Technisch lezen groep 6 (gevorderd aanbod) Niveau
Uitstroom
Groep Gevorderd ≥VMBO T Basis VMBO BB/KB Minimum PrO/ LWOO <minimum PrO Na te streven doelen
3 ≥E3 M3 M3 < M3
Hommel Leesfase 1/2 leesfase 1 leesfase 1
4 ≥E4 Hommel M4 Hommel E3 leesfase 2 < E3 leesfase ½
AVI-M6 6.1 Leest zinnen met ongeveer 11 woorden met de juiste intonatie 6.2 Leest meerlettergrepige woorden met –ou- als/oe/ 6.3 Leest drie- en meerlettergrepige woorden met leesmoeilijkheden 6.4 Leest woorden met de lettercombinatie –air6.5 Leest meerlettergrepige en laagfrequente leenwoorden 6.6 Leest woorden met een trema 6.7 Leest woorden met meerdere open lettergrepen (materialen) AVI-E6 6.8 Leest zinnen met ongeveer 11 á 12 woorden met de juiste intonatie 6.9 Leest meerlettergrepige woorden met –eau erin (bureaustoel) 6.10 Leest meerlettergrepige woorden die eindigen op –ele, eaal, ueel, of iele 6.11 Leest eigentijdse nieuwe woorden (e-mailen) 6.12 Leest alle woordtypen
5 6 7 ≥E5 Stillezen ≥M6 -E6 Stillezen ≥M7 Stillezen E4-M5 Hommel M5-E5 Hommel M6-E6 Stillezen M4 Hommel E4 Hommel E4-E5 Hommel ≤E3 leesfase 2 ≤ M4 Hommel ≤ M4 Hommel Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
8 PLUS Stillezen E6- E7 Stillezen E5-M6 Stillezen ≤ M5 Hommel frequentie
Stillezen (aparte groep in een andere ruimte als de hommelgroep)
45 minuten per dag
Leesonderwijs: LIST (Lezen IS Top/ Lees interventieproject in scholen met totaalaanpak) Lesopbouw Stilleesles in 4 stappen: 1. 2. 3. 4.
afspraken m.b.t. klassenmanagement; voldoende leesmateriaal op de tafel. voorlezen/meelezen of boekenbabbel leesmotivatie stillezen terugkoppeling miniles of beleving van het boek.
1x 5 minuten per dag 3x 10 minuten per week 2x 10 minuten per week 20 minuten per dag 10 minuten per dag
Pedagogisch didactisch handelen • Aantal boeken: 25 leeftijdsadequate boeken per schooljaar (stripboeken niet meegeteld) • Leerlingen kiezen zelf boeken op hun hoogste instructieniveau of op leeftijdsadequaat niveau. De leerkracht begeleidt hen daarbij • Een fout woord goed voorzeggen. • Koorlezen/simultaan lezen: samen met de leerkracht hardop lezen, met de juiste intonatie in een tempo dat de kinderen meetrekt
Bertha Muller School
Technisch lezen groep 6 (basis aanbod) Niveau
Uitstroom
Groep Gevorderd ≥VMBO T Basis VMBO BB/KB Minimum PrO/ LWOO <minimum PrO Na te streven doelen
3 ≥E3 Hommel M3 leesfase 1/2 M3 leesfase 1 < M3 leesfase 1
4 ≥E4 Hommel M4 Hommel E3 leesfase 2 < E3 leesfase ½
AVI-M5 5.1 Leest zinnen met ongeveer 10 woorden met de juiste intonatie 5.2 Leest samengestelde zinnen 5.3 Leest drie- en meerlettergrepige woorden zonder leesmoeilijkheden 5.4 Leest waar nodig de klanken –c- als /k/, -c- als /s/, ch als /sj/ en g als /zj/ 5.5 Leest woorden met een –y-, -x-, -‘s, ’s5.6 Leest woorden die eindigen op –y 5.7 Leest meerlettergrepige woorden met –tie erin (vakantiepret) 5.8 Leest meerlettergrepige woorden met -i als /ie/ (sigaretten) 5.9 Leest woorden eidigend op open lettergreep: domino, piano 5.10 Leest met een klein lettertype AVI-E5 5.11 Leest zinnen met ongeveer 10 á 11 woorden met de juiste intonatie 5.12 Leest alle drie- en meerlettergrepige woorden zonder leesmoeilijkheden 5.13 Leest woorden met –ch- als /sj/-, -ge als -/zje/-, -eau- als -/oo/5.14 Leest woorden eindigend op –isch
5 6 7 ≥E5 Stillezen ≥M6 -E6 Stillezen ≥M7 Stillezen E4-M5 Hommel M5-E5 Hommel M6-E6 Stillezen M4 Hommel E4 Hommel E4-E5 Hommel ≤E3 leesfase 2 ≤ M4 Hommel ≤ M4 Hommel Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
8 PLUS Stillezen E6- E7 Stillezen E5-M6 Stillezen ≤ M5 Hommel frequentie
Leesonderwijs: LIST (Lezen IS Top/ Lees interventieproject in scholen met totaalaanpak)
45 minuten per dag
Lesopbouw Hommelles in 4 stappen laag 1 1. 2.
3. 4.
afspraken m.b.t. klassenmanagement; voldoende leesmateriaal op de tafel. voorlezen/meelezen of boekenbabbel ( leesmotivatie)
Hommellezen: leerlingen lezen met ondersteuning; duolezen, tutor lezen, lezen met CD/bandje. terugkoppeling miniles of beleving van het boek.
1x 5 minuten per dag 3x 10 minuten per week 2x 10 minuten per week 20 minuten per dag 10 minuten per dag
laag 2 ( intensief ) Herhaald lezen met Ralfi
4x 20 minuten per week
laag 3 ( zeer intensief ) Extra instructie voor extreem zwakke lezers die stagneren ondanks de RALFI begeleiding ( in overleg met de IB er )
Pedagogisch didactisch handelen • Aantal boeken: 25 leeftijdsadequate boeken per schooljaar (stripboeken niet meegeteld) • Leerlingen kiezen zelf boeken op hun hoogste instructieniveau of op leeftijdsadequaat niveau. De leerkracht begeleidt hen daarbij
Bertha Muller School
• •
Een fout woord goed voorzeggen. Koorlezen/simultaan lezen: samen met de leerkracht hardop lezen, met de juiste intonatie in een tempo dat de kinderen meetrekt
Bertha Muller School
Technisch lezen groep 6 ( minimum aanbod ) Niveau
Uitstroom
Groep Gevorderd ≥VMBO T Basis VMBO BB/KB Minimum PrO/ LWOO <minimum PrO Na te streven doelen
3 ≥E3 Hommel M3 leesfase 1/2 M3 leesfase 1 < M3 leesfase 1
4 ≥E4 Hommel M4 Hommel E3 leesfase 2 < E3 leesfase ½
AVI-E4 4.6 Leest een doorlopende tekst met zinnen van ongeveer 9 woorden 4.7 Leest drie- en meerlettergrepige woorden met het voorvoegsel ge- , be-, verzonder leesmoeilijkheden 4.8 Leest woorden op –tie uitgesproken als -/tsie/ 4.9 Leest leenwoorden zonder afwijkende klank-tekenrelaties (portemonnee, diskette)
5 6 7 ≥E5 Stillezen ≥M6 -E6 Stillezen ≥M7 Stillezen E4-M5 Hommel M5-E5 Hommel M6-E6 Stillezen M4 Hommel E4 Hommel E4-E5 Hommel ≤E3 leesfase 2 ≤ M4 Hommel ≤ M4 Hommel Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
8 PLUS Stillezen E6- E7 Stillezen E5-M6 Stillezen ≤ M5 Hommel frequentie
Leesonderwijs: LIST (Lezen IS Top/ Lees interventieproject in scholen met totaalaanpak)
45 minuten per dag
Lesopbouw Hommelles in 4 stappen laag 1 1. 2.
3. 4.
afspraken m.b.t. klassenmanagement; voldoende leesmateriaal op de tafel. voorlezen/meelezen of boekenbabbel ( leesmotivatie)
Hommellezen: leerlingen lezen met ondersteuning; duolezen, tutor lezen, lezen met CD/bandje. terugkoppeling miniles of beleving van het boek.
1x 5 minuten per dag 3x 10 minuten per week 2x 10 minuten per week 20 minuten per dag 10 minuten per dag
laag 2 ( intensief ) Herhaald lezen met Ralfi
4x 20 minuten per week
laag 3 ( zeer intensief ) Extra instructie voor extreem zwakke lezers die stagneren ondanks de RALFI begeleiding ( in overleg met de IB er )
Pedagogisch didactisch handelen • Aantal boeken: 25 leeftijdsadequate boeken per schooljaar (stripboeken niet meegeteld) • Leerlingen kiezen zelf boeken op hun hoogste instructieniveau of op leeftijdsadequaat niveau. De leerkracht begeleidt hen daarbij
Bertha Muller School
• •
Een fout woord goed voorzeggen. Koorlezen/simultaan lezen: samen met de leerkracht hardop lezen, met de juiste intonatie in een tempo dat de kinderen meetrekt
Bertha Muller School
Technisch lezen groep 6 (< minimum aanbod) Niveau
Uitstroom
Groep Gevorderd ≥VMBO T Basis VMBO BB/KB Minimum PrO/ LWOO <minimum PrO Na te streven doelen
3 ≥E3 Hommel M3 leesfase 1/2 M3 leesfase 1 < M3 leesfase 1
4 ≥E4 Hommel M4 Hommel E3 leesfase 2 < E3 leesfase ½
AVI-M4 4.1 Leest zinnen met ongeveer 8 woorden met de juiste intonatie 4.2 Leest vlot korte zinnen die betekenisvol zijn afgebroken en doorlopen op de volgende regel (iedere zin begint op een nieuwe regel) 4.3 Leest samengestelde zinnen nevenschikkend en onderschikkend 4.4 Leest vlot alle typen eenlettergrepige en tweelettergrepige en drieletterige woorden zonder leesmoeilijkheden 4.5 Leest met een middelgroot lettertype
5 6 7 ≥E5 Stillezen ≥M6 -E6 Stillezen ≥M7 Stillezen E4-M5 Hommel M5-E5 Hommel M6-E6 Stillezen M4 Hommel E4 Hommel E4-E5 Hommel ≤E3 leesfase 2 ≤ M4 Hommel ≤ M4 Hommel Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
8 PLUS Stillezen E6- E7 Stillezen E5-M6 Stillezen ≤ M5 Hommel frequentie
Leesonderwijs: LIST (Lezen IS Top/ Lees interventieproject in scholen met totaalaanpak)
45 minuten per dag
Lesopbouw Hommelles in 4 stappen laag 1 1. 2.
3. 4.
afspraken m.b.t. klassenmanagement; voldoende leesmateriaal op de tafel. voorlezen/meelezen of boekenbabbel ( leesmotivatie)
Hommellezen: leerlingen lezen met ondersteuning; duolezen, tutor lezen, lezen met CD/bandje. terugkoppeling miniles of beleving van het boek.
1x 5 minuten per dag 3x 10 minuten per week 2x 10 minuten per week 20 minuten per dag 10 minuten per dag
laag 2 ( intensief ) Herhaald lezen met Ralfi
4x 20 minuten per week
laag 3 ( zeer intensief ) Extra instructie voor extreem zwakke lezers die stagneren ondanks de RALFI begeleiding ( in overleg met de IB er )
Pedagogisch didactisch handelen • Aantal boeken: 25 leeftijdsadequate boeken per schooljaar (stripboeken niet meegeteld) • Leerlingen kiezen zelf boeken op hun hoogste instructieniveau of op leeftijdsadequaat niveau. De leerkracht begeleidt hen daarbij • Een fout woord goed voorzeggen.
Bertha Muller School
•
Koorlezen/simultaan lezen: samen met de leerkracht hardop lezen, met de juiste intonatie in een tempo dat de kinderen meetrekt
Bertha Muller School
Begrijpend lezen en begrijpend luisteren groep 6 (Gevorderd aanbod) Niveau
Uitstroom
Gevorderd Basis Minimum <minimum
Groep 3 ≥E3 ≥VMBO T M3 VMBO BB/ KB M3 PrO/LWOO < M3 PrO
4
5
6
7
≥E4 NB AA
≥E5 A
≥M6 -E6 A
≥M7
M4 NB AA
E4-M5 AA/A
M5-E5
A
M6-E6 A
E6- E7 A/B
E3
M4
E4
AA
E4-E5 AA/A
E5-M6 A
< E3
≤E3
≤ M4
AA
≤ M4
≤ M5
AA AA
8 B
≥(E7)M8
AA
B
AA
Na te streven doelen
Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
frequentie
Begrijpend lezen CED niveau 6 Herkent een mening tekst Herkent de inleiding bij een tekst en de opbouw in delen Herkent de grafische vormgeving van een tekst Past de bij de tekst horende begrijpend leesstrategieën toe bij het lezen van teksten op niveau AVI 7 en 8 Ziet aan de signaalwoorden dat er sprake is van voorbeeld-, middel-doel- en oorzaak/gevolgstructuren in de tekst Geeft het belangrijkste in een alinea aan Vindt de hoofdgedachte in een tekst Stelt zichzelf vragen tijdens het lezen Trekt conclusies op basis van concrete en minder concrete aanwijzingen in een tekst Illustreert zijn waardering van een tekst met specifieke passages
Nieuwsbegrip A
75 minuten per week
Begrijpend luisteren CED niveau 6 Benoemt na het luisteren naar een meningtekst de verschillende meningen over een onderwerp (herkennen van een mening als luisterdoel) Maakt bij het luisteren naar een meningtekst onderscheid tussen feiten, meningen en argumenten Vat een voorgelezen tekst samen, mondeling of schriftelijk (schema invullen) Luistert globaal, precies en selectief (herhaalt het tekstgedeelte wat voor hem relevant is)
Tijdens het lezen: Lees de tekst. • Onderstreep belangrijke woorden en signaalwoorden. Let op de verbanden. • Maak aantekeningen en/of een schema. Heb je een goed beeld van de tekst? • Stel vragen over het belangrijkste van de tekst: Wie, Wat, Waar, Wanneer, Waarom, Hoe? Begrijp je de tekst nog? Gebruik eventueel de woordhulp.
Strategieën die consequent ingezet worden: Voor het lezen: Kijk naar de tekst. Let op: • de titel • de kopjes • de illustraties • opvallende woorden (vet, schuingedrukt, onderstreept, ...) • getallen Doe een voorspelling: de tekst gaat over... Wat weet je er al van? Wat heb je gezien,gehoord of gelezen?
Na het lezen: Klopte je voorspelling?
Bertha Muller School
Kun je de tekst samenvatten? Vertel in een paar zinnen waar de tekst over gaat. Bij de filmpjes: Stappenplan luisteren en kijken. Leerkracht aanpak Modeling, hardop voordoen. Vaardigheden laten toepassen op andere teksten.
Bertha Muller School
Begrijpend lezen en begrijpend luisteren groep 6 (basis aanbod) Niveau
Uitstroom
Gevorderd Basis Minimum <minimum
Groep 3 ≥E3 ≥VMBO T M3 VMBO BB/ KB M3 PrO/LWOO < M3 PrO
4
5
6
7
≥E4 NB AA
≥E5 A
≥M6 -E6 A
≥M7
M4 NB AA
E4-M5 AA/A
M5-E5
A
M6-E6 A
E6- E7 A/B
E3
M4
E4
AA
E4-E5 AA/A
E5-M6 A
< E3
≤E3 AA ≤ M4 AA ≤ M4 AA Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
≤ M5 AA frequentie
Nieuwsbegrip A
75 minuten per week
Na te streven doelen Begrijpend lezen CED niveau 5 Herkent 4 soorten teksten(verhalend, informatief , instructief en overtuigend ) Past de bij de tekstsoort horende begrijpend leesstrategieën toe bij het lezen van teksten op AVI 5,6 (stappenplan) Ziet aan het uiterlijk van een tekst waarin hij staat(bijv. boek, krant, internet) Voorspelt de inhoud op basis van kopjes, lezen van enkele zinnen etc. Herkent alinea’s Herkent de briefvorm Lost het probleem van een moeilijke zin of zinnen op(herlezen etc.) Herkent aan de hand van signaalwoorden de volgorde structuur in een tekst Herkent aan de hand van signaalwoorden de vraag/antwoord structuur in een tekst Visualiseert een tekst(schema, web) Bepaalt de functie van leestekens: komma , dubbele punt, aanhalingstekens, puntjes. Begrijpend luisteren CED niveau 5 Herkent de aangeboden tekstsoorten (verhaal, overtuigende tekst) Benoemt na het luisteren naar een overtuigende tekst wat de bedoeling van de spreker is (herkennen van overtuigen als luisterdoel) Luistert gericht naar verschillende soorten teksten waarin een volgorde, vraag antwoord, voorbeeld, middel-doel of oorzaak-gevolgrelatie kan voorkomen Herkent de signaalwoorden die kenmerkend zijn voor deze relaties Geeft de genoemde relaties aan
AA
8 B
≥(E7)M8
B
Strategieën die consequent ingezet worden: Voor het lezen: Kijk naar de tekst. Let op: • de titel • de kopjes • de illustraties • opvallende woorden (vet, schuingedrukt, onderstreept, ...) • getallen Doe een voorspelling: de tekst gaat over... Wat weet je er al van? Wat heb je gezien,gehoord of gelezen? Tijdens het lezen: Lees de tekst. • Onderstreep belangrijke woorden en signaalwoorden. Let op de verbanden. • Maak aantekeningen en/of een schema. Heb je een goed beeld van de tekst? • Stel vragen over het belangrijkste van de tekst: Wie, Wat, Waar, Wanneer, Waarom, Hoe? Begrijp je de tekst nog? Gebruik eventueel de woordhulp.
Bertha Muller School
Na het lezen: Klopte je voorspelling? Kun je de tekst samenvatten? Vertel in een paar zinnen waar de tekst over gaat. Bij de filmpjes: Stappenplan luisteren en kijken. Leerkracht aanpak Modeling, hardop voordoen. Vaardigheden laten toepassen op andere teksten.
Bertha Muller School
Begrijpend lezen en begrijpend luisteren groep 6 (minimum aanbod) Niveau
Uitstroom
Gevorderd Basis Minimum <minimum
Groep 3 ≥E3 ≥VMBO T M3 VMBO BB/ KB M3 PrO/LWOO < M3 PrO
4
5
6
7
≥E4 NB AA
≥E5 A
≥M6 -E6 A
≥M7
M4 NB AA
E4-M5 AA/A
M5-E5
A
M6-E6 A
E6- E7 A/B
E3
M4
E4
AA
E4-E5 AA/A
E5-M6 A
< E3
≤E3
≤ M4
AA
≤ M4
≤ M5
AA AA
8 B
AA
≥(E7)M8
B
AA
Na te streven doelen
Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
frequentie
Begrijpend lezen CED niveau 4 Herkent 2 tekstsoorten waaronder een informatieve tekst Past de bij de tekstsoort horende begrijpend leesstrategieën toe bij het lezen van teksten op AVI 2, 3 en 4 (stappenplan) Voorspelt de inhoud op basis van titel en illustraties Bedenkt wat hij al weet voor de tekst gelezen wordt Geeft moeilijke woorden aan en gebruikt enkele manieren om de betekenis te achterhalen(woordhulp) Weet enkele vragen over de tekst aan te geven Trekt conclusies(afleidingen) en beantwoordt vragen op basis van concrete aanwijzingen in de tekst Kent de functie van kopjes Herkent in een duidelijk gestructureerde tekst de tijdsopeenvolging Bepaalt de functie van de volgende leestekens: punt,vraagteken, (uitroepteken), hoofdletter Geeft na het lezen aan waar de tekst over gaat Vertelt wat hij van een gelezen tekst vindt
Nieuwsbegrip AA Strategieën die consequent ingezet worden: Voor het lezen: Ik kijk naar de tekst: Ik kijk naar de titel. Ik kijk naar de plaatjes. Waar gaat de tekst over? Wat weet ik al? Tijdens het lezen: Ik lees de tekst. Begrijp ik de tekst? Wat weet ik al? Wat kan ik vragen? Zie ik een moeilijk woord? Ik kijk dan in de woordhulp. Na het lezen: Waar ging de tekst over? Had ik gelijk? Begrijp ik de tekst? Wat weet ik nu?
75 minuten per week
Begrijpend luisteren CED niveau 4 Vertelt een verhaal in grote lijnen na zonder steun van illustraties Onderscheidt hoofdcomponenten van een verhaal Luistert tijden het werken in groepjes naar zijn medeleerlingen Luistert globaal (geeft de hoofdlijnen weer) en precies (geeft detai ls uit een tekst weer
Bij de filmpjes: Stappenplan luisteren en kijken. Leerkracht aanpak Modeling, hardop voordoen. Vaardigheden laten toepassen op andere teksten.
Bertha Muller School
Begrijpend lezen en begrijpend luisteren groep 6 (< minimum aanbod) Niveau
Uitstroom
Gevorderd Basis Minimum <minimum
Groep 3 ≥E3 ≥VMBO T M3 VMBO BB/ KB M3 PrO/LWOO < M3 PrO
4
5
6
7
≥E4 NB AA
≥E5 A
≥M6 -E6 A
≥M7
M4 NB AA
E4-M5 AA/A
M5-E5
A
M6-E6 A
E6- E7 A/B
E3
M4
E4
AA
E4-E5 AA/A
E5-M6 A
< E3
≤E3
≤ M4
AA
≤ M4
≤ M5
Na te streven doelen Begrijpend lezen CED niveau 4 Herkent 2 tekstsoorten waaronder een informatieve tekst Past de bij de tekstsoort horende begrijpend leesstrategieën toe bij het lezen van teksten op AVI 2, 3 en 4 (stappenplan) Voorspelt de inhoud op basis van titel en illustraties Bedenkt wat hij al weet voor de tekst gelezen wordt Geeft moeilijke woorden aan en gebruikt enkele manieren om de betekenis te achterhalen(woordhulp) Weet enkele vragen over de tekst aan te geven Trekt conclusies(afleidingen) en beantwoordt vragen op basis van concrete aanwijzingen in de tekst Kent de functie van kopjes Herkent in een duidelijk gestructureerde tekst de tijdsopeenvolging Bepaalt de functie van de volgende leestekens: punt,vraagteken, (uitroepteken), hoofdletter Geeft na het lezen aan waar de tekst over gaat Vertelt wat hij van een gelezen tekst vindt Begrijpend luisteren CED niveau 4 Vertelt een verhaal in grote lijnen na zonder steun van illustraties Onderscheidt hoofdcomponenten van een verhaal Luistert tijden het werken in groepjes naar zijn medeleerlingen Luistert globaal (geeft de hoofdlijnen weer) en precies (geeft details ui t een tekst weer
AA AA
8 B
AA
≥(E7)M8
B
AA
Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
frequentie
Nieuwsbegrip AA Strategieën die consequent ingezet worden: Voor het lezen: Ik kijk naar de tekst: Ik kijk naar de titel. Ik kijk naar de plaatjes. Waar gaat de tekst over? Wat weet ik al? Tijdens het lezen: Ik lees de tekst. Begrijp ik de tekst? Wat weet ik al? Wat kan ik vragen? Zie ik een moeilijk woord? Ik kijk dan in de woordhulp. Na het lezen: Waar ging de tekst over? Had ik gelijk? Begrijp ik de tekst? Wat weet ik nu?
75 minuten per week
Bij de filmpjes: Stappenplan luisteren en kijken. Leerkracht aanpak Modeling, hardop voordoen. Vaardigheden laten toepassen op andere teksten.
Bertha Muller School
Spelling groep 6 (gevorderd aanbod) Niveau
Uitstroom
Groep Gevorderd ≥VMBO T Basis VMBO BB/ KB Minimum PrO/LWOO <minimum PrO Na te streven doelen
3 ≥E3 M3 M3 <M3
4 ≥E4 M4 E3 < E3
4 b5-8 4 b1-4
M6 6.1 Spelt woorden van twee klankgroepen met een lange klank aan het eind van de eerste klankgroep (water, molen) 6.2 Spelt woorden van twee klankgroepen met een korte klank aan het eind van de eerste klankgroep (letter, koffer) 6.3 Vervoegt en spelt gewone werkwoorden in de onvoltooid tegenwoordige tijd (wij lopen,ik loop, hij loopt) 6.4 Spelt woorden van meer dan twee klankgroepen (tekenen,hoofdletter, gemakkelijk) 6.5 Spelt woorden waarin de /s/ geschreven wordt als c (citroen,centrum) 6.6 Spelt woorden waarin de /k/ geschreven wordt als c (camera,risico)
5 6 ≥E5 5 b5-8 ≥E6 E4-M5 4 b5-8/ 5 b1-4 M5-E5 M4 4 b1-4 E4 <M4 <E4 Middelen organisatie, pedagogisch
7 6 b1-8 ≥M7 7 b1-4 5 b1-8 M6-E6 6 b1-8 4 b5-8 E4-E5 4 b5-8/ 5 1-8 4 b 1-4 < E4 4 b1-4 en didactische aanpak
Vanaf groep 6 wordt gewerkt in groep doorbroken niveaugroepen
8 ≥(E7)M8 7b5-8/-8 b1-4 E6- E7 6 b5-8/ 7 b1-8 E5-M6 5 b5-8 /6 b1-4 ≤ M5 5 b1-4 frequentie 2 x 45 minuten per week
Middelen: Taal op Maat spelling 6 blok 1-8 Meerwerk Leerkracht aanpak (didactisch en pedagogisch) Maakt gebruik van directe instructiemodel
E6 6.7 Spelt woorden die eindigen op - erd en –aard (honderd) 6.8 Spelt woorden met de uitgangen: - tie (actie, politie), - heid (gezondheid, verkoudheid) -teit (kwaliteit, universiteit) 6.9 Vervoegt en spelt bijzondere werkwoorden in de onvoltooid tegenwoordige tijd (hij heeft, jij bent) 6.10 Spelt woorden met isch(e) (kritisch, logische) 6.11 Kent de voor werkwoordspelling noodzakelijke begrippen (onderwerp , persoonsvorm)
Bertha Muller School
Spelling groep 6 (basis aanbod) Niveau
Uitstroom
Groep Gevorderd ≥VMBO T Basis VMBO BB/ KB Minimum PrO/LWOO <minimum PrO Na te streven doelen
3 ≥E3 M3 M3 <M3
4 ≥E4 M4 E3 < E3
4 b5-8 4 b1-4
M5 5.1 Spelt eenvoudige woorden van twee klankgroepen met een lange klank aan het eind van de eerste klankgroep (water, molen) 5.2 Spelt woorden van twee klankgroepen waarvan de eerste onbeklemtoond is ( gezin, verhaal) 5.3 Spelt woorden met een lange klank achteraan (ja, nee) 5.4 Spelt woorden van twee klankgroepen met een korte klank aan het eind van de eerste klankgroep (letter, koffer) 5.5 Spelt ingewikkelde verkleinwoorden(spinnetje) 5.6 Spelt samengestelde woorden
5 6 ≥E5 5 b5-8 ≥E6 E4-M5 4 b5-8/ 5 b1-4 M5-E5 M4 4 b1-4 E4 <M4 <E4 Middelen organisatie, pedagogisch
7 6 b1-8 ≥M7 7 b1-4 5 b1-8 M6-E6 6 b1-8 4 b5-8 E4-E5 4 b5-8/ 5 1-8 4 b 1-4 < E4 4 b1-4 en didactische aanpak
Vanaf groep 6 wordt gewerkt in groep doorbroken niveaugroepen
8 ≥(E7)M8 7b5-8/-8 b1-4 E6- E7 6 b5-8/ 7 b1-8 E5-M6 5 b5-8 /6 b1-4 ≤ M5 5 b1-4 frequentie 2 x 45 minuten per week
Middelen: Taal op Maat spelling 5 blok 1-8 Maatwerk Leerkracht aanpak (didactisch en pedagogisch) Maakt gebruik van directe instructiemodel
E5 5.7 Spelt woorden waar bij verlenging de f in een v of de s in een z verandert (brief-->brieven, boos-->boze) 5.8 Spelt woorden van twee klankgroepen waarvan de tweede onbeklemtoond is: e- (goede, buiten) –ig (aardig, lastig) -lijk (eerlijk, moeilijk) 5.9 Kan de stam van een werkwoord in de tegenwoordige tijd vinden 5.10 Spelt woorden die eindigen op ‘s (auto’s, diploma’s) 5.11 Spelt woorden waarin de /ie/ geschreven wordt als i. (piloot,dirigent)
Bertha Muller School
Spelling groep 6 (minimum aanbod) Niveau
Uitstroom
Groep Gevorderd ≥VMBO T Basis VMBO BB/ KB Minimum PrO/LWOO <minimum PrO Na te streven doelen
3 ≥E3 M3 M3 <M3
4 ≥E4 M4 E3 < E3
4 b5-8 4 b1-4
E4 4.7 Spelt woorden met aai,ooi,oei inclusief samenstellingen (nooit, gloeilamp) 4.8 Spelt woorden met uw,eeuw, ieuw inclusief samenstellingen (nieuw, sneeuwbui) 4.9 Spelt woorden met ch(t) inclusief samenstellingen (lach, zonlicht) 4.10 Spelt woorden met d of t achteraan inclusief samenstellingen (hond, kleinkind) 4.11 Spelt verkleinwoorden die bestaan uit een grondwoord en de onbeklemtoonde lettergreep je,tje of pje (kusje, treintje)
5 6 ≥E5 5 b5-8 ≥E6 E4-M5 4 b5-8/ 5 b1-4 M5-E5 M4 4 b1-4 E4 <M4 <E4 Middelen organisatie, pedagogisch
7 6 b1-8 ≥M7 7 b1-4 5 b1-8 M6-E6 6 b1-8 4 b5-8 E4-E5 4 b5-8/ 5 1-8 4 b 1-4 < E4 4 b1-4 en didactische aanpak
Vanaf groep 6 wordt gewerkt in groep doorbroken niveaugroepen
8 ≥(E7)M8 7b5-8/-8 b1-4 E6- E7 6 b5-8/ 7 b1-8 E5-M6 5 b5-8 /6 b1-4 ≤ M5 5 b1-4 frequentie 2 x 45 minuten per week
Middelen: Taal op Maat Spelling 4 blok 5-8 Maatwerk Leerkracht aanpak (didactisch en pedagogisch) Maakt gebruik van directe instructiemodel
Bertha Muller School
Spelling groep 6 (< minimum aanbod) Niveau
Uitstroom
Groep Gevorderd ≥VMBO T Basis VMBO BB/ KB Minimum PrO/LWOO <minimum PrO Na te streven doelen
3 ≥E3 M3 M3 <M3
4 ≥E4 M4 E3 < E3
4 b5-8 4 b1-4
M4 4.1 Spelt woorden met eer,oor,eur inclusief samenstellingen (meer, kleurboek) 4.2 Spelt woorden met twee medeklinkers achteraan, die vaak met een tussenklank worden uitgesproken (melk, warm) 4.3 Spelt woorden met meer dan twee medeklinkers achter elkaar (markt, straat) 4.4 Spelt woorden met au of ou inclusief samenstellingen (oud, lichtblauw 4.5 Spelt woorden met ij of ei inclusief samenstellingen (klein, schoolplein) 4.6 Spelt woorden met f,v of s,z inclusief samenstellingen (fietsbel,zwart)
5 6 ≥E5 5 b5-8 ≥E6 E4-M5 4 b5-8/ 5 b1-4 M5-E5 M4 4 b1-4 E4 <M4 <E4 Middelen organisatie, pedagogisch
7 6 b1-8 ≥M7 7 b1-4 5 b1-8 M6-E6 6 b1-8 4 b5-8 E4-E5 4 b5-8/ 5 1-8 4 b 1-4 < E4 4 b1-4 en didactische aanpak
Vanaf groep 6 wordt gewerkt in groep doorbroken niveaugroepen
8 ≥(E7)M8 7b5-8/-8 b1-4 E6- E7 6 b5-8/ 7 b1-8 E5-M6 5 b5-8 /6 b1-4 ≤ M5 5 b1-4 frequentie 2 x 45 minuten per week
Middelen: Taal op Maat spelling 4blok 1-4 Maatwerk Leerkracht aanpak (didactisch en pedagogisch) Maakt gebruik van directe instructiemodel
Bertha Muller School
Rekenen groep 6 (gevorderd aanbod) Niveau
Uitstroom
Gevorderd Basis Minim um <m inim um
Groep ≥VMBO T VMBO BB/KB PrO/ VMBO +LWOO PrO
3 ≥E3 3B M3 3A2/3B M3 3A1/3A2 < M3 3A1
4 ≥E4 4B M4 3B/4A E3 3A2/3B < E3 3A2
5 ≥E5 5B E4-M5 4B-5A M4 4A ≤E3 3B
6 ≥M6 -E6 6A- 6B M5-E5 5A-5B E4 4B ≤ M4 4A
7 ≥M7 M6-E6 E4-E5 ≤ M4
7A-7B 6A-6B 4B-5A-5B 4A
8 ≥(E7)M8 8B E6- E7 6B-7A-7B E5-M6 5B- 6A ≤ M5 5A
Na te streven doelen
Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
frequentie
M6 6A Getalbegrip 6.1 kan getallen tot en met 10.000 plaatsen op een getallenlijn 6.2 kan getallen tot en met 10.000 uitspreken 6.3 kan bij benadering ronde getallen tot en met 10.000 aanwijzen op een getallenlijn 6.4 kan de positiewaarde van cijfers in getallen tot en met 10.000 benoemen 6.5 kan aangeven of schattingen wel of niet toegepast kunnen worden
Vanaf groep 6 wordt gewerkt in groep doorbroken niveaugroepen.
5x45 minuten per week in niveaugroepen
Basisvaardigheden 1.6 kan vlot en vaardig op een eigen manier optellen en aftrekken tot en met 1000 1.7 kan een eigen, goede oplossingsstrategie kiezen en verwoorden bij optellen en aftrekken tot en met 10.000 6.8 kan vlot rekenen met de tafels tot en met 10 6.9 kan vlot rekenen met de deeltafels tot en met 10 6.10 kan de analogie van de tafels en deeltafels met tien- en honderdtallen herkennen 6.11 kan een goede eigen strategie toepassen bij vermenigvuldigen 6.12 kan een hoeveelheid verdelen in ‘handige happen’ van 10 x 6.13 kan door tientallen delen 6.14 kan een passende context bedenken bij een opgave met vermenigvuldigen of delen 6.15 kan deelsommen met uitkomsten groter dan 10 uitrekenen
Middelen: Pluspunt boek 6a en 6B Middelen genoemd in de methode Leerkracht aanpak Maakt gebruik van directe instructiemodel Na instructie zelfstandig laten werken Talige vraagstukken visueel maken en gezamenlijk aanpakken Essentiele rekenkundige begrippen toelichten
Meten 6.16 kan een maandkalender aflezen 6.17 kan een dag-maand-jaarnotatie aflezen 6.18 kan analoge en digitale tijden aflezen en noteren 6.19 kan aangeven dat één uur zestig minuten is, en dat één minuut zestig seconden is 6.20 kan een eigen strategie verwoorden bij het bepalen van tijdsduur
Bertha Muller School
6.21 kan de juiste maateenheid bij een oppervlakte bepalen 6.22 kan de begrippen oppervlakte en omtrek toepassen 6.23 kan een referentiemaat voor cm2 en m2 benoemen 6.24 kan van meters naar centimeters herleiden, en millimeters naar centimeters 6.25 kan een referentiemaat noemen voor 1 millimeter, 1 centimeter en 1 meter 6.26 kan gegevens uit een grafiek aflezen en interpreteren Meetkunde/ruimtelijke oriëntatie 6.27 kan de begrippen horizontaal en verticaal herkennen in de eigen omgeving 6.28 kan de relatie zien tussen plattegrond en werkelijkheid 6.29 kan een plaats bepalen op een plattegrond door middel van coördinaten 6.30 kan de schaalnotatie verwoorden Verhoudingen/procenten/breuken 6.31kan eenvoudige breuken in cijfers noteren 6.32 kan een eenvoudig deel van een aantal bepalen 6.33 kan inzien dat in iedere verdeelsituatie iedereen evenveel krijgt E6 6B Getalbegrip 6.34 kan afronden op nabijgelegen grote getallen op de getallenlijn tot en met 10.000 6.35 kan getallen tot en met 10.000 op volgorde van grootte plaatsen 6.36 kan getallen tot en met 10.00 uitspreken en opschrijven 6.37 kan de waarde van cijfers in getallen tot en met 10.000 benoemen 6.38 kan op de getallenlijn met sprongen van 100 tot en met 10.000 springen 6.39 kan vlot en vaardig getallen op een getallenlijn met schatten 6.40 kan Romeinse cijfers van 1 t/m 12 (klok) herkennen 6.41 op de rekenmachine goed getallen invoeren Basisvaardigheden 6.42 kan op een eigen manier vaardig optellen en aftrekken met getallen tot en met 10.000 6.43 kan de eigen oplossingsstrategie verwoorden 6.44 kan bewerkingstekens plaatsen bij optellingen en aftrekkingen tot en met 1000 6.45 kan schatten door getallen handig naar boven of beneden af te ronden 6.46 kan vermenigvuldigingen van het type 4 x 445 herleiden tot 4 x 400, 4 x 40 en 4x5 6.47 kan met verdere verkorting op een eigen manier vermenigvuldigen en delen 6.48 kan aangeven wanneer schattend en precies vermenigvuldigen toegepast kan worden 6.49 kan vlot en vaardig vermenigvuldigen en delen met nullen
Bertha Muller School
6.50 kan op de rekenmachine verschillende basisfuncties toepassen Meten 6.51 kan in hun omgeving maten als centimeter, meter, kilometer, gram en kilogram koppelen aan personen, voorwerpen en gebeurtenissen 6.52 kan de juiste maateenheid aangeven bij een context als ‘Ik weeg 35 ….’ 6.53 kan van kilometer naar meter herleiden, en van meter naar millimeter 6.54 kan de minimum- en maximumtemperatuur op een grafiek aflezen 6.55 kan een grafiek interpreteren 6.56 kan vlot bedragen samenstellen en met geld rekenen 6.57 kan een oppervlakte bepalen door middel van de compensatie - of de rechthoekstrategie 6.58 kan eenvoudige bewerkingen met schaal maken 6.59 kan het begrip ‘gemiddelde’ verwoorden Meetkunde/ruimtelijke oriëntatie 6.60 kan het verschijnsel ‘schaduw’ koppelen aan de stand van de zon 6.61 kan een plaats op een plattegrond bepalen met behulp van een rooster en coördinaten 6.62 kan een schaal zien in verhouding tot de werkelijkheid 6.63 kan een plattegrond en een afstandstabel aflezen 6.64 kan een bouwwerk bouwen aan de hand van een plattegrond met hoogtegetallen 6.65 kan eenvoudige aanzichten aanwijzen en beschrijven aan de hand van een plattegrond Verhoudingen/procenten/breuken 6.66 kan een begrip als 6 van de 10 noteren als 6/10 6.67 kan op een strook breuken benoemen 6.68 kan op concreet niveau een breuk aanvullen tot een hele 6.69 kan een breuknaam geven aan het resultaat van een verdeling 6.70 kan met behulp van een strookmodel breuken als deel van een aantal bepalen
Bertha Muller School
Rekenen groep 6 (basis aanbod) Niveau
Uitstroom
Gevorderd Basis Minim um <m inim um
Groep ≥VMBO T VMBO BB/KB PrO/ VMBO +LWOO PrO
3 ≥E3 3B M3 3A2/3B M3 3A1/3A2 < M3 3A1
4 ≥E4 4B M4 3B/4A E3 3A2/3B < E3 3A2
5 ≥E5 5B E4-M5 4B-5A M4 4A ≤E3 3B
6 ≥M6 -E6 6A- 6B M5-E5 5A-5B E4 4B ≤ M4 4A
7 ≥M7 M6-E6 E4-E5 ≤ M4
7A-7B 6A-6B 4B-5A-5B 4A
8 ≥(E7)M8 8B E6- E7 6B-7A-7B E5-M6 5B- 6A ≤ M5 5A
Na te streven doelen
Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
frequentie
M5 5A Getalbegrip 5.1 kan telrij tot en met 1000 opzeggen, zowel heen als terug vanaf een willekeurig getal 5.2 kan doortellen en terugtellen met sprongen van 100 en 10 vanaf een willekeurig getal tot en met 1000 5.3 kan de plaatsen van getallen op de getallenlijn schatten 5.4 kan handig springen op de getallenlijn met sprongen van 100, 10 en 1 vanaf een willekeur getal tot en met 1000 5.5 kent de relatie tussen getallen tot en met 1000 5.6 kent de structuur van getallen 5.7 kent de waarde van cijfers in een getal
Vanaf groep 6 wordt gewerkt in groep doorbroken niveaugroepen
5x45 minuten per week in niveaugroepen
Middelen: Pluspunt boek 5A en 5B Middelen genoemd in de methode Leerkracht aanpak * maakt gebruik van directe instructiemodel * hardop voordoen (denkstappen) * stap voor stap aanbieden * leerstof vertragen * herhaling en verlengde instructie bieden. * klassikale instructie en gezamenlijk verwerken
Basisvaardigheden 5.8 kan optellen en aftrekken tot en met 20 5.9 kan honderdtallen, tientallen en eenheden optellen 5.10 kan de relatie tussen optellen en aftrekken herkennen en gebruiken bij het rekenen tot en met 100 5.11 kan meerdere getallen tot en met 100 bij elkaar optellen 5.12 kan optellen en aftrekken tot en met 1000 met honderdtallen, tientallen en eenheden 5.13 kan verschillende oplossingsstrategieën toepassen bij vermenigvuldigingen: verwisselstrategie, één keer meer/minder strategie, verdubbel- en halveerstrategie 5.14 kan optellen en aftrekken tot en met 100 5.15 kan vermenigvuldigingen herkennen in contextsituaties en deze oplossen door gebruik te maken van handige strategieën 5.16 kent de tafels van 1 t/m 6 en 10 Meten 5.17 kan meten met liniaal in centimeters 5.18 kan kloktijden aflezen in hele en halve uren en kwartieren
Bertha Muller School
Verhoudingen/procenten/breuken 5.19 kan afstanden op de kaart omzetten in reële afstanden door gebruik te maken van verhoudingen en een liniaal E5 5B Getalbegrip 5.20 kan beheerst de tel rij tot en met 1000 5.21 heeft inzicht in de structuur van de telrij boven de 1000. Basisvaardigheden 5.22 kan getallen en bedragen afronden op nabijgelegen mooie getallen en bij elkaar optellen 5.23 kan optellen en aftrekken tot en met 100 en de relatie tussen optellen en aftrekken herkennen 5.24 kan op een eigen manier optellen onder de 1000 5.25 kan delingen zonder rest in formele somnotaties uitrekenen 5.26 kan aftrekken onder de 1000 volgens de rijgmethode op de lege getallenlijn 5.27 kan vermenigvuldigen met tientallen 5.28 kan contextvraagstukken op eigen niveau oplossende 5.29 kent de tafels van 1 t/m 10 Meten 5.30 kan termen als centimeter en meter gebruiken 5.31 kan meten in meters, centimeters en millimeters 5.32 kan geldbedragen met briefjes en munten samenstellen en handig bij elkaar tellen 5.33 kan schattend rekenen: bedragen afronden op hele en halve euro´s en deze handig bij elkaar optellen 5.34 kan analoge kloktijden aflezen 5.35 kan digitale kloktijden aflezen 5.36 kan digitale en analoge tijden bij elkaar zoeken 5.37 kan uit tabellen gegevens aflezen en interpreteren
Bertha Muller School
Rekenen groep 6 (minimum aanbod) Niveau
Uitstroom
Gevorderd Basis Minim um <m inim um
Groep ≥VMBO T VMBO BB/KB PrO/ VMBO +LWOO PrO
3 ≥E3 3B M3 3A2/3B M3 3A1/3A2 < M3 3A1
4 ≥E4 4B M4 3B/4A E3 3A2/3B < E3 3A2
5 ≥E5 5B E4-M5 4B-5A M4 4A ≤E3 3B
6 ≥M6 -E6 6A- 6B M5-E5 5A-5B E4 4B ≤ M4 4A
7 ≥M7 M6-E6 E4-E5 ≤ M4
7A-7B 6A-6B 4B-5A-5B 4A
8 ≥(E7)M8 8B E6- E7 6B-7A-7B E5-M6 5B- 6A ≤ M5 5A
Na te streven doelen
Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
frequentie
E4 4B Getalbegrip 4.22 kan hoeveelheden tot en met 100 bepalen met tientallen en eenheden en deze op de getallenlijn plaatsen met materiaal 4.23 hoeveelheden tot en met 100 precies plaatsen op de getallenlijn 4.24 kan tellen met sprongen van 2, 10 en 20 op een getallenlijn
Vanaf groep 6 wordt gewerkt in groep doorbroken niveaugroepen
5x45 minuten per week in niveaugroepen
Basisvaardigheden 4.25 kan verdubbelingen en verwisselingen herkennen en uitrekenen (met materiaal) 4.26 kan optellen en aftrekken in een context met een zelfgekozen verwoording van strategie en materiaal 4.27 kan op een eigen manier optellen en aftrekken tot en met 20 4.28 kan verwoorden wat de bedoeling is bij contextsommen 4.29 kan optellen en aftrekken met eenheden met tientalpassering op een getallenlijn 4.30 kan handig en schattend rekenen op de lege getallenlijn, waarbij het verwoorden van de oplossingsstrategie centraal staat 4.31 kan de tafels van 2, 5 en 10 maken 4.32 kan de handelingen verwoorden die nodig zijn om de verhoudingstabel in te vullen 4.33 kan optellen en aftrekken met een getallenlijn volgens een eigen strategie 4.34 kan vermenigvuldigen in een context 4.35 kan optellen en aftrekken tot en met 100 met tientalpassering 4.36 kan de opdracht verwoorden bij optellen en aftrekken, vermenigvuldigen e n delen in een context 4.37 kan de tafels van 1, 2, 3, 4, 5 en 10 opzeggen op rij
Middelen: Pluspunt boek 4B Middelen genoemd in de methode Leerkracht aanpak * maakt gebruik van directe instructiemodel * hardop voordoen (denkstappen) * stap voor stap aanbieden * leerstof vertragen * herhaling en verlengde instructie bieden. * klassikale instructie en gezamenlijk verwerken
Meten 4.38 kan rechte lijnstukken meten 4.39 kan geldbedragen samenstellen met munten en biljetten en deze aanvullen tot de benodigde hoeveelheid
Bertha Muller School
4.40 kan hele en halve uren en kwartieren bepalen op de analoge klok Meetkunde/ruimtelijke oriëntatie 4.41 kan zich ruimtelijk oriënteren 4.42 kan termen als links, rechts, dichtbij en veraf gebruiken 4.43 kan een plattegrond/bouwtekening maken van blokkenbouwsels met blokjes
Bertha Muller School
Rekenen groep 6 (<minimum aanbod) Niveau
Uitstroom
Gevorderd Basis Minim um <m inim um
Groep ≥VMBO T VMBO BB/KB PrO/ VMBO +LWOO PrO
3 ≥E3 3B M3 3A2/3B M3 3A1/3A2 < M3 3A1
4 ≥E4 4B M4 3B/4A E3 3A2/3B < E3 3A2
5 ≥E5 5B E4-M5 4B-5A M4 4A ≤E3 3B
6 ≥M6 -E6 6A- 6B M5-E5 5A-5B E4 4B ≤ M4 4A
7 ≥M7 M6-E6 E4-E5 ≤ M4
7A-7B 6A-6B 4B-5A-5B 4A
8 ≥(E7)M8 8B E6- E7 6B-7A-7B E5-M6 5B- 6A ≤ M5 5A
Na te streven doelen
Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
frequentie
M4 4A Getalbegrip 4.1 kan de telrij opzeggen tot en met 50 4.2 kan ongestructureerde hoeveelheden tellen tot en met 50 4.3 kan gestructureerde hoeveelheden tot en met 70 handig tellen 4.4 kan door- en terugtellen met sprongen van 2, 5, 10 en 20 vanaf een willekeurig punt op een papieren getallenlijn 4.5 kan hoeveelheden tot en met 100 op een getallenlijn plaatsen 4.6 kan aan de hand van tientallen en eenheden hoeveelheden bepalen met concreet materiaal 4.7 kan hoeveelheden schatten op een getallenlijn tot en met 100 4.8 kan hoeveelheden tot en met 100 vergelijken
Vanaf groep 6 wordt gewerkt in groep doorbroken niveaugroepen
5x45 minuten per week in niveaugroepen
Basisvaardigheden 4.9 kan optel- en aftrekopgaven tot en met 10 met 1 meer of minder snel uit het hoofd uitrekenen 4.10 kan handig optellen en aftrekken tot 20 4.11 kan optellen en aftrekken met hele tientallen 4.12 kan een rekenzin bepalen bij een plaatje 4.13 kan omgaan met het begrip vermenigvuldigen 4.14 kan vanuit een willekeurig getal tientallen optellen en aftrekken 4.15 kan optellen en aftrekken tot en met 100 in contextsituaties, met zelf gekozen bewoordingen
Middelen: Pluspunt boek 4A Getallenlijn tot 100 Middelen genoemd in de methode Leerkracht aanpak * maakt gebruik van directe instructiemodel * hardop voordoen (denkstappen) * stap voor stap aanbieden * leerstof vertragen * herhaling en verlengde instructie bieden. * klassikale instructie en gezamenlijk verwerken
Extra aandacht voor automatiseren t/m 20
Meten 4.16 kan dagen aflezen op een jaarkalender 4.17 kan hele en halve uren aflezen op een analoge klok 4.18 kan tijdsduur bepalen op een analoge klok aan de hand van een begin - en eindtijd 4.19 kan onder de 50 euro een bedrag samenstellen met munten en biljetten 4.20 rechte en gebroken lijnstukken meten in centimeters
Bertha Muller School
4.21 kan grafieken aflezen van een staafdiagram
Bertha Muller School
Mondelinge Taal groep 6 (basis aanbod) Na te streven doelen
Middelen organisatie, pedagogische en didactische aanpak
Frequentie
Spreken 6.1 Houdt een uitgebreide, voorbereide presentatie over een onderwerp (meer beschouwend en wereldoriënterend) voor een groep klasgenoten 6.2 Heeft inbreng in een discussie 6.3 Maakt in zijn formuleringen nauwelijks nog vorm - en structuurfouten 6.4 Houdt een kort voorbereid praatje voor een groep klasgenoten en reageert daarbij op eenvoudige vragen
De taalontwikkeling en de sociaal emotionele ontwikkeling samen bepalen hoofdzakelijk of uw kind communicatief redzaam is. In dit deel van het plan wordt met name het talig vermogen beoordeeld en geoefend om de kwaliteit van de taal op een zo hoog mogelijk niveau te krijgen. Daarnaast wordt er ook geoefend om met de eventueel beperkte taalkwaliteit op een zo hoog mogelijk niveau aan de communicatie deel te nemen (bijv hulpvragen, ook al kun je dat niet in mooie volzinnen). Bij het sociaal-emotionele ontwikkelingsplan wordt vooral naar de intentie en het omgaan met de frustratie die gevolg kan zijn van een beperkte taalontwikkeling gekeken.
Taal inclusief mondelinge taal:
Sociaal Taalgebruik Basisaanb od (dient b eheerst te worden voor uitstroom VMBO b eroepsgericht) 6.9 Beantwoordt een uitnodiging van onbekenden 6.10 Biedt gepast zijn excuses aan onbekende volwassenen aan 6.11 Geeft aan dat het belangrijk is om verzorgd taalgebruik te gebruiken Basisaanb od (dient b eheerst te worden voor uitstroom VMBO T) 6.12 Neemt een compliment van bekenden en onbekenden op een correcte manier in ontvangst Geeft beleefd informatie aan onbekende volwassenen (gegevens verstrekken aan bibliotheek) Meningen over gesproken taal en conclusies trekken Basisaanb od (dient b eheerst te worden voor uitstroom VMBO b eroepsgericht) 6.13 Bespreekt meningen globaal vanuit de eigen mening 6.14 Verwoordt de mening van anderen Basisaanb od (dient b eheerst te worden voor uitstroom VMBO T) 6.15 Houdt zijn standpunt vast 6.16 Onderscheidt feiten en meningen met hulp van signaalwoorden (ik vind, volgens mij) Woordenschat en woordleerstrategieën 6.17 Breidt zijn woordenschat uit met woorden voor een taalniveau van 9/10 jaar 6.18 Begrijpt en gebruikt diverse uitdrukkingen en gezegden 6.19 Gebruikt een eenvoudig woordenboek om woorden te leren
5 x 45 min per week
Middelen: Taalmethode: Taal op Maat deel 6: ( 6.2, 6.11, 6.13, 6.14, 6.17, 6.18, 6.19, 6.20, 6.21, 6.22, 6.23, 6.24, 6.25, 6.26) Kringgesprekken Mondelinge taal in kleine groepjes onder leiding van de leerkracht en de logopedist (6,3) De didaktiek volgens de viertakt van Verhallen & Verhallen Boekbespreking (6.1 6.4) Spreekbeurten (6.1 6.4) Debatteren: voorbereiden op ‘echt’ debatteren. Nieuwsbegrip: (6.17, 6.20, 6.21) Verkeer SOVA Methode: (6.9, 6.10, 6.12) Lesprogramma ‘Om de beurt’ Organisatie: Leerkracht en logopedist zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het behalen van de doelen van de mondelinge taal.
Leerkracht en logopedist bespreken 2x per jaar de doelen en bekijken welke doelen voor de komende periode aan bod moeten komen. Leerkracht en logopedist bespreken tussentijds regelmatig de voortgang. Leerkracht en logopedist bereiden gezamenlijk de thema’s van de taalmethode voor.
Bertha Muller School
6.20 Maakt bij het afleiden van de betekenis van een woord gebruik van relaties tussen woorden (tegenstellingen, synoniemen, gradaties in sterkte van betekenis) 6.21 Past geleerde woordleer- en onthoudstrategieën zelfstandig toe na hierop gericht te zijn Onderstaande doelen b etreffen geen actieve b enoeming van het zinsdeel. Kinderen hoeven nog niet aan te geven of iets een persoonsvorm of een werkwoord is. Ze geb ruiken ze wel en middels de methode taalverhaal maken ze ook kennis met de termen (echter deze methode b egint met “doe,- en dingwoorden”.). 6.22 Werkt met homoniemen 6.23 Werkt met het enkelvoud en meervoud 6.24 Werkt met het onderwerp 6.25 Werkt met de persoonsvorm 6.26 Werkt met het hele werkwoord
De logopedist verzorgt individuele logopedie indien kinderen buiten het groepsplan vallen. De logopedist is betrokken bij de boekbesprekingen en spreekbeurten. De logopedist stuurt het lesprogramma ‘Om de beurt’ aan en ondersteunt de leerkracht bij de transfer naar de klas.
Naast de reguliere pedagogische en didactische aanpak is er extra aandacht voor: Gebruik dagritmes e.d. Gebruik luisterspelletjes voor de stimulering van de luistervaardigheid. Visualiseren van leerstappen en leerstof Gebruik van overzichtelijk, “visueel rustig” lesmateriaal Expliciete instructie
Naast reguliere leerkrachtvaardigheden is er extra aandacht voor dat de leerkracht:
zorgt dat zijn/haar mondbeeld goed te zien is duidelijk en langzaam spreekt mondelinge informatie opdeelt in stukjes en/of herhaalt veel veilige en uitnodigende spreeksituaties creëert werkt met de VAT-principes: taal volgen, aanpas sen, toevoegen pogingen tot communicatie positief beantwoordt handelen van zichzelf en het kind veel verwoordt voorwerpen en gebeurtenissen om zich heen benoemt emoties van zichzelf en het kind benoemt alertheid, luistergerichtheid en het op gang houden van gesprek stimuleert en ondersteunt structuur aanbrengt in verhalen van het kind door samen te vatten en daarbij goede (gecorrigeerde) taal terug te geven natuurlijke gebaren en Nederlands met gebaren gebruikt
Bertha Muller School
Leren leren groep 6 (basis aanbod) Na te streven doelen
Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
Uw kind leert belangstelling hebben voor de wereld om zich heen, uw kind leert deze gemotiveerd onderzoeken en daarin taken uitvoeren, waarbij uw kind gebruik maakt van informatie, strategieën en vaardigheden en uw kind leert reflecteren op eigen handelen.
Leren leren is geen apart vak. Het betreft het stimuleren van de werkhouding en taakaanpak van uw kind door de leerkracht. Ter bevordering van deze doelen werken we in alle klassen met enkele vaste afspraken. Er zijn picto’s in de klas waarop het dagroos ter te zien is, de klas is prikkelarm en er wordt gebruik gemaakt van een stoplicht en de time timer.
Taakaanpak
Taakaanpak We maken gebruik van het directe instructiemodel.(terugblik, het doel vd les wordt besproken, instructie, begeleide inoefening, evt. verlengde instructie, individuele verwerking, evaluatie). De leerling geeft aan wanneer hij verlengde instructie nodig heeft.
Stelt zichzelf bij een bekende taak een tijdsdoel (dan moet ik het af hebben) Zet door bij tegens lag met een taak (aanwijzingen onleesbaar, spullen onvindbaar) Plant zelfstandig meerdere taken achter elkaar (verschillende vakken) Geeft aan wanneer hij toe is aan een moeilijkere taak Zelfstandig doorwerken Werkt door bij externe afleiding (onderbouw speelt buiten, maken lawaai) Samenwerken
Maakt afspraken over wie wat doet en houdt zich hieraan Maakt met medeleerlingen een taakverdeling en neemt hierbij ook minder leuke taken op zich Vertelt een medeleerling waarmee hij samenwerkt dat deze een taak nog moet doen Zoekt een oplossing als hij een afspraak met een ander wil veranderen Zegt op een aardige manier dat hij een idee van een ander niet leuk vindt Reflectie op werk
Geeft aan waar een medeleerling en hijzelf goed of minder goed in is Geeft (positieve) feedback op werk van medeleerlingen Vertelt achteraf waarom iets fout is gegaan Geeft aan op welk gebied zich een probleem voordeed en welke oplossing is gekozen (bij materiaal, taak of samenwerking) Evalueert eigen werk (hoe heb ik het aangepakt)
De leerlingen werken met een weektaak.
De leerlingen kijken bij een aantal vakken zelf hun werk na.
Zelfstandig doorwerken We maken gebruik van het stoplicht. We gebruiken drie fasen van het stoplicht. Rood = je bent stil Oranje= je mag hulp vragen aan een ander kind Groen = je mag hulp vragen aan de juf of aan een ander kind Het stoplicht wordt gebruikt bij het geven van instructie aan verschillende groepen en wanneer iedereen zelfstandig aan de slag gaat. De start en het einde van het zelfstandig werken wordt expliciet met de kinderen besproken. Start: kort de verwachtingen bespreken. Einde: kort evalueren. Samenwerken
Bertha Muller School
Tijdens de SOVAlessen wordt geoefend met het samen plannen maken en uitvoeren en ruzies voorkomen. De leerkracht zet regelmatig werkvormen in waarbij samengewerkt moet worden. Ook tijdens de gymnastiek lessen en dramalessen wordt aandacht besteed aan samenwerken .
Reflectie op eigen werk Tijdens evaluatiemomenten wordt aandacht besteed aan het reflecteren van het eigen werk en dat van anderen. Tijdens de themaweek “Ik ben de moeite waard” worden de eigen capaciteiten en beperkingen onderzocht De leerlingen krijgen twee keer per jaar een rapport. Dit rapport wordt met de kinderen besproken De leerling kijkt met de leerkracht terug op de afgelopen periode. Zij bespreken de vooruitgang en bepalen nieuwe leerpunten.
Bertha Muller School
Sociaal-emotionele ontwikkeling groep 6 (basis aanbod) Na te streven doelen
Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
frequentie
Zelfbeeld De leerlingen leren met gevoel voor zelfvertrouwen en zelfwaardering omgaan met de eigen mogelijkheden en grenzen en leren uiting geven aan eigen wensen, gevoelens en opvattingen. Jezelf presenteren Stelt zichzelf voor aan onbekende leeftijdgenoten Houdt een presentatie voor de klas Een keuze maken Legt aan een ander uit dat hij op een keuze wil terugkomen Heeft respect voor de keuze van een ander (blijft vriendelijk) Geeft voor- en nadelen bij een keuze waar alleen hijzelf belang bij heeft aan (nu trakteren of na de pauze) Geeft aan dat je een dilemma kunt hebben (wie nodig je uit op je verjaardag) Opkomen voor jezelf Geeft het aan als hij op dat moment niet over zijn gevoelens wil praten Geeft tegen een volwassene aan dat hij aan de beurt is Geeft in een één op één gesprek een afwijkende mening Omgaan met je beperking/stoornis Accepteert hulp van minder bekende personen (andere leerkrachten) Brengt in de klas onder woorden wat hij voelt en wanneer na een situatie waarin hij last had van zijn stoornis Sociaal gedrag De leerlingen leren naar algemeen geaccepteerde normen en waarden omgaan met anderen en leren samenwerken aan een gezamenlijke taak of gezamenlijk spel en leren omgaan met conflictsituaties. Ervaringen delen Maakt onderscheid tussen wat hij aan bekenden en onbekenden vertelt Benoemt verschillende factoren die inwerken op hoe iemand zich vo elt Gaat adequaat om met gevoelens van verlegenheid en onzekerheid Maakt samen goede afspraken over ruilen en lenen en houdt zich hieraan Herkent verschillende gevoelens bij een ander Toont interesse als iemand iets vertelt (luisterhouding, knikken, vragen) Herkent complexere gevoelens bij zichzelf Luistert wanneer een medeleerling vertelt dat hij iets anders voelt Aardig doen Troost een leerling die gepest wordt Onderkent gevoelens van jaloezie Gunt de ander iets leuks (spelletje winnen)
De doelen staan los van de taalontwikkeling. Daar waar taal verwacht wordt (en waar staat “vertelt” gaat het niet om correct Nederlands. Non verbaal kan een kind ook iets “vertellen”.)
45 min
In de groepen 3 t/m 8 worden de doelen deels geoefend middels de methode “ Sova” ,een methode sociale vaardigheden voor leerlingen met een speciale onderwijsbehoeften. In het rooster wordt iedere week 45 minuten gepland voor een Sova les. De methode bestaat uit de volgende thema’s: 1. Kennismaken. Hoe doe je dat. Je kijkt iemand aan; je praat stevig…. 2. Aardig zijn. Zeg iets aardigs over wat je ziet….. 3. Gevoelens. Hoe kijkt iemand als je boos bent, blij, verdrietig of bang? 4. Plannetjes maken. Wil je met mij spelen, wat zullen we gaan doen? 5. ruzie oplossen en voorkomen. Stevig staan en praten. “Ik vind dat niet fijn!” 6. Reageren op plagen. Negeren. Als je boos wordt tel tot 10. Haal hulp. Elk thema bestaat uit zes lessen. Tijdens de les worden situaties geoefend en in rollenspellen nagespeeld. Kinderen worden zich meer bewust van hun eigen gedrag en hun gevoelens. Zij leren ook naar anderen te kijken en gevoelens van anderen te herkennen. In de klas wordt zichtbaar een poster met de doelpunten, behorend bij het thema, opgehangen. Ook door de school en bij de vakleerkrachten hangen deze posters . Schoolbreed wordt in de groepen 3 tm 8 tegelijk aan één thema gewerkt. De afspraken die gemaakt worden tijdens de SOVA-les worden tijdens andere lessen toegepast.
Daarnaast werken we twee weken per jaar aan het thema: Ik ben de moeite waard. Hier komt het omgaan met je beperking expliciet aan bod. Voor kinderen in de 2TO groepen: In de groepen 3 tm 8 wordt 10 lesuren per schooljaar gewerkt aan CIDS. CIDS staat voor Culturele vorming en Identiteit voor Doven en
Bertha Muller School
Reageert op een leuk voorstel van een ander door samen een plan te maken Biedt zijn excuses aan als hij een ander gekwetst heeft Omgaan met ruzie Luistert naar een medeleerling wanneer die een voorstel doet Toont begrip voor de gevoelens van een ander bij ruzie Blijft rustig wanneer een ander boos reageert of hem beschuldigt Gaat adequaat om met een meningsverschil met een volwassene
Slechthorenden. CIDS is een lesprogramma dat is ontwikkeld door Sprong Vooruit voor de groepen 3 tm 8 De sociaal emotionele ontwikkeling en de taalontwikkeling samen bepalen hoofdzakelijk of uw kind sociaal communicatief redzaam is. Hulpvragen hoef je niet in een mooie volzin te uiten om toch begrepen te worden. Als je echter een ander niet kunt uitleggen wat je bedoelt ,dan kan frustratie optreden. In dit deel van het plan wordt echter met name de intentie beoordeeld en geoefend en bij het mondelinge taal groepsplan wordt vooral naar het talig vermogen gekeken.
Bertha Muller School