Strafprocesrecht Werkboek
Beroepsopleiding Advocatuur B
Werkboek Strafprocesrecht
© Oktober 2012 (N12), Nederlandse Orde van Advocaten. Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze (hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier) zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Nederlandse Orde van Advocaten. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgaven is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (art. 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro). Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaardt/aanvaarden de Nederlandse Orde van Advocaten en/of haar auteurs geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor de gevolgen hiervan.
2
Werkboek Strafprocesrecht
OVERZICHT VAN EN TOELICHTING BIJ HET STUDIEMATERIAAL Het boek „Strafprocesrecht‟ (12e druk) vermeldt op p. 11 en 12 de leerdoelen van het gelijknamige cursusonderdeel van de Beroepsopleiding. Eén van de gehanteerde leermiddelen is de voorbereiding en bespreking van twee casus (hierna pagina 5 t/m 11). In de vorm van een casus met bijbehorende vragen wordt u geconfronteerd met een "strafzaak" die u in uw praktijk te behandelen zou kunnen krijgen. Net als in die praktijk zult u wetteksten en hier en daar vakliteratuur moeten raadplegen om antwoorden te formuleren en valt naar aanleiding van tal van vragen meer dan één standpunt te verdedigen. Alleen al om die reden zijn veel casusvragen niet representatief voor de vragen waaruit de schriftelijke toets is opgebouwd. De studiestof die de basis vormt voor die toets bestaat uit het cursusboek „Strafprocesrecht‟ (12e druk), het werkboek en de op de cursusdag behandelde stof. Een van de onderdelen van de cursus is het rechtbankbezoek. Voor het geval dit niet kan worden gerealiseerd zijn hierna (p. 12 e.v.) stukken uit een strafdossier opgenomen die in de cursusgroep kunnen worden besproken.
Voorbereidend werk Als voorbereiding op de EERSTE CURSUSDAG dient u te bestuderen: Hoofdstuk 1, 2, 4 van het cursusboek Strafprocesrecht Voorafgaand aan de TWEEDE CURSUSDAG dient u te bestuderen: Hoofdstuk 5 van het cursusboek Strafprocesrecht Voorafgaand aan de DERDE CURSUSDAG dient u te bestuderen: Hoofdstuk 6 van het cursusboek Strafprocesrecht
Het bestuderen van de stof als voorbereiding op de cursusdag is van wezenlijk belang. De opgegeven stof is namelijk het uitgangspunt voor de inleidingen van de docent. Bovendien sluiten de op de cursusdag te behandelen casus aan op die stof.
3
Werkboek Strafprocesrecht
INHOUD
Casus Wesley……………………………………………………………………5 Casus Veters………………………………………………………………….....8 Raadkamer Casus Rijbewijs…………………………………………………..12 Raadkamer-casus 89/591a Sv………………………………………………..14
4
Werkboek Strafprocesrecht
1
Casus Wesley
Als piketadvocaat bezoekt u op donderdag 22 september 2011, rond 8:00 uur, een zekere Wesley S (22 jaar). Later die dag wordt hij verhoord en vervolgens (om 14:00 uur) door een hulpofficier van justitie in verzekering gesteld op verdenking van betrokkenheid bij een overval op een geldtransport, waarbij door meerdere personen flink geweld is gebruikt. Wesley blijkt op die beschuldiging de vorige dag om 23:30 uur te zijn aangehouden bij aankomst vanuit het buitenland op Schiphol. Vandaar is hij overgebracht naar het politiebureau te Tilburg, waar hij op 22 september 6:30 uur is aangekomen en direct is voorgeleid aan een hulpofficier van justitie. In verband met het aanstaand weekend wordt Wesley op verzoek van de officier van justitie op vrijdag, 23 september, aan de rechtercommissaris voorgeleid ingevolge art. 59a Sv. De officier vordert (nog) geen bevel tot bewaring; wel verlengt hij op zaterdag 24 september de inverzekeringstelling. Wesley ontkent intussen in alle toonaarden bij de overval aanwezig geweest te zijn. Geconfronteerd met meerdere anonieme verklaringen waaruit valt af te leiden dat hij op een feest heeft gezegd over geld van een overval te beschikken, zegt hij dat hij daar bij wijze van grap inderdaad tijdens een house-party over heeft gesproken. De recherche dwingt Wesley zijn baard te laten staan, omdat een van de verdachten volgens ooggetuigen een flinke baard had. De politie wil deze getuigen confronteren met Wesley (met baard). Bij onderzoek blijkt het hoofdhaar sterk te lijken op enkele haren, die werden veilig gesteld in de cabine van de overvallen geldtransportauto. Op dinsdagmorgen 27 september wordt Wesley opnieuw voorgeleid aan de rechtercommissaris, ditmaal naar aanleiding van de vordering tot bewaring.
5
Werkboek Strafprocesrecht
Vragen 1.
In welk kader heeft Wesley het recht om na zijn aanhouding en overbrenging om van u als (piket)advocaat bezoek te krijgen, en wat moet u tegen Wesley zeggen als hij graag wil dat u hem bij zijn politieverhoor bijstaat.
2.
Op welke datum en tijdstip had de voorgeleiding bij de rechter-commissaris bedoeld in art. 59a Sv. uiterlijk moeten plaatsvinden? Wat zijn de gevolgen indien u constateert dat dit niet tijdig is gebeurd?
3.
Wesley is erg boos dat hij op Schiphol als een crimineel is opgepakt ten overstaan van Yolanthe C. van K. en alle vakantiegangers, met wie hij vriendschap had gesloten. Ook vindt hij het schandelijk dat hij zijn baard moest laten staan (omdat de getuigen het over een verdachte met een baard hadden). Kan dat allemaal maar zo? Wat antwoordt u hem als piketadvocaat?
4.
Wesley vertelt u op donderdag 22 september dat hij met één van de vakantiegangers had afgesproken dat hij met ingang van zaterdagmiddag in diens café zou gaan werken. Hij wil dus dat aan "dit circus" zo snel mogelijk een eind komt. Wat kunt u voor hem doen?
5.
Stel dat Wesley u vertelt dat hij tegenover de politie al een verklaring heeft afgelegd. Wat hij daarbij allemaal gezegd heeft, kan hij zich niet meer precies herinneren. U wilt zo snel mogelijk een kopie van Wesley‟s verklaring. Hoe pakt u dat aan?
6.
Bij het horen op de vordering tot bewaringstelling voert de raadsman aan dat de vordering van de officier van justitie moet worden afgewezen omdat er geen ernstige bezwaren bestaan. a.
Wat kunt u doen als de rechter-commissaris dit verweer niet honoreert?
b.
Wat kan de officier van justitie doen als de rechter-commissaris de vordering inderdaad afwijst?
7.
De officier vordert de bewaring omdat de rechtsorde door het gepleegde feit ernstig is geschokt, omdat er gevaar voor herhaling bestaat en omdat nog nader onderzoek nodig is. Geef aan of en in hoeverre deze gronden, gegeven de bekende feiten, van toepassing kunnen zijn.
8.
De rechter-commissaris beveelt de bewaring van Wesley, waarbij hij meedeelt zich onder andere te baseren op verklaringen van medeverdachten. Tegelijkertijd legt de officier van justitie Wesley alle beperkingen op. Daarna vraagt Wesley u als raadsman in contact te treden met de werkgever en te bevorderen dat de baan voor hem beschikbaar wordt gehouden. Ook vraagt Wesley u of er een manier is om de voorlopige hechtenis al eerder te doen eindigen. a.
Gaat u op het verzoek van Wesley in?
b.
Welke stappen neemt u naar aanleiding van het verzoek van Wesley?
c.
Op welke wijze kunt u de voorlopige hechtenis van Wesley eerder doen eindigen? 6
Werkboek Strafprocesrecht
9.
De officier van justitie vordert ook een bevel gevangenhouding tegen Wesley en tijdens de behandeling van die vordering door de Raadkamer van de rechtbank zegt Wesley dat hij zo spoedig mogelijk vrijgelaten wil worden, zodat hij alsnog de hem toegezegde baan kan krijgen. Wat zijn de consequenties van dit verzoek van Wesley?
10.
Wesley heeft u inmiddels een aantal namen gegeven van mensen die ook op diezelfde houseparty aanwezig waren en die kunnen bevestigen dat de sfeer daar zoals altijd vredig en ludiek was (a). Zijn opmerkingen omtrent de geldtransportauto moeten in die sfeer worden geplaatst. Bovendien wil hij weten wat de rechtercommissaris bedoelde met zijn opmerking dat uit verklaringen van medeverdachten anders bleek. Hij heeft toch zeker het recht om die verklaringen te lezen (b)?! Welke stappen kunt u ondernemen naar aanleiding van dit gesprek met Wesley?
11.
Geruime tijd later, maar nog ruim vóór de terechtzitting, geeft Wesley u nog een aantal namen van mensen die ook op diezelfde houseparty aanwezig waren en die kunnen bevestigen dat zijn opmerkingen in een melige bui zijn gemaakt. U neemt u voor ter terechtzitting aan de rechter te vragen deze getuigen nog te horen. Is dat de meest verstandige aanpak?
7
Werkboek Strafprocesrecht
2.
Casus Veters
Op 9 juli 2010 verzoekt een zekere Johan Veters u om als zijn advocaat op te treden in een strafzaak. Hij laat u de volgende dagvaarding zien. Arrondissementsparket te Arnhem DAGVAARDING VAN VERDACHTE Aan: naam: voornamen: geboren op: wonende te:
Veters Johan 21 juli 1960 te Amsterdam 8888 XX Apeldoorn Lange Laan 22
Hierbij dagvaard ik u om als verdachte te verschijnen op donderdag 15 juli 2010, 10.30 uur, ter terechtzitting van de meervoudige kamer van de arrondissementsrechtbank te Arnhem, teneinde terecht te staan ter zake van hetgeen hieronder is omschreven. De verdachte wordt te laste gelegd: 1. dat hij te Arnhem, op of omstreeks 9 januari 2010, samen met anderen of een ander, op of aan de openbare weg, de Hoofdstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een personenauto (VW Golf), welk geweld bestond uit in een auto opzettelijk op zeer korte afstand achter die VW Golf aanrijden en/of opzettelijk deze VW Golf opduwen tijdens het rijden en/of het een of meer malen opzettelijk tegen deze VW Golf aanbotsen (art. 141 Sr); subsidiair (zo het bovenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan hem, verdachte): dat hij te Arnhem op of omstreeks 9 januari 2010, tezamen met een of meer anderen althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (VW Golf) geheel of ten dele toebehorende aan R. v.d. Wiel, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, heeft vernield, althans beschadigd, althans onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk die VW-Golf tijdens het rijden op te duwen en/of tijdens het rijden een of meerdere malen tegen die VW-Golf te botsen (art. 350 Sr); 2.
dat hij te Arnhem op of omstreeks 9 januari 2010, als bestuurder van een voertuig (personenauto) dit heeft bestuurd over de Hoofdweg, althans over een weg aldaar na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek in de zin van art. 8, lid 2 onder a van de Wegenverkeerswet 1994 680 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn (art. 8 WVW);
8
Werkboek Strafprocesrecht
3. dat hij te Arnhem op of omstreeks 9 januari 2010, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) daarmee heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Hoofdweg en/of het Stadsplein en daarmee opzettelijk een of meer malen met zijn, verdachte‟s auto is aangebotst, althans aangereden tegen een voor hem in dezelfde richting rijdende personenauto, althans deze personenauto heeft opgeduwd door welke gedraging(en) van hem, verdachte, gevaar op de weg werd veroorzaakt althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op de weg werd verhinderd althans kon worden verhinderd (art. 5 WVW).
Hij vertelt u dat hij de dagvaarding de dag tevoren heeft ontvangen van de vrouw die op het adres Lange Laan 22 is komen wonen, toen hij in april 2010 verhuisde. Veters woonde vanaf januari 1992 aan dat adres. De vrouw vertelde hem dat de dagvaarding haar aan haar huisdeur was overhandigd en dat zij op aandringen van de bezorger voor ontvangst heeft getekend.
9
Werkboek Strafprocesrecht
Vragen 1.
Onderzoek of de dagvaarding tijdig en op de juiste wijze is betekend. Van welke nadere gegevens is uw antwoord eventueel afhankelijk?
2
U belt direct naar de strafgriffie van de rechtbank te Arnhem en vraagt om toezending van kopieën van de processtukken, maar krijgt te horen dat die zo kort voor de zitting niet meer kunnen worden verstrekt. Wel mag u op 14 juli tussen 10.00 en 12.00 uur het dossier komen inzien. Welke stappen onderneemt u om ervoor te zorgen dat u cliënt goed voorbereid ter zitting kunt bijstaan? Ga daarbij in op hetgeen u vóór de zitting zou doen, of u met cliënt al dan niet naar de zitting zult gaan en zo ja, wat u ter zitting doet.
3.
In de voorbespreking met cliënt blijkt dat hij, na zijn aanhouding, bij de politie niet is gewezen op het recht om voorafgaand aan zijn verhoor een advocaat te consulteren en hij een belastende verklaring over zichzelf heeft afgelegd. Veters heeft daar spijt van en wil die verklaring „intrekken‟. Kan dat en heeft u eventueel een ander verweer ter zake?
4.
Met cliënt heeft u besproken wat er staat te gebeuren en u heeft afgesproken elkaar vóór de zittingzaal te ontmoeten. Op 15 juli is cliënt echter nergens te bekennen, ook telefonische navraag levert niets op. De bode roept om 10.45 uur de zaak uit. Wat doet u?
5.
Veters is gedagvaard om voor de meervoudige kamer van de rechtbank te verschijnen. Had de officier van justitie hem ook mogen dagvaarden ter zitting van de politierechter?
6.
U heeft als raadsman bedacht dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging voor alle drie de feiten, omdat doelbewust het consultatierecht aan Veters verzwegen is en de politie ook opzettelijk verdraaide getuigenverklaringen in het dossier heeft gestopt. Op welk moment kunt u op zitting dit verweer voeren?
7.
Aan het begin van zijn requisitoir meldt de officier dat hij de tenlastelegging wil aanvullen; in feit 1 primair wil hij vóór de woorden "in vereniging" toevoegen: "openlijk", een bestanddeel van art. 141 Sr., dat - naar hij verklaart - per abuis niet was opgenomen. Bovendien wil hij bij nader inzien liever feit 3 laten vallen. De voorzitter vraagt uw reactie. Hoe luidt deze?
8.
De voorzitter meldt dat zich in het dossier stukken bevinden over enkele andere strafbare feiten, ook verkeersdelicten, en vraagt of er bezwaar is tegen "voeging", zoals op de dagvaarding vermeld. Hoe reageert u?
9.
Bij kennisneming van het dossier heeft u geconstateerd dat er ruimschoots bewijsmateriaal voorhanden is waaruit blijkt dat Veters enkele malen met de voorzijde van zijn auto tegen de achterzijde van de VW-Golf is gereden waarbij die auto een deuk heeft opgelopen en een van de achterlichten flink is beschadigd.
10
Werkboek Strafprocesrecht
De man die naast Veters in de auto zat heeft kennelijk niet ingegrepen; anderzijds blijkt uit het dossier niets van gewelddadig optreden van deze man, of een handeling anderszins. Zal een pleidooi waarin u er op wijst dat uit het dossier niet blijkt dat door andere(n) geweld is gepleegd leiden tot (volledige) vrijspraak van feit 1? 10.
Veters vertelt u dat hij Bavaria malt had gedronken en dus helemaal niet wist dat hij alcohol had gedronken. U voert als verweer dat Veters niets te verwijten valt endus geen schuld heeft aan het overtreden van art. 8 lid 2 WVW. Wat is het processuele gevolg als de rechter dit verweer honoreert?
11.
Cliënt geeft feit 1 toe, maar hij verklaart daarover dat hij dat deed om de Golf tot stilstand te brengen. Deze Golf hoort namelijk aan zijn buurman toe, en cliënt had gezien hoe deze Golf gestolen werd. Daarom was hij er zo wild achteraan gereden. a.
Hoe vertaalt u als advocaat dit verhaal in uw pleidooi en welke stappen heeft u gezet ter ondersteuning daarvan?
b.
Wat doet u, indien de verklaring geen steun vindt in het dossier (wanneer bijv. zelfs de buurman verklaart van niets te weten)? Hoe stelt u zich tegenover uw cliënt op en wat doet u ter zitting?
12.
De voorzitter maakt een gejaagde indruk en geeft cliënt weinig gelegenheid zijn verhaal goed uit de doeken te doen. Wat doet u?
13.
Uw cliënt, een first offender, vraagt zich af welke straf(fen) hij zo ongeveer kan verwachten. Waar kunt u vinden wat er doorgaans voor bepaalde strafbare feiten wordt geëist door de officier van justitie en opgelegd door de strafrechter?
14.
Ter zake feit 1 eist de officier van justitie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken en ter zake feiten 2 en 3 eist hij een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vier maanden. Uit een voorbespreking met uw cliënt weet u dat hij zijn rijbewijs nodig heeft, hij is namelijk internationaal vrachtwagenchauffeur, ook denkt hij zijn baan te verliezen als hij „moet zitten‟. Hoe reageert u in uw pleidooi op deze eis van de officier van justitie?
15.
De uitspraak van de rechtbank 14 dagen later is als volgt: feit 1 (primair) : vrijspraak feit 1 (subsidiair): een maand gevangenisstraf onvoorwaardelijk feit 2: vrijspraak feit 3: geldboete van € 500, - en een onvoorwaardelijke rijontzegging voor de duur van drie maanden.
Cliënt is ongelukkig met deze uitspraak. Met name de gevangenisstraf en de onvoorwaardelijke rijontzegging zitten hem dwars. Wat adviseert u hem en waarom?
11
Werkboek Strafprocesrecht
3
Raadkamer casus rijbewijs
Uw cliënt, de heer B., komt op donderdag 12 april 2012 bij u met de melding dat in de nacht van 9 op 10 april 2012 zijn rijbewijs door de politie is ingenomen omdat hij met teveel alcohol op achter het stuur van zijn auto heeft gezeten. De aanhouding vond plaats naar aanleiding van het feit dat de heer B. een verlicht waarschuwingsbord (verrijdbare wegafzetting met verlichte pijl), geplaatst op de linkerrijstrook in verband met een wegversmalling tengevolge van aldaar plaatsvindende tijdelijke wegwerkzaamheden), te laat zag en bij het uitwijken voor dat bord tegen de vangrail is gereden. De vangrail werd beschadigd; er waren geen andere voertuigen of personen bij de aanrijding betrokken. B. vertelt u dat hij geblazen heeft (de politie heeft hem verteld dat het resultaat 815 was), maar dat hij ook geprikt is. Uit het opgemaakte proces-verbaal, dat u op 4 mei 2012 van het parket ontvangt, blijkt dat bij de verdachte een voldoende verdenking werd geconstateerd en dat hij dientengevolge werd aangehouden en meegenomen naar een politiebureau, alwaar hem werd bevolen medewerking te verlenen aan een ademanalysetest. Ten aanzien van die ademanalysetest wordt in het procesverbaal door de daartoe bevoegde verbalisant onder meer gemeld: “De ademanalysetest heeft, ondanks verdachte‟s medewerking, niet geleid tot een voltooid onderzoek doordat: De verdachte kon wegens medische redenen geen twee goede ademtesten afleggen. De verdachte had namelijk vroeger een ingeklapte long gehad. De verdachte heeft in elke cyclus een goede test afgelegd.” Vervolgens is enige tijd later aan de verdachte gevraagd medewerking te verlenen aan een bloedonderzoek. B. heeft die medewerking verleend. Op 10 april 2012 heeft een brigadier van politie het rijbewijs ingevorderd omdat: “een ernstig vermoeden bestaat dat het ademalcoholgehalte hoger is dan 570 ug/l, hetgeen bleek uit het resultaat van het voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht, namelijk een “F”. De verdachte was wegens medische redenen niet in staat om op het ademanalyseapparaat twee goede testen te blazen. Doch heeft de verdachte een maal een goede test geblazen. Na beëindiging van de ademanalysetest verscheen op het ademanalyseformulier de indicatie 815 ug/l. Verder zijn er ten aanzien van de verdachte geen andere relevante gegevens met betrekking tot alcohol- of drugsgebruik bekend.” Bij brief van 16 april 2010 bericht de officier van justitie aan B. het volgende: “Hierbij deel ik u mede dat de officier van justitie heeft besloten uw rijbewijs in te houden op grond van het feit dat ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat u opnieuw een alcoholverkeersmisdrijf zult begaan, hetgeen kan worden afgeleid uit de omstandigheid dat het resultaat van de ademanalyse meer dan 570 ug/l blijkt te zijn, te weten 815 ug/l.” Later, namelijk bij brief van 27 april 2012 ontvangt B. van de politie het bericht dat het resultaat van de bloedproef, na aftrek van de voorgeschreven correctie, 1,2 milligram alcohol per milliliter bloed bedroeg. De heer B. is als manager werkzaam bij een bedrijf dat hardware en zeer gespecialiseerde software levert aan ondernemingen, verspreid over het gehele land. B. is manager van de serviceafdeling en als zodanig ook verantwoordelijk voor het relatiebeheer. Een deel van zijn tijd is hij kwijt aan het inspringen bij technische storingen. Hij heeft zijn rijbewijs dus hard nodig voor zijn werk, aldus B. 12
Werkboek Strafprocesrecht
Vragen: 1.
Geef aan welke punten u in het eerste gesprek met de heer B. op 12 april 2012 in elk geval bespreekt en welke acties u als eerste onderneemt.
2.
Wat is uw commentaar op de onderbouwing van de invordering van het rijbewijs?
3.
Aan welke vormeisen moet de inhoud van een klaagschrift tegen inhouding rijbewijs voldoen en waar moet het worden ingediend?
4.
U dient op 19 april 2012 een klaagschrift in. Welke onderbouwing geeft u aan het klaagschrift?
5.
Het klaagschrift wordt op 15 mei 2012 behandeld. Welke verweren voert u op deze zitting?
13
Werkboek Strafprocesrecht
4
Raadkamer casus 89/591 a Sv
Johan Christoffel Rutte, geboren te Ootmarsum op 8 november 1965, is eigenaar van lunchroom/café "Happy Hours", gelegen aan de Harensestraatweg no. 85 te Groningen. De politie verdenkt Rutte ervan dat hij in de periode van 1 oktober 2008 tot 28 juli 2009 in voornoemde lunchroom annex café handelt in harddrugs. Later verdunt deze verdenking zich tot handel in hash in de periode van 1 mei tot en met 28 juli 2009. Op laatstgenoemde datum gaat de politie daadwerkelijk tot actie over en wordt Johan aangehouden. Van 28 juli tot en met 30 september 2009 zit Johan in voorarrest wegens vermeende handel in hash. Op 30 september 2009 wordt de voorlopige hechtenis door de raadkamer van de rechtbank Groningen opgeheven en wordt Johan onmiddellijk in vrijheid gesteld. Op 11 mei 2010 vindt uiteindelijk de terechtzitting plaats voor de meervoudige kamer van de rechtbank te Groningen. De vervolging in de zaak tegen Johan eindigt voor het Openbaar Ministerie in een zware deceptie. Bij vonnis d.d. 25 mei 2010 wordt de officier van justitie in de zaak met parketnummer 04/00529-06 niet-ontvankelijk verklaard, omdat onrechtmatige opsporingsmethoden zouden zijn gebruikt. Tegen dit vonnis wordt geen hoger beroep ingesteld. Johan heeft overigens altijd ontkend te hebben gehandeld in drugs of hash. Het bewijs was dun, maar de rechter heeft zich er door de niet-ontvankelijk verklaring uiteindelijk niet over hoeven uitspreken. Johan heeft de eerste dagen na zijn aanhouding op een politiebureau gezeten, en is op 5 augustus 2009, na de behandeling van de vordering tot gevangenhouding in de raadkamer van de rechtbank, overgebracht naar een huis van bewaring. Daar is hij tot aan zijn invrijheidsstelling gebleven. Uiteraard heeft Johan onder zijn detentie geleden. Johan is bij de terechtzitting op 11 mei 2010 aanwezig geweest. Hij heeft hierdoor enige uren niet kunnen werken bij de werkgever bij wie hij middels een uitzendbureau tijdelijk werkzaam was. Hij is met de bus naar de rechtbank gegaan. Na Johan's arrestatie is "Happy Hours" nooit meer opengegaan. De eerste drie dagen omdat Johan niemand had die hem in de zaak kon vervangen, en vervolgens omdat de burgemeester van Groningen tot directe sluiting op grond van de A.P.V. meende te moeten overgaan. Voorts heeft de verhuurder van zijn pand een ontruimingsprocedure tegen Johan aangespannen. Deze loopt nog. Johan had het café indertijd (in 1999) aangekocht voor € 21.000,- . Hij is door al deze toestanden brodeloos geraakt en gedesillusioneerd met zijn echtgenote vertrokken naar Lombok, om daar een nieuw bestaan op te bouwen. Bovendien zijn zowel hij als zijn vrouw in 2009 en 2010 enige tijd in behandeling geweest bij een psychotherapeut, omdat zij de hele toestand psychisch niet aankonden. Zij beiden hebben veel last gehad van de lange tijd die de zaak heeft gesleept. Tenslotte heeft hij deze zaak laten behandelen door een gekozen raadsman, aan wie hij in totaal € 18.376,21 (excl. BTW) heeft betaald. Al met al vindt Johan dat hij behoorlijk wat schade heeft geleden, en hij wil daarvoor een vergoeding. 14
Werkboek Strafprocesrecht
Vragen: 1.
Op basis van welk artikel/welke artikelen in het Wetboek van Strafvordering kan Johan schadevergoeding verzoeken?
2.
Aan wie moet dit verzoekschrift/deze verzoekschriften worden gericht en hoe moet het/ moeten ze worden ingediend?
3.
Wanneer is de laatste dag van indiening van dit/deze verzoekschrift(en)?
4.
Kan Johan aanspraak maken op een vergoeding wegens inkomensderving?
5.
Kan Johan aanspraak maken op een vergoeding van de aanschafkosten van Happy Hours?
6.
Kan Johan aanspraak maken op smartengeld?
7.
Kan Johan aanspraak maken op vergoeding van de kosten die hij heeft gemaakt in verband met de behandeling door de psychotherapeut van hem en zijn vrouw?
8.
Zal de rechtbank het verzoek/de verzoeken toewijzen?
9.
Als de rechtbank Groningen de verzoeken afwijst, kan Johan dan in hoger beroep?
15