-r-' «*■-
Romantiek van Hauptmann:
De zeer romantische Weensche tooneeldichter Grillparzer, die in 1791 werd geboren, heeft slechts enkele novellen geschreven, waaronder „Das Kloster bei Sendomir", een geschiedenis, die hij als voor enkele eeuwen werkelijk gebeurd had hooren vertellen en die hij weer laat verhalen door een monnik aan een Duitscher, wanneer deze in de torenkamer van het Poolsche klooster overnacht. Het is de geschiedenis van een Poolsch edelman Starschenski, die zijn overspelige vrouw Elga vermoordt, zijn kasteel in brand steekt en later op dezelfde plaats het klooster sticht, waar hij nu als eenvoudige monnik de gasten bedient. Hij heeft Elga's minnaar gevangen genomen en gedwongen tot de bekentenis, dat hij de vader is van het kind, dat Starschenski voor het zijne hield. De gevangene weigert een tweegevecht en ontvlucht. De echtgenoot belooft zijn vrouw te sparen, als zij bereid is haar kind uit den weg te ruimen. Maar als zij toestemt, doorsteekt Starschenski haar, uitroepend dat hij haar slechts op de proef
wilde stellen, om te weten of er nog eenig menschelijk gevoel in haar was. \ Hauptmann heeft, met gebruikmaking van eeni aantal uiterlijke feiten uit dit verhaal, de situ-, aties in wezen volkomen gewijzigd. In zijn stuk is de minnaar Oginski geen lafaard, al wordt h\j door zijn nicht Elga zoo voorgesteld om de verdenking van hem af te leiden. Hij komt vrijwillig op het kasteel als Starschenski hem uitnoodigt en aanvaardt zijn lot moedig, wanneer de bedrogen echtgenoot hem laat knevelen en vermoorden. Ook Elga, de fatale vrouw, is in Hauptmann's stuk minder ontaard dan bij Grillparzer. Wel zweert zij in de torenkamer, waar zij heimelijk met neef Oginski placht samen te komen en waar nu diens lijk achter een gordijn verborgen op het bed ligt, dat zijn lot haar niet raakt. Maar als Starschenski dan bereid is haar in genade aan te nemen en het gordijn terzijde schuift, werpt zij zich op het doode lichaam van den geliefde. Eindelijk laat de berekenende vrouw zich geheel gaan en als haar man, meegesleept door zijn noodlottige liefde, haar tracht terug te winnen, schreeuwt zij hem toe: „Ik haat je. . . . Ik spuw op je!" Dan valt het doek en als het weer opgaat, is in de torenkamer de Duitsche ridder te zien, die daar heeft overnacht en heel dit drama heeft gedroomd, en die nu in den monnik van den vorigen avond Starschenski herkent.
moet óóh goeo zijn
, J& hen zoo gelukkig, Elga..." (Rie Gilhuys en Cees Laseur als graaf Starschenski). (Foto Stevens)
Hauptmann geeft zijn drama als den droom van den gast, die den nacht doorbracht in het bed, waar eens het lijk van Oginski heeft gelegen. Een „droomspel" is het dus eigenlijk niet, maar veeleer een romantische tragedie door moderner oogen gezien en daarmee een waardige hulde aan Grillparzer, maar tevens een meesterlijke greep van den tooneelschrijver Hauptmann. Een zeer goede greep mag ook de keuze van Cees Laseur worden genoemd. Prachtig slaagde de opvoering in Laseur's voortreffelijke vertaling, al behoeft het nauwelijks te worden gezegd, dat een dergelijke ballade-in-tooneelvorra zeer hooge eischen stelt aan de vertolkers. Ieder woord van deze sterke, als gebeeldhouwde taal, die even dichterlijk als dramatisch werkt en die zuivere romantiek geeit zonder ook maar éen oogenblik verouderd aan te doen, weegt hier zwaar. De kleinste detonatie kan hier noodlottig worden, zooals Ko van Dijk (als Elga's broeder) bij zijn opkomst moest ondervinden. Er waren in bijrollen eenige zwakke spelers,
Boven: Elga ontvangt, als haar man op reis is, heimelijk bezoek van haar minnaar, haar neef- Oginski (Rie Gilhuyi en Cijsbert Terstéeg). — Rechts: „Moeder, op wie lijkt de kleine Elga?.., De oogen, de neus, de mond.... van Oginski.., ." (Peronne Hosang, Cees Laseur en Emmy van Sivnl met de kleine Elga). (Fotv'i V.N.P.U* Haan). A
CINEMA
<&• THEATER
(nr. 4)
.
TOONEKL VOOR KINDEREN
Het droomspel JLGA"
zelfs maar is genoemd. Trouwens Hauptmann's biografen, die geheele boekwerken aan zijn scheppingen hebben gewijd, plegen nauwelijks gewag te maken van dit werk. . De bescheiden ondertitel „Sechs Szenen" en de nog bescheidener introductie „Den nachfolgenden Szenen liegt eine Novelle Grillparzers zu Grunde", wekken den indruk, dat de schrijver dit spel eigenlijk niet als een volwaardig tooneelstak beschouwde, doch meer als een curiosum. Het feit dat Hauptmann zijn „Elga" in 1896 schreef, onmiddellijk nadat hem den Grillparzer-prijs ten deel was gevallen, en dat hij tien jaar liet voorbij gaan eer hij het aan de drukpers toevertrouwde, kon dien indruk slechts versterken. Wie echter de moeite nam om niet alleen dit onbekende werk, dat zelden was opgevoerd, te lezen, maar ook Grillparzer's novelle, kon tot de ontdekking komen, dat Hauptmann's stuk een magistrale variatie op Grillparzer's thema mag heeten. Het is dan ook een raadsel, waarom dit kleine, maar meesterlijke, even dichterlijke als aangrijpende werk zoo lang kon worden vergeten en miskend. Vermoedelijk werd meestal niet gezien, dat de schrijver van „Elga" even weinig afhankelijk is van zijn voorbeeld als Shakespeare van de novellen, waaraan hij de stof voor vele van zijn tooneelwerken ontleende.
De tachtigste verjaardag van den grooten Duitschen tooneelschrijver Cerhart Hauptmann is ook voor onze Nederlandsche gezelschappen aanleiding geweest om een zijner stukken opnieuw ten tooneele te brengen. Maar in de meeste gevallen zal de keuze niet gemakkelijk zijn geweest, omdat veel van dit werk, hoe verdienstelijk ook, toch eenigszins is verouderd. Het is zeer wel mogelijk, dat wij later nog eens een herleefde belangstelling zullen zien voor stukken als „Voerman Henschel" of „Rose Bernd", maar op het oogenblik blijft de moeilijkheid, dat onze tooneelspelers aan dit naturalisme zijn ontwend. In mindere mate geldt dit voor het blijsfel „De Beverpels", ofschoon ook daar het onvertaalbare dialect, dat bij een Nederlandsche opvoering achterwege moet blijven, moeilijkheden oplevert. Hoe het Amsterdamsche Theaterbedrijf zich heeft „beholpen" roet een wederopvoering van „Voor Zonsondergang" en hoe weinig representatief dit burgerlijke familie-drama voor Hauptmann's oeuvre moet worden geacht, heb ik in het vorige nummer van „Cinema & Theater" uiteengezet. Anders is het gesteld met Hauptmann's romantische stukken, maar het gezelschapje, dat zich over zijn droomspel „Hannele's Hemelvaart" ontfermde, was daartoe toch weinig geroepen. Het Centraal Tooneel bleef nu nog over en 'Wij waren benieuwd met welke keuze Laseur ten slotte voor den dag zou komen. Toen voor het Amsterdamsche Centraal Theater de première van „Elga", met de toevoeging „romantisch droomspel van Gerhart Hauptmann" werd aangekondigd, zal menigeen verbaasd heb' ben opgekeken. Er is de laatste maanden in ons land in dagblad en tijdschrift heel veel over het werk van den tachtig-jarige geschreven, maar ik geloof niet dat in één van die artikelen „Elga"
• . '
'u-r ^-r
2
maar Laseur's regie wist, gesteund door costuum en decor (het stuk »peelt omstreeks 1650) een stijlvol geheel te bewaren en de belangrijkste rollen overtroffen de stoutste verwachtingen. Met hart en ziel hebben Cees Laseur als Starsrhenski en Rie Gilhuys als Elga de twee, nagenoeg gelijkwaardige hoofdrollen vertolkt. Twee karakters, zóó sterk tegengesteld als. na het klassieke drama, alleen de romantiek zich dat kon veroorloven, staan hier tegenover elkaar. Starschenski. die Elga en haar verwanten uit de ergste armoede heeft opgeheven, is een tot zwaarmoedigheid geneigd edelman, de toegewijde zoon van een zeer vrome, ietwat zwaartil lende moeder. Zijn jonge vrouw en het kind hebben een stralend geluk in zijn leven gebracht, na de vele teleurstellingen, die politieke twisten hem hadden berokkend. Met zijn moeder, zijn vrouw Elga en de kleine Elga wijdt hij zich thans op zijn kasteel aan het beheer van zijn landgoederen. Te midden van dat rustige geluk wordt zijn achterdocht gewekt; wij zien hem instorten en, na vergeefsche pogingen om zich te vermannen, geestelijk te gronde gaan, terwijl Elga uiterlijk volkomen rustig blijft, een bekoorlijke verleidster, die echter in het geheim wordt verteerd door haar hartstocht voor Oginski met wien zij maar zelden kan samenzijn. " Er .is in de figuur van Starschenski, zooals hij — sterk romantisch en toch levenswaar — door Cees Laseur wordt gespeeld, iets dat aan Shakespeare's „Othello" doet denken: een creatie, die hoog uitgaat boven hetgeen wij de laatste jaren van dezen begaafden acteur te zien kregen I Interessanter nog is het spel van Hie Gilhuys, vol- fijne schakeeringen van niets-ontziende berekening naar alles-beheerschende passie, zeer koel, zeer zinnelijk, zeer meeslepend, en toch met iets van een droomverschijning, als gelouterd door den afstand, dien Hauptmann met den eenigszins objectieven ballade-toon van zijn dialogen heeft weten te scheppen. Naast dit tweetal kan men van Gijsbert Térsteeg een strak en sterk gespeelden Oginski bevan Jos. Liesting een waardigen, :il» wonderen, 1 oer-ouden rentmeester en van Péronne Hosang een bedaagde edelvrouw (Starschenski's moeder), die de legende-sfeer meebrengt. ..^ "'Si , Dat het publiek dit, van het gemiddelde hedfn;daagschè repertoire zoo sterk afwijkend»en ibo Ïdi5hterlijke droomspel buitengewoon bleek '"té waardeeren, bewijst weer, dat de tooneeldirecteuren er yerkeerd aan doen door het te laag aan te slaan I CHR. DE GRAAFF. 8
(nr. 4) — CINEMA &■ THEATER
Het Amsterdamsche Tooneelgezelschap van Theo Vink geeft een reeks opvoeringen in den lande van „Sneeuwwitje en de zeven dwergen", bewerkt door A. Pinson. In „Concordia" te Bussum heb ik een voorstelling bijgewoond. En hierbij was iets, dat mij geestdriftig stemde. Doch aan dien geestdrift hadden noch de bewerking, noch de opvoering „schuld". In tegendeel: beide kan ik het beste kenmerken door het gebruik van het woord „rafelig". Laat ik met het rafelige beginnen en met het geestdriftige eindigen. Wat de bewerking van het prachtige sprookje betreft: in deze zeven tafreelen, .waarin het rijke gebeuren met het beeldschoone Prinsesje zonder gevoel voor dramatische hoogtepunten werd samengedrongen, spraken de figuren een strijdloos taaltje. Soms overladen van cliché-deftigheid, dan weer van een gezocht humoristisch realisme. Vooral de teksten der ingelaschte liedjes op bekende melodieën demonstreerden gebrek aan het getroosten van moeite. De opvoering van het weinig concentrische spreek-zangspelletje werd al te veel naar beneden gehaald door slechte geheugens en vooral afwezigheid van overtuiging. Als excuus voor het eerste kan misschien gelden, dat bepaalde rollen overgenomen moesten worden blijkens het mij verstrekte programma en dat een der overnemers — Bob Verstraete — ook nog een doublure had te maken. Hij slaagde nog het beste als de kok; als de prins Camillo, de manmoedige bevrijder van Sneeuwwitje, wist hij af en toe niet meer van toeten en blazen. Met uitzondering van Diny van Dij k's wel lieve „Sneeuwwitje" en Theo Vink's dwerg „Ducky" (hij speelde verder nog den koning), ontbeerden ook de andere creaties natuurlijkheid. Er werd opgezegd, er werden wat voor de hand liggende gebaren ten beste gegeven. Tevergeefs wachtte ik echter op spel. Een slechte opvoering dus van een slecht manuscript. Een slappe regie, die geen bezieling en warmte wist te scheppen, wat er dan ook aan onvoorziene pech (men moest het doen met de
Onder: Theo Vink als Dnrky'ï de dtverg. Hierboven: Pauky Bigot (de koningin), DU ny van Dyk (Sneeuwwitje) en Ferd. Erfmann als Golo. (Foto's Bart de Kok) decors en requisieten uit het bezit van „Concordia") geweest kan zijn. Toch ben ik geestdriftig geweest. Geestdriftig om dat jeugdige publiek, kinderen van vier tot twaalf jaar, die de zaal tot in alle uithoeken vulden. Wat zijn kinderen gauw tevreden! Wat lachen zij gul en uit den grond van hun harten. Wat is er voor een ter ontroering bestemd moment gemakkelijk doodsche stilte te verkrijgen. De kinderen zijn niet de ultra-critische schepselen, waarin sommige tooneeldeskundigen ons willen doen gelooven. Zij geven zich spontaan, dankbaar. Om dit „Sneeuwwitje" werd bij tijden gegierd van het lachen, om dit „Sneeuwwitje" waren de kinderen op het juiste oogenblik als muisjes zoo stil. Tijdens het changement tusschen de tafreelen kon je hooren hoe fijn zij het vonden, hoe benieuwd zij naar den al lang bekenden afloop waren. Zij renden van hun plaatsen om het elkaar te vertellen en twee jongens in mijn buurt raakten in conflict: de een vond het nog mooier dan de ander. Dat kón haast niet. . . . Hier bleken de eerbiedige bewondering voor het sprookje „Sneeuwwitje" en de onuitputtelijke, kinderlijke fantasie'voldoende te zijn om over alle tekortkomingen heen te doen zien. Een meisje, dat lang tevoren de komende scène met Sneeuwwitjes glazen kist verlangend had besproken, werd niet verontwaardigd toen het glazen reliquie tot een doekerig gevalletje degradeerde. Voor een kind is een lap van het een of ander. ... glas, indien het dat wensc'ht! Men behoeft zich dus niet zoo uit te sloven voor het kind, dat is het gevaar I Het kind slooft zichzelf uit om tóch te genieten. Zouden degenen, die tooneel voor kinderen willen geven, niet beter kunnen bedenken, dat men deze natuurlijke genegenheid voor „reeds een, beetje tooneel" met voorzichtigheid- dient te hanteeren ? Het is voor het amusement in het algemeen op het oogenblik een gulden tijd, waar-« in reeds een beetje „zakelijke ondernemingszin" wordt beloond met volle zalen. Geef juist dien van kinderen vollen zalen tooneel van kwaliteit 1 Ze wennen er dan vast aan. Dat wennen is nuttig voor later, zoodra het „groote repertoire" de kinderen van thans als publiek noodig heeft. ... I P. BEISHUIZEN.
PF^
^■^'■^,
,
r-pwip
is de voorwaarde geschapen tot een tragisch conflict, omdat het aanvankelijk verlamde meisje dat door haar geluk voorspoedig genezen was,' bij het bemerken van zijn liefde voor de ander weer in haar oude kwaal dreigt te vervallen. Het is nu aan den man om te kiezen, doch hij kan in dit tragische dilemma geen besluit nemen en vertrekt naar het buitenland, terwijl hij het droevige bericht krijgt, dat zijn eerste geliefde zich van het leven heeft beroofd. Als hij terugkeert, blijkt dat echter slechts loos alarm te zijn geweest. Door de zorg van haar vriendin, die zich teruggetrokken heeft uit den strijd om den door beiden geliefden man, is zij genezen, zoodat niets hun beider levensgeluk meer in den weg staat. Men ziet, een nogal sensimenteel gegeven, dat, ware het in minder kundige handen gevallen, een' draak van een film had kunnen worden. Dank zij de uitstekende regie en de voortreffelijke vertolking van de hoofdrollen werd het daarentegen een prettige, boeiende rolprent, vol van facetten die onzen blik op het filmische kunnen van de Hongaren verscherpen en verruimen. Het heeft geen zin een serie ons weinig zeggende namen te noemen. Wij kunnen volstaan met te constateeren, dat de Hongaarsche filmkunstenaars, die wij hier aan het werk zien, zich kunnen meten met de besten ter wereld en wij kunnen slechts hopen, dat zij in de nabije toekomst ook in andere creaties op het witte doek in de Nederlaudsche bioscooptheaters te zien zullen zijn.
drukken. Als wij ,,Scheppingsdrang", de eerste Hongaarsche film, die sedert langen tijd in ons land wordt uitgebracht, uit dat oogpunt bekijken, dan küpnen wij zeggen, dat de Magyaren geen slechte rentree maken. Intusschen — wij deden het reeds uitkomen — is ook deze film verre van volmaakt. De belichting bijvoorbeeld is niet steeds ideaal te noemen en bij sommige opnamen met getruqueerden achtergrond ontwaart men schaduwen waar deze niet kunnen zijn. Maar daar staat tegenover, dat het tempo vlot, de fotografie dikwijls zeer goed en het spel boeiend is. Vooral dat laatste geeft den doorslag voor den generalen indruk, want het gegeven is tamelijk drakerig en sentimenteel. Het is het, verhaal van een beeldhouwer, die de opdracht krijgt een beeld te vervaardigen voor het park van een sanatorium. Hij wordt geïnspireerd door de plotselinge verschijning van een vrouwengestalte aan een méér, dat bij een oud kasteel behoort (de Duitsche en mijns inziens betere titel luidt „Vision am See"), hij huurt dat kasteel en maakt zonder model het beeld, naar zijn visioen, doch hij vermag niet aan het gezicht een eigen uitdrukking te geven. Op een goeden dag ontmoet hij een meisje dat hij aanziet voor de verschijning aan den oever van het meer, hij beweegt haar voor hem te poseeren om het beeld een eigen gelaatsuitdrukking te schenken, en wordt tevens verliefd op haar. Dit meisje is echter in het geheel niet de geheimzinnige badnymph. Zij is de dochter van den professor, die opdracht gaf het beeld voor zijn sanatorium te vervaardigen en door een ongeluk zijn haar beenen verlamd, hetgeen zij echter aanvan-
Boven: Tijden» het tuinfeett, dat ter eere van de onthulling van het beeld gegeven wordt, stort Anna, die juist van haar verlamming genezen u>as, plotseling weer in, •— Onder links: Anna bij het portret van haar ongelukkige moeder. — Rechts: de beeldhouwer geeft haar levensblijheid en zelfvertrouwen terug door zijn charmante gezelschap.
>
De film is in de Duitsche taal na-gesynchroniseerd. Wij kunnen ons nu helaas slechts voorstellen, hoe schoon de liederen die wij hooren zingen, in het zoete Hongaarsch zullen klinken. L. J. CAPIT.
Een ievensteeken uit Hongarije:
Tsjechiscïie films die komen
SCHEPPINGSDRANG Tusschen de ons inmiddels vertrouwd geworden producten der Duitsche en Italiaansche filmindustrie, duikt een enkelen keer wel eens een fabrikaat op, dat wij minder goed kennen en daarom met des te grootere belangstelling beschouwen. Ditmaal is het een Hongaarsche film, die onze aandacht vraagt en zij is deze dubbel en dwars waard. Het is voor een Nederlander ietwat pijnlijk te bedenken, dat een klein land als Hongarije in de laatste jaren gemiddeld veertig nieuwe speelfilms per seizoen uit" kon brengen, een bewijs, dat men er daar uitstekend in geslaagd is, een eigen filmindustrie te scheppen. Het minderwaardigheidscomplex, dat ons in dit opzicht bedreigt, wordt keer op keer afgereageerd, maar desondanks moeten wij bij ■ het zien van een film als „Scheppingsdrang" spijtig erkennen, dat voor ons Nederlanders nog'steeds niet de mogelijkheid openstond een dergelijke rolprent te vervaardigen. Dit is niet de plaats om hier verder op in te gaan, noch ook om de motiveering onder de loupe te nemen; hopen jvij slechts, dat het uitbrengen van specimina van filmproductie uit andere kleine landen een stimulans' zal zijn voor al diegenen die nog gelooven in de mogelijkheid van Nederlandsche prestaties op' dit gebied! De Hongaarsche film, die thans onder den naam „Scheppingsdrang" vertoond wordt, geeft ons aanleiding eens even de hand in eigen boezem te steken, omdat het onaannemelijk lijkt, dat het hier te lande niet mogelijk zou zijn eenzelfde kwaliteit te bereiken. Wij zien namelijk een film, die weliswaar geen op'enbaring is, maar die toch in alle opzichten een aangenamen indruk achterlaat; een rolprent v^n een zeker niveau,, gunstig afstekend tegen vele zeer middelmatige oorlogsproducties van den laatsten tijd. Een film ré dikwijls het visitekaartje van het land van herkomst. In ieder land heeft de'filminudstrie immers we^r andere, eigendommelijke elementen, die hun stempel, op het wezen ervan
Na de Hongaarsche film „Scheppingsdrang" zullen binnenkort als uitingen van filmkunst in een ander Oost-Europeesch land nog worden uitgebracht: „Onstuimige Jeugd" en „Nachtvlinder"', beiden tot stand gekomen onder regie van den bekenden Praagschen spelleider Frantisek Cap. Lida Baarova, die wij al eerder in ons land op het witte doek zagen, speelt in „Onstuimige Jeugd" de hoofdrol.
keiijk voor den kunstenaar weet te camoufleeren. Voor dezen ontstaat het groote probleem, als hij door een toeval kennis maakt met een vriendin van zijn geliefde, die wèl het meisje blijkt te zijn dat hem onbewust geïnspireerd heeft. Hij wordt ook verliefd op haar en daarmede
Boekbespreking DRIE DOZIJX ACTEURS TS WOORD EJf BEELD, Herbert Ihering is een kenner van het Duitsche theaterleven en hij heeft ons een beeld gegeven van de laatste dertig jaren door biografieën en karakteristieken van de belangrijkste acteurs en actrices onder den titel „Von Josef Kainz bis Paula Wessely". De eerstgenoemde, die van 1858 tot 1910 leefde, zal slechts weinigen ten onzent bekend zijn, doch hij had grooten invloed door de wijze waarop hij sprak, de woordkunst haar eigen plaats hergaf. Zijn taal was roes en wapen tegelijk. '■
tn cirkel: Gitta strijdt een zwaren strijd met zichzelf. — Onder: Een nachtelijke ontmoeting en een auto-ongeval doen een nieuwe liefde in Ivan's hart ontwaken. (Foto's Odeon)
SCHEPPINGSDRANG („Vision am See") T -Ee," .?^usf Maria-productie onder regie van J-?"!? ^a mar. — Draaiboek: Juliane Zsigray «n Laszlo Kalmar. — Muziek: Szabolcs Fènyes — Camera: Istvan Eiben. — Geluid: Ferenc Lohr.' Rolver deeling: lyan Kohay, beeldhouwer . . . Paul Tavor Mevrouw Koltay, zijn moeder . . Lili Berby Prof. Balzacs G,.^ Solth n a , d0 chter r.? 'i«" . ., Klari Tolnay Oitta Mate, haar vriendin . . . Elisabeth Simor Panm, een model Eva Libertiny Een Odeon-jilm.
Als tweede beschrijft Ihering ons Oscar Sauer, die Hauptmannes „Michael Kramer" lanceerde en tot een succes maakte, de „acteur der stilte", zooals Ihering zegt. Vervolgens leeren wij de groote actrice Else Lehmann nader kennen; Adalbert Matkowsky, Agnes Sorina, Arthur Vollmer en tal van anderen, die hier minder bekend zijn. Wij noemen derhalve liever eenige anderen: Girardi, den Weener, die door Paul Hörbiger herleefde in de film „Operette"; Adèle Sandrock en Hedwig Bleibtreu, die ons van de film in eigen persoon bekend zijn, evenals haast alle belangrijke figuren van de huidige Duitsche planken: Paul Hartmann, Friedrich Kayssler, Paul Wegener, Werner Krauss, Heinrich George, Käthe Dorsch, Hans Moser, Paul Hörbiger, Otto Wernicke, Rudolf Forster, Ewald Baiser! Gustaf Gründgens en natuurlijk Paula Wessely. Het doet ons, die deze figuren en anderen uit dit boek als belangrijke spelers van de film kennen, merkwaardig aan in het hoofdstuk „Ruhm den Unauffälligen", waarin vele tooneelspelers gezamenlijk worden behandeld als „onopvallenden", namen te lezen als Paul Kemp, Gustav Waldau, Gusti Huber, Hans Thimig en tal van anderen. Doch men bedenke, dat het besproken boek deze spelers als
CINEMA & THEATER
(nr. 4)
5
(nr. 4) — CINEMA & THEATER
J
—-
- -
•
De „KIKKERZOLDER"....
|
VEITIIARLA
^ DE WERELD VAN DE KLEURENFILM
Een uniuersileit voor
variètè-artisten Hebt u wel eens gehoord van den artistenzolder in de Kikkerstraat in Den Haag? Waarschijnlijk niet. En toch zijn op dien zolder talrijke groote variété-artisten opgefokt, artisten, die overal in de wereld roem behaalden. Men zou dezen zolder de Universiteit der Acrobatiek kunnen noemen, de Variété-Hoogeschool, wanneer hier een leerstoel werd bezet, maar eerlijk gezegd staat er niet eens een gewone stoelj want op bezoekers is niet gerekend. Toch kan men niet beweren, dat er aan deze hoogeschool geen colleges worden gegeven door daartoe bevoegde
hoogleeraren, want bijna eiken dag zijn er studenten onder toezicht in de weer, jongmaatjes, die op hun wijze ook vooruit trachten te komen in de wereld. De professor die aan het hoofd staat van dezen zolder, tevens eigenaar van de hoogeschool, is de heer Christo. Men moet op dezen zolder nu eenmaal aan de namen wennen, want het zijn artistennamen. Zoo ook die van dezen prof. Hij is jarenlang zelf variété-artist geweest, luchtacrobaat, en heeft in binnen- en buitenland gezworven, totdat hem het lot trof van zoovelen en hij niet meer kon werken. Christo huurde het huis in de Kikkerstraat, waar boven een (niet eens overmatig groote) zolder is. Eens op een dag, het is jaren geleden, kwam hem een collega vragen op dien zolder te mogen oefenen. De collega bracht een collega mee; er ontstond een soort clubje en tenslotte kwamen er zoovelen uit het vak dagelijks oefenen, dat men gezamenlijk besloot de huur te betalen. Toen de heer Christo er later ook leerlingen bijkreeg, had hij een bestaan, al is het dan geen vet soppen, want rijkeluiszoontjes, dat behoeft niet gezegd te worden, laten zich voor deze Hoogeschool niet inschrijven. Maar het merkwaardige is, dat de zolder van Christo nooit concurrentie heeft gekregen. Er • waren wel oudere variété-artisten, die een zolder speciaal lieten inrichten en er zelfs reclame mee
maakten, lokalen met trapéze-inrichting en allerlei andere doelmatige instrumentaria. Maar men liet den zolder in de Kikkerstraat niet in den steek. Nu moet ook vermeld worden, dat deze zolder niet uitsluitend oefenlokaal is. Er heerscht een soort clan-geest. Al die artisten vormen een familie en het eene lid van de familie trekt zich het lot van het andere lid aan. Wat de een niet weet, weet de ander. Ab er iemand aan den grond zit, dan komt er op den zolder nog wel eens iemand die raad schaft, die weet, dat er ergens in het land een kennis is, waarvoor juist een tapdanser noodig is, of een parterre-acrobaat, of een caoutchouc-nummer. De zolder is ook wel een beetje „beurs". Niet alleen artisten verschijnen er regelmatig; er komen ook promotors en exploitanten van programma's; kortom, het is een tehuis, annex arbeidsbeurs, annex sociëteit, annex school en wat verdei voor variété-artisten ter tafel kan worden gebracht. En nu mag u vooral niet denken, dat alleen die heel kleine en onbeteekenende beginnelingetjes op den Kikkerzolder komen. Heele groote zijn er geweest, zooals de gebroeders Fratellini, de Italiaansche helden van het variété, die, als zij eens op een tournee door Nederland zwierven, nooit nalieten den Kikkerzolder te bezoeken om daar hun relaties te ontmoeten. Er zijn niet veel zóó beroemde variété-stèrren als de Fratellini's, maar wellicht hebt 11 ' toch ook wel gehoord I van de Tybors, parterre-acrobaten van Ne- f derlandsche origine, ik mag wel zeggen van • Kikkerstraat-origine, die hun beste trucs op den zolder van vader Christo instudeerden en daarmede volle zalen in verrukking heb- • ben gebracht. Mogelijk hebt u die • watervlugge tapdansers en acrobaten, dat komische paar André en Johnny wel eens zien optreden. Kort voor den oorlog was dit duo platzak en ten eindp.** raad. Hoe zij bij elkaar kwamen ? Op den Kikkerzolder. Daar hebben zij met ingespannen studie hun
CINEMA & THEATER — (nr. 4)
6
nummer tot stand gebracht en dat zij er succes mee hadden, ziet, dat verheugt nu alle vaste bezoekers van den zolder, want, variété-artisten gunnen elkander het applaus, zeker die van deo Kikkerzolder. Van de wanden kijken variétéartisten u aan, van den ouden en van den nieuwen stempel. Honderden foto's houden ook die artisten in eere, die verdwenen zijn, die wellicht ergens in de wereld lauweren oogsten, of die misschien in een vergeten kermistent in Klein Azië optreden. Zij zijn vervangen door andere, jongelui, die op hun beurt het vak beoefenen. Geen eenvoudig vak I Men moet de Ribarto's bezig zien aan hun slappe koord act, urenlang trachten zij hun opeengestapelde balans te vinden. Het koord hangt vlak bij den grond, doch straks zal het nummer in de lucht gedaan moeten worden met alle schitterende details, die evenzoovele moeilijkheden opleveren er nog bij. Men moet Nol Coronel, dien eespierden reus zien werken. „Drie jaar," zoo vertelt hrj, „heb ik op mijn eenhandstand gestudeerd, voordat ik hem te pakken had." Hij is op het oogenblik de sterkste man van den Kikkerzolder. Jonge meisjes, die eigenlijk nog geen keus hebben gemaakt, namelijk in welke richting van het variété zij het zullen zoeken, zijn letterlijk en figuurlijk in de wolken. Rechtsboven: Ook niet-acrobaten komen soa nu en dan op den „Kikkerzolder". VJ.n.r.: Lou Legrand, Keet Mander» en Jack Be*». —- Linkt: Tijdens de pauze k-omen de tongen lot. — Onder: De parterre acrobaten Coronel en Nolten oefenen hun nummer. — Op de volgende pagina: De „Ribarto's" oefenen dag aan dag op hqt tlappe koord. (Foto's Sckimmelfniinck (3); Cor Dokter (i) )
wanneer Nol eens even als onderman wil fungeeren en zij een moeilijke handstand met hem mogen maken. Nol Coronel is gediplomeerd jiu jitsuleeraar en heeft te Voorburg een school. Maar desondanks kan hij het variété niet heelemaal vergeten en dagelijks komt hij op den zolder. Mogelijk dat hij te avond of te morgen toch weer, als vroeger, tegen een goeden partner oploopt en dan vliegt Nol Coronel vrijwel zeker de wereld in. Want dat is de groote sensatie van dit vak. Het opent alle grenzen. Zonder moeilijkheden wat de taal betreft, zij het dan mogelijk alleen bij het opmaken der contracten, kan de variétéartist het buitenland ingaan, vreemde indrukken opdoen, véél geld verdienen, wanneer de fortuin hem gunstig gezind. Arbeidersjongens, losse werklieden zooals zij heeten, maar jongens die krachtig gebouwd zijn en die u wel eens op het strand hebt ontmoet, als zij in overdaad van geestdrift voor niets een salto maakten in het zand en die elkander op de handen tilden. Die jongens, leden van krachtsportvereenigingen, haltertillers, worstelaars, verzeilen dikwerf op den Kikkerzolder. Maar er verschijnen ook teere, jonge meisjes en hoe die bij vader Christo terecht zijn gekomen, is moeilijker na te gaan. Zij oefenen dagelijks spacaat en rompoefeningen. Is de een bezig, dan kan de ander niet altijd werken, want veel ruimte is er niet. Maar ze zijn inschikkelijk, deze artisten en een werkrooster voorziet in de organisatie, zoodat de trapezewerker (dat kan zoowaar ook nog tusschen de balken) niet tegen een paar cascadeurs op botst en de jongleurs niet gehinderd worden door het nummer „pop of mensch". Deze hoogeschool van de variété zou een boek waard zijn, met vader Christo als hoofdpersoon. In dat boek zouden alle lief en leed van tientallen artisten opgeschreven kunnen worden. Veel leed, want dit blijft deze menschen niet bespaard! Maar ook veel lief, dat de zolder in tal van jaren heeft opgebracht. Al was het alleen maar tijdens de rustpauzen aan de wankele kachel, als de ouderen aan de jongeren vertellen wat er in deze wereld te koop is. Zoo is de Kikkerzolder. THEO RAMAKER.
„MINNA VON BARNHFLM" Wegens het voorloopig ontbreken van illustratie-mate naai by Lessmg's „Minna von Barnhelm" dat door he „Deutsches Theater in den Niederlanden" werd opge voerd, kunnen wij de recensie hiervan eerst in ons vol grende nummer opnemen.
Een zeer belangrijke stap vooruit is de ontwikkeling van de zwart-wit-film tot de kleurenfilm. Het is een zelfde stap ?ls toenmaals van de stomme naar de sprekende film. De film is die vorm van kunst, welke me} de middelen der werkelijkheid werkt. De styleering van beelden en spraak heeft plaats op hel tooneel, „op de planken, die de wereld vormen". De film speelt zich echter af in de wereld zelf. Echte wolken, echte velden, echte bosschen en echte steden, dat is hettooneel, waarop wij spelen. De binnen-scènes worden aan dit tooneel aangepast. Wie echter de werkelijkheid wil uitbeelden, moet op de voltooiing der echtheid aansturen. Wij zullen op zekeren dag van de kleurenfilm tot de plastische kleurenfilm komen; wij zullen een plastischen klank krijgen — de ontwikkeling daarvan is reeds ver gevorderd — kortom, wij komen beslist tot een uitbeelding, die de werkelijkheid volkomen benadert. Bij deze vorming, waarmede men nu bezig is, moet men er .op letten, dat men niet voor het genoegen van de kleur tot de gekleurde films gekomen is. De wereld is namelijk niet overal bont en het is een voorrecht van bloemen, feesten en andere uitzonderingen het oog door bonte kleuren te boeien. Wanneer alles bont zou zijn, zou men deze „lust voor het oog" niet waarnemen. In mijn film „De gouden stad" l) zijn landelijke feestscènes zoo in kleuren gedrukt, dat men aan Pieter Breughel herinnerd wordt. In de stad Praag trekt een veelkleurige kleederdracht de blikken van alle stedelingen tot zich.... Op het oogenblik is het zoowel in de Duitsche als in de Amerikaansche kleurenfilms het geval, dat het publiek zeer dikwijls een beeld kleuriger getoond wordt dan het in werkelijkheid is. Dit komt voor het grootste deel, omdat de toeschouwer van een donker vertrek uit naar een helderverlicht beeld kijkt. Zooals vanzelf spreekt treedt dat beeld dus veel sterker naar voren. Ik geloof, dat wij er op zekeren dag toe zullen komen, dat wij het vertrek, waarin de toeschouwers zich bevinden, niet meer geheel verduisteren, zoodat de toeschouwer ook alles om zich heen kan blijven waarnemen. Desondanks zal het toch altijd zoo blijven, dat een scherp omlijnd beeld wordt waargenomen. De fotograaf namelijk die een meer fotografeert, fotografeert meestal niet tevens den hemel, wiens blauw zich in het water weerspiegelt. In de natuur wordt het oog zoo van het blauw van den hemel vervuld, dat het donkerder blauw van de weerspiegeling in het meer den toeschouwer niet opvalt. Zelfs
Veit Harlan en zijn vrouw, Krittina Söderbaüm, genieten tijdens een pauze tuttchen de opnamen voor „Die Goldene Stadt" een verkwikkend bord toep. ■* (Foto UfalKrahnert)
7
(nr. 4) —
CINEMA 6* THEATER
wanneer wij het oog op een bepaald doel gericht houden, dan nog is dit beeld niet scherp omlijnd, omdat van alle kanten het licht onze oogen binnendringt, en men dus niet precies kan vaststellen waar het „waarnemen" ophoudt. Er zijn nog vele voorbeelden, waardoor men bewijzen kan, dat de mensch de natuur anders ziet dan zij in werkelijkheid is, dat men door gezichtsbedrog wordt gehinderd. Ik zal nog een voorbeeld geven, dat bijzonder duidelijk is: de sneeuw is bijna nooit werkelijk wit, maar weerspiegelt steeds de kleuren, waardoor zij beschenen wordt. Dit is een groot probleem voor den kleurenfilm-fotograaf. In de kleurentheorie van Goethe las ik voor de eerste maal over gekleurde schaduwen. En in Weimar, in het huis van dezen genialen mensch, zag ik de tentoongestelde proeven, waarbij de gekleurde schaduwrti, die wij altijd in de natuur aantreffen, te zien waren, met verbazing aan. De veelkleurigheid van de wereld beseffen wij dan pas, wanneer wij ons er wetenschappelijk mee bezighouden. Het publiek kan zich evenwel natuurlijk niet wetenschappelijk met het beeld bezighouden, maar wil in de bioscoop zien, wat het uit de natuur kent. Daarom is het voor den vervaardiger van de kleurenfilm de voornaamste taak, de kleuren te dempen, ze minder opvallend te maken, en ze slechts dan in hun volle kleurigheid weer te geven, wanneer ze in hel werkelijke leven eveneens zoo bont zijn. Ik wil niet beweren, dal ik met mijn film de uiteindelijke oplossing van het probleem heb gevonden. Maar ik geloof wel, dat wij in Duitschland een groot stuk vooruit gegaan zijn. Het is aan de geniale uitvinding van de Agfa te danken, dat wij nu op het oogenblik het Agfa-Colorprocédé bezitten, een procédé, dal naar mijn meening de Amerikaansche systemen overtreft, en dat tevens de mogelijkheid biedt te worden verbeterd en voltooid. De beslissende eerste stap is gedaan en ik geloof dat het niet lang meer zal duren of de zwartwit-films hebben afgedaan. 1) Na deze film nam Harlan dadelijk de regie op zich van twee volgende kleurenfilms: „Immensee", naar de novelle van Theodor Storm, en „Optergang", beide met zijn echtgenoote Kristina Söderbaüm in de hoofdrol. — Red.
ZOO ZIEN WIJ ZARAH LEANDER #
HET LIEFST!. Een stroom van brieven en briefkaarten kwam in de afgeloopen weken onze redactiebureaux binnen : onze Nederlandsche dames gaven haar oordeel over Zarah Leander! Wij wisten wel, dat deze gevierde filmactrjce behalve vele bewonderaars ook tallooze bewonderaarsters had, maar dat het vrouwelijke geslacht een zóó groote vereering voor haar koesterde, dat hadden wij toch niet kunnen denken. De geestdrift, die uit de geschreven oordeelvellingen over de acht in de prijsvraag meedingende foto's tot uiting kwam, was vaak verbluffend. En dat waren dan die nuchtere Hollandsche dames! Hoe ziet de Nederlandsche vrouw Zarah Leander het liefst? Het is gebleken dat haar meening belangrijk afwijkt van die der Deensche mannen, welke wij in ons nummer 51 van den vorigen jaargang afdrukten. De foto bijvoorbeeld, die bijna een derde van het aantal der Deensche mannenstemmen verwierf, bracht het hier niet verder dan.... de zesde plaats met 7H percent der uitgebrachte stemmen!
Het liefst zagen onze lezeressen de afbeelding van Zarah Leander met de sigaret (wij hebben haar op de pagina hiernaast nog eens groot afgedrukt) : bijna 23 fercent der binnengekomen antwoorden wees deze foto als de mooiste aan. (Denemarken's beeren gaven haar de derde plaats). ,,Zoo moet Zarah Leander in het dagelij ksche leven zijn" was de kern van de meeste (maar onjuiste) motiveeringen dezer keuze. Eenvoud schijnt de Nederlandsche vrouw toch boven alles te stellen, want ook de afbeelding, die op één na de meeste stemmen haalde (16 percent), werd voornamelijk gekozen om den onopgesmukten eenvoud, die er uit spreekt. De derde plaats wordt ingenomen door de foto, die in Denemarken 9 percent der stemmen haalde en de „melancholieke" werd genoemd. 15 percent der dames stemde op deze foto. Hierop volgen met resp. ruim 13 en ruim 12 percent der uitgebrachte stemmen de Zarah Leander in „ouderwetsch costuum" (slechts 6 percent der Denen had haar uitverkoren) en de actrice met de zonnebloem, waarop 11 percent der beeren
Zlllill LEWDER
werd zij geboren als dochter van een koopman. Een roodharig meisje tusschen drie blonde broers. Al heel vroeg ontdekte men haar muzikaal talent en reeds op zes-jarigen leeftijd had zij pianoles en kon zij haar eerste concert geven. Toen zij acht jaar was speelde zij Chopin tot groote vreugde van haar vader, die niets liever wilde, dan dat zij pianiste zou worden. Zarah echter wilde liever aan het tooneel, doch als een gehoorzame dochter schikte zij zich naar zijn wenschen en bezocht getrouw het gymnasium. Ze trouwde met den tooneelspeler Nils Leander, wiens naam zij na haar scheiding van hem heeft behouden. Toen Zarah Leander eenige bekendheid in de filmwereld had verworven, moest zij natuurlijk ook geïnterviewd worden. De verslaggever Fred Forsell werd hiervoor aangewezen. Fred Forsell. heelemaal geen film-enthousiast, was veel liever naar een rechtszitting gegaan, die dien dag werd gehouden. Toen hij dan ook den geheelen dag „achter haar aan geloopen" had, hij was namelijk drie maal voor niets gekomen, daar zij steeds niet aanwezig was, slaakte hij de verzuchting „De duivel hale die Leander". Maar het kan heel raar gaan. Toen hij „die Leander" eenmaal gezien had, betreurde hij zijn verzuchting en . . . drie weken later trouwde hij met haar, zoodat zij nu mevrouw Zarah Forsell heet. In haar privé-leven is Zarah Leander een gelukkige vrouw en moeder. Wanneer haar aanwezigheid niet in de filmstudio's vereischt wordt, kan men haar aantreffen op haar landgoed in Zweden, waar haar twee kinderen steeds weer vol spanning wachten op de terugkomst van hun moeder. Men zou haar dan bijna niet herkennen, zooals zij daar ronddwaalt; met l^et haar in losse krullen op den rug hangend, heeft zij absoluut niets weg van de Zarah Leander, zooals die op het witte doek verschijnt. Doch ook zoo zou Zarah Leander haar vele bewonderaarsters ongetwijfeld in verrukking brengen.
Een lied ging haar vooruit. Reeds lang zong men dit lied overal, en werd het op gramofoonplaten gedraaid, voor men wist hoe de vrouw er uit zag, die zoo'n mooie donkere stem bezat. Een half jaar lang werd dit lied, „Gebundene Hände", in de Weensche revue „Axel an der Himmelstür" gezongen en nog steeds had men buiten Weenen de zangeres niet gezien. Totdat haar eerste film „Première" kwam. Velen waren getroffen door haar beeltenis. Maar echte bewonderaars verkreeg zij vooral na haar tweede film „Verbannen", met haar lied „Ich steh' im Regen und warte auf dich". In een stadje in Vaermland, Karlstad (Zweden),
De actrice op haar landgoed in Zweden met haar beide kinderen. (Foto's Ufa/Holland)
stemde. Deze vier foto's vindt U boven aan de pagina van- rechts naar links. De drie andere foto's blijven hierbij ver achter. De winnaressen. En nu: de winnaressen! Wij hebben lang gewikt en gewogen, welk antwoord wij als het best-gemotiveerde zouden bekronen. Wij verzekeren U, dat het niet gemakkelijk was een weg te vinden in het doolhof van veelsoortige loftuitingen. Maar tenslotte hebben wij gemeend die dames tot winnaressen te moeten uitroepen, die in haar oordeel i'ekening hielden met de meer of mindere bekoring, welke de foto's op „den man" moesten uitoefenen. Want eigenlijk is toch het belangrijkste voor een vrouw, wanneer zij haar oordeel over een andere vrouw geeft: hoe is d« indruk, dien deze op den „man" maakt? Zoo kwamen wij tot de volgende conclusie: De eerste prijs komt toe aan het volgende antwoord : „Mij bevalt de middelste foto op de rechter pagina het beste (deze foto kreeg op één na de meeste stemmen — Red.) omdat Zarah Leander daarop eenvoudig, natuurlijk en gedistingeerd is en zóó de mannen aantrekt, die in een vrouw eenvoud en natuurlijkheid kunnen waardeeren boven raffinement en ,,vamp"-kwaliteiten. Ik geloof, dat iedere vrouw altijd heimelijk de meeste bewondering heeft voor haar, die aantrekkelijk is voor het soort mannen, waarvan zij zelve het meeste houdt. Het interesseert haar niet of zij een ander soort mannen aantrekt, omdat die voor haar geen beteekenis hebben." De inzendster van deze motiveering. Mevrouw Sofhia Bakx—Van der Werj, Amsterdam-Zuid, ontvangt den hoofdprijs van ƒ 15.-. De tweede prijs (ƒ 7.50) kenden wij toe aan Mejuffrouw Rie Schous, Haarlem, voor haar antwoord, dat luidt: „Ik vind deze foto (Zarah Leander met de sigaret) het meest treffend in de eerste plaats door het wild en los uitstaande haar, hetgeen haar zoo flatteert. In de tweede plaats: in haar oogen zie ik het melancholieke, dat trouwens haast alle foto's kenmerkt. In de derde plaats treft mij hierop haar gevoelige mond en tenslotte: haar heele houding, de sigaret tusschen de vingers, is wel zeer charmant. Als ik een man was, zou ik haar onweerstaanbaar vinden..." De winnares van den derden prijs (f2.50). Mevrouw Marianne Dingemans—Wierts, Amsterdam-Z., koos Zarah Leander „in ouderwetsch costuum". Zij schreef: „ ... zij ziet eruit alsof zij met weemoed aan iets moois terugdenkt. Haar mond heeft iets liefs en haar oogen zijn mooi en droomerig. Als ik een man .was, zou ik op zoo'n vrouw verliefd worden, niet omdat zij zoo'n „schoonheid" is, maar omdat zij iets bijzonders heeft, dat je bij geen andere vrouw aantreft." Zoo heeft de Nederlandsche vrouw haar oordeel uitgesproken over Zarah Leander, een oordeel, dat — hoe "kan het anders — onverdeeld gunstig luidde.
CINEMA & THEATER
*»
(nr. 4)
8
...
-,
. .
■ ■ , ■■:-
, ;
r___
,
Gedaanteverwisseling van
dt w&etHdc ucouw
DE FRIESCHE BRUID
EEN TERRA-FILM UIT FINLAND De film speelt in Finland. In het havenstadje Kemi, op hét landgoed van den reeder Kolehmainen, op een naar Stettin varende, Finsche vrachtboot. Schoone natuur als keurecht decor is er dus in overvloed. Aan voor ons eigenaardig volksleven bestaat ook geen gebrek. Doch de bewerkers van den romaii ,,In Kemi lag das Hochzeitskleid", -waaraan dé rolprent ontleend werd, hebben zich er wat al te gemakkelijk van afgemaakt. Zij produceerden met hun scenario een soort dwangvoorstelling: een woeste, bar-wintersche natuur, dus woeste, bar-ruige Finnen. Deze beperktheid van voorstelling drukt wel erg zwaar haar stempel op het filmverhaal, dat er min of meer een draak door werd. Maar geen spontane draak, waarbij men het als prettig ondervindt de tranen vrijuit te laten vloeien en zijn buurman van tijd tot tijd uit opgekropte spanning in de zij te stompen . . . Neen, een gekunstelde draak, vol van traditioneele drakerigheden, zonder verve pp het celluloid gebracht. Alleen in de uit folkloristisch oogpunt aardige feestscènes laat de regie zich even in het spontane gaan en komt de camera even boven het vooroordeel der geijkte routine uit. Schurken of wilde „Zechkompanen" zijn de Finnen, waarop „De vreemde vrouw" ons vergast. Tot de laatste categorie behoort de reeder Kolehmainen, waarmee Eugen Klopfer overigens nog eer in legt ook. In die speciaal voor de Duitsche filmindustrie typeerende klasse van' acteurs, waartoe Emil Jannings en Heinrich George behooren, zou Klöpfer (en ik denk hierbij ook aan zijn prestatie in „Dié Goldene Stadt") eigenlijk een prominenter plaats verdienen dan hij thans inneemt. Ondanks dit psychologisch zwakke, slordig geregisseerde (het wandelende geheugen des regisseurs — de „script"-juffrouw heeft denke* lijk ontbroken) Finsche geval, schenkt Klöpfer ons de genieting van een boeiende, levenswarme creatie. Een in zijn uitbundige, krachtdadige
vreugde kinderlijk man. Een in zijn verdriet gevaarlijke, amok maRende reus . . . Kolehmainen heeft er zijn zinnen op gezet het Duitsche meisje Anno Matthies te trouwen. Zij werkt op zijn kantoor en wordt gecompromitteerd door de met opzet naar haar geleide verdenking van zwendel. Kolehmainen, bij een eerste ontmoeting in ziedend vuur voor haar, redt haar van een arrestatie. Hij neemt haar mee naar zijn landgoed, waarop men haar als vreemde beschouwt en blijft beschouwen. De reeder forceert dan een grootsch verlovingsfeest. Anno — om het maar eens huiselijk te zeggen — schrikt zich blauw van de woeste dronkenschap der gasten en in het bijzonder van de ontdekking, dat vele dienstmaagden van het goed. moeders zij n van Kolehmainsche kindertjes . .. Zij vlucht voor het huwelijk met dezen ultravitalen bruigom en komt terecht op eep van zijn vrachtschepen naar Stettin. De kapitein, een cocaïne smokkelende schurk, neemt het onbekende meisje mee tegen een flink bedrag. De sombere stuurman Lithberg heeft brokken voorspeld voor deze laatste reis van het seizoen. Hij had gelijk, het schip raakt vast in het ijs en dat bevordert de stemming niet aan boord. Ten overvloede, wandelend over de schotsen, verschijnt de naar zijn bruid zoekende reeder, die met zijn zeiljacht eveneens vastraakte. Zijn komst vermeerdert aanvankelijk het aantal krachtdadige, aan muiterij grenzende conflicten. Maar dan wordt Kolehmainen verstandig. Hij krijgt zijn kapitein door en laat hem opsluiten, in gezelschap van een handlanger. Lithberg neemt de kapiteinspet over en Kolehmainen doet zelfs afstand van Anno. Hij verlaat het schip weer, achter zich aan op een slede het lichaam van den door den des kapiteins ruwheid gestorven scheepsjongen Arvi trekkende. Arvi, lieveling van alle zeelui, ontpopt zich, vlak voor zijn door een zeemanslied begeleid sterven, namelijk ook al als een zoon van Kolehmainen. De' Rechtsboven: Kurt Fischer-Fehling en Elisabeth Reich als de stuurman en „de vreemde vrouai'. — In den cirkel: Eugen Klöpfer, ah de reeder, lost moeilijkheden op zijn wijze op, — Rechtsonder: De scheepsjongen Arvi (Werner Lippert), lieveling van de geheele bemanning. (Foto's Terra-film)
Nieuwe Nederlandscli e opera s
vader zal hem een graf aan land geven, niet onder het (te duidelijk van hout gezaagde) ijs op de verraderlijke zee. En zoo zien wij Kolehmainen, zijn droeve last achter zich aan trekkende, kleiner en kleiner worden in het bekende effect van het verschietende beeld. De bemanning van zijn schip volgt hem met de betraande oogen, totdat hij een stipje aan den horizont is. Lithberg heeft zijn arm om Anno geslagen, hetgeen de belofte van toch nog een Finsch huwelijk inhoudt! P. BEISHUIZEN.
DE VREEMDE VROUW Die fremde Frau. Regrie: ROGER v. NORMAN. Een Terra-film. Draaiboek: Hjalmar Fries—Schwenzen, Renate UM, Hans Heise, naar den roman ,,In Kemi lagr das Hochzeitskleid" van Hans Heise. — Muziek: Wolfgang Zeller. — Camera: Ernst Wilhelm Fiedler. — Decors: Gustav Knauer. ■— Producticleiding: Walter Tost. — Montage Anna Höllering. Hanns Kolehmainen Eugen Klöpfer Anno Matthies . . Elisabeth Reich Nils Lithberg . . Kurt Fischer—Fehling Arvi Werner I^ippert Kapitein Vaisenen . Karl Dannemann Verder met Axel Monjé, Alexander Engel, Nikolas Koline, Wolfgang: Staudte, Charly Kracker, Hermann Pfeiffer, Lina Lossen.
Het was omstreeks het jaar 1200, dat Holland en Friesland — destijds zelfstandige graafschappen — elkaar bestreden en dat de Friezen het onderspit delfden. De broeder van graaf Dirk VII van Holland, Willem, werd graaf van Friesland, hetgeen een smaad beteekende op het schild der Friesche edelen, hoewel tal van hen den Hollandschen „graaf van Friesland" trouw betuigden. Willem resideerde op het slot i van Stavoren, en in zijn gevolg was Gerard van Rijswijk — ook een Hollander dus — zijn plaatsvervanger. Gerard, jong edelman, verstout zich te dingen naar de hand van Sia, dochter van den Frieschen edelman Ubbo Martena, wonend op Martena-state bij Stavoren, doch wekf den toorn van Ubbo op, die er niet aan denkt zich voor den vijand, welke zich in zijn stad gevestigd heeft, te buigen. Zijn Friesche koppigheid wil de werkelijkheid niet zien, en bovendien... . zijn zoon viel in den strijd. . . . Doch tenslotte moet hij, ook omdat Sia van Gerard houdt, toegeven. Graaf Willem vindt deze Friesche bruid voor zijn plaatsvervanger uit oud Hollandsch geslacht niet evenboortig en ontzegt Gerard het recht met zijn gade op het Slot vaj Stavoren te huizen. Hij schenkt het paar als ironische huwelij ksgift een fraaien rok van kostbaar, met goud doorstikt fluweel, doch in het midden loopt een baan van grof boerenlinnen.... Gerard, zeer vertoornd, laat alle jonkvrouwen het linnen met hun sieraden vergieren en zendt dan den rok terug aan den graaf; zooals „de sieraden rijker stralen dan de rok, zoo overstralen ook schoonheid en zielenadel mijner gade mijn ouden naam". De graaf wil zich voor deze schaamteloosheid wreken, doch Sia weet op zeer diplomatieke wijze —-zouden wij haast zeggen — op zijn eer en krijgsmanschap te werken, waardoor alles ten goede keert en er een verzoening tusschen de
J. W. van Cittert, auteur van „De Eriesehe Bruid". (Familiefoto) 11 (nr. 4)
,
,
CINEMA & THEATER
stamverwante Friezen en Hollanders tot stand komt. Dit is, in korte trekken, de inhoud van het historische blijspel „De Friesche Bruid", dat in 1929 verscheen in „Stemmen des tij ds" en geschreven was door J. W. van Cittert — onzen lezers thans welbekend als auteur van „Witte van Uaemstede", dat dit seizoen met succes werd opgevoerd en in druk verscheen in de „Theaterreeks". Onlangs werd zijn „Willem de Beyer" bekroond in de tooneelprijsvraag van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten. „De Friesche Bruid" is in vijfvoetige rijmlooze jamben geschreven en onderging dezen winter een groote gedaanteverwisseling: het werd van tooneelstuk een opera-libretto I Door de Kameropera en met steun van het genoemde Departement verkreeg namelijk de componist Jac. Jansen de opdracht een opera te componeeren en na gezamenlijk overleg werd Van Cittert's spel „De FrieSche Bruid" uitverkoren om als libretto te dienen. „Heeft het veel verandering ondergaan?" vragen wij, als wij met componist en auteur over hun werk spreken. „Er is aanmerkelijk bekort natuurlijk," zegt Van Cittert, „want bij een opera vraagt de muziek haar tijd. Deze bekortingen zijn echter voornamelijk aangebracht in het parlando, in de te spreken gedeelten dus, waarbij geen muziek werd geschreven." „Ja, deze opera kent naast de declamatorische zanggedeelten ook parlando," zoo vult Jac. Jansen aan. „Het is een echte kameropera, met slechts een klein koortje bij het bruiftsfeest en aan het feestelijke slot, en zonder ballet, behalve den Fneschen volksdans, die door de zangers en zangeressen zelf wordt uitgevoerd bij het huwelijksmaal. De bezetting eischt zes zangstemmen met een zevende, die echter geen zelfstandige partij zingt. Zij zingen eenige solo-aria's, duetten, een trio, eenige kwartetten en sextetten, terwijl het hoogtepunt is het duet van Sia en Gerard in het midden van het tweede bedrijf." „Kwamen al deze aria's reeds in het tooneelstuk voor?" „Ten deele," antwoordt de auteur, „want ik had reeds reien — rijmende verzen — in mijn spel verwerkt. Maar de componist heeft, terecht nog enkele nieuwe gevraagd, zoo bijvoorbeeld bij het binnenkomen van het jonge paar. En hier werden onze partijen omgewisseld: hij componeerde de opera op reeds bestaande woorden — afgezien dan van de voor de compositie hier en daar noodig geworden tekstwijzigingen — maar voor dat bruiloftslied is de muziek er al. . . de woorden moeten nog volgen! Dat valt niet mee. ..." „Hoe ver is het werk gevorderd? Bent u, mijnheer Van Cittert, op deze moeilijke lied-opgave na, gereed?" „Ja, vrijwel. Er mag nog hier en daar een kleine wijziging noodig blijken bij het compone*ren van het tweede gedeelte, doch dat zullen slechts kleinigheden zijn." „Maar ik ben nog niet zoover,'-' valt de componist in, „al schiet het werk flink op. In klad is het geheel in groote trekken gereed. De volledige partituur van het eerste bedrijf, dat speelt op Martena-state, heb ik al afgeleverd, zoodat de partijen kunnen worden uitgeschreven en de repetities binnenkort reeds kunnen beginnen Het tweede bedrijf — evenals het derde op het slot
Jac. Jansen, componist van „De Friesche Bruid" en „Mariken van Nimweghen". (Familitfoto) van Stavoren spelend — vordert ook goed. U hoorde al, dat tot en met het bruilofsfeest de muziek klaar ligt. En de rest hoop ik half Februari geheel tot een goed einde te hebben gebracht. De Kameropera zal in Maart de première wel kunnen brengen." „MARIKEN VAN NIMWEGHEN" EN .J)E FRIESCHE BRUID". „Hoewel de heer Van Cittert hier voor het eerst als operalibrettist optreedt, zijn „de planken" hem niet onbekend1). Maar den heer Jac. Jansen kennen wij daar nog niet. . . ." „Neen, nóg niet. Doch einde dezer maand wèl. Want bij de Amsterdamsche opera is reeds mijn in 1940 gereed gekomen „Mariken van Nimweghen" in studie onder regie van Cruys Voorbergh en onder directie van mr. Johannes den Hertog. De première zal eind Januari vallen. Hiervoor schreef ik mijn libretto zelf naar de oude legende. Dat is mijn tweede opera; de eerste „Reinoud en Berta", sterk onder Wagneriaanschen invloed, is nooit opgevoerd." „Voelt u zich thans van invloeden vrij ?" „Voor zoover dat mogelijk is, ja! Ik meen zelfs hier en daar nieuwe wegen te zijn gegaan. In „Mariken" zal opvallen, dat het eigenlijk een opera voor één zangstem, is, de sopraan titelrol. Moenen is een spreekrol — die door Cruys Voorbergh vertolkt zal worden. Greet Koeman zingt de titelrol — en verder heb ik zeer Veel koorwerk ingelascht en eenige balletten." „Is het niet averechts een mysterie-spel te verwerken tot een opera voor een groot orkest en een groot ensemble, en een ridderspel voor een kleine bezetting?" „Ja, dat lijkt eigenlijk wel. Maar toch hoop ik er in geslaagd te zijn aannemelijke oplossingen te vinden. Hoewel 't orkest bij „De Friesche Bruid" veel solistisch werk moet leveren, heb ik — het orkest der Kameropera telt altijd nog een dertig man! — het krijgshaftige in het stuk geaccentueerd waar het noodig was; daarnaast staan echter tal van romantische en geestelijke scènes. En in „Mariken" kon ik mij laten gaan bij het duivelsfeest, waar geen orkest groot genoeg kan zijn." „Hebt u samen nog nieuwe plannen?" „Wellicht begin ik na de „Bruid" aan „Agnes Bernauer", zooals u weet niet alleen een stuk van 1) Over Van Cittert's werk schreef Frans de Prez uitvoerig m C.nema S Theater" nr. 34 ,94a, terwW ook in de metding tot de tekstuitgave van „Vitte ™ Haemstede („Theaterreeks" der N.V. Ned. Uitg Onbouw ) du reeds omvangrüke werk wordt besprokeU --
■
■.
■
Hebbel, maar eveneens een stnk van Van Cittert, dat mij zeer boeit."
(/
r
JAC. JAN SEN'S LOOPBAAN. „Wat schreef u vroeger, behalve de opera's?" ,,Ik componeerde eenige operettes: een Zigeuner-operette, in N.-Holland veel uitgevoerd, een moderne kinderoperette, o.a. uitgevoerd in Rotterdam, Haarlem, Gouda., Arnhem, Utrecht, Alkmaar enz. ; een moderne kinderopera, uitgevoerd in den grooten Schouwburg te Rotterdam. „Mijn grootste werk is een helaas nog niet uitgevoerde symphonic in vijf deelen voor orkest, koor en allstem. Verder een Paaschevangelie, dat de merkwaardigheid heeft van een eenstemmig koor, hetgeen het voor koorvereenigingen niet aantrekkelijk maakt.... De zangstemmen zijn hier alleen declamatorisch verwerkt. Ik schreef verder vier gemengde koren met strijkorkest „Uit ons aller eigen", op teksten van Martien Beversluis, die eveneens den tekst leverde voor negen liederen, welke onlangs door het Departement werden aangekocht." „Dat alles geeft blijk van veel liefde voor zang en koor." „Ja, ik heb vele zangvereenigingen geleid en vooral met het „Pro Arte"-dameskoor groote successen behaald in het kader der concerten van de. Vereeniging voor hedendaagsche muziek. Maar ik schreef ook een hoboconcert voor Jaap Stotijn, dat reeds verscheidene malen is uitgevoerd, terwijl Van Mever met het Rotterdamsch Philharmonisch Orkest en Adam met de H.O.V. een vierdeelige suite voor orkest binnenkort zullen uitvoeren." „De traditioneele vraag: uw opleiding?" „Ontraditioneel maar ras-echt. Vader en grootvader waren in Den Helder bij de marinekapel en daar kwam ik, door mijn vader opgeleid, ook al vroeg als violist terecht. Later werd ik fluitist bij de Arnhemsche Orkestvereeniging, en daar studeerde ik drie jaren harmonie en compositie bij M. Brandts Buys, die mij inleidde als koordirigent en die mij ook carillon liet spelen, zónder handschoenen" — en hij kijkt naar de toen gepijnigde handen, welke niet die van een verfijnd stadsmensch zijn, maar die van een natuurminnaar, een man, die men zich niet anders dan in Schoorl bij de duinen en bosschen kan denken — „en later vijf jaar compositie aan het Amsterdamsche ConservatoMum. Kort stond ik ook onder invloed van Pijper, maar ik ben er van overtuigd, dat de „verstandsmuziek" het weer zal verliezen van die, welke uit het gevoel voortkomt zooals bij mij het geval is. Voor de techniek en de theorie heeft deze periode van verstandelijkheid echter zeker groote waarde gehad, maar de grootste geesten schreven toch hun muziek inspiratief." En dan denken wij natuurlijk aan Pijper's genialen leerling Henk Badings, de ingenieur, die momenteel, in opdracht van het Departement, werkt aan een opera „Rembrandt", op tekst van Tom Bouws2). Ook daar een Friesche bruid: Saskia van Uilenburgh, die een Hollander huwt, zij het vier eeuwen later dan Sia en Gerard (die eveneens historische figuren zijn, al is de scène met den rok gefantaseerd). Zullen in beide Nederlandsche werken twee muzikale stijlen aan het woord komen ? Jansen gelooft met ons niet, dat het onderscheid, in dit opzicht, zoo groot zal zijn. Ook Badings heeft bewezen, dat het gevoel zich niet laat uitschakelen bij de muziek, en dat kan zeker niet bij een opera. Bij een drama als „Rembrandt" — het jaar van Saskia's dood en de afwijzing van „De Nachtwacht" behandelend — nog minder dan bij een blijspel als „De Friesche Bruid", ook al kent dit verscheidene dramatische momenten. Hoe het ook zij : de Nederlandsche opera schijnt op den goeden weg te zijn, dank zij den steun, die ensembles, auteurs en componisten thans genieten! JOH. T. HULSEKAMP. 2) Wy hopen binnenkort ook over d«2e opera uitvoeriger te berichten. — Red.
„Nee meneer Mothe," schreeuwde Cameron...,.. dat »luk wordt een êuccetl"
DE GESTOLEN „CIRKEL" Een kort verhaal door Wim Vesseur (Met een teekening van Eline van Eyhem) 't Was het laatste redmiddel geweest, 't eenige stuk, dat misschien nog iets „gedaan" zou hebben. Weliswaar was het eigenlijk een onbenullig geval, maar net goed genoeg om acteurs, pers en publiek nog eenmaal een rad voor de oogen te draaien en het was deze keer het rad van avontuur, want het was „erop of eronder" voor het stadstheater. Regisseur Mothe had zijn sigaret niet eens uit zijn mond genomen en in tegenwoordigheid van directeur Cameron gezegd: „de laatste adem". „Nee mijnheer Mothe" had Cameron geschreeuwd en op z'n paardenlip geknauwd, „niet de laatste adem, dit is de „Cirkel" en onze laatste kans! Dit stuk wordt een succes! De titel is goed; het wordt een succes. Ik hoop, dat U daar goed van doordrongen bent!" De pers was voorbereid op een nieuw, sprankelend stuk. Reclames prijkten reeds in de stad, speciale muziek werd gecomponeerd, de repetities waren vastgesteld, een pracht decortje was in aanbouw en morgen zou Cameron persoonlijk het stuk voorlezen
\ en de rollen verdeelen, waarna Mothe's beproefde leiding het geheel zou. doen beantwoorden aan de gestelde verwachtingen En nu, één uur voor de tekst werkelijk ter hand zou worden genomen, waren alle drie de manuscripten van drie verschillende plaatsen verdwenen! Gestolen! De schrijver vertoefde ergens in het buitenland en was voorloopig onbereikbaar. Alleen de administratie was van het verschrikkelijke gebeuren op de hoogte. „Doen of er niets gebeurd is", siste Cameron, „absoluut niemand mag het weten!" De recherche verscheen in alle stilte, maar stond na twee uur van onderzoek en verhoor voor een raadsel. „Wat doen we? Wat doe ik? We zijn op de flesch,- verloren, kapot", brulde Cameron tegen de wanden van de directiekamer; want Mothe, die afwezig op zijn stoel zat, kon moeilijk voor „gehoor" doorgaan. „We kunnen dit niet dragen. Geen stuk meer in de la. Welke volslagen idioot haalt •het in zijn hoofd om stukken te stelen en CINEMA <&• THEATER — (nr. 4) 12
nog wel snertstukken? Maar alle duivels, waar vind ik een ander „Cirkel"?" Mothe's blik zweefde weemoedig langs de kast met Shakespeare, Schiller en andere tooneelheiligen. „Geen tijd meer voor", zei hij langzaam. „Geen tijd", hijgde Cameron, „geen tijd? Al moest het morgen gespeeld worden. Geen geld man, geen geld!" Mothe bevroor en zweeg. „Mothe, kerel, zeg iets; wat doen we! Wat denk jij?" • Mothe's blik verglaasde en hij haalde traag zijn schouders op. „Ik alleen moet het weer opknappen", kreunde Cameron, „niemand van jullie heeft een snipper hart voor de zaak en jij 't minst van allemaal." „Voor de zaak misschien niet, maar voor het theater wel", zei Mothe. „Wat heb ik daaraan", brulde Cameron, knauwde op allebei z'n paardelippen tegelijk, beende de kamer op en neer en opende zijn mond om een vreeselij ken monoloog te beginnen. Toen hij adem schepte voor het eerste woord, verscheen de portier in de deur en zei: „Mijnheer Jansen." „Wat?!" bracht Cameron uit. „Mijnheer Jansen", herhaalde de portier, „laat zich aandienen". „Aandienert??? Nu?! Hoe .... Wat moet die mijnheer Jansen!" „Mijnheer Jansen vraagt twee minutjes Mijnheer de Directeur spreken." „Laat binnen", zei Cameron en dacht: de duivel weet, waar 't goed voor is.... En toen kwam mijnheer Jansen. Een klein, schuchter mannetje, nerveus, met duizend excuses. Hij struikelde over den drempel, ging bijna naast den aangeboden stoel zitten, maar met een oneindige zorg voor een glimmende actetasch. „Mijnheer, eh Jansen? Juist. En waaraan dank ik de eer" begon Cameron op de traditioneele manier, zooals hij die vraag duizenden malen aan even zoovele duizenden Jansens gesteld had. „Kijkt U eens, mijnheer Cameron, antwoordde Jansen met zachte, minzame stem, „ik heb hier het manuscript van een s.tuk, dat ik geschreven heb en nu zou ik. .." In een tijd van twee seconden schoot een kosmos van gedachten door het geweldige directeurshoofd en in de derde seconde was een grootsch besluit genomen. Cameron begon te kauwen op de paardelippen tot hij de situatie weer volkomen beheerschte en nam met passende nonchalance het manuscript van Jansen over. Zijn op springen staande nieuwsgierigheid kon echter niet nalaten vast iets te vragen. „In welken tijd speelt uw stuk, en waar?" „Och", zei Ja:nsen minzaam en pauzeerde even, „ik heb geen voorkeur." 13 (nr. 4) —
CINEMA <&• THEATER
.
„Hè??" Mothe ontdooide en keek verteederd naar Jansen. „Maar vertelt u dan den inhoud", vervolgde Cameron, „waar gaat 't om. Mijnheer Jansen?" „Mijnheer Cameron, het uiterlijk gebeuren acht ik van weinig belang en wat ik versta onder den inhoud is het beste weer té geven met..." En toen maakte een van Jansen's kleine handen heel fijnzinnig een ronde beweging in de. lucht. „Cirkel!", knetterde Cameron; en in dat woord lag het lot van een heel theater, met alles, wat er aan vast zit. „Nee, nee", glimlachte Jansen, „dat woord is te concreet en te geometrisch, en dus te klein. Ik bedoel meer een tijdloozen kringloop. Maar als ik ü in een paar woorden mijn bedoeling duidelijk kon maken, mijnheer Cameron, dan had ik daarvoor niet een heel stuk behoeven te schrijven." 't Kon in de emoties van den dag zitten, maar voor 't eerst in zijn carrière zat Cameron met zijn directeursmond vol gouden directeurstanden. Mothe was volkomen ontdooid en beschouwde Jansen met een welgevallen, dat extase zou zijn geworden, als Cameron zich niet hersteld had en tegen de ontboden secretaresse had gezegd: „Juffrouw Mees, wilt u even dit manuscript in ontvangst nemen en mijnheer een bewijsje geven. Mijnheer Jansen, wij zullen u wel berichten, of komt u maar eens hooren. De portier zal u uitlaten ..." Met Jansen verdween ongemerkt Mothe. Cameron greep naar de telefoon. En die telefoon maakte weer drie andere telefoontjes noodzakelijk, die elk weer drie gesprekken vereischten, enz. enz., zoodat Cameron twee uur doorworstelde van bespreken, vertrouwen wekken, orders en inlichtingen geven over 't nieuwe stuk, dat er niet meer was; met niets anders achter zich dan een onbekend manuscript van Jansen, getiteld „Leven boven het Leven". Zelfs een theaterdirecteur kunnen de dingen teveel worden en na die twee uur zonk Cameron rillend in z'n stoel en gunde zichzelf een oogenblik rust, om te denken, voor hij den onverantwoorde!ijksten stap ging zetten, dien ooit een theaterdirecteur gezet had. 't Was een adempauze voor den slag. En toen, in die korte, ademlooze stilte, meende Cameron iets te hooren, ja, hij hoorde 't papier van Jansen's manuscript, zooals dat ritselde, toen hij 't van achter naar voor doorgebladerd had zonder een woord te lezen ... Cameron's bloed begon sneller te stroomen en hij luisterde gespannen. Wéér hoorde hij 't, 't kwam uit de richting van het regiebureau, waarvan de deur op een kier stond ... Cameron stortte zich naar binnen, maar zag niets anders dan een dichte verstikkende nevel van sigarettenrook, waaruit
hem een luid „sssst" werd toegeroepen. Mothe zat in hemdsmouwen midden tusschen de papieren, zette lijnen en krabbels, fluisterde en gebaarde voor zich uit en scheen geheel in trance. „Wat beteekent dat nou ?" bracht Cameron uit. „Ssssst!" zei Mothe, , Jansen! Prachtig!" en boog zich weer over het bureau. Cameron plaatste zijn volle hand tusschen de papieren en brulde: „Geef hier, in volgorde!" Cameron las in razend tempo en Mothe dook weer weg in zijn aaUeekeningen. Na drie kwartier plofte het manuscript weer op 't bureau. „'t Slottafereel nog", zei Mothe. „Cadeau", zei Cameron en smeet 't er boven op. „Rolverdeeling". „Alore", begon Mothe, „geen twijfe;!! Dezen keer werkelijk voor haar geschreven." „Nee, niet Alore, Elfrie!" „Elfrie is te jong ..." „Elfrie!!!!" Mothe fronste, maar directeuren zijn directeuren en dat blijven ze van den eersten lauwerkrans af tot en met hun rouwkrans en Cameron was directeur en Cameron erbij. En daarom knikte Mothe en stemde met een zucht toe: „Elfrie". Maar schoof meteen het volgende probleem naar voren: „De moederrol..." „Alore" zei Cameron. „Doet ze nooit." „Als jij haar zegt, dat het noodig is, als regisseur; jij kunt het immers zoo goed met haar vinden. Denk maar iets uit!" Mothe zuchtte tweemaal en wilde juist gaan bevriezen, toen Cameron zei: „Dé rest cadeau! Kan me niet schelen". Cameron was al bij de administratie, wierp 't manuscript tusschen de klapperende schrijfmachines en commandeerde: „Draaien!" En het rad van avontuur draaide, drie weken lang, en stopte pas op den dag van de première, 's avonds om elf uur, toen het doek viel over een krankzinnig succes. Doodmoe van drie weken van wafanzinnige spanning en koortsig werken sleepten Cameron en zijn onderdanen zich naar huis, om den volgenden morgen herboren te verschijnen in de groote foyer, waar 't heele gezelschap op order van de directie was ontboden. Cameron kwam juist uit de kassa, stralend en zegevierend; hield een lange toespraak over 't succes en ontvouwde nieuwe plannen, werd tenslotte mededeelzaam en openbaarde de geschiedenis van den verdwenen Cirkel. „Dames en heeren, ons theater, ons aller bestaan en een schoone traditie hingen aan een zijden draadje, maar we zijn gered door stom toeval en mijnheer Jansen."
—^
Mothe luisterde niet, maar was geheel verdiept in een fluisterconferentie met Jansen, met veel gebaren. „ ... En nu", besloot Cameron, na een applausje, „is er nog een nieuwtje: gisteren ontdekte, in de algemeene opwinding, een der typistes in 't regiebureau de drie .verdwenen manuscripten van den eersten Cirkel." „Hè?!" schrok Mothe, en ineens schoot hem duidelijk zichtbaar iets te binnen. In de stilte, waarin aller aandacht op hem gevestigd was, bracht hij hoogst verbaasd uit: „Dat is waar ook, hè, hoe kon ik dat vergeten." Schrok toen geweldig en zweeg meteen weer. Het heele gezelschap lachte hartelijk om den verstrooiden regisseur en Cameron 't hardst met geweldige knauwen op de paardelippen. Maar de kleine oogjes van Jansen twinkelden achter zijn brilleglazen, hij porde Mothe vriendschappelijk in z'n ribben en fluisterde met een snel knipoogje: „Wat had jij vergeten, ouwe?" Mothe vond juist even tijd om heel gauw terug te fluisteren: „Om ze meteen te verbranden,'die ellendige dingen." WIM VESSEUR.
•■ l*'i
■J
.■... 1,1-^—'—-
.
slechts spreekt over „naar den bios gaan", doch dat men daarbij zich te voren evenzeer oriënteert en voorbereidt alfe bij een tooneelopvoenng, die méér wil zijn dan louter ontspanning." „Bij het tooneel trekt aan, wat op den achtergrond staat, het immanente, het geestelijke; bij de film beslist dat, wat dicht bij het leven staat, de levenswaarheid." Deze aphorismen zijn gelicht uit een artikel en dus wordt hun onrecht aangedaan met ze zoo los te citeeren. Dr. Wilmont Haacke droeg echter een reeks aphorismen als zoodanig bij en wn willen ook hieruit citeeren: „Het grootste moment in den schouwburg is met de spreekwoordelijke stilte, waarin men een speld kan hooren vallen, omdat een geniale speler groóte levenswijsheden in prachtige clausen uit het werk van een dichter in de schemerige zaal laat klinken, neen: de seconden tusschen den laatsten gongslag, het langzaam uitgaan der lichten en het opgaan van het doek, in Welke seconden ieder, ook inwendig, rechtop gaat zitten." „Ook een definitie- van den schouwburg ■ de litteraire grossier tusschen producent en consument (auteur en puhliek), die, wanneer hij zijn omzet wil vergrooten, geen onkosten schuwt. „Verheft de schouwburg de moraal? Ik ben daarvan niet zeker. Zeker vergroot hij den eetlust. Want zelden gaan de menschen zoo graag direct naar een restaurant en grijpen naar de spyshjst, dan wanneer zij uit het theater komen. Daarbij is het van geen belang, of zij een bloedige tragedie of een delicaat gegarneerde operette als hors d'oeuvre geconsumeerd hebben.. " Met welke, thans helaas wat anachronistisch aandoende, cynische opmerking wij deze boekbespreking besluiten. JOH. T. HULSEKAMP
Boekbespreking BEKLIJJTSCH THEATEELETEN. Dat het Berlijnsche theaterleven bloeit als nooit te voren, is ook te onzent bekend uit de berichten, dat men dagen en weken tevoren plaatsen moet bespreken, wil men ergens binnen komen. En dat geldt voor ernstige opvoeringen evengoed als voor lichte kunst, voor opera evengoed als voor operette. e Bij Paul Neff Verlag is de „Berliner Theater-Almanach 1942" verschenen, samengesteld door Axel Kaun. Dit boek van handig formaat en 420 bladzijden omvang — de vier-en-twintig foto's in diepdruk niét meegeteld — geeft niet alleen een overzicht van wat in het seizoen 1941/1942 voor het voetlicht kwam in de Duitsche hoofdstad, doch het werd bovendien een waardevol verzamelwerk over theater in het algemeen door de velerlei bijdragen van deskundigen. Wij noemen Heinz Hilpert's hoofdstuk „Formen des Theaters"; dr. Fred Hamei's beschouwing over „Lebendige Oper", waarin hij o.a. het werk van Richard Strauss, Carl Orff en Werner Egk behandelt; Eckart van Naso's artikel over den dramaturg, „den man, die leest" en meehelpt het repertoire opbouwen; en vele andere, waarvan wij de beschouwing over „Theater en film" van dr. Hermann Wanderscheck zeker niet willen vergeten. Eenige passages willen wij er zelfs uit cileeren: „Er is nog geen beschouwing verschenen, die de problemen tot het geven van volledige klaarheid over de verhouding tusschen tooneel en film, geheel opgelost heeft. Dat is ook begrijpelijk: de film ondergaat nog de wonderlijkste vormveranderingen; het tooneel echter, zoo oud als de menschheid zelf, staat in zijn uitdrukkingsvorm vast. Veranderlijk blijft de geestelijke inhoud, het „inwendige" van het drama." „De ontwikkeling moet zoo ver gaan, dat men inzake films, die als kunst waarde hebben, niet
TM mouw TOT mouw ETTELIJKE REPRISES.
Af en toe worden stukken gegeven, waar je heen gaat. Ik bedoel van die stukken, waarover je niet delibereert of je er heen zult gaan — er is geen twijfel mogelijk: je gaat! Of omdat ze een daverend succes hebben en je je de buitenkans een goed tooneelstuk te zien niet wilt laten ontglippen (nog afgezien van het feit, dat iedereen het ding gaat zien, zoodat je er over mee wilt kunnen praten) óf omdat je jezelf als het ware zedelijk verplicht, gevoelt er heen te gaan Dit laatste geldt niet zelden voor de klassieken Er zijn natuurlijk opvoeringen van klassieken die je werkelijk niet graag zoudt hebben gemist Zoo zag ik vorig jaar „de Storm", van Shakes peare — of is dat al weer twee jaar geleden? Neen, toch, het was het vorige jaar! Voor niets ter wereld had ik dat willen misloopen. Maar nu wordt dezer dagen in mijn goede veste „Hamlet" gegeven en ik moet bekennen, dat ik met de minste lust gevoel daarop af te stappen. Ik voelde dit als een tekort. Ik heb Hamlet gezien van Verkade, ik heb Hamlet gezien van buitenlandsche tooneelgezelschappen, ik heb Hamlet gelezen en uitgeplozen op een leesclubje van dames, die Shakespeare bestudeerden onder leiding van een literair aangelegde leerares — dat was allemaal in den tijd, toen ik nog een intellectueele werkende vrouw was en geen huisvrouw. Hoe diep voel ik mij gezonken, want, zooals ik geloof ik al zeide: ik voelde niet de minste neiging Hamlet nogmaals te gaan genieten. Hè nee, die doodgraversscène en die doodshoofden en de een beetje ziekelijke jongeling, over wien geleerden elkaar nog altijd in de haren vliegen omdat ze nog steeds niet hebben uitgemaakt of hij volkomen toerekeningsvatbaar was of niet nee, dat alles lokte mij niet aan. En toch moest het mij interesseeren wat Paul Steenbergen er van maakt. In „Cinema & Theater" las ik nu onlangs, dat het niet overweldigend is, wat deze voorstelling te zien geeft. Ja, kijk, dat prikkelt nu toch mijn belangstelling. Zóó immers krijg je kijk op het tooneel als je twee spelers in dezelfde rol met elkaar kunt vergelijken en je hebt dan een handleiding van een tot oordeelen bevoegd criticus er naast. Nu ja, ik zal wel eens zien. Ik denk, dat de doodgravers nog menigen avond hun werk op de ' planken van onzen schouwburg zullen doen. Want het merkwaardige in onze goede stad is, dat telkens weer dezelfde stukken worden gegeven. Vroeger had je ongeveer elke week een premiere en ik geloof, dat er weken zijn geweest, die zelfs twee premières telden, maar nu prijken' zooals gezegd, telkens weer dezelfde titels op dé aanplakbiljetten.
SAVOY CcJc}l£t
Links: Het ensemble tijdens de uitvoering; staande Harry Pohl. — Onder: Maria Rosé zingt haar chansons. (Foto's J. Klaver)
Dat heeft ongetwijfeld zijn goeden kant. De spelers kunnen zich nu tenminste behoorlijk inspelen en wij, toeschouwers, hebben een kans een avond te kiezen, welke ons schikt. Vroeger moest je maken, dat je er als een haas bijkwam, anders was een bepaald stuk voor enkele maanden van het repertoire genomen en kon je wachten tot er in het voorjaar of zoo nog eens een reprise kwam. Zoo komt het ook, dat, als er een gewone voorstelling wordt gegeven, je niet voor dag en voor dauw voor de schouwburgdeuren behoeft te staan schilderen om op tijd aan bod te komen. Toen ik vanmorgen ging bespreken voor „Gif", een van de stukken, die hier telkens weer worden gegeven, behoefde ik zelfs geen oogenblik te wachten en kon ik een fijn plaatsje uitzoeken. Maar als ik „Cinema & Theater" lees, zie ik, dat er genoeg nieuwe stukken zijn. Als wij die hier ook allemaal krijgen, valt er nog genoeg te genieten. THEATERBEZOEKSTER.
i ,■1
^fh^
-. '
Muzikale amusementskunst van
HARRY POHL Het „muzikale schouwspel" is een in dezen tijd veelvuldig aangekondigde vorm van amusementskunst, die burgerrecht begint te verkrijgen. Afgewisseld door enkele variété-nummers vermag een orkest, dat een aantal meer of minder populaire melodieën met het noodige élan ten gehoore brengt, een netjes op stoelenrijen zittend publiek, dat meerendeels uit jeugdige personen bestaat, een avond of een middag te amuseeren, iets, dat men vroeger voor onmogelijk zou hebben gehouden. Maar toch heeft het „muzikale schouwspel" zijn vasten, algemeen geWaardeerden vorm nog geenszins gevonden. Hoe kan het ook anders? De orkesten, die thans dergelijke middagen of avonden geven, stammen grootendeels uit de danszaal, waar zij thans geen emplooi vinden. Zij moeten nu het publiek bezighouden zonder dat dit zichzelf (door te dansen) mede bezighoudt. Van begeleiding werd het orkest hoofdzaak — een evolutie, die vroeger alleen enkele der allerbeste ensembles konden doormaken! Helaas kunnen wij niet van alle orkestleiders zeggen, dat zij hun taak in dezen begrijpen. Zoogenaamde „muzikale schouw"-avonden, waarbij het publiek door de waanzinnigste vertooningen van de musici, die op de vreemdste wijze met hun instrumenten manoeuvreeren en tijdens hun spel een soort Vitusdans uitvoeren, wordt opgezweept, zijn ook nu nog sehe-. ring en inslag. Men behoeft slechts eenmaal zoo'n „uitvoering", waarbij het publiek, op de stoelen wippend en de vreemdste geluiden voortbrengend, een actief aandeel in de nonsens neemt, te hébben bijgewoond om te kunnen beseffen, dat dit met 'kunst niet in het minst te maken heeft.
CINEMA & THEATER — (nr. 4) U 15
(nr. 4)
CINEMA
& THEATER
Telkens weer blijkt, hoe weinig beschavirig het jeugdige auditorium, dat bij dergelijke uitvoeringen de zaal vult, doorgaans aan den- dag legt. Begrepen de orkestleiders allen hun verantwoordelijkheid, dan zouden heel wat excessen voorkomen kunnen worden! De werkelijke liefhebber van rtiythmische muziek komt niet om draaiende trompetten te zien, of altijd weer de aan eikaars ooren trekkende musici, maar om de voortgebrachte muziek te genieten, zonder te worden gehinderd door het gestamp, gefluit en geblèr van als heeren en dames vermomde jongelui, die van de zaal een krankzinnigengesticht of een apenkooi maken, vooral als er een „hot"-nummer gespeeld wordt. Een zielig geval, als men bedenkt, dat in het buitenland reeds jaren geleden de meest gesyncopeerde nummers met het strafste rhythme ten gehoore konden worden gebracht voor een zaal, die ademloos luisterde! Is het Nederlandsche publiek dan geen moderne aihusementsmuziek waard ? Zeker, want het schreeuwt er als het ware om! De misstand is alleen gelegen in de ongelukkige wijze, waarop het vaak reageert, en daarom is de paedagogische taak van hen, die hier deze muziek brengen, zeer delicaat. De „muziek" en het „schouwspel" zijn afzonderlijke begrippen, die weliswaar gecombineerd kunnen worden, maar todi in wezen niets met elkaar gemeen hebben. Hoe een muzikale schouw kan zijn, bewijst Harry Pohl met zijn orkest, die thans een tournee door ons land maakt. Dit jonge ensemble, waarvan ffetty Howard als vocaliste deel uitmaakt, brengt een programma van moderne nummers, die waarlijk niet uitsluitend „slow" zijn, en
het brengt het zóó, dat het publiek niet in de verleiding wordt gebracht door zijn „medewerking" het effect te bederven. De arrangementen, meerendeels van Boy Edgar en van Harry Pöhl zelf, verdienen allen lof. Opvallend is, dat men zoo weinig solowerk te hooren krijgt, hoewel wij den indruk hebben, dat de leden van het orkest zonder uitzondering een behoorlijke solo op hun instrument ten beste kunnen geven. De zangeres Maria Rosé, die bij den Nederlandschen Omroep reeds meermalen voor de microfoon optrad, verleent voorts haar medewerking. Haar Fransche chansons oogsten ook hier veel succes. Speciale vermelding verdient Mischa Korsakofj, die op virtuoze wijze muzikaal geïllustreerde parodieën ten tooneele brengt. De jonge Haagsche conferencier Peter Siers lascht op vlotte wijze de verschillende onderdeelen van het programma aaneen in een eigen, nieuwen conférence-stijl, die zijn bestaansrecht reeds bewezen heeft, waarmede wij echter niet willen zeggen dat al zijn vertelsels uitmunten door originaliteit of kieschheid. Peter Siers blijkt tevens een verdienstelijk tekstdichter; zijn teksten leveren mede het bewijs, dat ook onze taal zich leent voor het illustreeren van een pittig melodietje, dat in dezen tijd zoo voortreffelijk de zorgen van eiken dag kan helpen vergeten. L. J. CAPIT
—-■
■M.I....I..M^.I VRWH«.. ,
.!I^'J'^
'■-""■
J
''
'
■
l
'
^'!'1
'
EEN CIRCUS OP DE PLANKEN
Geheel boven: Een joyeuze circus-tooneelentrée. — Hierboven: v.l.n.r. Pafa Rens, Carlo Mandera, Conchita .Mandera, Bert Jongeneel, de experimenteerende impresario. — Onder: Vrijheidsdressuur van Carlo Mandera. — Rechts: de „Brestons" in actie. (Foto's C. Dokter)
Wij maken ons wellicht schuldig aan een gemeenplaats met de bewering, dat de wereld van paardenlucht en zaagsel altijd een aantrekkelijkheid vormt voor het publiek en dit zoo sterk soms, dat zij, die anders niet talen naar een variétévoorstelling, „geen circus overslaan". 's Winters pleegt een circus geen tournee te ondernemen; de daaraan verbonden moeilijkheden in dat jaargetijde, en in het bijzonder in dezen tijd, zijn te groot. Mikkenie Strassburger geeft nu weliswaar al geruimen tijd voorstellingen in Carré, maar het betreft hier een honkvast circus, gevestigd in een gebouw, waar de piste, zooals te doen gebruikelijk, in het midden ligt. Deze omstandigheid moet circus Mandera, dat op Nieuwjaarsdag zijn première heeft gegeven van voorloopig een (Jriemaanden-durend tournee langs ongeveer vijftien plaatsen door ons geheele land. ontberen en nog meer nadeelen heeft het in vergelijking met het „echte" circus. De onderneming op zichzelf mag als een gedurfd experiment beschouwd worden. Het brengen van paarden op den tooneelvloer had reeds eerder plaats als onderdeel van een variétévoorstelling. Die ervaring van verleden jaar zomer, waarover hier ook uitvoerig is bericht, heeft eigenlijk ook geleid tot. dit initiatief om inplaats van vijf paarden het dtiedubbele aantal te laten optreden, met daarnaast een aantal specifieke circus-bij nummers, het geheel trachtend te maken tot een ouderwetsch paardenspel in een modern kader — (de wilde dieren ontbreken uit den aard der zaak). Groote voorbereiding was noodig: transport, voedselvoorziening en niet te vergeten het passen en meten om een piste op het tooneel op te bouwen. Wonderwel is men er in geslaagd een zeer suggestief „surrogaat" te maken. De pistevloer was in orde, een mengeling van leem, zand en zaagsel. Een nadeel was, dat de muziek vóór het tooneel in den orkestbak zat, dus niet boven de piste-entree, welke hier een ingenieus opvouwbare Oostersche poort verbeeldde. Verder aanschouwt het publiek de voorstelling alleen van den voorkant, doch dit verhinderde niet, dat de bekende circuslucht in de zaal hing. Daardoor vergat men ook meestentijds niet in een circus te zitten, hoewel het een onbetwistbaar genoegen was, dat de zitplaatsen in ieder geval gerieflijk waren.... Carlo Mandera heeft intusschen zijn goeden naam bevestigd. Vele fraaie dieren
werden door hem en zijn ec'htgenoote Conchita voorgeleid in hoogeschool- en vrijheidsdressuur. Carlo zelf maakte een eminenten indruk met zijn keurig afgerichte vier vossen, die feilloos reageerden op 's meesters verlangen tot pirouettes en vrij ingewikkelde change's. In niet mindere mate was dit het geval met de mooie ponny Micado, een kittig dier, vurig en temperamentvol en in haar hartstocht toch nimmer een fout makend. Met zijn „Mé lodie du Bonheur", een edel dier, reed de heer Mandera prachtig hoogeschool. Hij liet zijn paard dansen, dat het een lieve lust was. Mevrouw Conchita Mandera bracht een charmant optreden met haar Cibyr eri de ponny Hansje en reed ook heel mooi hoogeschool. Verder waren er nog twee bonte paarden, een duo zwarte Arabieren, met welke opsomming wij niet volledig zijn: de kernpunten zijn hiermede evenwel aangestipt. Het programma werd aangevuld met stuk voor stuk uitstekende nummers, waarvan verschillende in den afgeloopen tijd hier al min of meer uitvoerig besproken zijn. Bijzonder vermeldenswaard is echter, wat Henrittis op het slappe koord presteerde, wat Adriani van haar balanceeren en jongleeren stilstaand op een fiets en een éénwiel maakte en wat Jean Teijoki aan de staande perch volbracht. De acrobatengroepen, de Corbets en de Drie Brestons, benevens Charles op den kogel, lieten zien, wat men van hen gewend is: dus uitstekend werk. Teijcki en Charlie met partner waren de clowns, terwijl de Texas Mescal Troupe kunstschietend, messengooiend, lassodraaiend en -werpend het geheel voltooide. BAREND W. MAASKANT.
CINEMA
dr» THEATER
Links: Het Hollandia-quartet, dat veel succes oogstte. — Midden: Roland Wagter, die zich als een verdienstelijk conferencier deed kennen. — Onder: De eminente Katinka Küster. (Foto-s w P Zeylemttker)
VARIÉTÉ van VREUGDE EN ARBEID Een volle Stadsschouwburg genoot Dinsdagavond 12 Januari te Groningen eenige uren van het Kleinkunst-programma,. dat onder auspiciën van de Werkgemeenschap „Vreugde en Arbeid" van het N.A.F, in het noorden des lands een tournee begon. Het gezelschap, dat dezen avond verzorgde, moest op korten termijn zijn voorbereidingen treffen. Het bestaat voor een deel uit bekende radio-artisten, die voor een aantal voorstellingen van „Vreugde en Arbeid" tot een ensemble werden samengevoegd. Hoewel pas den avond tevoren in Leeuwarden de première was gegaan, bleken in Groningen de verschillende medewerkenden reeds uitstekend op elkaar te zijn ingesteld. De vlotheid, waarmee het programma werd afgewerkt, bewees dit en nog duidelijker kwam het tot uiting in het feit, dat het gezelschap de vereischte sfeer voor lichte amusementskunst wist te scheppen en te behouden ondanks de daarvoor minder passende omgeving. Immers, het groote tooneel van den Stadsschouwburg is niet bepaald geschikt voor een dergelijk programma, het mist het intieme, het beslotene. Dat deze moeilijkheid werd overwonnen, moge het gezelschap als een bijzondere verdienste worden aangerekend. Roland Wagter voelde zich als conferencier in dit programma uitstekend thuis. Hij had onmiddellijk contact met de zaal en wist zijn grappen met een goedmoedigen humor, die insloeg, te vertellen. Bijzonder goed waren zijn transformaties, waarbij hij een zestal sprekers voorstelde, die hij stuk voor stuk voortreffelijk weergaf. De vocale nummers namen een ruime plaats in dit programma in. In de eerste plaats het bekende Hollandia-Kwartet, de drie zangers en de vierde man aan den vleugel. Hun capaciteiten kwamen vooral tot uiting in het mooie Napolitaansche liedje, maar ook hun verschillende andere nummers hadden verdiend succes, vooral ook door de geestige wijze, waarop zij soms voordroegen, zooals in de parodie op de opera Don Juan. Harry en Willy, twee vroolijke zangers, zongen hun liederen in een ultra-modern „Volendamsch" costuum, dat overigens geen afbreuk deed aan hun prestaties als zangers. Hun genre: liederen, gewijd aan de schoonheid van het vaderland en aan de Nederlandsche molens, beheerschten zij verdienstelijk. Het derde vocale nummer in dit programma kwam voor rekening van de cabaretière Katinka Küster, die door vroeger persoonlijk optreden voor de Groningers geen onbekende was. Hoe
17 (nr. 4)
CINEMA
& THEATER
goed zij een cabaretlied weet te vertolken, bleek in de eerste plaats in de voordracht van het chanson „Seul ce soir". Helaas stonden haar Nederlandsche liederen op een lager plan. „Hoe men mannen vangt" was niet het slechtste, vooral ook omdat het gelegenheid gaf Katinka Küster tevens als piano-virtuose te bewonderen. Zij is echter best in staat ook wat betreft het Nederlandsche lied aanmerkelijk hooger te grijpen. De zwakke zijde van het programma vormden de beide door enkele leden opgevoerde schetsen, een verschijnsel, meermalen in klein kunstprogramma's geconstateerd. Deze schetsjes bevatten vaak niet meer dan wat goedkoope aardigheden, zonder humor, om van geest maar niet eens te spreken. De vraag is gerechtvaardigd, of men met dit soort schetsen doorgaat, omdat het publiek toch wel lacht, of omdat men geen betere schetsen kan vinden? Het laatste is niet aan te nemen. Waarschijnlijk is de oorzaak gelegen in de neiging den smaak van het publiek te laag aan te slaan juist omdat het toch wel lacht. Laat men het eens betere kost voorzetten en het tot de waardeering daarvan opvoeden. Opvoedende werking lag immers ongetwijfeld ook ten grondslag aan de geslaagde poging de
groote kunst in dh programma van kleinkunst een plaats te geven. De groote kunst, vertegenwoordigd door het echtpaar Bieselaar-Wouters, beter bekend als het Nederlandsche Piano-duo. Zij voerden een viertal nummers uit, Gavotte van Gluck: Andalusische dans van Infante. Le Tambourin van Saint George en den Vuurdans van De Falla. Met groote aandacht werd het spel van deze kunstenaars gevolgd en het applaus bewees de waardeering voor de introductie van de groote kunst in deze omgeving. Het ballet van Hansi Goetze moge niet al te groote balletkunst geven, de verschillende nummers vonden een correcte uitvoering. De pianisten Bram van Brakel en Stanli zorgden den geheelen avond op verdienstelijke wijze aan de beide vleugels voor de begeleiding. J. EHMEN.
^app
■-■.■■■■•
v. Zoo vond Sientje Wip haar.... (Teekenmg Eline van Eykern)
16)
Korte inhoud van het voorafaaande
C r0 ientJe is lf H Pak.stertie in een sigarettenfabriek en wordt gekweld door romantische droomen, die hun oorzaak vinden in een veelvuldig bioscoop- en theaterbezoek In een van de doosjes sigaretten, welke zij dagelijks inpakt, stupt zü een briefje met het verzoek, of de ontvanger of ontvangster haar uit d« somberen sleur vaS het leven in de sigarattenfabrick wil komen verlossen Pi^S^J"^' te.ziJnencl?!ii« is Ie filmregisseur aan de „Meteoor-film" verbonden, WnnifTL* '" COn V," •S KeraaV,^,e, ** hoofdrolspeelster en verloofde Winnie klaasse, m een allerminst vroolijke stemming. Als hij een pakje sigaretten openmaakt vindt h.j het briefje van Carolientje en voelt intuitief da? dit het meisje J is waarnaar hij zoekt. H.j besluit kennis met haar te gaan maken wil H',, I, en Z' ?*n d- f?briek vervo^d heeft, breekt er brand uit en het lot wil. da Steen een meisje uit het gebouw redt. dat later . Carolientje blükt te zet haar carrière'ullTn sf ."""vriend, ü"^ 'T ^'^ ** Zebedeus inplannen voorJhaar /Urn! carrière uiteen. Steens de journalist Pit, Éeeft ontijdig publicitdt aan het geval gegeven. Op de kamer van Steen maakt hij kennis met Carolien ie e 8re d en da aan £ n°.m S . e K 'Ü. «drieën naar de filmstudio; CaroMen™ voor Ppro£ opnamen, Pit voor de publiciteit en Steen om zijn directie te sussen Bij de concurreerende filmraaatschappü, de N V Cine" die m.t w;nn;. ei,,... e Ebedr^üt^iL P*populairder T >«dêwordt. on^'e„Dedleho: C^ntj^d^ i.Deaeus artikeltjes t^'T'. in de krant "" steeds iazzbandleider Ratie een onbetrouwbaar imlividu, stelt den „6ine"directeur -van GniffÜnvuor Carolien fê Siaakt i^dr arm ^ 7»«/..^, twee ongure typen^Rröie T^nus en L"^ ^pjke,e ES t g^Äid-K6Ä "S ^l^e" S^T^ Ta^sS! Uit-
■
ti«
am Natuurlijk een klant van Cleaning I Ook Uw kleeding wordt zoo opvallend mooi indien chemisch gereinigd en geperst door: One Hour Cleaning Service. Japon vanaf f. 1.79 Mantel „ f. 2.56
Colbertcostuum f2.97 Demi . . . . f. 2.56
AMSTERDAM - DEN HAAG • HAARLEM LEIDEN - HILVERSUM - BEVERWIJK
i One Hour , Cleaning' Service ''—.
/A &
Carolientje keek haar na; ze rag, dat de dikke vrouw bthendig langs een ladder naar boven klauterde en door een luik verdween, dat daarna zorgvuldig gesloten werd. Zoo lanKzamerhand kon zij weer gewoon denken en al spoedig werd het haar duidelijk, dat er iets niet in den haak was. Uit het feit. dat de ruimte waarin zij zich bevond, geen ramen had, begreep zij, dat het een kelder was, en plotseling herinnerde zij zich, dat zij met Bello van Moeke Miebet een heidewandeling gemaakt had en dat zij toen ineens zoo'n weeën, zoeten geur in haar neus gekregen had. Carolientje had detective-romans genoeg gelezen om tot de conclusie te komen, dat zij ontvoerd was en toen dat eenmaal tot haar was doorgedrongen, was haar eerste impuls om te gaan schreeuwen en om hulp te roepen. Zij wilde van den divan opstaan, maar haar spieren weigerden nog den dienst. Moedeloos zonk zij weer achterover en begon hartverscheurend te snikken.
Zoo vond Sientje Wip haar, toen zij met een beker melk en een paar sneden brood in den kelder terug keerde. „Nou nou nou, kind," sprak Sientje Wip, „mot je nou zoo erg grienen? Hier, drink maar eens; ik kan het ook niet helpen, mot je maar denken 1" Carolientje bedaarde wat, nog nasnikkend vroeg ze: „Maar waar ben ik daii eigenlijk?" Sientje Wip negeerde haar vraag. „Eet nou eerst maar wat". . . . „Toe juffrouw, zeg me, waar ben ik? En wat gaat er met mij gebeuren ?" Carolientje keek met betraande oogen naar Sientje Wip op. De dikke vrouw werd verteederd. „Oggut, kind, ik doe het ook niet voor mijn plezier en de heere hebben gezegd dat 't wel niet lang zou duren." Toen zij dat gezegd had, vond zij het blijkbaar welletjes. Ze klauterde de ladder weer op, het luik ging dicht en Carolientje was alleen met haar verdriet en met de
LEIDSCHEPLEIN
HOLTHUIiZEM lUWEUERS
THEATER
TELEFOON 35909 Dagelijks 7.30 uur n.m. Zondagmiddag 2.15 uur
• „GEZELLIGE WINTERAVONDEN" • MET
CABARET MARTIE VERDENIUS
boterhammen, die Sientje Wip haar gebracht had. Zt kous de wijste partij en at eerst wat, onderwijl rustig haar toestand overdenkend. Zoo. het zou dus niet lang duren, hadden „de heere" gezegd. Dat was in elk geval een goed teeken. Op het oogenblik was er toch niets meer aan te doen en Carolientje begreep dat haar vrienden alles zouden doen om haar zoo spoedig mogelijk te verlossen. Dat was een geruststellende gedachte en zij voelde zich plotseling zoo moe . . . Haar oogen begonnen te knipperen en na alle doorgestane emotie viel zij in een droomloozen slaap. ZEVENDE HOOFDSTUK. Piet Steen kreeg de schok van zijn leven. Alle zorg om Carolientje, al het detectieve-achtigék gedoe van den dagelijks magerder worden Zebedeus, al het gezeur aan zijn hoofd van de directie der zich ernstig gecompromitteerd voelende Meteoor, verzonken hierbij in het niet. Op een dag was er een bezoekster voor hem en binnen schreed. . . Winnie Klaasse. Een schuwe, ze-
(T C/
;
nuwachtige Winnie Klaasse, met neergeslagen oogen. Aan haar houT ding was te merken, dat zij wist door dit bezoek iets prijs te geven. Zij gaf haar trots prijs. Haar trots als zich gekrenkt voelende vrouw, gekrenkt in haar eer als actrice, gekrenkt ook in haar liefde. . . Tóch kwam zij. De geheel van zijn stuk gebrachte Piet Steen hoorde duizend violen zingen in zijn oor. Tii kwam, zij moest hem dringend „zakelijk" (ze legde den nadruk op het woord) spreken. Ze kwam niet, zooals zij zei, uit persoonlijke belangstelling voor Piet Steen. Weineen, die persoonlijke belangstelling bestond niet meer. Maar toch zongen de violen in de ooren van Steen en hamerde zijn hart, omdat zij gekomen was. Hij beheerschte zich zoo goed en zoo kwaad als het ging. Winnie Klaasse zou zijn gevoelens niet mogen merken. Hij riskeerde niets en vooral: hij wilde haar niet opnieuw wegjagen. Hij had het gevoel, dat er een laatste kans voor hem was om die geheele onverkwikkelijke affaire toch nog tot een goed einde te brengen. Een kans, waarop hij maanden had gewacht zonder het zichzelf te willen bekennen. ( Wordt vervolgd)
»TATIO.\»-KorFlft:UtlM Leo v. d. Have
Verzorgde dag- en avondschotels
STATIONSPLEIN 12
-
HAARLEM
REMBRANDTSPLEIN 44
» »"^"t i V^^\
(Bar-Cabaret)
bledt
u
h#,
beste variété ven Amsterdam
yAN 1 SEPTEMBER J.L. AF:
PIET VAN DIJK en zijn orkest
JEEJ* AVONDJE UIT? I>A]V NATUURLIJK NAAR
Op de eerste étage: Orchestre CARLO CARCASSOLA met medewerking van de radiozangeres: ROSA VELTI
nsifi GOUD . ZILVER . JUWEEIEN UllKOOP .VERKOOP . TAXATIE ANTIEK .MODERN
QUARTIER LATIN
Café Restaurant „HOF VAN HOLLAND" Rembrandtsplein 5 — Telef. 34564
D« gnalllg« bar voor hal balt» publiek
AMSTERDAM LEIDSCHESTRAAT No. 63
AMSTERDAM-G.
CINEMA & THEATER — (nr. 4) 18
HET TREFPUNT DER ARTISTEN 19 (nr. 4) —
CINEMA & THEATER
nieuwenaijk 93
n)sterdan)
DE GEZELLIGSTE BARBODEGA DER HOOFDSTAD
;
.
.
—
1..
BOYD BACHMAN
%&o-\
Ket Juiueïl/e uit /iet reme-Joos/e „MuZiefe QJl TnyUUXlQ
'n Soepterrien vol... voor één bon! Neem Honig's Kippensoep op Uw bon.;. 16 borden soep met 100 gram Vermicelli kunt U dan maken! Krachtige, smakelijke kippensoep, waar U noch vleesch, noch soepgroenten in noodig heeft! Van Honig's fabrieken .... dus nog altijd kwaliteit!
AKKERSWÊL
HONIG'S
ABDIJSIROOP syi&te/ds veste/{oesCsiAxsop
KIPPENSOEP
N. V. „G R A M A C" presenteert
Snoezemannetje!
m uzi kale-revue
waarin medewerken:
Dat komt, omdat ik altijd een waardeerend woord voor mijn vrouwtje over heb - vooral wanneer 't het eten betreft! Het middagmaal is voor mij nu eenmaal het hoogtepunt van den dag. Héélemaalalser vóóraf zoo'n bordje ouderwetsche Oki-soep komt. Mijn vrouw maakt van één blokje 4 borden of 6 koppen en ze zegt, dat hetvreeselijk goedkoop is.
ß2i
haar
FLAMINGO
(noem* ze me nog altijd)
Soeppasta Aroma Jus-pasta
U
Het Haagsche Metropole Palace, dat graag in donkere dagen zijn stam-publiek de huiselijke zorgen doet vergeten, heeft deze maand de hand gelegd op Boyd Bachm?.n ... als die uitdrukking tenminste zin zou hebben bij een zoo springlevend insect als deze kleine muziekduivel is. Men kan vele vergelijkingen uit het dierenrijk voor hem vinden. Maar ongetemd blijft hij zeker! Dat deze Deensch-Duitsche orkestleider een aardig mondje Nederlandsch heeft geleerd en het er met dezelfde kwiekheid, waarmee hij alle talen spreekt en alle instrumenten bespeelt, ook maar uitgooit, weet ieder, die wel eens aan de knoppen van zijn radio-toestel zit. Wanneer men eenmaal zijn herkenningsmelodie gehoord.heeft, verandert men niet meer van station! En Boyd Bachjnan zelf is de laatste maanden ook niet meer van station veranderd. Hij is een Nederlandsch begrip geworden. Met Kerstmis en daarvóór zag men hem reeds de televisie een handje helpen en vertoonde hij zich en zij n orkest in hoogsteigen persoon. Thans heeft hij den grooten stap gewaagd en een volledige revue om zich heen doen bouwen : nogal een experiment, want het eischt van hem en de zijnen niet alleen de weergalooze muzikaliteit die men al kent. Maar ook alle veelzijdigheid van revue-komiek, conferencier, regisseur parlant -au public, èn hoe alle titels, die hij thans gerechtigd is te dragen, nog meer heeten. In de volle drie uur, die de revue duurt, is hij nauwelijks een moment van het tooneel en daarna speelt hij nog tot sluitingstijd voor een verrukt publiek van jong en oud in de foyer. Hij geeft wäär voor zij n geld en is een van de meest sportieve, enthousiaste „show'^dirigenten, die men ooit gezien heeft. „Muziek en Rhythme" heet de volle soepterrine vol amusement, waarvan Boyd Bachman dus zelf de worst-met-klwf is. Onze medewerker Cor
FRANS VAN SCHAIK de zingende zwerver
ANNY FRANZIS & CAPI het Internationale danspaar
PAULETTE JAINSY de charmante solo-danseres
PUA LANI de gevierde hula-danseres
JOHN
DE
MOL
EN
ZIJN
SOLISTEN
met de nieuwste schlagers, o.a. »Madelein' en .Ouwe Taaie" JACK DER KINDEREN de bekende radio viool-virtuoos
ANNY XHOFLEER de bekende refreinzangeres
LEE ASTOR het Belgische stepwonder
FANTASIO
HET
de muzikale clown
HAMMOND-CONCERTORGEL bespeeld door EDDY DE JONG
Voor een ouderwetsch bord soep
Hoofdagenten : Handeltnij. De Bruin en Heinaken N.V., Keizersgracht 232, Amsterdam Tel. 41035 _ Handelsondern. „Koetosari", Hooitparkt 8, Haarlem, Telefoon 10505
JUAN MOLLUNERO de bliksemtransformateur
BERNARD BARENDS de populaire conferencier
DE GRAMACOA'S het beste Hawaiïan-ensemble
SAMBO de gedresseerde menschaap
HET
FLAMINGO-BALLET
CINEMA
<&" THEATER
(nr. 4) 20
21 (nr. 4) — ■
CINEMA
& THEATER
Dokter had de lang niet makkelijke opgave om in- scènes en tekst het verband tusschen de vele muzieknummers te leggen en aldus, om in doktersstijl te blijven, de wonden te verbinden die de muziek sloeg '— en ik moet 'zeggen, dat hij het voortreffelijk heeft gedaan. Het is geestig, licht en in Boyd's Stijl. Het stijgt van een ongegeneerde omroep-repetitie' in hemdsmouwen via een onschuldig „verhaaltje" van een altijd ontevreden manager — tevens de figuurlijke vader van Conny Stuart, die natuurlijk door Boyd ontdekt en „gemaakt" wordt — naar alle fantasterijen 'ên verkleedpartijen van een groote .finale en er is altijd wel ergens taterende muziek te hooren en meestal is Boyd zelf, zoo niet aan 't woord, dan toch aan 't instrument. Men kent dien typischen zwaai, waarmee dit sierlijke, bezeten manneke zijn orkest aanvuurt; de muziek schijnt onder uit zijn kurketrekkerbeenen te komen als hij in een grijplustige aanvalshouding met den rug naar de zaal staat, en .4an is er ook meteen dat soms oorverdoovende vuurwerk van klanken, waarbij geen zaal rustig blijft. Geen melodie is veilig voor hem en met een verbaasd-blij gezicht, zijn bezwerende handen niet aflatend van het orkest, dat hij als marionetten aan vele touwtjes schijnt te hebben, keert hij zich om en lacht en grimast onder zijn snorretje door alsof hij er niets aan doen kan, dat het duiveltje uit het doosje gekomen is en er zelf het meeste van geniet. En dan moet men hooren wat hij uit zoo'n toch nogal afgespeelde „ melodie als Rixner's Links: „Scholten „Bagatelle" haalt, of en van 't Zelfde", wat voor een kostelijke een stel vlotte, parodie zoo'n „Dorpsmugeestige jongens. ziek" wordt, waarbij met Onder: Boyd Bacheen mal hoedje en een man, de ziel van de potsierlijk détail niet alrevue, in een scène leen Boyd maar ook zijn met Conny Stuart. heele orkest zich meta(Foto's Cor Dokter) morphoseert tot oempaoempa. „Ik ben verliefd op een „keukenmeid" speelt hij natuurlijk, want de componist daarvan. Jaap Valkhof f, tevens veelzijdig musicus, verdienstelijk accordeonist en vaak onvolprezen clown, zit rechts in het orkest en heeft na Boyd wel het leeuwenaandeel aan het succes. Daarnaast is het Conny Stuart, die met het prachtige melos van haar rijke microfoonstem in deze schouw voortreffelijk op haar plaats is en vooral haar Fransch repertoire weet te brengen als geen ander. Dan zijn er een stel vlotte, zelfverzekerde en geestige jongens, die onder de betiteling „Scholten en van 't Zelfde" al vaker met eere genoemd zijn (en als ik zelf m'n naam niet in spreektaal-spelling schreef, zou ik er ■ vast een driemanschap van maken!). En een danspaar, de Ro-
naldo's, is het 't zelfde of ze nu „salon" dansen of een Mexicaansche fantasie ofwel een geestige, origineele Parij sehe apachen-dans, waarin de mannelijke partner het tenslotte dubbel en dwars thuis krijgt wat hij eerst zijn vrouwelijke wederhelft aandoet. Zoo was het een groote, uitbundige en ten volle geslaagde pretavond, die de eerstvolgende maand door de impromptu's en grollen van den onvermoeibaren en zich blijkbaar alleen met muzieknoten voedenden Boyd nog wel tal van tierelantijntjes erbij zal krijgen. Misschien kan dan de Hollandsche finale, die helaas een tikje teveel Kitsch in zijn brouwsel had meegekregen, ook nog wel eens gewijzigd worden en wat het ballet betreft, als het er dan persé moest zijn, had het toch wel een beetje beter gehalte mogen hebhen. Maar aan een boom zoo volgeladen.... HENRIK SCHÖLTE.
PLANNEN VAN HET NOORDHOLLANDSCH TOONEEL Het repertoire van het „Noordhollandsch Tooneel", dat reeds ^n viertal stukken omvat, n.1. „Witte van Haemstede", „Watersport", „Rose Bernd" en „Grootmoeder Wendenkron", zal in de tweede helft van het seizoen nog aanmerkelijk worden uitgebreid. In de eerste dagen van Februari kan de première worden verwacht van „Dorp in onrust", een tooneelspel van den Bosschen schrijver Kees Spierings, dat door het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten bekroond werd. De regie is in handen van den auteur, hetgeen vooral met het oog op het Brabantsche dialect kan worden toegejuicht. Voor de bezetting van dit stuk is het gezelschap uitgebreid met den Brabantschen acteur Joh. van Erp, die de rol van den pastoor zal vertolken. Behalve „Dorp in onrust" zijn nog in studie Shakespeare's „Twee edellieden van Verona" en Paul Helwich's „Flitterwochen" („Wittebroodsweken"). Deze beide stukken zullen, zoodra „Dorp in onrust" voor het publiek verschenen is, tegelijkertijd worden uitgebracht door het tot dit dbel in tweeën gesplitste gezelschap.
-,,,,, .„■:.,,,„
,-
^"
'
mmmtwM!mmmmMmmmmm'-'>MM.mm'^
RAADSEL-VARIÉTÉ Oplossingen der onderstaande opgaven zende men — liefst op een briefkaart — uiterlijk 4 Februari a.s. aan den „Raadsel-regisseur" Redactie „Cinema & Theater", Paulus Potterstraat 4, Amsterdam-Z. Op de adreszijde te vermelden: „Raadselvariété 4 Februari". Onder d? inzenders van ten minste twee der drie opgaven worden verloot: een hoofdprijs van ƒ2.50 en vijf troostprijzen van ƒ :.—.
ANAGRAM RAADSEL
INVULRAADSEL
D. Ranze, Haarle. A. L. IJ. Laus, Weesp. 3- S. M. Reilart, Uden. 4- L. U. Koert, Epe. 5- Z. Stans, Heerlen. Uit de letters van e}k der bovenstaande namen en adressen kan de naam van een filmster gevormd worden.
Horizontaal: 1. Knaagdier; 2. langwerpig stuk brandstof^; 3. een van de hoofdgoden der Indiërs; 4. voortgang; 5. landstreek. De letters in de vetomlijnde vakjes vormen, achter elkaar geplaatst, den naam van een filmster.
Resiauranl A. W. FRIJLINK
„HOMMERSOM EN TOSCANU
PROLONGEERT
.RIGOLETTO"
brengen U in:
WAGENSTRAAT naast ,SCALA
BROADWAY
's-GRAVENHAGE
PALACE
Michel Simon • Maria Mercader
(REMBRANDTPLEIN, AMSTERDAM) „De vreugdebron van Amsterdam
Telefoon 116560
HOLLANDSCHE
„FEESTPOTPOURRI"
DIV. BELEGDE BROODJES
PROLONGEERT
door HENVO TWEE ORKESTEN
EN
DUITSCHE KEUKEN
Rossano Brazzi • Regie: Mario Bonard
1. 2.
.RIGOLETTO"
R«vue- Ml Amulementiorkoft o.l.v C. VAN DISSELDORP Attrsetio-orkoit van „UNO FALCONI"
Michel Simon • Maria Mercader
56 Medewerkenden: o.a. Elly Rexon en Rens van Dorth ais gast: EMMY CLARITS lederen avond 7-11. Matinee 2.15-5 (behaive Zaterdags)
Rossano Brazzi • Regie: Mario Bonard „..,,.,.,.-.,,... „ - s,™». ■■■ mm m ™":- ™ m ■
*****
VERANDERRAADSEL Huis — harden — zegenen — Ada — Maart — was — tafel — log — walm — rust. Dwr de beginletters van onderstaande woorden door een andere letter te vervangen, verkrijgt men bg juiste invulling den naam van een bekend cabaret- en filmdanseres. De woorden blijven hierbij in dezelfde volgorde staan (Ingetonden door C. G. v. Saarloot te Rotlirdam).
T
»O&o^ J?
V
MUNTPLEIN 10
T
//
t4^%V|
Aanvang nieuwe cursussen
AMSTERDAM
vanaf 1 JANUARI Refreinzang
Orkest
wf™.,. H ZePP,aro°i-|<w»"" bestaande uit de beeren Zepparoni, Van de Ven Warnars en Hemenk, herdenkt d.zer dagen zijn tienjarig bestaan wJrbii th2"«ert.TJubil,ium,1m"k', h" kartet een tournee door on« land, dne Arnh m v Jr00te 8lcden ook "»"riem. Utrecht, Hilversum. Breda Arnhem, \umegen en s-Hertngenhosch br/ocht zullen worden ' molen"0 ^ ^^^ geconcerteerd met werken van Haydn, Schubert en Voor-
LIESJE POONS
TONY DIJKMAN
Het concert van het Zepparoni-kwartet in Den Haag op ar Januari zal door den RUkscomm.ssam worden butewoond. Er zullen dan filmopnamen worden gemaakt
THEO VAN BRINKOM en EDDY CHRISTIAN!
ZEI'HARONI.KWAitTET JUBILEERT.
üaziekschool Zwaag:
N.V. Internationale Concertdirectie Ernst Krauss
met medewerking van
ALGEM. AMSTERD. FILM AGENTSCHAP
lUBILEUMCONCERTEN
\
(naar aanleiding van het 10-Jarig bestaan)
\
ZEPPARONI-KWARTET ZEPPARONI,
VAN
DE
Maandag 25 Woensdag 27 Donderdag 28 29 Vrijdag 1 Maandag 2 Dinsdag Woensdag 3 Donderdag Vrijdag
Jan., Jan., Jan., Jan., Febr., Febr., Febr., Febr., Febr.,
7.7 30 7.30 7.30 7.30 7.30 7.30 7.30 7.30
VEN, u. u. u. u. u. u. u. u. u.
WARNARS,
HEMERIK. j
i
Rotterdam, Koninginnekerk p Den Haag, Diligeniia. Hilversum, Gooiland. Amsterdam, Concertgeb. Breda, Concordia. Utrecht, Stadsschouwburg. Arnhem, Musis Sacrum. Nijmegen, Concertgebouw. Den Bosch, Casino.
?
Uii de pers;
„De incarnatie van het volmaakte" 1
VERWACHT
I
BINNEKKORT
van
de
HAYDN, op. 33 No. 2; SCHUBERT op. posth.: i „Der Tod und das Mädchen"; VOORMOLEN, i Strijkkwartet 1942. 4
Piano Gitaar Banjo Viool Orgel Cello
Accordeon Hawaaiian Mandoline Mandola Ukeleie Harmonium
Trompet Klarinet Saxophoon Xylophoon Slagwerk Stringbas
Lesgeld i 2.75 per maand (Instr.) Gratis instrumenten in bruikleen op de les, tevens studiegelegenheid. Theoretische lessen (0.25 per maand 2500 Leerlingen 50 Leeraren Adressen: Amsterdam
Jac. v. Lennepkade 15 Telet. 135 „ Willemsparkweg 1 „ Dintelstraal 21 „ Ferdinand Bolstraat 15 „ Middenweg 60 „ Regentesselaan Den Haag 71 „ Musschenbroekstraat 46 „ Stille Veerkade 17 rood „ Kruisstraat Haarlem 110 „ Stationsplein Alkmaar Broek op Langendijk Z.-Scharwoude A 91 ,
80940 96915 96748 26522 54289 398849 181513
4425
SUBLIEM Tevens schriftelijke lessen door geheel Nederland: „Muzieklessen in het oude schrift per brief" SUBLIEM komt overal.
nieuwe
VLAAMSCHE FILM
„ANTOON, DE FLIEREFLUITER"
Aan de Adminis rat/e van CINEMA & THEATER Paulus Potterst-aat 4 — Amsterdam Zuid
Mijne Heeren, Elke week wil ik op de hoogte blijven van nieuwe films, tooneelstukken, opera's enz. Noteert u mij dus, op de gebruikelijke voorwaarden, als abonné voor toezending per post. Het abonnementsgeld wordt betaald met ƒ 6.50 per jaar*/ ƒ3.25 per half jaar*//1.625 per kwartaal* en voldaan door overschrijving op uw girorekening 78676. Naam :...; Handteekening Adres
Voor de film bewerkt door FELIX TIMMERMANS Met Claire Viking, René Bertal, Fred Engelen en vele anderen.
#• Datum i.. .....,;.-.... Verzenden In enveloppe als brief of geplakt op een briefkaart. *) Doorhalen wat niet van toepassing is.
CINEMA &• THEATER — (nr. 4) -ua£
23 (nr. 4) — C/NE Af A &• THEATER
Het weekblad „CINEMA & THEATEir verschijnt des Vrijdags. Hoofdredacteur: Louis Thijssen, Voorburg (Z.-H.); plaatsvervanger: Joh. T. Hulsekamp, Amsterdam. — Chef-van-dienst der redactie: R. H. J. Pfaff, Amsterdam. — Redacteur: L. J. Capit, Amsterdam. Uitgave der N.V. Nederlandsche Uitgeverij „Opbouw", Paulus Potterstraat 4, Amsterdam-Zuid. Alle bijdragen, foto's, teekeningen en redactioneele correspondentie, zonder vermelding van persoonsnamen, te richten aan de Redactie, abonnemen sopgave en andere administratieve correspondentie aan de Administratie van Het Weekblad ,,Cinema & Theater", Paulus Potterstraat 4, Amsterdam Zuid. Telefoon: 98145, 21511, 21424. — Postgiro no. 78676. — Prijs der losse nummers 15 cents. Abonnementsprijs franco per post ƒ 6.50 per jaar, ƒ 3.25 per half jaar, ƒ 1-62% per kwartaal, bij vooruitbetaling; in plaatsen, waar bezorgers zijn gevestigd, desgewenscht 121/2 cents per week bij bezorging in de week na verschijning. Abonnementen worden stilzwijgend telkens voor dezelfde periode verlengd, indien niet twee weken vóór afloop schriftelijk opzegging Is ontvangen. — Nadruk alleen toegestaan voor korte gedeelten, mits met bronvermelding. — Bij ongevraagde bijdragen sluite men retourporto in.
. .
>/, \
JLA CIJBA]¥A Leidschestraat 52
-
Bezoekt
nu allen
A'DAM
het
WIM DU BEAU VAN WOUSTRAAT 4-6
4 December heropend
HET tNTIEMÈ CABARET VAN ZUID
Sonja Maassen zingt met Jaap Streefkerk's trio
ledere avond half acht - Zondagmiddag van 3-6 matinee
C/JVSMA & THEATER — 23ste Jaargang — No. 4 — *i Januari i943.
% K
,
BAR-CABARET
^_ .
' ^i... ,..™_=
,. .
.
.
-•
-
■
-