Technisch lezen groep 7 (gevorderd aanbod) Niveau
Uitstroom
Groep Gevorderd ≥VMBO T Basis VMBO BB/KB Minimum PrO/ LWOO <minimum PrO Na te streven doelen
3 ≥E3 hommel M3 leesfase 1/2 M3 leesfase 1 < M3 leesfase 1
4 ≥E4 hommel M4 hommel E3 leesfase 2 < E3 leesfase 1/2
AVI-M7 Leest zinnen met ongeveer 12 á 13 woorden met de juiste intonatie AVI-E7 Leest zinnen met ongeveer 13 á 14 woorden met de juiste intonatie
5 6 7 ≥E5 stillezen ≥M6 -E6 stillezen ≥M7 stillezen E4-M5 hommel M5-E5 hommel M6-E6 stillezen M4 hommel E4 hommel E4-E5 hommel ≤E3 Leesfase 2 ≤ M4 hommel ≤ M4 hommel Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
8 PLUS stillezen E6- E7 stillezen E5-M6 stillezen ≤ M5 hommel frequentie
Stillezen (aparte groep in een andere ruimte als de hommelgroep)
4x45 minuten per dag
Leesonderwijs: LIST (Lezen IS Top/ Lees interventieproject in scholen met totaalaanpak) Lesopbouw Stilleesles in 4 stappen: 1. 2.
3. 4.
afspraken m.b.t. klassenmanagement; voldoende leesmateriaal op de tafel. voorlezen/meelezen of boekenbabbel leesmotivatie stillezen terugkoppeling miniles of beleving van het boek.
1x 5 minuten per dag 3x 10 minuten per week 2x 10 minuten per week 20 minuten per dag 10 minuten per dag
Pedagogisch didactisch handelen • Aantal boeken: 25 leeftijdsadequate boeken per schooljaar (stripboeken niet meegeteld) • Leerlingen kiezen zelf boeken op hun hoogste instructieniveau of op leeftijdsadequaat niveau. De leerkracht begeleidt hen daarbij • Een fout woord goed voorzeggen. • Koorlezen/simultaan lezen: samen met de leerkracht hardop lezen, met de juiste intonatie in een tempo dat de kinderen meetrekt
Bertha Muller School
Technisch lezen groep 7 (basis aanbod) Niveau
Uitstroom
Groep Gevorderd ≥VMBO T Basis VMBO BB/KB Minimum PrO/ LWOO <minimum PrO Na te streven doelen
3 ≥E3 hommel M3 leesfase 1/2 M3 leesfase 1 < M3 leesfase 1
4 ≥E4 hommel M4 hommel E3 leesfase 2 < E3 leesfase 1/2
AVI-M6 6.1 Leest zinnen met ongeveer 11 woorden met de juiste intonatie 6.2 Leest meerlettergrepige woorden met –ou- als/oe/ 6.3 Leest drie- en meerlettergrepige woorden met leesmoeilijkheden 6.4 Leest woorden met de lettercombinatie –air6.5 Leest meerlettergrepige en laagfrequente leenwoorden 6.6 Leest woorden met een trema 6.7 Leest woorden met meerdere open lettergrepen (materialen) AVI-E6 6.8 Leest zinnen met ongeveer 11 á 12 woorden met de juiste intonatie 6.9 Leest meerlettergrepige woorden met –eau erin (bureaustoel) 6.10 Leest meerlettergrepige woorden die eindigen op –ele, eaal, ueel, of iele 6.11 Leest eigentijdse nieuwe woorden (e-mailen) 6.12 Leest alle woordtypen
5 6 7 ≥E5 stillezen ≥M6 -E6 stillezen ≥M7 stillezen E4-M5 hommel M5-E5 hommel M6-E6 stillezen M4 hommel E4 hommel E4-E5 hommel ≤E3 Leesfase 2 ≤ M4 hommel ≤ M4 hommel Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
8 PLUS stillezen E6- E7 stillezen E5-M6 stillezen ≤ M5 hommel frequentie
Stillezen (aparte groep in een andere ruimte als de hommelgroep)
4x45 minuten per dag
Leesonderwijs: LIST (Lezen IS Top/ Lees interventieproject in scholen met totaalaanpak) Lesopbouw Stilleesles in 4 stappen: 1. 2.
3. 4.
afspraken m.b.t. klassenmanagement; voldoende leesmateriaal op de tafel. voorlezen/meelezen of boekenbabbel leesmotivatie stillezen terugkoppeling miniles of beleving van het boek.
1x 5 minuten per dag 3x 10 minuten per week 2x 10 minuten per week 20 minuten per dag 10 minuten per dag
Pedagogisch didactisch handelen • Aantal boeken: 25 leeftijdsadequate boeken per schooljaar (stripboeken niet meegeteld) • Leerlingen kiezen zelf boeken op hun hoogste instructieniveau of op leeftijdsadequaat niveau. De leerkracht begeleidt hen daarbij • Een fout woord goed voorzeggen. • Koorlezen/simultaan lezen: samen met de leerkracht hardop lezen, met de juiste intonatie in een tempo dat de kinderen meetrekt
Bertha Muller School
Technisch lezen groep 7 ( minimum aanbod) Niveau
Uitstroom
Groep Gevorderd ≥VMBO T Basis VMBO BB/KB Minimum PrO/ LWOO <minimum PrO Na te streven doelen
3 ≥E3 hommel M3 leesfase 1/2 M3 leesfase 1 < M3 leesfase 1
4 ≥E4 hommel M4 hommel E3 leesfase 2 < E3 leesfase ½
AVI-E4 4.6 Leest een doorlopende tekst met zinnen van ongeveer 9 woorden 4.7 Leest drie- en meerlettergrepige woorden met het voorvoegsel ge- , be-, ver-zonder leesmoeilijkheden 4.8 Leest woorden op –tie uitgesproken als -/tsie/ 4.9 Leest leenwoorden zonder afwijkende klank-tekenrelaties (portemonnee, diskette) AVI-M5 5.1 Leest zinnen met ongeveer 10 woorden met de juiste intonatie 5.2 Leest samengestelde zinnen 5.3 Leest drie- en meerlettergrepige woorden zonder leesmoeilijkheden 5.4 Leest waar nodig de klanken –c- als /k/, -c- als /s/, ch als /sj/ en g als /zj/ 5.5 Leest woorden met een –y-, -x-, -‘s, ’s5.6 Leest woorden die eindigen op –y 5.7 Leest meerlettergrepige woorden met –tie erin (vakantiepret) 5.8 Leest meerlettergrepige woorden met -i als /ie/ (sigaretten) 5.9 Leest woorden eidigend op open lettergreep: domino, piano 5.10 Leest met een klein lettertype AVI-E5 5.11 Leest zinnen met ongeveer 10 á 11 woorden met de juiste intonatie 5.12 Leest alle drie- en meerlettergrepige woorden zonder leesmoeilijkheden 5.13 Leest woorden met –ch- als /sj/-, -ge als -/zje/-, -eau- als -/oo/5.14 Leest woorden eindigend op –isch
5 6 7 ≥E5 stillezen ≥M6 -E6 stillezen ≥M7 stillezen E4-M5 hommel M5-E5 hommel M6-E6 stillezen M4 hommel E4 hommel E4-E5 hommel ≤E3 Leesfase 2 ≤ M4 hommel ≤ M4 hommel Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
8 PLUS stillezen E6- E7 stillezen E5-M6 stillezen ≤ M5 hommel frequentie
Stillezen (aparte groep in een andere ruimte als de hommelgroep)
180 minuten per week
Leesonderwijs: LIST (Lezen IS Top/ Lees interventieproject in scholen met totaalaanpak)
4 dagen per week 1x 45 minuten per dag
Lesopbouw Hommelles in 4 stappen Laag 1 1. 2.
3. 4.
afspraken m.b.t. klassenmanagement; voldoende leesmateriaal op de tafel. voorlezen/meelezen of boekenbabbel ( leesmotivatie)
Hommellezen: leerlingen lezen met ondersteuning; duolezen, tutor lezen, lezen met CD/bandje. terugkoppeling miniles of beleving van het boek.
Laag 2 ( intensief ) Herhaald lezen met Ralfi
1x 5 minuten per dag 3x 10 minuten per week 2x 10 minuten per week 20 minuten per dag 10 minuten per dag
4x 20 minuten per week
Laag 3 ( zeer intensief ) Extra instructie voor extreem zwakke lezers die stagneren ondanks de RALFI begeleiding ( in overleg met de IB er ) Pedagogisch didactisch handelen • Aantal boeken: 25 leeftijdsadequate boeken per schooljaar (stripboeken niet meegeteld) • Leerlingen kiezen zelf boeken op hun hoogste instructieniveau of op leeftijdsadequaat niveau. De leerkracht begeleidt hen daarbij
Bertha Muller School
• •
Een fout woord goed voorzeggen. Koorlezen/simultaan lezen: samen met de leerkracht hardop lezen, met de juiste intonatie in een tempo dat de kinderen meetrekt
Bertha Muller School
Technisch lezen groep 7 (< minimum aanbod) Niveau
Uitstroom
Groep Gevorderd ≥VMBO T Basis VMBO BB/KB Minimum PrO/ LWOO <minimum PrO Na te streven doelen
3 ≥E3 hommel M3 leesfase 1/2 M3 leesfase 1 < M3 leesfase 1
4 ≥E4 hommel M4 hommel E3 leesfase 2 < E3 leesfase ½
AVI-M4 4.1 Leest zinnen met ongeveer 8 woorden met de juiste intonatie 4.2 Leest vlot korte zinnen die betekenisvol zijn afgebroken en doorlopen op de volgende regel (iedere zin begint op een nieuwe regel) 4.3 Leest samengestelde zinnen nevenschikkend en onderschikkend 4.4 Leest vlot alle typen eenlettergrepige en tweelettergrepige en drieletterige woorden zonder leesmoeilijkheden 4.5 Leest met een middelgroot lettertype
5 6 7 ≥E5 stillezen ≥M6 -E6 stillezen ≥M7 stillezen E4-M5 hommel M5-E5 hommel M6-E6 stillezen M4 hommel E4 hommel E4-E5 hommel ≤E3 Leesfase 2 ≤ M4 hommel ≤ M4 hommel Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
8 PLUS stillezen E6- E7 stillezen E5-M6 stillezen ≤ M5 hommel frequentie
Stillezen (aparte groep in een andere ruimte als de hommelgroep)
180 minuten per week
Leesonderwijs: LIST (Lezen IS Top/ Lees interventieproject in scholen met totaalaanpak)
4 dagen per week 1x 45 minuten per dag
Lesopbouw Hommelles in 4 stappen Laag 1 1. 2.
3. 4.
afspraken m.b.t. klassenmanagement; voldoende leesmateriaal op de tafel. voorlezen/meelezen of boekenbabbel ( leesmotivatie)
Hommellezen: leerlingen lezen met ondersteuning; duolezen, tutor lezen, lezen met CD/bandje. terugkoppeling miniles of beleving van het boek.
Laag 2 ( intensief ) Herhaald lezen met Ralfi
1x 5 minuten per dag 3x 10 minuten per week 2x 10 minuten per week 20 minuten per dag 10 minuten per dag
4x 20 minuten per week
Laag 3 ( zeer intensief ) Extra instructie voor extreem zwakke lezers die stagneren ondanks de RALFI begeleiding ( in overleg met de IB er ) Pedagogisch didactisch handelen • Aantal boeken: 25 leeftijdsadequate boeken per schooljaar (stripboeken niet meegeteld) • Leerlingen kiezen zelf boeken op hun hoogste instructieniveau of op leeftijdsadequaat niveau. De leerkracht begeleidt hen daarbij
Bertha Muller School
• •
Een fout woord goed voorzeggen. Koorlezen/simultaan lezen: samen met de leerkracht hardop lezen, met de juiste intonatie in een tempo dat de kinderen meetrekt
Bertha Muller School
Begrijpend lezen groep 7 (gevorderd aanbod) Niveau
Uitstroom
Gevorderd Basis Minimum <minimum
Groep 3 ≥E3 ≥VMBO T M3 VMBO BB/ KB M3 PrO/LWOO < M3 PrO
4
5
6
7
≥E4 NB AA
≥E5 A
≥M6 -E6 A
≥M7
M4 NB AA
E4-M5 AA/A
M5-E5
A
M6-E6 A
E6- E7 A/B
E3
M4
E4
AA
E4-E5 AA/A
E5-M6 A
< E3
≤E3
≤ M4
AA
≤ M4
≤ M5
AA AA
8 B
AA
≥(E7)M8
B
AA
Na te streven doelen
Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
frequentie
Begrijpend lezen CED niveau 7 • Past zelfstandig en op eigen initiatief de bij de teksten horende begrijpend leesstrategieën toe bij het lezen van teksten op AVI 9 > • Herkent tabellen en grafieken • Voorspelt de inhoud van een tekst op basis van meerdere vormkenmerken • Onderscheidt hoofdonderwerp en deelonderwerpen in een tekst • Maakt een schriftelijke samenvatting • Past studievaardigheden toe om informatie te leren onthouden • Herkent diverse signaalwoorden en verbindingswoorden tussen zinnen • Herkent diverse verwijswoorden en waar ze naar verwijzen • Ziet aan de signaalwoorden dat er sprake is van voorwaardelijke en vergelijkingsstructuren in een tekst
Nieuwsbegrip B
75 minuten per week
Begrijpend luisteren CED niveau 7 Geeft bij teksten met een vergelijking- of voorwaardenrelatie aan welke vergelijking of voorwaarden worden genoemd Herkent de signaalwoorden die kenmerkend zijn voor deze relaties Stelt kritische vragen over een voorgelezen tekst Maakt aantekeningen tijdens het luisteren naar een tekst Trekt conclusies op grond van de aantekeningen (dit heb ik onthouden) Luistert globaal, precies, selectief en kritisch (onderscheidt feiten, meningen,willen overtuigen) Past na hierop gericht te zijn zelfstandig de begrijpend luisterstrategieën toe
Strategieën die consequent ingezet worden: Voor het lezen: Kijk naar de tekst. Let op: • de titel • de kopjes • de illustraties • opvallende woorden (vet, schuingedrukt, onderstreept, ...) • getallen Doe een voorspelling: de tekst gaat over... Wat weet je er al van? Wat heb je gezien,gehoord of gelezen? Tijdens het lezen: Lees de tekst. • Onderstreep belangrijke woorden en signaalwoorden. Let op de verbanden. • Maak aantekeningen en/of een schema. Heb je een goed beeld van de tekst? • Stel vragen over het belangrijkste van de tekst: Wie, Wat, Waar, Wanneer, Waarom, Hoe? Begrijp je de tekst nog? Gebruik eventueel de woordhulp. Na het lezen: Klopte je voorspelling?
Bertha Muller School
Kun je de tekst samenvatten? Vertel in een paar zinnen waar de tekst over gaat. Bij de filmpjes: Stappenplan luisteren en kijken. Leerkracht aanpak Modeling, hardop voordoen. Vaardigheden laten toepassen op andere teksten.
Bertha Muller School
Begrijpend lezen groep 7 (basis aanbod) Niveau
Uitstroom
Gevorderd Basis Minimum <minimum
Groep 3 ≥E3 ≥VMBO T M3 VMBO BB/ KB M3 PrO/LWOO < M3 PrO
4
5
6
7
≥E4 NB AA
≥E5 A
≥M6 -E6 A
≥M7
M4 NB AA
E4-M5 AA/A
M5-E5
A
M6-E6 A
E6- E7 A/B
E3
M4
E4
AA
E4-E5 AA/A
E5-M6 A
< E3
≤E3
≤ M4
AA
≤ M4
≤ M5
AA AA
8 B
AA
≥(E7)M8
B
AA
Na te streven doelen
Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
frequentie
Begrijpend lezen CED niveau 6 Herkent een mening tekst Herkent de inleiding bij een tekst en de opbouw in delen Herkent de grafische vormgeving van een tekst Past de bij de tekst horende begrijpend leesstrategieën toe bij het lezen van teksten op niveau AVI 7 en 8 Ziet aan de signaalwoorden dat er sprake is van voorbeeld-, middel-doel- en oorzaak/gevolgstructuren in de tekst Geeft het belangrijkste in een alinea aan Vindt de hoofdgedachte in een tekst Stelt zichzelf vragen tijdens het lezen Trekt conclusies op basis van concrete en minder concrete aanwijzingen in een tekst Illustreert zijn waardering van een tekst met specifieke passages
Nieuwsbegrip A
75 minuten per week
Begrijpend luisteren CED niveau 6 Benoemt na het luisteren naar een meningtekst de verschillende meningen over een onderwerp (herkennen van een mening als luisterdoel) Maakt bij het luisteren naar een meningtekst onderscheid tussen feiten, meningen en argumenten Vat een voorgelezen tekst samen, mondeling of schriftelijk (schema invullen) Luistert globaal, precies en selectief (herhaalt het tekstgedeelte wat voor hem relevant is)
Tijdens het lezen: Lees de tekst. • Onderstreep belangrijke woorden en signaalwoorden. Let op de verbanden. • Maak aantekeningen en/of een schema. Heb je een goed beeld van de tekst? • Stel vragen over het belangrijkste van de tekst: Wie, Wat, Waar, Wanneer, Waarom, Hoe? Begrijp je de tekst nog? Gebruik eventueel de woordhulp.
Strategieën die consequent ingezet worden: Voor het lezen: Kijk naar de tekst. Let op: • de titel • de kopjes • de illustraties • opvallende woorden (vet, schuingedrukt, onderstreept, ...) • getallen Doe een voorspelling: de tekst gaat over... Wat weet je er al van? Wat heb je gezien,gehoord of gelezen?
Na het lezen: Klopte je voorspelling?
Bertha Muller School
Kun je de tekst samenvatten? Vertel in een paar zinnen waar de tekst over gaat. Bij de filmpjes: Stappenplan luisteren en kijken. Leerkracht aanpak Modeling, hardop voordoen. Vaardigheden laten toepassen op andere teksten. Vaardigheden laten toepassen op andere teksten.
Bertha Muller School
Begrijpend lezen en begrijpend luisteren groep 7 (minimum aanbod) Niveau
Uitstroom
Gevorderd Basis Minimum <minimum
Groep 3 ≥E3 ≥VMBO T M3 VMBO BB/ KB M3 PrO/LWOO < M3 PrO
4
5
6
7
≥E4 NB AA
≥E5 A
≥M6 -E6 A
≥M7
M4 NB AA
E4-M5 AA/A
M5-E5
A
M6-E6 A
E6- E7 A/B
E3
M4
E4
AA
E4-E5 AA/A
E5-M6 A
< E3
≤E3
≤ M4
AA
≤ M4
≤ M5
AA AA
8 B
AA
≥(E7)M8
B
AA
Na te streven doelen
Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
frequentie
Begrijpend lezen CED niveau 5 Herkent 4 soorten teksten(verhalend, informatief , instructief en overtuigend ) Past de bij de tekstsoort horende begrijpend leesstrategieën toe bij het lezen van teksten op AVI 5,6 (stappenplan) Ziet aan het uiterlijk van een tekst waarin hij staat(bijv. boek, krant, internet) Voorspelt de inhoud op basis van kopjes, lezen van enkele zinnen etc. Herkent alinea’s Herkent de briefvorm Lost het probleem van een moeilijke zin of zinnen op(herlezen etc.) Herkent aan de hand van signaalwoorden de volgorde structuur in een tekst Herkent aan de hand van signaalwoorden de vraag/antwoord structuur in een tekst Visualiseert een tekst(schema, web) Bepaalt de functie van leestekens: komma , dubbele punt, aanhalingstekens, puntjes.
Nieuwsbegrip AA/A
75 minuten per week
Begrijpend luisteren CED niveau 5 Herkent de aangeboden tekstsoorten (verhaal, overtuigende tekst) Benoemt na het luisteren naar een overtuigende tekst wat de bedoeling van de spreker is (herkennen van overtuigen als luisterdoel) Luistert gericht naar verschillende soorten teksten waarin een volgorde, vraag antwoord, voorbeeld, middel-doel of oorzaak-gevolgrelatie kan voorkomen Herkent de signaalwoorden die kenmerkend zijn voor deze relaties Geeft de genoemde relaties aan
Strategieën die consequent ingezet worden: Voor het lezen: Kijk naar de tekst. Let op: • de titel • de kopjes • de illustraties • opvallende woorden (vet, schuingedrukt, onderstreept, ...) • getallen Doe een voorspelling: de tekst gaat over... Wat weet je er al van? Wat heb je gezien,gehoord of gelezen? Tijdens het lezen: Lees de tekst. • Onderstreep belangrijke woorden en signaalwoorden. Let op de verbanden. • Maak aantekeningen en/of een schema. Heb je een goed beeld van de tekst? • Stel vragen over het belangrijkste van de tekst: Wie, Wat, Waar, Wanneer, Waarom, Hoe? Begrijp je de tekst nog? Gebruik eventueel de woordhulp. Na het lezen: Klopte je voorspelling?
Bertha Muller School
Kun je de tekst samenvatten? Vertel in een paar zinnen waar de tekst over gaat. Bij de filmpjes: Stappenplan luisteren en kijken. Leerkracht aanpak Modeling, hardop voordoen. Vaardigheden laten toepassen op andere teksten.
Bertha Muller School
Begrijpend lezen en begrijpend luisteren groep 7 (< minimum aanbod) Niveau
Uitstroom
Gevorderd Basis Minimum <minimum
Groep 3 ≥E3 ≥VMBO T M3 VMBO BB/ KB M3 PrO/LWOO < M3 PrO
4
5
6
7
≥E4 NB AA
≥E5 A
≥M6 -E6 A
≥M7
M4 NB AA
E4-M5 AA/A
M5-E5
A
M6-E6 A
E6- E7 A/B
E3
M4
E4
AA
E4-E5 AA/A
E5-M6 A
< E3
≤E3
≤ M4
AA
≤ M4
≤ M5
AA AA
8 B
AA
≥(E7)M8
B
AA
Na te streven doelen
Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
frequentie
Begrijpend lezen CED niveau 4 Herkent 2 tekstsoorten waaronder een informatieve tekst Past de bij de tekstsoort horende begrijpend leesstrategieën toe bij het lezen van teksten op AVI 2, 3 en 4 (stappenplan) Voorspelt de inhoud op basis van titel en illustraties Bedenkt wat hij al weet voor de tekst gelezen wordt Geeft moeilijke woorden aan en gebruikt enkele manieren om de betekenis te achterhalen(woordhulp) Weet enkele vragen over de tekst aan te geven Trekt conclusies(afleidingen) en beantwoordt vragen op basis van concrete aanwijzingen in de tekst Kent de functie van kopjes Herkent in een duidelijk gestructureerde tekst de tijdsopeenvolging Bepaalt de functie van de volgende leestekens: punt,vraagteken, (uitroepteken), hoofdletter Geeft na het lezen aan waar de tekst over gaat Vertelt wat hij van een gelezen tekst vindt
Nieuwsbegrip AA Strategieën die consequent ingezet worden: Voor het lezen: Ik kijk naar de tekst: Ik kijk naar de titel. Ik kijk naar de plaatjes. Waar gaat de tekst over? Wat weet ik al? Tijdens het lezen: Ik lees de tekst. Begrijp ik de tekst? Wat weet ik al? Wat kan ik vragen? Zie ik een moeilijk woord? Ik kijk dan in de woordhulp. Na het lezen: Waar ging de tekst over? Had ik gelijk? Begrijp ik de tekst? Wat weet ik nu?
75 minuten per week
Begrijpend luisteren CED niveau 4 Vertelt een verhaal in grote lijnen na zonder steun van illustraties Onderscheidt hoofdcomponenten van een verhaal Luistert tijden het werken in groepjes naar zijn medeleerlingen Luistert globaal (geeft de hoofdlijnen weer) en precies (geeft detai ls uit een tekst weer
Bij de filmpjes: Stappenplan luisteren en kijken. Leerkracht aanpak Modeling, hardop voordoen. Vaardigheden laten toepassen op andere teksten.
Bertha Muller School
Spelling groep 7 (gevorderd aanbod) Niveau
Uitstroom
Groep Gevorderd ≥VMBO T Basis VMBO BB/ KB Minimum PrO/LWOO <minimum PrO Na te streven doelen
3 ≥E3 M3 M3 <M3
4 ≥E4 M4 E3 < E3
4 b5-8 4 b1-4
M7 7.1 Vervoegt en spelt werkwoorden zonder klankverandering in de onvoltooid verleden tijd (ik maakte, zij hoorden) 7.2 Oefent de spelling van woorden waarin de /sj/ geschreven wordt als ch (chocola, chef) 7.3 Oefent de spelling van woorden met iaal, ieel, ueel of eaal (ideaal, financieel) 7.4 Vervoegt en spelt werkwoorden met klankverandering in de onvoltooid verleden tijd (wij liepen, wij kochten, hij ging) 7.5 Oefent de spelling van woorden waarin /t/ geschreven wordt als th (theater, apotheek) 7.6 Vervoegt en spelt voltooid deelwoorden (gegeten, gepakt, gebeld)
5 6 ≥E5 5 b5-8 ≥E6 E4-M5 4 b5-8/ 5 b1-4 M5-E5 M4 4 b1-4 E4 <M4 <E4 Middelen organisatie, pedagogisch
7 6 b1-8 ≥M7 7 b1-4 5 b1-8 M6-E6 6 b1-8 4 b5-8 E4-E5 4 b5-8/ 5 1-8 4 b 1-4 < E4 4 b1-4 en didactische aanpak
Vanaf groep 6 wordt gewerkt in groep doorbroken niveaugroepen
8 ≥(E7)M8 7b5-8/-8 b1-4 E6- E7 6 b5-8/ 7 b1-8 E5-M6 5 b5-8 /6 b1-4 ≤ M5 5 b1-4 frequentie 2 x 45 minuten per week
Middelen: Taal op Maat spelling 7 blok 1-8 Meerwerk Leerkracht aanpak (didactisch en pedagogisch) Maakt gebruik van directe instructiemodel
Bertha Muller School
Spelling groep 7 (basis aanbod) Niveau
Uitstroom Groep
Gevorderd ≥VMBO T Basis VMBO BB/ KB Minimum PrO/LWOO <minimum PrO Na te streven doelen
3
4
≥E3 M3 M3 <M3
≥E4 M4 E3 < E3
5 4 b5-8 4 b1-4
M6 6.1 Spelt woorden van twee klankgroepen met een lange klank aan het eind van de eerste klankgroep (water, molen) 6.2 Spelt woorden van twee klankgroepen met een korte klank aan het eind van de eerste klankgroep (letter, koffer) 6.3 Vervoegt en spelt gewone werkwoorden in de onvoltooid tegenwoordige tijd (wij lopen,ik loop, hij loopt) 6.4 Spelt woorden van meer dan twee klankgroepen (tekenen,hoofdletter, gemakkelijk) 6.5 Spelt woorden waarin de /s/ geschreven wordt als c (citroen,centrum) 6.6 Spelt woorden waarin de /k/ geschreven wordt als c (camera,risico)
6
≥E5 5 b5-8 ≥E6 E4-M5 4 b5-8/ 5 b1-4 M5-E5 M4 4 b1-4 E4 <M4 <E4 Middelen organisatie, pedagogisch
7 6 b1-8 ≥M7 7 b1-4 5 b1-8 M6-E6 6 b1-8 4 b5-8 E4-E5 4 b5-8/ 5 1-8 4 b 1-4 < E4 4 b1-4 en didactische aanpak
Vanaf groep 6 wordt gewerkt in groep doorbroken niveaugroepen
8 ≥(E7)M8 7b5-8/-8 b1-4 E6- E7 6 b5-8/ 7 b1-8 E5-M6 5 b5-8 /6 b1-4 ≤ M5 5 b1-4 frequentie 2 x 45 minuten per week
Middelen: Taal op Maat spelling 6 blok 1-8 Maatwerk Leerkracht aanpak (didactisch en pedagogisch) Maakt gebruik van directe instructiemodel
E6 6.7 Spelt woorden die eindigen op - erd en –aard (honderd) 6.8 Spelt woorden met de uitgangen: - tie (actie, politie), - heid (gezondheid, verkoudheid) -teit (kwaliteit, universiteit) 6.9 Vervoegt en spelt bijzondere werkwoorden in de onvoltooid tegenwo ordige tijd (hij heeft, jij bent) 6.10 Spelt woorden met isch(e) (kritisch, logische) 6.11 Kent de voor werkwoordspelling noodzakelijke begrippen (onderwerp , persoonsvorm)
Bertha Muller School
Spelling groep 7 (minimum aanbod) Niveau
Uitstroom
Groep Gevorderd ≥VMBO T Basis VMBO BB/ KB Minimum PrO/LWOO <minimum PrO Na te streven doelen
3 ≥E3 M3 M3 <M3
4 ≥E4 M4 E3 < E3
4 b5-8 4 b1-4
E4 4.7 Spelt woorden met aai,ooi,oei inclusief samenstellingen (nooit, gloeilamp) 4.8 Spelt woorden met uw,eeuw, ieuw inclusief samenstellingen (nieuw, sneeuwbui) 4.9 Spelt woorden met ch(t) inclusief samenstellingen (lach, zonlicht) 4.10 Spelt woorden met d of t achteraan inclusief samenstellingen (hond, kleinkind) 4.11 Spelt verkleinwoorden die bestaan uit een grondwoord en de onbeklemtoonde lettergreep je,tje of pje (kusje, treintje)
5 6 ≥E5 5 b5-8 ≥E6 E4-M5 4 b5-8/ 5 b1-4 M5-E5 M4 4 b1-4 E4 <M4 <E4 Middelen organisatie, pedagogisch
7 6 b1-8 ≥M7 7 b1-4 5 b1-8 M6-E6 6 b1-8 4 b5-8 E4-E5 4 b5-8/ 5 1-8 4 b 1-4 < E4 4 b1-4 en didactische aanpak
Vanaf groep 6 wordt gewerkt in groep doorbroken niveaugroepen
8 ≥(E7)M8 7b5-8/-8 b1-4 E6- E7 6 b5-8/ 7 b1-8 E5-M6 5 b5-8 /6 b1-4 ≤ M5 5 b1-4 frequentie 2 x 45 minuten per week
Middelen: Taal op Maat spelling 4 blok 5-8 en of 5 blok1-8 Maatwerk Leerkracht aanpak (didactisch en pedagogisch) Maakt gebruik van directe instructiemodel
M5 5.1 Spelt eenvoudige woorden van twee klankgroepen met een lange klank aan het eind van de eerste klankgroep (water, molen) 5.2 Spelt woorden van twee klankgroepen waarvan de eerste onbeklemtoond is ( gezin, verhaal) 5.3 Spelt woorden met een lange klank achteraan (ja, nee) 5.4 Spelt woorden van twee klankgroepen met een korte klank aan het eind van de eerste klankgroep (letter, koffer) 5.5 Spelt ingewikkelde verkleinwoorden(spinnetje) 5.6 Spelt samengestelde woorden E5 5.7 Spelt woorden waar bij verlenging de f in een v of de s in een z verandert (brief-->brieven, boos-->boze) 5.8 Spelt woorden van twee klankgroepen waarvan de tweede onbeklemtoond is: e- (goede, buiten) –ig (aardig, lastig) -lijk (eerlijk, moeilijk) 5.9 Kan de stam van een werkwoord in de tegenwoordige tijd vinden 5.10 Spelt woorden die eindigen op ‘s (auto’s, diploma’s) 5.11 Spelt woorden waarin de /ie/ geschreven wordt als i. (piloot,dirigent)
Bertha Muller School
Spelling (< minimum aanbod groep 7) Niveau
Uitstroom
Groep Gevorderd ≥VMBO T Basis VMBO BB/ KB Minimum PrO/LWOO <minimum PrO Na te streven doelen
3 ≥E3 M3 M3 <M3
4 ≥E4 M4 E3 < E3
4 b5-8 4 b1-4
M4 4.1 Spelt woorden met eer,oor,eur inclusief samenstellingen (meer, kleurboek) 4.2 Spelt woorden met twee medeklinkers achteraan, die vaak met een tussenklank worden uitgesproken (melk, warm) 4.3 Spelt woorden met meer dan twee medeklinkers achter elkaar (markt, straat) 4.4 Spelt woorden met au of ou inclusief samenstellingen (oud, lichtblauw 4.5 Spelt woorden met ij of ei inclusief samenstellingen (klein, schoolplein) 4.6 Spelt woorden met f,v of s,z inclusief samenstellingen (fietsbel,zwart)
5 6 ≥E5 5 b5-8 ≥E6 E4-M5 4 b5-8/ 5 b1-4 M5-E5 M4 4 b1-4 E4 <M4 <E4 Middelen organisatie, pedagogisch
7 6 b1-8 ≥M7 7 b1-4 5 b1-8 M6-E6 6 b1-8 4 b5-8 E4-E5 4 b5-8/ 5 1-8 4 b 1-4 < E4 4 b1-4 en didactische aanpak
Vanaf groep 6 wordt gewerkt in groep doorbroken niveaugroepen
8 ≥(E7)M8 7b5-8/-8 b1-4 E6- E7 6 b5-8/ 7 b1-8 E5-M6 5 b5-8 /6 b1-4 ≤ M5 5 b1-4 frequentie 2 x 45 minuten per week
Middelen: Taal op Maat spelling 4 blok1-4 Maatwerk Leerkracht aanpak (didactisch en pedagogisch) Maakt gebruik van directe instructiemodel
Bertha Muller School
Rekenen groep 7 (gevorderd aanbod) Niveau
Uitstroom
Gevorderd Basis Minim um <m inim um
Groep ≥VMBO T VMBO BB/KB PrO/ VMBO +LWOO PrO
3 ≥E3 3B M3 3A2/3B M3 3A1/3A2 < M3 3A1
4 ≥E4 4B M4 3B/4A E3 3A2/3B < E3 3A2
5 ≥E5 5B E4-M5 4B-5A M4 4A ≤E3 3B
6 ≥M6 -E6 6A- 6B M5-E5 5A-5B E4 4B ≤ M4 4A
7 ≥M7 M6-E6 E4-E5 ≤ M4
7A-7B 6A-6B 5A-5B 4B
8 ≥(E7)M8 8B E6- E7 6B-7A-7B E5-M6 5B- 6A ≤ M5 5A
Na te streven doelen
Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
frequentie
M7 7A Basisvaardigheden 7.1 kan optellen en aftrekken tot en met 10.000 op een eigen manier 7.2 kan gebruikmaken van strategieën voor handig vermenigvuldigen 7.3 kan bij het kolomsgewijs delen gebruikmaken van een verkorte notatievorm 7.4 kan bij grotere delingen en vermenigvuldigingen gebruikmaken van analogieën 7.5 kan optellen en aftrekken met kommagetallen in de context van geldbedragen 7.6 kan gebruikmaken van handige strategieën bij grote deeltafels 7.7 kan het verschil bepalen tussen twee kommagetallen
Vanaf groep 6 wordt gewerkt in groep doorbroken niveaugroepen.
5x45 minuten per week in niveaugroepen
Meten 7.8 kan nauwkeurig meten met een liniaal 7.9 kan rekenen met geld in toepassingssituaties 7.10 kan de gewichtseenheden kilogram en gram herleiden 7.11 kan digitale en analoge kloktijden aflezen 7.12 kan de wijzerstand van een tijdstip in een analoge klok tekenen 7.13 kan de temperatuur in graden Celsius aflezen van een koortsthermometer en kan de temperatuur noteren als kommagetal in tienden nauwkeurig 7.14 kan een treintabel aflezen 7.15 kan eenvoudige lijngrafieken tekenen, lezen en interpreteren
Middelen: Pluspunt boek 7A en 7B Middelen genoemd in de methode leerkrachtaanpak: Maakt gebruik van directe instructiemodel De leerkracht werkt doelgericht op basis van het directe instructiemodel De leerkracht licht essentiële rekenkundige begrippen toe De leerkracht laat leerlingen na instructie zelfstandig werken Talige vraagstukken visueel maken en gezamenlijk aanpakken
Verhoudingen/procenten/breuken 7.16 kan met behulp van schaalwaarde de werkelijke afmeting bepalen 7.17 kan in eenvoudige verhoudingscontexten de te vergelijken grootheden benoemen en uitrekenen met behulp van een verhoudingstabel 7.18 kan eenvoudige breuken waarvan de teller groter is dan 1 in contexten herkennen en benoemen 7.19 kan eenvoudige verhoudingen met elkaar vergelijken en deze uitdrukken in percentage (bijv. ½ = 50%) 7.20 kan een gegeven percentage aanvullen tot het geheel
Bertha Muller School
7.21 kan eenvoudige percentages berekenen 7.22 kan breuken benoemen en berekenen als deel van geheel 7.23 kan gegeven percentages inkleuren op een strook E7 7B Getalbegrip 7.24 kan kommagetallen op de getallenlijn plaatsen 7.25 kan cijfers in posities achter de komma benoemen 7.26 kan posities in kommagetallen benoemen in tienden, honderdsten en duizendsten 7.27 kan kommagetallen op de juiste wijze aflezen en in een positieschema Plaatsen Basisvaardigheden 7.28 kan(komma)getallen halveren en verdubbelen 7.29 kan optellen en aftrekken met twee kommagetallen 7.30 kan het gemiddelde berekenen door de waarnemingen bij elkaar te tellen en deze uitkomst door het aantal waarnemingen te delen 7.31 kan kommagetallen vermenigvuldigen met 10 en met 100 7.32 kan(komma)getallen delen door 10 en 100 7.33 kan uit contexten vermenigvuldigingen halen en deze via handig rekenen of kolomsgewijs vermenigvuldigen oplossen 7.34 kan via aanvullen of aftrekken, eventueel met behulp van de getallenlijn, het verschil bepalen tussen twee kommagetallen Meten 7.35 kan nauwkeurige afmetingen tot in centimeter en millimeter bepalen 7.36 kan de werkelijke afmetingen bepalen op basis van een schaal 7.37 kan de oppervlakte en de omtrek bepalen en berekenen 7.38 kan geldbedragen optellen aftrekken 7.39 kan geldbedragen vermenigvuldigen met en delen door een heel getal 7.40 kan geldbedragen bij elkaar tellen door te rekenen met ‘mooie’ getallen Verhoudingen/procenten/breuken 7.41 kan gebruikmaken van vermenigvuldigen en delen bij het invullen van verhoudingstabellen 7.42 kan ongelijknamige breuken met elkaar vergelijken door gebruik te maken van een strook, de getallenlijn of een verhoudingstabel 7.43 kan optellen en aftrekken met gelijknamige breuken 7.44 kan bij twee ongelijknamige breuken een bemiddelende grootheid vinden en deze breuken met elkaar vergelijken 7.45 kan kortingspercentages uitrekenen en de nieuwe verkoopprijs bepalen 7.46 kan de verhouding bepalen tussen benzineverbruik en afgelegde afstand 7.47 kan een percentageverdeling nauwkeurig aangeven in een cirkeldiagram
Bertha Muller School
7.48 kan vanuit de gegeven percentages en het totaal de bijbehorende aantallen berekenen
Bertha Muller School
Rekenen groep 7 (basis aanbod) Niveau
Uitstroom
Gevorderd Basis Minim um <m inim um
Groep ≥VMBO T VMBO BB/KB PrO/ VMBO +LWOO PrO
3 ≥E3 3B M3 3A2/3B M3 3A1/3A2 < M3 3A1
4 ≥E4 4B M4 3B/4A E3 3A2/3B < E3 3A2
5 ≥E5 5B E4-M5 4B-5A M4 4A ≤E3 3B
6 ≥M6 -E6 6A- 6B M5-E5 5A-5B E4 4B ≤ M4 4A
7 ≥M7 M6-E6 E4-E5 ≤ M4
7A-7B 6A-6B 5A-5B 4B
8 ≥(E7)M8 8B E6- E7 6B-7A-7B E5-M6 5B- 6A ≤ M5 5A
Na te streven doelen
Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
frequentie
M6 6A Getalbegrip 6.1 kan getallen tot en met 10.000 plaatsen op een getallenlijn 6.2 kan getallen tot en met 10.000 uitspreken 6.3 kan bij benadering ronde getallen tot en met 10.000 aanwijzen op een getallenlijn 6.4 kan de positiewaarde van cijfers in getallen tot en met 10.000 benoemen 6.5 kan aangeven of schattingen wel of niet toegepast kunnen worden
Vanaf groep 6 wordt gewerkt in groep doorbroken niveaugroepen.
5x45 minuten per week in niveaugroepen
Basisvaardigheden 5.36 kan vlot en vaardig op een eigen manier optellen en aftrekken tot en met 1000 5.37 kan een eigen, goede oplossingsstrategie kiezen en verwoorden bij optellen en aftrekken tot en met 10.000 6.8 kan vlot rekenen met de tafels tot en met 10 6.9 kan vlot rekenen met de deeltafels tot en met 10 6.10 kan de analogie van de tafels en deeltafels met tien- en honderdtallen herkennen 6.11 kan een goede eigen strategie toepassen bij vermenigvuldigen 6.12 kan een hoeveelheid verdelen in ‘handige happen’ van 10 x 6.13 kan door tientallen delen 6.14 kan een passende context bedenken bij een opgave met vermenigvuldigen of delen 6.15 kan deelsommen met uitkomsten groter dan 10 uitrekenen
Middelen: Pluspunt boek 6A en 6B Middelen genoemd in de methode Leerkracht aanpak * maakt gebruik van directe instructiemodel * hardop voordoen (denkstappen) * stap voor stap aanbieden * leerstof vertragen * herhaling en verlengde instructie bieden. * klassikale instructie en gezamenlijk verwerken
Meten 6.16 kan een maandkalender aflezen 6.17 kan een dag-maand-jaarnotatie aflezen 6.18 kan analoge en digitale tijden aflezen en noteren 6.19 kan aangeven dat één uur zestig minuten is, en dat één minuut zestig seconden is
Bertha Muller School
6.20 kan een eigen strategie verwoorden bij het bepalen van tijdsduur 6.21 kan de juiste maateenheid bij een oppervlakte bepalen 6.22 kan de begrippen oppervlakte en omtrek toepassen 6.23 kan een referentiemaat voor cm2 en m2 benoemen 6.24 kan van meters naar centimeters herleiden, en millimeters naar centimeters 6.25 kan een referentiemaat noemen voor 1 millimeter, 1 centimeter en 1 meter 6.26 kan gegevens uit een grafiek aflezen en interpreteren Meetkunde/ruimtelijke oriëntatie 6.27 kan de begrippen horizontaal en verticaal herkennen in de eigen omgeving 6.28 kan de relatie zien tussen plattegrond en werkelijkheid 6.29 kan een plaats bepalen op een plattegrond door middel van coördinaten 6.30 kan de schaalnotatie verwoorden Verhoudingen/procenten/breuken 6.31kan eenvoudige breuken in cijfers noteren 6.32 kan een eenvoudig deel van een aantal bepalen 6.33 kan inzien dat in iedere verdeelsituatie iedereen evenveel krijgt E6 6B Getalbegrip 6.34 kan afronden op nabijgelegen grote getallen op de getallenlijn tot en met 10.000 6.35 kan getallen tot en met 10.000 op volgorde van grootte plaatsen 6.36 kan getallen tot en met 10.00 uitspreken en opschrijven 6.37 kan de waarde van cijfers in getallen tot en met 10.000 benoemen 6.38 kan op de getallenlijn met sprongen van 100 tot en met 10.000 springen 6.39 kan vlot en vaardig getallen op een getallenlijn met schatten 6.40 kan Romeinse cijfers van 1 t/m 12 (klok) herkennen 6.41 op de rekenmachine goed getallen invoeren Basisvaardigheden 6.42 kan op een eigen manier vaardig optellen en aftrekken met getallen tot en met 10.000 6.43 kan de eigen oplossingsstrategie verwoorden 6.44 kan bewerkingstekens plaatsen bij optellingen en aftrekkingen tot en met 1000 6.45 kan schatten door getallen handig naar boven of beneden af te ronden 6.46 kan vermenigvuldigingen van het type 4 x 445 herleiden tot 4 x 400, 4 x 40 en 4x5 6.47 kan met verdere verkorting op een eigen manier vermenigvuldigen en delen 6.48 kan aangeven wanneer schattend en precies vermenigvuldigen toegepast kan worden
Bertha Muller School
6.49 kan vlot en vaardig vermenigvuldigen en delen met nullen 6.50 kan op de rekenmachine verschillende basisfuncties toepassen Meten 6.51 kan in hun omgeving maten als centimeter, meter, kilometer, gram en kilogram koppelen aan personen, voorwerpen en gebeurtenissen 6.52 kan de juiste maateenheid aangeven bij een context als ‘Ik weeg 35 ….’ 6.53 kan van kilometer naar meter herleiden, en van meter naar millimeter 6.54 kan de minimum- en maximumtemperatuur op een grafiek aflezen 6.55 kan een grafiek interpreteren 6.56 kan vlot bedragen samenstellen en met geld rekenen 6.57 kan een oppervlakte bepalen door middel van de compensatie - of de rechthoekstrategie 6.58 kan eenvoudige bewerkingen met schaal maken 6.59 kan het begrip ‘gemiddelde’ verwoorden Meetkunde/ruimtelijke oriëntatie 6.60 kan het verschijnsel ‘schaduw’ koppelen aan de stand van de zon 6.61 kan een plaats op een plattegrond bepalen met behulp van een rooster en coördinaten 6.62 kan een schaal zien in verhouding tot de werkelijkheid 6.63 kan een plattegrond en een afstandstabel aflezen 6.64 kan een bouwwerk bouwen aan de hand van een plattegrond met hoogtegetallen 6.65 kan eenvoudige aanzichten aanwijzen en beschrijven aan de hand van een plattegrond Verhoudingen/procenten/breuken 6.66 kan een begrip als 6 van de 10 noteren als 6/10 6.67 kan op een strook breuken benoemen 6.68 kan op concreet niveau een breuk aanvullen tot een hele 6.69 kan een breuknaam geven aan het resultaat van een verdeling 6.70 kan met behulp van een strookmodel breuken als deel van een aantal bepalen
Bertha Muller School
Rekenen groep 7 (minimum aanbod) Niveau
Uitstroom
Gevorderd Basis Minim um <m inim um
Groep ≥VMBO T VMBO BB/KB PrO/ VMBO +LWOO PrO
3 ≥E3 3B M3 3A2/3B M3 3A1/3A2 < M3 3A1
4 ≥E4 4B M4 3B/4A E3 3A2/3B < E3 3A2
5 ≥E5 5B E4-M5 4B-5A M4 4A ≤E3 3B
6 ≥M6 -E6 6A- 6B M5-E5 5A-5B E4 4B ≤ M4 4A
7 ≥M7 M6-E6 E4-E5 ≤ M4
7A-7B 6A-6B 5A-5B 4B
8 ≥(E7)M8 8B E6- E7 6B-7A-7B E5-M6 5B- 6A ≤ M5 5A
Na te streven doelen
Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
frequentie
M5 5A Getalbegrip 5.1 kan telrij tot en met 1000 opzeggen, zowel heen als terug vanaf een willekeurig getal 5.2 kan doortellen en terugtellen met sprongen van 100 en 10 vanaf een willekeurig getal tot en met 1000 5.3 kan de plaatsen van getallen op de getallenlijn schatten 5.4 kan handig springen op de getallenlijn met sprongen van 100, 10 en 1 vanaf een willekeur getal tot en met 1000 5.5 kent de relatie tussen getallen tot en met 1000 5.6 kent de structuur van getallen 5.7 kent de waarde van cijfers in een getal
Vanaf groep 6 wordt gewerkt in groep doorbroken niveaugroepen.
5x45 minuten per week in niveaugroepen
Middelen: Pluspunt boek 4B en 5A/5B Middelen genoemd in de methode Leerkracht aanpak * maakt gebruik van directe instructiemodel * hardop voordoen (denkstappen) * stap voor stap aanbieden * leerstof vertragen * herhaling en verlengde instructie bieden. * klassikale instructie en gezamenlijk verwerken
Basisvaardigheden 5.8 kan optellen en aftrekken tot en met 20 5.9 kan honderdtallen, tientallen en eenheden optellen 5.10 kan de relatie tussen optellen en aftrekken herkennen en gebruiken bij het rekenen tot en met 100 5.11 kan meerdere getallen tot en met 100 bij elkaar optellen 5.12 kan optellen en aftrekken tot en met 1000 met honderdtallen, tientallen en eenheden 5.13 kan verschillende oplossingsstrategieën toepassen bij vermenigvuldigingen: verwisselstrategie, één keer meer/minder strategie, verdubbel- en halveerstrategie 5.14 kan optellen en aftrekken tot en met 100 5.15 kan vermenigvuldigingen herkennen in contextsituaties en deze oplossen door gebruik te maken van handige strategieën 5.16 kent de tafels van 1 t/m 6 en 10 Meten 5.17 kan meten met liniaal in centimeters 5.18 kan kloktijden aflezen in hele en halve uren en kwartieren
Bertha Muller School
Verhoudingen/procenten/breuken 5.19 kan afstanden op de kaart omzetten in reële afstanden door gebruik te maken van verhoudingen en een liniaal E5 5B Getalbegrip 5.20 kan beheerst de tel rij tot en met 1000 5.21 heeft inzicht in de structuur van de telrij boven de 1000. Basisvaardigheden 5.22 kan getallen en bedragen afronden op nabijgelegen mooie getallen en bij elkaar optellen 5.23 kan optellen en aftrekken tot en met 100 en de relatie tussen optellen en aftrekken herkennen 5.24 kan op een eigen manier optellen onder de 1000 5.25 kan delingen zonder rest in formele somnotaties uitrekenen 5.26 kan aftrekken onder de 1000 volgens de rijgmethode op de lege getallenlijn 5.27 kan vermenigvuldigen met tientallen 5.28 kan contextvraagstukken op eigen niveau oplossende 5.29 kent de tafels van 1 t/m 10 Meten 5.30 kan termen als centimeter en meter gebruiken 5.31 kan meten in meters, centimeters en millimeters 5.32 kan geldbedragen met briefjes en munten samenstellen en handig bij elkaar tellen 5.33 kan schattend rekenen: bedragen afronden op hele en halve euro´s en deze handig bij elkaar optellen 5.34 kan analoge kloktijden aflezen 5.35 kan digitale kloktijden aflezen 5.38 kan digitale en analoge tijden bij elkaar zoeken 5.37 kan uit tabellen gegevens aflezen en interpreteren
Bertha Muller School
Rekenen groep 7 (<minimum aanbod) Niveau
Uitstroom
Gevorderd Basis Minim um <m inim um
Groep ≥VMBO T VMBO BB/KB PrO/ VMBO +LWOO PrO
3 ≥E3 3B M3 3A2/3B M3 3A1/3A2 < M3 3A1
4 ≥E4 4B M4 3B/4A E3 3A2/3B < E3 3A2
5 ≥E5 5B E4-M5 4B-5A M4 4A ≤E3 3B
6 ≥M6 -E6 6A- 6B M5-E5 5A-5B E4 4B ≤ M4 4A
7 ≥M7 M6-E6 E4-E5 ≤ M4
7A-7B 6A-6B 5A-5B 4B
8 ≥(E7)M8 8B E6- E7 6B-7A-7B E5-M6 5B- 6A ≤ M5 5A
Na te streven doelen
Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
frequentie
E4 4B Getalbegrip 4.22 kan hoeveelheden tot en met 100 bepalen met tientallen en eenheden en deze op de getallenlijn plaatsen met materiaal 4.23 hoeveelheden tot en met 100 precies plaatsen op de getallenlijn 4.24 kan tellen met sprongen van 2, 10 en 20 op een getallenlijn
Vanaf groep 6 wordt gewerkt in groep doorbroken niveaugroepen.
5x45 minuten per week in niveaugroepen
Basisvaardigheden 4.25 kan verdubbelingen en verwisselingen herkennen en uitrekenen (met materiaal) 4.26 kan optellen en aftrekken in een context met een zelfgekozen verwoording van strategie en materiaal 4.27 kan op een eigen manier optellen en aftrekken tot en met 20 4.28 kan verwoorden wat de bedoeling is bij contextsommen 4.29 kan optellen en aftrekken met eenheden met tientalpassering op een getallenlijn 4.30 kan handig en schattend rekenen op de lege getallenlijn, waarbij het verwoorden van de oplossingsstrategie centraal staat 4.31 kan de tafels van 2, 5 en 10 maken 4.32 kan de handelingen verwoorden die nodig zijn om de verhoudingstabel in te vullen 4.33 kan optellen en aftrekken met een getallenlijn volgens een eigen strategie 4.34 kan vermenigvuldigen in een context 4.35 kan optellen en aftrekken tot en met 100 met tientalpassering 4.36 kan de opdracht verwoorden bij optellen en aftrekken, vermenigvuldigen en delen in een context 4.37 kan de tafels van 1, 2, 3, 4, 5 en 10 opzeggen op rij
Leerkracht aanpak * maakt gebruik van directe instructiemodel * hardop voordoen (denkstappen) * stap voor stap aanbieden * leerstof vertragen * herhaling en verlengde instructie bieden. * klassikale instructie en gezamenlijk verwerken
Middelen: Pluspunt boek 4A Getallenlijn tot 100 Middelen genoemd in de methode
Extra aandacht voor automatiseren t/m 20
.
Meten 4.38 kan rechte lijnstukken meten 4.39 kan geldbedragen samenstellen met munten en biljetten en deze aanvullen
Bertha Muller School
tot de benodigde hoeveelheid 4.40 kan hele en halve uren en kwartieren bepalen op de analoge klok Meetkunde/ruimtelijke oriëntatie 4.41 kan zich ruimtelijk oriënteren 4.42 kan termen als links, rechts, dichtbij en veraf gebruiken 4.43 kan een plattegrond/bouwtekening maken van blokkenbouwsels met blokjes
Bertha Muller School
(Mondelinge) Taal groep 7 (basis aanbod) Na te streven doelen
Middelen organisatie, pedagogische en didactische aanpak
Frequentie
Onderstaande doelen dienen eind groep 8 beheerst te worden voor uitstroom VMBO beroepsgericht onderwijs. Indien uw kind deze doelen eind groep 7 helemaal beheerst kan het in groep 8, voor dit vakgebied, werken aan het niveau dat toeleidt tot een VMBO T uitstroom.
De taalontwikkeling en de sociaal emotionele ontwikkeling samen bepalen hoofdzakelijk of uw kind communicatief redzaam is. In dit deel van het plan wordt met name het talig vermogen beoordeeld en geoefend om de kwaliteit van de taal op een zo hoog mogelijk niveau te krijgen. Daarnaast wordt er ook geoefend om met de eventueel beperkte taalkwaliteit op een zo hoog mogelijk niveau aan de communicatie deel te nemen (bijv hulpvragen, ook al kun je dat niet in mooie volzinnen). Bij het sociaal-emotionele ontwikkelingsplan wordt vooral naar de intentie en het omgaan met de frustratie die gevolg kan zijn van een beperkte taalontwikkeling gekeken.
Taal inclusief mondelinge taal:
Spreken 7.1 Gebruikt signaalwoorden om structuur aan te brengen in een presentatie Sociaal Taalgebruik 7.2 Geeft telefonisch een boodschap door aan bekende volwassenen 7.3 Uit een klacht in een situatie met bekenden 7.4 Vraagt naar de mening van bekenden 7.5 Geeft zijn mening (met argumenten) aan bekenden 7.6 Leidt een groepsgesprek en een discussie (let op de beurtverdeling, bewaakt de voortgang) Meningen over gesproken taal en conclusies trekken 7.7 Illustreert mening met een voorbeeld 7.8 Houdt voor een groep klasgenoten een voorbereid betoog waarin een mening wordt onderbouwd met argumenten (boekbespreking) 7.9 Weet de informatie op waarde in te schatten, in relatie tot de bron 7.10 Vraagt anderen om het standpunt te verduidelijken Woordenschat en woordleerstrategieën 7.11 Breidt zijn woordenschat uit met woorden voor een taalniveau van 10/11 jaar 7.12 Breidt zijn woordenschat uit met vaktaalwoorden (verdampen, gewassen) 7.13 Breidt zijn woordenschat uit met signaalwoorden (mits, indien, hierna, daarna, echter, daarom) 7.14 Gebruikt een woordenboek om woorden te leren 7.15 Kiest de juiste betekenis in het woordenboek 7.16 Maakt een eigen woordenlijst / woordkaartjes om woorden te onthouden
5x45 min per week
Middelen: Taalmethode: Taal op Maat deel 7 Kringgesprekken Mondelinge taal in kleine groepjes onder leiding van de leerkracht en de logopedist De didaktiek volgens de viertakt van Verhallen & Verhallen Boekbespreking Spreekbeurten: (7.7 t/m 7.10) Debatteren: (7.7 t/m 7.10) Nieuwsbegrip SOVA Methode: (7.2 t/m 7.5) Methode ‘Ik ben speciaal’: (6.9, 6.10, 6.12) Lesprogramma ‘Om de beurt’ Organisatie: Leerkracht en logopedist zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het behalen van de doelen van de mondelinge taal.
Leerkracht en logopedist bespreken 2x per jaar de doelen en bekijken welke doelen voor de komende periode aan bod moeten komen. Leerkracht en logopedist bespreken tussentijds regelmatig de voortgang. Leerkracht en logopedist bereiden gezamenlijk de thema’s van
Bertha Muller School
7.17 Past geleerde woordleer- en onthoudstrategieën zelfstandig toe 7.18 Kent de betekenis van een aantal spreekwoorden Onderstaande doelen b etreffen geen actieve b enoeming van het zinsdeel. Kinderen hoeven nog niet aan te geven of iets een persoonsvorm of een werkwoord is. Ze geb ruiken ze wel en middels de methode taalverhaal maken ze ook kennis met de termen. 7.19 Werkt met het voltooid deelwoord 7.20 Werkt met het werkwoordelijk gezegde 7.21 Werkt met jongerentaal 7.22 Werkt met dialect/standaardtaal
de taalmethode voor.
De logopedist verzorgt individuele logopedie indien kinderen buiten het groepsplan vallen. De autismebegeleider verzorgt de lessen ‘ik ben speciaal’ indien kinderen met ESM-ASS buiten het groepsplan vallen. De logopedist is betrokken bij de boekbesprekingen en spreekbeurten. De logopedist en de leerkracht verzorgen samen de debatteerlessen. De logopedist stuurt het lesprogramma ‘Om de beurt’ aan en ondersteunt de leerkracht bij de transfer naar de klas.
Naast de reguliere pedagogische en didactische aanpak is er extra aandacht voor: Gebruik dagritmes e.d. Gebruik luisters pelletjes voor de stimulering van de luistervaardigheid. Visualiseren van leerstappen en leerstof Gebruik van overzichtelijk, “visueel rustig” lesmateriaal Expliciete instructie
Naast reguliere leerkrachtvaardigheden is er extra aandacht voor dat de leerkracht:
zorgt dat zijn/haar mondbeeld goed te zien is duidelijk en langzaam spreekt mondelinge informatie opdeelt in stukjes en/of herhaalt veel veilige en uitnodigende spreeksituaties creëert werkt met de VAT-principes: taal volgen, aanpassen, toevoegen pogingen tot communicatie positief beantwoordt handelen van zichzelf en het kind veel verwoordt voorwerpen en gebeurtenissen om zich heen benoemt emoties van zichzelf en het kind benoemt alertheid, luistergerichtheid en het op gang houden van gesprek stimuleert en ondersteunt structuur aanbrengt in verhalen van het kind door samen te vatten en daarbij goede (gecorrigeerde) taal terug te geven natuurlijke gebaren en Nederlands met gebaren gebruikt
Bertha Muller School
Leren leren groep 7 (basis aanbod) Na te streven doelen
Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
Uw kind leert belangstelling hebben voor de wereld om zich heen, uw kind leert deze gemotiveerd onderzoeken en daarin taken uitvoeren, waarbij uw kind gebruik maakt van informatie, strategieën en vaardigheden en uw kind leert reflecteren op eigen handelen.
Leren leren is geen apart vak. Het betreft het stimuleren van de werkhouding en taakaanpak van uw kind door de leerkracht. Ter bevordering van deze doelen werken we in alle klassen met enkele vaste afspraken. Er zijn picto’s in de klas waarop het dagrooster te zien is, de klas is prikkelarm en er wordt gebr uik gemaakt van een stoplicht en de time timer.
Taakaanpak
Taakaanpak We maken gebruik van het directe instructiemodel.(terugblik, het doel vd les wordt besproken, instructie, begeleide inoefening, evt. verlengde instructie, individuele verwerking, evaluatie). De leerling geeft aan wanneer hij verlengde instructie nodig heeft.
Stelt prioriteiten wanneer er meerdere dingen tegelijk moeten gebeuren Geeft vooraf aan bij welk resultaat hij tevreden is met zijn werk Houdt bij meerdere taken het overzicht van wat wanneer moet gebeuren (agenda, actielijstje) Weet van zichzelf of hij moeilijke taken liever uitstelt of juist niet Achterhaalt bij een veelvoorkomende fout waar de oplossing zit Zelfstandig doorwerken
De leerlingen werken met een weektaak. Aan het einde van de week wordt het werken met de weektaak geëvalueerd. De leerling reflecteert op tijdsplanning, het stellen van prioriteiten en kwaliteit van het geleverde werk. De leerlingen kijken hun werk zelf na en verbeteren gemaakte fouten.
Zet zich langere tijd in voor een taak die hij niet leuk vindt of die niet lukt Houdt zelf de tijd in de gaten om op tijd het werk af te krijgen Samenwerken
Zelfstandig doorwerken
Maakt afspraken over de taakverdeling in een groep Helpt een ander om iets in te brengen in de groep (wat vind jij?) Legt zich neer bij een groepsbeslissing Noemt capaciteiten en kenmerken van medeleerlingen Herkent en benoemt naast eigen beperkingen ook eigen capaciteiten bij het uitvoeren van taken (ik ben niet/wel goed in….) Reflectie op werk
We maken gebruik van het stoplicht. We gebruiken drie fasen van het stoplicht.
Het stoplicht wordt gebruikt bij het geven van instructie aan verschillende groepen en wanneer iedereen zelfstandig aan de slag gaat.
Stelt zo nodig zijn tijdsplanning bij (meer/minder tijd nodig) Beoordeelt of hij de juiste prioriteiten heeft gesteld Evalueert zijn eigen werkdag (zijn alle opdrachten goed uitgevoerd)
Rood = je bent stil Oranje= je mag hulp vragen aan een ander kind Groen = je mag hulp vragen aan de juf of aan een ander kind
De start en het einde van het zelfstandig werken wordt expliciet met de kinderen besproken. Start: kort de verwachtingen bespreken waarbij ook een leerling zijn verwachtingen rond uitvoering en benodigde tijd uitspreekt. Einde: kort evalueren.
Bertha Muller School
Samenwerken Tijdens de SOVAlessen wordt geoefend met het samen plannen maken en uitvoeren en ruzies voorkomen. Tijdens de themaweek “Ik ben de moeite waard” worden de eigen capaciteiten en beperkingen en de capaciteiten en mogelijkheden van medeleerlingen onderzocht . De leerkracht zet regelmatig werkvormen in waarbij samengewerkt moet worden. Ook tijdens de gymnastiek lessen en dramalessen wordt aandacht besteed aan samenwerken.
Reflectie op werk De leerlingen krijgen twee keer per jaar een rapport. Dit rapport wordt met de kinderen besproken De leerling kijkt met de leerkracht terug op de afgelopen periode. Zij bespreken de vooruitgang en bepalen nieuwe leerpunten.
Bertha Muller School
Sociaal-emotionele ontwikkeling groep 7 (basis aanbod ) Na te streven doelen
Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
frequentie
Zelfbeeld De leerlingen leren met gevoel voor zelfvertrouwen en zelfwaardering omgaan met de eigen mogelijkheden en grenzen en leren uiting geven aan eigen wensen, gevoelens en opvattingen. Jezelf presenteren Vertelt een idee aan de klas Presenteert een idee aan iemand die hij niet goed kent binnen de school Gaat adequaat om met gevoelens van nervositeit/onrust (zenuwen voor toets) Een keuze maken Houdt rekening met de wensen van een ander bij het maken van een keuze Vraagt de mening van een ander als hij moeilijk een keuze kan maken Vraagt bedenktijd als hij het moeilijk vindt om te kiezen Opkomen voor jezelf Vraagt hulp over hoe hij iets kan aanpakken Vraagt hulp aan de juiste persoon (iemand die hem echt kan helpen) Geeft gevoelens van schaamte over eigen gedrag aan Geeft gevoelens van schaamte over zijn uiterlijk aan Omgaan met je beperking/stoornis Herkent gedrag dat overeenkomt met zijn eigen gedrag (doe ik ook) Vertelt aan een ander welke stoornis / problemen hij heeft (taalprobleem, ASS, dyslexie, ADHD, spraakprobleem, moeite met rekenen, moeite met rustig reageren etc) Sociaal gedrag De leerlingen leren naar algemeen geaccepteerde normen en waarden omgaan met anderen en leren samenwerken aan een gezamenlijke taak of gezamenlijk spel en leren omgaan met conflictsituaties. Ervaringen delen Vertelt welke onderwerpen wel/ niet geschikt zijn om grapjes over te maken Geeft een ander de ruimte om zijn eigen mening te geven Toont belangstelling voor een ander door vragen te stellen Aardig doen Helpt medeleerlingen die hij minder aardig vindt wanneer dit gevraagd wordt Toont respect voor de gevoelens van een ander Komt op voor een leerling die gepest wordt Gaat aardig om met leerlingen die anders zijn dan anderen Heeft oog voor ieders kwaliteiten Overziet consequenties van eigen gedrag (onaardig doen leidt ertoe dat iemand niet met je wil spelen)
De doelen staan los van de taalontwikkeling. Daar waar taal verwacht wordt (en waar staat “vertelt” gaat het niet om correct Nederlands. Non verbaal kan een kind ook iets “vertellen”.)
45 min
In de groepen 3 tm 8 worden de doelen deels geoefend middels de methode “ Sova” ,een methode sociale vaardigheden voor leerlingen met een speciale onderwijsbehoeften. In het rooster wordt iedere week 45 minuten gepland voor een Sova les. De methode bestaat uit de volgende thema’s: 1. Kennismaken. Hoe doe je dat. Je kijkt iemand aan; je praat stevig…. 2. Aardig zijn. Zeg iets aardigs over wat je ziet….. 3. Gevoelens. Hoe kijkt iemand als je boos bent, blij, verdrietig of bang? 4. Plannetjes maken. Wil je met mij spelen, wat zullen we gaan doen? 5. ruzie oplossen en voorkomen. Stevig staan en praten. “Ik vind dat niet fijn!” 6. Reageren op plagen. Negeren. Als je boos wordt tel tot 10. Haal hulp. Elk thema bestaat uit zes lessen. Tijdens de les worden situaties geoefend en in rollenspellen nagespeeld. Kinderen worden zich meer bewust van hun eigen gedrag en hun gevoelens. Zij leren ook naar anderen te kijken en gevoelens van anderen te herkennen. In de klas wordt zichtbaar een poster met de doelpunten, behorend bij het thema, opgehangen. Ook door de school en bij de vakleerkrachten hangen deze posters . Schoolbreed wordt in de groepen 3 tm 8 tegelijk aan één thema gewerkt. De afspraken die gemaakt worden tijdens de SOVA-les worden tijdens andere lessen toegepast.
Daarnaast werken we twee weken per jaar aan het thema: Ik ben de moeite waard. Hier komt het omgaan met je beperking expliciet aan bod. Per jaar wordt bekeken of leerlingen in groep 7 Rots Water training kunnen krijgen.
Bertha Muller School
Omgaan met ruzie Onderhandelt met een medeleerling over een oplossing bij ruzie Vertelt bij navraag welk aandeel hij heeft gehad bij onenigheid Gaat adequaat om met gevoelens van schuld/ spijt (probeert goed te maken) Benoemt vormen van hulp bij ruzie tussen anderen (juf halen, compromis)
Belangrijke onderwerpen zijn samenwerking; leren om een eigen mening te geven; nee-zeggen/weerbaarheid; grenzen voelen, aangeven en opmerken bij de ander; anti-pesten Voor kinderen in de 2TO groepen: In de groepen 3 t/m 8 wordt 10 lesuren per schooljaar gewerkt aan CIDS. CIDS staat voor Culturele vorming en Identiteit voor Doven en Slechthorenden. CIDS is een lesprogramma dat is ontwikkeld door Sprong Vooruit voor de groepen 3 t/m 8 De sociaal emotionele ontwikkeling en de taalontwikkeling samen bepalen hoofdzakelijk of uw kind sociaal communicatief redzaam is. Hulpvragen hoef je niet in een mooie volzin te uiten om toch begrepen te worden. Als je echter een ander niet kunt uitleggen wat je bedoelt ,dan kan frustratie optreden. In dit deel van het plan wordt echter met name de intentie beoordeeld en geoefend en bij het mondelinge taal groepsplan wordt vooral naar het talig vermogen gekeken.
Bertha Muller School
Sociaal-emotionele ontwikkeling groep 7 (basis aanbod met specialistische zorg voor leerlingen met ASS) Na te streven doelen
Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
frequentie
Zelfbeeld De leerlingen leren met gevoel voor zelfvertrouwen en zelfwaardering omgaan met de eigen mogelijkheden en grenzen en leren uiting geven aan eigen wensen, gevoelens en opvattingen. Jezelf presenteren Geeft feedback op een prettige manier Reageert adequaat op opbouwende kritiek (doet er iets positiefs mee) Geeft zijn mening over een onderwerp uit het nieuws Een keuze maken Geeft de ander de tijd om over een keuze na te denken Voorspelt welke keuze een ander zal maken Zorgt voor extra informatie om een keuze te kunnen maken Geeft voor- en nadelen van snel en minder snel kiezen Opkomen voor jezelf Komt voor zichzelf op bij ongewenste aanrakingen/uitgingen Spreekt een volwassene aan (op adequate manier) op gemaakte afspraken Zoekt hulp wanneer een ander niet goed reageert op aangeven van grenzen Durft mening ook te geven als die anders is dan de rest van de groep Geeft een vriend(in) aan wat hij wel en niet fijn vindt in de vriendschap Omgaan met je beperking/stoornis Geeft verschillen in beperkingen/ stoornissen aan tussen hemzelf en anderen (druk, snel afgeleid, moeite met contact leggen) Maakt een reële inschatting van de schoolsoort waar hij naar toe kan gaan rekening houdend met zijn mogelijkheden
De doelen staan los van de taalontwikkeling. Daar waar taal verwacht wordt (en waar staat “vertelt” gaat het niet om correct Nederlands. Non verbaal kan een kind ook iets “vertellen”.)
45 min + extra tijd voor ik ben speciaal.
Sociaal gedrag De leerlingen leren naar algemeen geaccepteerde normen en waarden omgaan met anderen en leren samenwerken aan een gezamenlijke taak of gezamenlijk spel en leren omgaan met conflictsituaties. Ervaringen delen Voelt aan wat ‘foute’ grapjes zijn en stemt gedrag hierop af (niet meedoen) Past informatie aan aan vertrouwdheid luisteraar Geniet samen met anderen van een gedeeld succes Valt iemand die iets vertelt niet in de rede met eigen ervaringen Aardig doen Reageert vriendelijk bij minder leuk voorstel van de ander
In de groepen 3 t/m 8 worden de doelen deels geoefend middels de methode “ Sova” ,een methode sociale vaardigheden voor leerlingen met een speciale onderwijsbehoeften. In het rooster wordt iedere week 45 minuten gepland voor een Sova les. De methode bestaat uit de volgende thema’s: 1. Kennismaken. Hoe doe je dat. Je kijkt iemand aan; je praat stevig…. 2. Aardig zijn. Zeg iets aardigs over wat je ziet….. 3. Gevoelens. Hoe kijkt iemand als je boos bent, blij, verdrietig of bang? 4. Plannetjes maken. Wil je met mij spelen, wat zullen we gaan doen? 5. ruzie oplossen en voorkomen. Stevig staan en praten. “Ik vind dat niet fijn!” 6. Reageren op plagen. Negeren. Als je boos wordt tel tot 10. Haal hulp. Elk thema bestaat uit zes lessen. Tijdens de les worden situaties geoefend en in rollenspellen nagespeeld. Kinderen worden zich meer bewust van hun eigen gedrag en hun gevoelens. Zij leren ook naar anderen te kijken en gevoelens van anderen te herkennen. In de klas wordt zichtbaar een poster met de doelpunten, behorend bij het thema, opgehangen. Ook door de school en bij de vakleerkrachten hangen deze posters . Schoolbreed wordt in de groepen 3 tm 8 tegelijk aan één thema gewerkt. De afspraken die gemaakt worden tijdens de SOVA-les worden tijdens andere lessen toegepast. Ttwee weken per jaar aan het thema: Ik ben de moeite waard.Hier komt het omgaan met je beperking expliciet aan bod. Naast Sova krijgt uw kind dit jaar ook psycho educatie middels de methode “ik ben speciaal”. Hier wordt het aspect “omgaan met je stoornis” breder behandeld.
Bertha Muller School
Merkt het als een ander zich gekwetst voelt en stemt zijn gedrag hierop af Zorgt dat hij een ander niet kwetst Geeft zijn mening over ‘wat hoort en wat niet hoort’ Komt op voor een leerling die in groepsverband gepest wordt Omgaan met ruzie Benoemt wat hij bij een ruzie wel/geen acceptabel gedrag vindt Bedenkt een compromis Benoemt dat een meningsverschil niet tot ruzie hoeft te leiden Benoemt hoe iemand die kritiek of een negatieve reactie krijgt zich kan voelen Verwoordt beide standpunten bij ruzie tussen zijn partij en een tegenpartij Voorkomt ruzie door de ander tijdig aan te geven dat hij te ver gaat Bemiddelt bij een ruzie tussen anderen
Middels werkbladen worden het innerlijk en het uiterlijk, talenten en karaktereigenschappen in kaart gebracht. Vervolgens wordt uitgebreid ingegaan op de autisme spectrumstoornis in het algemeen en voor uw kind in het bijzonder. Hierbij komen oorzaken van autisme, kenmerken van autisme en hulpmiddelen aan bod. Er wordt in kaart gebracht welke situaties moeilijk zijn en hoe daar beter mee om kan worden gaan. Er wordt ook geleerd om in de moeilijke situaties en bij veel voorkomende problemen, bepaalde vaardigheden en trucjes te gebruiken. Ook is er volop de ruimte om zelf vragen in te brengen. Deze training wordt gegeven door de autismebegeleidster en valt onder specialistische zorg. Voor kinderen in de 2TO groepen: In de groepen 3 tm 8 wordt 10 lesuren per schooljaar gewerkt aan CIDS. CIDS staat voor Culturele vorming en Identiteit voor Doven en Slechthorenden. CIDS is een lesprogramma dat is ontwikkeld door Sprong Vooruit voor de groepen 3 tm 8 De sociaal emotionele ontwikkeling en de taalontwikkeling samen bepalen hoofdzakelijk of uw kind sociaal communicatief redzaam is. Hulpvragen hoef je niet in een mooie volzin te uiten om toch begrepen te worden. Als je echter een ander niet kunt uitleggen wat je bedoelt ,dan kan frustratie optreden. In dit deel van het plan wordt echter met name de intentie beoordeeld en geoefend en bij het mondelinge taalplan wordt vooral naar het talig vermogen gekeken.
Bertha Muller School