leiden met de bal tussen hindernissen leiden en dribbelen met de bal (voor de kleinsten in spelvorm, vb jagersbal enz....) balgevoeloefeningen/Coerver-oefeningen in combinatie met lichaamsoefeningen balgevoeloefeningen gecombineerd met loop- en snelheidsoefeningen.
7.7.3.2.Blok 2 : Een eerste wedstrijdvorm : Is een partijtje 3/3 of 2/3 met de klemtoon op het leren scoren, het leren opbouwen van een aanval of het leren creëren van doelkansen. Belangrijk : ook hier klemtoon leggen op de doelstelling van de training. Is het dagthema bv pas binnenkant voet dan enkel hierop coachen. 7.7.3.3. : Een tussenvorm : Afhankelijk van de doelstelling kan zijn
een tactische simulatie (=uitleggen hoe bv. verdedigend te reageren bij 1/2 situatie, uitleggen van een goede 1-2, wat is in steun komen, wat is loshaken enz..). een positiespel vb 5/2 of 4/3 eventueel met kaatsers op de zijkanten enz... een passoefening aanleren dribbelbeweging, Coerver-oefenstof - 1/1 situaties enz... estaffette-spel
7.7.3.4. Blok 4 : Wedstrijdvorm :
De tweede wedstrijdvorm kan dezelfde zijn als de vorige, maar toch is het aangewezen ook hier wat variatie aan te brengen.
7.7.3.5. Blok 5 : Tussenvorm : = praktisch altijd afwerken op doel. Omdat op training ook de doelman aan bod moet komen kunnen we in deze tussenvorm een oefening inlassen met afwerken op doel. Dit kunnen we in blok 5 eigenlijk systematisch gaan doen omdat de training op dit moment al een eind bezig is zodat het nu geen kwaad kan als de spelers tijdens het uitvoeren van die oefening al een tijdje moeten stilstaan. Alhoewel het aan te raden is om een organisatie te kiezen waarbij de spelers niet veel stilstaan. Zo kan je bv na het afwerken de spelers door een dribbelparcours terug naar de startplaats sturen. De kinderen vinden afwerken op doel (scoren) zeer plezant.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 51
Wel moeten we de doelstelling van de training ook hier laten naar voor komen. We moeten hier dus een spelpatroon uittekenen waarin de doelstelling duidelijk is. Voorbeeld : was het doel van de training het leren dribbelen, dan maken we een dribbelparcours gevolgd door het afwerken op doel. Is de flankvoorzet het trainingsonderwerp, dan maken we een spelpatroon met een combinatie op de flank gevolgd door een voorzet en afwerken op doel.
7.7.3.6.Blok 6 : Wedstrijdvorm 7.7.3.7.Blok 7 : Cool-down: korte afkoeling Dit kan het geven van penaltys (penalty-cup) Belangrijk is hier nog even aan de spelers te vragen wat ze hebben geleerd op de training, of ze nog weten wat de doelstelling was.
7.7.4. De evaluatie van de training Streven we ernaar om voor onszelf en voor onze jeugdopleiding op het vlak van training progressie te maken dan is een evaluatie na iedere training noodzakelijk. Uit onze fouten moeten we leren. We moeten onszelf dus een paar vragen stellen als....
Hebben de spelers de doelstelling begrepen, herkennen ze het spelprobleem Waren de oefeningen niet te moeilijk of te gemakkelijk voor de groep Was er een te lange uitleg nodig Was er voldoende beleving, hadden ze er pret aan, was er motivatie Waren alle kinderen evenveel met de oefeningen betrokken Was mijn organisatie en voorbereiding van de training goed
7.7.5.Wat de oefenstof zelf betreft... Vooreerst moeten we stellen dat DE IDEALE OEFENSTOF niet bestaat. Er zijn misschien wel goede en minder goede oefeningen. In ieder geval moet een oefening duidelijk de doelstelling van een training naar voor brengen. (Zie hiervoor “doelstelling training) Zeker ook moet een oefening overeenstemmen met een aangepast zijn aan de mogelijkheden van de spelersgroep (zie hiervoor “evaluatie”) Zo kan een oefening goed zijn voor Pre- Miniemen, maar helemaal ongepast zijn voor Scholieren. Zelfs binnen één leeftijdsgroep kan de oefening voor de ene goed zijn en voor anderen nog te moeilijk zijn. Een pakket oefeningen dus volledig afbakenen en op basis van de geschiktheid per leeftijdscategorie strikt indelen is dus onmogelijk. Enkel de praktijk kan ons in grote lijnen duidelijk maken welke oefeningen geschikt zijn voor welke leeftijdsgroepen. Het is onmogelijk om voor iedere technisch of tactisch onderdeel van het voetbal aparte oefeningen te voorzien omdat één actie altijd gevolgd wordt en dus gekoppeld is aan een andere actie. Zo wordt het geven van een pass binnenkant voet altijd gevolgd door het aannemen van de bal. Je kan die bal aannemen en direct weer verder doorspelen, je kan die bal ook doorspelen zonder aan te nemen (=in één tijd). Ook kan je de ontvangen pass aannemen en met de bal verder leiden of een dribbelactie maken,of op doel trappen.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 52
Zeker als we de bedoeling hebben om zoveel mogelijk oefeningen te geven die “wedstrijdecht” zijn, krijgen we een bundel van oefeningen waar verschillende vaardigheden binnen één oefening in zijn opgenomen. Het gevolg hiervan is dat we de organisatie van één bepaalde oefening vaak kunnen gebruiken voor het aanleren van verschillende vaardigheden. Door bij de uitvoering van de oefening gepast de klemtoon te leggen op wat we willen aanleren kunnen we echter één specifieke vaardigheid naar voor brengen. Een voorbeeld ter verduidelijking : We geven een oefening die bestaat uit het uitvoeren van een combinatie tussen twee of meerdere spelers MET afwerken op doel. Nu kunnen we kiezen waar we de klemtoon leggen ofwel op het combinatiespel (vb het perfect uitvoeren van een 1-2 beweging) ofwel op het perfect afwerken op doel (vb gepast de keeper omspelen, plaatsen van de bal in een hoek of hard trappen op doel). Het thema van onze training bepaalt dus de klemtoon die we gaan leggen binnen één bepaalde oefening. Die klemtoon leggen we door enkel te coachen op die doelstelling. Speciaal aan te raden zijn de 5 boeken van “De Voetbalmethode” geschreven door Frank Mariman. In aparte modules vind je uitleg over het verdedigen, opbouwen een aanvallen. Veel tactisch en technische uitleg gecombineerd met passende oefenstof. Alle oefenstof is trouwens opgebouwd vertrekkend van spelproblemen. Een aanrader. Ook het boek “De Zone van de Waarheid” van Herman Vermeulen, waarin de principes van zonevoetbal uitgelegd worden eveneens geïllustreerd met passende oefenstof. En de online cursus zonevoetbal te vinden op www.balbalschool.be
7.8.Periodisering: Van duiveltjes tot en met knapen hebben we het trainingsjaar ingedeeld in maandthema’s. We hebben dit gedaan om er zeker van te zijn dat alle vaardigheden die in het jeugdplan beschreven staan voor de desbetreffende groep ook effectief aan bod komen. Met een systeem van periodisering is het ook makkelijker voor de jeugdcoördinator om een training te volgen en om te zien of het maandthema goed naar voor komt. Vanaf scholieren gaan we echter heel veel trainingsinhoud halen uit wedstrijdproblemen. Scholieren moeten wedstrijden spelen om te winnen. Het is dan ook logisch dat aan de tekortkomingen van het team in die wedstrijden het meeste aandacht besteed worden. Nogmaals herhalen dat de boeken van Henk hiervoor zéér bruikbaar zijn.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 53
OEFENSTOF: Gezien al erg taakgericht per positie en per linie kan getraind worden zijn vooral de boeken ‘de voetbalmethode” van Henk Mariman, waarin de oefenstof uitgesplitst is per linie heel nuttig. Begin bij verdedigen daarna opbouwen en eindigen bij aanvallen. In dit boek staan heel goede oefeningen om te trainen per linie. Ook technische oefenvormen mogen nog steeds niet ontbreken.
8. Veel gestelde vragen Hier gaan we nog eens kort in op de vaak gestelde vragen welke, waarom en hoe
8.1. Onder welke trainingsvormen kunnen we de oefenstof gaan aanbieden? 8.1.a.OEFENVORM :
de oefening wordt door uitleg en/of voorbeeld duidelijk gemaakt. de trainer begeleidt het oefenen met aanwijzingen.
8.1.b. OPDRACHTVORM :
de oefening NOOIT voordoen of uitleggen. de spelers zoeken zelf naar een oplossing. spelers weten wel WAT ze moeten doen maar ze weten nog niet HOE ze het moeten doen.
8.1.c.. COMMANDOVORM : de oefening is bekend door voorbeeld en/of uitleg. het oefenen gebeurt steeds op commando. alle spelers doen tegelijkertijd hetzelfde. 8.1.d.. SPELVORM of TUSSENVORM : zeer geschikte vorm arbeidsintensief (nodigt uit tot actie;) moeilijk om correcties aan te brengen. 8.1.e. WEDSTRIJDVORM :
Alleen bekende oefenstof. maximale prestaties nooit gebruiken als beloning. Dwz zeg niet tegen je spelers, als jullie je best doen gaan we misschien een matchke spelen. Wedstrijdjes zitten steeds in een goed opgebouwde training. (Daar komen ze tenslotte voor)
Trainershandboek Scholieren
Pagina 54
8.2.Waarom juist spel- en wedstrijdvormen? Willen we de speler met onze aanpak goed bereiken, dan is het van groot belang dat we uitgaan van zijn belevingwereld en we weten dat het kind van nature graag speelt en o.a daarom zijn de spel- en wedstrijdvormen uitermate geschikt om een spel aan te leren. We sluiten het best aan bij de belevingswereld van het kind en dat heeft het grote voordeel dat het kind goed gemotiveerd werkt. De spel- en wedstrijdvormen hebben de volgende voordelen : 1. Optimale beleving bij de spelers; 2. Ook de kleine speler bevatten acties die beslissend zijn voor het voetbal. 3. Die kleine spelen, zelfs het schot op doel, worden ervaren als een echte wedstrijd. 4. Ook de mindere spelers doen in deze vormen veel ervaring op omdat ze veel bij de bal komen. 5. De kleine spelen zijn door iedereen snel aan te passen, eenvoudiger of moeilijker te maken. 6. Zelfs kinderen kunnen deze spelen organiseren en indien nodig ontwikkelen (denk maar eens aan het straatvoetbal). Enkele nadelen van deze spel- en wedstrijdvomren zijn: 1. de coaching van de spelers en het verloop van de training zijn moeilijker want de situatie is complexer dan bij de andere (analytische = grondvormen ) methode. 2. De technische vorming kan minder zijn, maar bij specifieke gebreken kan een technisch aspect toch apart en individueel geoefend worden.
8.3.. Hoe geef ik nu als trainer het best leiding? Hoe je dat doet, hangt af van de situatie, Dit noemt SITUATIEF LEIDINGGEVEN d.w.z. de beste oplossing voor die situatie kiezen, zonder af te stappen van de doelstellingen. Vroeger onderscheidde men meerdere types van leidinggeven. : 1. LAISSER - FAIRE TYPE, laat maar gaan 2. AUTORITAIRE – IMPULSIEVE TYPE, maakt zich onmisbaar 3. DEMOCRATISCHE TYPE, wil alles bespreken 4. DE WERKMAN, doet alles behalve leiding geven 5. DE ONTWIJKER, dat is niet mijn taak
Trainershandboek Scholieren
Pagina 55
Graag hadden we in onze jeugdopleiding dat iedere trainer iets van dit alles in zich had. Hij dient een gids te zijn voor de spelers en wijst hun de weg voor zover dit nodig is. Dus alles wat de jeugd zelf KAN dat laten we ze ook zelf doen. Als trainer dien je de situatie goed in te schatten en van daaruit jouw hulp als trainer aan te bieden. Hulp aanbieden daar gaat het om, want er zijn enkele belangrijke regels die je als trainer nooit uit het oog mag verliezen en dat zijn : 1. BEHANDEL ANDERE MENSEN ZOALS JIJ ZELF BEHANDELD WILT WORDEN 2. DE TRAINER IS ER VOOR DE PLOEG EN NIET OPGEKEERD d.w.z. de trainer stelt zijn kennis en zijn vaardigheden in dienst van zijn ploeg. De trainer moet altijd oog hebben voor : de persoon het voetbal Waar de nadruk op komt te liggen, dat hangt o.a. af van het niveau. De trainer moet kunnen waarnemen (KIJKEN en LUISTEREN) want vergeet niet dat het kind zeer duidelijke taal spreekt. Als er teveel gekankerd wordt of ze hebben geen goesting, dan zitten we misschien wel op de verkeerde golflengte en moeten we onze doelstellingen en manier van werken gaan bij sturen. Algemene regels en afspraken dienen goed bij de SPELERS en bij de OUDERS bekend te zijn en daarom is het van groot belang dat je deze ook in een vroeg stadium met ze doorspreekt. DUS voor aanvang van het seizoen een OUDERAVOND plannen en daar alles wat verduidelijken,zodat iedereen weet waar hij aan toe is (zie verder) SLOTOPMERKING :
Laat je nooit verleiden tot krasse uitspraken, laat nooit meteen het achterste van je tong zien, want denk er aan SITUATIEF LEIDINGGEVEN IS INSPELEN OP DE SITUATIE.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 56
8.4. Wat verstaan wij onder goed coachen Wat verstaat men nu eigenlijk onder coachen? Coachen is het planmatig beïnvloeden van het voetbalgedrag van de spelers met als doel : BETER PRESTEREN. 8.4.1.HOE DOE JE DAT? 8.4.1.1. GOED WAARNEMEN Dus kijken en luisteren KIJKEN :
hoe wordt er gevoetbald
LUISTEREN : wat vinden ze er nu zelf van en hoe beleven ze het; 8.4.1.2 ANALYSEREN De problemen vaststellen, desnoods noteren en deze zaken meenemen in de opbouw naar de volgende training; 8.4.1.3. PRIORITEITEN STELLEN : Wat moet er eerst gebeuren, dus probeer de aandacht te zetten op één bepaald onderwerp en leg als rode draad voor je trainingen daar de nadruk op, andere zaken die ook niet helemaal juist zijn kan je steeds terloops even aanhalen, maar maak er geen hoofdpunt van. 8.4.1.4. PLANNEN : Hoe gaan we dan uiteindelijk die zaken aanpakken. We gaan een training maken die opgebouwd is rond dit bepaald thema en gaan daar tijdens de tussenvormen en wedstrijdvormen op gaan coachen. 8.4.1.5 CREATIVITEIT : Probeer natuurlijk tijdens het coachen zowel tijdens de trainingen als in de wedstrijden niet te vervallen in het playstation coachen. Laat ook de creativiteit van de speler ten volle aan bod komen, soms gaat hij verkeerde keuzes maken, maar deze kun je dan aanhalen op de volgende training of bijsturen als je ziet dat hij herhaaldelijk de verkeerde keuze maakt in de kleedkamer tijdens de rust.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 57
8.4.2. Over Welke kwaliteiten moet een trainer beschikken? Een trainer moet verstand hebben van : a) VOETBAL, want
hij moet weten wat hij aan de spelers vraagt hij moet de ervaring van de spelers kunnen begrijpen, m.a.w. hoe voelt een speler zich in zijn rol.
b) ONDERWIJS, want
hij moet weten moeilijk en met hij moet weten hij moet weten
hoe je een training moet opbouwen, van eenvoudig naar een duidelijk thema. op welke manieren je iets aan kunt leren hoe je in kunt grijpen
c) OMGAAN MET MENSEN, want
ieder mens is anders en vraagt dus ook een eigen aanpak voetbal is een teamsport….. dus teambelang staat boven individueel belang en daar moet je de spelers vaak van overtuigen
8.4.3. Welke hulpmiddelen heeft een trainer tot zijn beschikking voor het geven van een goede training conform het opleidingsplan? 8.4.3.VOORBEREIDING Een goede voorbereiding zorgt voor steun en zelfvertrouwen. In de praktijk blijkt dat je altijd moet gaan improviseren, naargelang de situaties zich voordoen, en dat zal minder problemen opleveren als je de training goed hebt voorbereid. 8.4.3.1.a ORGANISATIE Deze moet je ook vooraf bepalen en eventuele variaties overwegen. Door de organisatie te veranderen kun je als trainer behoorlijk ingrijpen, want spelen in een kleine ruimte is heel anders dan spelen in een grote ruimte en spelen in een lang/smal veld vraagt om een andere speelwijze dan spelen in een kort breed veld. Probeer hoe moeilijk dit ook is je training steeds op te bouwen vanuit één organisatie en dan door het bijplaatsen van kegels of hoedjes binnen diezelfde organisatie andere oefenvormen aan te reiken. Zo kun je aandachtig bij de training blijven en heb je minder dode momenten voor de spelers die zij soms al te graag benutten om zaken te doen die niet echt binnen de training passen. 8.4.3.1.b TRAININGSVORMEN Hoe ga je de oefenstof aanbieden : oefenvormen, opdrachtvormen commandovormen, spelvorm of wedstrijdvorm. Zorg er wel voor dat je training doorspekt is met wedstrijdvormen, want daar komen ze tenslotte voor. Ga niet
Trainershandboek Scholieren
Pagina 58
dreigen met als jullie je best niet doen gaan we geen wedstrijdje spelen. Dit is meestal een teken van onmacht, toon dat je discipline hebt en durf inzet en verantwoordelijkheid te eisen van de spelers. 8.4.3.1.c METHODIEKEN De oefenstof op de juiste momenten en op de juiste manieren moeilijker maken, zodat het leerproces door blijft gaan. Soms zal je ook eens een oefening weer eenvoudiger moeten maken en terug keren naar de grondvormen. 8.4.3.1.d CORRECTIES AANBRENGEN Dit kan op verschillende manieren gebeuren.
INDIVIDUEEL
-je geeft aan een speler aan wat er moet gebeuren of veranderen terwijl het spel gewoon door blijft gaan
PER LINIE
-de aanwijzingen gaat naar de spelers van een bepaalde linie. Het spel hoeft niet altijd stopgezet te worden.
GROEPSGEWIJS
- de aanwijzing is voor de hele groep bedoeld. Meestal leg je het spel dan stil, maar dan kan natuurlijk niet altijd (wedstrijd) probeer dan in de rust alleen de grote essentiële zaken aan te halen.
SPEL STOP
- nu kun je alle correcties geven, maar leg het spel niet meer stop dan echt nodig is. Laat hun eerst wat vrij voetballen, en observeer, leg dan het spel stil en ga doelgericht coachen. Dus probeer niet alle zaken aan te halen, maar leg de nadruk op het thema die behandeld werd tijdens de training. Zeg misschien ook juist voor de training aanvat, wat het doel is van de training en op wat er getraind zal worden. Vraag na de match wat ze ervan hebben opgestoken.
8.4.3.1.e REGELS VERANDEREN OF AANPASSEN De buitenspelregel wel of niet toepassen, vrij scoren of verplicht direct scoren, de bal 2 x aanraken, etc dat maakt nogal wat uit tijdens een training.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 59
9. HET SPELSYSTEEM Dit jeugdplan heeft niet de bedoeling om vast te leggen onder welk systeem we met de jeugdploegen moeten spelen. Wij gaan ook niet kiezen om het systeem in te voeren op basis van de manier waarop ons eerste elftal speelt, zoals men bij sommige clubs wel ziet. We zijn van oordeel dat het spelsysteem van het A-elftal zeer afhankelijk is van de trainer van het A-elftal, en aangezien dit soms eens kan wisselen samen met het spelsysteem van deze of gene trainer zouden we het een verkeerde optie vinden om ons daarop vast te pinnen. Of een ploeg een 4-4-2 of 4-3-3 speelt laten we volledig over aan de keuze van de jeugdtrainer, hij dient aan te voelen, welk systeem zijn ploeg het beste ligt en welke opstelling zijn spelers tactisch aankunnen. Wel durven we stellen dat we best over gaan naar het spelen in zone eerder dan het spelen met mandekkers. Aangezien we spreken van een JEUGDOPLEIDING is het dus gepermitteerd om de resultaten volledig ondergeschikt te maken aan de visie van HET LEREN VOETBALLEN Wanneer we in zone willen spelen vertrekken we eigenlijk het best vanaf de duiveltjes, die spelen met een aanvallende ruit. We starten reeds bij de duiveltjes met onze posities te koppelen aan nummertjes. Wanneer de spelers dan doorgroeien zullen ze zien dat er daar een constante is in terug te vinden, en zal het voor de spelers mettertijd ook veel duidelijker worden als je als trainer bepaalde zaken wenst te belichten of door te nemen. Spelers tijdens de wedstrijd van positie laten wisselen zal ook op deze manier veel vlotter en zonder ellenlange uitleg kunnen gebeuren. Nu gaan we wat dieper in op de taken. Dit zowel de taak van het team, de taken per linie als de taken per positie.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 60
9.1. Posities gekoppeld aan de nummers. Voor alle duidelijkheid hebben deze nummers helemaal niks te maken me de rugnummers, maar wel de posities op het veld. Maak in het begin dit ook aan de spelers duidelijk, want voor sommigen is dit in het begin nogal verwarrend. Geef hun ook mee als zij op positie x spelen wat dan de positie qua nummering is van zijn tegenstander. Dit zal in de toekomst een prima hulpmiddel zijn als je tijdens de wedstrijd wilt ingrijpen om tactisch wat bij te sturen 9.1.1.
In een systeem 4-4-2
1. Doelman 2. Rechtervleugelverdediger 3. centraler verdediger 4. centrale verdediger 5. Linkervleugelverdediger 6. Verdedigende middenvelder 7. Rechtermiddenvelder 8. Aanvallende middenvelder 9. Rechterspits 10. Linkerspits 11. Linkermiddenvelder 9.1.1.
In een systeem 4-4-3
1. Doelman 2. Rechtervleugelverdediger 3. centrale verdediger 4. centrale verdediger 5. Linkervleugelverdediger 6. Rechtermiddenvelder 7. Centrale middenvelder 8. Linkermiddenvelder 9. Rechtervleugelspits 10. Centrumspits 11. Linkervleugelspits
Trainershandboek Scholieren
Pagina 61
9.2. SPELSYSTEEM IN BALBEZIT Niettegenstaande we geen spelsysteem opleggen zullen we toch vaststellen dat we meestal gaan we kiezen voor een 1-4-4-2 opstelling. Het gaat vooral om het positiespel, de kwaliteit van het positiespel en vooral het ritme van het positiespel. Bedoeling van positiespel is vooral de snelle dieptepass gespeeld te krijgen op de spitsen met daarop aansluitend uit de tweede lijn opkomende spelers die de vrij ruimtes (op de flanken maar ook centrale as) induiken. Risicoloze opbouw vanuit een stevige organisatie met aanvankelijk veel spelers achter de bal om der dan met enkele spelers héél snel uit te komen. Zoeken naar het geschikte infiltratiemoment is ook zeer belangrijk
Ook belangrijk is wel dat iedere mogelijkheid tot diepte aangegrepen moet worden en er dus zo snel mogelijk diep moet gedacht en gespeeld worden. Dus diepte gaat voor breedte.
Er dient steeds voldoende variatie in het zoeken naar de diepte zijn ; diep in de voeten/diep in de ruimte
Aansluiten van de linies op het moment dat er diep gespeeld wordt om enerzijds aanspeelpunten voor de ontvanger van de dieptepass te creëren en anderzijds dient er van achteruit voldoende bijgeduwd te worden op de posities van de inschuivende spelers de dekking te verzorgen.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 62
9.2.1 Taken per linie 9.2.1.1.V E R D E D I G I N G 9.2.1.1.a. algemene taken in de verdediging
Positioneel houden we altijd één verdediger meer dan het aantal aanvallers van de tegenstander. in het achterhoofd wat te doen bij balverlies onderlinge coaching
9.2.1.1.b. verdediging in balbezit
de lange opbouw via de doelman op de spitsen of middenvelders/de korte opbouw via de doelman op de verdedigers enkel waneer er zich countermogelijkheden voordoen. positioneel de ruimte optimaal benutten (speelveld breed) risicoloos en foutloos in de opbouw; geen onnodig balverlies snel diepte zoeken MAAR zo gunstig en efficiënt mogelijk (niet blind of dwangmatig)
9.2.1.1.candere linie in balbezit
aansluiten van de verdediging naar het middenveld op het moment dat er diep gespeeld wordt infiltratie van achteruit kan en mag mits het respecteren van de regel dat er steeds één verdediger méér moet zijn dan het aantal aanvallers – positieovername door een speler uit een ander linie kan hierbij noodzakelijk zijn (onderlinge coaching). die infiltratie kan balgericht zijn( (“om de bal toegespeeld te krijgen”), maar kan ook ruimte en positioneel gericht zijn (bijv; positieovername van een infiltrerende flankspeler).
9.2.2.1M I D D E N V E L D 9.2.2.1.a. algemene taken op het middenveld (balbezit)
middelen scheppen om zo snel mogelijk tot de diepte te komen in achterhoofd houden wat te doen bij balverlies onderlinge coaching
9.2.2.1.b. middenveld in balbezit
razendsnel omschakelen met sterk positiespel in snelle en voorwaartse beweging om zo snel mogelijk de diepte te zoeken richting spitsen de operationele ruimtes aan de zijkanten dienen op het juiste moment goed bestreken te worden door de middenvelders. de juiste speler dient op het juiste moment de dieptepas te versturen
Trainershandboek Scholieren
Pagina 63
9.2.2.1.c. andere linie in balbezit verdediging in balbezit
enerzijds in de korte opbouw al tussenstation en aanspeelpunt fungeren om dan de diepte in het spel te krijgen; anderzijds onmiddellijk positioneel diepte kiezen om van achteruit aangespeeld te worden ruimtes om van achteruit de spitsen aan te spelen vrij laten (ballijn openlaten) aanvallers balbezit
zorgen voor infiltratie vanuit de tweede lijn in de vrije ruimte en dit op het gepaste moment. aanspeelpunten creëren voor de aanvallers die met de rug naar doel staan doelgericht positie kiezen om een actie in de diepte van een aanvaller af te ronden positionele aandacht om de uitvallende en losse bal te kunnen veroveren controlerende posities niet uit het oog verliezen met het oog om de omschakeling naar balverlies
9.2.3.1. A A N V A L 9.2.3.1.a. algemene taken aanvallers
onderlinge coaching/onderling contact scoren en laten scoren benutten van de ruimte achter de verdedigingslijn van de tegenpartij
9.2.3.1.b. aanvallers in balbezit
individuele acties in de diepte doelgericht in de zone van de waarheid inspelen op steunende spelers die vanuit de tweede lijn in de vrije ruimtes duiken
9.2.3.1.c. andere linie in balbezit
aanspeelbaar opstellen voor de balbezitter uit een andere linie variatie kort aanbieden/in de diepte aanbieden (timing) positioneel operationele ruimtes laten voor opkomende medespelers of zelf in die ruimtes duiken optimale communicatie met “opbouwers” lezen hoe de opbouw zich ontwikkelt : moment voor diepte herkennen en zelf voorwaarden creëren om zo gunstig mogelijk te demarkeren van achteruit.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 64
9.2.4. Individuele taken De doelman (K) -1
goed meelezen van de spelsituaties (actief en geconcentreerd) positiespel beheersen zodanig dat hij ook in de opbouw betrokken kan worden (niet overdrijven!!!) goede spelvoortzetting (opbouw) dwz pass, uitworp, uittrap of doeltrap coaching + communicatie en leidinggeven snelle spelhervattingen/opbouw indien mogelijk wel risicoloos spel verleggen indien nodig
Centrale verdedigers (CV) - 3 en 4 –
goed in steun komen van doelman en flankverdediger ; ideale passafstand innemen één centrale verdediger kan inschuiven mits het principe “één verdediger meer dan het aantal aanvallers” gehandhaafd blijft ===> meerderheidssituatie op het middenveld andere centrale verdediger speelt dan eerder een controlerend op centrale positie naar voren denken en spelen : diepte gaat voor breedte snel en juist de bal aannemen zodat hij ij de meeste gunstige omstandigheden kan opbouwen opbouw liefst naar buiten toe op de flankmiddenvelders of richting spitsen in de ruimtes op de zijkanten (centraal niet zitten breien). coaching essentieel linies bij elkaar houden
Flankverdedigers (RFV & LFV)
- 2 en 5-
speelveld zo breed mogelijk maken door zich tegen de zijlijn vrij te zetten om zelf in balbezit te komen of spitsen te ankeren en zo ruimte te creëren; inschuiven op de flank mag op voorwaarde dat basisprincipe van “één verdediger meer dan het aantal aanvallers” gehandhaafd blijft en er eventueel positie – overname dient te gebeuren beide vleugelverdedigers mogen zich nooit tegelijk inschakelen in balbezit ofwel centrale spelers op het middenveld inspelen (zonder risico) of nog beter de linie van het middenveld overslaan en rechtstreeks spitsen in te spelen (in de voet of in de vrije ruimtes op de flanken) de flankverdedigers mogen de flankmiddenvelders niet inspelen, als die kort gedekt worden want dan is de kans op balverlies te groot.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 65
Flankmiddenvelders (RFM & LFM) - 7 en 11–
speelveld breed houden goed positiespel vooral in relatie tot spitsen : snel aansluiten na het inspelen van een spits en inde operationele ruimtes duiken bij een aanval over de andere flank opduiken in het strafschopgebied variatie in het aanbieden : kort (om de voorspelbaarheid van de diepte te doorbreken) en vooral in de diepte 1/1 acties ondernemen actie langs de buitenkant om een voorzet af te leveren of doelgericht naar binnen snijden, of bal terugleggen vanaf de achterlijn rendement voorzetten belangrijk ; bal moet effectief en efficiënt voor doel komen snelheid in hun acties steken
Aanvallende middenvelder (ACM) -8
zich steeds aanspeelbaar opstellen voor alle spelers , maar voornamelijk voor de spitsen. Positioneel zodanig positie kiezen dat de passlijn naar de spitsen vrij is. Anticiperen op het inspelen van een spits door snel bij te sluiten. Flankspelers in de ruimte sturen na kaats met spits. Beslissende en verrassende actie (1-2, doorsteekpass…) in de laatste fase Dreigende aanwezigheid in het strafschopgebied. Individuele actie doorheen het centrum durven ondernemen/pogingen vanuit de tweede lijn Verrassend opduiken in de vrije ruimte voor de flankspelers.
Verdedigende middenvelder (VCM) – 6 –
voornamelijk een controlerende en ondersteunende rol snel en gevarieerd de diepte zoeken inspelen op spitsen of goed schakelen vanuit centrum naar vleugels voornamelijk gaan anticiperen op spelsituaties en veelal als derde man aanspeelbaar zijn niet te veel gaan lopen met de bal (uit positie lopen + risico balverlies groter) coaching en het sturen van de ploeg oog voor de losse bal na een duel van een medespeler snelle spelhervattingen zodat de verdediging van de tegenpartij de tijd niet krijgt om te reorganiseren.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 66
Spitsen (schaduwspits en diepe spits) -9 en 10
de bal kunnen bijhouden en inspelen op de opkomende medespelers uit de tweede lijn. individuele doelgerichte acties. flanken vrijlaten om opkomende spelers de ruimte te geven of juist in die operationele ruimtes duiken zodat ze gemakkelijker kunnen aangespeeld worden en er op die manier ruimte centraal vrij komt. op de juiste momenten en zoveel mogelijk in de beweging voor doel komen. gevoel voor ruimte hebben : één spits komt (soort schaduwspits) en één spits vertrekt in de diepte (diepe spits) waar timing een belangrijke rol speelt. meelezen van de opbouw onderlinge communicatie en coaching/contact tussen beide spitsen. fouten uitlokken rond en in het strafschopgebied. altijd en overal willen scoren/snelle besluitvaardige afwerking.
9.3. SPELSYSTEEM IN BALVERLIES 9.3.1 Algemene taken
goede organisatie en concentratie bij iedereen waarbij iedere linie zijn eigen taak heeft; de linies komen zo snel mogelijk naar elkaar toe in de zone net achter de middenlijn op de eigen speelhelft (snel herstellen in formatie). de tegenstander wordt gedwongen tot een laag speltempo, door middel van juiste positiedekking. En bloc naar de balbezitter schuiven door de onderlinge afstanden zo kort mogelijk te houden. zoveel mogelijk de dieptepasses verhinderen en de speelhoeken afsluiten. spelers verdedigen elk hun eigen zone en dit wel in functie van de bal, maar hoe dichter bij het eigen doel hoe strikter de dekking. op het juiste moment gaat er een speler druk zetten op de bal waarbij de andere spelers zich gaan instellen op die actie : de eerste 2 spelers zitten wellicht nog net mis, maar de derde of vierde moet de bal uiteindelijk winnen. niet steeds in hoog tempo storen en jagen goede momenten kiezen en dan 100% er wordt gespeculeerd op een héél snelle omschakeling balverlies – balbezit : de aanval van de tegenpartij wordt snel overgenomen om dan gebruikmakend van de ruimte die de tegenstander geeft, te komen tot een snelle doeltreffende tegenstoot via mijn spitsen. een flankspeler van de tegenstander dwingen de aanval naar binnen verder te zetten wanneer er voldoende dekking is en er geen rechtstreeks doelgevaar is waardoor de balrecuperatie in het spel kan gebeuren en onmiddellijk een tegenaanval kan opgezet worden. tegenstander dwingen zo weinig mogelijk bij de eigen goal te komen opbouw van de tegenpartij goed volgen : tegenstander is door onze terughoudende houding vaak in aanvallende posities en dus bijzonder kwetsbaar onderling overleg en coaching.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 67
9.3.2 Taken per linie 9.3.2.1.V E R D E D I G I N G
een goede tactische samenhang tussen de verdediger om de operationele aanvalsruimtes voor de tegenstander af te sluiten de verdedigers verdedigen elk hun eigen zonde zonder kruisbewegingen met medespelers. net voor en in het eigen strafschopgebied wordt er heel strikt gedekt. coaching en onderlinge communicatie, ook richtlijnen naar het middenveld niet voor het eigen doel blijven hangen; goed aansluiten bij de linie van het middenveld. er dient altijd een verdediger over te zijn om de rugdekking te verzorgen(herinner principe één verdediger meer dan het aantal aanvallers) en zo de ruimte achter de verdediging op het gepaste moment weg te nemen. elkaar in schuine lijn rugdekking geven als een spits zich laat zaken, moet er doorgedekt worden maar niet binnen de linie van middenveld door het snel knijpen en het kantelen maken we de speelruimte voor de tegenpartij kleiner steeds in organisatie blijven onafhankelijk van de speelwijze van de tegenstander. er wordt slechts op buitenspel gespeeld in numerieke minderheid. strafschoppen en vrije trappen voor doel vermijden door slechts te tackelen bij 100% zekerheid, geen onnodige overtredingen in en rond het strafschopgebied minderheidssituaties beletten door slechts te intercepteren bij 100% zekerheid en door op de gepaste momenten remmend wijken toe te passen.
9.3.2.2. M I D D E N V E L D
het middenveld vormt in balverlies de eerste verdedigingslinie de tegenstander wordt collectief opgevangen rond de zone van de middenlijn snel terugzakken in een door iedereen gekende zone waarbij iedereen uiteindelijk verantwoordelijk is voor de tegenstrever in zijn zone. snelle omschakeling van balbezit naar balverlies om in die zone snel een gedegen organisatie op te zetten tegenstander dwingen tot een laag speltempo dmv juiste positiedekking (dus ook : spel ophouden zodat medespelers kunnen bij- en aansluiten. Éénmaal in organisatie trachten we de balbezitter te versmachten door de potentiële speelruimte klein te maken (kantelen en knijpen) en op signaal van de centrale middenvelder druk te zetten op de balbezitter. slechts gaan voor de interceptie bij 100% zekerheid. niet steeds in het hoogste tempo storen en jagen : het goede moment kiezen en dan voluit druk zetten. opbouw van de tegenstander goed volgen en inschatten : we laten de tegenstander aanvallende posities innemen, waardoor ze zich heel
Trainershandboek Scholieren
Pagina 68
kwetsbaar gaan opstellen. Het zijn juist die momenten die we trachten uit te buiten om de bal te veroveren. verdedigend zodanig positie kiezen dat de kans op balverovering groot is, maar ook zodanig positie kiezen dat de omschakeling balverlies naar balbezitheel snel en optimaal verloopt ; zo steeds de flankspelers dwingen om de aanval naar binnen verder te zetten wanneer er voldoende dekking is en er geen rechtstreeks doelgevaar.
9.3.2.3. A A N V A L
het balverlies laten terugvallen tt in de al eerder genoemde medium pression zone, net voor de middellijn: voorin wordt er slechts uitzonderlijk doorgejaagd en gaat men niet in zijn eentje hoog druk zetten. de spitsen krijgen wel de expliciete opdracht om de opbouw bij de tegenstander op te houden, zodat de medespelers kunnen groeperen in een stevige verdedigingsgordel; spitsen speculeren in balverlies al op het moment van de omschakeling (van balverlies naar balbezit), om snel de diepte te zoeken of als een eerste aanspeelpunt te fungeren voor de directe balveroveraar. samenwerking tussen beide spitsen is absoluut noodzakelijk (o.m onderlinge communicatie , positionele taakverdeling,…). -onderlinge verbanden tussen medespelers intact houden : feeling voor de posities hebben soms positieovername van een ingeschoven middenvelder. wanneer de balbezitter van achteruit collectief onder druk wordt gezet, dienen de aanvallers de passlijnen en de speelhoeken naar achter af te sluiten.
9.3.Individuele taken De Doelman (K) -1
de ruimte achter de verdediging bespelen goed meelezen van de spelsituaties (actief en geconcentreerd) gedrevenheid/leiding geven aan de verdediging (coaching/communicatie) zorgen voor een snelle omschakeling balverlies- balbezit het waarnemings-, beoordelings- en beslissingsvermogen dienen heel goed op mekaar afgesteld staan om snel de juiste keuzes te maken. (bvb met welek techniek wordt de bal verwerkt, tactische keuzes : interceptie of remmend wijken…).
Centrale verdedigers ( CV) -3 en 4
zorgen voor de aansluiting der linies : niette dicht bij eigen doel verdedigen (tussen middellijn en strafschopgebied : medium pression zone) en compacte ruimtes. er wordt positioneel gedekt waarbij één centrale verdediger expliciet belast wordt met de dekking van de spits van de tegenstander in de centrale zone ( verantwoordelijkheid voor alles wat er in die centrale zone beweegt.)
Trainershandboek Scholieren
Pagina 69
onderlinge samenwerking met medespelers : bijv overnemen van een tegenstander, , optrekken van de collectieve verdedigingsgordel. gezien het principe één verdediger meer dan het aantal aanvallers gerespecteerd dient te worden , moet de andere centrale verdediger steeds de onderlinge rugdekking verzorgen (aanvoelen coaching) In de zone van de waarheid STRIKTE DEKKING. nooit op één lijn spelen, tenzij om bij een minderheidssituatie occasioneel op buitenspel te spelen (coaching en op initiatief van de centrale verdediger) – gestaffeld spelen. de centrale verdediger die de rugdekking verzorgt neemtop het juiste moment de diepte weg bij een lange pass (herkennen van dit moment in de opbouw van de tegenstrever. essentiële rol bij het coachen van achteruit; moment herkennen en ook coachen naar medespelers om bij de tegenstander collectief druk te zetten (momenten = slechte controle, slechte opbouw, en bij een bal op de flank.
Flankverdedigers (RFV en LFV) -2 en 5
de zone op de flank verdedigen : niet gaan kruisen met centrale verdedigers. Hoe dichter bij doel, hoe strikter de dekking. Op de juiste manier en op het juiste moment druk zetten indien dichts bij de bal Interceptie en tackling slechts bij 100% zekerheid. Knijpen en de dekking naar binnen toe verzorgen als de bal op de andere flank zit. De tegenstander aan de binnenkant afdekken. Beheerst en niet te impulsief om onnodige fouten te vermijden. Tactische samenwerking met centrale verdedigers en flankmiddenvelders om zo de operationele aanvalsruimten voor de tegenstander af te sluiten.
Flankmiddenvelders (RFM – LFM) -7 – 11
Gedeelde verantwoordelijkheid voor zijn zone d.w.z. positioneel doorschuiven van vrije flankverdediger in zijn zone of de verdedigende middenvelder schuift in die zone uit : beiden trachten de balbezitter op te houden om zo de terugkeer van de flankmiddenvelders te bekomen. Éénmaal in positie en bij een evenwichtige teamorganisatie dient hij de balbezitter op het juiste moment onder druk te zetten. Indien de dekking verzekerd is en er geen rechtstreeks doelgevaar is, dient de balbezitter naar binnen geduwd te worden om zo te speculeren op die balverovering in het spel om snel en gevat de counter op te zetten. Naar binnen knijpen bij de opbouw over de andere flank en door het midden om de bijkomende dekking te verzorgen. Als andere spelers bij de tegenstrever gevaarlijker zijn dan eigen directe tegenstander dan taak en positie overnemen. Zeker de voorzet voor doel bij de tegenpartij vermijden.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 70
Aanvallende middenvelder (ACM) -8
Zo snel mogelijk de andere meer controlerende middenvelder bij staan door snel terug te zakken in de eerder aangegeven zone om daar de tegenstander collectief op te vangen. Bij de vroege opbouw van de tegenstander weinig druk naar voor toe: zoveel mogelijk de balbezitter ophouden, speelhoeken afsluiten en een snelle dieptepass vermijden. Éénmaal in de organisatie meeschuiven bij collectieve pressing wanneer balbezitter onder druk wordt gezet. Snelle spelhervattingen vermijden door het spel slim op te houden zodat medespelers de tijd krijgen om positie te nemen. Coaching en communicatie met spitsen en flankmiddenvelders.
Verdedigende middenvelder (VCM) -6
Belangrijke rol is het bepalen van de momenten van collectief vastzetten van de balbezitter Coaching en communicatie met medespelers is daarin uiteraard noodzakelijk Gezien de offensieve bedoelingen van de flankmiddenvelders, denkt de verdedigende middenvelder vooral defensief en controlerend. Tracht zoveel mogelijk de opbouw van de tegenstander op te houden om zo zijn medespelers de kans te geven terug in organisatie te spelen. Wanneer er druk op de balbezitter wordt gezet, dient hij actief bij te duwen en voor de balbezitter geen ontsnappingsmogelijkheden te bieden. Positioneel soms uitschuiven op de flank, doch dit niet té uitgesproken doen, zodat de centrale as niet wordt prijsgegeven. Vormt het hart van de verdedigingsgordel in de eerder aangeduide zone .
Spitsen (schaduwspits en diepe spits) -9 en 10
Zij zetten als het eerste druk op de balbezitter in geval van balverlies in de verdedigingszone van de tegenstander Knijpen naar binnen om het centrale gedeelte af te sluiten Éénmaal het spel zich afspeelt in het middenveld, gaan zijn positie gaan kiezen zodat ze zo snel als mogelijk aanspeelbaar zijn voor de diepe pass, ingeval van balverovering.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 71
Het sociaal charter voor onze trainers en ploegafgevaardigden
Sport speelt een belangrijke sociale en educatieve rol binnen onze maatschappij. SK Reningelst een club uit vierde provinciale, wenst de sociale functie van de club te onderstrepen en heeft daarom een charter, opgesteld en in acht pedagogische principes omgezet. De club verwacht dat de opleiders, trainers, begeleiders en medewerkers deze 8 stellingen respecteren. De 8 stellingen :
1. Ontwikkelen van sociale en opvoedkundige waarden, als fundament voor het verbeteren van de algemene en specifieke voetbalvaardigheden. Voetbalspel als middel, opvoeding als doel. Respect hebben voor bestuur, medewerkers, ouders, supporters, scheidsrechter, tegenstrevers. Betrek de ouders in het totaalgebeuren (participatie). Maak duidelijke afspraken (coaching, ploegopstelling) en bespreek de opvoedkundige waarden in het voetbal. Een goede communicatie vermijdt veel problemen. Voorbeeld: ouders mogen en moeten supporteren, maar de trainer is "COACH". De eerste training is er misschien wel één voor de ouders.
2. Wees EERLIJK en CONSEQUENT. Kinderen zijn hier extra gevoelig voor.
Als volwassenen het goede voorbeeld niet geven, wat mogen we dan verwachten van onze kinderen? Vermijd het ROEPEN en TIEREN naar de scheidsrechter, tegenstander, collegatrainer. Kinderen nemen deze houding SNEL over. Geef als trainer of begeleider steeds het voorbeeld: een verzorgd taalgebruik, aandacht voor hygiëne, Beleefdheid, hand geven, met twee woorden spreken . Orde, tucht, discipline. zijn fundamenten voor de attitudevorming
3. Er zijn GEEN belangrijke wedstrijden of trainingen, er zijn ALLEEN belangrijke kinderen.
Gekwetste en/of zieke spelers horen NIET te spelen. "NIET TRAINEN" kan soms de BESTE training zijn. Studies primeren. Een training omwille van studies overslaan kan GEEN SANCTIE tot gevolg hebben.
4. Laat kinderen voetbal "SPELEN." Vaardigheden aanleren op een speelse en doelgerichte manier in overeenstemming met het niveau en de belevingswereld v/h kind. Een oefening, organisatievorm die niet lukt of vlot, is NIET de schuld van de spelers, maar veelal een FOUTE keuze van de opleider (trainer). Kinderen zijn geen minivolwassenen.
Trainershandboek Scholieren
Pagina 72
5. Elk lid van het team is even belangrijk, krijgt evenveel aandacht en mag evenveel spelen.
Laat kinderen nooit een volle wedstrijd op de bank zitten, elk kind speelt minimaal 60% van de wedstrijd. Mits goede planning is dit zelfs met 15 spelers haalbaar. Ook de minder goede speler(s) starten graag eens de wedstrijd. Elk kind wil wel eens kapitein van de ploeg zijn of een volledige wedstrijd spelen. Houd rekening met de biologische leeftijd van de kinderen. Groot en sterk mag niet het enige criterium zijn om spelers te evalueren. Sociale rol van onze club is niet ONBELANGRIJK. Anticipeer op mogelijk PEST-gedrag bij kinderen.
6. Creëer een positieve sfeer. Straal als trainer of begeleider positivisme en enthousiasme uit. De wederzijdse voldoening en het leerrendement zal groter zijn.
Geen enkele speler wordt beter met NEGATIEVE kritiek alleen. Er is nog nooit iemand geblesseerd geraakt van een schouderklopje. Kinderen mogen en moeten fouten maken. Het zijn de beste leermomenten.
7. "FUN" in het voetbalspel, is de basis van een gerichte "FORMATION".
Zonder FUN geen FORMATION. Kinderen komen naar het voetbal omdat ze het LEUK vinden. Na de training moet het kind al verlangen naar de volgende training. Zonder FUN: een vlugge en grotere DROP-OUT. (zap-cultuur : kinderen opteren zeer vlug voor andere hobby of sport).
8. Winnen is "belangrijk" maar NOOIT ten koste van één van de vorige 7 pedagogische principes.
Leren winnen, maar kunnen verliezen. CHAMPIONITIS is een erge ziekte in het vormingsproces.
Waarom de tegenpartij bij de pluimpjes en duivels niet toelaten met één speler meer te spelen indien het doelpuntenverschil meer dan drie is? Uitslagen van 10-0 of meer, daarvan heeft niemand iets geleerd en de FUN is enkel voor de winnende ploeg! En dan nog.
KINDEREN HEBBEN HET RECHT OM GEEN KAMPIOEN TE SPELEN GRAS GROEIT NIET DOOR AAN DE SPRIETEN TE TREKKEN MAAR DOOR HET WATER TE GEVEN EN TE VERZORGEN!!
Trainershandboek Scholieren
Pagina 73