Studiedienst PVDA
15 oktober 2014
M. Lemonnierlaan 171 – 1000 Brussel http://pvda.be/pvda/studiedienst
Top 1000 meest winstgevende bedrijven betaalt 6,7% belastingen
Nieuwe regering behoudt alles wat van België een belastingparadijs maakt
Samenvatting •
Vijfde editie: De studiedienst van de PVDA stelde voor de vijfde keer een top 1.000 en een top 50 op van de winsten en de belastingen van de Belgische bedrijven. Het betreft de resultaten van 2013.
•
De top 1000 van de winsten berekent het gemiddelde belastingtarief van de 1.000 meest winstgevende Belgische bedrijven. Als we vergelijken met onze eerste studie uit 2010, stellen we vast dat de orde van grootte niet gewijzigd is. De gemiddelde aanslagvoet blijft rond de 5% liggen met, naargelang het jaar, maximaal een verschil van twee punten boven of onder dit gemiddelde. In 2013 ligt de aanslagvoet op 6,7%.
•
De top 50 van de fiscale kortingen rangschikt in volgorde de 50 bedrijven die de grootste fiscale korting kregen. Ze zijn de belangrijkste begunstigden van ons belastingsysteem. In 2013 bedroeg hun aanslagvoet 2,8%.
•
Belastingparadijs, een keuze van de nieuwe regering: De studies die de PVDA maakte over dit onderwerp hebben al in grote mate bijgedragen tot het debat over de fiscaliteit van de grote bedrijven. Denken we maar aan het debat over de notionele intresten, of de meerwaardetaks op de aandelen, twee van de drie voornaamste maatregelen die in dit document worden naar voor gebracht. We moeten vaststellen dat, ondanks dit debat en ondanks bepaalde verkiezingsbeloftes, de regering-Michel-De Wever duidelijk bevestigt dat ze gaat voor het behoud van de maatregelen die van België een belastingparadijs maken.
1. De top 1000 van de grootste winsten Onze top 50 belicht specifiek die bedrijven die weinig belastingen betalen. In onze top 1.000 (zie tabel 1) rangschikken we de bedrijven volgens hun winst, ongeacht hun belastingtarief. De tabel geeft dus een goed beeld van de fiscale realiteit van de grote bederijven. Tabel 1 – Aanslagvoet van de 1.000 meest winstgevende bedrijven (2013) Winst voor belastingen
Belasting op winst
Aanslagvoet
Fiscale korting
48.178.038.160 €
3.211.966.698 €
6,7 %
13.163.748.473 €
Deze 1.000 bedrijven realiseerden samen een totale winst van 48 miljard euro en betaalden daarop 3,2 miljard euro belastingen. Dit komt neer op een aanslagvoet van amper 6,7%, terwijl de officiële aanslagvoet voor vennootschappen 33,99% bedraagt. Deze bedrijven krijgen dus een fiscale korting van 13 miljard euro.
Tabel 2 – Evolutie 2009-2013 van de top 1.000 (top 500 voor 2009) Jaar
2009
2010
2011
2012
2013
Gemiddelde aanslagvoet
3,8%
5,7%
5,1%
6,2%
6,7%
Zoals blijkt uit tabel 2 is de aanslagvoet relatief stabiel tussen 2009 en 2013, met een gemiddelde variatie van 2 procentpunten rond het gemiddelde van 5%. België blijft dus een belastingparadijs voor grote bedrijven (en grote fortuinen) en is vooral een fiscale hel voor de loontrekkenden. De lage aanslagvoet voor deze bedrijven is voornamelijk te verklaren door de volgende fiscale aftrekposten: −
de notionele interesten;
−
de vrijstelling van belasting op de meerwaarde van de aandelen;
−
de definitief belaste inkomsten.
(Zie punt 5 voor de uitleg van deze drie maatregelen)
2. De regering kiest voor het model van een belastingparadijs De vennootschapsbelasting is de grote afwezige in de regeringsverklaring Michel-De Wever. Toch is er een deel van een hoofdstuk aan gewijd. Er staat te lezen: “Er wordt een ‘Fiscaal Pact’ afgesloten om de factor van onzekerheid in de economische en fiscale omgeving van ondernemers weg te nemen.” Je hebt dus aan de ene kant diegenen die moeten leven met de harde onzekerheid van hun lot: de loontrekkenden die een indexsprong moeten ondergaan, de toekomstige gepensioneerden die langer moeten werken, de werklozen die gratis moeten werken, de ambtenaren die hun statuut, en de openbare diensten in het algemeen, aan alle kanten ondermijnd zien… En aan de andere kant heb je de ondernemingen, die nu al reusachtige belastingvoordelen krijgen, en die van de regering moeten kunnen genieten van een zachte stabiliteit in de regelgeving. En het wordt nog beter: “De groei van de ondernemingen wordt blijvend ondersteund.” Aangezien deze zin voorkomt in het fiscale luik van het regeerakkoord betekent dit dat de vennootschapbelastingen omgekeerd evenredig moeten zijn met de winsten. Tijdens de voorbije kiescampagne gaven de meeste partijen nog toe dat de notionele-interestaftrek moest worden afgeschaft of minstens herzien. Zelfs de MR met zijn vice-eersteminister Reynders – de man die de notionele interesten invoerde – gaf toe dat het mechanisme moest worden herzien. In een televisiedebat ging N-VA-voorzitter Bart De Wever zelfs zover dat hij het – van de PVDA geleende – voorbeeld aanhaalde van een poetsvrouw die meer belastingen betaalt dan de multinational waar ze werkt. De kiescampagne lijkt voorgoed verleden tijd, want niks hierover in het regeerakkoord. Dood en begraven is ook de heisa die de CD&V maakte rond de noodzakelijke heffing op de meerwaarde van aandelen. Ook hier kunnen de multinationals (en enkele grote vermogens die een onderkomen vonden in ons land) verder profiteren van het belastingparadijs België, terwijl de werkende bevolking op alle mogelijke manieren sociaal wordt aangevallen. En het is niet een “Kaaimantaks” of “doorkijktaks” (die gericht is op grote trusts en andere juridische constructies in het buitenland) die de balans naar de ander kant zal doen doorslaan. Alle waarnemers zijn het erover eens dat die Kaaomantaks een onduidelijke maatregel is met een verwaarloosbare opbrengst. Als er al opbrengst zou zijn, want interesten en dividenden uit belastingparadijzen zijn (in theorie) al onbelastbaar.
3. De top 50 van de fiscale kortingen In vergelijking met de top 1000 van de grootste winsten, heeft de top 50 van de fiscale kortingen (zie bijlage 1) een meer anekdotisch karakter zowel qua omvang als qua doelgroep. Toch zitten hier ook heel wat interessante gegevens in. De top 50 heeft in die zin een voorbeeldfunctie. Wij definiëren de “fiscale korting” als het verschil in euro tussen de belastingen die een onderneming echt betaalt en de belasting die ze zou betalen als het – normale – nominale tarief van 33,99% was toegepast. De ondernemingen in onze top 50 maakten in 2013 een gezamenlijke winst van 22 miljard euro, waarop ze amper 622 miljoen euro belastingen betaalden, wat neerkomt op een belastingtarief van 2,8%. Ten opzichte van wat ze hadden betaald als hun winst onderworpen was aan het nominale tarief van de vennootschapsbelasting (33,99%), komt dat neer op een fiscale korting van 6,9 miljard euro. Dat terwijl de totale opbrengst van de vennootschapsbelasting elk jaar rond de 10 miljard euro draait. Tusen 2009 en 2013 steeg het gemiddelde belastingtarief van onze top 50 geleidelijk van 0,6 % (2009) naar 1,0 % (2010), 1,8 % (2011), 2,6 % (2012), tot 2,8 % (2013). Inderdaad, dit betekent een constante stijging, maar een variatie van ongeveer twee punten op een beperkt staal van vijftig ondernemingen is statistisch niet erg significant. Het tarief blijft onnoemelijk laag. Alle grote families van het Belgische kapitalisme zijn terug te vinden in onze top 50: •
de Spoelberch, de Mevius en Van Damme: nr. 2 en 5;
•
Frère: nr. 3, 36 en 49;
•
Solvay: nr. 13 en 28;
•
Duchâtelet: nr. 12;
•
Lhoist: nr. 10;
•
Janssen: nr. 33;
•
Boël: nr. 39 en 42;
•
Leysen, Vlerick enz.: nr. 15.
Deze lage vennootschapsbelasting voor die grote vermogens is een van de argumenten – naast nog heel wat andere – die het PVDA-voorstel voor een ‘miljonairstaks’ verantwoorden: een belasting op alle vermogens van meer dan een miljoen euro.
4. Enkele bedrijven uitgelicht •
Telenet: overdracht van de aandelen van het ene filiaal op een ander filiaal
In 2013 bracht Telenet Group Holding (de beursgenoteerde moedermaatschappij van de telecomgroep) alle aandelen die het bezat van zijn dochteronderneming Telenet nv, in bij een van de andere dochters van de groep, Telenet Service Center. De waarde van deze inbreng in natura werd – onder toezicht van een bedrijfsrevisor – geschat op 6,8 miljard euro. Dit hield voor Telenet Group Holding een (niet belastbare) meerwaarde in van 4,4 miljard euro in verhouding tot de vroegere waarde van de aandelen. Ook al gaat het hier om een enorm bedrag, in werkelijkheid lijkt de waardetoekenning niet overdreven omdat de nettowaarde van Telenet Group Holding eind 2013 op die manier 4,5 miljard euro bedraagt (een jaar eerder lag ze nauwelijks 177 miljoen hoger), wat in de buurt komt van de beurswaarde van de groep (5,3 miljard euro). Tot nu toe lijkt de meerwaarde eerder een puur virtueel cijfer vermits niets de groep heeft verlaten. Maar als deze aandelen naar een derde zouden overgedragen worden dan zou het geld van de verkoop terechtkomen in de kassa van de onderneming en de meerwaarde zou natuurlijk niet belastbaar blijven.
•
AB InBev: de uitgekeerde dividenden halen twee keer de winst
De grootste bierproducent ter wereld is in handen van drie Belgische families die op de eerste plaats staan van de grootste vermogens in ons land: de families de Spoelberch, de Mevius en Van Damme. De moedermaatschappij van de groep, AB InBev, staat op de tweede plaats in de top 50 van de fiscale kortingen en in de top 1000 van de winsten. Ze realiseerde een winst van 1,7 miljard euro waarop zij niet een euro belasting betaalde. Ze kon immers genieten van het mechanisme van de definitief belaste inkomsten (DBI, cf. punt 6). Ze keerde ook... 3,28 miljard aan dividenden uit aan de aandeelhouders of bijna tweemaal de winst van dat jaar. Ze putte hiervoor uit de winsten van voorgaande jaren. Wat Cobrew betreft, de interne bank van de groep, die betaalt slechts 1,2% belasting dankzij de notionele interesten.
•
Groep Brussel Lambert: Albert Frère, de man waar je niet omheen kunt
Elk jaar heeft Albert Frère wel de een of andere van zijn ondernemingen in onze top 50 van de fiscale kortingen. GBL, de belangrijkste holding uit het Frère-imperium, betaalt 0,00 euro belasting op een winst van 845 miljoen euro dankzij de DBI en de vrijstelling van meerwaarde op aandelen.
•
Janssen Pharmaceutica: de jackpot voor big farma
Om maar 0,8% belastingen te betalen, liet Janssen Pharmaceutica 148 miljoen euro aan notionele interesten in mindering brengen, maar vooral 795 miljoen euro aftrek voor octrooi-inkomsten. Deze maatregel mag toegepast worden vanaf boekjaar 2008 en staat de betrokken ondernemingen toe om van hun belastbare basis 80% van hun octrooi-inkomsten af te trekken. Het magazine VifL'Express bracht eerder al aan het licht (23-11-2012) dat deze wet op maat gesneden is van ondernemingen zoals Farmagroep GlaxoSmithKline (GSK) (advocaten van GSK stelden de wet zelfs zelf mee op) en Janssen Pharmaceutica.
5. De grootste fiscale aftrekposten van de bedrijven De belangrijkste kortingen op de vennootschapsbelasting die de lage belastingtarieven uit deze analyse verklaren, zijn: −
de notionele interesten;
−
de vrijstelling van de meerwaarde op aandelen;
−
de definitief belaste inkomsten;
● De notionele interesten. Deze fiscale aftrek werd ingevoerd in 2006 en laat Belgische vennootschappen toe om van hun belastbare basis een bedrag af te trekken dat overeenstemt met 2,74 % (tarief van toepassing op de winsten van 2013) van hun eigen vermogen (Eventueel gecorrigeerd. Van het eigen vermogen moet bijvoorbeeld de waarde van de financiële vaste activa die bestaan uit aandelen worden afgetrokken, wat holdings omzeggens uitsluit). Deze maatregel is van toepassing voor alle bedrijven, maar sommige profiteren er meer van dan anderen. ● De vrijstelling voor meerwaarde op aandelen. Als een vennootschap aandelen koopt en ze daarna verkoopt tegen een hogere koers, dan realiseert ze een meerwaarde die haar winst doet aangroeien. Dergelijke winsten zijn in België niet belastbaar. Zoals voor de notionele interesten gaat het ook hier om een bijzonder omstreden maatregel. De PVDA is voorstander van de afschaffing zowel van de notionele interestenaftrek als van de vrijstelling voor meerwaarde op aandelen. ● De definitief belaste inkomsten (DBI). Door deze maatregel mag een vennootschap 95% van de dividenden die haar filialen haar uitkeert, fiscaal aftrekken.
Is deze aftrek gerechtvaardigd? Ons standpunt is genuanceerd. De toepassing ervan wordt als volgt gemotiveerd: wanneer een moedermaatschappij dividenden uitgekeerd krijgt van haar filialen, dan doen die de inkomsten van de moedermaatschappij groeien. Maar omdat deze dividenden komen uit de winst van de filialen, die al eens belast is, is het normaal dat de moedermaatschappij niet een tweede keer belast wordt. De DBI-aftrek zorgt ervoor dat de ontvangen dividenden niet belast worden. Dat lijkt logisch. Toch kun je er op z’n minst een aantal bedenkingen bij maken: 1. De DBI-aftrek is slechts toegestaan aan vennootschappen die minstens 10% van het kapitaal of een participatie van minstens 1,2 miljoen euro bezitten. De kleine aandeelhouders hebben er geen toegang toe. De uitwijking voor de dubbele taxatie lijkt dus toch niet zo’n evident principe. 2. De DBI-aftrek is ook toegestaan wanneer de dividenden zijn uitgekeerd door een vennootschap die nauwelijks of geen belastingen betaalt. In die gevallen zou de DBI moeten omgedoopt worden tot DOI: definitief onbelaste inkomsten. 3. De DBI werken constructies als die van de kapitalist Frère in de hand: een waterval van holdings zorgt ervoor dat hij met een relatief beperkt kapitaal grote groepen kan controleren. 4. De DBI-aftrek is in tegenspraak met de officiële verantwoording van de notionele interesten. Die worden, zo beweert men, toegekend om het eigen vermogen te versterken terwijl de DBI-aftrek, die de handel van aandelen vrijstelt van belasting, juist leidt tot een vermindering van het eigen vermogen van de vennootschappen. 5. Ten slotte zijn er de gemengde holdings: vennootschappen die holdingactiviteiten (het controleren van filialen) cumuleren met industriële en/of commerciële activiteiten. Omdat de Belgische wetgever geen beperkingen oplegt aan deze maatschappijen, kunnen zij grote schulden aangaan om hun holdingactiviteit te ontwikkelen. En omdat de inkomsten uit die activiteit niet belastbaar zijn, dankzij de DBI-aftrek, kan de interestlast van hun schulden afgetrokken worden van hun industriële inkomsten. Daardoor worden zij noch op hun holdingactiviteit, noch op hun industriële activiteit belast. ________________________ Auteur van deze studie en federaal parlementslid: Marco Van Hees (0473 411 021) Woordvoerder PVDA en federaal parlementslid: Raoul Hedebouw (0477 98 65 10) Directeur studiedienst PVDA: David Pestieau (0472 81 73 74)
Bijlage 1 – Top 50 van de fiscale kortingen Rang 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50
Naam bedrijf TELENET GROUP HOLDING ANHEUSER-BUSCH INBEV GROUPE BRUXELLES LAMBERT - GROEP BRUSSEL LAMBERT JANSSEN PHARMACEUTICA COBREW BRIDGESTONE EUROPE AGEAS BELGACOM EXXONMOBIL PETROLEUM & CHEMICAL LHOIST MASTERCARD EUROPE MELEXIS SOLVAY SEDENA FINANCIAL SERVICES KBC GROEP ROYAL PARK INVESTMENTS WABCO EUROPE STATOIL COORDINATION CENTER VF CAPITAL EUROCLEAR FLANDRIA PARTICIPATIONS FINANCIERES OAKS ESTATE BELGACOM GROUP INTERNATIONAL SERVICES EDF INVESTISSEMENTS GROUPE TOYOTA MOTOR EUROPE GMR BAYER ANTWERPEN SOLVAY PHARMACEUTICALS DU PONT DE NEMOURS (BELGIUM) STATKRAFT TREASURY CENTRE TVH GROUP SANOFI EUROPEAN TREASURY CENTER UCB FEDERALE PARTICIPATIE- EN INVESTERINGSMAATSCHAPPIJ MAATSCHAPPIJ TOT EXPLOITATIE VAN IMMOBILIEN GBL TREASURY CENTER IKEA SERVICE CENTRE DEXIA SOFINA DOMO CHEMICALS GLAXOSMITHKLINE BIOLOGICALS DANONE FINANCE INTERNATIONAL ATLAS COPCO AIRPOWER VOLKSWAGEN GROUP SERVICES MOUTERIJ ALBERT VRIJE BASISOEFENSCHOOL WIJNEGEM SOCIETE NATIONALE DES CHEMINS DE FER BELGES GDF SUEZ CC TOTAL FINANCE GLOBAL SERVICES CERA TOTAAL
Wnst voor belastingen 4.317.140.000 € 1.748.957.000 € 845.692.000 €
Belasting 18.296.000 € 0€ 0€
Fiscale korting 1.449.099.886 € 594.470.484 € 287.450.711 €
Belastingtarief 0,4% 0,0% 0,0%
864.645.000 € 705.160.000 € 589.557.000 € 570.059.000 € 812.255.000 € 474.469.000 € 459.033.172 € 1.139.010.000 € 441.336.823 € 322.420.000 € 385.077.000 € 384.731.000 € 358.303.695 € 342.221.984 € 327.890.000 € 324.862.019 € 280.747.000 € 281.163.324 € 275.267.381 € 282.453.000 €
6.759.000 € 8.290.000 € 1.983.000 € 8.000 € 103.122.000 € 35.000 € 124.302 € 233.812.000 € 2.348.902 € -36.582.000 € 2.622.000 € 2.915.000 € 777.501 € 17.001 € -3.568.000 € 474.970 € 783.000 € 1.066.513 € 0€ 8.472.000 €
287.133.836 € 231.393.884 € 198.407.424 € 193.755.054 € 172.963.475 € 161.237.013 € 155.901.073 € 153.337.499 € 147.661.484 € 146.172.558 € 128.265.672 € 127.855.067 € 121.009.925 € 116.304.251 € 115.017.811 € 109.945.630 € 94.642.905 € 94.500.901 € 93.563.383 € 87.533.775 €
0,8% 1,2% 0,3% 0,0% 12,7% 0,0% 0,0% 20,5% 0,5% -11,3% 0,7% 0,8% 0,2% 0,0% -1,1% 0,1% 0,3% 0,4% 0,0% 3,0%
445.298.000 € 349.769.000 € 236.143.000 € 279.307.000 € 203.047.955 € 204.428.000 € 228.260.000 € 199.235.224 € 264.439.000 € 194.409.000 € 182.065.370 €
66.881.000 € 37.652.000 € 0€ 20.719.000 € 0€ 924.000 € 9.333.000 € 5.432 € 22.583.000 € 1.024.000 € 473.943 €
84.475.790 € 81.234.483 € 80.265.006 € 74.217.449 € 69.016.000 € 68.561.077 € 68.252.574 € 67.714.621 € 67.299.816 € 65.055.619 € 61.410.076 €
15,0% 10,8% 0,0% 7,4% 0,0% 0,5% 4,1% 0,0% 8,5% 0,5% 0,3%
180.549.023 €
7.673 €
61.360.940 €
0,0%
174.710.000 € 197.411.000 € 156.165.000 € 170.971.960 € 176.249.444 € 187.855.000 € 261.509.000 € 331.021.000 € 157.883.000 € 134.839.000 € 151.000.000 € 150.814.000 €
0€ 7.807.000 € -5.855.000 € 65.519 € 3.102.942 € 7.607.000 € 33.898.000 € 57.935.000 € 0€ -6.169.000 € 0€ 6.000 €
59.383.929 € 59.292.999 € 58.935.484 € 58.047.850 € 56.804.244 € 56.244.915 € 54.988.909 € 54.579.038 € 53.664.432 € 52.000.776 € 51.324.900 € 51.255.679 €
0,0% 4,0% -3,7% 0,0% 1,8% 4,0% 13,0% 17,5% 0,0% -4,6% 0,0% 0,0%
186.473.000 € 147.444.000 € 147.555.829 €
12.767.000 € 4.000 € 316.486 €
50.615.173 € 50.112.216 € 49.837.740 €
6,8% 0,0% 0,2%
22.231.302.203 €
622.844.184 €
6.933.575.435 €
2,8%