Ter introductie Bestuur 2011-‐2012
Bestuur in Beeld
Artikel van dhr. De Graaf
Activi’tijd’
Staats-‐ en bestuursrechtdag KienhuisHoving Symposium: Right to know-‐day Symposium: De rijkdom van recht en bestuur
Statelijk
Artikel van dhr. Nap
Recht in de praktijk Bijdrage van Marishka Neekilappillai
“AMBITIE IS JOUW SLEUTEL, WIJ ZIJN HET SLOT NAAR SUCCES.” Winnaar van een reis voor twee naar het Burning Man festival, in de Amerikaanse Black Rock Desert. Overige winnaars “LIEVER PASSIE VOOR HET VAK, DAN IN HET VAK PASSEN.”
“ELKE DAG EEN MEESTERWERK.”
“OPEN DEUREN BELEID? IK WIL GEWOON BIJ IEMAND AAN KUNNEN KLOPPEN!”
“MEER WETEN, BEL ONS!”
“DURF EEN VERSCHIL TE MAKEN.”
www.boekel.com
2
W oord van de voorzitter Beste lezer, De colleges zijn inmiddels alweer een tijd aan de gang en hetzelfde geldt voor de werkzaamheden van ons bestuur. We zijn sinds deze zomer bezig met het benaderen van sponsoren en het bepalen van ons nieuwe beleid. Mocht u zich afvragen, wie zijn de nieuwe bestuursleden? Dan kunt u enkele bladzijden verder bladeren want daar stellen we ons even kort voor. We zijn volop aan het brainstormen over leuke activiteiten en hebben zelfs iets in gedachte wat nog niet eerder heeft plaatsgevonden. Tot nu toe hebben we een geslaagde constitutieborrel en the right to know day gehad. Van deze dag is een verslag gepubliceerd in deze Marckrant. Ook hebben we een nieuwe website. Wij doen dus hard ons best om de vereniging voort te zetten met veel enthousiasme. Maar een nieuw studiejaar, daar hoort natuurlijk ook een nieuwe Marckrant bij. Ik hoop dat de lezer met net zo veel plezier de artikelen leest als ik zelf heb gedaan. We hebben een aantal interessante stukken voor u in petto. Zo hebben we weer mensen bereid gevonden om bij te dragen aan de staatsrechtcolumn en het onderdeel bestuur in beeld. We hebben een artikel over hoofddoekjes, niqaabs en vlechten. Wat betekent een verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding voor een rechtenstudent die in niqaab naar college wil komen? Dan hebben we ook nog een bijdrage over de rechtseenheid in het bestuursrecht. Maar dit is natuurlijk niet alles, voor de rest verwijs ik naar de inhoudsopgave.
3
Tot slot wens ik jullie veel leesplezier en hopelijk tot snel op één van onze activiteiten! Met vriendelijke groet, Josanne H olth of, -Voorzitter van het 26 e bestuur-
4
Inhoudsopgave Woord van de voorzitter 3 Ter introductie 6 Bestuur 2011-‐2012 Statelijk 9 Dhr. Nap ‘Hoofddoekjes, niqaabs en vlechten’ Activi’tijd’ 16 Symposium: De rijkdom van recht en bestuur Symposium: Right to know-‐day Constitutieborrel Staats-‐ en bestuursrechtdag KienhuisHoving Bestuur in beeld 22 Dhr. De Graaf ‘Naar meer rechtseenheid in het bestuursrecht’ Recht in de praktijk 28 Bijdrage van Marishka Neekilappillai Agenda 32 Nawoord 34 Colofon De MarcKrant is een uitgave van de vereniging voor Staats-‐ en Bestuursrecht Frederik van der Marck van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Rijksuniversiteit Groningen. De MarcKrant verschijnt vier keer per studiejaar. Vragen, reacties en opmerkingen kunt u sturen naar: Faculteit Rechten T.a.v.: Frederik van der Marck Oude kijk in ’t Jatstraat 26 9712 EK Groningen Email:
[email protected] Website: www.frederikvandermarck.nl SNS rekeningnummer: 989369501
5
Een nieuw studiejaar betekent een nieuw bestuur. Daarom in deze column een voorstelronde van h et bestuur 2011-2012.
Josanne Holthof Voorzitter Josanne is 22 jaar en geboren in Groningen. Ze is opgegroeid in Haren en heeft 3 jaar in Perth (Australië) gewoond. Zij is momenteel bezig met de Master Nederlands recht, specialisatie bedrijfsrecht. Ze is daarnaast student-‐ assistent bij de vakgroep Rechtstheorie. Dit betekent onder andere dat ze juridische vaardigheden A – ITJ geeft aan eerstejaars studenten. Ook is ze voorzitter van de VOG, overlegorgaan van de juridische studieverenigingen. Sporten doet ze bij de Aclo, soms een cursus of een algemeen uur. Josanne vindt het wel leuk om verschillende dingen te proberen. Na dit jaar wil ze eerst graag op vakantie naar Australië en Azië. Ze weet nog niet precies wat ze later wil worden. Hopelijk ontdekt ze dit door een stage volgend semester.
Lisette Meij Secretaris Lisette is 21 jaar oud. Ze is opgegroeid in Stavanger (Noorwegen) en Assen. Ze is nu de laatste vakken van de bachelor Rechtsgeleerdheid aan het afronden. In februari begint ze met de specialisaties Staats-‐ en Bestuursrecht en Strafrecht. Tot voor kort zat ze in de feestcommissie van de Hoendiep II-‐flat. Daarnaast is ze
6
met veel plezier buitengriffier bij rechtbank Groningen. Ze is lid van een sportschool (en gaat daar af en toe ook heen) en verder vind ze het leuk om naast haar studie te reizen, muziek te luisteren, te lezen, websites ontwerpen/bouwen en om uit te gaan met vriendinnen. Wat ze later wilt worden, verandert meestal per week.. Wat haar erg leuk lijkt om te doen na haar studie is de Academie van Wetgeving in Den Haag. Maar aangezien de toelating daar nogal streng voor is, moet ze nog wel even een goed plan B bedenken.
Geneviève
Zwagemakers Penningmeester Geneviève is 21 jaar en opgegroeid in Oosterwolde. Ze volgt nu de master Nederlands recht specialisatie staats-‐ en bestuursrecht. Tot voor kort werkte ze met veel plezier als vrijwilliger bij Vluchtelingwerk, nu is ze mentor van eerstejaars rechtenstudenten. In haar vrije tijd staat ze op de tennisbaan en kijkt ze graag films. Daarnaast is ze gek op kunst en cultuur (een heuse cultuurbobo). Reizen en het maken van andere culturele uitstapjes doet ze dan ook graag. Op dit moment is zij zich druk aan het oriënteren op wat ze na haar studie wilt gaan doen. Het liefst wilt ze een traineeship doen. Misschien bij de overheid, maar het verandert voortdurend.
Karlijn Spanninga Commissaris Activiteiten Karlijn is 21 trotse jaren oud en opgegroeid in Borgercompagnie. Ze is net begonnen met haar master Nederlands Recht met de specialisaties Staats-‐ en Bestuursrecht en Strafrecht. Ze hoopt dat er nog ruimte voor een enkel Privaatrecht vak volgend jaar. In haar vrije tijd is ze commissaris activiteiten in het bestuur van Frederik, dus ze
7
zit ook in de activiteitencommissie. Om nog een beetje geld te verdienen is ze op dit moment student-‐assistent bij het vak Bestuursrecht 2. Daarnaast heeft ze dit jaar voor het derde jaar drumles. Op donderdagavond is ze te vinden in de WAS op de basketbalvelden van de Groene Uilen, want dan traint ze met Dames 5. In het weekend is er vaak ook nog een wedstrijd. Als het even kan staat ze in de winter op de schaatsen en in de zomer op haar skeelers. Ze weet nog totaal niet wat ze later zou willen worden. Het lijkt haar wel verstandig om met een advocaat-‐stagaireschap te beginnen na haar studie.
Lester von Meijenfeldt Commissaris MarcKrant Lester is 21 jaar oud. Hij is opgegroeid in Bilthoven. Dit jaar draagt hij zorg voor het verenigingsblad. In september is hij begonnen aan de Master specialisatie Staats-‐ en bestuurs-‐ recht. Bij hoge uitzondering sport hij bij de ACLO, squash en fitness. Lester is ook drummer. Naast een vereffent muziekliefhebber is hij een grote moviebuff. Hij zit momenteel ook in het bestuur van de Jonge Socialisten afdeling Groningen. Daarnaast neemt hij deel in de masterclasscommissie van het Groninger Politiek Jongeren Kontakt (GPJK). Later hoopt hij bij de rijksoverheid aan de slag te kunnen.
8
Dit jaar zetten we de vaste, inhoudelijk staatsrechtcolumn voort. Het eerste artikel van jaargang 19 is van dhr. Nap, werkzaam bij de vakgroep Staatsrecht.
Hoofddoekjes, niqaabs en vlechten Het dragen van gezichtsbedekkende kleding in het openbaar wordt verboden. Een persbericht van die strekking werd op vrijdag 16 september verstuurd. Als het voorstel het Staatsblad haalt, zal het verbod gelden op openbare plaatsen, in voor publiek toegankelijke gebouwen, bij onderwijsinstellingen, zorginstellingen en in het openbaar vervoer. Wie het verbod overtreedt kan een geldboete krijgen. In het regeerakkoord en het gedoogakkoord was het verbod op gezichtsbedekkende kleding al aangekondigd. Het persbericht levert er de argumenten bij. Het publieke verkeer eist volgens het kabinet herkenbaarheid en gelijkwaardigheid. Een beroep op godsdienstige overtuigingen ter rechtvaardiging van klederdracht wijst het kabinet van de hand. Gezichtsbedekkende kleding wordt in de praktijk namelijk niet gedragen vanwege een religie maar op grond van culturele, regionale tradities. Eerder was al duidelijk geworden dat het kabinet aan cultuur en tradities geen boodschap heeft. En zelfs als het hoofddoekjesverbod wel de godsdienstvrijheid beperkt, dan is dat “nodig en gerechtvaardigd in het belang van de bescherming van het karakter en de goede gewoonten van het openbaar leven in Nederland.” Het persbericht herinnerde mij aan de reuring die enkele jaren geleden aan de Groningse juridische faculteit ontstond. Een tot de islam bekeerde studente wilde in niqaab colleges volgen. Zo’n niqaab belemmert de identificatie. De universiteit en de faculteit voorzagen problemen van praktische aard, vooral bij tentamens. Het faculteitsbestuur voerde een gesprek met de studente. Volgens het UK-‐archief heeft dat niets opgeleverd. Hoe het verder met de studente is afgelopen weet ik niet.
9
Had de RuG de studente kunnen verbieden in niqaab college te volgen? Daargelaten wat volgens het kabinet de motieven voor het dragen van gezichtsbedekkende kleding zijn, de studente in kwestie beriep zich wel degelijk op haar vrijheid van belijdenis. Dat grondrecht is opgenomen in de Grondwet (art. 6), het EVRM (art. 9) en het IVBPR (art. 18). Een bekend probleem bij de godsdienstvrijheid is dat misbruik op de loer ligt. Daardoor kunnen paradoxale situaties ontstaan. De vrijheid van belijdenis garandeert dat de staat geen belemmeringen opwerpt aan mensen die hun geloof of levensovertuiging willen uitdragen. Maar om vast te kunnen stellen of iemand zich terecht beroept op zijn belijdenisvrijheid, is het bijna onvermijdelijk te treden in de inhoud van wat beleden wordt. Volgens vaste rechtspraak stelt de rechter zich daarbij terughoudend op. Het uitgangspunt is dat een gelovige zelf bepaalt wat zijn religie inhoudt. Toch ontkomt de rechter niet altijd aan een machtswoord over wat een religie of levensovertuiging is, en wat niet. De voorbeelden zijn bekend. De zusters van Sint Walburga claimden dat in hun gebouw godsdienstige oefeningen werden gehouden, maar 1 volgens de rechter betrof het een bordeel. De bijbel gaat er van uit dat kerkleden het pensioen van hun voorganger ophoesten, maar dat betekent niet dat predikanten kunnen “Een bekend probleem weigeren sociale premies te bij de godsdienst2 betalen. vrijheid is dat misbruik Naast de vrijheid van op de loer ligt.” belijdenis is ook de vrijheid van onderwijs van art. 23 Grondwet van belang. Dat grondwetsartikel beschermt vooral de onderwijsinstellingen, of beter: het bevoegde gezag waarvan de onderwijsinstellingen uitgaan. De Grondwet maakt onderscheid tussen instellingen voor openbaar onderwijs en instellingen voor bijzonder onderwijs. Het openbaar onderwijs wordt door of namens de overheid in stand gehouden. Openbare scholen zijn 1 2
HR 31 oktober 1986, NJ 1987, 173 (Zusters van Sint Walburga). HR 13 april 1960, NJ 1960, 436 (AOW gewetensbezwaren).
10
levensbeschouwelijk neutraal. Dat betekent dat leerlingen, studenten en medewerkers niet kunnen worden geweigerd op grond van hun religie of levensbeschouwing. Het bijzonder onderwijs wordt daarentegen niet door de overheid, maar door private partijen in stand gehouden. In het gros van de gevallen gaat het om rechtspersonen (verenigingen en stichtingen). De Grondwet verleent deze rechtspersonen een drietal vrijheden: ze zijn vrij in de oprichting, richting en inrichting van het onderwijs. Op grond van de vrijheid van richting en inrichting mogen instellingen voor bijzonder onderwijs onderscheid maken naar levens-‐overtuiging of religie. In de praktijk betekent dit meestal dat medewerkers en studenten of scholieren wordt gevraagd de schoolidentiteit te respecteren. Enkele orthodoxere scholen gaan verder en vragen docenten, leerlingen en ouders om de identiteit van de school daadwerkelijk te onderschrijven. Handelen dat daarmee in strijd komt, kan er uiteindelijk toe leiden dat de relatie tussen de school en de docent of scholier/student wordt beëindigd. Twee recente rechterlijke uitspraken illustreren welke ruimte de vrijheid van onderwijs biedt aan schoolbesturen. Het eerste voorbeeld speelt op het katholieke Volendamse Don Bosco College. Een jonge moslima stond sinds 2009 als leerlinge op deze school ingeschreven. In de zomer van 2010 besloot zij een hoofddoek te gaan dragen. Het schoolbestuur had net een algemeen verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding uitgevaardigd. Het verbod zou nodig zijn ter verwezenlijking van de katholieke grondslag van de school. De moslima legde de kwestie voor aan de Commissie Gelijke Behandeling. De commissie oordeelde dat de school zich niet kon beroepen op de door de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb) geboden mogelijkheid om toegangseisen te stellen die gelet op het doel van de instelling nodig zijn voor de verwezenlijking van
11
3
de grondslag. Volgens de commissie was onvoldoende vast komen te staan dat de school daadwerkelijk een katholieke grondslag had. Met het verbod op gezichtsbedekkende kleding had de school, volgens de commissie, een door de wet verboden onderscheid 4 gemaakt. Oordelen van de Commissie “ze zijn vrij in de Gelijke Behandeling zijn niet bindend. Het schoolbestuur legde oprichting, richting het oordeel naast zich neer en en inrichting van hield vast aan het verbod op het onderwijs.” gezichtsbedekkende kleding. Voor de leerlinge was dit aanleiding de zaak voor te leggen aan de burgerlijke rechter. In september van dit jaar deed het Amsterdamse hof uitspraak in het hoger beroep dat in 5 deze kwestie was ingesteld. Het hof nam afstand van de manier van redeneren van de Commissie Gelijke Behandeling. Volgens het hof “past de rechter grote terughoudendheid, zowel bij de beoordeling of bepaalde eisen nodig zijn voor de verwezenlijking van [de grondslag van de school], als bij de uitleg van dergelijke eisen van godsdienstige of levensbeschouwelijke aard, alsmede bij de beoordeling of in een concreet geval voldaan is aan dergelijke eisen. Deze beoordelingen en deze uitleg komen in beginsel – behoudens bijzondere omstandigheden -‐ toe aan de instelling zelf. De rechter heeft daar dus slechts een beperkte taak.” Deze terughoudendheid laat de rechter volgens vaste rechtspraak evenwel varen als het gaat om de vraag of de onderwijsinstelling bij het stellen van toelatingseisen 6 willekeurig heeft gehandeld. In het geval van het Don Bosco College 7 oordeelde het hof dat van willekeur geen sprake was. Gelet op haar
3
Art. 7, tweede lid Awgb. Oordeel van de Commissie Gelijke Behandeling van 7 januari 2011, nr. 2011-‐2 (via http://www.cgb.nl). 5 Hof Amsterdam 6 september 2011, LJN BR6764. Zie voor de uitspraak in eerste aanleg Rb. Haarlem (vzr.) 4 april 2011, LJN BQ0063. 6 HR 22 januari 1988, NJ 1988, 891 (Maimonides); Hof Amsterdam (zittingsplaats Arnhem) 24 juli 2007, LJN BB0057. 7 Ten tijde van de nasleep van de Volendamse cafébrand (2001) werden uitzonderingen op het hoofddoekjesverbod gemaakt. Zolang slachtoffers met littekens 4
12
vrijheid van inrichting stond het de school vrij de gehoofddoekte leerlinge de toegang tot de lessen te weigeren. Het tweede voorbeeld speelt op het Dr. Albert Schweitzercollege op Curaçao. Deze school gaat uit van de aldaar gevestigde Vereniging voor Protestants Christelijk Onderwijs. De regeling van de onderwijsvrijheid in de Curaçaose Staatsregeling is gelijkluidend aan het Nederlandse stelsel van art. 23 Grondwet. De veertienjarige Vianjerlo L. had zich in juni 2010 ingeschreven als leerling op het Albert Schweitzercollege. Samen met zijn vader had hij het schoolreglement ondertekend. Het schoolreglement bevat specifieke voorschriften voor jongens. Zo mogen ze geen oorbellen dragen en moet hun haar kortgeknipt zijn. Vianjerlo heeft echter lang haar. Hij draagt het in een geplette vlecht die tot over zijn middel reikt. Toen hij weigerde zijn staart af te knippen, werd hem de toegang tot de school ontzegd. Vianjerlo schakelde daarop de rechter in. Onlangs is in hoger beroep uitspraak gedaan door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint 8 Eustatius en Saba (het Gemeenschappelijk hof).
“Toen hij weigerde zijn staart af te knippen, werd hem de toegang tot de school ontzegd.” Op het eerste gezicht lijkt de Curaçaose casus veel op de Volendamse vete. Als de motieven van de betrokkenen erbij worden gehaald, komen belangrijke verschillen aan het licht. In Volendam werden zowel de leerlinge als het schoolbestuur door godsdienstige motieven gedreven. Op Curaçao was dat anders: Vianjerlo L. vond zijn staart gewoon mooi, en het bestuur van het Albert Schweitzercollege had uitgesproken opvattingen over “de betamelijkheid in de hedendaagse Curaçaose samenleving” en de onderwijs-‐ en opvoedkundige rol die een school daarbij speelt. Het
op school zaten, werd het verbod niet gehandhaafd. Aan die periode was inmiddels een einde gekomen; sindsdien had de school geen uitzonderingen meer toegestaan. 8 GHvJ 9 augustus 2011, LJN BR6567.
13
Gemeenschappelijk hof kon daarom vaststellen dat bij geen van beide partijen godsdienstige overwegingen een rol speelden. Daarmee is nog niet gezegd dat het onderwijsartikel voor de beslechting van dit geschil irrelevant is. Die gedachte zou zomaar post kunnen vatten nu de vrijheid van onderwijs vaak wordt verengd tot de vrijheid scholen te organiseren volgens godsdienstige en levensbeschouwelijke opvattingen. Maar los van de vraag of de vrijheid van richting in de Grondwet en de Staatsregeling uitsluitend ziet op godsdienst en levensbeschouwing, is er ook nog de vrijheid 9 van inrichting. Deze vrijheid heeft op veel meer aspecten betrekking dan de vrijheid van richting. Dat valt (zij het moeizaam) af te leiden uit de tekst van het zesde lid van art. 23 van de Nederlandse Grondwet en het zesde lid van art. 21 van de Curaçaose Staatsregeling. Onderwijsrechtelijke literatuur gaat er van uit dat de inrichtingsvrijheid scholen in staat stelt te selecteren op grond van 10 bijvoorbeeld CITO-‐scores en postcodegebieden. Zolang daarbij niet op oneigenlijke gronden ongeoorloofd onderscheid wordt gemaakt is een school voor bijzonder onderwijs bevoegd leerlingen de toegang te weigeren vanwege hun haardracht. Het Albert Schweitzercollege had dus niet onrechtmatig gehandeld door de langharige Vianjerlo van het schoolplein te sturen. Tot die conclusie kwam ook het Gemeenschappelijk hof, maar het baseerde zich daarbij op de verenigingsvrijheid. Op dit punt is er kennelijk samenloop tussen de vrijheid van onderwijs en de vrijheid van vereniging: beide grondrechten bieden in gelijke mate bescherming. Dat ze niet altijd gelijk opgaan, wordt duidelijk als we acht slaan op de precieze redenering van het Gemeenschappelijk hof. Het overweegt dat de vrijheid van de schoolvereniging aan beperkingen onderhevig is omdat de scholen uit de openbare kas betaald worden. Dit wie-‐ betaalt-‐bepaalt-‐argument speelt in de rechtspraak over de vrijheid van onderwijs geen rol. Ook de overweging van het hof dat het, vanwege de publieke financiering van de school, van belang is of
9
Zie voor de verschillende standpunten D. Mentink en B.P. Vermeulen, Artikel 23 Grondwet, ’s-‐Gravenhage: Reed Business 2007, pag. 65-‐66. Zie het in 2002 uitgebrachte advies van de Onderwijsraad Vaste grond onder de voeten, pag. 60 (beschikbaar op http://www.onderwijsraad.nl).
10
14
Vianjerlo elders terecht kan, valt niet te rijmen met de jurisprudentie over art. 23 Grondwet. Terug naar de gesluierde rechtenstudente. De RuG is, anders dan het Don Bosco College in Volendam en het Albert Schweitzercollege op 11 Curaçao, een openbare onderwijsinstelling. Toelating en selectie van studenten op grond van uiterlijkheden en innerlijkheden is 12 daarom niet toegestaan. De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderwijs (Whw) biedt slechts zeer beperkte ruimte aan openbare instellingen om een student de toegang te weigeren. Te denken valt aan de pedofiele student die zich aanmeldde bij de Faculteit Pedagogische Wetenschappen. Zijn pedofiele geaardheid staat zo haaks op de uitgangspunten van de 13 opleiding, dat toelating de opleiding zou ontwrichten. Mij lijkt dat moeilijk kan worden volgehouden dat het dragen van een niqaab de juridische opleiding ontwricht (misschien ligt dat anders bij een kappersopleiding). Het is maar de vraag of dit anders wordt als een wettelijk verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding wordt ingevoerd. Zo’n wet maakt het mogelijk gesluierde studenten te beboeten, maar stelt de RuG nog niet in staat niqaabdraagsters de toegang tot de collegebanken te ontzeggen. Ook niet als ze onder hun hoofddoek een vlecht dragen. M entko Nap 11
Bovendien is de RuG een instelling voor onderwijs aan niet-‐leerplichtigen. Art. 23 Grondwet gaat vooral over het leerplichtige onderwijs. In de op de Grondwet gebaseerde wetgeving zijn geleidelijk aan de grondwettelijke principes doorvertaald naar het voortgezet en hoger onderwijs. 12 Tot het onmogelijke is niemand gehouden: onderwijsinstellingen die geen plaats meer hebben, mogen leerlingen en studenten om die reden weigeren. Over toelating en selectie uitgebreid P.W.A. Huisman en P.J.J. Zoontjes (red.), Selectie bij toegang tot het onderwijs, Deventer: Kluwer 2009. 13 Aldus het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs, de bijzondere bestuursrechter die op grond van art. 7.64 Whw in laatste instantie over veel toepassingen van de wet beslist; zie uitspraken van 20 juni 2008, zaaknummer 2008/008 en 16 november 2009, zaaknummer 2009/027 (via http://www.cbho.nl).
15
Staats en bestuursrech tdag Hienh uis Hoving Donderdagmorgen 20 oktober, iets later dan gepland, kwamen wij aan bij het advocatenkantoor Kienhuis Hoving in Enschede. Bij binnenkomst werden wij allen van harte welkom geheten en boven konden we meteen aanschuiven bij de lunch. Tijdens de lunch raakten velen van ons in gesprek met een advocaat(-‐ stagiaire) en hadden we de gelegenheid vragen te stellen over hoe het er aan toe gaat binnen het kantoor. Na de lunch kregen we een rondleiding door het kantoor. Kienhuis Hoving is een van de grotere kantoren in Oost-‐Nederland waar bijna 100 advocaten werkzaam zijn. Zij houden zich met veel rechtsgebieden bezig, uitgezonderd het strafrecht. Na de rondleiding kregen we een presentatie van een advocaat-‐stagiaire die in het kort vertelde hoe haar werkdag er uitzag. Daarna mochten wij zelf aan het werk met een casus. We werden in twee groepen verdeeld en op het eind van de dag moesten we een zitting naspelen. De casus had in het kort gezegd betrekking op een studentenvereniging die woonboten had aangekocht. Deze woonboten moesten van het college van B&W binnen drie maanden worden verwijderd omdat er in de buurt zware industrie was gevestigd. In korte tijd moesten ‘voors’ en ‘tegens’ worden bedacht om de tegenpartij (B&W of de studentenvereniging)het zo lastig mogelijk te maken. Om het zo waarheidsgetrouw mogelijk te laten lijken, werd er nog een gemeenteambtenaar bij gehaald die wij allerlei vragen konden stellen m.b.t. het besluit. Na wat brainstormen werd een pleitnota gemaakt. Op het eind van de middag was het dan zover, in toga en al, werd het besluit bestreden en verdedigd. Met als uitkomst: het besluit werd vernietigd. Het bestuursorgaan moest een nieuw besluit nemen en de termijn van drie maanden verlengen tot zes. Nadat de zitting was gesloten zijn we met z’n allen naar de binnenstad van Enschede gegaan. Daar hebben we nog geborreld en gegeten. Graag wil ik namens Frederick van der Marck, Kienhuis Hoving van harte bedanken voor deze interessante en leerzame dag.
16
17
Maak kennis met je nieuwe carrière Dirkzwager is altijd op zoek naar ambitieuze professionals. Juristen die een stap verder willen gaan, die hun kennis willen verbreden en delen. Om dat laatste draait het bij ons. We delen onze juridische kennis met onze cliënten en elkaar, zodat we samen sterker staan. Kennis ontwikkelen staat daarom hoog in het vaandel. We bieden dan ook uitstekende opleidingsmogelijkheden binnen en buiten onze Dirkzwager Academy. Maar ook door te werken aan uitdagende (internationale) projecten voor mooie cliënten. Daarnaast heb je altijd toegang tot brede juridische kennis die jij en je collega’s delen via onder andere onze eigen kennis-pagina’s, juridische (digitale) bibliotheken en de Dirkzwager KennisApp. Dirkzwager is een veelzijdig, landelijk top-20 kantoor. We werken voor grote en middelgrote bedrijven, overheden, instellingen en particulieren, op de meest uiteenlopende rechtsgebieden. Ons kantoor heeft vestigingen in Arnhem en Nijmegen en telt ca. 260 medewerkers, waarvan 110 juristen die zich thuis voelen in een professionele en collegiale werkomgeving.
Kom kennis maken en kennis delen bij Dirkzwager. Kijk op www.dirkzwager.nl voor de actuele vacatures en studentenstages.
1051700015 Adv A5 arbeidsmarktcommunicatie.indd 1
06-04-2011 15:00:48
BVg`Ijcc^hhZcb$
HeZX^Va^hi7ZhijjghgZX]i# IneZ/Vine^hX]# Æ
`kZgbdZYYZVai^_YYViCnh^c\] W^_YZilZZYZ\gdZe]ddgYZ#ÇIdiBVg`Ijcc^hhZc]ddgYZ kVcZZcdjY"XdaaZ\VYVioZVaZZci^_Y_ZW^_Cnh^c\]oVi# Æ>`YVX]i/Vah_^_]ZiYVVgcVVg_Zo^c]ZWi!`Vc]Zi\ZZc hVV^ZXajWo^_c#`]VYZgYjhWZ]ddga^_`cVVhi\ZoZiZc!lVciYZine^hX]Z Cnh^c\]ZgWZhi{{i]ZaZbVVac^Zi#=Zi^hZZckZgoVbZa^c\ Z^\Zcl^_oZiZVbeaVnZgh#9ZheZX^Va^hi^h]^Zg\ZZchda^hi# 7^_Cnh^c\]dcibdZiiZ^`Vjidg^iZ^iZcdeb^_ckV`\ZW^ZY lVVgkVc^`igdjlZchc^ZiZZchl^hiYVioZ]^ZglZg`iZc# LZ]djYZcZa`VVghoV`ZckVV`kVcj^ikZghX]^aaZcY eZgheZXi^Z[iZ\Zc]Zia^X]i#9VigZhjaiZZgi^c]ZiWZhiZ kddgYZ`aVci!bVVgdd`kddg_ZoZa[#Ç Cnh^c\]^hZZcWZYg^_[kVc`VgV`iZgkdaaZheZX^Va^hiZc#6aaZZc YZlZi^hW^_dchhiVcYVVgY#KddgYZgZhi`g^_\_ZVaaZgj^biZ dbWj^iZc\ZlddciZo^_c#@a^c`iY^i\dZYZc`ZccZcl^_ Za`VVgcd\c^Zi4AVVi_ZYVck^cYZck^VlZg`ZcW^_cnh^c\]#ca
Cnh^c\]#9Z_j^hiZ_jg^hideYZ_j^hiZeaZ`#
19
R ight to know -day Een verslag van het symposium van woensdag 28 september. W OB vs. PRIVACY , Let the battle begin… Vandaag is het dan zover, het meest spraakmakende congres van het jaar vindt weer plaats. Voor de meesten onder u beter bekend als de Right to Know day. De titel alleen al spreekt boekdelen. Elk jaar op 28 september wordt het recht van burgers om toegang te krijgen tot overheidsinformatie internationaal onder de aandacht gebracht. Dit jaar vindt het Nederlandse congres in het mooie Groningen plaats. De organisatie hiervan is subliem; zelfs de locatie is tot in de puntjes toe geregeld. Rondkijkend in de zaal vinden we juristen, hoge ambtenaren, beleidmakers, journalisten en studenten. Kortom, een betere samenstelling van dit congres valt niet te wensen. Wij, studenten die het vak Informatiegrondrechten volgen, hebben de eer om een workshop bij te wonen en verslag hiervan uit te brengen. De workshop waar wij aanwezig zijn, gaat over de WOB vs. Privacy. Hier moet u denken aan het informatie vergaren op grond van de WOB. Lijnrecht tegenover het informatie vergaren staat echter het bekend maken van privacygevoelige gegevens van zowel burgers als overheidsmedewerkers. Één van de sprekers is mr. dr. C.N.J. de Vey Mestdagh. Deze hoogleraar is hoofd van het centrum voor Recht & ICT aan de Rijksuniversiteit Groningen. Degene tegen wie hij het op mag nemen is mr. P. de Groot. Hij is werkzaam als functionaris voor de gegevensbescherming en coördinator WOB van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Mr. dr. De Vey Mestdagh staat voor de mening dat openbaarheid de regel is. Privacy is volgens hem dan ook een uitzondering daarop. Hij refereert hierbij aan de Memorie van Toelichting van de WOB. Het uitgangspunt van deze wet is dat zowel bij informatieverstrekking op verzoek als uit eigen beweging openbaarheid voorop staat. De
hoogleraar zegt dat er geen sprake is van een conflict tussen privacy en openbaarheid; het is slechts een schijnconflict. Vaak is het beleid het belangrijkste uit de stukken die worden opgevraagd, niet de persoonsgegevens. Als de herleiding tot personen onmogelijk kan worden gemaakt bestaat derhalve de verplichting tot openbaarmaking van de geanonimiseerde informatie. Anonimiseren is technisch goed mogelijk. Toch wordt veel informatie niet openbaar gemaakt met een beroep op privacy. Het standpunt van mr. P. de Groot was hierin gelegen dat hij van mening is dat er te veel openbaar wordt gemaakt. De relatie tussen de burger en de overheid is een vertrouwensrelatie. De burger verstrekt zijn persoonsgegevens aan de overheid in vertrouwen. Verstrekt de overheid deze gegevens aan derden – waarvoor geen toestemming is gegeven – dan schendt de overheid de vertrouwensrelatie. De overheid moet een relatieve afweging maken. Enerzijds is er het belang van openbaarmaking, anderzijds is er het recht op privacy van de burger. Factoren die daarbij in overweging genomen moeten worden volgens het College van Bescherming Persoonsgegevens zijn allereerst de behoorlijkheid en de noodzakelijkheid. De laatst genoemde factor is nog onder te verdelen in doelbinding en de eis van proportionaliteit/subsidiariteit. Kortom, zoals u hierboven hebt kunnen lezen was het een inspirerende dag waar verschillende standpunten de revue zijn gepasseerd. Met de toename van de digitalisering en de infocratisering van de sameleving zal deze kwestie een steeds belangrijkere rol gaan spelen. Deze discussie is dus nog lang niet aan zijn einde gekomen. Jessica Hof en Marcella van Ommen
22
Vanaf vorig jaar is er een nieuwe vaste column te vinden in de MarcKrant: ´Bestuur in Beeld´, waarin de focus ligt op de inhoud van het bestuursrecht. In MarcKrant nr. 1 een artikel van de hand van dhr. De Graaf, docent bij de vakgroep Bestuursrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen.
N aar m eer rech tseenheid in het bestuursrecht De bestuursrechtspraak in Nederland is niet opgebouwd in een piramidaal stelsel van rechtsprekende instanties. Er zijn meerdere hoogste bestuursrechters: de Hoge Raad (HR), de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), de Centrale Raad van Beroep (CRvB) en het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb). Frequent bestaat aandacht voor de (kleine) 14 verschillen in de jurisprudentie van de hoogste bestuursrechters. Het ontbreken van een piramidaal stelsel betekent op dit moment dat er geen formele rechtseenheidsvoorziening in het bestuursrecht bestaat. In de afgelopen periode kan echter gewezen worden op tal van uitspraken waarin de ABRvS, de CRvB, het CBb en de HR in min of meer gelijkluidende overwegingen recht spreken over de toepassing van de algemene bepalingen in de Awb. Op welke uitspraken doel ik? Gewezen kan ten eerste worden op de nieuwe hoofdregel dat elke bestuursrechter in Nederland de appellant een tweede termijn zal gunnen voor het betalen van het griffierecht. De ABRvS hanteerde de praktijk om direct bij aangetekende brief schriftelijk uit te nodigen tot betaling van het griffierecht en geen tweede termijn te gunnen om 15 tot betaling over te gaan, terwijl de rechtbanken, de CRvB en het CBb daartoe appellanten wel een tweede termijn gunnen. De ABRvS
14
Zie o.a. R.P. den Otter, ‘Met een pokerface aan de roulettetafel. Verschillen in de beoordeling van de ontvankelijkheid door de hoogste bestuursrechters’, JBplus 2008, p. 93-‐101 en K.J. de Graaf, ‘Bestuurs(proces)recht’, AA Katern (2006) 99, p. 5526 e.v. 15 ABRvS 27 januari 2010, JB 2010/61 m.nt. Bok.
23
16
heeft dan ook bij uitspraak van 16 juli 2010 aansluiting gezocht bij de praktijk van de CRvB en het CBb. Een waarschuwing is hier op haar 17 plaats, omdat de ABRvS zich reeds op 14 oktober 2010 weer een uitzondering te formuleren op de in juli 2010 nog bewerkstelligde rechtseenheid op dit punt. In geschillen waarop artikel 1.6 van de Crisis-‐ en herstelwet (Chw) van toepassing is en dus binnen 6 maanden na het einde van de beroepstermijn uitspraak moet worden gedaan, zal toch geen tweede termijn worden gegund. Een tweede voorbeeld betreft de toepassing van artikel 6:22 Awb in verband met bevoegdheidsgebreken. Met uitzondering van de HR in belastingzaken hebben alle hoogste bestuursrechters in het verleden expliciet bepaald dat het gebrek waaraan een onbevoegd genomen besluit lijdt, niet kan worden gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 Awb, omdat geen sprake is van de onjuiste toepassing van een 18 vormvoorschrift. Bovendien is door die bestuursrechters ook uitgemaakt dat een aan het primaire besluit klevend bevoegdheidsgebrek ‘geheeld’ moet worden geacht indien het 19 besluit op bezwaar door het bevoegde orgaan wordt genomen. Dat is voor de doorgewinterde bestuursrechtjurist gesneden koek, maar de HR had beide punten voor het belastingrecht niet expliciet 20 uitgesproken. In zijn uitspraak van 24 december 2010 heeft de HR aansluiting gezocht bij de jurisprudentie van de andere hoogste bestuursrechters. Het derde geval waarin rechtseenheid tot stand is gekomen betreft het zogenaamde uitgangspunt van de leesbare poststempel. Van belang voor het tijdig indien van bezwaar en/of beroep is het tijdstip waarop het geschrift ter post is bezorgd: het moment waarop het geschrift in de brievenbus wordt gedeponeerd of waarop 16
ABRvS 16 juli 2010, AB 2010/209 m.nt. Ortlep, JB 2010/199 m.nt. Bok. ABRvS 14 oktober 2010, AB 2011/22 m.nt. De Waard, JB 2010/257 m.nt. Bok. 18 Zie o.a. ABRvS 23 oktober 1997, AB 1998/386; CRvB 24 augustus 2000, AB 2000/420. 19 Vgl. ABRvS 9 januari 2002, AB 2002/85; CRvB 10 oktober 2002, JB 2002/368). 20 HR 24 december 2010, BNB 2011/95 m.nt. Bartel, NJB 2011/198, NTFR 2011/181 m.nt. Borghols. 17
24
het op een postvestiging wordt aangeboden. De HR, de ABRvS en de CRvB hebben recent een gelijkluidend bewijsrechtelijk uitgangspunt 21 vastgesteld als het gaat om de terpostbezorging. Kort gesteld is een bewijsrechtelijk uitgangspunt dat terpostbezorging heeft plaatsgevonden op de dag waarop het poststuk (leesbaar) is afgestempeld. Tegenbewijs is mogelijk door aannemelijk te maken dat het poststuk reeds op een eerdere datum ter post is bezorgd. Ook als het gaat om het “Terpostbezorging heeft door de hoogste bestuursrechters plaatsgevonden op de dag gehanteerde uitgangspunt waarop het poststuk dat, in gevallen waarin verzending van besluiten (leesbaar) is afgestempeld” en andere documenten niet-‐aangetekende heeft plaatsgevonden en het bestuursorgaan aannemelijk heeft gemaakt dat het desbetreffende daadwerkelijk 22 stuk is verzonden naar het juiste adres, het op de weg van de geadresseerde ligt om de ontvangst ervan eventueel op niet ongeloofwaardige wijze te ontkennen, is wijziging opgetreden teneinde rechtseenheid te realiseren. De ABRvS heeft – in een meervoudige kamer waarvan de voorzitter van de ABRvS, een raadsheer in de HR en de President van het CBb deel uitmaakten – een nadere precisering uitgesproken die aansluit bij de jurisprudentie van de HR: niet langer dient de geadresseerde de ontvangst op niet ongeloofwaardige wijze te ontkennen, maar vereist is (slechts?) dat hij feiten stelt op grond waarvan de ontvangst redelijkerwijs kan 23 worden betwijfeld. Wellicht het minst spectaculair, maar desalniettemin het memoreren 24 waard, is het arrest van de HR van 8 april 2011. Onder verwijzing 21
HR 28 februari 2011, AB 2011/53 m.nt. Ortlep, BB 2011/245 m.nt. De Bruin, BNB 2011/132 m.nt. Van Ettekoven, NTFR 2011/257 m.nt. Jansen; ABRvS 19 januari 2011, LJN BP1309; CRvB 19 januari 2011, LJN BP1537. 22 ABRvS 10 februari 2010, AB 2010/121 m.nt. red.; CRvB 8 mei 2009, AB 2009/315 m.nt. Tollenaar. 23 ABRvS 10 mei 2011, AB 2011/159 m.nt. Ortlep, JB 2011/152, JV 2011/284, USZ 2011/199; CRvB 15 juni 2011, LJN BQ9423, HR 15 december 2006, BNB 2007/112; HR 10 juli 2009, BNB 2009/246. 24 HR 8 april 2011, JB 2011/116, NTFR 2011/855 m.nt. Caljé, USZ 2011/152.
25
naar jurisprudentie van de CRvB stelt de HR vast dat artikel 8:56 Awb (partijen worden na afloop van het vooronderzoek ten minste drie weken tevoren uitgenodigd voor de zitting) met zich brengt dat partijen dusdanig tijdig van de datum van de zitting op de hoogte moeten worden gesteld, dat zij gedurende ten minste drie weken de 25 gelegenheid hebben zich daarop voor te bereiden. Dat is al het vijfde voorbeeld. Een zesde voorbeeld betreft het volgende. De ABRvS hield het voor 26 mogelijk dat een herzieningsverzoek (art. 8:88 Awb) is gericht op het herzien van een afwijzing van een eerder herzieningsverzoek. Omdat artikel 8:88 Awb echter te allen tijde de mogelijkheid biedt om herziening te vragen van het oorspronkelijke gegeven oordeel over het geschil, is het zinloos om een herzieningsverzoek over een afwijzing van een eerder herzieningsverzoek toe te laten. Tot die 27 28 conclusie is de ABRvS, in navolging van de HR en de CRvB, nu ook gekomen. Een dergelijk verzoek moet worden opgevat als een herzieningsverzoek dat is gericht op herziening van de oorspronkelijke uitspraak. Dat ligt anders indien een eerder herzieningsverzoek werd toegewezen; dan kan wel herziening worden gevraagd van die herzieningsuitspraak. Serieuzer is de afstemming in de laatste twee voorbeelden. Voorbeeld zeven betreft de rechtspraak van de HR. De andere hoogste bestuursrechters hebben in verband met de parlementaire geschiedenis van de Awb steeds geoordeeld dat de bestuursrechter ambtshalve onderzoek moet verrichten naar de ontvankelijkheid van de eiser (en de bevoegdheid van bestuur en rechter), ook indien de gestelde feiten door de wederpartij worden erkend of niet worden betwist. De HR nam evenwel in vaste jurisprudentie aan dat voor het bewijs van de feiten die relevant zijn voor het vaststellen van de ontvankelijkheid, geldt hij tot het uitspreken van een (bewijs)oordeel niet geroepen is in het geval een stelling over die feiten door de 25
Vgl. CRvB 29 maart 1996, AB 1996/368. Vgl. ABRvS 26 april 1995, ABkort 1995/342; ABRvS 27 oktober 2010, AB 2011/27 m.nt. Ortlep. 27 ABRvS 23 februari 2011, AB 2011/74 m.nt. Ortlep, JB 2011/96. 28 HR 26 februari 2010, AB 2010/76; CRvB 27 oktober 2010, LJN BO2051. 26
26
29
wederpartij is erkend, althans niet is betwist. De HR heeft zich, onder verwijzing naar de kritiek op zijn eigenzinnige jurisprudentielijn, bij arrest van 13 mei 2011 gevoegd naar de lijn van 30 de andere hoogste bestuursrechters. De aannemelijkheid van de feiten die bepalend zijn voor de ontvankelijkheid van de eiser dient ambtshalve te worden onderzocht, ook als die feiten zijn erkend of niet zijn betwist. Tot slot van dit stuk is er het achtste voorbeeld over de schadevergoeding wegens schending van de redelijke termijn van art. 6 EVRM. Uit de jurisprudentie van het EHRM volgt dat bij overschrijding van de redelijke termijn, behoudens bijzondere omstandigheden, spanning en frustratie als grond voor de vergoeding 31 van immateriële schade moet worden voorondersteld. Over het vergoeden van die schade op grond van art. 8:73 Awb is veel te doen geweest en de ontwikkelingen zullen leiden tot een voorstel voor een 32 wettelijke regeling. Hier is relevant dat artikel 6 EVRM niet van 33 toepassing is in vreemdelingenzaken en belastinggeschillen. Voor vreemdelingenzaken stelde de ABRvS dat de ‘de rechtszekerheid als algemeen aanvaard rechtsbeginsel dat aan artikel 6 EVRM mede ten grondslag ligt’ evenzeer geldt in vreemdelingenzaken en dat zij aansluiting zal zoeken bij de jurisprudentie van het EHRM over artikel 34 6 EVRM. De vraag was wat de HR zou doen als hoogste bestuursrechter voor belastinggeschillen waarop artikel 6 EVRM niet van toepassing is. In zijn arrest van 10 juni 2011 heeft de HR in afwijking van de conclusie van de advocaat-‐generaal in het belang van de rechtseenheid bepaald dat hij aan de rechtszekerheid als 29
Vgl. HR 8 juli 2005, BNB 2006/50; HR 8 juli 2005, BNB 2006/51; zie daarover ook R.J.G.M. Widdershoven e.a., ‘Evaluatie belastingrechtspraak in twee feitelijke instanties. Eindrapport fase I’, Research Memoranda 2006 nummer 3, Raad voor de Rechtspraak, p. 64-‐66. 30 HR 13 mei 2011, AB 2011/158 m.nt. Widdershoven, JB 2011/146 m.nt. Bok, NTFR 2011/1148 m.nt. Den Ouden. 31 Vgl. EHRM 29 maart 2006, JB 2006/134. 32 Zie de aankondiging in Kamerstukken II 2010/11, 32 450, nr. 3, p. 5. 33 Zie respectievelijk EHRM 5 oktober 2000, nr. 39652/98 en EHRM 12 juli 2001, nr. 44759/98. 34 ABRvS 3 december 2008, AB 2009/70 m.nt. Barkhuysen & Van Emmerik. Vgl. ook CBb 8 september 2010, AB 2010/264 m.nt. Sewandono.
27
algemeen aanvaard rechtsbeginsel dezelfde consequenties zal 35 verbinden als de andere bestuursrechters en het EHRM. Al met al is het opmerkelijk dat plots de meer informele vormen van afstemming tussen de hoogste bestuursrechters vruchten afwerpen als het gaat om de rechtseenheid. Waarom lukt dat nu opeens? Ligt het aan de opgelaaide discussie over de wenselijkheid van het instellen van een institutionele rechtseenheidsvoorziening en/of de 36 mogelijkheid van cassatie? Voorlopig lijkt de noodzaak voor dergelijke (drastische) maatregelen te zijn weggenomen. Welk problemen zouden er nog mee opgelost worden? Wellicht zou het goed zijn als de gerealiseerde rechtseenheid ook naar buiten toe voldoende kenbaar gemaakt zou kunnen worden. Daartoe kent het voorstel voor een Wet aanpassing bestuursprocesrecht het instrument van de verwijzing naar een zogenaamde ‘Grote Kamer’ en creëert het de mogelijkheid om een lid van de meervoudige kamer te 37 verzoeken een conclusie te nemen. Kortom, ondanks dat het ontbreken van een mooi piramidaal stelsel van bestuursrechtspraak terecht als een belangrijke schoonheidsfout wordt gezien en er voldoende redenen zijn voor bijvoorbeeld de bestuursrecht brede 38 mogelijkheid van cassatie, zal de pragmatisch ingestelde wetgever – naar ik aanneem – niet snel geneigd zijn om kostbare institutionele wijzigingen aan te brengen in een versnipperd stelsel van rechtsprekende colleges wanneer de afstemming tussen die colleges tot voldoende rechtseenheid in het bestuursrecht heeft geleid.
Kars de G raaf
35
HR 10 juni 2011, LJN BO5087, NTFR 2011/1368 m.nt. van der Vegt. zie B.J. van Ettekoven, ‘De Hoge Raad in 2025: met of zonder cassatie in de bestuursrechtspraak?’ en R.J.G.M. Widdershoven, ‘Cassatie in bestuursrechtspraak?’, in: A.M. Hol, I. Giesen & F.G.H. Kristen (red.), De Hoge Raad in 2025. Contouren van de toekomstige cassatierechtspraak, Den Haag: BJu 2011, p. 263-‐274 en 275-‐285. 37 Zie voor deze instrumenten Kamerstukken II 2009/10, 32 450, nrs. 2 en 3 (art. 8:10a Awb en art. 8:12a Awb). 38 Zie R.J.N. Schlössels, ‘Procesrechtelijke osmose: het bestuursproces en de cassatiefunctie’, AA 2011, p. 704-‐716. 36
28
In de column Recht in de Praktijk vertelt iemand over zijn/haar bezigheden in de beroepspraktijk. Deze keer een artikel van Marishka Neekilappilai, rechtenstudent en lid van de faculteitsraad namen TBR.
Het reilen en zeilen binnen de faculteitsraad De Faculteitsraad is het hoogste medezeggenschapsorgaan binnen de faculteit en is bevoegd de algemene gang van zaken binnen de faculteit met het Faculteitsbestuur te bespreken, voorstellen te doen en standpunten kenbaar te maken. De Faculteitsraad oefent tegenover het Faculteitsbestuur het instemmings-‐ en adviesrecht uit inzake aangelegenheden die de faculteit in het bijzonder betreffen. De raad bestaat uit een personeelsgeleding (9 personeelsleden) en de studentengeleding (9 studenten), bestaande uit de fracties Ten Behoeve van Rechtenstudenten (TBR) en Progressief Rechten (PR). Namens de facultaire medezeggenschaps-‐ vereniging TBR neem ik dit collegejaar zitting in de Faculteitsraad. Veel studenten zijn slecht op de hoogte van de mogelijkheid om binnen de faculteit medezeggenschap uit te oefenen, door bijvoorbeeld plaats te nemen in opleidingscommissies of commissies zoals Kwaliteitszorg. De verdeling van deze plaatsen wordt respectievelijk via studieverenigingen en via TBR en PR georganiseerd. Ook wordt mij vaak gevraagd hoe je als student plaats kunt nemen in de Faculteitsraad, en wat de student in de Faculteitsraad kan bereiken. Om meer inzicht te geven in wat een studentlid van de Faculteitsraad kan bereiken, zal ik eerst schetsen wat de TBR-‐fracties in de voorgaande jaren in de Faculteitsraad hebben aangekaart. Daarna zal ik aangeven welke onderwerpen de TBR-‐fractie dit collegejaar wil aankaarten. Ten slotte zal ik aangeven welke procedure doorlopen moet worden om als studentlid van de Faculteitsraad verkozen te worden.
29
Voorgaande collegejaren Sprekende voorbeelden van zaken die de TBR-‐fractie in de voorgaande jaren binnen de Faculteitsraad heeft aangekaart zijn de beschikbaarheid van videocolleges, het hertentamen Europees Recht van augustus 2010 en de administratiekosten voor na-‐inschrijvingen à 15 euro per tentamen. De vanzelfsprekendheid waarmee studenten nu kunnen vertrouwen op algehele beschikbaarheid van videocolleges was een aantal jaar geleden nog niet aanwezig. Voorgaande TBR-‐fracties hebben meerdere malen binnen de Faculteitsraad aangegeven dat het wenselijk zou zijn als de toegang tot de videocolleges verruimd zou worden voor de voltijdstudenten. Voor de huidige regeling inzake beschikbaarheid van videocolleges is flink gelobbyd door de studenten in de Faculteitsraad. Een voorbeeld van ogenschijnlijke onredelijkheid was de uitkomst van het augustustentamen van Europees recht in het collegejaar 2009-‐2010, dat zeer slecht gemaakt was en zelfs landelijk nieuws was. Naar aanleiding hiervan heeft de TBR-‐fractie er binnen de Faculteitsraad op aangedrongen dat uitgezocht diende te worden of de tweede kans niet significant moeilijker was dan de eerste. Uit onderzoek bleek dat dit niet het geval was, maar desondanks heeft de vakgroep toegezegd voortaan de eerste kans en het herkansingstentamen gelijktijdig te maken om te voorkomen dat de schijn gewekt wordt dat een groep studenten wordt benadeeld door een moeilijker tentamen. Een laatste sprekend voorbeeld van een probleem dat de TBR-‐fractie heeft aangekaart betreft de administratiekosten voor na-‐inschrijving voor tentamens. Wanneer de student door nalatigheid vergeet zich in te schrijven binnen de aangewezen periode op progresswww, dan moet hij bij de informatiebalie voor ieder tentamen dat hij wil maken 15 euro betalen. Er zijn gevallen bekend waar studenten meer dan 60 euro moesten betalen om toch deel te kunnen nemen aan tentamens. De TBR-‐fractie vroeg zich af waar die 15 euro aan
30
administratiekosten per tentamen op gebaseerd zijn, en waarom andere faculteiten veel gunstige regelingen op het gebied van na-‐ inschrijving hebben. De portefeuillehouder middelen binnen het Faculteitsbestuur heeft naar aanleiding van deze vragen uitgezocht waar de kosten op gebaseerd zijn, en welke regelingen andere faculteiten hebben. Spijtig genoeg is het de fractie niet gelukt om het beleid op dit punt te wijzigen, omdat bleek dat de administratie-‐ kosten reëel zijn. Verwezenlijken van standpunten De huidige TBR-‐fractie wil dit collegejaar in de Faculteitsraad een aantal standpunten verwezenlijken. Eén van haar standpunten is dat het wenselijk zou zijn dat de beschikbaarheid van plaatsen voor student-‐assistentschappen op het gebied van onderzoek en onderwijs meer transparant is. Nu is het zo dat sommige vakgroepen volledig transparant zijn als zij plaatsen hebben voor onderwijs-‐ assistenten en onderzoeksassistenten. Deze vakgroepen plaatsen dan een oproep op Nestor of in de UK. Andere vakgroepen zijn gedeeltelijk of niet transparant als het gaat om deze functies. De fractie begrijpt dat met transparantie werklast gepaard gaat. Het plaatsen van een oproep, het mogelijk selecteren uit meerdere kandidaten en de afwijzing van kandidaten motiveren kost natuurlijk meer tijd. Het is voor een (docent-‐)onderzoeker gemakkelijker om in zijn omgeving studenten te vragen voor deze leerzame posities. Toch vindt de fractie meer transparantie wenselijk, zodat alle studenten die talentvol en geïnteresseerd zijn, in aanmerking kunnen komen voor deze functies. “Een ander standpunt dat de Een ander standpunt fractie huldigt is de dat de fractie huldigt beschikbaarheid van is de beschikbaarheid van (onbetaalde) (onbetaalde) onderzoeksstages.” onderzoeksstages. Wederom is hier het . geval dat sommige vakgroepen onderzoeksstages creëren en andere vakgroepen spijtig genoeg niet. Nu is het zo dat Honours College-‐ studenten in hun derde bachelorjaar bij een vakgroep naar keuze een
31
onderzoekstraject mogen starten. Bij sommige vakgroepen mogen deze studenten literatuuronderzoek voor een studieboek doen, en bij anderen kunnen zij de onderzoeker assisteren door het doen van jurisprudentieonderzoek. Uit eigen ervaring weet ik dat studenten deze ervaring erg leerzaam vinden en dit hun verbondenheid met de faculteit op het gebied van onderzoek vergroot. Daarom zal de TBR-‐ fractie in de Faculteitsraad of rechtstreeks aan de portefeuillehouder onderwijs in het Faculteitsbestuur over dit punt vragen stellen. Verkiezing Faculteitsraad Jaarlijks vinden de verkiezingen plaats voor de Faculteitsraad. TBR en PR 'strijden' tegen elkaar om plekken te kunnen bemachtigen binnen de raad. Voordat deze 'strijd' losbarst (de welbekende collegepraatjes, flyers en partytenten op het harmonieplein), vindt eerst een interne verkiezing plaats. In februari of maart kunnen studenten zich binnen de vergadering van TBR en PR kandidaat stellen voor de verkiezingslijst van hun vereniging. Na de uitslag van deze stemming begint de kandidaatsfractie met de campagnevoorbereidingen. Twee à drie weken na de campagneweek in mei maakt het universitaire Centraal Stembureau bekend wie verkozen is tot de Faculteitsraad. Wanneer je geïnteresseerd bent in de kwaliteit van ons onderwijs en het reilen en zeilen op de faculteit, dan kun je overwegen om contact te zoeken met TBR (www.tbrgroningen.nl) of PR (www.progressiefrechten.nl). Deze verenigingen vergaderen iedere maandag (afzonderlijk van elkaar), en staan erg open voor nieuwe geïnteresseerde rechtenstudenten die zich betrokken voelen met de faculteit. M arish ka N ekallipai
32
A genda
2 nov
Vakgroepdiner Woensdag 2 november staat het vakgroepdiner op de agenda. Alle docenten van de vakgroep Staatsrecht en Bestuursrecht zijn uitgenodigd, evenals alle leden. Aanmelding via de mail.
Excursie Voetbalw et
Eind nov
Eind november staat een bezoek aan de Euroborg op het programma. Dit zullen wij samen doen met de Simon van der Aa, studievereniging van strafrecht. Voor meer informatie raadpleeg onze website.
Pubquiz
30 nov
Denk jij slimmer te zijn dan de rest? Kom dan eind november je kennis testen op het gebied van staats-‐ en bestuursrecht.
33
Advertentie PlaBossinade (kleur)
34
N aw oord Com m issaris M arcKrant Beste allemaal, De eerste Marckrant van het negentiende jaargang zit er weer op. Ik wil alle schrijvers van harte bedanken voor hun bijdrage en fijne samenwerking: bedankt meneer de Graaf, meneer Nap, meneer Oude Egbrink, mevrouw Hof, mevrouw van Ommen en mevrouw Neekilappillai. Een bedankje voor meneer Squintani en Te Burg voor de foto’s van de symposia. Mocht er iemand zijn die ook graag een artikel wil schrijven en in deze bedankrij wil komen, schroom dan niet en stuur een mail naar: [email protected]. Ook kunt u hier terecht voor vragen en/of opmerkingen. Ik hoop dat jullie de eerste Marckrant met veel plezier gelezen hebben. Op naar het begin van Marckrant nummer twee! Met vriendelijke groet,
Lester von M eijenfeldt
Com m issaris M arcKrant 2011-2012
35
Pro$Vijn$logo$
$ Pro$Vijn$is$een$detacheringsbureau$dat$zich$richt$op$het$uitlenen$van$juridische$adviseurs.$$Het$bedrijf$ is$ opgericht$ uit$ een$ gezamenlijk$ initiatief$ van$ het$ bestuurskundig$ en$ juridisch$ onderzoeks<$ en$ adviesbureau$ Pro$ Facto$ in$ Groningen$ en$ Buro$ Vijn,$ adviseurs$ voor$ ruimtelijke$ ordening$ en$ stedenbouw$te$Oenkerk.$ Bij$ Pro$ Vijn$ zijn$ interne$ training$ en$ coaching$ onderdeel$ van$ de$ bedrijfscultuur.$ Door$ de$ nauwe$ banden$met$Pro$Facto,$Buro$Vijn$en$de$universiteit$wordt$gebruik$gemaakt$van$kennis$en$ervaring$op$ een$breed$terrein$van$het$omgevingsrecht$en$juridische$advisering.$ Pro$ Vijn$ biedt$ juridische$ adviseurs$ aan$ met$ een$ opleiding$ op$ universitair$ of$ hbo
$
36
www.kienhuishoving.nl
Hubertusbar KienhuisHoving
J E S T U D E N T E N T I J D V E R L AT E N K O S T M O E I T E . WIJ HEBBEN DAAR BEGRIP VOOR.
BIJ ONS KRIJGT AMBITIE ALLE RUIMTE.
ENSCHEDE - OLDENZAAL
PAN THEON 25 POSTBUS 109 7500 AC ENSCHEDE TEL. (053) 480 42 00
Go37 East!