Technisch lezen groep 5 ( gevorderd aanbod) Niveau
Uitstroom
Groep Gevorderd ≥VMBO T Basis VMBO BB/KB Minimum PrO/ LWOO <minimum PrO Na te streven doelen
3 ≥E3 M3 M3 < M3
Hommel leesfase 1/2 leesfase 1 leesfase 1
4 ≥E4 M4 E3 < E3
Hommel Hommel leesfase 2 leesfase 2
AVI-M5 5.1 Leest zinnen met ongeveer 10 woorden met de juiste intonatie 5.2 Leest samengestelde zinnen 5.3 Leest drie- en meerlettergrepige woorden zonder leesmoeilijkheden 5.4 Leest waar nodig de klanken –c- als /k/, -c- als /s/, ch als /sj/ en g als /zj/ 5.5 Leest woorden met een –y-, -x-, -‘s, ’s5.6 Leest woorden die eindigen op –y 5.7 Leest meerlettergrepige woorden met –tie erin (vakantiepret) 5.8 Leest meerlettergrepige woorden met -i als /ie/ (sigaretten) 5.9 Leest woorden eidigend op open lettergreep: domino, piano 5.10 Leest met een klein lettertype AVI-E5 5.11 Leest zinnen met ongeveer 10 á 11 woorden met de juiste intonatie 5.12 Leest alle drie- en meerlettergrepige woorden zonder leesmoeilijkheden 5.13 Leest woorden met –ch- als /sj/-, -ge als -/zje/-, -eau- als -/oo/5.14 Leest woorden eindigend op –isch
5 6 7 ≥E5 Stillezen ≥M6 -E6 Stillezen ≥M7 Stilllezen E4-M5 Hommel M5-E5 Hommel M6-E6 Stillezen M4 Hommel E4 Hommel E4-E5 Hommel ≤E3 leesfase 2 ≤ M4 Hommel ≤ M4 Hommel Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
8 PLUS Stillezen E6- E7 Stillezen E5-M6 Stillezen ≤ M5 Hommel frequentie
Leesonderwijs: LIST (Lezen IS Top/ Lees interventieproject in scholen met totaalaanpak)
45 minuten per dag
Lesopbouw Stilleesles in 4 stappen: 1. 2. 3. 4.
afspraken m.b.t. klassenmanagement; voldoende leesmateriaal op de tafel. voorlezen/meelezen of boekenbabbel leesmotivatie stillezen terugkoppeling miniles of beleving van het boek.
1x 15 minuten 3x 10 minuten per week 2x 10 minuten per week 1x 20 minuten 1x 10 minuten
Pedagogisch didactisch handelen • Aantal boeken: 25 leeftijdsadequate boeken per schooljaar (stripboeken niet meegeteld) • Leerlingen kiezen zelf boeken op hun hoogste instructieniveau of op leeftijdsadequaat niveau. De leerkracht begeleidt hen daarbij • Een fout woord goed voorzeggen. • Koorlezen/simultaan lezen: samen met de leerkracht hardop lezen, met de juiste intonatie in een tempo dat de kinderen meetrekt
Bertha Muller School
Technisch lezen groep 5 (basisaanbod) Niveau
Uitstroom
Groep Gevorderd ≥VMBO T Basis VMBO BB/KB Minimum PrO/ LWOO <minimum PrO Na te streven doelen
3 ≥E3 M3 M3 < M3
Hommel leesfase 1/2 leesfase 1 leesfase 1
4 ≥E4 M4 E3 < E3
Hommel Hommel leesfase 2 leesfase 1/2
AVI-E4 4.6 Leest een doorlopende tekst met zinnen van ongeveer 9 woorden 4.7 Leest drie- en meerlettergrepige woorden met het voorvoegsel ge- , be-, verzonder leesmoeilijkheden 4.8 Leest woorden op –tie uitgesproken als -/tsie/ 4.9 Leest leenwoorden zonder afwijkende klank-tekenrelaties (portemonnee, diskette) AVI-M5 5.1 Leest zinnen met ongeveer 10 woorden met de juiste intonatie 5.2 Leest samengestelde zinnen 5.3 Leest drie- en meerlettergrepige woorden zonder leesmoeilijkheden 5.4 Leest waar nodig de klanken –c- als /k/, -c- als /s/, ch als /sj/ en g als /zj/ 5.5 Leest woorden met een –y-, -x-, -‘s, ’s5.6 Leest woorden die eindigen op –y 5.7 Leest meerlettergrepige woorden met –tie erin (vakantiepret) 5.8 Leest meerlettergrepige woorden met -i als /ie/ (sigaretten) 5.9 Leest woorden eidigend op open lettergreep: domino, piano 5.10 Leest met een klein lettertype
5 6 7 ≥E5 Stillezen ≥M6 -E6 Stillezen ≥M7 Stillezen E4-M5 Hommel M5-E5 Hommel M6-E6 Stillezen M4 Hommel E4 Hommel E4-E5 Hommel ≤E3 leesfase 1/2 ≤ M4 Hommel ≤ M4 Hommel Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
8 PLUS Stillezen E6- E7 Stillezen E5-M6 Stillezen ≤ M5 Hommel frequentie
Leesonderwijs: LIST (Lezen IS Top/ Lees interventieproject in scholen met totaalaanpak)
45 minuten per dag
Lesopbouw Hommelles in 4 stappen laag 1 1. afspraken m.b.t. klassenmanagement; voldoende leesmateriaal op de tafel. 2. voorlezen/meelezen of boekenbabbel ( leesmotivatie) 3. 4.
Hommellezen: leerlingen lezen met ondersteuning; duolezen, tutor lezen, lezen met CD/bandje. terugkoppeling miniles of beleving van het boek.
laag 2 ( intensief ) Herhaald lezen met Ralfi
1x 5 minuten 3x 10 minuten/2x 10 minuten per week 1x 20 minuten 1x 10 minuten 4x 20 minuten per week
laag 3 ( zeer intensief ) Extra instructie voor extreem zwakke lezers die stagneren ondanks de RALFI begeleiding ( in overleg met de IB er )
Pedagogisch didactisch handelen • Aantal boeken: 25 leeftijdsadequate boeken per schooljaar (stripboeken niet meegeteld) • Leerlingen kiezen zelf boeken op hun hoogste instructieniveau of op leeftijdsadequaat niveau. De leerkracht begeleidt hen daarbij • Een fout woord goed voorzeggen. • Koorlezen/simultaan lezen: samen met de leerkracht hardop lezen, met de juiste intonatie in een tempo dat de kinderen meetrekt
Bertha Muller School
Technisch lezen groep 5 (minimum) Niveau
Uitstroom
Groep Gevorderd ≥VMBO T Basis VMBO BB/KB Minimum PrO/ LWOO <minimum PrO Na te streven doelen
3 ≥E3 M3 M3 < M3
Hommel leesfase 1/2 leesfase 1 leesfase 1
4 ≥E4 M4 E3 < E3
Hommel Hommel leesfase 2 leesfase 1/2
AVI-M4 4.1 Leest zinnen met ongeveer 8 woorden met de juiste intonatie 4.2 Leest vlot korte zinnen die betekenisvol zijn afgebroken en doorlopen op de volgende regel (iedere zin begint op een nieuwe regel) 4.3 Leest samengestelde zinnen nevenschikkend en onderschikkend 4.4 Leest vlot alle typen eenlettergrepige en tweelettergrepige en drieletterige woorden zonder leesmoeilijkheden 4.5 Leest met een middelgroot lettertype
5 6 7 ≥E5 Stillezen ≥M6 -E6 Stillezen ≥M7 Stillezen E4-M5 Hommel M5-E5 Hommel M6-E6 Stillezen M4 Hommel E4 Hommel E4-E5 Hommel ≤E3 leesfase 1/2 ≤ M4 Hommel ≤ M4 Hommel Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
8 PLUS Stillezen E6- E7 Stillezen E5-M6 Stillezen ≤ M5 Hommel frequentie
Leesonderwijs: LIST (Lezen IS Top/ Lees interventieproject in scholen met totaalaanpak)
45 minuten per dag
Lesopbouw Hommelles in 4 stappen laag 1 1. afspraken m.b.t. klassenmanagement; voldoende leesmateriaal op de tafel. 2. voorlezen/meelezen of boekenbabbel ( leesmotivatie) 3. 4.
Hommellezen: leerlingen lezen met ondersteuning; duolezen, tutor lezen, lezen met CD/bandje. terugkoppeling miniles of beleving van het boek.
laag 2 ( intensief ) Herhaald lezen met Ralfi
1x 5 minuten 3x 10 minuten/2x 10 minuten per week 1x 20 minuten 1x 10 minuten 4x 20 minuten per week
laag 3 ( zeer intensief ) Extra instructie voor extreem zwakke lezers die stagneren ondanks de RALFI begeleiding ( in overleg met de IB er )
Pedagogisch didactisch handelen • Aantal boeken: 25 leeftijdsadequate boeken per schooljaar (stripboeken niet meegeteld) • Leerlingen kiezen zelf boeken op hun hoogste instructieniveau of op leeftijdsadequaat niveau. De leerkracht begeleidt hen daarbij • Een fout woord goed voorzeggen. • Koorlezen/simultaan lezen: samen met de leerkracht hardop lezen, met de juiste intonatie in een tempo dat de kinderen meetrekt
Bertha Muller School
Technisch lezen groep 5 (< minimum) Niveau
Uitstroom
Groep Gevorderd ≥VMBO T Basis VMBO BB/KB Minimum PrO/ LWOO <minimum PrO Na te streven doelen
3 ≥E3 M3 M3 < M3
Hommel leesfase 1/2 leesfase 1 leesfase 1
4 ≥E4 M4 E3 < E3
Hommel Hommel leesfase 2 leesfase 1/2
AVI-M3 3.6 Leest zinnen met ongeveer 6 woorden zonder hoofdletters 3.7 Leest korte zinnen met één zin per regel 3.8 Leest geen samengestelde zinnen 3.9 Benoemt vlot alle grafemen 3.10 Leest éenlettergrepige woorden zonder leesmoeilijkheden 3.11 Leest vlot klankzuivere (M)K(M) (jaap, om, juf, ik, pen, boos) AVI-E3 3.12 Leest zinnen met ongeveer 7 woorden 3.13 Leest één zin per regel met hoofdletters 3.14 Leest vlot nevenschikkende samengestelde zinnen 3.15 Leest vlot eenvoudige tweelettergrepige of samengestelde woorden (ro-ver, voet-bal) 3.16 Leest vlot eenlettergrepige woorden eindigend op dt, ng of nk 3.17 Leest vlot twee en drie medeklinkers vooraan en/of achteraan MKMM/MMKM/ MMKMM, MMMKM MKMMM 3.18 Leest vlot verkleinwoorden
5 6 7 ≥E5 Stillezen ≥M6 -E6 Stillezen ≥M7 Stillezen E4-M5 Hommel M5-E5 Hommel M6-E6 Stillezen M4 Hommel E4 Hommel E4-E5 Hommel ≤E3 leesfase 1/2 ≤ M4 Hommel ≤ M4 Hommel Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
8 PLUS Stillezen E6- E7 Stillezen E5-M6 Stillezen ≤ M5 Hommel frequentie
Leesonderwijs: LIST (Lezen IS Top/ Lees interventieproject in scholen met totaalaanpak)
45 minuten per dag
Lesopbouw Hommelles in 4 stappen laag 1 1. afspraken m.b.t. klassenmanagement; voldoende leesmateriaal op de tafel. 2. voorlezen/meelezen of boekenbabbel ( leesmotivatie) 3. 4.
Hommellezen: leerlingen lezen met ondersteuning; duolezen, tutor lezen, lezen met CD/bandje. terugkoppeling miniles of beleving van het boek.
laag 2 ( intensief ) Herhaald lezen met Ralfi
1x 5 minuten 3x 10 minuten/2x 10 minuten per week 1x 20 minuten 1x 10 minuten 4x 20 minuten per week
laag 3 ( zeer intensief ) Extra instructie voor extreem zwakke lezers die stagneren ondanks de RALFI begeleiding ( in overleg met de IB er )
Pedagogisch didactisch handelen • Aantal boeken: 25 leeftijdsadequate boeken per schooljaar (stripboeken niet meegeteld) • Leerlingen kiezen zelf boeken op hun hoogste instructieniveau of op leeftijdsadequaat niveau. De leerkracht begeleidt hen daarbij • Een fout woord goed voorzeggen. • Koorlezen/simultaan lezen: samen met de leerkracht hardop lezen, met de juiste intonatie in een tempo dat de kinderen meetrekt
Bertha Muller School
Begrijpend lezen en begrijpend luisteren groep 5 (gevorderd aanbod) Niveau
Uitstroom
Gevorderd Basis Minimum <minimum
Groep 3 ≥E3 ≥VMBO T M3 VMBO BB/ KB M3 PrO/LWOO < M3 PrO
4
5
6
7
≥E4 NB AA
≥E5 A
≥M6 -E6 A
≥M7
M4 NB AA
E4-M5 AA/A
M5-E5
A
M6-E6 A
E6- E7 A/B
E3
M4
E4
AA
E4-E5 AA/A
E5-M6 A
< E3
≤E3
≤ M4
AA
≤ M4
≤ M5
AA AA
8 B
≥(E7)M8
AA
B
AA
Na te streven doelen
Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
frequentie
Begrijpend lezen CED niveau 5 Herkent 4 soorten teksten(verhalend, informatief , instructief en overtuigend ) Past de bij de tekstsoort horende begrijpend leesstrategieën toe bij het lezen van teksten op AVI 5,6 (stappenplan) Ziet aan het uiterlijk van een tekst waarin hij staat(bijv. boek, krant, internet) Voorspelt de inhoud op basis van kopjes, lezen van enkele zinnen etc. Herkent alinea’s Herkent de briefvorm Lost het probleem van een moeilijke zin of zinnen op(herlezen etc.) Herkent aan de hand van signaalwoorden de volgorde structuur in een tekst Herkent aan de hand van signaalwoorden de vraag/antwoord structuur in een tekst Visualiseert een tekst(schema, web) Bepaalt de functie van leestekens: komma , dubbele punt, aanhalingstekens, puntjes.
Nieuwsbegrip A
75 minuten per week
Begrijpend luisteren CED niveau 5 Herkent de aangeboden tekstsoorten (verhaal, overtuigende tekst) Benoemt na het luisteren naar een overtuigende tekst wat de bedoeling van de spreker is (herkennen van overtuigen als luisterdoel) Luistert gericht naar verschillende soorten teksten waarin een volgorde, vraag antwoord, voorbeeld, middel-doel of oorzaak-gevolgrelatie kan voorkomen Herkent de signaalwoorden die kenmerkend zijn voor deze relaties Geeft de genoemde relaties aan
Strategieën die consequent ingezet worden: Voor het lezen: Kijk naar de tekst. Let op: • de titel • de kopjes • de illustraties • opvallende woorden (vet, schuingedrukt, onderstreept, ...) • getallen Doe een voorspelling: de tekst gaat over... Wat weet je er al van? Wat heb je gezien,gehoord of gelezen? Tijdens het lezen: Lees de tekst. • Onderstreep belangrijke woorden en signaalwoorden. Let op de verbanden. • Maak aantekeningen en/of een schema. Heb je een goed beeld van de tekst? • Stel vragen over het belangrijkste van de tekst: Wie, Wat, Waar, Wanneer, Waarom, Hoe? Begrijp je de tekst nog? Gebruik eventueel de woordhulp. Na het lezen: Klopte je voorspelling?
Bertha Muller School
Kun je de tekst samenvatten? Vertel in een paar zinnen waar de tekst over gaat. Bij de filmpjes: Stappenplan luisteren en kijken.
Leerkracht aanpak Modeling, hardop voordoen. Vaardigheden laten toepassen op andere teksten.
Bertha Muller School
Begrijpend lezen en begrijpend luisteren groep 5 (basis aanbod) Niveau
Uitstroom
Gevorderd Basis Minimum <minimum
Groep 3 ≥E3 ≥VMBO T M3 8 VMBO BB/ KB M3 PrO/LWOO < M3 PrO
4
5
6
7
≥E4 NB AA
≥E5 A
≥M6 -E6 A
≥M7
M4 NB AA
E4-M5 AA/A
M5-E5
A
M6-E6 A
E6- E7 A/B
E3
M4
E4
AA
E4-E5 AA/A
E5-M6 A
< E3
≤E3
≤ M4
AA
≤ M4
≤ M5
AA AA
8 B
AA
≥(E7)M8
B
AA
Na te streven doelen
Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
frequentie
Begrijpend lezen CED niveau 5 Herkent 4 soorten teksten(verhalend, informatief , instructief en overtuigend ) Past de bij de tekstsoort horende begrijpend leesstrategieën toe bij het lezen van teksten op AVI 5,6 (stappenplan) Ziet aan het uiterlijk van een tekst waarin hij staat(bijv. boek, krant, internet) Voorspelt de inhoud op basis van kopjes, lezen van enkele zinnen etc. Herkent alinea’s Herkent de briefvorm Lost het probleem van een moeilijke zin of zinnen op(herlezen etc.) Herkent aan de hand van signaalwoorden de volgorde structuur in een tekst Herkent aan de hand van signaalwoorden de vraag/antwoord structuur in een tekst Visualiseert een tekst(schema, web) Bepaalt de functie van leestekens: komma , dubbele punt, aanhalingstekens, puntjes.
Nieuwsbegrip AA/A Strategieën die consequent ingezet worden: Voor het lezen: Ik kijk naar de tekst: Ik kijk naar de titel. Ik kijk naar de plaatjes. Waar gaat de tekst over? Wat weet ik al? Tijdens het lezen: Ik lees de tekst. Begrijp ik de tekst? Wat weet ik al? Wat kan ik vragen? Zie ik een moeilijk woord? Ik kijk dan in de woordhulp. Na het lezen: Waar ging de tekst over? Had ik gelijk? Begrijp ik de tekst? Wat weet ik nu?
75 minuten per week
Begrijpend luisteren CED niveau 5 Herkent de aangeboden tekstsoorten (verhaal, overtuigende tekst) Benoemt na het luisteren naar een overtuigende tekst wat de bedoeling van de spreker is (herkennen van overtuigen als luisterdoel) Luistert gericht naar verschillende soorten teksten waarin een volgorde, vraag antwoord, voorbeeld, middel-doel of oorzaak-gevolgrelatie kan voorkomen Herkent de signaalwoorden die kenmerkend zijn voor deze relaties Geeft de genoemde relaties aan
Bij de filmpjes: Stappenplan luisteren en kijken. Leerkracht aanpak Modeling, hardop voordoen. Vaardigheden laten toepassen op andere teksten.
Bertha Muller School
Begrijpend lezen en begrijpend luisteren groep 5 (minimum aanbod) Niveau
Uitstroom
Gevorderd Basis Minimum <minimum
Groep 3 ≥E3 ≥VMBO T M3 VMBO BB/ KB M3 PrO/LWOO < M3 PrO
4
5
6
7
≥E4 NB AA
≥E5 A
≥M6 -E6 A
≥M7
M4 NB AA
E4-M5 AA/A
M5-E5
A
M6-E6 A
E6- E7 A/B
E3
M4
E4
AA
E4-E5 AA/A
E5-M6 A
< E3
≤E3
≤ M4
AA
≤ M4
≤ M5
AA AA
8 B
AA
≥(E7)M8
B
AA
Na te streven doelen
Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
frequentie
Begrijpend lezen CED niveau 4 Herkent 2 tekstsoorten waaronder een informatieve tekst Past de bij de tekstsoort horende begrijpend leesstrategieën toe bij het lezen van teksten op AVI 2, 3 en 4 (stappenplan) Voorspelt de inhoud op basis van titel en illustraties Bedenkt wat hij al weet voor de tekst gelezen wordt Geeft moeilijke woorden aan en gebruikt enkele manieren om de betekenis te achterhalen(woordhulp) Weet enkele vragen over de tekst aan te geven Trekt conclusies(afleidingen) en beantwoordt vragen op basis van concrete aanwijzingen in de tekst Kent de functie van kopjes Herkent in een duidelijk gestructureerde tekst de tijdsopeenvolging Bepaalt de functie van de volgende leestekens: punt,vraagteken, (uitroepteken), hoofdletter Geeft na het lezen aan waar de tekst over gaat Vertelt wat hij van een gelezen tekst vindt
Nieuwsbegrip AA Strategieën die consequent ingezet worden: Voor het lezen: Ik kijk naar de tekst: Ik kijk naar de titel. Ik kijk naar de plaatjes. Waar gaat de tekst over? Wat weet ik al? Tijdens het lezen: Ik lees de tekst. Begrijp ik de tekst? Wat weet ik al? Wat kan ik vragen? Zie ik een moeilijk woord? Ik kijk dan in de woordhulp. Na het lezen: Waar ging de tekst over? Had ik gelijk? Begrijp ik de tekst? Wat weet ik nu?
75 minuten per week
Begrijpend luisteren CED niveau 4 Vertelt een verhaal in grote lijnen na zonder steun van illustraties Onderscheidt hoofdcomponenten van een verhaal Luistert tijden het werken in groepjes naar zijn medeleerlingen Luistert globaal (geeft de hoofdlijnen weer) en precies (geeft details uit een tekst weer
Bij de filmpjes: Stappenplan luisteren en kijken. Leerkracht aanpak Modeling, hardop voordoen. Vaardigheden laten toepassen op andere teksten.
Bertha Muller School
Begrijpend lezen en begrijpend luisteren groep 5 (< minimum aanbod) Niveau
Uitstroom
Gevorderd Basis Minimum <minimum
Groep 3 ≥E3 ≥VMBO T M3 VMBO BB/ KB M3 PrO/LWOO < M3 PrO
4
5
6
7
≥E4 NB AA
≥E5 A
≥M6 -E6 A
≥M7
M4 NB AA
E4-M5 AA/A
M5-E5
A
M6-E6 A
E6- E7 A/B
E3
M4
E4
AA
E4-E5 AA/A
E5-M6 A
< E3
≤E3
≤ M4
AA
≤ M4
≤ M5
AA AA
8 B
AA
≥(E7)M8
B
AA
Na te streven doelen
Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
frequentie
Begrijpend lezen CED niveau 1, 2, 3. Begrijpt de betekenis van veel voorkomende logo’s en picto’s Begrijpt dat illustraties en tekst een samenhangend geheel vormen Begrijpt dat tekenen en tekens produceren mogelijkheden bieden tot communicatie Geeft aan dat je een geschreven woord kan uitspreken Spreekt verwachtingen uit aan de hand van omslag en illustraties Begrijpt het permanente karakter en communicatieve doel van iets wat geschreven is (bijv. namenlijst) Geeft betekenis aan zelf gelezen woorden en zinnen Weet dat de zinnen in een tekst met elkaar verband houden Benoemt het onderscheid tussen lezen en schrijven
Nieuwsbegrip AA Strategieën die consequent ingezet worden: Voor het lezen: Ik kijk naar de tekst: Ik kijk naar de titel. Ik kijk naar de plaatjes. Waar gaat de tekst over? Wat weet ik al? Tijdens het lezen: Ik lees de tekst. Begrijp ik de tekst? Wat weet ik al? Wat kan ik vragen? Zie ik een moeilijk woord? Ik kijk dan in de woordhulp. Na het lezen: Waar ging de tekst over? Had ik gelijk? Begrijp ik de tekst? Wat weet ik nu?
75 minuten per week
Begrijpend luisteren CED niveau 3 Vertelt een gedeelte van een verhaal na zonder steun van illustraties Onderscheidt met behulp van picto’s hoofdcomponenten van een verhaal (wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe) Vertelt na het luisteren naar een informatieve tekst waar het over gaat of legt dit schriftelijk vast (poster, tekening, informatieverwerving als luisterdoel) Luistert tijdens het werken in tweetallen naar zijn medeleerlingen Begrijpt instructies voor lees - en rekenopdrachten
Bij de filmpjes: Stappenplan luisteren en kijken. Leerkracht aanpak Modeling, hardop voordoen. Vaardigheden laten toepassen op andere teksten.
Bertha Muller School
Rekenen groep 5 (gevorderd aanbod) Niveau
Uitstroom
Gevorderd Basis Minimum <minimum
Groep ≥VMBO T VMBO BB/KB PrO/ VMBO +LWOO PrO
3 ≥E3 3B M3 3A2/3B M3 3A1/3A2 < M3 3A1
4 ≥E4 4B M4 3B/4A E3 3A2/3B < E3 3A2
5 ≥E5 5B E4-M5 4B-5A M4 4A ≤E3 3B
6 ≥M6 -E6 6A- 6B M5-E5 5A-5B E4 4B ≤ M4 4A
7 ≥M7 M6-E6 E4-E5 ≤ M4
7A-7B 6A-6B 4B-5A-5B 4A
8 ≥(E7)M8 8B E6- E7 6B-7A-7B E5-M6 5B- 6A ≤ M5 5A
Na te streven doelen
Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
frequentie
M5 5A Getalbegrip 5.1 kan telrij tot en met 1000 opzeggen, zowel heen als terug vanaf een willekeurig getal 5.2 kan doortellen en terugtellen met sprongen van 100 en 10 vanaf een willekeurig getal tot en met 1000 5.3 kan de plaatsen van getallen op de getallenlijn schatten 5.4 kan handig springen op de getallenlijn met sprongen van 100, 10 en 1 vanaf een willekeur getal tot en met 1000 5.5 kent de relatie tussen getallen tot en met 1000 5.6 kent de structuur van getallen 5.7 kent de waarde van cijfers in een getal
Middelen: Pluspunt boek 5B Tafelkaart Middelen genoemd in de methode
5x45 minuten per week
Leerkracht aanpak Maakt gebruik van directe instructiemodel Na instructie zelfstandig laten werken Talige vraagstukken visueel maken en gezamenlijk aanpakken Essentiele rekenkundige begrippen toelichten
Basisvaardigheden 5.8 kan optellen en aftrekken tot en met 20 5.9 kan honderdtallen, tientallen en eenheden optellen 5.10 kan de relatie tussen optellen en aftrekken herkennen en gebruiken bij het rekenen tot en met 100 5.11 kan meerdere getallen tot en met 100 bij elkaar optellen 5.12 kan optellen en aftrekken tot en met 1000 met honderdtallen, tientallen en eenheden 5.13 kan verschillende oplossingsstrategieën toepassen bij vermenigvuldigingen: verwisselstrategie, één keer meer/minder strategie, verdubbel- en halveerstrategie 5.14 kan optellen en aftrekken tot en met 100 5.15 kan vermenigvuldigingen herkennen in contextsituaties en deze oplossen door gebruik te maken van handige strategieën 5.16 kent de tafels van 1 t/m 6 en 10 Meten
Bertha Muller School
5.17 kan meten met liniaal in centimeters 5.18 kan kloktijden aflezen in hele en halve uren en kwartieren Verhoudingen/procenten/breuken 5.19 kan afstanden op de kaart omzetten in reële afstanden door gebruik te maken van verhoudingen en een liniaal E5 5B Getalbegrip 5.20 kan beheerst de tel rij tot en met 1000 5.21 heeft inzicht in de structuur van de telrij boven de 1000. Basisvaardigheden 5.22 kan getallen en bedragen afronden op nabijgelegen mooie getallen en bij elkaar optellen 5.23 kan optellen en aftrekken tot en met 100 en de relatie tussen optellen en aftrekken herkennen 5.24 kan op een eigen manier optellen onder de 1000 5.25 kan delingen zonder rest in formele somnotaties uitrekenen 5.26 kan aftrekken onder de 1000 volgens de rijgmethode op de lege getallenlijn 5.27 kan vermenigvuldigen met tientallen 5.28 kan contextvraagstukken op eigen niveau oplossende 5.29 kent de tafels van 1 t/m 10 Meten 5.30 kan termen als centimeter en meter gebruiken 5.31 kan meten in meters, centimeters en millimeters 5.32 kan geldbedragen met briefjes en munten samenstellen en handig bij elkaar tellen 5.33 kan schattend rekenen: bedragen afronden op hele en halve euro´s en deze handig bij elkaar optellen 5.34 kan analoge kloktijden aflezen 5.35 kan digitale kloktijden aflezen 5.36 kan digitale en analoge tijden bij elkaar zoeken 5.37 kan uit tabellen gegevens aflezen en interpreteren
Bertha Muller School
Rekenen groep 5 (basisaanbod) Niveau
Uitstroom
Gevorderd Basis Minim um <m inim um
Groep ≥VMBO T VMBO BB/KB PrO/ VMBO +LWOO PrO
3 ≥E3 3B M3 3A2/3B M3 3A1/3A2 < M3 3A1
4 ≥E4 4B M4 3B/4A E3 3A2/3B < E3 3A2
5 ≥E5 5B E4-M5 4B-5A M4 4A ≤E3 3B
6 ≥M6 -E6 6A- 6B M5-E5 5A-5B E4 4B ≤ M4 4A
7 ≥M7 M6-E6 E4-E5 ≤ M4
7A-7B 6A-6B 4B-5A-5B 4A
8 ≥(E7)M8 8B E6- E7 6B-7A-7B E5-M6 5B- 6A ≤ M5 5A
Na te streven doelen
Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
frequentie
E4 4B Getalbegrip 4.22 kan hoeveelheden tot en met 100 bepalen met tientallen en eenheden en deze op de getallenlijn plaatsen met materiaal 4.23 hoeveelheden tot en met 100 precies plaatsen op de getallenlijn 4.24 kan tellen met sprongen van 2, 10 en 20 op een getallenlijn
Middelen: Pluspunt boek 4B en 5A Tafelkaart Middelen genoemd in de methode
5x45 minuten per week
Basisvaardigheden 4.25 kan verdubbelingen en verwisselingen herkennen en uitrekenen (met materiaal) 4.26 kan optellen en aftrekken in een context met een zelfgekozen verwoording van strategie en materiaal 4.27 kan op een eigen manier optellen en aftrekken tot en met 20 4.28 kan verwoorden wat de bedoeling is bij contextsommen 4.29 kan optellen en aftrekken met eenheden met tientalpassering op een getallenlijn 4.30 kan handig en schattend rekenen op de lege getallenlijn, waarbij het verwoorden van de oplossingsstrategie centraal staat 4.31 kan de tafels van 2, 5 en 10 maken 4.32 kan de handelingen verwoorden die nodig zijn om de verhoudingstabel in te vullen 4.33 kan optellen en aftrekken met een getallenlijn volgens een eigen strategie 4.34 kan vermenigvuldigen in een context 4.35 kan optellen en aftrekken tot en met 100 met tientalpassering 4.36 kan de opdracht verwoorden bij optellen en aftrekken, vermenigvuldigen en delen in een context 4.37 kan de tafels van 1, 2, 3, 4, 5 en 10 opzeggen op rij
Leerkracht aanpak * maakt gebruik van directe instructiemodel * hardop voordoen (denkstappen) * stap voor stap aanbieden * leerstof vertragen * herhaling en verlengde instructie bieden. * klassikale instructie en gezamenlijk verwerken
Ter bevordering van het automatiseren van de tafels: Stenvert tafelblok.
Meten 4.38 kan rechte lijnstukken meten 4.39 kan geldbedragen samenstellen met munten en biljetten en deze aanvullen tot de benodigde hoeveelheid
Bertha Muller School
4.40 kan hele en halve uren en kwartieren bepalen op de analoge klok Meetkunde/ruimtelijke oriëntatie 4.41 kan zich ruimtelijk oriënteren 4.42 kan termen als links, rechts, dichtbij en veraf gebruiken 4.43 kan een plattegrond/bouwtekening maken van blokkenbouwsels met blokjes M5 5A Getalbegrip 5.1 kan telrij tot en met 1000 opzeggen, zowel heen als terug vanaf een willekeurig getal 5.2 kan doortellen en terugtellen met sprongen van 100 en 10 vanaf een willekeurig getal tot en met 1000 5.3 kan de plaatsen van getallen op de getallenlijn schatten 5.4 kan handig springen op de getallenlijn met sprongen van 100, 10 en 1 vanaf een willekeur getal tot en met 1000 5.5 kent de relatie tussen getallen tot en met 1000 5.6 kent de structuur van getallen 5.7 kent de waarde van cijfers in een getal Basisvaardigheden 5.8 kan optellen en aftrekken tot en met 20 5.9 kan honderdtallen, tientallen en eenheden optellen 5.10 kan de relatie tussen optellen en aftrekken herkennen en gebruiken bij het rekenen tot en met 100 5.11 kan meerdere getallen tot en met 100 bij elkaar optellen 5.12 kan optellen en aftrekken tot en met 1000 met honderdtallen, tientallen en eenheden 5.13 kan verschillende oplossingsstrategieën toepassen bij vermenigvuldigingen: verwisselstrategie, één keer meer/minder strategie, verdubbel- en halveerstrategie 5.14 kan optellen en aftrekken tot en met 100 5.15 kan vermenigvuldigingen herkennen in contextsituaties en deze oplossen door gebruik te maken van handige strategieën 5.16 kent de tafels van 1 t/m 6 en 10 Meten 5.17 kan meten met liniaal in centimeters 5.18 kan kloktijden aflezen in hele en halve uren en kwartieren Verhoudingen/procenten/breuken 5.19 kan afstanden op de kaart omzetten in reële afstanden door gebruik te maken van verhoudingen en een liniaal
Bertha Muller School
Rekenen groep 5 (minimum aanbod) Niveau
Uitstroom
Gevorderd Basis Minim um <m inim um
Groep ≥VMBO T VMBO BB/KB PrO/ VMBO +LWOO PrO
3 ≥E3 3B M3 3A2/3B M3 3A1/3A2 < M3 3A1
4 ≥E4 4B M4 3B/4A E3 3A2/3B < E3 3A2
5 ≥E5 5B E4-M5 4B-5A M4 4A ≤E3 3B
6 ≥M6 -E6 6A- 6B M5-E5 5A-5B E4 4B ≤ M4 4A
7 ≥M7 M6-E6 E4-E5 ≤ M4
7A-7B 6A-6B 4B-5A-5B 4A
8 ≥(E7)M8 8B E6- E7 6B-7A-7B E5-M6 5B- 6A ≤ M5 5A
Na te streven doelen
Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
frequentie
M4 4A Getalbegrip 4.1 kan de telrij opzeggen tot en met 50 4.2 kan ongestructureerde hoeveelheden tellen tot en met 50 4.3 kan gestructureerde hoeveelheden tot en met 70 handig tellen 4.4 kan door- en terugtellen met sprongen van 2, 5, 10 en 20 vanaf een willekeurig punt op een papieren getallenlijn 4.5 kan hoeveelheden tot en met 100 op een getallenlijn plaatsen 4.6 kan aan de hand van tientallen en eenheden hoeveelheden bepalen met concreet materiaal 4.7 kan hoeveelheden schatten op een getallenlijn tot en met 100 4.8 kan hoeveelheden tot en met 100 vergelijken
Middelen: Pluspunt boek 4A Getallenlijn tot 100 Middelen genoemd in de methode
5x45 minuten per week
Basisvaardigheden 4.9 kan optel- en aftrekopgaven tot en met 10 met 1 meer of minder snel uit het hoofd uitrekenen 4.10 kan handig optellen en aftrekken tot 20 4.11 kan optellen en aftrekken met hele tientallen 4.12 kan een rekenzin bepalen bij een plaatje 4.13 kan omgaan met het begrip vermenigvuldigen 4.14 kan vanuit een willekeurig getal tientallen optellen en aftrekken 4.15 kan optellen en aftrekken tot en met 100 in contextsituaties, met zelf gekozen bewoordingen
Er is veel aandacht voor optellen en aftrekken tot 10. Dit wordt gedaan door gebruik te maken van de verschillende somtype (zichtbaar in de klas aanwezig).
Leerkracht aanpak * maakt gebruik van directe instructiemodel * hardop voordoen (denkstappen) * stap voor stap aanbieden * leerstof vertragen * herhaling en verlengde instructie bieden. * klassikale instructie en gezamenlijk verwerken
Meten 4.16 kan dagen aflezen op een jaarkalender 4.17 kan hele en halve uren aflezen op een analoge klok 4.18 kan tijdsduur bepalen op een analoge klok aan de hand van een begin - en eindtijd 4.19 kan onder de 50 euro een bedrag samenstellen met munten en biljetten 4.20 rechte en gebroken lijnstukken meten in centimeters 4.21 kan grafieken aflezen van een staafdiagram
Bertha Muller School
Rekenen groep 5 (<minimum aanbod) Niveau
Uitstroom
Gevorderd Basis Minim um <m inim um
Groep ≥VMBO T VMBO BB/KB PrO/ VMBO +LWOO PrO
3 ≥E3 3B M3 3A2/3B M3 3A1/3A2 < M3 3A1
4 ≥E4 4B M4 3B/4A E3 3A2/3B < E3 3A2
5 ≥E5 5B E4-M5 4B-5A M4 4A ≤E3 3B
6 ≥M6 -E6 6A- 6B M5-E5 5A-5B E4 4B ≤ M4 4A
7 ≥M7 M6-E6 E4-E5 ≤ M4
7A-7B 6A-6B 4B-5A-5B 4A
8 ≥(E7)M8 8B E6- E7 6B-7A-7B E5-M6 5B- 6A ≤ M5 5A
Na te streven doelen
Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
frequentie
E3 3B Getalbegrip 3.20 kan tellen t/m 20 en terugtellen vanaf 10 3.21 kan ontbrekende getallen invullen in een getallenrij t/m 40 3.22 kan aan de hand van een tienstructuur hoeveelheden t/m 30 bepalen 3.23 kan de getallenrij t/m 50 opzeggen en ontbrekende getallen op de getallenlijn invullen
Middelen: Pluspunt boek 3B Getallenlijn tot 50 Middelen genoemd in de methode
5x45 minuten per week
Basisvaardigheden 3.24 kan getallen t/m 10 splitsen 3.25 kan optellen en aftrekken t/m 15 met behulp van pijlentaal 3.26 kan getallen t/m 12 samenvoegen 3.27 kan rekenen t/m 20 met behulp van het rekenrek 3.28 kan optellen en aftrekken door te kijken naar een afgebeeld rekenrek 3.29 kan het =teken begrijpen en toepassen in eenvoudige optel - en aftreksommen 3.30 kan vaardigheden met betrekking tot het optellen tot 20 toepassen in een opteltabel
Leerkracht aanpak * maakt gebruik van directe instructiemodel * hardop voordoen (denkstappen) * stap voor stap aanbieden * leerstof vertragen * herhaling en verlengde instructie bieden. * klassikale instructie en gezamenlijk verwerken Er is veel aandacht voor optellen en aftrekken tot 10. Dit wordt gedaan door gebruik te maken van de verschillende somtype (zichtbaar in de klas aanwezig).
Meten 3.31 kan de uren die de klok aangeeft relateren aan belangrijke momenten in de dagindeling 3.32 kan de hele uren aflezen op een klok 3.33 kan bepalen welke van twee tegelpleintjes de grootste is 3.34 kan afrekenen met biljetten van 10 euro en bepalen hoeveel euro ze terugkrijgen Meetkunde/ruimtelijke oriëntatie 3.35 kan onder begeleiding het verband leggen tussen een plattegrond en een blokkenbouwsel
Bertha Muller School
Spelling groep 5 (gevorderd aanbod) Niveau
Uitstroom
Groep Gevorderd ≥VMBO T Basis VMBO BB/ KB Minimum PrO/LWOO <minimum PrO Na te streven doelen
3 ≥E3 M3 M3 <M3
4 ≥E4 M4 E3 < E3
4 b5-8 4 b1-4
E5 5.7 Spelt woorden waar bij verlenging de f in een v of de s in een z verandert (brief-->brieven, boos-->boze) 5.8 Spelt woorden van twee klankgroepen waarvan de tweede onbeklemtoond is: -e- (goede, buiten) –ig (aardig, lastig) -lijk (eerlijk, moeilijk) 5.9 Kan de stam van een werkwoord in de tegenwoordige tijd vinden 5.10 Spelt woorden die eindigen op ‘s (auto’s, diploma’s) 5.11 Spelt woorden waarin de /ie/ geschreven wordt als i. (piloot,dirigent)
5 6 ≥E5 5 b5-8 ≥E6 E4-M5 4 b5-8/ 5 b1-4 M5-E5 M4 4 b1-4 E4 <M4 <E4 Middelen organisatie, pedagogisch
7 6 b1-8 ≥M7 7 b1-4 5 b1-8 M6-E6 6 b1-8 4 b5-8 E4-E5 4 b5-8/ 5 1-8 4 b 1-4 < E4 4 b1-4 en didactische aanpak
Middelen: Taal op Maat spelling 5 blok 1-8 Meerwerk
8 ≥(E7)M8 7b5-8/-8 b1-4 E6- E7 6 b5-8/ 7 b1-8 E5-M6 5 b5-8 /6 b1-4 ≤ M5 5 b1-4 frequentie 90 minuten per week
Leerkracht aanpak (didactisch en pedagogisch) Maakt gebruik van directe instructiemodel
Bertha Muller School
Spelling groep 5 (basis aanbod) Niveau
Uitstroom
Groep Gevorderd ≥VMBO T Basis VMBO BB/ KB Minimum PrO/LWOO <minimum PrO Na te streven doelen
3 ≥E3 M3 M3 <M3
4 ≥E4 M4 E3 < E3
4 b5-8 4 b1-4
E4 4.7 Spelt woorden met aai,ooi,oei inclusief samenstellingen (nooit, gloeilamp) 4.8 Spelt woorden met uw,eeuw, ieuw inclusief samenstellingen (nieuw, sneeuwbui) 4.9 Spelt woorden met ch(t) inclusief samenstellingen (lach, zonlicht) 4.10 Spelt woorden met d of t achteraan inclusief samenstellingen (hond, kleinkind) 4.11 Spelt verkleinwoorden die bestaan uit een grondwoord en de onbeklemtoonde lettergreep je,tje of pje (kusje, treintje)
5 6 7 ≥E5 5 b5-8 ≥E6 6 b1-8 ≥M7 7 b1-4 E4-M5 4 b5-8/ 5 b1-4 M5-E5 5 b1-8 M6-E6 6 b1-8 M4 4 b1-4 E4 4 b5-8 E4-E5 4 b5-8/ 5 1-8 <M4 <E4 4 b 1-4 < E4 4 b1-4 Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
8 ≥(E7)M8 7b5-8/-8 b1-4 E6- E7 6 b5-8/ 7 b1-8 E5-M6 5 b5-8 /6 b1-4 ≤ M5 5 b1-4 frequentie
Middelen: Taal op Maat spelling 4 blok 5-8 en 5 blok 1-4 Maatwerk
90 minuten per week
Leerkracht aanpak (didactisch en pedagogisch) Maakt gebruik van directe instructiemodel
M5 5.1 Spelt eenvoudige woorden van twee klankgroepen met een lange klank aan het eind van de eerste klankgroep (water, molen) 5.2 Spelt woorden van twee klankgroepen waarvan de eerste onbeklemtoo nd is ( gezin, verhaal) 5.3 Spelt woorden met een lange klank achteraan (ja, nee) 5.4 Spelt woorden van twee klankgroepen met een korte klank aan het eind van de eerste klankgroep (letter, koffer) 5.5 Spelt ingewikkelde verkleinwoorden(spinnetje) 5.6 Spelt samengestelde woorden
Bertha Muller School
Spelling groep 5 (minimum aanbod) Niveau
Uitstroom
Groep Gevorderd ≥VMBO T Basis VMBO BB/ KB Minimum PrO/LWOO <minimum PrO Na te streven doelen
3 ≥E3 M3 M3 <M3
4 ≥E4 M4 E3 < E3
4 b5-8 4 b1-4
M4 4.1 Spelt woorden met eer,oor,eur inclusief samenstellingen (meer, kleurboek) 4.2 Spelt woorden met twee medeklinkers achteraan, die vaak met een tussenklank worden uitgesproken (melk, warm) 4.3 Spelt woorden met meer dan twee medeklinkers achter elkaar (markt, straat) 4.4 Spelt woorden met au of ou inclusief samenstellingen (oud, lichtblauw 4.5 Spelt woorden met ij of ei inclusief samenstellingen (klein, schoolplein) 4.6 Spelt woorden met f,v of s,z inclusief samenstellingen (fietsbel,zwart)
5 6 7 ≥E5 5 b5-8 ≥E6 6 b1-8 ≥M7 7 b1-4 E4-M5 4 b5-8/ 5 b1-4 M5-E5 5 b1-8 M6-E6 6 b1-8 M4 4 b1-4 E4 4 b5-8 E4-E5 4 b5-8/ 5 1-8 <M4 <E4 4 b 1-4 < E4 4 b1-4 Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
8 ≥(E7)M8 7b5-8/-8 b1-4 E6- E7 6 b5-8/ 7 b1-8 E5-M6 5 b5-8 /6 b1-4 ≤ M5 5 b1-4 frequentie
Middelen: Taal op Maat spelling 4 Maatwerk Materiaal uit Spelling in de Lift
90 minuten per week
Leerkracht aanpak (didactisch en pedagogisch) Maakt gebruik van directe instructiemodel
Bertha Muller School
Spelling groep 5 (< minimum aanbod) Niveau
Uitstroom
Groep Gevorderd ≥VMBO T Basis VMBO BB/ KB Minimum PrO/LWOO <minimum PrO Na te streven doelen
3 ≥E3 M3 M3 <M3
4 ≥E4 M4 E3 < E3
4 b5-8 4 b1-4
E3 3.3 Spelt klankzuivere woorden van twee- en drieklanken: van medeklinker(s) en korte of lange klank (pen, boom) van medeklinker(s) en tweetekenklank (pijn, huis) 3.4 Spelt klankzuivere woorden met combinaties van twee medeklinkers: twee medeklinkers vooraan of achteraan (bloem, kast ) twee medeklinkers vooraan en achteraan (Klant, grens)
5 6 ≥E5 5 b5-8 ≥E6 E4-M5 4 b5-8/ 5 b1-4 M5-E5 M4 4 b1-4 E4 <M4 <E4 Middelen organisatie, pedagogisch
7 6 b1-8 ≥M7 7 b1-4 5 b1-8 M6-E6 6 b1-8 4 b5-8 E4-E5 4 b5-8/ 5 1-8 4 b 1-4 < E4 4 b1-4 en didactische aanpak
Middelen: Materiaal uit Spelling in de Lift
8 ≥(E7)M8 7b5-8/-8 b1-4 E6- E7 6 b5-8/ 7 b1-8 E5-M6 5 b5-8 /6 b1-4 ≤ M5 5 b1-4 frequentie 90 minuten per week
Leerkracht aanpak (didactisch en pedagogisch) Maakt gebruik van directe instructiemodel
Bertha Muller School
(Mondelinge) Taal groep 5 (basis aanbod) Na te streven doelen (niveau 5 CED leerlijn) Onderstaande doelen dienen eind groep 8 beheerst te worden voor uitstroom praktijk onderwijs (wat betreft dit vakgebied). Indien uw kind deze doelen eerder helemaal beheerst kan het gaan werken aan een niveau dat toeleidt tot een hogere uitstroom (≥ VMBO BB) Spreken 5.1 Brengt structuur aan in de presentatie (inleiding, kern, slot) 5.2 Spreekt met juist volume en afwisselend tempo 5.3 Maakt gebruik van mimiek, gebaren en houding 5.4 Heeft interactie met het publiek 5.5 Past bij het uitvoeren van taalhandelingen in duo’s en groepjes een aantal samenwerkingsvaardigheden toe (vragen stellen aan elkaar, reageren op wat een ander zegt, een ander helpen zonder voor te zeggen) 5.6 Gebruikt na gerichte vragen van de leerkracht complexe cognitieve functies voor meer abstracte onderwerpen buiten het hier en nu (ordenen, concluderen, redeneren) Wisselt lange zinnen af met korte Sociaal Taalgebruik 5.8 Doet via communicatiemiddelen een verzoek aan bekende volwassenen en leeftijdgenoten (telefoon, computer) 5.9 Gebruikt beleefd taalgebruik om welkom te heten en iets aan te bieden 5.10 Houdt tijdens het vertellen van een eigen verhaal rekening met voorkennis van de luisteraar 5.11 Voert gesprekken om uitleg of informatie te volgen 5.12 Vraagt beleefd informatie aan onbekende volwassenen 5.13 Geeft kritiek op een correcte manier aan bekenden 5.14 Legt de weg uit aan een onbekende 5.15 Stimuleert een medeleerling tot interactie 5.16 Verwoordt de uitkomst van een denkgesprek of experiment 5.17 Reflecteert op een verhaal of presentatie van zichzelf of anderen
Middelen organisatie, pedagogische en didactische aanpak
Frequentie
De taalontwikkeling en de sociaal emotionele ontwikkeling samen bepalen hoofdzakelijk of uw kind communicatief redzaam is. In dit deel van het plan wordt met name het talig vermogen beoordeeld en geoefend om de kwaliteit van de taal op een zo hoog mogelijk niveau te krijgen. Daarnaast wordt er ook geoefend om met de eventueel beperkte taalkwaliteit op een zo hoog mogelijk niveau aan de communicatie deel te nemen (bijv hulpvragen, ook al kun je dat niet in mooie volzinnen). Bij het sociaal-emotionele ontwikkelingsplan wordt vooral naar de intentie en het omgaan met de frustratie die gevolg kan zijn van een beperkte taalontwikkeling gekeken.
Taal inclusief mondelinge taal:
5 x 45 min per week
Middelen: Taalmethode: Taal op Maat deel 5: (5.20 t/m 5. 26) Kringgesprekken (5.5 en 5.7) Mondelinge taal in kleine groepjes onder leiding van de leerkracht en de logopedist. De didaktiek volgens de viertakt van Verhallen & Verhallen Boekbespreking Spreekbeurten(5.4) Nieuwsbegrip (5.6) Verkeer (5.14) SOVA Methode (5.8) Lesprogramma ‘Om de beurt’ Organisatie: Leerkracht en logopedist zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het behalen van de doelen van de mondelinge taal. Leerkracht en logopedist bespreken 2x per jaar de doelen en bekijken welke doelen voor de komende periode aan bod moeten komen. Leerkracht en logopedist bespreken tussentijds regelmatig de voortgang. Leerkracht en logopedist bereiden gezamenlijk de thema’s van de taalmethode voor. De logopedist is betrokken bij de boekbesprekingen en
Bertha Muller School
spreekbeurten. Meningen over gesproken taal en conclusies trekken 5.18 Vraagt in een gesprek naar de gevoelens of de mening van een ander (vind jij dat ook?) 5.19 Vraagt aan een ander of hij zijn mening verder wil beargumenteren Woordenschat en woordleerstrategieën 5.20 Breidt zijn woordenschat uit met woorden voor een taalniveau van 8/9 jaar 5.21 Breidt zijn woordenschat uit met schooltaalwoorden 5.22 Breidt zijn woordenschat uit met uitdrukkingen en gezegden (figuurlijk taalgebruik) 5.23 Breidt zijn leeswoordenschat uit 5.24 Leidt de betekenis van een aantal leeswoorden af uit de context 5.25 Leidt de betekenis van een woord af uit de woordbouw (vooren achtervoegsel, verbuigingen, samengesteld woord) 5.26 Kent de betekenis van een aantal frequent voorkomende uitdrukkingen en gezegden met en figuurlijk deel Onderstaande doelen b etreffen geen actieve b enoeming van het zinsdeel. Kinderen hoeven nog niet aan te geven of iets een b ijvoeglijk naamwoord is. Ze geb ruiken ze wel. 5.27 Werkt met synoniemen 5.28 Werkt met het verwijswoord 5.29 Werkt met het verbindingswoord 5.30 Werkt met het bijvoeglijk naamwoord 5.32 Werkt met het voorzetsel
De logopedist stuurt het lesprogramma ‘Om de beurt’ aan en ondersteunt de leerkracht bij de transfer naar de klas.
Naast de reguliere pedagogische en didactische aanpak is er extra aandacht voor: Gebruik dagritmes e.d. Gebruik luisterspelletjes voor de stimulering van de luistervaardigheid. Visualiseren van leerstappen en leerstof Gebruik van overzichtelijk, “visueel rustig” lesmateriaal Expliciete instructie
Naast reguliere leerkrachtvaardigheden is er extra aandacht voor dat de leerkracht:
zorgt dat zijn/haar mondbeeld goed te zien is duidelijk en langzaam spreekt mondelinge informatie opdeelt in stukjes en/of herhaalt veel veilige en uitnodigende spreeksituaties creëert werkt met de VAT-principes: taal volgen, aanpas sen, toevoegen pogingen tot communicatie positief beantwoordt handelen van zichzelf en het kind veel verwoordt voorwerpen en gebeurtenissen om zich heen benoemt emoties van zichzelf en het kind benoemt alertheid, luistergerichtheid en het op gang houden van gesprek stimuleert en ondersteunt structuur aanbrengt in verhalen van het kind door samen te vatten en daarbij goede (gecorrigeerde) taal terug te geven natuurlijke gebaren en Nederlands met gebaren gebruikt
Bertha Muller School
Leren leren groep 5 (basis aanbod). Na te streven doelen
Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
Uw kind leert belangstelling hebben voor de wereld om zich heen, uw kind leert deze gemotiveerd onderzoeken en daarin taken uitvoeren, waarbij uw kind gebruik maakt van informatie, strategieën en vaardigheden en uw kind leert reflecteren op eigen handelen.
Leren leren is geen apart vak. Het betreft het stimuleren van de werkhouding en taakaanpak van uw kind door de leerkracht. Ter bevordering van deze doelen werken we in alle klassen met enkele vaste afspraken. Er zijn picto’s in de klas waarop het dagrooster te zien is, de klas is prikkelarm en er wordt gebruik gemaakt van een stoplicht en de time timer.
Taakaanpak Geeft aan wat hij wel en niet verwacht te kunnen Kijkt na een taak of hij alles goed gedaan heeft en hers telt fouten Volgt schriftelijke instructies (met picto’s) op Plant zelfstandig meerdere taken achter elkaar (binnen één vak) Hulpvragen Vraagt van tevoren uitleg wanneer de taak niet duidelijk is Geeft aan dat hij een uitleg niet begrijpt Zelfstandig doorwerken
Taakaanpak We maken gebruik van het directe instructiemodel.(terugblik, het doel vd les wordt besproken, instructie, begeleide inoefening, evt. verlengde instructie, individuele verwerking, evaluatie). De leerling geeft zelf aan wanneer hij verlengde instructie nodig heeft. De leerkracht oefent het zelf nakijken van een taak. Hulpvragen De leerkracht vraagt, voordat de leerlingen aan een opdracht beginnen, of de opdracht duidelijk is.
Werkt 15 minuten zelfstandig aan een taak Begint aan een volgende taak waarvan hij weet dat hij deze zelfstandig mag en kan doen Werk netjes en/of snel afhankelijk van de eisen die aan de taakuitvoering worden gesteld Samenwerken Spreekt met een ander af wie wat gaat maken Doet aan een ander voor hoe de taak gedaan moet worden Helpt uit zichzelf een ander die hulp nodig heeft bij het uitvoeren van een taak Reflectie op werk
Reageert zonder boos te worden op kritiek van de leerkracht op zijn werk Stelt vorderingen bij zichzelf vast (dit ging beter dan vorige keer) Geeft aan in welke vakken hij goed en minder goed is Onderbouwt zijn mening over de kwaliteit van een gemaakte taak (goed, omdat) Zoekt een fout op als de leerkracht vraagt nog een goed te kijken Evalueert de periode van zelfstandig werken (heb ik goed doorgewerkt?)
Zelfstandig werken We maken gebruik van het stoplicht. We gebruiken twee fasen van het stoplicht, de kleuren rood en groen (rood – niet storen, groen – vragen stellen) Het stoplicht wordt gebruikt bij het geven van instructie aan verschillende groepen en wanneer iedereen zelfstandig aan de slag gaat. De start en het einde van het zelfstandig werken worden expliciet met de kinderen besproke n. Start: kort de verwachtingen bespreken en met de leerlingen praten over de taakaanpak. Einde: kort evalueren; hoe ging het. Ook wordt besproken met de leerlingen wat zij kunnen doen als zij vastlopen of wanneer zij klaar zijn met hun werk. De start en het einde van het zelfstandig werken wordt expliciet met de kinderen besproken. Start: kort de verwachtingen bespreken. Einde: kort evalueren.
Bertha Muller School
Samenwerken Tijdens de SOVAlessen wordt geoefend met het samen plannen maken en uitvoeren. Tijdens de themaweek “Ik ben de moeite waard” worden de eigen capaciteiten en beperkingen onderzocht . De leerkracht zet regelmatig werkvormen in waarbij langere tijd samengewerkt moet worden. Ook tijdens de gymnastiek lessen en dramalessen wordt aandacht besteed aan samenwerken en hulp geven.
Reflectie op werk Tijdens evaluatiemomenten wordt aandacht besteed aan het reflecteren van het eigen werk en de manier van werken. De leerlingen krijgen twee keer per jaar een rapport. Dit rapport wordt met de kinderen besproken.
Bertha Muller School
Sociaal-emotionele ontwikkeling groep 5 (basis aanbod) Na te streven doelen
Middelen organisatie, pedagogisch en didactische aanpak
frequentie
Zelfbeeld De leerlingen leren met gevoel voor zelfvertrouwen en zelfwaardering omgaan met de eigen mogelijkheden en grenzen en leren uiting geven aan eigen wensen, gevoelens en opvattingen. Jezelf presenteren Vertelt over zichzelf in een groep (hobby’s, familie) Vertelt een idee aan een groepje medeleerlingen (nieuw spel, activiteit) Een keuze maken Durft een andere keuze te maken dan een dominant persoon in de klas Legt een bekende zijn keuze uit (ik doe het liever niet, omdat) Opkomen voor jezelf Spreekt een vriendje er op aan als deze zich niet aan de afspraken houdt Komt voor zichzelf op als hij onterecht wordt beschuldigd Geeft aan wat hij voelt als een ander onaardig doet Omgaan met je beperking/stoornis Geeft aan dat en hoe hij graag geholpen wil worden (rust plek, koptelefoon)
De doelen staan los van de taalontwikkeling. Daar waar taal verwacht wordt (en waar staat “vertelt” gaat het niet om correct Nederlands. Non verbaal kan een kind ook iets “vertellen”.)
45 min
Sociaal gedrag De leerlingen leren naar algemeen geaccepteerde normen en waarden omgaan met anderen en leren samenwerken aan een gezamenlijke taak of gezamenlijk spel en leren omgaan met conflictsituaties. Ervaringen delen Praat met een ander over een afspraak die misliep Geeft aan dat hij het merkt als een ander iets naars heeft meegemaakt Helpt iemand die zich rot voelt door te praten Vertelt een ander dat hij ergens teleurgesteld over is Aardig doen Helpt uit zichzelf iemand Reageert adequaat als door hem iets is misgegaan (sorry zeggen) Vraagt een kind dat niemand heeft om mee te doen met een groepsactiviteit Feliciteert een ander wanneer diegene wint bij een spel. Omgaan met ruzie Gaat bij een ruzie in op wat een ander zegt Corrigeert zijn gedrag als hij weet dat hij ongewenst gedrag vertoont Verzint een oplossing bij ruzie Benoemt welke gedragingen bij anderen boze reacties oproepen
In de groepen 3 tm 8 worden de doelen deels geoefend middels de methode “ Sova” ,een methode sociale vaardigheden voor leerlingen met een speciale onderwijsbehoeften. In het rooster wordt iedere week 45 minuten gepland voor een Sova les. De methode bestaat uit de volgende thema’s: 1. Kennismaken. Hoe doe je dat. Je kijkt iemand aan; je praat stevig…. 2. Aardig zijn. Zeg iets aardigs over wat je ziet….. 3. Gevoelens. Hoe kijkt iemand als je boos bent, blij, verdrietig of bang? 4. Plannetjes maken. Wil je met mij spelen, wat zullen we gaan doen? 5. ruzie oplossen en voorkomen. Stevig staan en praten. “Ik vind dat niet fijn!” 6. Reageren op plagen. Negeren. Als je boos wordt tel tot 10. Haal hulp. Elk thema bestaat uit zes lessen. Tijdens de les worden situaties geoefend en in rollenspellen nagespeeld. Kinderen worden zich meer bewust van hun eigen gedrag en hun gevoelens. Zij leren ook naar anderen te kijken en gevoelens van anderen te herkennen. In de klas wordt zichtbaar een poster met de doelpunten, behorend bij het thema, opgehangen. Ook door de school en bij de vakleerkrachten hangen deze posters. Schoolbreed wordt in de groepen 3 tm 8 tegelijk aan één thema gewerkt. De afspraken die gemaakt worden tijdens de SOVA-les worden tijdens andere lessen toegepast. Daarnaast werken we twee weken per jaar aan het thema: Ik ben de moeite waard. Hier komt het omgaan met je beperking expliciet aan bod. Per jaar wordt bekeken of leerlingen in groep 5 Rots Water training kunnen krijgen. Belangrijke onderwerpen zijn samenwerking;leren om een eigen mening te geven; nee-zeggen/ weerbaarheid; grenzen voelen, aangeven en
Bertha Muller School
opmerken bij de ander; anti-pesten Voor kinderen in de 2TO groepen: In de groepen 3 tm 8 wordt 10 lesuren per schooljaar gewerkt aan CIDS. CIDS staat voor Culturele vorming en Identiteit voor Doven en Slechthorenden. CIDS is een lesprogramma dat is ontwikkeld door Sprong Vooruit voor de groepen 3 tm 8 De sociaal emotionele ontwikkeling en de taalontwikkeling samen bepalen hoofdzakelijk of uw kind sociaal communicatief redzaam is. Hulpvragen hoef je niet in een mooie volzin te uiten om toch begrepen te worden. Als je echter een ander niet kunt uitleggen wat je bedoelt ,dan kan frustratie optreden. In dit deel van het plan wordt echter met name de intentie beoordeeld en geoefend en bij het mondelinge taalplan wordt vooral naar het talig vermogen gekeken.
Bertha Muller School