tijdschrift voor bibliotheek & archief
2014 | 7
Periodiciteit: Maandelijks • september 2014 • Afgiftekantoor: Turnhout • Erkenningsnummer: P802070
themanummer onderwijs
Visies op onderwijs Discovery sevice in de UAntwerpen Informatiegeletterdheid: enkele stofjes tot nadenken Beroepskwalificaties voor de bibliotheeksector
editoriaal
VERANTWOORDELUKE UITGEVER Julie Hendrickx, Statiestraat 179, 2600 Berchem HOOFDREDACTEUR
Sterren op de dansvloer Julie Hendrickx, Hoofdredacteur
Julie Hendrickx •
[email protected] REDACTIE Klaartje Brits, Beatrice De Clippeleir, Gerd De Coster, Ann De Meulemeester, Ingrid De Pourcq, Noël Geirnaert, Myriam Lemmens, Kris Michielsen,
Het is zo klaar als een klontje, kwaliteitsvolle bibliotheek- en archiefopleidingen garanderen een professionele sector. Daarvoor moeten beiden op elkaar zijn afgestemd. Bibliotheeken archiefonderwijs moet gelijke tred (kunnen) houden met de ontwikkelingen in het beroepsveld. Het is als dansen: ogen en bewegingen zijn op elkaar gericht en ingespeeld. Achterop hinken mag in geen geval.
Paul Nieuwenhuysen, Veronique Rega, Peter Rogiest, Saskia Scheltjens, Eva Simon, Patrick Vanhoucke, Bruno Vermeeren. REDACTIESECRETARIS Tom Van Hoye •
[email protected] REDACTIEADRES VVBAD • META Statiestraat 179, 2600 Berchem
Pas met het opstellen van de beroepskwalificaties kreeg deze band tussen de opleidingen en het beroepsveld een structureel karakter. In META 2013/8 beschreef onze coördinator, Bruno Vermeeren, het delicate proces van opmaak tot inschaling van zo’n dossier. Bij de publicatie van de profielen en bij de inschaling werd niet altijd rekening gehouden met de opmerkingen en wensen van het beroepsveld. Het proces had een heel eigen logica. Voorlopig werd er voor de bibliotheek- en archiefsector één beroepskwalificatie erkend (bibliothecaris/ informatiemanager, niveau 7). In dit nummer van META gaat het verhaal verder — voorlopig (spoileralert) nog met open einde.
Tel. 03 281 44 57
[email protected] • http://www.vvbad.be/meta Reageer op Twitter: #overmeta ADVERTENTIES Marc Engels •
[email protected] LAY-OUT
Nieuwe competenties halen steeds vaker de bovenhand op specifieke bibliotheektechnische kennis en ook de beroepscompetentieprofielen weerspiegelen dit. Impliceert dit dat specifieke bibliotheek- (en archief-) opleidingen geen nut meer hebben? Deze bedenking vindt u eveneens terug in dit themanummer over onderwijs. We laten u daar gerust een eigen mening over vormen. We vroegen ook tal van mensen uit de sector naar de hunne. Van “Welke opleiding volgde je?” tot “Wat is uw visie op het bibliotheek- of archiefonderwijs in Vlaanderen?”
Marc Engels DRUK EVM META verschijnt 9x per jaar,
Onze mening? Die is al lang bekend — onderwijs is altijd al een belangrijk onderwerp geweest voor de VVBAD — en zou ondertussen als een mantra in uw oor moeten weerklinken. “Bibliotheken en archieven hebben nood aan een drieledige opleidingsstructuur.” Indien nodig plakken we graag de voetstappen op de grond om die dans te verduidelijken..
niet in januari, juli en augustus. META is een uitgave van de VVBAD en is begrepen in het lidmaatschap, maar is ook verkrijgbaar als abonnement. Meer informatie op http://www.vvbad.be/lidmaatschap. ISSN 2033-639X
META 2014 | 7 |
1
inhoud
META 2014/7 Jaargang 90 - september 2014
vaste rubrieken 1 Editoriaal Sterren op de dansvloer 4 Nieuws 24 Signalement Restauratievakmanschap 26 Etalage Bibliotheek- en archiefteam Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen
36 Trend Beroepskwalificaties voor de bibliotheeksector: Beheren, verzorgen of uitbouwen? Bruno Vermeeren
38 27 Inzet Antoon Verbeke
De Vraag Hoe maak ik een succesvolle tutorial informatievaardigheden? Jan Bollansée
28
Over de grens De LibrarySchool Julie Hendrickx
30 Trend Mobiliteit van cursisten in Bibliotheekschool Gent Peter Van den Broeck
31 Uitgepakt Lossless Bert Lemmens
“… voor de historische kaarten op onze website had hij geen belangstelling, hij wou “oliginal documents”, geen “maps”.” 35 Column Lost in Translation of gewoon balorigheid? Noël Geirnaert
35 Citaat 2 | META 2014 | 7
41 Kroniek • Bij de Archivaris op Schoot: bezoek aan het APA • Digital Humanities en bibliotheken 42 Toepassing 43
Het cijfer
43
Het plan
44 Personalia 45
Zo gezien Bart Sas
46 Terugblik 48 Uitzicht
inhoud
META 2014/7 is een themanummer over bibliotheek- en archiefopleidingen. De bijdragen in dit nummer komen zowel van de opleidingen of rechtstreeks uit het beroepsveld maar ook van oud-studenten zelf. Wilt u reageren op een artikel in dit nummer? Dat kan via
[email protected].
essays Informatiegeletterdheid: enkele stofjes tot nadenken
............ 22
Paul Nieuwenhuysen
De vakman en prioritering in de conservering van papieren erfgoed Marijn de Valk
artikels Visies op onderwijs
.............. 8
Julie Hendrickx
Discovery service in de UAntwerpen
............. 12
Jan Corthouts en Els Schaerlaekens
Wat vinden oud-studenten van hun opleiding?
............. 17
Julie Hendrickx
Nieuwe structuur voor de Bibliotheekschool Gent Marijke Hoflack, Eva Simon, Karin Vandenabeele en Peter Van den Broeck
17
........... 20
............ 32
nieuws
VVBAD ondertekent Verklaring van Lyon op IFLA-congres Op het jaarlijkse congres van de IFLA (International Federation of Library Associations), dat dit jaar in augustus in Lyon werd gehouden, is the Lyon Declaration on Access to Information and Development gepresenteerd. Deze ‘Verklaring van Lyon’, die betrekking heeft op de vrije toegang tot informatie voor iedereen, werd ondertekend door meer dan 130 internationale organisaties, waaronder veel bibliotheken en ook de VVBAD. Met de verklaring hopen de organisaties de zogenoemde post-2015 ontwikkelingsagenda van de Verenigde Naties positief te beïnvloeden. Het document roept de lidstaten op te erkennen dat toegang tot informatie, en de bijbehorende informatievaardigheden (het kunnen begrijpen, gebruiken en delen van informatie), essentieel zijn voor de duurzame ontwikkeling van burgers en democratische samenlevingen. The Lyon Declaration is te vinden op http://www.lyondeclaration.org en kan worden ondertekend tot augustus 2015.
STAF, eenmalig tijdschrift ter gelegenheid van de pensionering van prof. dr. Gustaaf Janssens Op 21 september vierde de VVBAD Gustaaf Janssens. Aanleiding was zijn pensionering eerder dit jaar. Om hem te bedanken voor zijn jarenlange inzet en enthousiasme kreeg hij zijn eigen magazine, STAF, overhandigd. Hierin bundelden we zijn belangrijkste VVBAD-publicaties uit Bibliotheek& archiefgids. Staf leverde door de jaren heen immers belangrijke bijdragen aan het verenigingsblad. Ze zijn het bewijs van zijn brede archivalische interesses: de archieven van de 16e eeuw, het archiefwezen in Spanje en het archief van het Koninklijk Paleis. De gekozen artikels zijn niet alleen vaktechnisch van inhoud, maar trachten archief ook in een breder kader te plaatsen: als erfgoed, als geheugen voor een democratische samenleving en als behoeder van mensenrechten. Geïnteresseerd? Het eenmalige magazine STAF is te bestellen via
[email protected] (10 euro + verzendingskosten).
4 | META 2014 | 7
nieuws
Nieuwe toekomst voor de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren De Nederlandse Taalunie, de Koninklijke Bibliotheek (KB), nationale bibliotheek van Nederland, en de Vlaamse Erfgoedbibliotheek hebben een akkoord gesloten om de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL) onder te brengen bij de KB. De KB draagt vanaf 2015 zorg voor de website dbnl.org die een collectie van ruim 11.000 gedigitaliseerde boeken en tijdschriften aanbiedt op het gebied van de Nederlandstalige literatuur, taal en cultuurgeschiedenis. Duurzaamheid en grotere beschikbaarheid Door deze overgang kan de DBNLcollectie duurzaam worden beheerd, uitgebouwd en beschikbaar gesteld. Bovendien kan deze unieke verzameling Nederlandstalige teksten, eenmaal ingebed in de digitale infrastructuur van de KB, ook via andere kanalen in Nederland en Vlaanderen toegankelijk worden gemaakt. De KB zal de DBNL-bestanden technisch beschikbaar maken voor de Vlaamse Erfgoedbibliotheek en Bibnet, de organisatie voor samenwerking tussen Vlaamse openbare bibliotheken. Per 1 januari 2015 neemt de KB het vaste personeel van de huidige Stichting DBNL over. Hoge waardering voor website Met dagelijks zo’n 200.000 bezochte pagina’s is dbnl.org een bijzonder succesvolle website. Deze website, die bij een recent gebruikersonderzoek uitstekende cijfers kreeg, blijft voorlopig in dezelfde vorm bestaan. De teksten blijven gratis toegankelijk voor diverse doelgroepen wereldwijd: taal- en literatuurliefhebbers, wetenschappers, scholieren en studenten. Uitbreiding collectie De groei van de collectie en de hoge digitaliseringskwaliteit van de DBNL-teksten blijven van hetzelfde niveau als de afgelopen jaren. De collectie beslaat het hele Nederlandse taalgebied, dus Vlaanderen, Nederland, Suriname en de Caribische
delen van het Nederlandse Koninkrijk. Jaarlijks worden er zo’n 250.000 pagina’s tekst aan toegevoegd. Over de selectie ervan zal een commissie van Nederlandse en Vlaamse deskundigen beslissen.
voor stuk hebben de stadsdichters met poëzie hun stempel op de stad gedrukt. Elk stadsgedicht is in feite een project op zich waar vele ontmoetingen, plannen en ontwerpen aan voorafgaan.
Partners De Taalunie, de KB en de Vlaamse Erfgoedbibliotheek zullen voortaan samen verantwoordelijk zijn voor het beleid en de inhoud; de Taalunie zorgt voor de financiering.
Joke van Leeuwen, Bart Moeyaert en Peter Holvoet-Hanssen zijn bereid om hun stadsdichtersarchief over te dragen aan het Letterenhuis. Dit archief geeft een unieke inkijk in de totstandkoming van gedichten die ondertussen hun plek hebben veroverd in het hart van de stad.
> Bron: De Nederlandse Taalunie > Bron: Het Letterenhuis
Week van de Fair Trade 2014: Doet jouw bibliotheek ook mee?
Antwerpse Stadsdichters archieven verhuizen naar het Letterenhuis De archieven van stadsdichters Joke van Leeuwen, Bart Moeyaert en Peter Holvoet-Hanssen verhuizen naar het Letterenhuis, waar ze zullen bewaard worden en beschikbaar gesteld worden voor onderzoek. Sinds 2003 heeft de stad Antwerpen als eerste Vlaamse stad tweejaarlijks een andere stadsdichter. Antwerpen was de eerste Vlaamse stad met een stadsdichter. Na Tom Lanoye (2003-2004), Ramsey Nasr (2005), Bart Moeyaert (2006-2007), Joke van Leeuwen (2008-2009), Peter HolvoetHanssen (2010-2011), Bernard Dewulf (2012-2013) is sinds gedichtendag 2014 Stijn Vranken stadsdichter van Antwerpen.
Op 1 oktober 2014 start de 13e editie van de Week van de Fair Trade. Tien dagen lang zijn alle ogen in heel België gericht op fair trade en fairtradeproducten. Leuke activiteiten die mensen motiveren om voor eerlijke handel te kiezen, daar draait het om. Vele scholen, gemeenten en verenigingen doen alvast mee, jouw bibliotheek ook? Op onze website www.weekvandefairtrade.be kan je alvast enkele leuke tips terugvinden. Een lezing over eerlijke handel, een fairtradehoek, een eerlijk spel voor de kinderen… het zijn slechts enkele voorbeelden van activiteiten. Heb je een vraag of wil je gratis promomateriaal ontvangen? Contacteer tdc@ btcctb.org. Een initiatief van het Trade for Develop ment Centre, een programma van BTC, het Belgisch ontwikkelingsagentschap.
Het is de taak van de stadsdichter om gedurende 24 maanden minimum 12 gedichten te schrijven over wat er reilt en zeilt in Antwerpen. Over wat hem treft in het dagelijkse Antwerpse leven. Stuk
META 2014 | 7 |
5
nieuws
Tabel 1 Was u verplicht om bij het opstellen van de begroting van dit jaar rekening te houden met een besparing opgelegd aan alle diensten? Ja
Neen
Onbekend
Bibliotheektruck rijdt rond in Hasselt! De nieuwe mobiele bibliotheek van de stad Hasselt zal voortaan alle Hasseltse basisscholen bedienen die geen bibliotheek in de buurt hebben. Vanaf 8 september stopt de bibliotheektruck één maal per maand in de buurt van elke school, voor een dag of dagdeel. Van deze nieuwe ondersteunende werking voor het basisonderwijs zullen 22 basisscholen gebruik maken. De mobiele bibliotheek zal dus maandelijks bezocht worden door minstens 4.500 kinderen. De collectie van de bibliotheektruck wordt gevoed door een magazijn met meer dan 50.000 kinderboeken en andere documenten, uitsluitend voor scholen. Elke school krijgt zo een gelijkaardige en gelijkwaardige bibliotheekwerking aan de deur! > Bron: Stedelijke Bibliotheek Hasselt
2013
2014
Tabel 2 Hoe evolueerde het budget voor de collectie t.o.v. vorig jaar? Toegenomen Gelijk gebleven Verminderd Onbekend
2013
2014
Tabel 3 Is het personeelsbestand (in aantal uren, zowel voor statutaire als contractuele personeelsleden) op 1 januari vergeleken met 1 januari vorig jaar … Toegenomen Gelijk gebleven Verminderd
2013
6 | META 2014 | 7
2014
nieuws
Openbare bibliotheken opnieuw slachtoffer van gemeentelijke besparingen Voor de tweede maal organiseert de VVBAD een bevraging over de financiële evolutie bij de Vlaamse openbare bibliotheken. De eerste bevraging kende heel wat reacties, zelfs tot in het parlement waar minister van Cultuur Schauvliege zei verrast te zijn door die eerste resultaten. 39 bibliotheken (44,8 procent) van de 87 respondenten vermelden dat er in loop van 2013 aanpassingen aan het budget gebeurden. In ongeveer de helft van de gevallen werd het werkingsbudget verlaagd evenals het collectiebudget. In iets meer dan 1/3e van de bibliotheken werd het investeringsbudget verlaagd. Er zijn duidelijk meer gemeenten waar de discussie voor het opstellen van het budget moeilijker verlopen is. Zei in 2013 44,6 procent van de respondenten dat de discussie bij het opstellen van het budget moeilijker lag dan het jaar voordien, dan zegt voor 2014 60 procent van de bibliotheken dat. Ongetwijfeld heeft dit ook te maken met het feit dat in 2013 niet alleen het budget voor 2014 opgesteld moest worden maar ook het meerjarenbudget voor de hele bestuursperiode. En decretaal zijn gemeenten verplicht om tegen het einde van een bestuursperiode hun budget in evenwicht te hebben (in de tussentijd mag er wel een tekort zijn). 72,4 procent van de bibliotheken zegt ook dat er hij het opstellen van de begroting voor 2014 rekening diende gehouden te worden met besparingen die aan alle diensten werden opgelegd. Een jaar eerder was dat ‘slechts’ in 52,3 procent van de gevallen zo. (Grafiek 1) Ook de omvang van de besparingen is toegenomen: in 4 van de 10 bibliotheken bedraagt de besparing tussen de 5 en 10 procent (in 2013 was die groep 30 procent. Ook de groep met een besparing tussen de 15 en 20 procent verdubbelt bijna naar 9,4 procent. Anderzijds is het aantal gemeentes waar een besparing van meer dan 20 procent gevraagd werd, gedaald van 6 gemeenten naar 1. In bepaalde gemeenten is bij de start van de nieuwe legislatuur duidelijk zeer fors bespaard wellicht om op korte termijn het gemeente budget min of meer op orde te krijgen en worden verdere
besparingen nu meer over de verschillende jaren gespreid. Op de vraag hoe het algemene werkingsbudget in 2014 evolueert t.o.v. 2013 geven de cijfers maar weinig evolutie te zien. 12,6 procent van de bibliotheken vermeldt een stijging tegen 11,5 procent in 2013. In drie vierde van de gevallen is die stijging ‘beperkt’ tot 0 à 5 procent. In 2013 was dat 6 op 10 en waren er meer bibliotheken die een grotere toename van hun werkingsbudget kenden. De groep bibliotheken waar het budget daalt, vermindert procentueel licht (49,3 procent tgov. 52,5 procent) maar er zijn spijtig genoeg ook 3 collega’s die deze vraag niet beantwoord hebben. De vraag over de evolutie van het collectiebudget levert enigszins andere cijfers op: ook hier is de groep die een stijging meldt, gelijk gebleven. Maar het aantal bibliotheken dat een daling te verwerken kreeg is wel fors toegenomen van 39,7 naar 49,3 procent. (Grafiek 2) En ook de omvang van de besparing is toegenomen. Verleden jaar waren er 18 bibliotheken (op 130 antwoorden of 13,8 procent) die een daling van hun collectiebudget van meer dan 10 procent aangaven. In 2014 zeggen 20 van 87 bibliotheken die de enquête beantwoorden, dat ze meer dan 10 procent van hun collectiebudget moesten inleveren. Bij 13,6 procent van de bibliotheken steeg het investeringsbudget. Dat is een even groot percentage als in 2013 maar de omvang van de stijging is wel groter. Van de 12 bibliotheken die een groter budget voor investeringen hebben, zijn er 6 waar het bedrag met meer dan 20 procent is toegenomen. In 2013 waren 5 op 17 met een dergelijk grote stijging. Het is bekend dat investeringen nogal sterk kunnen fluctueren, zeker gedurende een legislatuur. Maar deze cijfers wijzen er toch op dat er in verschillende gemeenten geïnvesteerd blijft worden in hun openbare bibliotheken. Merkwaardig is dat 10 respondenten de evolutie van het investeringsbudget blijkbaar niet kennen. Betekent dit dat in 11,5 procent van de bibliotheken de bibliothecaris niet
betrokken wordt bij de opstelling van het bibliotheekbudget of zijn dit antwoorden van bibliotheekmedewerkers die minder op de hoogte zijn van bepaalde financiële zaken? Er werd ook gepeild in hoeveel gemeenten er concrete investeringsdossiers zijn. Dat blijkt in 1 op 4 gemeenten het geval te zijn. In ongeveer 70 procent van de gevallen zullen de projecten ook binnen de voorziene termijn uitgevoerd worden. In 2 gemeenten werden in 2013 investeringsplannen definitief afgevoerd. In 2014 zijn er logischerwijze geen meer, de besturen voeren nu hun eigen plannen uit.
Personeel Personeelskosten nemen een belangrijk deel in van de gemeentelijke uitgaven. De gemeenten proberen daar natuurlijk zo veel mogelijk op te besparen, al kan dat meestal maar op termijn omwille van de vaste benoeming van statutaire ambtenaren en ook wel omdat er bij gemeenten geen traditie is om contractuele ambtenaren te ontslaan. Wat er meestal wel gebeurt, zijn personen die, omwille van pensioen of om een andere reden, de organisatie verlaten, niet vervangen. De moeilijke financiële situatie van veel gemeentebesturen blijkt duidelijk uit de vraag naar de evolutie van het personeelsbestand. In 2014 meldt nog amper 2,3 procent van de bibliotheken een stijging van hun personeel. In 2013 was dat nog 5,4 procent. 44 procent zegt dat het personeelsbestand verminderd is (in 2013 was dit 24,6 procent). En bleef in 2013 nog in 7 op de 10 gemeenten het personeelsbestand gelijk, dan was dat in 2014 nog maar in de helft van de gemeenten het geval. (Grafiek 3) Er werd ook gepeild naar de evolutie van het budget voor de komende 5 jaar. De beheers en beleidscyclus verplichten immers gemeentebesturen nu om bij de start voor de hele legislatuur een budget op te stellen. 77 procent van de bibliotheken verwacht op basis van de meerjarenplanning dat het budget gelijk zal blijven, 1/5de verwacht een daling en slechts 1 respondent antwoordt dat bij hen het budget zal stijgen. Geert Puype
META 2014 | 7 |
7
artikel
> Zie ook p. 36
Visies op onderwijs Julie Hendrickx, VVBAD
We vroegen enkele bekende namen uit de BAD-sector naar hun visie op het onderwijs specifiek voor de bibliotheek- en archiefsector. Een eerste gemene deler is er alvast: meer aandacht voor verschillende competenties. Zo is er in bibliotheken — ik durf even te veralgemenen — dringend nood aan een breder profiel. Een bredere instroom van mensen met verschillende vooropleidingen, en dus verschillende capaciteiten. Zoals technische vaardigheden, educatieve competenties, sociaal-culturele, …. Het profiel van archivaris wordt doorgaans — zeker in vergelijking met dat van bibliothecaris — als specifiek bestempeld. Maar ook dit breekt langzaam open. De exclusieve band met de master geschiedenis is niet langer een meerwaarde. Verschillende afstudeerrichtingen zijn dat wel. Ook het ontbreken van enkele opleidingsniveau’s leest als een rode draad. Wat met bibliotheek- en archiefopleidingen op bachelor- en masterniveau? Of het eveneens ontbrekende niveau van archiefdeskundige? En, moet het nog gezegd? Levenslang leren is een evidentie, een nood, een recht. Zin om te reageren op dit artikel? Dat kan! Laat het ons weten op
[email protected]
Leen van Dijck, Letterenhuis Historici weten wat archieven zijn, zij erkennen het nut en het belang ervan. In de loop van hun opleiding hebben ze er verplicht kennis mee moeten maken door met archiefbronnen te (leren) werken. Ook de professionele academische archiefopleiding, de manama archivistiek, is op maat van historici geconcipieerd, zij hebben er directe toegang toe. Archief is dus de natuurlijke habitat van de historicus. Meer zelfs: archief is lange tijd het exclusieve domein van de historicus geweest. In die mate dat het veranderende erfgoedveld bange vragen doet rijzen als “Mogen niet-historici de archieven beheren?”, een uitdagend citaat uit de brochure voor de studiedag van Viges ‘Geschiedenis en Erfgoed: bondgenoten of concurrenten?’op 9 februari 2012 in de KVAB in Brussel. Steller dezes is germanist, neerlandica van opleiding; ik sta aan het hoofd van het Letterenhuis, de archiefinstelling die het literaire erfgoed van en voor Vlaanderen verzamelt, bewaart en beheert. In mijn opleiding was er
8 | META 2014 | 7
absoluut geen sprake van authentiek bronnenonderzoek. De studenten moesten wel leren gebruik te maken van bibliografieën, repertoria, databanken en andere heuristische hulpmiddelen maar, in tegenstelling tot de historici, stond er geen verplichte kennismaking met oorspronkelijk bronnenmateriaal, met archiefonderzoek dus op het programma. En dat is een gemiste kans. Want ook voor literatuur-historici is enorm veel onderzoekspotentieel voorhanden in de (letterkundige) archieven. Zelf heb ik dat pas na mijn studie ontdekt, toen we met een gedreven ploegje werkten aan een brieveneditie, aan de hand waarvan de ontstaansgeschiedenis van het baanbrekende literaire tijdschrift Van Nu en Straks wordt ‘verteld’. De correspondentie tussen de stichters van dat tijdschrift in de periode 1890-1894 werd aangetroffen in de archieven van de betrokkenen: Henry van de Velde, Emmanuel de Bom, Prosper van Langendonck, August Vermeylen, Cyriel Buysse en Alfred Hegenscheidt, die quasi allemaal in het Letterenhuis worden bewaard. In die brieven wordt niet alleen de genese
van dat tijdschrift geschetst, maar er komt bovendien een boeiend tijdsgewricht tot leven, met getuigenissen uit de eerste hand over de studentenrevolte aan de ULB in 1894, over de (amoureuze en andere) perikelen van beursstudent Lodewijk de Raet in Bologna, over baanbrekende tentoonstellingen … Om één en ander te duiden en te annoteren, diende uiteraard bijkomend speurwerk verricht in kranten, tijdschriften, in repertoria en vooral in heel veel archieven. De onvervangbaarheid en de unieke waarde van authentiek bronnenonderzoek werd keer op keer aangetoond. In de literatuur over August Vermeylen bijvoorbeeld werd steevast vermeld dat zijn proefschrift over het twaalfjarig bestand in het Frans was gesteld. Maar het diploma, dat deel uitmaakt van zijn persoonlijk archief, vermeldt: “il a présenté et défendu publiquement une dissertation manuscrite, rédigée en langue flamande, et intitulée: Het twaalfjarig Bestand” (diploma uitgereikt aan de ULB op 19/10/1894). Bij neerlandici is de archiefreflex dus lange tijd quasi onbestaande geweest
artikel
en het potentieel ervan miskend. Dat is m.i. ook één van de redenen dat in Vlaanderen de literaire biografie veel later is beginnen te bloeien dan bijvoorbeeld in Nederland, waar aan de letterenfaculteit van de Rijksuniversiteit Groningen zelfs een biografie instituut floreert. Daar wordt heel nadrukkelijk gewezen op het belang van oorspronkelijk bronnenonderzoek. Gelukkig is in Vlaanderen stilaan een kentering ingetreden. In het kader van vakken als editiewetenschap of literatuurgeschiedenis sturen heel wat gedreven professoren hun studenten jaarlijks naar het Letterenhuis, waar ze een passende introductie in de literaire archiefwereld krijgen. Dat heeft al menig pril onderzoeker en tal van mooie onderzoeksresultaten opgeleverd. Het Letterenhuis, de belangrijkste bewaarplaats van Vlaamse literaire archieven, raakt bekend bij onderzoekers en dat resulteert onder meer in een groeiend aantal schitterende schrijversbiografieën en tekstedities. Want de archieven van schrijvers, tijdschriften, verenigingen en uitgeverijen bevatten boeiende verhalen en verborgen geschiedenissen. Anderzijds lijdt het geen twijfel dat de vrij recente aandacht voor erfgoed de culturele en private archieven op de kaart heeft gezet, naast de publiekrechtelijke. De privaatrechtelijke archieven zijn talrijk en zeer divers. Thematisch gaat het uiteraard niet alleen over erfgoed in verband met letteren, maar ook met architectuur, muziek, theater, kunsten … Het betreft specifiek erfgoed en specifieke archieven, die vaak ook in publiekrechtelijke archiefinstellingen wordt bewaard en waarvan wij mogen hopen en verwachten dat ze niet alleen door archieftechnische, maar ook door inhoudelijke experts worden beheerd en ontsloten en bestudeerd. Daarom pleit ik met klem voor het opentrekken van de instap tot de archiefopleiding. Ook de visitatiecommissie heeft daar op gewezen. Het profiel van de archivaris wordt op de website van de archiefopleiding als volgt omschreven: “Hij (sic) documenteert historici of ander belangstellenden(sic), schrijft misschien zelf geschiedenis en organiseert tentoonstellingen. Zonder een wetenschappelijke instelling en een gedegen kennis kunnen deze taken niet tot een goed einde gebracht worden. Kortom: de archivaris is een cultuurbeheerder.” Met deze laatste stelling
kunnen wij ons verzoenen, maar niet met de opvatting dat dit een geprivilegieerde zending voor historici is. Waarom moeten masterstudenten letteren, kunstgeschiedenis, architectuur of om het even welke andere discipline die de manama archivistiek willen volgen voorafgaandelijk een (aanvullende) opleiding volgen die van hen eerst historici maakt? Dat verhoogt de drempel tot de opleiding aanzienlijk en dat ontmoedigt de vele academisch opgeleiden die in de culturele archiefwereld actief zijn of willen worden. Dat is bovenal een gemiste kans. Want als historici het belangrijk vinden dat de publiekrechtelijke archieven ontsloten worden door specialisten met technische, maar ook inhoudelijke expertise, dan geldt dat voor de private, culturele archieven evenzeer. De wetenschappelijke ontsluiting van een belangrijk fotoarchief heeft er baat bij dat dit gebeurt door een inhoudelijke specialist, iemand die fotomateriaal kan identificeren en onderscheiden, en die bovendien onderlegd is in de archivistiek. De opleiding zelf zou bij die ruimere instroom ook baat hebben omdat het draagvlak breder wordt en de inbreng van de studenten inspirerend kan zijn. Hoe verrijkend zou het bijvoorbeeld zijn om ook informatici tot de opleiding toe te laten: in een tijdsgewricht dat de digital born archieven van schrijvers, componisten, theatermensen, architecten, (video) kunstenaars … welig tieren en veilig moeten worden gesteld, is dat geen overbodige luxe. De noden en behoeften van een hedendaagse beheerder van cultureel erfgoed zijn talrijk, complex en divers en vereisen niet persé de competenties van een historisch opgeleide. Een tweejarige masteropleiding biedt wellicht meer mogelijkheden, ook qua instroom. Idealiter wordt dat een integrale opleiding, waarin ook het huidige postgraduaat in de informatie- en bibliotheekwetenschap een plek krijgt, zodat ook het luik informatica de nodige nadruk krijgt. Aldus zou een academische opleiding kunnen worden uitgewerkt voor archief-, bibliotheek en erfgoedwerkers, die het ruime erfgoedveld professioneel en kwalitatief kunnen bedienen.
Michel Vermote, Archiefbank Vlaanderen In een snel evoluerende omgeving lijkt me de notie ‘levenslang leren’ een belangrijk gegeven. Zeker in een sector
waarin informatiebeheer centraal staat komt het erop aan om adequaat in te spelen op de toenemende ICT- mogelijkheden. Dat veronderstelt een houding -zowel persoonlijk als binnen de organisatie- van openheid tegenover de opbouw van nieuwe competenties. Maar die attitude moet uiteraard geworteld zijn in een stevige bodem met een goede kennis van de basisprincipes van de archivistiek en het gebruik van internationale standaarden. Daartoe zijn goede en uitgebalanceerde archiefopleidingen van doen. De bestaande situatie op dat vlak is niet ideaal, met initiatieven die weinig samenhang vertonen en elkaar soms overlappen. Uiteraard is het belangrijk om aan te geven dat het tussenliggende niveau van ‘archiefdeskundige’ momenteel ontbreekt: naast de universitaire opleiding wordt enkel een basisopleiding tot ‘archiefmedewerker’ voorzien. Maar als lesgever Archiefinitiatie aan de Bibliotheekschool Gent pleit ik in eerste instantie voor een goede afstemming van de opleidingsinitiatieven. Uiteraard programmatorisch maar sowieso bij het opzetten van nieuwe opleidingen.
Bart Severi, Coördinerende archiefdienst van de Vlaamse overheid Als Coördinerende archiefdienst verwachten we dat onze toekomstige medewerkers twee groepen van competenties hebben: de ondersteuning van de eigen informatiehuishouding en de strategische aansturing van het informatiebeleid voor andere organisaties. Bovendien staat de archiefvormer in de 21e eeuw voor heel andere uitdagingen dan die van de voorgaande eeuwen. De archivistiekopleiding aan de VUB wordt gevisiteerd door een commissie Geschiedenis, met eigen referentiekader. Dat bestendigt o.i. de kloof tussen enerzijds een wetenschappelijke of een culturele bril op archieven en anderzijds een benadering die vertrekt vanuit de noden van de archiefvormer zelf. Sinds enkele jaren besteedt de VUB in nieuwe onderzoekslijnen aandacht aan actuele uitdagingen, zoals digitaal documentbeheer. Meer technische competenties inzake digitale
META 2014 | 7 |
9
artikel
Bibnet en LOCUS archivering, digitalisering of informatierecht blijven noodzakelijk. Daarom pleiten wij voor verdieping van de hedendaagse onderzoekslijnen, versterking van onderzoekssamenwerking met de maatschappij, toelaten van korte, intensieve werkstages en intensivering van internationale samenwerking.
Seth Van Hooland, Université libre de Bruxelles Steunend op meer dan dertig jaar ervaring biedt de Master en Sciences et Technologies de l’Information et de la Communication (MASTIC) van de ULB een tweejarige opleiding aan met een unieke focus op zowel conceptuele (information architecture, data quality, linked data etc) als technische (programmeren, database beheer, XML, etc) competenties. De MASTIC is momenteel de enige volwaardige universitaire master in informatiewetenschappen in België die zich inhoudelijk aansluit bij de internationale iSchools (http://ischools.org/). De lessen worden ‘s avonds en op zaterdag georganiseerd zodat de Master gecombineerd kan worden met een halftime of parttime job. De opleiding bevindt zich op het kruispunt van humane wetenschappen en informatica, wat zich uit in de diversiteit van de professoren (historici, linguïsten, filosofen, IT-consultants en ingenieurs) die allen een internationale erkenning genieten. Afgestudeerden vinden zowel kansen bij bedrijven, de openbare sector als in academisch onderzoek. Alle lessen worden in het Frans gedoceerd, maar Nederlandstaligen zijn van harte welkom binnen het programma. Indien interesse kunt u meer informatie verkrijgen op http://mastic.ulb.ac.be/ of via de verantwoordelijke van de opleiding (
[email protected]).
Bibliotheekwerk heeft veel aspecten en uitdagingen: de werkprocessen afstemmen op de veranderende opdracht; samenwerken met partners om een divers publiek te bedienen; de bibliotheek een plek geven in een steeds veranderende omgeving. Bibliotheken zijn dan ook gebaat met een instroom van talenten uit diverse opleidingen. De bibliotheken moeten een pro-actieve rol opnemen in het laagdrempelig aanbieden van informatie, het faciliteren van (in)formeel leren, het stimuleren van ontmoeting zowel fysiek als digitaal en het verrijken van de zoektocht van mensen. Educatieve en sociaal-culturele vaardigheden zijn noodzakelijk binnen een bibliotheek. Bibliotheken moeten geen pioniers zijn in de digitale ontwikkelingen maar wel één stap vooruit kunnen lopen op het publiek in hun kennis over digitale toepassingen. Want de informatiefunctie van de bibliotheek is de dag van vandaag in belangrijke mate een opdracht geworden om het publiek mediawijs te maken. In de bib zijn er jonge mensen nodig die groot geworden zijn in de nieuwe media om de bib te integreren in de ‘conversatiestromen’ van het publiek. De bibliotheek maakt deel uit van de lokale dynamiek. Een bibliotheek moet een breed netwerk beheren met verschillende partners en sectoren om haar opdrachten relevant in te vullen. De bibliotheek kan zich hier ontpoppen als het kennis- en informatiecentrum van de lokale gemeenschap waar niet enkel de collectie maar ook de mensen zelf centraal staan 1. Daarbij moeten de bibliotheekmedewerkers om kunnen met de groter wordende diversiteit in de samenleving. Daarom hebben we veel permanente vorming nodig. En ook managers die de complexiteit in de bib, de sector en de samenleving aan kunnen.
Carol Vanhoutte, Openbare Bibliotheek Kortrijk Veel gemeentebesturen en bibliothecarissen van openbare bibliotheken zijn de laatste tijd afgestapt van een bibliotheekopleiding als aanwervingsvoorwaarde en bevorderingsvereiste. Andere competenties zoals netwerking, projectwerking, communicatievaardigheden, digitale en educatieve skills bleken meer en meer de bovenhand te halen op de specifieke bibliotheektechnische kennis. Ook bij de nieuwe ingediende beroepscompetentieprofielen komen deze vaardigheden aan bod. Competenties waar de klassieke bibliotheekopleidingen misschien te weinig of te laat hebben op ingezet? Betekent dit dan het einde van de bibliotheekscholen en IBWopleiding? Moet er überhaupt nog ingezet worden op een specifieke bibliotheekopleiding? Ik durf hier volmondig ‘ja’ op antwoorden. De komende jaren zullen immers heel wat bibliotheekexperten het werkveld inruilen voor hun welverdiende rustpensioen. En met hen zal heel wat kennis en expertise verdwijnen? Wel is het duidelijk dat de huidige opleiding aan vernieuwing toe is, waarbij best verschillende disciplines bij betrokken moeten worden.
Ilse Depré, De Bib Leuven Als je vraagt naar de motivatie van sollicitanten voor een job in onze sector, dan is het antwoord “dat ze graag lezen”. De tijd van het diploma Germaanse filologie, aangevuld met de ‘akte’, is echter voorbij. De digitale en maatschappelijke uitdagingen van de bib vragen om nieuwe profielen en vaardigheden, en om medewerkers met organisatorische, sociale en IT-vaardigheden. 1 0 | META 2014 | 7
artikel
Een collega opperde onlangs dat het spijtig was dat we in de Bib Leuven geen ‘bibdiploma’ meer eisen van onze medewerkers. Toch blijkt uit gesprekken met stagiairs dat de lessen vaak ver van de praktijk staan. Dagdagelijkse noodzakelijke kennis, zoals de werking van Aleph, de finesses van RFID of de eigenheden van het gemeentelijke keurslijf (BBC, collegeverslagen, ...), leert men toch pas echt op de werkvloer. Zijn de diverse opleidingen dan overbodig? Zeker niet, maar ze moeten wel praktijkgerichter worden, met meer ruimte voor stage, werkbezoeken en hands-on workshops die aansluiten bij de werking van een moderne openbare bibliotheek. De ene ‘bibschool’ slaagt daar al wat beter in dan de andere.
Jan Van Hee, Arteveldehogeschool Opleidingen die zich focussen op het professioneel faciliteren van kenniscreatie in organisaties én in de maatschappij zijn broodnodig. Deze functies zijn echter zeer ver verwijderd geraakt van de passieve én archaïsche betekenis van het woord “bibliotheek” of “boekenbewaarplaats”. Wat de toekomstveilige kerncompetenties van zo’n bibliothecaris 2.0 moeten zijn, hebben we aan de Arteveldehogeschool sinds zeer recent én voorlopig omschreven in onze kerntakenmatrix: • informatie-aggregatie • metadata-curatie • coaching • mediatheek als leer-, werk- en inspiratieplek • communicatie en syndicatie als verbindende factor van de bovenstaande kerntaken Daarvoor moeten onze medewerkers teams en projecten kunnen aansturen, specifieke expertise opbouwen en/of een dienstverlening op maat kunnen leveren. Medewerkers moeten daarvoor de hele organisatie (en niet enkel hun mediatheek) als hun werkplek zien. Harde vakinhouden als informatiearchitectuur, SEO, datamining en businessanalyse moeten gecombineerd worden met creatieve en innoverende vaardigheden en overgoten met veel people skills, zoals kunnen netwerken en communiceren. Een bibliothecaris/informatiedeskundige blijft immers een intermediair, niet alleen tussen mensen en informatie, maar is ook een spin in het web van zeer diverse diensten, zoals IT, communicatie, HR, … (in ons specifiek geval vooral met de opleidingen). Dit betekent dat de (toekomstige) opleidingen minstens op het bachelorniveau moeten georganiseerd worden. Het levenslang leren moet opgevangen worden door specifieke en flexibele bijscholingen. De sterk verminderde procesmatige en uitvoerende taken worden best op de werkvloer aangeleerd op maat van de organisatie.
Paul Buschmann, Hogeschool Gent KASK De tijd dat ik zelf een bibliotheekopleiding mocht volgen ligt (helaas) al weer lang achter me. Een beperkt zicht op de huidige bibliotheekopleidingen in Vlaanderen wordt vooral gevoed door de contacten met stagiairs en kersverse nieuwe collega’s. Wat me vaak opvalt bij de inzet van bijv. stagiairs is de soms beperkte kennis van Office-producten. Men zou toch mogen verwachten van aanstormend talent dat van informatie een beroep wil maken dat (informatieverwerkende) software geen geheimen voor hen kent. Dit blijkt helaas zelden waar.
Moeten bibliotheekopleidingen hier meer aandacht aan besteden? Neen. De verantwoordelijkheid ligt volledig bij de studenten zelf. De focus van de bibliotheekopleidingen moet vooral liggen op de competentie om de snelle evoluties in de wereld van bibliotheek en informatie op te pikken, eigen te maken én te integreren in de beroepspraktijk. Ook kritisch leren denken over welke rollen bibliotheken nog kunnen, mogen of moeten spelen zou centraal moeten staan tijdens de opleiding.
Patrick Vanouplines, Hoofdbibliothecaris Vrije Universiteit Brussel Eerst hadden we beroepsprofielen, nadien beroepscompetentieprofielen en momenteel beroepskwalificatiedossiers. Er wordt dus veel werk verricht aan het verantwoorden en onderbouwen van opleidingen ter ondersteuning van ons beroep. De huidige opleidingen zijn kwalitatief hoogstaand en populair: het aantal studenten blijft op een niveau dat de interesse van potentiële beroepsbeoefenaars bewijst. Deze potentiële beroepsbeoefenaars hebben goede vooruitzichten: heel wat mensen gingen in de sector aan slag eind de jaren zeventig en bereiken momenteel de pensioengerechtigde leeftijd. De jobs liggen binnenkort dus voor het rapen. De huidige en nog te komen besparingsmaatregelen gooien echter roet in het eten. Ik heb een groot respect voor diegenen die schijnbaar onvermoeibaar telkens weer opleidingen bijschaven en bijsturen. Maar daar zijn overheidscentjes voor nodig en de moed en wil van de overheid om de centjes in te zetten. Hoe moeten we de opportuniteiten bij de beslissingmakers, op allerlei niveaus, duidelijk maken? Een belangrijke taak ligt bij ons, de huidige beroepsbeoefenaars. We moeten via alle mogelijke kanalen onze nood duidelijk maken: blijven hameren om in te zetten waar winst te halen valt is de boodschap –onze sector is de investering waard!
vvbad De VVBAD pleit in haar Memorandum 2014 ‘Bouwstenen voor de bibliotheek en het archief van de toekomst’ voor het realiseren van bibliotheek- en archiefopleidingen op bachelor- en masterniveau. De BAD-sector heeft nood aan een uitgewerkte opleidingstructuur. Enerzijds is een bacheloropleiding noodzakelijk voor de vorming van vakspecialisten en een middenkader. Anderzijds verdient het hedendaagse informatielandschap ook dat de bestaande post-academische vorming Informatie- en Bibliotheekwetenschappen aan de UA wordt uitgebouwd tot een volwaardige masteropleiding. Ook de huidige beperking om alleen masters in de Geschiedenis toe te laten in de master-na-masteropleiding Archivistiek en Hedendaags Documentbeheer stemt niet langer overeen met de noden van de archiefsector. Een nauwere samenwerking en afstemming tussen deze bibliotheek- en archiefopleidingen op universitair niveau moet mogelijk zijn. De raakvlakken tussen beide opleidingen zijn talrijk, een win-winsituatie is voor de hand liggend.
1 Zie ook David Lankes’ The Atlas of New Librarianship: “The mission of librarians is to improve society through facilitating knowledge creation in their communities.”
META 2014 | 7 |
11
artikel
Rome is niet op één dag gebouwd:
Discovery service in de UAntwerpen
Jan Corthouts en Els Schaerlaekens, Universiteit Antwerpen Cartoons: ‘Veerle Van Conkelberge, Dries Moreels “Nieuwe webstrategie voor de Universiteitsbibliotheek Gent”. IAZ2013. III’ © Patrick Hochstenbach
In dit artikel geven de auteurs toelichting bij het concept van discovery services. Zij situeren de discovery services in de evolutie van de ontsluiting van bibliotheekcollecties. Het concept van discovery service wordt uitgelegd en de implementatie van EBSCO Discovery Services (EDS) aan de Universiteit Antwerpen wordt als casus behandeld. Verder gaan de auteurs in op de impact van EDS op het gebruik van de bibliotheekcollectie. Eindigen doen ze met enkele bedenkingen over zin en onzin van discovery services Ontsluiting van bibliotheekcollecties in historisch perspectief Tot de komst van elektronische tijdschriften en boeken was de online catalogus het instrument bij uitstek om de collectie van een bibliotheek in kaart te brengen en de bibliotheekbezoeker snel een antwoord te bieden op de vraag op welke plaats een boek of tijdschrift zich bevond. De catalogus was en is nog steeds bijzonder goed geschikt om locaties van fysieke en gekende items via zogenaamde known item searches te achterhalen. Voor onderwerpsgerichte zoekacties of unknown item searches is de catalogus heel wat minder efficiënt. Gebruikers die de catalogus vanuit die doelstelling raadplegen komen vaak van een kale reis terug: het zoeken wordt immers beperkt tot een kleine fractie van de gepubliceerde kennis, namelijk enkel tot wat de bibliotheek in haar collectie heeft. Zoekresultaten zijn beperkt tot boeken en tijdschriften. Wat in het boek (op niveau van hoofdstuk) of in het tijdschrift (op niveau van artikel) aan bod komt, blijft in een online catalogus vrijwel onzichtbaar. Het instrumentarium waarvan de lezer in onderwerpszoeken gebruik kan maken, omvat classificatiesystemen, thesauri en trefwoordensystemen — systemen die niet gemakkelijk te doorgronden zijn voor een doorsnee lezer. In de sessies rond informatievaardigheden leerden we studenten dat zij voor onderwerpsgericht zoeken databanken dienden te gebruiken. Het zoeken in deze gespecialiseerde databanken leverde referenties op en met die referenties kon de lezer vervolgens het tijdschrift of boek (known items) in de catalogus lokaliseren. In het geval dat de bibliotheek de publicatie zelf niet in haar bezit had, kon de lezer het item via interbibliothecair leenverkeer of documentlevering aanvragen bij een andere bibliotheek of een gespecialiseerde document supplier zoals BLDSC of INIST. Met de komst van elektronische informatie — in eerste instantie elektronische tijdschriften — werd het volgen van deze consultatieketen vereenvoudigd door link resolvers: een gebruiker die een referentie in een databank had gevonden kon met een eenvoudige klik (Open URL link) meteen uitsluitsel krijgen of de lokale universiteitsbibliotheek het artikel kon leveren vanuit haar eigen (elektronische) collectie. Vrij snel gingen bibliotheken in consortiumverband licenties op databanken en e-tijdschriften afsluiten in de hoop dat met relatief minder middelen meer elektronische content voor de gebruikers kon worden aangeschaft. Met de toename van het aanbod aan databanken ontstond meteen ook de vraag naar 1 2 | META 2014 | 7
een ‘eengemaakte zoekomgeving’: een zoekscherm waarmee de lezer in één beweging meteen verscheidene databanken van verschillende providers kon ondervragen. We zagen het ontstaan van federated search engines waarmee een gebruiker een zoekvraag eenmalig en op uniforme wijze kon ingeven. De search engine handelde de zoekvraag vervolgens onderhuids af met de verschillende geconnecteerde databanken (via Z39.50, SRU/SRW. …) en presenteerde de zoekresultaten in één scherm aan de gebruiker. Federated searching heeft evenwel ook zijn beperkingen: • niet alle databanken kunnen gekoppeld worden of het ontwikkelen van connectoren vergt grote inspanningen. Metadata zijn over verschillende databanken immers niet altijd consistent met elkaar en die inconsistenties kunnen in federated searching niet altijd opgevangen worden; • bestaande connectoren vergen monitoring en onderhoud; • time-outs kunnen optreden bij databanken die niet snel genoeg reageren; • clustering (groeperen van gelijkaardige zoekresultaten) en relevance ranking zijn niet eenvoudig te realiseren aangezien resultaten uit diverse bronnen afkomstig zijn en de sortering on-the-fly dient te worden berekend; • federated searching hanteert bij het vertalen van de zoekvraag het principe van de grootste gemene deler waardoor de soms zeer krachtige en verfijnde zoekmogelijkheden in individuele databanken (deels) verloren gaan. Omwille van deze beperkingen werd federated search beschouwd als een noodzakelijk kwaad: de technologie kwam tegemoet aan een zekere behoefte (snelle eerste oriëntatie naar relevante publicaties via een uniforme zoekinterface), maar liet de meer veeleisende lezer in veel gevallen snel gefrustreerd achter. En toen kwam de discovery service.
Discovery Service De doelstelling van een discovery service (DS) 1 is het aanbieden van een eenvoudige zoekomgeving (‘single search box’) op zowel de eigen fysieke collectie (de lokale catalogus) als de elektronische informatie waarop de bibliotheek een licentie/ abonnement genomen heeft (e-tijdschriften, e-boeken, databanken). Ook de in Open Access beschikbare informatie wordt in een discovery service ontsloten. Anders dan bij federated searching wordt de zoekvraag niet gedistribueerd naar diverse databanken, maar wordt deze afgehandeld ten opzichte van een centrale pre-harvested index die door de DS provider wordt onderhouden. Deze centrale index
artikel
wordt opgebouwd op basis van metadata en full text bestanden die de provider ontvangt van de bibliotheek (eigen catalogus), van uitgevers of gaat oogsten bij de bron. DS heeft t.o.v. federated searching alvast het voordeel van snelheid (gebruikers worden niet geconfronteerd met time-outs). Aangezien data in DS vooraf verwerkt en geïndexeerd worden, leveren ontdubbelen en sorteren op relevantie betere resultaten. Lezers benaderen deze discovery service via een zoekportal (URL) die in min of meerdere mate volgende faciliteiten biedt: • single search box die via een widget op eenvoudige wijze in de eigen website kan worden gepubliceerd; • geavanceerde zoekopties; • rangschikking van zoekresultaten volgens relevantie; • facetten en sorteeropties die de lezer toelaten om zoekresultaten verder te verfijnen, bijvoorbeeld naar eigen bezit (zowel fysieke collectie als e-bronnen); • verwijzing naar beschikbare full text hetzij via een directe link, Casus UAntwerpen hetzij via een link resolver; In 2011-2012 voerden de bibliotheken van Associatie Universiteit • het aanmaken van een persoonlijke account in functie van & Hogescholen Antwerpen (AUHA) een gebruikersonderzoek gepersonaliseerde diensten (opslaan van zoekstrategie en uit 4. In dit onderzoek werd ook gepeild naar het gebruik van zoekresultaten); de bibliotheekcatalogus. Voor de UAntwerpen waren de bevin• attendering op verwante publicaties; dingen als volgt: • autocomplete bij ingave van zoektermen; • 88 procent van de UAntwerpen respondenten (2.248 perso• “did you mean” bij ingave van al dan niet foutief gespelde nen) kent de catalogus. zoektermen. • 26 procent van de respondenten gebruiken de catalogus intensief (dagelijks tot wekelijks). 36 procent enkele keren Discovery services worden in the cloud aangeboden en kunnen per maand. via diverse leveranciers betrokken worden. De meest gebruikte • 84 procent van de respondenten vinden de catalogus eerder discovery service providers, the big four, in wetenschappelijke gebruiksvriendelijk (62 procent) tot gebruiksvriendelijk (22 bibliotheken zijn: procent). • Primo van Ex Libris • Vaak weerkerende vrije commentaren over de catalogus • Summon van Serials Solutions betreffen: • EDS van EBSCO - ingewikkeld in gebruik, voorafgaandelijke instructie is nood• WorldCat Local van OCLC zakelijk, niet gebruiksvriendelijk, oubollig; - geen sortering op relevantie; In de periode 2006-2010 kwam de discovery service tot volwas- andere zoeksystemen (zoals bijvoorbeeld Web of Know senheid 2. Ook in België (zie inzet) geraken discovery services ledge) “werken beter”; - de catalogus ontsluit geen tijdschriftartikelen; de laatste paar jaren ingeburgerd en merken we in bibliotheken - gevoelig aan typfouten, men kan enkel werken met juist van universiteiten en hogescholen een verschuiving van fedegespelde termen. Typfouten worden afgestraft. rated searching naar DS.
DS in Belgische wetenschappelijke bibliotheken (niet exhaustief)
3
UAntwerpen
EDS
UHasselt
EDS – gunning nieuw DS platform oktober 2014
KdG
EDS
Artesis Plantijn Hogeschool
EDS – beschikbaar vanaf september/oktober 2014
VUB
Geen DS of onmiddellijke plannen in die richting. Wel federated searching (V-spaces) en positionering van Google Scholar als discovery tool.
UGent
Geen DS. Nieuwe webstrategie.
KU Leuven en LIBIS-Net partners
Primo
ULB
Summon
ULg
Primo
UCL – FUNDP – Saint-Louis
Aanbesteding van DS najaar 2014 – Implementatie begin 2015
META 2014 | 7 |
13
artikel
inspirerend kunnen werken. Wees er evenwel van bewust dat er niet zoiets bestaat als ‘de beste’ discovery service. Het lastenboek dat de UAntwerpen hanteerde was gericht op evaluatie van volgende onderdelen: • Dekking: leveranciers kregen een overzicht van de belangrijkste (dus niet exhaustief) e-tijdschrift en e-boek collecties waarop de universiteit was geabonneerd samen met een lijst van bibliografische databanken en open access resources. Aan de leveranciers werd gevraagd aan te geven in welke mate de metadata/full text centraal geïndexeerd werd (hogere score), dan wel via een onderhuidse federated search in de discovery service ontsloten werd (lagere score). • Lokale data: antwoorden op de vragenlijst moesten het mogelijk maken om de impact te evalueren op bestaande IT-processen voor levering van metadata van de eigen catalogus en institutional respository. Leveranciers ontvingen voorbeeldbestanden. • Functionaliteit met verdere onderverdeling in: administratie en configuratie tools, gebruikersinterface en gebruiksvrien delijkheid, toegang, knowledge base, monitoring en gebruiksgegevens Dit gebruikersonderzoek stimuleerde intern de discussie over Het doel van dit onderdeel in de vragenlijst was om functionaliteiten te kunnen vergelijken, maar ook om de impact de positionering van een DS als alternatief voor de traditionele op bestaande werkprocessen te kunnen evalueren met name online catalogus. DS kan tegemoet komen aan de geleverde voor wat betreft de link resolver. De UAntwerpen gebruikte commentaren met name voor wat betreft het ontbreken van (en gebruikt nog steeds) SFX van Ex Libris. De antwoorden tijdschriftartikelen en de sortering op relevantie. op de vragenlijst moesten ons kunnen helpen in de beslissing om bij SFX te blijven dan wel over te stappen naar de link Naast het gebruiksaspect is er ook een belangrijk beheers resolver van de leverancier. aspect: de bibliotheek investeert substantieel in dure elektronische tijdschriften, maar de deep content (artikels) is in de • Implementatie/Service: de vragenlijst was hier gericht op het meten van de inspanningen die de UAntwerpen zou moeten catalogus volledig onzichtbaar. leveren om de discovery service te implementeren (doorlooptijd, werkbelasting). Verder is het zo dat het aanbod aan elektronische informatie ook erg volatiel is, met name voor pakketten e-boeken waarop De opdracht werd finaal gegund aan EBSCO (december 2012). bibliotheken zich abonneren. Daar waar met e-tijdschriften de EDS werd aan de UAntwerpen in gebruik genomen bij de start bibliotheek zich nog de inspanning getroost om deze mee op te nemen in de catalogus, is dit voor e-boeken veel minder evi- van academiejaar 2013-2014. De doorlooptijd van het prodent zowel qua kwantiteit als qua kwaliteit (match merging met ject bedroeg zes maanden. De discovery service omvat de bestaande titelbeschrijvingen en inpassing/aanpassing van gele- EBSCOhost databanken, gegevens van EBSCO’s data partners, de bibliotheekcatalogus en de data van het institutional repoverde metadata vooral wat de onderwerpsontsluiting betreft). sitory. Bij de opzet is ervoor gekozen om de zoekacties stanHoe dan ook leefde in de bibliotheek van de UAntwerpen de daard te beperken tot de bibliotheekcollectie (zowel gedrukt verwachting dat door gebruik van DS de gebruikscijfers van als elektronisch). Door de filter af te zetten, kan een lezer alse-bronnen van de bibliotheek de hoogte in zouden gaan. DS nog ruimer zoeken. Daar waar het zoekresultaat records uit de kan op die manier helpen in het verhogen van het rendement catalogus betreft, wordt de informatie over beschikbaarheid van de investering in e-resources. Maar dat laatste argument on-the-fly opgepikt. De centrale index van EDS wordt bij het snijdt natuurlijk langs twee kanten: DS komt met een kosten- begin van elke maand verrijkt met nieuwe/gewijzigde records uit de catalogus en de institutional repository. De link naar full plaatje en men kan argumenteren dat hierdoor de kostprijs van text wordt, waar dat kan, meteen aangeboden of is via de link elektronische informatie nog meer verhoogt. resolver (SFX) bereikbaar. Ook al bleven een aantal vragen onbeantwoord en ook gaat de komst van DS gepaard met een vaak controversieel debat (over- Impact van DS op het gebruik van de hyped, under-performed, content neutrality, bypassed libraries, bibliotheekcollectie DS versus Google Scholar) besloot de UAntwerpen om met DS Nieuwe bronnen hebben doorgaans een tweetal jaren nodig van start te gaan, temeer omdat er hiervoor de budgettaire om echt goed ingeburgerd te geraken. Dat is voor de discovery ruimte bestond. service allicht niet anders. Het is nog wat te vroeg om definitief te kunnen besluiten of het gebruik van DS in onze situatie De wetgeving op overheidsopdrachten verplichtte de leidde tot een intensiever gebruik van de (elektronische) biblioUAntwerpen om de markt te bevragen met een lastenboek theekcollectie. In de literatuur vindt men wel talrijke publicaen gunningscriteria. Een dergelijk traject zorgt voor een aan- ties die dit topic behandelen. Er is de reeds geciteerde Britse zienlijke overhead, maar het zet alleszins aan tot een kritische studie van UKSG (2013) uitgevoerd door LISU Department van reflectie over de vereisten waaraan een DS voor onze biblio- Loughborough University die vaststelde dat het gebruik van theek moest voldoen. In de vakliteratuur vindt men overigens e-bronnen (vooral e-boeken en in mindere mate ook e-tijdheel wat implementatie rapporten en vergelijkende studies die schriften) toenam met de komst van DS, al spelen er ook zeker 1 4 | META 2014 | 7
artikel
andere factoren een rol. Een andere studie in de VS onderzocht de impact van DS op gebruik van e-tijdschriften en stelde een toename vast vooral dan bij Primo en Summon gebruikers 5. D. Way 6 concludeerde dat het gebruik van e-tijdschriften positief evolueerde na de implementatie van Summon. Ook Jan Kemp 7 zag een toename van het gebruik van e-bronnen na de implementatie van Summon. Hij vond echter dat de meerwaarde van de discovery tool vooral lag in het feit dat de drempel voor studenten verlaagd werd. Studenten hoeven niet meer te weten welke databank ze moeten selecteren vooraleer ze aan hun onderzoek starten. Ze hoeven niet te weten wat een catalogus is. Op die manier kunnen ze starten met zoeken en meer geleidelijk hun zoekmethode verbeteren. K. Calvert 8 schreef erg recent een artikel over de impact van EDS op gebruiksstatistieken, in een opzet die lijkt op die van de UAntwerpen. Haar conclusie is dat EBSCO Discovery Service een positieve impact had op het gebruik van e-tijdschriften en het gebruik van de full text in EBSCOhost databanken. KU Leuven rapporteert “een duidelijke stijging in het gebruik van full text bronnen en, zoals internationaal ook bleek, een daling van het gebruik van bibliografische databanken. Deze trend zet zich nog steeds verder, zij het een stuk minder uitgesproken dan de eerste jaren 9.”
“Bibliotheken hebben hun primaire rol in de discovery van wetenschappelijke informatie verloren. Dus handel overeenkomstig deze nieuwe realiteit.” Toch hebben we een poging ondernomen om de impact van DS in de UAntwerpen te meten. Cijfers uit de periode oktober 2012-juni 2013 werden vergeleken met de periode oktober 2013juni 2014. Voor de databanken in EBSCO zien we een gemiddelde stijging van 25 procent in het gebruik. De meest gebruikte databank is Business Source Premier, maar de databanken Communication Abstracts en Mass media & Communication laten een grotere stijging optekenen. Het gebruik van full text bij de grote uitgevers zoals Elsevier, Sage, Springer, … neemt toe. De cijfers liggen nogal uiteen waarbij Elsevier het meest stijgt en Wiley het minst. De gemiddelde stijging is 9 procent. In die stijging spelen zeker ook andere factoren mee zoals de integratie van de academische hogeschoolopleidingen: meer gebruikers leiden tot hogere gebruikscijfers.
een record uit de catalogus, geeft aan dat de catalogus goed vertegenwoordigd is in de resultatenlijsten. Dat heeft mogelijk te maken met de opzet van EDS waarin zoekresultaten — zoals hierboven reeds aangegeven — standaard beperkt worden tot items uit de eigen bibliotheekcollectie (fysiek en elektronisch). Goed gebruik van de catalogus via EDS vertaalt zich op het eerste zicht niet in de uitleenstatistieken. Daar zien we een hele lichte daling, of een status quo. Maar wellicht spelen hier te veel andere factoren mee, om EDS krediet dan wel kritiek te geven voor uitleencijfers. Uit de andere rapporten die EBSCO meegeeft, leren we nog dat een sessie in de UAntwerpen discovery gemiddeld 38 minuten duurt. Ten slotte verschijnt de discovery service ook in de statistieken van de link resolver als bron van waaruit men links opvraagt naar de full text bij een uitgever. Daaruit blijkt dat lezers in hoofdzaak hun onderzoek starten in Web of Science (36 procent), EBSCO (22 procent), Pubmed (14 procent), Google (12 procent) en Proquest (7 procent). Omdat EBSCO, Pubmed en Google ook toelaten dat men rechtstreeks doorklikt naar full text zijn deze percentages wellicht een onderschatting van het werkelijke aandeel. Het hoge percentage voor Web of Science en het gebruik van het Proquest platform, dat slechts enkele databanken huisvest voor de UAntwerpen, geven aan dat ook bibliografische databanken goed gebruikt worden en niet verdrongen zijn door de komst van de Discovery Service.
DS: zin of onzin? Roy Tennant 13 doet in het online tijdschrift The Digital Shift een oproep om het letterwoord OPAC te vermoorden en het ding zelf heel diep te begraven. Het is verworden tot een inventaris van het (fysieke) bezit. Dus steek het weg in een achterkamertje waar het altijd thuishoorde, is zijn aanbeveling. De auteur gaat nog een stap verder met de bewering: “information discovery has left the building.” Daarbij verwijst hij naar de piste die de UB Utrecht volgt om de eigen ontwikkelde discovery tool (Omega) uit te faseren, verder niet te investeren in DS en te focussen op content delivery. Dit loopt gelijk met de nieuwe webstrategie die de UB Gent uitgetekend heeft 14. Cijfers wijzen uit dat lezers hoe langer hoe meer zoekacties naar wetenschappelijke informatie starten in algemene search
In de literatuur wordt al eens de vrees uitgesproken dat de catalogus records zouden verloren gaan in de hoeveelheid data in een discovery service 10. Dit stemt overeen met bevindingen van KU Leuven die hun LIMO discovery om die reden hebben uitgebreid met directe links zoals ‘Fysieke exemplaren KU Leuven’, ‘Zoek databank’, ‘Zoek e-journal’. 11 Ook ULB rapporteert dat eigen bezit wat verdrinkt in DS, wat niet onbelangrijk is aangezien ULB niet langer haar traditionele online catalogus aanbiedt 12. Maar in de UAntwerpen schijnt dit niet het geval te zijn. In de abstract views, waar geteld wordt hoeveel records nader bekeken zijn, komt de catalogus bovenaan te staan met het meest bekeken aantal records. Dat er vaak is doorgeklikt op
META 2014 | 7 |
15
artikel
engines zoals Google Scholar 15. Om kort de argumentatie van Simone Kortekaas 16 e.a. samen te vatten: onze gebruikers vertoeven bij Google en soortgelijke search engines. Ze vinden daar wat ze nodig hebben (discovery) en verwachten van de bibliotheek dat zij de informatie kan leveren (content delivery). Het is vergeefse moeite om te investeren in online catalogus, discovery, … om kost wat kost de gebruiker naar de website van de bibliotheek te lokken. Bibliotheken hebben hun primaire rol in de discovery van wetenschappelijke informatie verloren. Dus handel overeenkomstig deze nieuwe realiteit. Het zijn boude beweringen die elke bibliotheek zouden moeten aanzetten om na te denken over haar informatiestrategie.
1 Over DS is inmiddels heel wat literatuur verschenen. Een goede inleiding vormt Web scale discovery services / Jason Vaughan. In: Library technology reports, 47:1 (2011). Zie verder ook de wiki Unified Resource Discovery Comparison [http://sites.google.com/site/urd2comparison/] van Andy Ekins en Lucas Koster met een aparte sectie gewijd aan vakliteratuur over DS. 2 In Impact of library discovery technologies: a report for UKSG / Valerie Spezi, Claire Creaser, Ann O,Brian en Angela Conyers .- UKSG, november 2013, p. 8 rapporteren de auteurs dat 88,4 procent van de respondenten (UK wetenschappelijke bibliotheken) een DS in gebruik hadden (77,4 procent) of volop in het process van implementatie (11 procent) verkeerden. [www.uksg.org/researchstudy] 3 Met dank aan Stefaan Renard (VUB), Hilde Van Kiel (KU Leuven), Chris
Wij menen dat de discovery een goed startpunt is voor bachelorstudenten die een eerste snelle oriëntatie nodig hebben. Daarnaast kan de discovery service ook voor multidisciplinair onderzoek een goed beginpunt zijn. Discovery maakt gespecialiseerde databanken niet overbodig: vorsers die onderzoek verrichten rond specifieke topics hebben allicht meer baat bij gespecialiseerde databanken, temeer omdat ook niet alle resources binnen EDS aanwezig zijn (Evidence Based Medicine Reviews, bibliografische databanken van Brepols en van Belgische juridische uitgevers, OECD iLibrary.). De eerste gebruikscijfers wijzen in de richting van een toename van gebruik van e-bronnen ten gevolge van de lancering van EDS.
Schroeven (KU Leuven), Charles-Henri Nyns (UCL), Benoit Pauwels (ULB), Marc Goovaerts (UHasselt), Pat Hochstenbach (UGent) 4 In 2014 werd een nieuw gebruikersonderzoek gehouden. De resultaten hiervan zijn bij het ter perse gaan van dit artikel echter nog niet gekend zodat een vergelijking met 2011 helaas niet mogelijk is. 5 Discovery or displacement? A large-scale longitudinal study of the effect of discovery systems on online journal usage / Michael Levine-Clark, Jason Price, John McDonald .- Proceedings of the Charleston Library Conference (2013) [http://dx.doi.org/10.5703/1288284315331]. Bij de vastgestelde stijging dient wel vermeld dat deze niet onderscheiden kon worden van algemene tendensen (in hoeverre stijgt het gebruik van e-journals los van DS) en cijfers werden ook niet vergeleken t.o.v. bibliotheken die geen DS hebben. 6 The Impact of Web-scale Discovery on the Use of a Library Collection / D. Way.
Tevredenheid over discovery ontslaat de bibliotheek evenwel niet van de opdracht om te streven naar betere content delivery in search engines zoals Google Scholar. Ook daar zet de UAntwerpen op in: • Tijdschriftartikelen: link resolving is overal aanwezig: Google Scholar, Web of Science, PubMed, discovery, gespecialiseerde databanken. • Boeken: Google Scholar zoekresultaten met boektitels linken - mits activering van Open WorldCat link resolver - door naar worldcat.org. Anet is zeer recent toegetreden tot WorldCat. Redenen hiervoor zijn divers, maar deze link optie was er daar zeker één van. • Publiceren van metadata: de UAntwerpen wil de zichtbaarheid van haar fysieke bibliotheekcollectie propageren in search engines door gebruik te maken van microdata op basis van het schema.org vocabularium.
In: Serials Review, 36:4 (2010), p. 214-220. 7 Does Web-Scale Discovery Make a Difference? Changes in Collections Use after Implementing Summon / J. Kemp. In: Planning and Implementing Resource Discovery Tools in Academic Libraries / Mary Pagliero Popp en Diane Dalli .Hershey, Pa: Information Science Reference, 2012, p. 456-468) 8 Maximizing academic library collections: measuring changes in use patterns owing to EBSCO Discovery Service / K. Calvert. In: College & research libraries, preprint 2014 (verschijnt januari 2015). 9 e-mail communicatie met Hilde Van Kiel (KU Leuven) 10 Zie o.a. Catalog Maintenance in the Discovery System: Opinions of Early Adopters / P. Harpel-Burke. In: College & Undergraduate Libraries, 19:2-4 (2012), p. 246-263. 11 e-mail communicatie met Chris Schroeven (KU Leuven). 12 e-mail communicatie met Benoit Pauwels (ULB) 13 http://www.thedigitalshift.com/2014/02/roy-tennant-digital-libraries/the-opacis-dead/ 14 Algemene webstrategie voor de bibliotheken van de UGent: eindverslag werk-
Het is best mogelijk dat DS een fenomeen van voorbijgaande aard is. En verder: DS leveranciers moeten misschien niet zozeer beducht zijn op onderlinge concurrentie, dan wel op concurrentie met Google Scholar. Op het ogenblik dat Google Scholar voordeel ziet in uitbreiding van dienstverlening aan bibliotheken (bijvoorbeeld verhogen van zichtbaarheid van de lokale collectie), zal de rol van DS uitgespeeld zijn.
groep Webstrategie [http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/913/278/RUG01001913278_2013_0001_AC.pdf] Rapportering hierover op Informatie aan Zee, 13 september 2013 [http://www. vvbad.be/nieuwe-webstrategie-voor-de-universiteitsbibliotheek-gent]. Als gevolg van de nieuwe strategie nam UGent op 1/9/2014 haar nieuwe zoekportal http://lib.ugent.be in gebruik. Hiermee wil UGent zelf zeer goed in de hand houden hoe de hyper lokale content beter kan worden ontsloten vooral te behoeve van de alfa wetenschappers. Beta en gamma wetenschappers zijn
Er zijn believers en non-believers van DS en de discussie erover is vaak controversieel. Door heel sterk mee te gaan in de controverses, riskeert men terecht te komen in een besluiteloos vacuüm. En niet handelen is ook geen optie. Op een ogenblik dat DS voorbijkomt als een opportuniteit — wat in de UAntwerpen het geval was — mag men als bibliotheek niet nalaten het laaghangend fruit te plukken. DS is voor de UAntwerpen geen terminus, wel een zinvol tussenstation. DS is prominent aanwezig op de website. En sorry Roy, onze OPAC catalogus vind je er ook nog. Rome is ook niet op één dag gebouwd.
beter af met Google Scholar en Web of Science. [e-mail communicatie met Pat Hochstenbach] 15 Ithaka S+R US Faculty Survey 2012 / Ross Housewright, Roger C. Schonfeld en Kate Wulfson .- Ithaka, 2013 [http://digital.library.unt.edu/ark:/67531/ metadc234917/m2/1/high_res_d/Ithaka_S+R_US_Faculty_Survey_2012_FINAL. pdf] 16 T hinking the unthinkable: a library without a catalogue: reconsidering the future of discovery tools for Utrecht University library / Simone Kortekaas, 2012 [http://libereurope.eu/news/thinking-the-unthinkable-a-library-without-acatalogue-reconsidering-the-future-of-discovery-tools-for-utrecht-universitylibrary/]
1 6 | META 2014 | 7
artikel
Opleiding- en ervaringvraagjes
Wat vinden oud-studenten van hun opleiding? Julie Hendrickx, VVBAD
Niets is zo belangrijk als een opleiding. De bril waarmee je naar een opleiding kijkt, kan het beeld echter bijstellen. De echte test volgt namelijk op de werkvloer. En hoe scoort jouw opleiding daar? Naast visies over het onderwijs mag ook een waardering van de gevolgde opleiding niet ontbreken.
META lanceerde enkele weken geleden in de VVBAD-nieuwsbrief dan ook een oproep met de vraag wie zijn ervaring omtrent zijn opleiding kort met ons wou delen. De lezers die reageerden, legden we volgende vragen voor: 1. Welke opleiding volgde je? 2. Waar werk je en wat is je huidige functie? 3. Je ervoer de opleiding als zinvol of niet zinvol? 4. Vind je dat de opleiding je voldoende heeft voorbereid voor de dagelijkse praktijk op de werkvloer? 5. Vind je dat je je kan onderscheiden van andere professionals door je opleiding? 6. Wat zou je de opleiding adviseren vanuit de praktijk en je verworven ervaring?
Meer reacties kan je lezen op onze website: www.vvbad.be/vragenopleiding Zin om te reageren op dit artikel? Dat kan! Laat het ons weten op
[email protected]
Master na Master in de Archivistiek Jan Laplasse schooljaar 1996-1997
Ineke De Lange schooljaar 1997-1998
Bert De Smet schooljaar 2008-2009
Elien Doeselaere schooljaar 2010-2011
1.
Gediplomeerde en Gespecialiseerde Studies Archivistiek & Hedendaags Documentbeheer
Gediplomeerde en Gespecialiseerde Studies Archivistiek en Hedendaags Documentbeheer
Master na Master Archivistiek: Erfgoed- en Hedendaags Documentbeheer
Master na Master Archivistiek: Erfgoed- en Hedendaags Documentbeheer
2.
Instituut van de Bedrijfsrevisoren, diensthoofd communicatie
Euronext Brussels, Manager EWC Office & Archives
Stedelijke Kunstacademie Waregem, Lid directiecomité
Provincie West-Vlaanderen, museumconsulent
3.
zinvol
zinvol
zinvol
zinvol
4.
nee
nee
ja
nee
5.
ja
ja
ja
nee
6.
De opleiding leverde mij te weinig technische (IT) skills op. Ze was erg oubollig en de sector is de jaren daarna enorm geëvolueerd. Tweede minpunt was dat er geen gegarandeerde doorstroming van afgestudeerden/gediplomeerden was naar bijvoorbeeld het Algemeen Rijksarchief – dat in die jaren nog historici/doctors aanwierf en waarbij het diploma Archivistiek nog geen vereiste was. Ondertussen is deze situatie gewijzigd.
Meer stageplaatsen aanbieden bij bedrijven en meer IT-vakken integreren in de opleiding.
Dat studenten tijdens hun stage niet zoveel op een eilandje hun archiefonderzoek moeten voeren, maar meer moeten meedraaien binnen het team zelf en meer aandacht moeten hebben voor de publiekswerking van een archief. Die twee zaken zijn cruciaal in de latere effectieve werkomgeving en geven misschien ook een beter beeld dan een afgeleide van wat de doorsnee geschiedenisstudent doet, nl. archiefonderzoek.
Vul de stage meer praktijkgericht in: laat de stagiair meedraaien en denken op beleidsniveau zodat hij/zij weet waar een (hoofd)archivaris zich mee bezig houdt in de dagdagelijkse praktijk. Haal binnen de opleiding meer praktijkvoorbeelden aan, zeker wat betreft digitaal documentbeheer bleef het allemaal zeer theoretisch en abstract. Laat de studenten kennis maken met de concrete praktijk van digitaal documentbeheer, zodat het meer concreet wordt.
META 2014 | 7 |
17
artikel
Initiatie Bibliotheek-, Documentatie- en Informatiekunde Lin Van Rompaey schooljaar 1982-1983
Annemie Pijcke schooljaar 2003-2004
Sally Devoldere schooljaar 2007-2008
Dymphna Faillie schooljaar 2011-2012
1.
Akte van Bekwaamheid tot het houden van een openbare bibliotheek
Initiatie Bibliotheek-, Documentatie- en Informatiekunde
Initiatie Bibliotheek-, Documentatie- en Informatiekunde
Initiatie Bibliotheek-, Documentatie- en Informatiekunde en daaropvolgend ook de Initiatie archiefkunde (2012-2013).
2.
Ik werk in de Openbare bibliotheek Deurne als administratief assistent (bib. assistent), verantwoordelijke jeugdafdeling
Bibliothecaris bibliotheek Hoeilaart
Administratief assistent bibliotheek Waregem
Momenteel ben ik werkzoekende, ik werkte eerder als bibliotheekmedewerker
3.
zinvol
zinvol
zinvol
zinvol
4.
ja
nee
nee
ja
5.
ja
nee
ja
ja
6.
Moeilijk om dat te zeggen, vermits mijn opleiding nog geen info over computergebruik enz. gaf! Vond het toen een heel zinvolle opleiding met veel aandacht voor de invalshoek van de lezer en de technische kant van het werk. Vind het vervelend dat mensen nu kunnen starten in de bib zonder gerichte opleiding, dus hoop dat de VVBAD ook kan lobbyen in die zin.
Meer kennismaking met bronnen (digitale!!!) en minder theorie. Veel meer sociale media, computertechnieken (grafisch, statistieken, Biblioprint, Impala …) en minder de klassieke technieken zoals titelbeschrijving, catalografie, … Meer bezoeken aan bibs, praktijkoefeningen inzake informatiebemiddeling, kennisdelen… (Gelukkig is de opleiding ondertussen al flink gemoderniseerd).
Misschien dat er toch voor deze opleiding ook een stagemoment kan ingelast worden zodat de cursisten meer praktische ervaring kunnen opdoen?
Meer nadruk op het Officepakket leggen, een stageperiode inlassen (min. 2 weken). Voor de archiefopleiding: meer praktijk en minder theorie met eventueel een stageperiode.
Graduaat Bibliotheekwezen en Documentaire Informatiekunde Hilde Lingier schooljaar 1983-1986
Thierry Masson schooljaar 1988-1990
Kathleen Van Assche schooljaar 2000-2003
Jan Lamonte schooljaar 2000-2004
1.
Akte van Bekwaamheid tot het houden van een openbare bibliotheek (1982-1983) en Graduaat Bibliotheekwezen en Documentaire Informatiekunde
Graduaat Bibliotheekwezen en Documentaire Informatiekunde
Graduaat Bibliotheekwezen en Documentaire Informatiekunde
Graduaat Bibliotheekwezen en Documentaire Informatiekunde
2.
Deeltijds bibliotheekdeskundige bij het Streekgericht Bibliotheekbeleid van de VGC en leerkracht CVO Anderlecht
Bibliotheekbediende openbare bibliotheek Antwerpen
Bibliotheekmedewerker bij Stad Antwerpen
Kind en Gezin, Agentschap Beleidsdomein WVG, Vlaamse Overheid
3.
zinvol
niet zinvol
zinvol
zinvol
4.
ja
nee
ja
ja
5.
ja
nee
nee
ja
6.
Het graduaats- en initiatiediploma als een volwaardig diploma beschouwen en opnemen als arbeidsvoorwaarde voor alle functies in het bibliotheekwezen, wat nu zelfs niet meer wettelijk omschreven is.
Meer nadruk leggen op klantvriendelijk en klantgericht, praktisch werken in plaats van nutteloze theoretische uitleg.
Onderzoek en stage zijn zeker nuttig. Door de opleiding te volgen krijg je niet meer kansen op de werkvloer. Een bibliotheekmedewerker wordt als een administratieve medewerker bij de Stad gezien. Ze moeten allemaal dezelfde examens meedoen om te bevorderen. Deze examens testen geen bibliotheektechnische vaardigheden en kennis. Een diploma Graduaat Bibliotheekwezen heeft dus geen betekenis voor de Stad Antwerpen.
Het graduaat vindt geen aansluiting op de masteropleiding, een logisch opleidingstraject ontbreekt. Verschillende opleidingsniveaus zouden leiden tot een hogere graad van professionalisering. Afgestudeerden uit de verschillende niveaus van het opleidingstraject zouden dan kunnen doorvloeien naar functies met overeenkomstige beroepsprofielen. Samen met een hogere professionaliseringsgraad zou ook ons beroepsimago kunnen verbeteren.
1 8 | META 2014 | 7
artikel
Postgraduaat Informatie- en Bibliotheekwetenschap Karlien Brysbaert schooljaar 1984-1986
Patrick Vandegehuchte schooljaar 1987-1988
Marleen Maes schooljaar 1988-1990
Veerle Van Conckelberge schooljaar 1997-1998
1.
Speciale Licentie Bibliotheeken Documentatiewetenschap
Postgraduaat Informatie- en bibliotheekwetenschap
Akte van Bekwaamheid tot het houden van een openbare bibliotheek (1982-1983) en Postgraduaat Informatie- en bibliotheekwetenschap
Postgraduaat Informatie- en bibliotheekwetenschap
2.
Bibliothecaris in de openbare Bibliotheek Veurne
Campusbibliothecaris Katholiek hogeschool VIVES
Districtsbibliothecaris Antwerpen
Planning Officer bij de Universiteitsbibliotheek Gent
3.
zinvol
zinvol
zinvol
zinvol
4.
nee
nee
ja
nee
5.
ja
ja
ja
ja
6.
Duidelijk aangeven of de opleiding zich ook richt tot een functie in de openbare bibliotheek, en als dit zo is, betere afstemming op klant- en vraaggerichtheid in die sector. Maar misschien is dat ondertussen al het geval?
Veel meer nadruk op het coachen van personeel en praktisch beheer zoals budgetteren.
Stage op de werkvloer, meer uren (cultuur)management (in 1988 zo goed als niets), meer vorming rond leidinggeven.
Aandacht hebben voor wat internationaal beweegt in de sector. Buiten de grenzen kijken, studiebezoeken organiseren voor best practices.
Kim Robensyn schooljaar2003-2004
An Verstraeten schooljaar 2009-2011
Kristof Eelen schooljaar 2010-2012
Inge Cornelis schooljaar 2010-2012
1.
Informatie- en bibliotheek wetenschap
Informatie- en bibliotheek wetenschap
Informatie- en bibliotheek wetenschap
Informatie- en bibliotheek wetenschap
2.
Collectiemedewerker en verantwoordelijke Registratie en Ontsluiting, Amsab-Instituut voor Sociale Geschiedenis
Momenteel bibliotheekmedewerker in faculteitsbibliotheek Universiteit Gent, binnenkort coördinerend bibliothecaris VIVES-hogescholen WestVlaanderen
Bibliothecaris en webmaster bij de FOD Volksgezondheid
Ik werk bij IveBiC, een opdrachthoudende vereniging voor bibliotheekwerking en cultuur, opgericht in 2003 door de gemeenten Hemiksem en Schelle. Ik werd aangesteld als secretaris en als bibliothecaris.
3.
zinvol
zinvol
zinvol
zinvol
4.
ja
nee
ja
ja
5.
ja
ja
ja
ja
6.
Nog meer inzetten op de digitalisering.
IBW is tamelijk theoretisch. Ik vond de opleiding razend interessant, maar vooral omdat ik reeds praktijkervaring had opgedaan en daardoor de opleiding dus kritisch kon benaderen. Tips om de opleiding nog meer aan te passen aan het werkveld zijn: (verplichte) stage; docenten met praktijkervaring in bibliotheken; een vak gericht op frontofficetaken en publiekswerking; scriptie
Eventueel een verplichte stage voor wie nog niet in een bibliotheek werkt.
De opleiding is vrij technisch en toch eerder gericht op informatiewetenschap. Maar de keuzevakken geven de mogelijkheid om een specifieke richting meer uit te diepen.
1. Welke opleiding volgde je? 2. Waar werk je en wat is je huidige functie? 3. Je ervoer de opleiding als zinvol of niet zinvol? 4. Vind je dat de opleiding je voldoende heeft voorbereid voor de dagelijkse praktijk op de werkvloer? 5. Vind je dat je je kan onderscheiden van andere professionals door je opleiding? 6. Wat zou je de opleiding adviseren vanuit de praktijk en je verworven ervaring?
META 2014 | 7 |
19
artikel
Nieuwe structuur voor de Bibliotheekschool Gent Marijke Hoflack, Eva Simon, Karin Vandenabeele, Peter Van den Broeck, Bibliotheekschool Gent
Begin juni heeft de Vlaamse regering, na het gunstig advies van de commissie Hoger Beroepsonderwijs, het instellingsgebonden 1 opleidingsprofiel ‘Bibliotheekwezen en Documentaire Informatiekunde’ van CVO VSPW Gent (de Bibliotheekschool Gent) goedgekeurd. Dit opleidingsprofiel kan vanaf 1 september 2014 worden ingevoerd en is te raadplegen op de website van Onderwijs Vlaanderen 2. De Bibliotheekschool Gent had de actualisering van het bestaande modulaire structuurschema aangevraagd in afwachting van de omvorming van de opleiding op basis van de onderwijskwalificaties, nog toe te kennen door het Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming (AKOV) in samen werking met het beroepenveld (VVBAD, FARO, LOCUS en VOWB). Waarom een nieuw opleidingsprofiel? De aanpassing van het opleidingsprofiel van de HBO5-opleiding Graduaat Bibliotheekwezen en Documentaire Informatiekunde werd aangevraagd vanuit een dubbele motivatie: de evolutie van het beroepenveld en de nood om als opleiding deze wijzigingen te introduceren in het curriculum. Het huidige structuurschema van het Graduaat Bibliotheekkunde en Documentaire Informatiekunde dateert van 2002 3. Maar sinds 2002 heeft het bibliotheekwerk grondige veranderingen ondergaan. Onder meer daarom heeft de SERV in 2009 een nieuw beroepscompetentieprofiel uitgewerkt voor bibliotheekmedewerker/informatiebemiddelaar 4. Het nieuwe opleidingsprofiel is in de eerste plaats gericht op deze functies.
op maat … Elke module moet in het teken van deze dienstverlening uitgetekend worden.
Met al deze overwegingen in het achterhoofd, hebben wij, de Bibliotheekschool Gent, het volgende ingediend voor een modulaire opleiding van 1580 uren in 6 semesters. Vier clusters bevatten volgende modules:
2 0 | META 2014 | 7
verlening: 60 lestijden • Bibliotheekorganisatie A: 40 lestijden • Bibliotheekorganisatie B: 40 lestijden • PR en marketing: 40 lestijden • Onderzoeksanalyse: 40 lestijden De cluster ‘Werkplekleren’: • Supervisie 1: 20 lestijden • Beroepspraktijk A: 60 lestijden
De cluster ‘Introductie in het beroepenveld’: • Oriëntatie in informatie- en bibliotheekwerk: 40 lestijden
• Beroepspraktijk B: 60 lestijden • Supervisie 2: 20 lestijden • Beroepspraktijk C: 60 lestijden
• Openbare bibliotheken: 40 lestijden
• Projectwerk 1: 60 lestijden
• Wetenschappelijke en speciale bibliotheken:
• Beroepspraktijk D: 60 lestijden
40 lestijden
• Projectwerk 2: 60 lestijden
• Cultureel erfgoed: 40 lestijden • Informatieproductie en –distributie: 40 lestijden den De cluster ‘Technieken’:
Werkplekleren als rode draad In de cluster ‘Introductie in het beroepenveld’ volgen we de actualiteit in het werkveld door een nieuwe module Cultureel erfgoed te introduceren.
• Formele documentbeschrijving: 60 lestijden • Inhoudelijke documentbeschrijving A: 60 lestijden • Inhoudelijke documentbeschrijving B: 60 lestijden • Kennis en bevraging van informatiebronnen A: 60 lestijden • Kennis en bevraging van informatiebronnen A: 60 lestijden • Informatieaanbod voor openbare bibliothe-
Het belang van deze dienstverlening is een tweede tendens die uit het beroepscompetentieprofiel van 2009 naar voren komt. Dat vereist specifieke competenties van afstuderende cursisten: communicatievaardigheden, aandacht voor specifieke doelgroepen, informatieverstrekking
• Communicatievaardigheden B: 40 lestijden • Introductie, instructie en specifieke dienst-
Het nieuwe opleidings profiel: vier clusters
• Juridische aspecten van informatie: 40 lestij-
Dit beroepscompetentieprofiel wijst op een duidelijke verschuiving van de competenties die het beroepsveld van toekomstige bibliotheekmedemedewerkers vereist. Een sterk op de praktijk gerichte opleiding wordt vooropgesteld. Theoretische modules moeten voeling hebben met wat op de werkvloer plaatsvindt. De inhoud van deze modules moet direct bruikbaar zijn voor de dienstverlening aan de bezoeker/klant van de bibliotheek.
De cluster ‘Klant en organisatie’: • Communicatievaardigheden A: 40 lestijden
ken: 60 lestijden • Inlichtingenwerk: 40 lestijden • Collectieontwikkeling: 40 lestijden • Bibliotheekautomatisering A: 60 lestijden • Bibliotheekautomatisering B: 60 lestijden • ICT-techniek A: 40 lestijden • ICT-techniek B: 40 lestijden
Het bibliotheeklandschap, zowel van de openbare als van wetenschappelijke en speciale bibliotheken, kenmerkt zich vandaag door een verregaande centralisering door het invoeren van bibliotheeknetwerken. Die nemen een belangrijk deel van de taken van de lokale bibliotheken over op het vlak van bibliotheekautomatisering, databankbeheer, netwerk- en systeembeheer. Bibliotheken hebben hun plaats op het internet en de impact van de sociale media neemt alsmaar toe. Hierdoor wordt de afzonderlijke cluster ‘Documentaire automatisering’ uit het structuurschema van 2002 onhoudbaar. Daarom gaan we deze nu integreren in de
Artikel
cluster ‘Technieken’. De automatiserings- op de persoonsgerichte ontwikkeling in modules verdwijnen niet, maar krijgen een professionele context. een andere invulling. Net als bij de andere modules uit de cluster ‘Technieken’ gaat ‘Supervisie 1’ introduceert de beroepshet nu in de eerste plaats om de directe praktijk los van een specifieke praktijkbruikbaarheid van de technieken bij de plaats en wordt geruggensteund door dienstverlening aan de bezoeker/klant enkele modules die vóór de start van de beroepspraktijk gevolgd moeten worden. van de bibliotheek. In deze supervisie begeleiden we de curIn de cluster ‘Klant en organisatie’ zet- sisten om hun eigen begincompetenties ten we volledig in op deze dienstverle- in te schatten en ze te verwerken in een ning naar de bezoeker/klant en de daar- leeragenda, die tijdens het hele traject voor onontbeerlijke competenties zoals aangevuld wordt. De leeragenda speelt communicatieve en sociale vaardigheden, een cruciale rol omdat cursisten daarin de vereiste competenties omzetten in een omgaan met specifieke doelgroepen ... individueel leertraject. Ze nemen zelf hun Om onze cursisten onmiddellijk inzet- leertraject in handen en worden als het baar te maken in het werkveld volstaat ware ook hun eigen coach. het niet de modules uit voornoemde clusIn ‘Beroepspraktijk A’ maakt de cursist ters louter als theoretische inhouden aan kennis met een openbare bibliotheek, in te bieden. Ze moeten verwijzen naar en doordrongen zijn van de directe prakti- ‘Beroepspraktijk B’ met een wetenschapsche bruikbaarheid. Daarom besteden pelijke of speciale bibliotheek. we in het nieuwe schema uitdrukkelijk aandacht aan het werkplekleren, dat als Projectwerk en een rode draad doorheen het curriculum werkplekleren: ondeelbaar loopt. Alleen aan de modules van de clus- geheel ter ‘Werkplekleren’ worden instroomvoor- Nadat Beroepspraktijk A en B afgewerkt waarden gekoppeld. Op die manier stuurt zijn, bereidt de cursist zich in ‘Supervisie de cursist zijn opleidingstraject zelf op 2’ voor op de startevaluatie die hem basis van de competenties die hij verwerft toegang geeft tot ‘Gesuperviseerde in interactie tussen theorie en praktijk. Beroepspraktijk’ en het ‘Projectwerk’. (Een schematisch beeld van het opleidings Anders dan in het vorige structuurschema is het Projectwerk ondeelbaar verbonden traject van een cursist vindt u op de VVBADmet het werkplekleren. Het wordt opgewebsite:www.vvbad.be/opleidingstraject). splitst in twee fasen.
Supervisie als bindmiddel De verschillende fasen van het werkplek leren worden in de supervisies tot één geheel gesmeed. Supervisies zetten in
“Voor onze cursisten is het essentieel dat de stagebegeleiders deze nieuwe, praktijkgerichte aanpak volop zullen ondersteunen.”
Fase 1 omhelst de module ‘Gesuper viseerde Beroepspraktijk C’ gekoppeld aan de module ‘Projectwerk 1’. De cursist definieert het kader, de context en de organisatie waarin hij een afstudeerproject zal uitvoeren. De context wordt geanalyseerd op micro-, meso- en macroniveau en is bepalend voor de mogelijkheden en de beperkingen van het project. Dat moet immers haalbaar zijn in tijd, omvang en doelstellingen. Het moet vooral ook aansluiten bij de eigen interesses en de sterke punten van de cursist. Bovendien moet het relevant zijn voor zowel de cursist als de praktijkplaats en de eventuele doelgroep. De cursist kan bijvoorbeeld aspecten van de praktijkplaats willen verbeteren of op een meer kwaliteitsvolle wijze aanpakken, of hij kan een totaal nieuwe dienstverlening uitwerken. Als afronding van fase 1 formuleert de cursist zijn project in concrete, waarneembare doelstellingen.
uitvoering, de presentatie en de verdediging van het project, met de uiteindelijke evaluatie als eindpunt van de cyclus van het werkplekleren. Dit hele traject wordt begeleid en bewaakt tijdens supervisies. Het nieuwe structuurschema telt minder uren dan het vorige: 1580 in plaats van 2000. De verklaring is te vinden in de organisatie van het werkplekleren. In het vorige schema maakten de praktijkuren deel uit van het curriculum, in het nieuwe schema worden ze niet meer meegeteld. Maar de cursisten zijn wel verplicht om praktijkuren te presteren.
En verder? Vanaf 1 september 2014 starten we in de Bibliotheekschool Gent met dit nieuwe opleidingsprofiel. Dan zal dit competentiegericht leren ook stilaan voelbaar worden in de stagebibliotheken. We hopen daarbij op een inspirerende wisselwerking tussen het werkveld en onze opleiding. Voor onze cursisten is het essentieel dat de stagebegeleiders deze nieuwe, praktijkgerichte aanpak volop zullen ondersteunen. Wij staan klaar om alle nodige informatie te verstrekken die daarvoor nodig is. Tegelijk zijn wij vragende partij voor alle bedenkingen en suggesties die onze opleiding kunnen verbeteren. Met dit alles streven we naar een uitstroom van cursisten die onmiddellijk inzetbaar zijn in het hele werkveld. Cursisten die in staat zijn de kennis, de vaardigheden en de attitudes in te zetten tijdens de dienstverlening aan de bezoekers en klanten van hun nieuwe werkplek.
1 Instellingsgebonden betekent dat dit structuurschema enkel geldt voor de Bibliotheekschool Gent. Het staat de andere bibliotheekscholen vrij dit structuurschema te volgen of een ander structuurschema aan te vragen. 2 http://www.ond.vlaanderen.be/hogeronderwijs/ Commissie%20Hoger%20Onderwijs/default.htm 3 http://www.ond.vlaanderen.be/curriculum/volwassenenonderwijs/hoger-beroepsonderwijs/ sociaalagogischwerk/Bibliotheekwezen-endocumentaire-informatiekunde.pdf 4 http://www.vvbad.be/sites/www.
Tijdens een tussenevaluatie wordt beslist of de cursist kan overgaan naar fase 2, ‘Gesuperviseerde Beroepspraktijk D’ en ‘Projectwerk 2’. Deze fase omhelst de
vvbad.be/files/bericht/bestanden/ BCPbibmedewerkerinfobemiddelaar_def.pdf
META 2014 | 7 |
21
essay
Informatiegeletterdheid: enkele stofjes tot nadenken Paul Nieuwenhuysen, Vrije Universiteit Brussel
Een nummer van META met als thema ‘opleidingen’ vormt een kader voor de volgende bedenkingen rond ‘informatiegeletterdheid’. Die zijn uiteraard gekleurd door de ervaring van de auteur in een universiteit. Stofjes tot nadenken voor collega’s en mensen die het beleid mee bepalen. U bedoelt?
Bij het begin van een tekst is het nuttig duidelijk te stellen waar- Informatiegeletterdheid en de bibliotheek? over het gaat. Wat bedoelen we met informatiegeletterdheid? In het onderwijs ziet de bibliotheek het verhogen van het niveau Een definitie zou hier nuttig kunnen zijn. Maar in een boek over van informatiegeletterdheid van de studenten dikwijls als een informatiegeletterdheid wordt daaraan al gauw een hoofdstuk van de vele taken waaraan tijd en geld moet worden gespengewijd. Niet hier dus, in dit kleine stukje. Wel lijkt het me nut- deerd. Daarbij rijzen echter enkele hinderpalen. tig te stellen dat het begrip informatiegeletterdheid dikwijls verwarring schept. We kunnen ermee bedoelen waar de vele Enkele moeilijkheden hebben hun oorsprong in het feit dat de definities voor staan, heel kort door de bocht gezegd: de vaar- bibliotheek veelal geen directe kerntaak heeft in het onderwijs. digheden om met informatie om te gaan. Uiteraard. Maar wat Enkele voorbeelden: blijkt: een boek of congres over informatiegeletterdheid gaat • Leraren en docenten zijn meestal opgeleid in de didactiek en daar meestal NIET over, maar wel over de didactiek en het beleid moeten zich blijven bijscholen op dat gebied, naast hun sperond informatiegeletterdheid. Maken we even de vergelijking cifiek vakgebied. Deze betrokkenheid is niet vanzelfsprekend met wiskunde: een boek of congres in de wiskunde behandelt in de bibliotheek. normaliter de ontwikkelingen in één of andere tak van de wis- • Leren is niet altijd aangenaam en zeker tijdrovend. Daarom kunde. Niet zo bij informatiegeletterdheid. wordt het leerproces op allerlei manieren gestimuleerd, o.a. met groepswerk en uiteraard met evaluaties van de prestaties van de studenten, ook al vormen die niet het meest aangename deel van een leerproces. Leraren/docenten hebben “De problematiek van daar een belangrijke rol, terwijl bibliotheken zich doorgaans ver afhouden van evaluatie en examens. De activiteiten rond informatiegeletterdheid is breed, informatiegeletterdheid aangeboden door bibliotheken blijmaar is toch vooral een zorg in ven dan ook dikwijls steken in vrijblijvend activiteiten die de studenten ervaren als tijdverlies. het onderwijs” • Leerprocessen zijn vooral effectief als ze zijn geïntegreerd; bijv. demonstraties gevolgd door theorie gevolgd door praktische toepassingen. De inspanningen van bibliotheken zijn echter meestal niet netjes ingebed in het grotere leerproces, Informatie of media of ICT? ook al hebben ze de bedoeling de studenten te ondersteunen Samenhangend met de vraag “waar hebben we het over?” is in hun studie en onderzoek. de voortdurende discussie over de afbakening van informatiegeletterdheid. Mensen in de bibliotheeksector zien informatie- • Het gebruik van informatie en de media die ermee gekoppeld zijn is niet altijd eenvoudig. Vandaar juist de nood aan inforgeletterdheid dikwijls als een apart geheel, terwijl de relatie en matiegeletterdheid. Maar in veel gevallen zijn de systemen de overlap met media en ICT alsmaar groeit. Een organisatie als en het jargon zo complex en is de nodige vakkennis zo groot, Unesco bijv. ziet heil in het bredere gebied ‘media & informadat zelfs mensen die werken in het kader van een bibliotheek tion literacy’. Met het groeiende belang van digitale media en niet de nodige expertises combineren. Bekende voorbeelden ICT en met de vaststelling dat omgaan met informatie alsmaar zijn grensverleggend onderzoek in wiskunde, natuurkunde en meer gebaseerd is op digitale media is het misschien beter het chemie. Het is dan noodzakelijk aan de docent-expert in het wagonnetje van informatiegeletterdheid te hangen aan de grote vakgebied om zich te ontfermen over informatiegeletterdheid, sneltrein van media & ICT. terwijl de bibliotheek zich moet beperken tot het beschikbaar stellen van de nodige informatiebronnen. Eindtermen in het onderwijs? De problematiek van informatiegeletterdheid is breed, maar is toch vooral een zorg in het onderwijs. Een grotere duidelijkheid ‘Cavalier seul’ spelen is niet de beste optie voor een bibliotheek; over de doelstellingen en beoogde eindtermen in alle takken en meer positief geformuleerd: samenwerking met vakexperten is niveaus van onderwijs rond informatiegeletterdheid is wenselijk. aangewezen. Daarnaast is er ook het afbrokkelen van het terWelke vaardigheden zijn belangrijk en welk niveau kunnen we rein en het belang van bibliotheken in het onderwijs. Vroeger verwachten bij instromende studenten en bij afgestudeerden? was gebruik van informatie sterk verbonden met gebruik van de bibliotheek. Door de opkomst van digitale bronnen die overal Ook hier duikt de problematiek op van informatiegeletterdheid toegankelijk zijn via internet is die band alsmaar minder duidean sich of van informatiegeletterdheid als deel in het grotere lijk, ook al zorgt de bibliotheek voor toegang tot die bronnen. geheel van media en ICT. 2 2 | META 2014 | 7
essay
Daarenboven is er nu de evolutie naar open access bij informatiebronnen, zowel bij de secundaire als bij de primaire, d.w.z. zowel bij systemen voor het opsporen van informatie als bij de volledige teksten en andere vormen van informatie; daar heeft de bibliotheek nog amper een rol te spelen, tenzij als organisator van een overzichtelijk en efficiënt geheel van het heterogene aanbod van bronnen. Gevolg is dat informatiegeletterdheid alsmaar minder verbonden is met de bibliotheek.
Straatje zonder einde? Het informatielandschap evolueert snel, o.a. samenhangend met de snelle vlucht van de digitale media. Dat maakt het werk van professionals die werken op het gebied van informatiegeletterdheid enerzijds boeiend, maar anderzijds ook uitputtend. Wat het ene jaar nog state of the art is, blijkt het volgend jaar al hopeloos verouderd. De investeringen in het ontwikkelen van studiematerialen en testen van de kwaliteit ervan renderen dus slechts voor korte tijd. “Bezint eer ge begint” is dus ook hier toepasselijk.
Samenwerking?
Als het dan allemaal niet zo eenvoudig, maar wel duur en com- Alive & kicking plex is, dringt samenwerking tussen organisaties zich dan niet De stofjes tot nadenken hierboven zijn alleen maar dat en dus op? In sommige landen die minder anarchistisch zijn, die een geen treurzang of pessimistische visie. Dat zou niet verantwoord meer centrale top-downstructuur kennen is het ontwikkelen zijn. Om af te sluiten nog een positieve noot. Het professioneel en testen van studiemethodes en materialen de taak van één domein van informatiegeletterdheid is ondanks alle problemen bepaald instituut; bij succes kan de realisatie dan worden uit- en hinderpalen best wel alive & kicking. Concrete afspiegelingerold op diverse andere plekken. In onze contreien stellen we gen hiervan zijn bijv. conferenties met ‘proceedings’ (waaraan ik eerder vast dat de samenwerking zich beperkt tot inspiratie zoe- trouwens met genoegen een bescheiden bijdrage heb geleverd): ken in de ervaringen van collega’s. Veel studiemateriaal wordt • De eerste jaarlijkse European Conference on Information ontwikkeld in een vorm die niet optimaal is voor uitwisseling Literacy ging door in Istanbul in 2013: http://www.ecil2013. en voor samenwerking: org/index.php/home . Een onverwacht groot aantal collega’s • Verschillende digitale platformen en formaten worden ingezet. hebben daaraan deelgenomen. Misschien dus de start van een • De inhoud bevat uiteraard algemene begrippen die nuttig zijn hele reeks. De tweede editie, in 2014, gaat door in Dubrovnik. voor veel organisaties in veel contexten, maar die inhoud is • In het kader van het jaarlijkse grote World Library and dikwijls gelardeerd met meer concrete aspecten die alleen Information Congress van IFLA was er dit jaar 2014 een maar zinvol zijn voor de unieke lokale situatie. Satellite Conference on Information Literacy in Limerick: http://www.iflasatellitelimerick.com/ Twee dagen volgepropt De bibliotheekindustrie die vooral informatiebronnen produceert met voordrachten en workshops, zelfs tot 4 in parallel, druk, en op de markt zet speelt zelfs in op de behoefte aan nieuwe en druk. up-to-date online didactische hulpmiddelen, die internationaal inzetbaar zijn, ter vervanging van de meer lokale bibliotheek- De doestellingen van professionals op het gebied blijven klasinstructie van weleer en als alternatief voor de versnipperde siek, bijna per definitie. Maar de methodes die ingezet worden lokale ontwikkelingen van didactische materialen. Dit kan best in de didactiek van informatiegeletterdheid houden gelijke tred positief zijn en misschien wel interessant qua kwaliteit/prijs ver- met de algemene en internationale evolutie. Enkele voorbeelhouding, in vergelijking met individuele inspanningen die toch al den: vlug duur worden wegens personeelskosten. Anderzijds en met • Inzetten van mobiele, heel draagbare computers, Q-codes en enig sarcasme kunnen we stellen dat de bibliotheek-industrie zo ontwikkelen van software daarvoor, zodat gebruikers zelfs in nog een graantje extra kan meepikken dank zij de verwarrende een klassieke, fysische bibliotheekomgeving altijd een virtuele complexiteit van het aanbod aan bronnen en zoekmiddelen die assistent bij zich hebben die helpt bij het zoeken en vinden ze zelf industrieel-commercieel produceren. van optimale informatiebronnen. • ‘Gamification’, het omzetten van zogenaamd saaie leerstof (in dit geval dus rond informatiegeletterdheid) naar een zogenaamd boeiende, meeslepende spelomgeving om zogenaamd “De investeringen in luie, verwende studenten toch nog enigszins wakker te houden. het ontwikkelen van
studiematerialen en testen van de kwaliteit ervan renderen slechts voor korte tijd. “Bezint eer ge begint” is dus ook hier toepasselijk.”
De kosten van dergelijke ontwikkelingen zijn echter aanzienlijk, met zowel outsourcing als inzet van meerdere personeelsleden voor meerdere jaren. Daarom verwijs ik weer terug naar bovenstaande stofjes tot nadenken. En zo is de cirkel rond.
META 2014 | 7 |
23
signalement
Een deel van een atlas van Blaeu krijgt een nieuwe leren rug waarna het originele leer hier weer overheen gezet wordt.
Papierconservering van één vel papier uit een pak van 500 folio’s 16e-eeuwse afschriften van brieven.
2 4 | META 2014 | 7
signalement
De Cores cursisten Stijn Vanneste en Miguel Duran tijdens een project eerstelijnsconservering van boeken in 2012 in de Openbare Bibliotheek Brugge.
Restauratievakmanschap
Lees het essay van Marijn de Valk op p. 32
META 2014 | 7 |
25
etalage
Bibliotheek- en archiefteam Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen Ingrid De Pourcq, KMSKA
Wat is de geschiedenis van de bibliotheek en het archief van het KMSKA? De bibliotheekcollectie van het Musée Royal d’Anvers is ontstaan in 1904, toen conservator Pol de Mont zijn onderzoek voor het schrijven van een collectiecatalogus startte en hiervoor de nodige wetenschappelijke publicaties aanschafte. In de jaren twintig en dertig ontving de bibliotheek heel wat materialen via schenking of legaat, en werd er naast de bibliotheek ook een archief opgericht voor handgeschreven documenten, brieven, prenten en foto’s. In 1949 kwam er een volwaardige museumbibliotheek met een leeszaal en magazijn. Doorheen haar geschiedenis verwierf de bibliotheek belangrijke deelcollecties, zoals het legaat van Oscar Nottebohm in 1936, de bibliotheekcollectie van het Internationaal Centrum voor Structuuranalyse en Constructivisme (ICSAC) en een deel van de bibliotheek van het Internationaal Cultureel Centrum (ICC). Het archief bevat het instellings- en wetenschappelijk archief van het KMSKA, evenals een aantal kunstgerelateerde privéarchieven. Sinds 2011 is het museum gesloten voor een grote renovatie en zijn archief en bibliotheek verhuisd naar een locatie van de Vlaamse overheid (onze rechtstreekse werkgever) bij het Centraal station in Antwerpen. Wat betekent de sluiting van het museum voor archief en bibliotheek? Archief, bibliotheek en beeldbeheer zitten nu samen in één ruimte en dat bevordert een vlotte samenwerking. Zo’n samenwerking is ook logisch, want gebruikersvragen over een kunstwerk of kunstenaar in het museum gaan ons vaak alle drie aan: beeldbeheer zorgt voor de afbeeldingen van kunstwerken, het archief geeft info over de geschiedenis van verwerving, restauratie en tentoonstellingen, terwijl de bibliotheek bio-bibliografische gegevens aanlevert. Een nadeel is dan weer dat de bibliotheekcollecties in een extern depot staan, waar we slechts twee keer per week aangevraagde boeken en tijdschriften kunnen halen en terugbrengen. Ondanks inspanningen om ons fysiek en online zichtbaar te maken, blijkt dat nog steeds een deel mensen denkt dat we gesloten zijn. Er komen iets minder fysieke bezoekers dan vroeger, maar onze elektronische dienstverlening blijft wel stijgen. Sinds 1 augustus vormen archief en bibliotheek samen de cluster 2 6 | META 2014 | 7
Collectiedocumentatie: ons voornaamste doel is nog steeds het ‘documenteren’ van de museumcollecties. Welke achtergrond hebben de teamleden? De meesten van ons hebben een bibliotheekof archiefopleiding van minimum één jaar, met een achtergrond in de kunsten of de humane wetenschappen. Eén iemand heeft voordien lange tijd in de (nu gesloten) bookshop van het museum gewerkt. De meesten van ons werken trouwens deeltijds of combineren een functie in bibliotheek en archief met andere taken in het museum. We vullen elkaar erg goed aan en vallen in voor elkaar. Wat maakt jullie team zo uniek? Wat ons verbindt is waarschijnlijk onze grote betrokkenheid met het museum, haar collecties en haar geschiedenis. Het is een voorrecht in een monument als het KMSKA te mogen werken. We kunnen dagelijks van de kunstcollecties genieten, live of in de boeken, of het nu om oude of moderne meesters gaat. We staan dicht bij het onderzoek dat in het museum gevoerd wordt en bij de grote zorg die de (erfgoed!-)collecties vergen. De renovatie van het museumgebouw, de directeurswissel en de huidige inkanteling van het museum in het Departement CJSM maken het momenteel echt wel spannend en creëren wellicht ook nieuwe mogelijkheden.
“Ondanks inspanningen om ons fysiek en online zichtbaar te maken, blijkt dat nog steeds een deel mensen denkt dat we gesloten zijn.”
De teamleden zijn: Christine Bauwens, archiefmedewerker • Inez Bourgeois, archivaris • Karen Daghelet, catalograaf • Ingrid De Pourcq, bibliothecaris • Sabine De Wolf, catalograaf • Suzy Rijmenants, ruilverantwoordelijke • Sandrina Smet, bibliotheekmedewerker • Madeleine ter Kuile, beeldbeheerder • Greta Toté, medewerker beeldbeheer • Marleen Van Royen, leeszaalverantwoordelijke • Gunter Verwimp, tijdschriftenverantwoor delijke
inzet
Antoon Verbeke:
“Een nieuwe professioneler opgeleide generatie heeft het roer overgenomen” Hoe ben je in de bibliotheeksector beland? Twee jaar na het beëindigen van de graduaats opleiding in Brugge kon ik toevallig starten in de Astridbibliotheek in Oostende. Daar deed ik veel praktische ervaring op, waarop ik bij de opstart van Bibliotheek Ichtegem in 1994 en ook vandaag nog kan terugvallen. Het was een goede leerschool met toffe collega’s waaraan ik veel goede herinneringen koester. Hoe lang ben je al actief binnen de VVBAD? En wat was je motivatie om lid te worden? In die graduaatsopleiding kwam ik voor de eerste keer in contact met de VVBAD in de persoon van Frans Heymans, de Gentse bibliothecaris, die al in de eerste vijf minuten de vereniging promootte. In 1994 werd Ichtegem lid van de VVBAD, maar het duurde nog tot de studiedag ‘Op welke wijze?’ voor dit ook een actief lidmaatschap werd. Hugo Verhenne polste mij om zo meer vertegenwoordigers uit kleinere bibliotheken te laten deelnemen aan het sectiebestuur. Die specifiek eigen problematiek proberen te vertolken is nog steeds mijn grootste motivatie. Hoe kijk je terug op je periode als sectievoorzitter? Voorzitter, Martin Kellens, die ik kende uit onze studietijd, vroeg mij na enige tijd als secretaris van de sectie op te treden. Toen hij om gezondheidsredenen ontslag nam, kwam ik plots in het blikveld als opvolger. Allerlei externe omstandigheden deden vaste waarden afhaken. Nieuwe mensen aantrekken liep niet zo vlot. De enthousiaste uitbouw van VCOB (en SBB’s) zorgde voor een soort concurrentie in de engagementen, alhoewel de doelstellingen van de organisaties fundamenteel verschillen. Toch hebben we op het decreet gewogen, zoals rond de verplichte helft A/B-functies in de lokale bibliotheken. Het inzetten op het aanbieden van games kende zijn eerste stappen.
Het opvolgen van de onderwijshervoming voor de vakopleiding en de functieprofielen van de SERV waren een blijvende bekommernis. De sectie is altijd zijn kritische rol blijven spelen ten opzichte van andere spelers, waarbij samenwerking en overleg primeerden boven confrontatie. Een bedankje aan alle doorzetters. Hoe heb je de BAD-sector zien evolueren? De sector is veel professioneler geworden. Een nieuwe professioneler opgeleide generatie heeft het roer overgenomen. Nieuwe uitdagingen, zoals doorgedreven informatisering, netwerking en samenwerking, vereisen een professionele aanpak. Het takenpakket heeft zich langzaam aan verlegd naar samenwerken, doorverwijzen, instrueren. Bibliotheekmensen hebben oog voor de vraag achter de vraagsteller en doen meer dan een pasklaar antwoord aanreiken. Werken in een openbare bibliotheek is een job met heel veel variatie en sociale contacten. En heeft de VVBAD voldoende ingespeeld op al die veranderingen? Ja, ook nu nog. Vroeger was de VVBAD de enige speler, die nieuwe initiatieven en alternatieve denkwijzen aan de sector voorstelde. Als onafhankelijke organisatie monitort, enthousiasmeert, wijst de VVBAD op pijnpunten en stuurt aan op veranderingen. (games, leenrecht, nieuwe decreet, enquêtes, boekenprijs, …) Kruisbestuiving tussen de secties is hier een meerwaarde, zoals in de opleidingsdiscussie. Informatie aan zee is de place to be voor vernieuwing en trends. De VVBAD is een vereniging van geëngageerde mensen uit het werkveld, geen belangengroep.
Antoon Verbeke is bibliothecaris in de OB van Ichtegem. Hij is lid van de sectie OB van de VVBAD en actief in stuurgroepen van Winob. In z’n vrije tijd houdt Antoon zich bezig met opzoekingen naar lokale geschiedenis, WOI (lokaal en DSF Vladslo). Hij is ook secre-
Wat is de meest voorkomende misconceptie over je jobinhoud? Gezellig veel boeken lezen, … tof. Ja, veel boektitels lezen. Het zijn kaboutertjes, die aankopen, catalogiseren, uitlenen, wegzetten, … enz.
taris en spelend lid bij de Koninklijke Fanfare SintCecilia Eernegem.
META 2014 | 7 |
27
over de grens
De LibrarySchool Julie Hendrickx, VVBAD
Halfweg 2013 stopte de LibararySchool met haar activiteiten. Een opmerkelijk project met een abrupt einde. Omdat de LibrarySchool een doorstart kent in de Academie voor Morgen, georganiseerd door LOCUS, hadden we een gesprek met Rob Bruijnzeels over de LibrarySchool en haar uitgangspunten die haar duidelijk onderscheidde van andere bibliotheekopleidingen. Wat was de LibrarySchool? We vonden vooral dat het openbare bibliotheekwerk een transitiefase doormaakte. We wilden dus nadenken over haar toekomst. Die was, en is nog steeds, wezenlijk aan het veranderen. Het internet en alles daarrond, kwam ineens onze sector binnen denderen. De dienstverlening en de antwoorden die we toen als openbare bibliotheken hadden, waren niet goed genoeg meer. We stonden voor de opgave om de bibliotheek van de 21e eeuw te ontwerpen. De LibrarySchool was dus een werkplaats. Een ander uitgangspunt dat een belangrijke rol speelde, was dat er te weinig instroom was van jonge mensen in de openbare bibliotheeksector. In de jaren zeventig en tachtig ging iedereen massaal in de bib werken. En die zijn daar lekker blijven zitten. We werden geconfronteerd met een grote pensioneringsgolf. Daarbovenop was er geen opleiding die deze leemte voldoende kon opvangen. Er zijn nog een aantal technische opleidingen maar de ‘klassieke’ opleidingen zijn ofwel verdwenen of werden verder ontwikkeld in de richting van informatiespecialist. En daar zaten openbare bibliotheken niet op te wachten. We moesten juist gaan kijken naar een nieuwe invulling van het vak, niet enkel naar technologische toepassingen. Met de LibrarySchool hoopten we om jonge mensen, met denk- en ontwikkelkracht, mee te krijgen. En met hen na te denken over de toekomst van de openbare bibliotheek. Van in het begin af aan was het eerder een ontwikkelingstraject dan een echt scholingstraject. Hoe vertaalden die uitgangspunten zich in de opleiding? Daar zaten twee denkpistes achter. De ene had te maken met de manier van leren en onderzoek. Het nadenken over de nieuwe bibliotheek veronderstelde ook een nieuwe manier van leren. We gebruikten de reflective practice als leermethode. Hierin maak je een onderscheid tussen enerzijds de praktijk en anderzijds de ervaring. In de praktijk doe je dingen, die leiden 2 8 | META 2014 | 7
tot ervaringen. Meestal blijft het leerproces beperkt tot het heen en weer pingpongen tussen praktijken en ervaringen. Wij wilden vanuit de praktijk naar de ervaringen om vervolgens te reflecteren over die ervaring. Bijvoorbeeld door de ervaring in een maatschappelijke context te plaatsen. Die reflectie leidt op zijn beurt ook weer tot andere inzichten of theorie. En die theorie leidt ook weer tot een andersoortige praktijk. Er was dus een circulaire benadering van het leerproces: praktijk, ervaring, theorie. Leren door er over na te denken. De meest gestelde vraag in de LibrarySchool was “Waarom?” Naast een andere leermethodiek hadden we ook een vernieuwde kijk op bibliotheekprocessen. De collectie werd door veel bibliothecarissen nog als het primaire proces bekeken: we verzamelen, ontsluiten en maken catalogi. In de voorbereiding van de LibrarySchool ontdekten we dat je alleen met verzamelen, ontsluiten en beschikbaar stellen niet meer weg komt. In de tijden die geregeerd worden door Google, Amazon en Wikipedia, wordt je langs allerlei kanten gepasseerd door organisaties die net hetzelfde doen. Elementen waar we als bibliotheken voorheen eeuwenlang een monopolie op hadden, erodeerden. Ondertussen veranderde de hele keten en zijn we ons monopolie kwijt. In de plaats van date ene primaire proces, kwamen nieuwe processen. Die nieuwe processen draaien rond drie begrippen, waaronder de kracht van de collectie. Dat aspect noemden wij in de LibrarySchool ‘bibliotheken en cultuur’. Een collectie inspireert. Enkel die collectie beschikbaar stellen, is vandaag te weinig. Want gebruikers creëren met die collectie verschillende contexten, bezoekers gaan aan de slag met de collectie en creëren dus. Ze zijn niet langer een passieve consument. Het klassieke lineaire proces moest een circulair proces worden. De andere blokken die mee het curriculum vormden waren ‘Bibliotheek en technologie’ of hoe je contexten creëert, ‘Bibliotheek
over de grens
en samenleving’, waarin de maatschappelijk opdracht van de bibliotheek centraal staat. Daarrond zat ‘Bibliotheek en organisatie’ over organiseren als vierde en laatste pijler van het curriculum. Hoe evalueerden de studenten de opleiding? Die hebben dat ervaren als een heel intensieve periode. Ze hebben een jaar lang heel hard moeten werken. En ze hebben het wel degelijk ervaren als een vernieuwing in hun denken en handelen in de bibliotheek. Waren het voornamelijk werkstudenten? Ja, dat was ook de doelgroep. Dat kwam door de financiering, alleen redelijk kapitaalkrachtige bibliotheken konden de LibrarySchool betalen. Dat het zulke forse bedragen waren had alles te maken met het feit dat we alles volledig op onszelf moesten organiseren, in samenwerking met de Open Universiteit. Dan heb je snel enkele stevige uitgavenposten. Omdat het duur was, konden we alleen maar mensen vanuit de praktijk aannemen. Gek genoeg dacht iedereen dat onze studenten alleen maar uit zouden zijn op een carrière. En dus op een andere baan. Maar daar bleken ze niet mee bezig te zijn, enkel met de inhoud van hun vak. Dat vonden wij erg opvallend en natuurlijk heel erg leuk. Ze hebben ook allemaal stappen gezet in hun eigen organisatie. In 2013 stopte de LibrarySchool. Was dat vanwege het kostenplaatje? Het was een combinatie van factoren. De school is bedacht en geconcipieerd toen we in Nederland nog een landelijke, overkoepelende bibliotheekorganisatie hadden. Maar die werd opgesplitst in drie kleinere organisaties. Bovendien zette men vooral in op de digitale bibliotheek. De visie was om de ‘oude’ openbare bibliotheek één op één te vertalen in een digitale versie zonder er een echt nieuwe bibliotheek van te maken. In tegenstelling tot onze manier van denken, die vooral ging over een nieuwe inhoud van de openbare bibliotheek en niet zozeer over de digitale bibliotheek. Er was een mismatch: een andere inhoud van het werk versus een andere vorm. De nieuwe verenigingen begrepen dus ook niet waar die school over ging. In het verleden konden we ook een beroep doen op die landelijke financiële bronnen maar ook dat viel weg. Dus als je als bibliotheek wilde deelnemen aan de LibrarySchool moest je zo’n 8.000 euro op tafel leggen. Net
op het ogenblik dat Nederland heel hard ging bezuinigen op cultuur en openbare bibliotheken. Nam de Vereniging van Openbare Bibliothe ken een deel van de activiteiten van de LibrarySchool over? Ik ben benieuwd (lacht). Ik vrees dat het vooral dreigt te evolueren naar cursussen, die dan nog eens hoofdzakelijk marketinggericht zijn, public affairs en dat soort dingen. Ook belangrijk maar niet wat wij voor ogen hadden.
“Met de LibrarySchool hoopten we om jonge mensen, met denk- en ontwikkel kracht, mee te krijgen. En met hen na te denken over de toekomst van de openbare bibliotheek.”
En het Vlaamse verhaal van de Academie voor Morgen? Dat is een direct gevolg van de LibrarySchool. Maike Somers, een van de studenten van de LibrarySchool, vond het zo belangrijk wat er daar gebeurde, ook voor Vlaamse bibliotheken en cultuurcentra. En LOCUS heeft daar de organisatie van op zich genomen. Zij zijn in Vlaanderen dus bezig met wat we in Nederland altijd wilden. De doelgroep is wel iets breder omdat de Vlaamse cultuurcentra er zijn bijgekomen. Vlaanderen is ook anders dan Nederland, de bibliotheken zijn er anders georganiseerd. Maar de uitgangspunten en leermethodes zijn wel dezelfde. Idem dito voor het curriculum. Volg je de Academie voor Morgen op de voet? Ja, ik ben er erg bij betrokken. Bert Mulder en ik, wij verzorgden de opzet en het curriculum van de LibrarySchool en doen dit nu ook voor de Academie. Ik volg dus niet alleen, ik doe het gewoon! > Voor meer informatie over de Academie voor Morgen kan u terecht op http://www.locusnet.be/portaal/Locus/ LokaalCultuurmanagement/Academie%20voor%20 Morgen/
META 2014 | 7 |
29
trend
Mobiliteit van cursisten in Bibliotheekschool Gent Peter Van den Broeck, Bibliotheekschool Gent
De mobiliteit van cursisten in de Bibliotheek school Gent kan vanuit verschillende invalshoeken worden bekeken: • mobiliteit binnen de Graduaatsopleiding zelf; • mobiliteit tussen de verschillende afdelingen van de Bibliotheekschool: verschuivingen tussen het Graduaat en de verschillende initiatieopleidingen: Initiatie BDI-kunde, Initiatie Erfgoed en Initiatie Archiefkunde; • mobiliteit tussen de verschillende Graduaats opleidingen in Vlaanderen. Daarbovenop is er een aparte vorm van mobiliteit die samenhangt met het gecombineerd onderwijs.
In de Graduaatsopleiding De mobiliteit binnen de Graduaatsopleiding is mogelijk door de opbouw van het curriculum. Het oude structuurschema (geldig tot 30-6-2014) was volledig modulair opgebouwd. Hierdoor ontbrak elke vorm van volgtijdelijkheid tussen de verschillende modules, zodat de cursisten op elk moment konden inschuiven in de loop van het curriculum. Voor geen enkele module waren instroomvoorwaarden gedefinieerd. In het nieuwe structuurschema (dat inging op 1-9-2014) hebben we weer een beperkte volgtijdelijkheid ingevoegd die voortvloeit uit de centrale rol die het werkplekleren nu inneemt in het curriculum 1. Dit betekent dat voor elke fase van het werkplekleren instroomvoorwaarden gelden, waardoor het werkplekleren de belangrijkste leerlijn wordt in de opleiding. Een beperkt aantal theoretische modules wordt in de volgtijdelijkheid betrokken om de cursisten die bagage te geven die hun werkplekleren zinvol maakt. De overige theoretische modules kunnen op elk tijdstip worden gevolgd, maar hun inhoud is wel expliciet verbonden met het werkplekleren.
Tussen de afdelingen Ook tussen de verschillende afdelingen van de Bibliotheekschool is er een vrij drukke mobiliteit. Van de 105 graduaatscursisten in het schooljaar 2013-2014 hadden er 17 de Initiatie BDI-kunde gevolgd (15 in de Bibliotheekschool Gent en 2 elders). 4 cursisten combineerden het Graduaat met de Initiatie Archiefkunde en 1 met de nog prille opleiding Behoudsmedewerker Erfgoed. Zo goed als alle cursisten die starten in het Graduaat zonder eerst de Initiatie 3 0 | META 2014 | 7
BDI-kunde gevolgd te hebben, kiezen ervoor om tijdens hun Graduaat toch het certificaat van de Initiatie te behalen. Hiervoor volgen ze in Gent 1 extra vak binnen de initiatie BDI. 3 cursisten combineerden de Initiatie Archiefkunde en de Initiatie Behoudsmedewerker Erfgoed.
In Vlaanderen Dankzij het gemeenschappelijke curriculum van de verschillende Graduaatsopleidingen in Vlaanderen, was ook daar mobiliteit mogelijk. In Gent combineerde bijna 10 procent van de cursisten verschillende Graduaatsopleidingen, voornamelijk om hun opleiding sneller te kunnen afwerken. Niet alle opleidingen richten elk jaar immers alle modules in. Of die mobiliteit blijft bestaan, zal ervan afhangen of de andere Graduaatsopleidingen het nieuwe structuurschema van de Bibliotheekschool Gent ook implementeren.
Gecombineerd onderwijs Het gecombineerd onderwijs, een combinatie van contact- en afstandsonderwijs, is een bijzondere vorm van mobiliteit. In een gecombineerde module wordt minimaal 25 procent van de lestijden op afstand georganiseerd via opdrachten die de cursisten thuis kunnen uitvoeren op een ogenblik dat hen het beste uitkomt. Afstandsonderwijs verloopt via een elektronisch leerplatform en kan worden gecontroleerd door inspectie en verificatie.
1 Zie het schema van het artikel over “Het nieuwe structuurschema van de Bibliotheekschool Gent” op www. vvbad.be. 2 De modules Wetenschappelijke en Speciale Bibliotheken, Communicatievaardigheden A, Bibliotheekautomatisering A,
In de Bibliotheekschool Gent werden voor het oude structuurschema 5 modules in afstand aangeboden (+ 25 procent). Voor het nieuwe structuurschema hebben we een aanvraag ingediend voor 6 modules (+ 25 procent) 2. In de Initiatie BDI-kunde ten slotte worden 2 modules gecombineerd aangeboden 3.
Informatieaanbod voor Openbare Bibliotheken, Inhoudelijke Documentbeschrijving A, Formele Documentbeschrijving. 3 De modules Bibliotheekautomatisering en Inhoudelijke Ontsluiting.
uitgepakt
Lossless Bert Lemmens, Packed vzw
Lossy codecs gebruik je om de omvang van je digitale bestanden te verkleinen en ze sneller toegankelijk te maken op het web. Daarbij maak je een afweging, naargelang de eisen die je aan een raadplegingsbestand stelt, tussen het verlies aan kwaliteit en de snelheid en opslagruimte die je wint. Kan je eenzelfde afweging ook maken voor een archiveringsbestand? En is een lossless codec dan de oplossing om opslagruimte te sparen zonder kwaliteit te verliezen? Deze Uitgepakt gaat over de vraag wanneer lossless echt lossless is. Of een lossless codec echt opslagruimte spaart. En waarom geen of lossless compressie een must is voor digitale preservering. De vorige Uitgepakt legde uit dat compressie een extra stap is in het digitaliseringsproces, bovenop de eigenlijke omzetting van analoog naar digitaal: Je maakt een digitaal bestand kleiner met behulp van een codec. Lossless codecs zijn codecs waarbij het compressie-algoritme volledig omkeerbaar is: wanneer je een reeks nullen en enen comprimeert en decomprimeert krijg je exact dezelfde reeks nullen en enen terug. Helaas laten lossless codecs ‘in het wild’ zich niet zo eenvoudig in een hokje stoppen. In de omgang worden ze vaak omschreven als codecs waarmee je kan comprimeren zonder kwaliteitsverlies. Een volledig omkeerbaar compressie-algoritme sluit inderdaad kwaliteitsverlies uit. Maar omgekeerd is niet elke codec die comprimeert zonder kwaliteitsverlies ook volledig omkeerbaar. Er doen twee interpretaties de ronde wat zonder kwaliteitsverlies precies betekent.
Wiskundig of visueel De ene is de wiskundige interpretatie: Er gaan geen bits verloren. De bitsequentie voor en na compressie is exact dezelfde. Dit noemt men mathematisch lossless compressie. De andere is de visuele interpretatie: Er gaan geen pixels verloren. Het beeld voor en na compressie ziet er hetzelfde uit. Dit noemt men visueel loss less compressie. Visueel lossless compressie is echter uiterst subjectief. De beoordeling of de pixels in een beeld dezelfde zijn voor en na compressie is afhankelijk van de expertise van de kijker. Onvermijdelijk speelt ook de kwaliteit van het gebruikte beeldscherm een rol in de beoordeling, waardoor het voor de kijker onmogelijk is uit te maken een afwijkende pixel veroorzaakt is door de codec dan wel door de
hardware. In de praktijk blijkt visueel lossless compressie vaak gewoon lossy compressie te zijn, waarbij het beeldscherm het kwaliteitsverlies verdoezelt. De compressie ratio van mathematisch lossless compressie is vaak dan weer teleurstellend. De codec is afhankelijk van het aantal herhaalde patronen dat hij kan herkennen. Hoe minder redundatie, hoe kleiner de compressieratio. Toch kan een lossless codec significante hoeveelheid opslagruimte besparen, maar je haalt nooit tot de efficiëntie van een lossy codec. 1 Wanneer je echter digitaliseert met het oog op preservering, restauratie of substitutie van het analoge origineel, blijft een lossy codec uit den boze. Kwaliteitsverlies uit zich in digitale artefacten zoals vervaging, blokvorming, flikkering en kleurafwijkingen. Het kwaliteitsverlies dreigt te verergeren wanneer het bestand omgezet wordt naar een ander lossy formaat — het zogenaamde digitale generatieverlies. Geen of mathematisch lossless compressie blijft in deze gevallen de norm. Kleurcorrecties of andere beeldrestauraties vereisen dat je over zo veel mogelijk beeldinformatie beschikt. En het vergroot de kans dat de beelden die je vandaag maakt er op de apparaten van morgen nog steeds goed uitzien.
Ook lossless codecs kunnen heel wat ruimte besparen. Foto: © The U.S. Nation.al Archives.
1 Een voorbeeld voor digitale video maakt dit duidelijk: 1 uur ongecomprimeerde digitale video omzetten naar een lossless FFV1 bestand levert een reductie van 100Gb naar 45-50Gb op. Maar een omzetting naar een lossy MPEG2 levert makkelijk bestanden kleiner dan 25Gb. Voor meer details, zie: Emanuel Lorrain, Een beknopte gids voor het kiezen van een digitaal videoformaat voor archiveringsbestanden,
> Dit artikel werd bezorgd door PACKED vzw dat als expertisecentrum digitaal erfgoed kennis, ervaring en deskundig-
in: SCART, PACKED, maart 2014. Zie: http://scart.be/?q=nl/content/
heid omtrent digitaal erfgoed centraliseert en verspreidt.
een-beknopte-gids-voor-het-kie-
Vragen voor PACKED vzw zijn welkom via info@packed.
zen-van-een-digitaal-videoformaat-
be.
voor-archiveringsbestanden
META 2014 | 7 |
31
essay
De vakman en prioritering in de conservering van papieren erfgoed Lezing ter gelegenheid van het vijfjarig bestaan van de opleiding ‘Restauratievakman voor boeken en archief’ in Brugge Marijn de Valk, zelfstandig boekconservator - restaurator
Het is niet langer not done om met je handen zwaar — er wordt hard gewerkt aan steeds betere cursussen, er te werken. Maar de ambachtseconomie in zijn zijn voldoende cursisten en er zijn gerenommeerde restauratoalgemeenheid, is kwetsbaar door een tekort ren die de examens afnemen. De opleiding trekt mensen uit de aan vakmensen. Dit geldt ook voor het beroep omgeving, maar ook heel gemotiveerde mensen van ver aan. van boek- en papierrestauratoren. Oorzaken En dus zijn er nu, heel gewoon, capabele en gekwalificeerde zijn het gebrek aan opleidingen, de beperkte vakmensen op de arbeidsmarkt. arbeidsmarkt en soms de attitudes van de vakGebrek aan opleidingen mensen, de restauratoren zelf. Een ander aspect in verband met de schaarste aan goede boekrestauratoren, is het feit dat het vak niet alleen hoog opgeleide boeken papier-restauratoren nodig heeft, maar ook goede vakmensen van middelbaar niveau. Werkmensen die hard nodig zijn om het uitgezette beleid uit te voeren met alle inzicht en kunde. Mensen die als geen ander geschikt zijn voor het uitvoerende conserveringswerk in archieven en bibliotheken. De opleiding ‘Restauratievakman van boeken en papier’ in Brugge komt aan deze vraag tegemoet met een opleiding voor specialistisch vakmanschap waarin ambachtelijkheid gesteund wordt door een goede theoretische achtergrond. Dit essay is een bewerking van de lezing gegeven ter gelegenheid van het vijfjarig bestaan van deze opleiding op 27 juni vorig jaar. Lof Vijf jaar geleden is in Brugge gewoon een opleiding gestart. Weliswaar voortbouwend op de expertise van een cursus die al bestond, maar toch, een nieuwe opleiding met een nieuw elan. De opleiding is tot stand gekomen door de samenwerking van de opleidingspartner Syntra West en verschillende cultureelerfgoedpartners in West-Vlaanderen, te weten: het Rijksarchief, het Stadsarchief Brugge, de Openbare Bibliotheek, het archief van het OCMW, de archieven van het Grootseminarie en het Bisdom en de Erfgoedcel Brugge. De mensen die hierbij betrokken waren, en nog zijn, hebben hiermee een heel bijzonder initiatief genomen. Inmiddels zijn hier nog twee nieuwe partners bijgekomen: de Provincies West- en Oost-Vlaanderen. Er is pragmatisch gestart, maar ook met visie, omdat er een behoefte was aan vakmensen. Er zijn prima docenten gevonden, er is een stevig lesprogramma opgezet — kort, maar vrij 3 2 | META 2014 | 7
Kort kan het beeld geschetst worden van de andere opleidingen voor boek- en papierrestauratoren in Vlaanderen en Nederland. Er was de opleiding aan de academie in Antwerpen met de richting conservatie. Deze is afgelopen jaar ingekanteld in de Universiteit van Antwerpen. Er zijn studio’s gespecialiseerd in verschillende materiaalsoorten; voor de conservering van textiel, van polychromie, van metaal, hout en schilderijen. Er is ook een kleine richting voor papierconservering, maar die is niet uitgebouwd tot de conservering van boeken en archief. Als gevolg van de systematische verwaarlozing van deze studierichting de afgelopen tien jaar, is er geen lesprogramma, is de begeleiding door de vakdocent minimaal en is de outillering van deze studio onvoldoende. Dit heeft tot de vreemde situatie geleid dat afgestudeerden in Antwerpen zich soms bijscholen in Brugge. Terwijl het diploma van de cursisten in Brugge op de arbeidsmarkt minder gewaardeerd wordt dan dat van de academie. Dan is er nog de nieuwe opleiding restaurator aan de Universiteit van Amsterdam, die maar liefst zeven jaar duurt. Deze opleiding levert goede restauratoren af, mensen op hoog niveau. Mensen met veel theoretische kennis, die echter nog weinig gelegenheid gehad hebben praktijkervaring op te doen. Dus wanneer je er voor kiest boekrestaurator te worden met een praktische inslag, moet je op dit moment in Brugge zijn. Hierbij denk ik dan aan de intro in de boeken van Asterix en Obelix; “Nergens….in heel Gallië? Nergens? Nee, een kleine nederzetting bleef moedig weerstand bieden…” De dapperste der Galliërs dus … hier in Brugge. Tot zover mijn lofrede, en dan zou ik nu graag focussen op de ‘omringende legerplaatsen’.
Ontwikkelingen in het vak Ik merk tijdens mijn werk dat opdrachtgevers en collega’s vaak de mening zijn toegedaan dat alleen de restauratoren van de gevestigde orde in aanmerking komen voor conserveringswerk. En wanneer ik opper dat men voor bepaalde opdrachten zeker ook afgestudeerde restauratievaklui met een Cores-label kan benaderen, reageert men soms verschrikt of zelfs afkerend. Helaas. En zo blijkt het ook niet mogelijk voor cursisten van
essay
> Zie ook p. 24-25
Dus wanneer nu gezegd wordt dat mensen met een opleiding in het middenkader, zoals hier in Brugge, op grond van hun opleiding niet geschikt zijn voor bepaalde opdrachten, dan krijg ik het helemaal warm. Dat is niet eerlijk en klopt ook niet met de realiteit. De opleiding is de start, maar wat daarna telt is de juiste instelling ten opzichte van het materiaal én de werkervaring.
Opdracht voor opdrachtgevers
Het droogreinigen van een perkamenten boekband tijdens eerstelijnsconservering.
Cores om lid te worden van de bestaande vakverenigingen, wat zeker tot spanningen in het werkveld leidt. Maar wat kenmerkt de gevestigde restauratoren? Veel mensen van de oude garde zijn zelf ooit als boekbinder begonnen. Mensen die nu rond de zestig zijn. Er bestonden in hun tijd immers nog geen opleidingen voor boekrestauratie. Men volgde cursussen, soms in het buitenland, en langzaam ontstond het bewustzijn dat een oud boek niet herbonden moest worden in een degelijke, eigentijdse band. Of in tenenkrommende imitatie van een oude band. In 1984 werd de opleiding het HICOREB opgericht, een privéinitiatief in Gent. Deze opleiding heeft zes jaar bestaan. En in Amsterdam startte in 1980 de Opleiding Restauratoren. Iedereen leerde bij, er werden vaktijdschriften opgericht, technieken verbeterden en er werd nagedacht over de ethiek van de restauratie. Deze ontwikkeling gaat nog steeds door. Nu is zelfs het woord ‘restauratie’ bijna ouderwets en dienen we te spreken over ‘conservering’ en het behoud van alle historische lagen van een boek. Alle oude rotten in het vak weten dat zij zelf hun kennis bij elkaar hebben moeten sprokkelen. Wanneer ze geluk hadden met een goede opleiding als start, hebben ze daarna met cursussen en andere vormen van permanente educatie en vooral veel oplettend werken, ervaring opgedaan. Waarom dan nieuwe vakmensen niet dezelfde kansen gunnen? Ik vind dat we alle nieuwe vakmensen moeten koesteren en blij moeten zijn met nieuw bloed. Ik zal mij er altijd van bewust zijn dat dit vak staat of valt met ervaring. Wanneer ik naar mijzelf kijk, dan was ik na mijn opleiding aan het HICOREB blij met een duidelijke, afgebakende job bij het Rijksarchief in Zeeland om affiniteit te krijgen met het materiaal, om daarna langzaamaan het vertrouwen te krijgen van derden (en van mijzelf!) en zo evalueerde ik geleidelijk aan van archiefrestaurator naar een boekconservator die aan topstukken mocht werken en ben ik op dit moment meer bezig met beleidsmatig werk en de begeleiding van projecten. Werk dat ik zeker niet had aangekund wanneer ik pas van een opleiding kwam.
Ik begrijp heel goed dat deze situatie het voor opdrachtgevers natuurlijk moeilijk maakt de juiste mensen te selecteren voor conserveringswerk. Maar om het vak vooruit te helpen, denk ik dat opdrachtgevers de verantwoordelijkheid hebben iedereen kansen te geven, op verschillende niveaus. Een goede opdrachtgever zou onderscheid kunnen maken tussen: Ten eerste het werk aan boeken die bij een goede boekbinder herbonden mogen worden. Ten tweede het werk aan boeken en archieven die op een verantwoorde, maar efficiënte manier geconserveerd moeten worden (denk aan het behandelen van charters, aanvezelwerk en de behandeling van bijvoorbeeld series registers, maar ook het uitvoeren van depotcontroles en het maken van schade-inventarisaties). En ten derde de behandeling van topstukken, het initiëren en uitvoeren van onderzoek en het uitdenken van nieuwe methodes . Voor elk van de drie niveaus zijn andere mensen nodig, met een andere aanpak, waarbij ik de mensen met een Cores-label onder het tweede punt schaar. Dit onderscheid in niveaus spaart geld, want een restaurator met veel ervaring is te duur om een hele dag aan te vezelen. En daarbij mag je je ook afvragen of zo iemand genoeg ervaring heeft, omdat hij dit soort werk misschien niet dagelijks uitvoert. Van de opdrachtgever vraagt dit inzicht in de werksoorten. Een goede opdrachtomschrijving is van belang en een degelijke nabespreking van opdrachten, zodat restauratoren weten dat ze gevolgd worden en dat ze er niet alléén voorstaan wanneer er moeilijke beslissingen genomen moeten worden. Een voorbeeld van deze manier van werken is de eerstlijnsconservering van bibliotheken, die gebaseerd is op het stellen van prioriteiten en werkdeling. Een boekrestaurator maakt de keuzes en kijkt wie, welke werksoort aankan. Deze activiteiten worden vervolgens geclusterd. In de behandeling gaat het altijd om snelle, maar verantwoorde oplossingen met moderne materialen, maar er wordt ook heel bewust voor gekozen bepaalde handelingen niet uit te voeren. Een boek is in zo’n geval niet helemaal af, maar functioneert wel weer voor de gebruiker, of ziet er weer netjes uit in de kast. Er wordt in dit concept gewerkt met restauratoren, maar ook met vrijwilligers en met het eigen personeel van een bibliotheek. Het aantal behandelde boeken verschilt met de gemaakte keuzes en uit te voeren handelingen. Maar met een team van vier mensen kunnen circa 50 boeken per dag een behandeling krijgen en 1000 per maand. Dit is bij uitstek werk waar veel vakbekwame handen voor nodig zijn, Cores-mensen bijvoorbeeld en dit geldt natuurlijk ook voor al het werk in de archieven. Van de gespecialiseerde, begeleidende restaurator vraagt dit werk een heel andere insteek, dan wanneer hij dagen bezig is met
META 2014 | 7 |
33
essay
één object. Hij moet oog hebben voor de kwaliteit, maar daarnaast ook voor de kwantiteit. Met beiden zijn instellingen gebaat.
Attitudes van de restauratoren En zo kom ik bij de attitudes van de restauratoren zelf. Die dus in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw hun boekbindersschorten hebben verwisseld voor witte jassen. Die ontwikkeling is heel goed geweest voor het bewustzijn in de sector en een zorgvuldige en terughoudende manier van werken. En in het verleden is ook steeds gebleken dat nieuwe ontwikkelingen gestimuleerd zijn door ambachtsmensen die zich ontwikkelden tot wetenschappers. Maar het is niet verstandig elk stuk te behandelen alsof het een prent van Rembrandt is of een twaalfde-eeuwse Brugse cisterciënzerband. Ik vind dat het nu tijd wordt voor iets meer realisme. Verstandig materieel behoud staat of valt met het stellen van prioriteiten en het maken van de juiste keuzes. Het blijkt echter dat sommige restauratoren niet gelukkig worden van deze werkwijze. Men is gewend een boek van het begin tot het eind af te werken. Het vraagt een andere manier van denken. En men is over het algemeen niet gewend om te gaan met verschillende niveaus in ervaring en opleiding. Daarnaast zijn restauratoren soms ook erg gesloten. Terwijl er juist nood is aan goede stageplaatsen in Vlaanderen waar cursisten zich verder kunnen ontwikkelen. Deze zijn op dit moment bijna niet te vinden.
De toekomst In de vorig jaar verschenen nota van de Vlaamse Erfgoed bibliotheek De wet van de remmende achterstand geven de ondervraagde bibliotheken duidelijk aan dat er een grote behoefte is aan expertise, intern en extern, op het gebied van behoud van het cultureel erfgoed. Het is natuurlijk crisis. Maar ik denk dat wanneer restauratoren aanvoelen welke behoeften er leven in de archieven en bibliotheken en ze in staat zijn daar op in te spelen, er wel degelijk werk is. Ze zullen zich moeten bewijzen en de instellingen moeten de nieuwe vakmensen een kans geven. Als dat gebeurt, kan er een nieuwe generatie ontstaan. Een generatie die voort bouwt op de reeds ontwikkelde expertise van de oude garde, maar die daarnaast in staat is pragmatisch verantwoord te handelen.
Ambacht/vakmanschap Hierbij wil ik ook stilstaan bij het woord ‘ambacht’ en wat daar in deze context verband mee houdt. Ambacht is een oud woord. In essentie is een ambacht “handwerk dat aangeleerd wordt om een beroep mee uit te oefenen en gericht is op enkele materiële stukken”. Het woord wordt echter te pas en te onpas gebruikt wordt en heeft verschillende associaties. In de middeleeuwen hield het woord verband met professionaliteit en beroepseer en kon je je niet zomaar aansluiten bij een gilde. Nu echter zijn er “ambachtelijk gemaakte pralines” (dat zijn lekkere pralines, dat is duidelijk), en de confituur in de supermarkt, die door moet gaan voor huisgemaakt, heeft een rood-met-wit bedrukt dekseltje, alsof het een doekje is, dan verkoopt hij beter. Maar aan de andere kant spreken we niet van een ambachtelijke tandarts of chirurg. Dan is de associatie juist weer te grof en kneuterig. En dat is een ‘ambachtenmarkt’ al helemaal. Trekt veel bekijks, maar doet niet direct denken aan kwaliteit. Ik zie dan eerder stevig handgemaakt keramiek voor mij. 3 4 | META 2014 | 7
Moderne restauratoren hebben zich tijdens hun emancipatie gedistantieerd van het ambacht. Maar ik denk dat het belangrijk is dat de ambachtelijke component in het vak opnieuw gewaardeerd wordt. Het is zó belangrijk dat iemand die aan historisch materiaal werkt, echt handig is, feeling heeft met het materiaal dat hij onder handen heeft en de praktische kant van het vak goed beheerst. En dat is niet vanzelfsprekend. Het gaat hier om voortdurende oefening en een specifieke intelligentie. Slechts weinig mensen hebben deze vereiste vaardigheden in de vingers. In een publicatie die verscheen bij de campagne ’Handmade in Brugge’ , en die het vakmanschap binnen Brugge promoot, wordt gesproken van “De Universiteit van de handen”. Dat is misschien grappig, maar het is geen onzin. En de intenties van het parallelle project ‘Brugge Letterenstad’ sluiten absoluut aan bij de ambities van de opleiding. Oude ambachten beleven een revival en de klassen voor vakopleidingen stromen vol met hoger opgeleiden. Dat gaat van glazenier, steenhouwer tot meubelmaker en dakdekker tot boekbinder. We hebben ons jaren gericht op de kenniseconomie. Hoe hoger je opleiding, hoe beter je terecht zou komen in het leven, was de gedachte. Maar steeds vaker ontstaat het besef dat je ook met handenarbeid kunt excelleren. De ambachtseconomie is een vergrijsde sector en in tijden van crisis biedt een vakopleiding aan werkeloze hoog opgeleiden een alternatief. Bovendien ziet een ambachtsman altijd resultaat van zijn werk en dat geeft veel voldoening. Het werk is afwisselend en geeft veel vrijheid om de eigen tijd in te delen. Japan is een land waar goede ambachtslieden nog enorm gewaardeerd worden. Daar weet men dat voor het uitvoeren van een enkele handeling soms jaren oefening nodig is. En ook financieel wordt het werk van een ambachtsman in Japan goed gewaardeerd. Ik weet niet of er, toen de naam voor de opleiding gekozen werd, ook het woord ‘ambacht’ is overwogen, maar ik vind het heel goed dat er voorbij is gegaan alle interpretaties van het woord en dat de opleiding opleidt tot ‘restauratie VAKMAN’. Een vakman in de praktische en theoretische zin, maar die wel het ambachtelijke aspect in zich draagt. Het is een ‘titel’ om fier op te zijn.
Gouden handen Ik heb twee zonen. De oudste kan vrij goed leren. Maar daarnaast — en dat zeggen we niet hardop — is hij eigenlijk heel onhandig. Of de jongste kan leren weet ik nog niet want hij is pas negen jaar. Maar hij heeft in elk geval gouden handjes. Met veel geduld en eindeloos veel concentratie krijgt hij van alles voor elkaar. Wanneer hij bezig is, denk ik af en toe dat ik toch eens moet gaan kijken om hem te helpen. Maar over het algemeen is dan al klaar wat hij in zijn gedachten had. Stel dat hij over tien jaar zou besluiten de opleiding ‘Restauratievakman boeken en archief’ te gaan volgen hier in Brugge, dan weet ik zeker dat ik heel trots zou zijn. En dan hoop ik natuurlijk dat Martine Eeckhout hier nog werkt. Of, wanneer ze met pensioen is, dat ze haar lesmethoden en inspiratie heeft over kunnen dragen aan anderen. En dat ze dan af en toe nog eens gastlessen komt geven. Tot slot wens ik de opleiding een mooie toekomst toe, en alle erkenning die ze verdient!
COLUMN
Lost in Translation of gewoon balorigheid? Noël Geirnaert
Wellicht herinneren veel lezers zich nog de film Lost in Translation uit 2003, van de Amerikaanse cineaste Sophia Coppola. Twee Amerikanen, een jonge vrouw en een man van zeer middelbare leeftijd lopen elkaar tegen het lijf in Tokio, een stad waarop ze geen greep krijgen en waarin ze letterlijk en figuurlijk verloren lopen. In mijn stad lopen veel Japanners rond, meestal in groep en deskundig rondgeleid door eigen gidsen. Een enkeling maakt zich wel eens los uit de groep en gaat alleen door de stad zwerven. Zo iemand raakt dan ook ‘Lost in Translation’. Enkele weken geleden, op een zomerse ochtend, meldde een Japanse meneer zich aan bij de receptie van het Brugse Stadsarchief. Eigenlijk hebben wij wel wat ervaring met Japanse onderzoekers. In Japan bestaat belangstelling voor de Vlaamse en de Brugse geschiedenis, onze bibliotheek bezit een aantal studies in het Japans, gebaseerd op Brugs archiefmateriaal en geschreven door Japanse
historici die ons archief hebben bezocht. We maakten ook al kennis met Japanse tv-ploegen. De man die zich aan onze balie aanmeldde kon echter geen duidelijke onderzoeksvraag formuleren: het moest gaan over de Brugse stadswallen, maar voor Noël Geirnaert is hoofdarchivaris van het de historische kaarten op onze website Brugse Stadsarchief. Noël is al jarenlang had hij geen belangstelling, hij wou “oliactief in de VVBAD, als bestuurslid van ginal documents”, geen “maps”. Toen de sectie AHD, als lid van de Raad van bleek dat hij de Japanse literatuur over Bestuur, en last but not least als lid van de de Brugse geschiedenis helemaal niet redactie van META, tijdschrift voor bibliokende en zeker ook niets afwist van al theek & archief. Eerder bewees hij zijn kunbestaande bronnentoegangen, ging onze nen al bij Bibliotheek- & archiefgids. alerte baliemedewerkster op Google op zoek naar de naam van de man, zoals hij die in hoofdletters in het aanwezigheidsregister en op zijn inschrijvingsfiche had die hij had gekregen, maar hij vroeg geen genoteerd. En wat bleek? De beroemdste “oliginal documents” meer aan. Tegen de Japanse stripfiguur, zeg maar de Japanse middag verliet hij stilletjes ons gebouw. Kiekeboe, zat in onze leeszaal! Wou hij ons verschalken met oneerlijke bedoelingen? Verveelde hij zich in onze Kiekeboe werd de rest van de ochtend stad en was hij wat balorig tegenover volmet rust gelaten in onze leeszaal maar hij gens hem al te nieuwsgierige baliemedewerd wel nauwlettend in het oog gehou- werkers? Of was hij ‘Lost in Translation’? den. De man bladerde wat in de boeken We zullen het nooit weten.
cult
citaat
“(…) ík ben de minister van Cultuur en men moet de
dialoog met míj aangaan. Ik lees het regeerakkoord zoals
het er staat. Ik hoef de logica achter elke zin niet te
weten. Dat biedt een grote vrijheid. Misschien wel meer
dan wanneer je alles van a tot z mee onderhandeld hebt.” Sven Gatz in De Standaard, 5 september 2014
META 2014 | 7 |
35
trend
Beheren, verzorgen of uitbouwen? Competenties vatten in beroepskwalificaties voor de bibliotheeksector Bruno Vermeeren, VVBAD
In het kader van de Bologna-hervormingen, ontwikkelde Europa een systeem om diploma’s binnen de EU beter te kunnen vergelijken: de Europese kwalificatiestructuur. Elke lidstaat ontwikkelt een eigen kwalificatiestructuur en relateert deze aan de Europese. Een kwalificatie is daarbij “een afgerond en ingeschaald geheel van competenties waarmee een beroep kan worden uitgeoefend” (beroepskwalificatie) of “die noodzakelijk zijn om maatschappelijk te functioneren en te participeren, waarmee verdere studies in het secundair of hoger onderwijs kunnen worden aangevat of waarmee beroepsactiviteiten kunnen worden uitgeoefend” (onderwijskwalificaties). Dat het een om een afgerond geheel gaat, betekent dat de competenties vastgelegd kunnen worden in een officieel document dat de actuele situatie weergeeft (en dus geen verwachte ontwikkelingen). Die beschrijving moet vijf zogenaamde ‘descriptorelementen’ omvatten. ‘Kennis’ en ‘vaardigheden’ zijn evident als het over competenties gaat. Daarnaast moet ook aangegeven worden binnen welke context ze uitgeoefend worden, over hoeveel autonomie de beroepsbeoefenaar beschikt en welke verantwoordelijkheid hij draagt. Deze laatste drie elementen zijn belangrijk voor de niveaubepaling of inschaling. Een opleiding voor een beroep dat uitgeoefend wordt in een complexe omgeving, waarbij de persoon in kwestie over grote zelfstandigheid beschikt en veel verantwoordelijkheid draagt, zal hoger ingeschaald worden. Die inschaling is ook vereist om van een officiële kwalificatie te kunnen spreken. In Vlaanderen hanteert men daarvoor de Vlaamse kwalificatiestructuur, die acht niveaus omvat, waaronder secundair onderwijs (niveau 4), hoger beroepsonderwijs (niveau 5), bachelor (niveau 6), master (niveau 7) en doctor (niveau 8).
Evaluaties Zodra ze erkend zijn, vormen beroepskwalificaties een volwaardige vervanging voor de 3 6 | META 2014 | 7
beroepscompetentieprofielen van de SERV uit 2009. De fiche K160101 uit de databank Competent van de SERV voldoet immers niet, zoals we eerder al argumenteerden (META 2013/8). De kwalificaties zijn ook voor de sector nuttig. Ze kunnen inspiratie bieden bij het opstellen van vacatures en functieprofielen en een houvast bieden bij evaluaties. Bij het opstellen en verdedigen van een organigram wordt ook de inschaling een belangrijk element. Beroepskwalificaties worden opgesteld door de sector, terwijl onderwijskwalificaties opgesteld worden door onderwijsinstellingen. Het Agentschap voor Kwaliteit in Onderwijs en Vorming (AKOV) zorgt voor de nodige ondersteuning. De inschaling gebeurt door een onafhankelijke commissie met vertegenwoordigers van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor), de VDAB en SYNTRA Vlaanderen. Inhoudelijke expertise is daar dus niet aanwezig en de opstellers van een dossier krijgen ook geen kans om hun werk voor te stellen. Uiteindelijk is het de Vlaamse regering die de kwalificatie erkent. Voor de bibliotheek- en archiefsector is er nog geen erkende onderwijskwalificatie, wel één erkende beroepskwalificatie, die van bibliothecaris/informatiemanager. Deze werd in maart 2013 ingeschaald op niveau 7 (master). Nochtans diende de sector, vertegenwoordigd door FARO, LOCUS, het Vlaams Overlegorgaan inzake Wetenschappelijk Bibliotheekwerk (VOWB) en de VVBAD in november 2012 twee dossiers in. Het inschalingsadvies voor het tweede dossier, namelijk niveau 4 (secundair
trend
onderwijs) was voor de sector echter niet aanvaardbaar. Na overleg tussen de sector en de kabinetten van Cultuur en Onderwijs, werd beslist om te gaan voor een drieledige beroepenstructuur in plaats van een tweeledige. Het dossier bibliotheekmedewerker/informatiebemiddelaar werd door de vertegenwoordigers van de sector opgedeeld in een dossier bibliotheekmedewerker/informatiemedewerker en een dossier bibliotheekdeskundige/informatiedeskundige. De medewerker staat in voor de uitvoerende taken, terwijl de deskundige meer gespecialiseerde opdrachten op zich neemt en/ of een project of een team leidt.
“Deskundigheid opbouwen” Het dossier uit 2012 bevatte 8 competenties voor de medewerker. “Administratie verrichten”, “functioneren binnen de organisatie” en “ruimte en infrastructuur beheren” werden bijna ongewijzigd opgenomen op het uitvoerende niveau. De overige competenties komen zowel bij de deskundige als bij de medewerker voor, telkens met een andere nuance. Zo wordt “activiteiten organiseren” op uitvoerend niveau “meewerken aan activiteiten” en bij de deskundige “coördineren en organiseren van activiteiten of projecten”. Werkwoorden zijn belangrijk! Het is de medewerker die “de bibliotheekgebruikers begeleidt”, de deskundige die “instrueert en vormingen organiseert”. De medewerker “verstrekt informatie”, de deskundige “gespecialiseerde informatie”. De collectie of het informatieaanbod wordt “verzorgd” en “toegankelijk gemaakt” door de medewerker en “uitgebouwd” door de deskundige die de toegankelijkheid ervan “optimaliseert”. Aan beide dossiers werd de competentie “deskundigheid opbouwen” toegevoegd. Van het middenkader wordt op dat vlak meer eigen initiatief verwacht dan van de uitvoerende medewerkers. De deskundige “organiseert de interne kwaliteitszorg volgens het uitgestippelde beleid” en “leidt operationeel een (project)team”. Die twee competenties werden door de werkgroep toegevoegd.
Beide hebben voor- en nadelen. Zo zou een inschaling op niveau 5 aansluiten bij de huidige graduaatsopleidingen. Deze worden momenteel omgevormd tot HBO5-opleidingen. Om die omvorming te kunnen afronden, is er een beroepskwalificatie voor de bibliotheeksector op niveau 5 nodig. Dit diploma geeft ook toegang tot functies op B-niveau bij de openbare besturen. Voor studenten is doorstromen naar een eventuele masteropleiding nagenoeg onmogelijk. Een inschaling op niveau 6 biedt voor studenten betere vooruitzichten op vlak van tewerkstelling en verloning. De bestaande graduaatsopleidingen zullen in dat geval afgebouwd moeten worden, terwijl het onzeker is of een hogeschool een bibliotheekopleiding zal willen opstarten. Als dat zo is, wordt het mogelijk eerder een afstudeerrichting van een bestaande opleiding — sociaal-cultureel werk en communicatie worden hier wel eens genoemd, maar ook toegepaste informatica — dan een nieuwe bibliotheekopleiding. Bacheloropleidingen zijn minder strikt gebonden aan beroepskwalificaties dan HBO5-opleidingen, zodat de sector mogelijk aan invloed zal inboeten als het op de inhoud van de bachelor aankomt.
> Zie ook p. 8
Bij het ter perse gaan was er nog geen inschalingsadvies bekend voor de twee nieuwe dossiers. Wordt dus vervolgd.
Voor het dossier van medewerker verwacht de sector een inschaling op niveau 4, voor dat van deskundige wordt het allicht niveau 5 (hoger beroepsonderwijs) of 6 (bachelor).
META 2014 | 7 |
37
de vraag
Hoe maak ik een succesvolle tutorial informatievaardigheden? Jan Bollansée, KU Leuven Universiteitsbibliotheekdiensten
Informatievaardigheden (ook wel als mediawijsheid aangeduid, in het Engels information literacy) maken een belangrijk deel uit van de 21st century skills die we nodig hebben om succesvol te kunnen participeren aan de moderne kennissamenleving en informatiemaatschappij. We zijn er levenslang toe veroordeeld om de juiste vragen te stellen, snel en efficiënt goede bronnen te vinden, de gevonden informatie kritisch te evalueren en vervolgens op een legale en ethische manier te gebruiken. In het hoger onderwijs wordt gezocht naar nieuwe werkvormen die de persoonlijke ontwikkeling van de ‘millenniumstudent’ bevorderen en hem/haar aanzetten tot het zelfstandig verwerken van informatie en verwerven van kennis. In hun onderwijsondersteunende rol beschikken ook de hogeschool- en universiteitsbibliothecarissen over instrumenten om hun studentenpubliek informatievaardiger te maken. Een online tutorial is er daar één van.
Niet zomaar een handleiding Inhoudelijk biedt zo’n tutorial idealiter een totaalprogramma aan waarin alle aspecten van het begrip informatievaardigheden aan bod komen. Zoals gesneden brood, RFID-tags en draadloos printen moet de geïnteresseerde bibliothecaris de competenties en competentie-indicatoren waarover het gaat, niet meer zelf uitvinden of bedenken: er bestaan internationale standaarden waarin ze al beschreven zijn. Een voorbeeld daarvan zijn de Principles, standards and practice (Second edition) van het Australian and New Zealand Information Literacy Framework (ANZIL), die op hun beurt schatplichtig zijn aan de Information Literacy Competency Standards for Higher Education van de Association of College and Research Libraries (ACRL). De ANZIL-normen gelden voor de universiteitsbibliotheek van de KU Leuven en de werkgroep Bibliotheken van de Associatie KU Leuven al jarenlang als richtsnoer voor de strategische actielijn betreffende de ontwikkeling van informatievaardigheden. De zes basiscompetenties die daarin omschreven worden, bieden meteen een houvast voor de structuur van een tutorial, die overeenkomstig in evenveel modules kan worden opgedeeld. Die modules kunnen op hun beurt gestructureerd worden in verschillende hoofdstukken en puntjes, waarin 3 8 | META 2014 | 7
de meer concrete competentie-indicatoren behandeld worden. Bijvoorbeeld: één module kan gewijd zijn aan het zoeken naar informatie, met afzonderlijke onderdelen over het formuleren van een onderzoeksvraag, het bepalen van sleutelwoorden en zoektermen, het combineren van zoektermen tijdens zoekacties, en het uitvoeren van gerichte zoekacties op basis van één of meer referenties. In essentie is een tutorial dus geen handleiding voor het gebruik van zoekmachines, databanken en aanverwante toepassingen: hij behandelt veeleer de algemene principes die dat gebruik horen te sturen. Dat neemt niet weg dat praktische handleidingen toch ook geïntegreerd kunnen worden in een tutorial, in de mate dat ze aansluiten bij de besproken competentie. In een module over het correcte gebruik van informatie, met onderdelen over referentiesystemen, citatiestijlen en het vermijden van plagiaat, kan bijvoorbeeld plaats gemaakt worden voor een onderdeel over de beschikbare functionaliteiten in bibliografische beheertoepassingen.
Niet zomaar een online cursustekst Naar de vorm is een tutorial een online cursus informatievaardigheden waarin alle beschikbare middelen worden ingezet om de boodschap afwisselend en aantrekkelijk te verpakken en zodoende de nieuwsgierigheid en leergierigheid van de studenten te prikkelen. Het uitgangspunt kan een goed gestructureerde basistekst zijn waarin alle aspecten van de thematiek aan bod komen en de gestelde leerdoelen ook duidelijk geformuleerd staan. De tijd dat studenten braafjes lange teksten lazen, ligt echter al lang achter ons. Stukjes theorie zijn natuurlijk onvermijdelijk, maar die moeten overgoten worden met een saus waarvan
de vraag
‘multimedia’ en ‘interactie’ de hoofdingrediënten zijn. Afbeeldingen, kennisclips en instructiefilmpjes zijn onontbeerlijk om bepaalde zaken op heldere en attractieve wijze uit te leggen. Om efficiënt te zijn moet een cursus informatievaardigheden de student bovendien actief aan het werk zetten. Dat kan door middel van interactieve oefeningen. Bij het begin van een module of onderdeel laten die de student toe zich een idee te vormen van de competentie of competentie-indicator die aan bod gaat komen en van de mate waarin hij of zij die al beheerst. Tussendoor kunnen kleinere oefeningen ingelast worden om de aandacht bij de les te houden. Op het einde van een module is een oefeningenreeks of zelftest nuttig om de student te laten controleren of hij/zij de behandelde competentie al (enigszins) onder de knie heeft. Een online en dus permanent beschikbare tutorial is niet alleen bruikbaar als leerinstrument bij introductiesessies en colleges, maar kan ook als zelfstudiepakket aangeboden worden. Daarvoor moet wel met een aantal zaken extra rekening gehouden worden. Een heldere en goed doordachte structuur is een meerwaarde voor de cursus, maar de verschillende samenstellende modules en onderdelen moeten wel direct toegankelijk en raadpleegbaar zijn, naargelang de behoefte van de gebruiker: die mag niet verplicht worden om eerst modules 1 en 2 door te nemen als in module 3 de informatie staat die hij/zij nodig heeft. Een overzichtelijk navigatiemenu is dus ook belangrijk. Voorts is het aangeraden om bij het begin van elk onderdeel aan te geven welke voorkennis vereist is, welke de beoogde leerdoelen zijn en hoeveel tijd nodig is om het af te werken: zo weet de gebruiker goed wat hij/zij mag verwachten. Bij de oefeningen en zelftests moet die gebruiker onmiddellijk zinvolle feedback krijgen, die niet alleen zegt dat een antwoord juist of fout is, maar ook waarom dat zo is. Een laatste aandachtspunt is dat veel gebruikers nog altijd graag zaken afdrukken om ze offline na te lezen of in te studeren. In een multimediale en interactieve tutorial lenen niet alle onderdelen zich daartoe, maar waar mogelijk zijn printvriendelijke pdf-bestanden een nuttige aanvulling bij de online versie; zo bijvoorbeeld
Lynda.com is één van de grootste aanbieders van video tutorials.
samenvattingen die als afronding op het einde van een module of groter onderdeel staan.
Samenwerkingsproject binnen de bibliotheek Zowel in de fase van de voorbereiding en opbouw van een tutorial, als in de periode na de ingebruikname ervan, is het voor een bibliotheek belangrijk om meerdere medewerkers te betrekken bij het project en verantwoordelijk te maken voor het eindproduct. Ten eerste laat dit toe om het werk aan de inhoudelijke invulling en het uitdenken van een gevarieerd oefeningenaanbod te verdelen. Ten tweede vereist het aanmaken van kennisclips, instructiefilmpjes en interactieve oefeningen kennis en ervaring met een aantal nieuwe toepassingen. Een derde overweging is dat ook het effectief uitwerken en onderhouden van de tutorial als
META 2014 | 7 |
39
de vraag
geheel — hetzij als onderdeel van een bibliotheekwebsite, hetzij geïntegreerd in de elektronische leeromgeving — plus, in een later stadium, het onderhoud en de updating de nodige expertise vergt. Het is geen goede zaak als hooguit één of twee personen maar in staat zijn om al deze taken uit te voeren: zo wordt de bibliotheek vroeg of laat onvermijdelijk geconfronteerd met een flessenhals bij onderhoud en updating van de tutorial. Samenwerking, kennisdeling, flexibilisering en vernieuwing zijn met andere woorden de deviezen voor een bibliotheek die een tutorial met een lange houdbaarheidsdatum wil ontwikkelen en onderhouden. Om de gewenste samenwerking en kennisdeling mogelijk te maken, en bovendien omdat ICT-medewerkers tegenwoordig nog dun gezaaid zijn in bibliotheken, moet er ook over gewaakt worden om een tutorial niet te installeren op een aparte server die bijzonder onderhoud vergt, en om geen al te gespecialiseerde toepassingen te gebruiken bij de uitwerking ervan. Gelukkig is er heel wat software op de markt die geen geavanceerde programmeer- of voorkennis vraagt en gemakkelijk aan te leren is. Het contentmanagementsysteem (cms) Libguides van het bedrijf Springshare heeft de afgelopen jaren furore gemaakt als een erg gebruiksvriendelijk totaalpakket voor de aanmaak van online tutorials en gebruikersgidsen. Bibliotheken die tegen de licentiekost voor een heus cms opzien, hebben nog de keuze uit een groot arsenaal van toepassingen en online tool kits, waarvan sommige gratis zijn (bijv. Hot Potatoes, Xerte), andere betalend (bijv. screencastingsoftware zoals Camtasia of Captivate). Hoe lager de technologische drempel bij het gebruik van zulke toepassingen, hoe groter de pool van medewerkers die bij een tutorialproject betrokken kunnen worden.
Samenwerking met docenten en onderwijsverantwoordelijken De universiteits- en hogeschoolbibliothecaris is de afgelopen jaren hoe langer hoe meer tot het inzicht gekomen dat onderwijsondersteunende initiatieven het meest efficiënt en effectief zijn, als ze plaatsvinden in nauwe samenwerking met docenten en in directe aansluiting bij concrete opleidingsonderdelen. Dat geldt ook voor tutorials: hoe interactief en attractief ook, als losstaand platform op de bibliotheekwebsite hebben ze maar beperkte waarde. Ze komen 40 | META 2014 | 7
maar als volwaardig leerinstrument tot hun recht als ze geïntegreerd geraken in studieprogramma’s en opleidingsonderdelen. Studenten informatievaardiger maken is en blijft in de eerste plaats immers de verantwoordelijkheid van de docenten. Het is een grote stap in de goede richting als zij hun studenten ervan kunnen overtuigen dat de competenties die algemeen als ‘informatievaardigheden’ aangeduid worden, wel degelijk ook relevant zijn voor opleidings- en disciplinespecifieke activiteiten. Het komt er dan ook op aan om onderwijsverantwoordelijken op alle niveaus (van programmadirecteur tot lesgever) ervan te overtuigen dat een tutorial een nuttig, om niet te zeggen onmisbaar hulpmiddel is bij hun lessen. Een eerste stap in die richting is het betrekken van enkele individuele docenten bij de voorbereiding en uitbouw van een tutorial, om zodoende inhoud, taalgebruik en presentatie af te stemmen op de concrete onderwijspraktijk. Daarna volgt de moeilijke opdracht om de tutorial daadwerkelijk bekend te maken en erkend te laten worden als een waardevolle tool. Daarvoor bestaat geen ideale werkwijze; zonder dat succes op voorhand verzekerd is, is een combinatie van een bottom-up (via individuele titularissen) en een top-downaanpak (via programmadirecteurs en onderwijsorganen) de aangewezen weg. Belangrijke troeven daarbij zijn dat een tutorial modulair is opgebouwd (zodat studenten desgewenst gericht naar bepaalde onderdelen verwezen kunnen worden) én dat er een vorm van rapportering is ingebouwd in het platform (zodat studenten kunnen bewijzen dat ze alle of specifieke onderdelen wel degelijk hebben doorgenomen). Een goede tutorial maken is geen opdracht die gemakkelijk tussen de bedrijven door uitgevoerd kan worden. Het vereist integendeel een doordachte aanpak, zowel intern binnen de bibliotheek als naar het onderwijs. Een tutorial die inhoudelijk op punt staat en op een eigentijdse manier gepresenteerd wordt, komt toch pas echt tot zijn recht als hij geïntegreerd geraakt in de onderwijspraktijk van de instelling.
> Een voorbeeld van een tutorial van de Campusbibliotheek Arenberg van de KU Leuven: http://bib.kuleuven. be/apps/cba/tutorial/
kroniek
Bij de Archivaris op Schoot: bezoek aan het APA
Digital Humanities en bibliotheken – DH 2014
Antwerpen – 4 juni 2014
Lausanne – 7-12 juli 2014
Op 4 juni 2014 was er een ‘Bij de Archivaris op Schoot’ in het Architectuurarchief van de Provincie Antwerpen (APA). Dit bezoek werd georganiseerd door het Forum van Afgestudeerden Archivistiek en hedendaags Documenteheer (FAAD) en de VVBAD. Het werd een heel aangename ontdekking van een parel in archiefland! Het APA ontstond in 1988 en is gespecialiseerd in het verzamelen, bewaren, ontsluiten en bestuderen van architectuur gerelateerd archiefmateriaal. Momenteel telt de collectie circa 100 archieven. Die zijn allemaal afkomstig van private archiefvormers. De archieven van provinciale architecten vind je in het Rijksarchief. De focus ligt op Antwerpse bouwgeschiedenis van 1800 tot heden. Het begrip architectuur krijgt een ruime invulling. Naast documenten van architecten gaat het bijvoorbeeld ook over aannemers, huisvestingsmaatschappijen, glazeniers … Interessant is dat er bij de verwerving niet alleen naar de grote architectuur gekeken wordt maar eveneens naar kleinere huizen, frietkoten … Op die manier krijg je een mooie staalkaart van de volledige architectuur. De inventarissen op de archieven zijn voorlopig enkel in Word en Excel beschikbaar. Er wordt wel werk gemaakt van een collectiebeheersysteem. De ordening gebeurt op gemeente, architect en straat. Bij een bezoek aan het APA is het handig als je over deze gegevens beschikt. Je vindt veel meer dan archiefdocumenten in het APA. Er is tevens een deelcollectie van ongeveer 5000 boeken. De catalogus is digitaal doorzoekbaar via de website (onder ‘Collectie’).
Naast boeken zijn er ook circa 290 tijdschrifttitels en 3000 ontsloten productcatalogi. Die laatste zijn van groot belang voor architecten die meer informatie willen over een bepaald product dat ze tegenkomen in een gebouw. Naast technische informatie bevatten de productcatalogi ook heel mooie foto’s. De tijdschriften en productcatalogi zijn eveneens digitaal doorzoekbaar via de website (onder ‘Collectie’).
plannen van het APA. De ambitie is om door te groeien naar een volwaardig Vlaams Architectuurarchief. Verder staan er een fysieke uitbreiding en de uitbouw van een E-Depot op het programma. We kijken er met belangstelling naar uit! Dieter Viaene
> Website APA: http://www.provincieantwerpen.be/aanbod/dcul/archi-
Tijdens het bezoek kregen we ook de prachtige deelcollectie maquettes te zien. In het depot is er een hele verdieping voorzien daarvoor. De maquettes zijn schitterend materiaal voor tentoonstellingen. Dergelijke collectie is van groot belang omdat maquettes heel vaak snel beschadigd raken en snel verdwijnen. Een lust voor het oog zijn ook de duizenden foto’s. Je vindt er, samen met onder meer gedigitaliseerde plannen, verschillende van terug op Flickr. Deze Flickr-account is een opstapje naar een volwaardige beeldbank. De link naar de account staat op de website (onder ‘Collectie’). Een volwaardige beeldbank is maar één van de toekomst-
tectuurarchief.html > Voor toekomstige bezoeken in het kader van Bij de Archivaris op Schoot: www.faad.be en www.vvbad. be
Net zoals er nog steeds druk gediscussieerd wordt — in blogberichten, commentaren op blogberichten en tweets; maar ook via meer traditionele kanalen zoals wetenschappelijke tijdschriften — over wat Digital Humanities (DH) nu precies is/zijn, bestaat er geen eenstemmigheid over wie zich nu al dan niet een “DH’er” mag noemen. Marjorie Burghart maakte recent het onderscheid tussen oratores, bellatores en laboratores (een opdeling waaraan haar opleiding als mediëviste allicht niet vreemd is). De oratores (“zij die bidden”) zijn de “niet praktiserende gelovigen”: zij betuigen hun steun aan dit nieuwe veld van wetenschappelijk onderzoek, zonder er zelf inhoudelijk veel aan bij te dragen. De bellatores (“zij die vechten”) zijn actiever betrokken bij DH en nemen de verdediging ervan op — vaak vanuit de intentie om DH te laten erkennen als een volwaardige academische discipline. De laboratores (“zij die werken”), ten slotte, zijn zij die met beide voeten in de DH praktijk staan, bijvoorbeeld door zelf software voor DH projecten te ontwikkelen. Ongeacht of bibliotheekm e d ewe r ke r s z i c h ze l f identificeren als oratores, bellatores of laboratores (of zelfs non-believers), is het duidelijk dat bepaalde verwachtingen aan hen gesteld worden in een DH context. Dat blijkt, bijvoorbeeld, uit de bijdrages aan de populaire website dh+lib, die sinds najaar 2012 gehost wordt door de Association of College and Research Libraries (i.e. een sectie van de American
META 2014 | 7 |
41
kroniek
Library Association); alsook uit de steeds groeiende literatuur over dit onderwerp. De precieze bijdrage aan DH projecten die van wetenschappelijke bibliotheken verwacht wordt zal afhankelijk zijn van instelling tot instelling, maar de hierboven genoemde literatuur behandelt onder meer het ter beschikking stellen van infrastructuur, het aanbieden van opleidingen, het ontwikkelen van tools, enz. Deze steeds groeiende betrokkenheid van bibliotheken bij DH werd ook duidelijk tijdens het jaarlijkse congres van de Alliance of Digital Humanities Organizations dat van 7 tot 12 juli plaatsvond in Lausanne. Dit congres is het grootste en belangrijkste DH evenement, met dit jaar meer dan 800 aanwezigen uit alle werelddelen, en meer dan 350 lezingen, papers, posters of workshops. In dit ruime aanbod viel heel wat te rapen voor bibliotheekmedewerkers, dus
ik beperk me noodgedwongen tot een tweetal persoonlijke favorieten. De eerste is het Photogrammar-project aan Yale University, gericht op de kwalitatieve ontsluiting van een unieke fotocollectie uit de periode 1935-45. Dit project wordt onder meer gestuurd en uitgevoerd door Peter Leonard van Yale University Library, en illustreert aldus het standpunt dat ik zelf verdedigde in mijn presentatie op DH 2014, namelijk dat bibliotheekpersoneel niet alleen als uitvoerders in de loop van DH projecten aangesproken kunnen/ moeten worden, maar ook als initiatiefnemers kunnen/moeten optreden, en op zijn minst als volwaardige partners van in het vroegste begin, tijdens de planningsfase, bij DH projecten betrokken moeten zijn. Een tweede favoriet was het Early Modern OCR Project aan Texas A&M University, dat niet alleen werd gepresenteerd tijdens de postersessie, maar waaraan ook verschillende
lezingen werden gewijd. Zoals de naam aangeeft is dit project gericht op de ontwikkeling van OCR (Optical Character Recognition) technologie voor vroegmoderne uitgaves, waardoor het een belangrijke bijdrage levert aan de uitbouw van digitale bibliotheken met teksten die momenteel niet volwaardig gedigitaliseerd en ontsloten kunnen worden voor wetenschappelijk onderzoek, omdat de benodigde technologie nog niet voorhanden is. Aangezien de Universiteitsbibliotheek van de KU Leuven eveneens een rol wil spelen in het ontwikkelen van OCR en NER (Named Entity Recognition) technologie, spreekt het voor zich dat wij natuurlijke partners zijn in deze onderneming, en werden op DH 2014 belangrijke contacten gelegd om in de toekomst gezamenlijke projecten op te zetten.
1 BURGHART, M., ‘Les Trois Ordres Ou l’Imaginaire Des Digital Humanities’, zie: http://dhiha.hypotheses. org/804 (bezocht op 26 augustus 2014). 2 http://acrl.ala.org/dh. 3 Zie, bijv., POSNER, M., ‘Digital Humanities and the Library’, http:// miriamposner.com/blog/digitalhumanities-and-the-library (bezocht op 26 augustus 2014). 4 Het volledige programmaboek is gratis beschikbaar op http://dh2014. files.wordpress.com/2014/07/ dh2014_abstracts_proceedings_07-11.pdf (bezocht op 26 augustus 2014). 5 http://photogrammar.yale.edu. 6 VERBEKE, D., ‘The Opportunistic Librarian’; zie: http://acrl.ala.org/ dh/2014/08/06/opportunistic-librarian (bezocht op 26 augustus 2014). 7 http://emop.tamu.edu.
Demmy Verbeke, KU Leuven
toepassing
‘Bevries’ je tablet Ilse Depre, De Bib Leuven
Wie tablets inzet in een bib of archief, denkt best na over de beveiliging ervan, niet enkel tegen diefstal, maar ook tegen ‘ongeoorloofde’ manipulaties: het installeren/verwijderen van apps, aanpassen van instellingen, ... Een iPad heeft reeds enkele ingebouwde beveiligingsopties. Via Instellingen, Algemeen en Beperkingen, kan je apps vergrendelen, het installeren en kopen van apps verhinderen of zelfs leeftijdscategorieën instellen. Wil je de iPad vastzetten op één bepaalde app en verhinderen dat gebruikers die verlaten via de Homeknop, dan kan dat via Instellingen, Algemeen, Toegankelijkheid en Begeleide Toegang.
42 | META 2014 | 7
Heb je een Android-tablet, download dan de app AppLock om je basisinstellingen te vergrendelen, bepaalde apps af te schermen met een wachtwoord, of zelfs items te verbergen. Wil je slechts één app toelaten, zoek dan op Google Play naar ‘kiosk mode’. Ook voor iOS zijn er nuttige apps zoals Kiosk Pro, waarmee je na een bepaalde periode van inactiviteit de tablet automatisch kan laten terugkeren naar een startscherm. Dezelfde app laat ook toe om webpagina’s offline te tonen, wat nuttig kan zijn bij demo’s op een locatie zonder draadloos internet. Niet gratis, wel handig! > Meer info en nuttige app: http://bibidee.blogspot.com
het cijfer / het plan
??? Als er een vermoeden van dementie bestaat of er reeds een diagnose is gesteld, roept dit bij mensen en hun omgeving veel vragen op. Mensen gaan met de diagnose dementie naar huis en hebben vaak geen goed beeld van het verloop van de ziekte. Daarom lanceert de bibliotheek van Geel i.s.m. het sociaal huis een ‘Eerste Hulp bij Dementie’rugzak, kortweg EHBD-rugzak. De Geelse bibliotheek heeft twee rugzakken ter beschikking, en daarnaast ook nog een ruim assortiment aan andere materialen over dementie. Iedereen die met dementie te maken krijgt, kan in de bibliotheek van Geel een EHBD-rugzak uitlenen. Dus niet enkel de mensen met dementie zelf maar ook hun kinderen, kleinkinderen, mantelzorgers en andere belangstellenden. De EHBD-rugzak biedt gebruikers de kans het thema thuis op een rustige manier te verkennen. Er zit een ruim pakket aan informatie in. De rugzak bevat informatieve boeken voor kinderen en volwassen, getuigenissen, brochures, een dvd, een cd en een verwijzing naar gerelateerde literatuur (zowel gedrukt als online). De EHBD-rugzak is een echte rugzak op wieltjes. Hoewel er tien items in zitten, geldt hij als één ontlening. Iedereen die een bibliotheekabonnement heeft of aanschaft, kan hem volgens de normale bibliotheekvoorwaarden mee naar huis nemen. > Meer info:
[email protected] of 014 56 67 50
The Human Library Mensen die psychisch ziek zijn lopen daar zelden mee te koop, integendeel. Om velerlei redenen kunnen en durven ze niet over hun ziek zijn spreken, vaak door een combinatie van schaamte en vrees om uitgesloten te worden. Vandaar dat in de geestelijke gezondheidszorg steeds meer aandacht is voor de sociale component van het psychisch ziek zijn en dat campagnes zich focussen op het bestrijden van uitsluiting en discriminatie. Van alle campagnevormen steekt er een boven uit, de contactstrategie: de ontmoeting in een een-op-eencontact. Dat leerden we uit eigen en buitenlandse projecten. The Human Library (HL) is een format dat deze kenmerken in zich draagt. Het neemt enkele elementen uit de bibliotheekwereld om een-op-eencontacten met personen die behoren tot gediscrimineerde groepen te faciliteren. Het is ontstaan in 2000 in Denemarken en in ruim 30 landen uitgevoerd. Kort samengevat: • Boek: persoon die ervaringen wil delen • Ontlener: persoon die ‘boek’ wil uitlenen • Catalogus: verzameling van titels en korte beschrijvingen van elk boek, met trefwoorden • Bibliothecaris: beheerder van de Human Library De Human Library wordt georganiseerd op publieke plaatsen: bibliotheek, congres, muziekfestival, … en duurt enkele uren tot enkele dagen. Een uitlening duurt 30 minuten. Openbare bibliotheken zijn bij uitstek openbare ontmoetingsplaatsen. Expliciete ontmoetingsmomenten creëren kan dit nog versterken. De Vlaamse Vereniging voor Geestelijke Gezondheid (VVGG) zet zich in voor een realistisch beeld over geestelijke gezondheid en doet dat door het aanbieden van informatie en het opzetten van projecten. Daarin zijn steeds patiënten en familieleden betrokken. Een belangrijke ontwikkeling in de geestelijke gezondheidszorg is mensen met psychische problemen betrekken in hun eigen herstelproces, en in de publieke actie naar meer respect en waardering. We nodigen openbare bibliotheken uit om een Human Library te organiseren, waarbij de catalogus is samengesteld uit mensen die rechtstreeks betrokken zijn bij geestelijke gezondheidszorg en die samengesteld en gecoacht wordt door de VVGG. De lokale bibliotheek creëert ruimte en tijd, en staat in voor de externe communicatie. De focus ligt op de ontmoeting, en verwijst niet naar psychische problemen. Op uitnodiging van Kunstencentrum Vooruit (Gent) organiseerden we een try-out. Uit de voorbereiding en ook nadien bleek een groot enthousiasme van de deelnemers. Ze beleefden het als een erg respectvolle manier om in gesprek te gaan met mensen, zonder vooraf beoordeeld te worden op hun gezondheidsstatus. Drie contacten zijn lopende. Twee openbare bibliotheken (Sint-Niklaas en Menen) hebben al toegezegd voor begin 2015. Nieuwe kandidaten zijn welkom. Rik Van Nuffel
META 2014 | 7 |
43
Personalia
Anke Dehuisser nam op 1 september afscheid van de stad Halle. Op 1 juli 2005 begon ze daar als archivaris-informatiebeheerder. In de loop der jaren nam ze verschillende engagementen op in de werkgroep Lokaal Overheidsarchief o.a. in de subwerkgroepen Modellastenboek en Kritische Prestatie Indicatoren. Het laatste jaar was ze in Halle coördinator van de dienst Museum, Erfgoed, Toerisme & Archief, ook wel afgekort tot META. 1 september ging ze aan de slag in de gemeente Bonheiden als sectorhoofd intern beleid en organisatie.
Op 1 september startte Ben Verloy als diensthoofd van de mediatheken van de Karel de Grote Hogeschool te Antwerpen. Hij zal de opbouw en de start van het leercentrum van de nieuwe Campus Zuid in goede banen leiden. Daarnaast focust hij op een open en gebruikersgerichte werking van de mediatheken door een optimale samenwerking met zowel docent als student. Voorheen werkte Ben als bibliotheekmedewerker van de bibliotheek Wijsbegeerte en als business consultant bij LIBIS aan de KU Leuven en als verantwoordelijke informatieservices aan de Thomas More Hogeschool.
Frank Driesen ging eind juli 2014 op pensioen als bibliothecaris van Thomas More Campus Turnhout. Frank, die ook scheikundige, fotograaf, beeldend kunstenaar of gewoon filosoof had kunnen worden, begon zijn loopbaan in 1980 aan het Hoger Instituut voor Verpleegkunde Sint-Elisabeth Turnhout met een kleine, verouderde collectie van de Gasthuiszusters. “Wat heiligenlevens en zo”, grapte hij soms.
Vanaf 1 oktober 2014 zal Patrick Vandegehuchte kunnen genieten van zijn pensioen. Wie met hem heeft samengewerkt in de loop der jaren, weet dat dit voor de bibliotheeksector een groot verlies is. Maar na een carrière in de bij wijlen hectische wereld van de bibliotheek van wel 32 jaar kunnen we spreken van een welverdiende rust. Patrick studeerde af als licentiaat Germaanse aan de universiteit van Gent en rondde later ook de speciale licentie Bibliotheekwetenschap met succes af. Hij startte zijn carrière in de toenmalige Katholieke Industriële Hogeschool West-Vlaanderen. Patrick kan daarmee met recht en rede zeggen dat hij gewerkt heeft in een bibliotheek met zicht op zee, en dat zelfs in Oostende, koningin der badsteden. Een bibliothecaris kan het slechter treffen. In 1995 zag de Katholieke Hogeschool BruggeOostende het levenslicht na een fusie, waar Patrick hoofdbibliothecaris werd en zijn terrein meer naar Brugge verlegde. Daar heeft hij ook de bouw van de bibliotheek op de nieuwe campus in goede banen geleid. Van bij de start van de Associatie KU Leuven heeft Patrick zeer actief, betrokken en tegelijk kritisch meegewerkt aan de beginnende maar al snel intensieve samenwerking van de associatiebibliotheken. In die omgeving was hij ook verschillende jaren voorzitter van de Adviesraad van LIBISnet. Een functie die hij met verve vervuld heeft, al typeert het Patrick dat hij soms nog laat vallen dat hij er toch wat meer moeite in had moeten of kunnen steken. Patrick was ook jarenlang actief in de VVBAD, als lid van de sectie Hogeschoolbibliotheken. Op zijn eigen flegmatieke en onnavolgbare wijze legde hij ook daar steevast een eigen accent op de samenwerking tussen de Vlaamse hogeschoolbibliotheken. Zo was hij steevast kandidaat om de jaarlijkse studiedag mee vorm te geven en was hij jarenlang enthousiast jurylid voor de Ger Schmookprijs.
Op enkele jaren tijd bouwde hij in Turnhout, in de voormalige turnzaal, een collectie uit die al snel toonaangevend werd in het verpleegkundig onderwijs in Vlaanderen. Een troef waarmee de school graag uitpakte. In 1993 startte hij met INVERT, de Index Nederlandstalige Verpleegkundige Tijdschriften, een bibliografisch referentietijdschrift dat eerst in gedrukte vorm, later op cdrom en uiteindelijk als online databank verscheen. Deze index was en is nog steeds een veel gebruikt instrument in Vlaamse en Nederlandse ziekenhuizen, universiteiten en hogescholen. Bij de verhuis naar een nieuwe campus in 2010 speelde Frank een bepalende rol bij de uitbouw van de schitterende nieuwe bibliotheek, die de collecties van de toenmalige Turnhoutse departementen van de Katholieke Hogeschool Kempen (nu Thomas More) integreerde in een modern, kleurrijk studielandschap.
Hetzelfde geldt voor zijn bijdrage aan de overleggroep Elektronische Databanken van Vlhora, waarbij hij ook in tijden van stroeve onderhandelingen en financieel moeilijk tijden telkens het gezond verstand de bovenhand liet halen, met vooral aandacht voor de studenten en docenten die het onderwijs in Vlaanderen elke dag opnieuw waar moeten maken.
Frank Driesen is een wijs en minzaam man die graag in stilte werkt, maar tijdens zijn carrière in het onderwijs verdedigde hij met veel vuur en passie de vormende opdracht van de bibliothecaris in het hoger onderwijs. Frank Driesen zag in de schoolbibliothecaris niet enkel de verzamelaar en de ontsluiter van wetenschappelijke informatie in dienst van de betrokken opleidingen, maar ook de mentor, de coach en de innovator. Frank Driesen heeft in die rol een hele mooie bijdrage geleverd aan de professionalisering van de zorgberoepen in Vlaanderen.
Tijdens dit laatste jaar van zijn carrière, maakte Patrick nog een fusie mee: KHBO en KATHO werden samen VIVES. Terwijl zijn collega’s het werk van Patrick verderzetten om ook deze fusie tot een goed einde te brengen, kan Patrick intussen niet alleen van de frisse zeelucht genieten, maar vooral van zijn twee kleinkinderen Lukas en Mila, die hem ongetwijfeld actief en jong houden. We bedanken Patrick uitdrukkelijk voor de vele jaren hard werk en de inzet die hij steeds getoond heeft
Walter Machielsen
Ben Verloy
44 | META 2014 | 7
zogezien
Bart Sas:
“Ik hou van films met wat minder ‘normale’ personages” Wat is je favoriete film? Moeilijk om zo direct te beantwoorden. Dan moet ik denken aan de films die ik met veel plezier meer dan één keer bekijk. The Big Lebowski van de Coen brothers is er zo één. De personages en de dialogen zijn heerlijk van de pot gerukt. En elke keer als je de film bekijkt, zie je weer andere details. Ook Tillsamans (Moodysson) en Little Miss Sunshine (Dayton, Faris) passen in dat rijtje. Nu ik er over nadenk, ik hou blijkbaar vooral van films met wat minder ‘normale’ personages in de hoofdrol. Misschien zijn ze net daarom levensechter? Naar welk genre gaat je voorkeur uit? Een genre waarin de dialogen belangrijker zijn dan de visuele effecten, bestaat daar een naam voor? Reservoir dogs (Tarantino) bijvoorbeeld, 25th Hour (Spike Lee) of Husbands and Wives van Woody Allen. Maar 28 Days Later (Danny Boyle) vond ik ook geweldig. En The invasion of the Body Snatchers uit 1978 met een onvergetelijke Donald Sutherland. Die eindscène! Tron uit 1982 schiet me nu ook te binnen, en Blade Runner (ook al uit 1982, ik word blijkbaar oud). Dus toch ook wel fan van de betere sciencefiction. Welk boek zou je graag eens verfilmd zien? Dan is het juiste antwoord natuurlijk, geen enkel, want een film gaan bekijken van een goed boek dat je gelezen hebt, is vaak een ontgoocheling. Maar kom,
we gaan niet flauw doen: Gogol’s De neus wil ik wel graag eens omgezet zien in een hilarische kortfilm. Heb je een favoriete regisseur? Van Joel en Ethan Coen probeer ik elke nieuwe film te bekijken. Steeds verrassend in filmstijl en genre. En ik ben een fan van de oudere films van Woody Allen. Wanneer komen die nog eens terug op Canvas of Nederland 3? Welke film kan je aanraden aan de METAlezers? Ik zag onlangs nog eens Spirited Away (2001), een Japanse animatiefilm van Miyazaki. Heel mooi verhaal, heel sierlijke animatie. En die muziek! Zeker een aanrader. En bekijk daarna van dezelfde maker ook Howl’s Moving Castle (2004). Heb je een grote dvd-collectie? Dat valt reuze mee, een 200-tal denk ik. Ze liggen op stapels onderin een kast, dus het terugvinden van een film duurt wel even. Maar dat heeft dan weer het voordeel dat je weer eens een film of een serie kan ‘herontdekken’. Een paar jaar geleden tikte ik voor 5 euro op een straatverkoop een videospeler op de kop met de bedoeling om af en toe de collectie videobanden (herinner je ze nog?) nog eens af te spelen. Helaas, die kwaliteit valt zo tegen, er is echt geen weg terug.
Quentin Tarantinos’ Reservoir dogs.
Kijk je veel thuis of ga je vaak naar de cinema? Meestal thuis, het ontbreekt aan tijd (en kinderoppas) om veel op cinemabezoek te gaan. Ik hou wel van het bioscoopgevoel, dat samen zitten kijken, de anticipatie als de lichten dimmen, de reacties in de zaal. Begin dit jaar was ik in Norwich en passeerden we ‘s avonds toevallig een kleine bioscoop waar ze Inside Llewyn Davis (Coen Brothers, again!) speelden. Die overgang, van het ‘gewone leven’ op straat naar zo’n afgesloten zaal waar je je volledig kan focussen op een film, dat heeft toch wel iets. Welke film heb je het laatst gezien en wat vond je ervan? We need to talk about Kevin (2011) met Tilda Swinton (de Witte Heks uit Narnia) en John C. Reilly. Geweldige acteurs maar zo’n beklemmende film dat ik halverwege gestopt ben met kijken. Tja, film is niet altijd ontspannend.
Bart Sas Bart Sas is archivaris bij de Stad Turnhout. “Pfoe, interesses, dat is lang geleden dat iemand dat nog gevraagd heeft. Lezen, wandelen en schaken zei ik dan. Daar is nu vooral lezen van overgebleven: Engelstalige fictie, maar toch ook flink wat non-fictie, vooral dan geschiedenis (uiteraard). En wandelen is vervangen door op reis gaan in een oude mobilhome. Liefst naar het noordwesten.”
META 2014 | 7 |
45
TERUGBLIK
“De computer is werkelijk de boeman niet” Tom Van Hoye, VVBAD
De jaren tachtig zijn de jaren van de automatisering. Door verbeterde technieken kunnen steeds goedkopere computers worden gemaakt voor de consumentenmarkt. De bibliotheekwereld kijkt echter maar argwanend naar deze ontwikkeling. De implementatie verloopt dan ook zeer schoorvoetend. “De hedendaagse ontwikkelingen zijn echter dermate ingrijpend dat wanneer ze door de bibliotheken en hun personeel niet op de voet worden gevolgd, de kans groot is dat hun laatste dagen geteld zijn.” Niet mis te verstane woorden van Johan Heyvaert in zijn artikel in Bibliotheeken Archiefgids van 1986. Hij schets voor de leek wat de taak kan en moet zijn van bibliotheken en documentatiecentra in de informatiemaatschappij.
bureau van de directe gebruiWat volgt is voor veel lezers een eerste kennismaking met kers binnen een organisatie, internet: “Recent worden de of, wat openbare bibliotheken ontwikkelingen op het vlak betreft, thuis bij iedere burger. van de computertechnolo- Via een viewdatasysteem kan gie en de telecommunicatie men rustig thuis de gewenste boeken opzoeken en zelfs in samengebracht. Er worden grootschalige informatie- de bibliotheek laten reserveren. Zo heeft de Pikes Peak netwerken uitgebouwd die diverse computers met elkaar Public Library in Colorado een verbinden. Aldus kunnen com- systeem uitgebouwd waarbij men met behulp van een puters met elkaar ‘praten’ en gegevens uitwisselen via tele- ‘home computer’ de online communicatie. Dergelijke ter- catalogus van de bibliotheek minals kunnen in de biblio- kan bevragen. Zo stelt een theek staan, maar ook op het auteur “Make no mistake about it – the electronic delivery of library service at home is the library future”
ingewikkelder problemen aanpakken, is inzicht nodig. En de computer is werkelijk de boeman niet: het feit dat er vooral ingenieurs mee omgaan heeft ons reeds te lang afgeschrikt. Ik pleit ervoor, niet in het allerminst omdat ik denk dat het zal fascineren, zoals ik erdoor gefascineerd ben, nl. door de mogelijkheden die ‘die’ machine ons kan bieden om onze problemen te bevragen, steeds nauwkeuriger, steeds opnieuw en steeds analytischer”, aldus Inge Schoups.
Steeds nauwkeuriger, steeds opnieuw
> “Nu van hooger hand…” Vijfen
Zo beschrijft Inge Schoups in een artikel uit 1984 hoe de computer een hulp kan zijn in het historisch en archivalisch onderzoek. “Want al is het zo dat de computer an sich slechts een technisch hulpmiddel is, zal het ongetwijfeld ons methodologisch denken beïnvloeden. Wil het computergebruik in de geschiedenis werkelijk van de grond komen, is meer aandacht voor andere disciplines en technieken dringend nodig.”
voor Bibliotheek- Archief- en
Daar is de sectie Archief De in 1983 opgerichte sectie Archief heeft binnen de vereniging al van meet af aan het essentieel belang van een vaktijdschrift onderschreven. Als keuze dacht de sectie aan de uitgave van één archiefnummer op drie afleveringen, ofwel een formule waarbij in elke aflevering het archief op voldoende wijze aan bod zou komen. Deze laatste optie kreeg de goed-
zeventig jaar Vlaamse Vereniging Documentatiewezen/
VVBAD - 1996. -332 p. – ISBN: 90-72679-19-9 > Bibliotheek- en Archiefgids, 1986/2, p. 106-116 > Bibliotheek- en Archiefgids, 1984/2, p. 105-113
keuring van de VVBAD. Vanaf jaargang 60 anno 1984 werd de titel van het tijdschrift Bibliotheekgids dan ook verruimd tot Bibliotheek- en Archiefgids. De bekende oranje kaft werd vervangen door een groene afgeboord met blauwe randen. De eer van het eerste archiefartikel komt toe aan de steeds nijvere H. CoppejansDesmedt met een bijdrage over de sekwestarchieven met betrekking tot de Eerste Wereldoorlog.
Ze vindt dat we de computer beter moeten leren kennen. Inge vergelijkt hem in haar artikel graag met een auto, daar kan je ook gewoon mee rijden zonder te begrijpen wat er onder de motorkap gebeurt. “Wil men echter wat > Zie ook p. 48
46 | META 2014 | 7
Frans
Heymans (RED). – Antwerpen:
uitzicht
> Zie ook p. 46
“De computer is werkelijk de boeman niet” (deel 2). Foto’s genomen tijdens de eerste Informaticamarkten (voorlopers van Informatie).