Stichting opleidingsinstelling GGZ-VS Opleidingsplan 2014 - 2018
Hoofdopleiders GGZ-VS Drs W. Houtjes Drs D.A. Polhuis December 2013
© GGZ-VS (dpwh 161213)
1
© GGZ-VS, Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevens bestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van GGZ-VS.
© GGZ-VS (dpwh 161213)
2
Inhoudsopgave Deel 1: Algemene kaders ........................................................................................................................ 4 Inleiding............................................................................................................................................... 5 1.1
Missie en visie.......................................................................................................................... 5
1.1.1
Onze missie ...................................................................................................................... 5
1.1.2
Onze Visie op Verpleegkundig Specialisme ..................................................................... 6
1.1.3
Onze visie op opleiden en leren ...................................................................................... 7
1.2
De eisen aan de opleiding ....................................................................................................... 8
1.3
De organisatie van de opleiding .............................................................................................. 9
1.3.1
De organisatiestructuur ................................................................................................... 9
1.3.2
De operationele organisatie .......................................................................................... 11
1.3.3
Kwaliteitsborging ........................................................................................................... 12
1.3.4
Samenwerking met de praktijkinstellingen ................................................................... 13
1.3.5
Opleidingscapaciteit ...................................................................................................... 14
1.4
Regelingen ............................................................................................................................. 14
Deel 2: Opbouw van de opleiding ........................................................................................................ 17 Inleiding............................................................................................................................................. 18 2.1
Competenties verpleegkundig specialist ggz ........................................................................ 18
2.2
Studiepunten: European Credits ........................................................................................... 19
2.3
Leerlijnen ............................................................................................................................... 20
2.4
Meesterproef Verpleegkundig Specialist ggz ........................................................................ 23
2.5
Toetsing ................................................................................................................................. 23
2.6
Digitaal Opleidingsportaal (DOP) en portfolio....................................................................... 24
2.7
Publicatiebeleid ..................................................................................................................... 24
2.8
Internationaliseringsbeleid.................................................................................................... 25
Bronvermelding ................................................................................................................................ 26 Bijlage 1: Het persoonlijk leerproces ................................................................................................ 27 Bijlage 2: Competenties VS ggz ......................................................................................................... 30 Bijlage 3: Schema praktijkopdrachten per jaar ................................................................................. 39 Bijlage 4: Modulen per leerlijn .......................................................................................................... 40
© GGZ-VS (dpwh 161213)
3
Deel 1: Algemene kaders
© GGZ-VS (dpwh 161213)
4
Inleiding Voor u ligt het opleidingsplan van de Stichting opleidingsinstelling GGZ-VS. Wij leiden ervaren HBO verpleegkundigen op tot Verpleegkundig Specialist ggz (VS ggz). De opleidingsinstelling GGZ-VS is een driejarige (180 EC) specifiek op de GGZ gerichte, categoriale post initiële HBO masteropleiding. Afgestudeerden mogen de opleidingsgraad Master in Advanced Nursing Practice voeren, en na registratie bij de Registratiecommissie Specialismen Verpleegkunde (RSV) en in het BIG register de beschermde beroepstitel verpleegkundig specialist ggz (art. 14 Wet BIG). Conform het Algemeen Besluit Specialismen Verpleegkunde uit 2008 van het College Specialismen Verpleegkunde (CSV) worden de studenten aangeduid als verpleegkundig specialist in opleiding (VSio). In dit opleidingsplan worden in deel 1 de algemene kaders van onze opleiding beschreven. Deel 2 gaat nader in op de opbouw en inhoud van onze opleiding.
1.1
Missie en visie
Onze missie en visie is afkomstig uit het strategisch plan 2013-2017. Het is de belangrijke basis die ten grondslag ligt aan ons opleidingsbeleid.
1.1.1 Onze missie Missie Voor GGZ-VS is het opleiden van verpleegkundig specialisten een middel en geen doel. Het is een middel om de inhoud van het verpleegkundige vakgebied GGZ te onderzoeken en verder te ontwikkelen, de beschikbare kennis te ontsluiten, verbinden, over te dragen en te implementeren in de praktijk van de verpleegkundig specialisten in de GGZ. GGZ-VS beoogt bij te dragen aan het verhogen van de kwaliteit van de GGZ verpleegkundig specialistische zorg. Het moment waarop de ambities van GGZ-VS, de instelling, de opleider, de docent en van de VSio elkaar raken, kunnen ze elkaar versterken tot een beweging die de ontwikkeling van verpleegkundige topzorg mogelijk maakt. De shared values over de professionele verpleegkundige ontwikkeling van het verpleegkundig vak in de GGZ zijn het fundament en de brandstof van de opleiding.
© GGZ-VS (dpwh 161213)
5
1.1.2 Onze Visie op Verpleegkundig Specialisme Wij zien als voornaamste kenmerk dat de verpleegkundig specialist ggz (VS ggz) een inhoudelijk expert is in het vakgebied van verpleegkunde in de geestelijke gezondheidszorg en als primus inter pares de leiding neemt bij het verlenen van de zorg aan de patiënt, zowel intra- en interdisciplinair. Dat doet de VS ggz in een combinatie van drie hoofdrollen, die de opleiding GGZ-VS als onlosmakelijk met elkaar verbonden beschouwt, namelijk: -
de rol van behandelverantwoordelijke/hoofdbehandelaar;
-
de rol van innovator/onderzoeker;
-
de rol van coach.
De Verpleegkundig Specialist GGZ heeft twee belangrijke kerntaken: 1. Het begeleiden en/of behandelen van toegewezen patiënten (behandelverantwoordelijke) met name gericht op het ondersteunen van de gevolgen van het ziek zijn en de psychiatrische stoornis (GGZ-problemen), in hoogcomplexe zorgsituaties; 2. Het onderzoeken en ontwikkelen van de inhoud van het GGZ-verpleegkundig vakgebied en het borgen, overdragen en implementeren van de verpleegkundige expertise met als doel het verhogen van de kwaliteit van de GGZ-verpleegkundige zorg (Opleidingsplan GGZ-VS 2006; Polhuis, 2004). We dragen bij aan de verpleegkundige beroepsontwikkeling en het vergroten van de kwaliteit van de geleverde verpleegkundige zorg door het opleiden tot verpleegkundig specialist. Dat is niet alleen een schoolse cursorische aangelegenheid, maar vooral ook een activiteit die zich in de praktijk afspeelt. We werken daarom met praktijkleerplaatsen, waarbij de VSio in de gelegenheid is om zich te ontwikkelen in de verschillende rollen. We doen dit in een netwerk van participanten, waarbij GGZ-VS verantwoordelijk is voor het organiseren en faciliteren van het onderwijs en waarbij de hoofdopleiders eindverantwoordelijk zijn voor de totale inhoud en kwaliteit van de opleiding.. Zonder docenten, praktijkopleiders, praktijkinstellingen en hoofdopleiders zouden we niet kunnen opleiden. Het gaat om een samenspel van verpleegkundige professionals en zakelijk vertegenwoordigers van instellingen die er met ons voor zorgen dat opleiden en beroepsontwikkeling mogelijk zijn.
© GGZ-VS (dpwh 161213)
6
GGZ-VS ondersteunt de beroepsontwikkeling van de verpleegkundige specialist en draagt bij aan het verbeteren van de verpleegkundige praktijk in de GGZ in Nederland. De opleiding stimuleert de wisselwerking tussen verpleegkundig praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek, de verpleegkundige praktijk en onderwijs. Er is een sterke binding met de praktijk, lectoraten, universiteiten en kenniscentra. De opleiding wordt voor, door en met het praktijkveld ontwikkeld en uitgevoerd.
1.1.3 Onze visie op opleiden en leren De verpleegkundig specialist zal in de beroepspraktijk permanent moeten leren. Informeel en soms haast onbewust, maar ook doelgericht wanneer zich ontwikkelingen voordoen waarvoor in de praktijk geen oplossing beschikbaar is, of als de specialist te maken krijgt met vraagstukken waarin hij niet specifiek deskundig is. Dit vraagt om het vermogen het eigen leerproces te kunnen ontwerpen, sturen en beoordelen. Het is niet leren om wijzer gemaakt te worden, zoals in het Engels onder ‘teaching’ wordt verstaan, maar leren in de betekenis van wijzer te worden, zoals het woord ‘learning’ uitdrukt. Uiteindelijk weet de verpleegkundig specialist beter te handelen en heeft hij zijn handelingscompetentie vergroot. Voor die situaties, die onbekend en vreemd overkomen, heeft hij strategieën leren ontwikkelen om zelfstandig adequate antwoorden te vinden (double-loop learning). Het opleidingscurriculum is daarom opgezet vanuit een ontdekkende benadering. Ontdekkend leren is een uitdagende, dynamische, maar ook onveilige leervorm. Het leren is spannend door wel het leerterrein af te bakenen en een einddoel te formuleren, maar geen routekaartje toe te voegen. Het ontdekkend leren is als backpacken in het OERwoud met een reisgids op zak en een GPS als houvast. Heel anders reizen dus dan een georganiseerde groepsreis. Bij deze ontdekkende vorm van leren biedt GGZ-VS ‘de reisgids’ aan en is de opleider de GPS, de coach die de VSio ondersteunt in de oriëntatie, zodat doelgericht leren mogelijk wordt en de VSio niet verdwaalt in het OERwoud van opties en mogelijkheden. De uitkomsten van het leerproces zijn daarom deels onvoorspelbaar, en confrontaties met minder adequate in het leven eigengemaakte handelingsstrategieën van de VSio blijven niet uit en zijn een wezenlijk aspect van het leerproces. Successen ondersteunen het zelfvertrouwen en zijn onmisbaar. Reflectie over ervaringen transformeren deze tot leerervaringen en daarmee tot competenties. De natuurlijke neiging successen aan eigen kunnen toe te schrijven en voor fouten of mislukkingen anderen verantwoordelijk te houden, wordt uitgedaagd en door middel van reflectie omgezet in een leerervaring.
© GGZ-VS (dpwh 161213)
7
De VSio kan onzekerheid ervaren in het leerproces. Het leren hanteren van deze onzekerheid en het vertrouwen op de eigen capaciteiten zijn een wezenlijk deel van de opleiding. Zo worden VSio voorbereid op hun professionele beroepspraktijk. Een dergelijk leerproces kan alleen gedijen in een veilig werk- en leerklimaat. De praktijkopleider speelt een belangrijke rol bij het realiseren hiervan. Naast de klassieke specialisatie (diepteleren, meer van minder weten) is ook verbreding van het kennisrepertoire nodig om te kunnen innoveren en over langere tijd professioneel te kunnen excelleren. Benner (2000) gaat in de beschrijving van competentieniveaus uit van de volgende kenmerken van de expertverpleegkundige, het hoogste competentieniveau: −
kan de totaliteit van de situatie overzien;
−
durft intuïtieve voorbewuste kennis te gebruiken;
−
integreert theoretische kennis met ervaring;
−
vanzelfsprekend gebruik van analysevaardigheden.
Voor de opleiding is dit vertaald naar de competentie om in elke nieuwe context snel tot de hiervoor noodzakelijke verdieping van kennis te kunnen komen. Dat vraagt om een academisch werk- en denkniveau. Precies om deze reden moet de VSio bij aanvang van de opleiding en na het eerste en tweede praktijkleerjaar starten op een nieuwe praktijkleerplek De VSio wordt hierdoor gedwongen te leren, nieuwe rollen te ontwikkelen en de handelingscompetentie te vergroten. Ook wordt kennis op een hoger abstractieniveau verworven en daarmee breder toepasbaar en overdraagbaar gemaakt. Het persoonlijk leerproces is verbonden met het ontdekkend leren. Goffree en Stroomberg (1989) hebben dat in het A RISC TRIP-schema nader uitgewerkt (Bijlage 1).
1.2
De eisen aan de opleiding
GGZ-VS is gehouden aan tal van eisen bij het vormgeven van de opleiding. Deze eisen gelden zowel voor de organisatie en erkenning van de opleiding als voor de inhoud van het curriculum en zijn voor GGZ-VS nader uitgewerkt in de Onderwijs Examen Regeling (OER). De OER is door de Raad van Bestuur van de Stichting Opleidingsinstelling GGZ-VS vastgesteld. De juridische grondslag van de OER is gelegen in:
1
−
De Wet hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), i.h.b. artikel 7.13;
−
Wet Beroepen Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG);
−
Regeling Specialismen Verpleegkunde (V&VN, 2007 1);
Inclusief wijzigingsbesluiten uit 2009 en 2010
© GGZ-VS (dpwh 161213)
8
−
Algemeen besluit Specialismen Verpleegkunde (CSV, 2008) houdende de algemene eisen voor de opleiding, registratie en herregistratie van verpleegkundig specialisten en voor de erkenning van hoofdopleiders, praktijkopleiders, opleidingsinstellingen en praktijkinstellingen;
−
Besluit verpleegkundig specialisme geestelijke gezondheidszorg (CSV, 2009);
−
Protocol Toetsing en Beoordeling CSV (2009).
De OER bevat bepalingen over studievoortgang, toetsen en beoordelen van opleidingsonderdelen waaronder examens. In de OER wordt onder andere geregeld welke opleidingsonderdelen gevolgd mogen of moeten worden, wie wat beoordeelt, of en hoeveel herkansingen mogelijk zijn en of vrijstellingen mogelijk zijn. Op basis van de OER worden ten aanzien van de individuele VSio beslissingen genomen. In de OER worden de hem/haar ter beschikking staande bezwaar- en beroepsmogelijkheden uiteengezet. Voor meer informatie verwijzen wij naar de OER.
1.3
De organisatie van de opleiding
De organisatie van de opleiding wordt hieronder beschreven in twee delen: de organisatiestructuur en de operationele organisatie.
1.3.1 De organisatiestructuur De raad van bestuur, hierna de bestuurder, is verantwoordelijk voor de ontwikkeling, uitvoering en kwaliteit van het onderwijs van de opleiding. Het Consilium Magistrorum (‘Raad van Leermeesters’) draagt verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs (Basisdocument Governance GGZVS, dec 2010). De bestuurder laat zich door het Consilium Magistrorum gevraagd en ongevraagd adviseren over de inhoud en vormgeving van het opleidingscurriculum, alsmede de kwaliteit en de uitvoering daarvan. Daarmee is het Consilium Magistrorum een belangrijk ‘instrument’ voor het borgen en vergroten van de kwaliteit van het onderwijs en het innoveren van het opleidingscurriculum. De bestuurder treedt vanuit zijn verantwoordelijkheid op als voorzitter van het Consilium Magistrorum. Daarnaast heeft de bestuurder structureel overleg met de Raad van Toezicht, de hoofdopleiders en opleidingsmanagers en de zakelijke adviesraad. Dit laatste overleg vindt jaarlijks plaats tussen bestuurder en zakelijk vertegenwoordigers (veelal hoofden P&O/opleidingen) van de praktijkinstellingen om de wederzijdse verplichtingen met elkaar nader uitwerking te geven. Voor een continue afstemming met de VSio over lopende onderwijszaken voeren de hoofdopleiders minimaal drie maal per jaar overleg met vertegenwoordigers van elke jaargang, het VSio overleg.
© GGZ-VS (dpwh 161213)
9
Raad van Toezicht
Raad van Bestuur Coördinatiebureau
Hoogleraar
Lector
Hoofdopleider 1
Consilium Magistrorum
Opleiders
2
Docenten
De docenten die betrokken zijn bij de opleiding, zijn allen als expert werkzaam in het specifieke vakgebied waarin zij lesgeven. Actuele werk- of onderzoekservaring in het betreffende vakgebied is een belangrijk criterium. Daarnaast zijn onze docenten bevlogen professionals die vooral een deel van hun expertise willen overbrengen. Daardoor worden de lessen gevoed door de actuele en relevante stand van zaken en nieuwe inzichten in het betreffende vakgebied. Het Consilium Magistrorum wordt gevoed vanuit de curriculumcommissie en de opleidingsvergadering ten aanzien van de invulling en gewenste wijzigingen in het curriculum. Op deze wijze wordt de samenhang met de actuele ontwikkelingen in de praktijk en in onderzoek geborgd. Curriculum Commissie
Opleidingsvergadering
Deelnemers
Deelnemers
1 hoofdopleider (voorzitter)
Hoofdopleiders (1 zit voor)
3 VSio uit elk jaar 1 vertegenwoordiger (uit
Praktijkopleiders van alle
VSio overleg)
opleidingsinstellingen
2 praktijkopleiders
Directeur (alleen ochtenddeel)
1 zakelijk vertegenwoordiger
Opleidingsmanager (alleen ochtenddeel)
1 vertegenwoordiger beroepsvereniging
Manager bij- en nascholing en
(VENVN VS)
vrijstellingenvarianten (alleen
1 alumnus VS ggz
ochtenddeel)
1 lectoraatvertegenwoordiger Frequentie
4 keer per jaar, woensdag ochtend 9.30-
Frequentie
overleg:
12.30
overleg:
Doel
Gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen
Doel overleg:
overleg:
aan het Consilium Magistrorum t.a.v. de
© GGZ-VS (dpwh 161213)
10 keer per jaar, vrijdag 10.00-16.00 Afstemming en besluitvorming cursorisch onderwijs en praktijkleerdeel;
10
koers en inhoud van de opleiding
Deskundigheidsbevordering praktijkopleiders; Gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan het Consilium Magistrorum t.a.v. de koers en inhoud van de opleiding; Intercollegiale toetsing (middag)
Werkwijze:
Vanuit het Consilium Magistrorum legt de
Werkwijze:
In ochtenddeel worden agendapunten
hoofdopleider opleidingsstukken en
besproken ter informatie uitwisseling;
ontwikkelingen voor aan de CC; vanuit het
besluitvorming; meningsvorming en
CC kunnen vraagstukken/voorstellen
adviesformulering.
worden ingebracht.
In middagdeel wordt aandacht besteed aan deskundigheidsbevordering en intercollegiale toetsing.
1.3.2 De operationele organisatie In deze paragraaf komt een aantal onderdelen van de operationele organisatie aan bod. Praktische zaken als de opleidingsdag of de locatie zijn hier te lezen. Opleidingsdag en globale studiebelasting De VSio komt gedurende 40 dagen per studiejaar (één dag per week) voor het cursorisch deel van de opleiding naar het opleidingscentrum in Utrecht toe. Een opleidingsdag (ook lesdag genoemd) is opgedeeld in twee dagdelen van elk drie uur (9.30-12.30 en 13.30-16.30). De 40 studiedagen worden evenwichtig gespreid over het studiejaar, zodat één dag per week onderwijs wordt georganiseerd. GGZ-VS hanteert de door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) vastgestelde periodes van schoolvakanties voor Midden-Nederland, en waar mogelijk tevens de periodes die gelden voor Zuid- en Noord-Nederland. Voor de VSio in het eerste en tweede studiejaar wordt de opleidingsdag veelal afwisselend op dinsdag en donderdag georganiseerd, voor de VSio in het derde leerjaar veelal op vrijdag. De overige tijd van de werkweek vindt plaats in de instelling waar het praktijkleren in overleg met de praktijkopleider vorm krijgt. De data van de opleidingsdagen worden voor iedere leergang een jaar van te voren bekend gemaakt. Het merendeel van het opleiden vindt plaats in de praktijk. De VSio zal daarnaast rekening moeten houden met zelfstudietijd van gemiddeld 15 tot 20 uur per week. Locatie en bereikbaarheid De opleidingsdagen worden georganiseerd in het opleidingsgebouw van GGZ-VS. Dit bevindt zich aan de Catharijnesingel 56 in Utrecht.
© GGZ-VS (dpwh 161213)
11
Het opleidingsgebouw is geopend tijdens kantooruren van maandag tot en met vrijdag (8.45-16.45). Tijdens deze uren is de opleiding ook telefonisch bereikbaar. Ook tijdens vakantieperioden is de opleiding bereikbaar. Op onze website zijn de actuele gegevens beschikbaar (www.ggzvs.nl). Medewerkers De opleiding wordt geleid door een team bestaande uit een directeur, hoofdopleiders, lector, opleidingsmanagers, directie-assistent, leergangcoördinatoren en secretaresse. De docenten worden op basis van hun expertise gecontracteerd. Elke leergang VSio wordt gedurende drie jaar ondersteund door een leergangcoördinator. De leergangcoördinator is voor de betreffende leergang het centrale aanspreekpunt en degene die het lesprogramma praktisch coördineert. Lesmateriaal en ondersteunend materiaal Bij aanvang van de opleiding ontvangt de VSio een opleidingsmap. Daarin is onder andere het volgende opgenomen: −
Het opleidingsplan;
−
Huishoudelijk reglement van de opleiding;
−
De Onderwijs- en Examen Regeling;
−
Klachten- en beroepsprocedure;
−
Instructie inschrijving in het opleidingsregister van de RSV;
−
Auteursregeling en copyrightverklaring GGZ-VS;
−
Een schematisch overzicht van het driejarig opleidingsprogramma;
−
Overzicht verplichte en aanbevolen literatuur;
−
Uitleg website en digitaal dossier.
Voorafgaand aan de start van een onderwijsmodule zorgt de leergangcoördinator er voor dat het moduleboek, de eventueel bijbehorende reader en eventueel benodigde boeken beschikbaar zijn. Moduleboeken en readers worden digitaal beschikbaar gesteld. Via het digitaal dossier kan de VSio aangeven of een papieren versie van het moduleboek en de reader gewenst is.
1.3.3 Kwaliteitsborging De kwaliteit van het curriculum wordt op structurele wijze bewaakt: −
Elke module wordt na afloop geëvalueerd door de VSio De docenten beoordelen de lesgroepen. De hoofdopleiders stellen op basis van de evaluatie in samenspraak met de docent desgewenst de inhoud van de module bij. Wensen voor curriculum aanpassingen brengen de hoofdopleiders bij het Consilium Magistrorum in. Structureel wordt minimaal
© GGZ-VS (dpwh 161213)
12
drie keer per jaar een afvaardiging van de VSio van elke leergang gesproken om zo lopende zaken te kunnen monitoren en te kunnen bijstellen; −
Opleiders en praktijkleerplaatsen worden beoordeeld door hun VSio, de hoofdopleiders bewaken de kwaliteit van de opleiders en de praktijkleerplaatsen;
−
De hoofdopleiders worden beoordeeld door de opleiders, de bestuurder bewaakt de kwaliteit van de hoofdopleiders;
−
De kwaliteit van het praktijkleren wordt gemonitord door de hoofdopleiders. Minimaal twee maal per jaar wordt de praktijkinstelling door de hoofdopleider bezocht;
−
Structurele kwaliteitsborging wordt bevorderd door visitaties ten aanzien van zowel het cursorisch onderwijs als het praktijkleren in het kader van de NVAO accreditatie en de RSV erkenning.
1.3.4 Samenwerking met de praktijkinstellingen De opleiding wordt uitgevoerd in samenwerking met een groot aantal GGZ-instellingen door heel Nederland die door de RSV erkend zijn als praktijkopleidingsinstelling. GGZ-VS heeft met de betrokken instellingen eveneens een contractuele relatie waarbinnen de wijze van samenwerking is vastgelegd in een door de raden van bestuur getekende samenwerkingsovereenkomst. Elke praktijkinstelling heeft een VS ggz, door de RSV erkend als praktijkopleider, in dienst. Aan onze praktijkopleiders worden hoge eisen gesteld. Zij zijn geregistreerd als VS GGZ en fungeren inhoudelijk in de eigen praktijkinstelling als rolmodel. Daarnaast beschikken zij over didactische- en begeleidingscompetenties, en zijn verantwoordelijk voor het organiseren van een optimaal leerklimaat in de praktijkinstelling. Tot slot zijn zij bekwaam in politiek strategisch handelen in het krachtenveld van het verpleegkundig specialisme in de ggz. De praktijkopleider werkt structureel samen met de opleiding. In de maandelijkse opleidingsvergadering komen de hoofdopleiders van de opleiding GGZ-VS, de praktijkopleiders uit de praktijkinstellingen in Nederland, de opleidingsmanagers en de bestuurder samen. Het praktijkdeel van het opleidingsprogramma wordt hier ontwikkeld, gecoördineerd en verbeterd. Evenzo wordt hier getoetst of het theoretische opleidingsprogramma het praktijkleren in voldoende mate ondersteunt. Opleidingsonderdelen worden hier geactualiseerd zodat wenselijke ontwikkelingen in de dagelijkse praktijk van de verpleegkunde kunnen worden ondersteund. De praktijkopleider werkt in de instelling nauw samen met de zakelijk vertegenwoordiger, veelal hoofd opleidingen of hoofd P&O. De zakelijk vertegenwoordiger adviseert de opleiding op zijn beurt weer in de zakelijke adviesraad, die minstens eenmaal per jaar bij elkaar op de opleiding komt onder voorzitterschap van de bestuurder.
© GGZ-VS (dpwh 161213)
13
De VSio heeft bij de praktijkinstelling een arbeidsleerovereenkomst voor de duur van de opleiding. Zodra de opleiding start, begint de VSio op een nieuwe praktijkleerplaats in het eerste opleidingsjaar. Elk jaar verandert de VSio van praktijkleerplaats.
1.3.5 Opleidingscapaciteit Het Capaciteitsorgaan onderzoekt systematisch de te verwachten zorgbehoefte in Nederland en de daarmee samenhangende behoefte aan beroepsbeoefenaren in de zorg, waaronder de verpleegkundig specialisten in de ggz. Op basis van de uitkomsten worden ramingen voor de opleidingscapaciteit geformuleerd. Op basis van deze ramingen stelt het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) jaarlijks het aantal opleidingsplaatsen vast waarvoor een beschikbaarheidsbijdrage (subsidie) mogelijk is. De verdeling van het quotum aan gesubsidieerde plaatsen verloopt via vaste protocollen. De verdeling wordt door het ministerie van VWS vastgesteld. GGZ-VS heeft geen invloed op deze verdeling. GGZ-VS stemt de opleidingscapaciteit af op de ramingen en de langlopende verplichtingen die zijn aangegaan met de praktijkinstellingen.
1.4
Regelingen
Ten behoeve van de inschrijving, examinering en klachtenafhandeling zijn regelingen van toepassing die de procedures beschrijven. Deze regelingen worden hierna kort beschreven. De volledige en actuele regelingen zijn beschikbaar via de website van de opleidingsinstelling. De regelingen worden bij aanvang van de opleiding uitgereikt. Sollicitatie en toelating tot de opleiding De werving en selectie van de nieuwe VSio vindt in nauwe samenwerking met de praktijkinstelling plaats. Ieder jaar is er bij de erkende praktijkinstellingen een beperkt aantal opleidingsplaatsen beschikbaar. De uitgebreide sollicitatieprocedure is te vinden op onze website onder ‘aanmelden’ (www.ggzvs.nl). De sollicitatieprocedure bevat 5 stappen: 1. Sollicitatie bij de praktijkinstelling; 2. Selectie door de praktijkinstelling, voordracht aan de opleidingsinstelling GGZ-VS; 3. Selectie door de opleidingsinstelling GGZ-VS; 4. Overeenstemming arbeidsvoorwaarden in leer/arbeidsovereenkomst; 5. Definitieve toelating. Om in aanmerking te komen voor de opleiding moet de kandidaat voldoen aan de volgende selectieeisen:
© GGZ-VS (dpwh 161213)
14
−
Geregistreerd in het verpleegkundig beroepsregister, artikel 3, Wet BIG;
−
In bezit van een diploma HBO-verpleegkunde (Bachelor getuigschrift);
−
Minimaal vier jaar werkervaring (minimaal 0,8 fte) als verpleegkundige in een HBO Verpleegkunde functie, waarvan minimaal drie jaar in de GGZ (aangetoond door middel van FWG-functiebeschrijvingen van de laatste vier jaar);
−
Aantoonbaar bovengemiddeld functioneren;
−
(passieve) Beheersing van de Engelse taal;
−
Voorgedragen als kandidaat door een door GGZ-VS erkende praktijkinstelling.
Kandidaten met een getuigschrift MBO-Verpleegkunde of een inservice-B diploma worden in de gelegenheid gesteld om te voldoen aan de eis in het bezit te zijn van een diploma HBO-V: −
MBO-Verpleegkunde getuigschrift met een aanpalende bachelor getuigschrift dat niet ouder is dan 10 jaar op het moment dat de opleiding start. Onder aanpalend wordt verstaan bachelor psychologie, bachelor sociaal pedagogische hulpverlening en bachelor maatschappelijk werk;
−
Inservice B-diploma met een aanpalende bachelor getuigschrift dat niet ouder is dan 10 jaar op het moment dat de opleiding start of waarbij een onafhankelijk assessment is afgenomen om alsnog het HBO denk- en werkniveau aan te tonen. Het onafhankelijk assessment mag niet ouder zijn dan een jaar.
Onderwijs Examenregeling (OER) De examencommissie is krachtens de WHW (onder meer) verantwoordelijk voor het afnemen van de examens alsmede de organisatie en coördinatie van examens (WHW, art. 7.12) De uitvoering hiervan is opgedragen aan de hoofdopleiders. De hoofdopleiders zijn inhoudelijk eindverantwoordelijk voor het onderwijs van de gehele opleiding, zowel het cursorische deel als het onlosmakelijk daarmee verbonden praktijkdeel. De hoofdopleiders zijn door de examencommissie aangewezen als examinator zoals bedoeld in de WHW en hebben daarmee de bevoegdheid te oordelen over het afgelegde examen. Zij zijn gehouden aan de aanwijzingen van de examencommissie. Een andere taak van de Examencommissie is het verlenen van vrijstellingen (WHW, art. 7.13r) Een volledige beschrijving van taken en bevoegdheden van de Examencommissie wordt beschreven in de Onderwijs Examenregeling (OER). In de OER zijn de in de opleiding GGZ-VS geldende bepalingen over studievoortgang, toetsen en beoordelen van opleidingsonderdelen beschreven. In de OER kan antwoord gevonden worden op vragen als: −
Welke praktijkopdrachten en modulen mogen of moeten gevolgd worden?
−
Wie is bevoegd opleidingsproducten te beoordelen?
© GGZ-VS (dpwh 161213)
15
−
Zijn herkansingen mogelijk en hoeveel dan?
−
Is verzuim mogelijk en hoe wordt daarmee om te gaan?
−
Zijn er vrijstelling voor bepaalde modulen mogelijk?
Bij tegenstrijdige regelgeving ten aanzien van tentaminering en beoordeling prevaleert altijd het gestelde in de OER. Examencommissie Deelnemers
Lector (voorzitter) hoofdopleider opleider opleider opleidingsmanager (secretaris)
Frequentie overleg:
1 keer per maand, maandagavond 18.00-20.00
Doel overleg (in
De uitvoering toetsen van de Onderwijs en Examen Regeling (OER);
hoofdlijnen):
vrijstellingsverzoeken beoordelen en besluiten nemen in lijn van de OER.
Werkwijze:
Conform procedure zoals beschreven in de OER
Klachtenprocedure; reglement commissie van beroep Indien de VSio het niet eens is met (de inhoud van) een besluit over de studievoortgang, de beoordeling van studieonderdelen en/of een besluit inzake de inrichting van het onderwijs in het kader van de opleiding tot Verpleegkundig Specialist, kan tegen een besluit bezwaar worden gemaakt. Deze bezwaren dienen in eerste instantie te worden geuit bij de verantwoordelijk docent/opleider en indien dit niet tot overeenstemming leidt bij de verantwoordelijk hoofdopleider. Wanneer de VSio zich niet kan vinden in het besluit van de hoofdopleider, kan de VSio bij de Commissie van Beroep binnen zes weken in beroep gaan. De procedure voor het indienen van het beroep en de richtlijnen voor het beroepsschrift staan beschreven in het reglement van de Commissie van Beroep welke is te vinden op onze website (www.ggzvs.nl). Beroepscommissie Deelnemers
1 jurist (voorzitter) 2 leden commissie van beroep 1 ambtelijk secretaris
Frequentie overleg:
1 keer per jaar, woensdag ochtend 9.30-12.30, daarna op indicatie
Doel overleg:
De Commissie van Beroep behandelt beroepen aangaande genomen besluiten inzake de inrichting van het onderwijs dan wel de beoordeling van – onderdelen van – de studievoortgang in het kader van de opleiding tot Verpleegkundig Specialist bij de Stichting Opleidingsinstelling GGZ.
Werkwijze:
Conform beroepsprocedure en reglement commissie van beroep
© GGZ-VS (dpwh 161213)
16
Deel 2: Opbouw van de opleiding
© GGZ-VS (dpwh 161213)
17
Inleiding In dit deel wordt de opbouw van de opleiding beschreven. De opleiding duurt drie jaar om zo een goede rolontwikkeling tot verpleegkundig specialist ggz mogelijk te maken. Deze rolontwikkeling stelt de verpleegkundig specialist in staat behandelverantwoordelijkheid te dragen en de specifieke expertise uit te dragen en te borgen. De drie opleidingsjaren bieden een waarborg dat de specifieke expertise die het ‘Besluit verpleegkundig specialisme geestelijke gezondheidszorg’ in de vijf aandachtsgebieden vereist (CSV, 2009) ruimschoots wordt overtroffen. De opleiding speelt met het huidig curriculum in op de ingrijpende veranderingen die momenteel in de ggz in Nederland plaatsvinden. Gedacht moet daarbij worden aan de veranderingen die voortkomen uit het Bestuurlijk Akkoord toekomst ggz 2013-2014, waardoor de ggz wordt ingedeeld in de praktijkondersteuning huisarts, de basis-generalistische ggz en de specialistische ggz. De transitie van de jeugd ggz naar de gemeenten is een andere grote ingrijpende verandering. In dit deel komen de volgende aspecten van de opleiding aan de orde: de competenties van de verpleegkundig specialist ggz, de opbouw van de opleiding in studiepunten en nader uitgewerkt in leerlijnen en de meesterproef verpleegkundig specialist ggz. Tot slot wordt ingegaan op de wijze van toetsing, het digitaal opleidingsportaal en het portfolio, het publicatiebeleid en het internationaliseringsbeleid.
2.1
Competenties verpleegkundig specialist ggz
Bij het opleiden van professionals gaat het om meer dan het overdragen van (schoolse) kennis. Het gaat er om competenties te verwerven. Een competentie kan gedefinieerd worden als een samenhang van kennis, vaardigheden en een passende professionele attitude. Voor het beroep van verpleegkundig specialist ggz zijn meerdere competenties vereist. Het Algemeen Besluit Specialismen Verpleegkunde (2008) en het Besluit verpleegkundig specialisme geestelijke gezondheidszorg (2009) zijn belangrijke uitgangspunten voor de inhoud van het curriculum van de opleiding GGZ-VS (www.verpleegkundigspecialismen.nl). De totale inhoud van het curriculum leidt tot het voldoen aan de eindtermen in het Competentieprofiel GGZ-VS (i.s.m. COOV, 2006; zie www.ggzvs.nl). Daarnaast voldoen de door ons opgeleide VS ggz aan de CanMED competenties verpleegkundig specialist zoals deze in het VBOC rapport ‘Algemeen competentieprofiel en specifieke deelprofielen Verpleegkundig Specialist’ zijn beschreven (2008).
© GGZ-VS (dpwh 161213)
18
De VSio ontwikkelt zich in de 7 competentiegebieden van de CanMEDS (Canadian Medical Education Directives for Specialists, The Royal College of Physicians and Surgeons of Canada, 2005) die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn: 1. klinisch handelen (vakbekwaamheid); 2. samenwerking; 3. communicatie; 4. professionaliteit; 5. organisatie; 6. maatschappelijk handelen; 7. kennis & wetenschap.
De integratie van deze competentiegebieden tot vakbekwaamheid behoort tot de professionele ontwikkeling van verpleegkundig specialist. In bijlage 2 is schematisch weergegeven hoe onze eindtermen zich verhouden tot de CanMEDS competenties zoals deze beschreven zijn door het VBOC. De eindtermen zijn vertaald in leerlijnen. Binnen de leerlijnen wordt het opleiden door onze opleiding georganiseerd.
2.2
Studiepunten: European Credits
De opleiding is opgebouwd in drie studiejaren. Een studiejaar duurt 12 maanden en hoeft niet noodzakelijkerwijs synchroon te lopen aan een kalenderjaar. Om de opleiding succesvol af te kunnen ronden verzamelt de VSio gedurende die drie jaar studiepunten, de European Credits (EC). Elk studiejaar kunnen 60 EC worden verworven. 1 EC staat gelijk aan 28 studiebelastinguren (sbu). De studielast van de praktijkopleiding is gekoppeld aan diverse modulen en bedraagt gedurende de opleiding minimaal 80 EC. De totale studielast van de opleiding bedraagt 180 EC en duurt 3 jaar bij een dienstverband van 36 uur per week. Elke VSio heeft een dienstverband van ten minste 32 uur per week (zie Algemeen Besluit, CSV 2008). Daarbij moet uitgegaan worden van een zelfstudie van 15-20 uur per week. De EC zijn verbonden aan de modulen. De modulen zijn geordend volgens de vastgestelde leerlijnen.
© GGZ-VS (dpwh 161213)
19
2.3
Leerlijnen
De VSio leert het vak van verpleegkundig specialist ggz vooral op de praktijkleerplaats. Dat is de plek in de praktijkinstelling waar hij zijn competenties moet oefenen, ontwikkelen en tonen. De praktijkopdrachten vormen de basis voor de invulling van het praktijkleerjaar. De modules die tijdens het cursorisch onderwijs worden verzorgd, kunnen worden opgevat als bouwstenen voor de te ontwikkelen competenties in de praktijk. De opleiding geeft daarom het curriculum (zowel het cursorisch onderwijs als het praktijkleerdeel) vorm in vier leerlijnen waarbinnen de CanMEDS competentiegebieden zijn opgenomen: 1.
Klinisch handelen (klinisch handelen; communicatie);
2.
Wetenschappelijke kennis en onderzoek (kennis & wetenschap);
3.
Innovatie en implementatie (kennis & wetenschap; organisatie);
4.
Professionele ontwikkeling (samenwerking; professionaliteit; maatschappelijk handelen).
Deze leerlijnen worden in het praktijkleerdeel uitgewerkt in het persoonlijk leerplan, geconcretiseerd in het jaarlijkse werkplan en ondersteund door praktijkopdrachten (PO). Een overzicht van de praktijkopdrachten wordt gegeven in bijlage 3. In het cursorisch onderwijs zijn de modules eveneens gekoppeld aan de leerlijnen die ten grondslag liggen aan de te ontwikkelen competenties. Het curriculum is zodanig opgebouwd dat de kennis en vaardigheden uit de modules direct toegepast kunnen worden in het kader van het werkplan en de praktijkopdrachten. Voor een aantal praktijkopdrachten is een adviesbeoordeling van de vakdocent nodig. De vakdocent beoordeelt of de VSio de noodzakelijke basiskennis bezit en vaardigheden beheerst. De praktijkopleider is echter degene die in principe de praktijkopdrachten beoordeelt en vaststelt of de noodzakelijke competenties worden beheerst. Hierbij wordt de adviesbeoordeling van de vakdocent meegewogen. Immers, pas in de praktijk kan de VSio daadwerkelijk aantonen competent te zijn. De praktijkopleider doet in het kader van de praktijkopdracht ook een beroep op de adviesbeoordeling van een aantal specifieke leermeesters in de praktijkinstelling om de verworven competenties in specifieke situaties goed te kunnen beoordelen. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan de adviesbeoordeling van een psychiater in het kader van farmacotherapie. In navolgend overzicht wordt aangegeven hoe de opleiding per leerjaar is opgebouwd. Een uitgewerkte invulling van de modulen per leerlijn is te vinden in bijlage 4.
© GGZ-VS (dpwh 161213)
20
Opleidingsprogramma leerjaar 1 Leerlijn Klinisch handelen
Klinisch redeneren 1: theoretische vorming, diagnostiek en interventies
Generiek
2 EC
11 EC
13 EC
Aandachtsgebieden VS ggz
Farmacotherapie 1
Verslaving 1
Kind & Jeugd 1 2 EC
Volwassenen 1: LVG 2 EC
Leerlijn Professionele ontwikkeling
2 EC
2 EC Taalvaardigheid/ opiniërend artikel
8 EC
Leerlijn Innovatie en implementatie
2 EC Volwassenen 2: Spoedeisende psychiatrie
10 EC Leerlijn Onderzoek
Ouderen 1
Onderzoek 1 5 EC
3 EC Coaching en deskundigheidsbevordering 14 EC 9 EC 5 EC Positioneringsprisma 1 Intervisie en reflectie 1 Zorgmanagement, innovatie en kwaliteit
15 EC Praktijkleren
11 EC 4 EC 1 jaar praktijkleren in de opleidingsinstelling conform de gekozen opleidingsroute (rol van behandelverantwoordelijke/hoofdbehandelaar, innovator, coach); begeleiding door praktijkopleider die geregistreerd is als vs ggz
Opleidingsprogramma leerjaar 2 Leerlijn Klinisch handelen
Klinisch redeneren 2: theoretische vorming, diagnostiek en interventies
Generiek
Verslaving 2
Kind & Jeugd 2 2 EC
4 EC
4 EC
3 EC
9 EC
20 EC
Aandachtsgebieden VS ggz
Gedragsmodificatie: Opl gerichte therapie; CGT; DGT
Somatiek
Farmacotherapie 2
Volwassenen 3: EPA 2 EC
Ouderen 2 2 EC
2 EC
Forensische psychiatrie 11 EC Leerlijn Onderzoek
3 EC Onderzoek 1 (vervolg)
11 EC Leerlijn Innovatie en implementatie
1 EC
Onderzoek 3 3 EC
7 EC
EBP implementeren 7 EC
Leerlijn Professionele ontwikkeling
7 EC Positioneringsprisma 2
11 EC Praktijkleren
Onderzoek 2
Intervisie en reflectie 2
8 EC 3 EC 1 jaar praktijkleren in de opleidingsinstelling conform de gekozen opleidingsroute (rol van behandelverantwoordelijke/hoofdbehandelaar, innovator, coach); begeleiding door praktijkopleider die geregistreerd is als vs ggz
© GGZ-VS (dpwh 161213)
21
Opleidingsprogramma leerjaar 3 Leerlijn Klinisch handelen
Klinisch redeneren 3: Farmacotherapie 3 Systeembehandeling Preventie theoretische vorming, diagnostiek en interventies Generiek 1 EC 7 EC 2 EC Consultatie 12 EC 1 EC Verslaving 4 Aandachtsgebieden VS Verslaving 3 Differentiatie (keuzemodule één van de drie ggz aandachtsgebieden: Kind & Jeugd Volwassenen 2 EC Ouderen 2 EC 3 EC 7 EC Leerlijn Onderzoek
1 EC
Schrijven gevalsbeschrijving Onderzoek 3 (vervolg) 5 EC
Leerlijn Innovatie en implementatie
1 EC Beleid en management
4 EC Internationalisering
11 EC
Leerlijn Professionele ontwikkeling Praktijkleren
10 EC 1 EC Positioneringsprisma 3 Intervisie en reflectie 3 Juridische en ethische aspecten hoofdbehandelaar-schap 25 EC 20 EC 3 EC 2 EC 1 jaar praktijkleren in de opleidingsinstelling conform de gekozen opleidingsroute (rol van behandelverantwoordelijke/hoofdbehandelaar, innovator, coach); begeleiding door praktijkopleider die geregistreerd is als vs ggz
De inhoud van het curriculum is in nauwe samenwerking met de aan de opleiding verbonden praktijkinstellingen tot stand gekomen. De kwaliteit van de opleiding is beoordeeld en geaccrediteerd door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (besluit dd 13 juli 2009, NVAO).
© GGZ-VS (dpwh 161213)
22
2.4
Meesterproef Verpleegkundig Specialist ggz
Een belangrijk onderdeel in het curriculum van de opleiding is de Meesterproef Verpleegkundig Specialist ggz. In deze Meesterproef wordt getoond hoe de VSio zich heeft ontwikkeld tot een Verpleegkundig Specialist ggz. De meesterproef bevat vier elementen: 1. de roluitoefening als behandelverantwoordelijke/hoofdbehandelaar 2; 2. de uitwerking en verantwoording van het klinisch redeneren en handelen; 3. een onderbouwing op basis van wetenschappelijke evidentie of best-practice; 4. het uitdragen en borgen van ontwikkelde kennis en expertise (kennisdeling en kennisvalorisatie). De leerlijn professionele ontwikkeling is bedoeld om de integratie van de competenties zoals deze zijn ontwikkeld in de leerlijnen klinisch handelen, onderzoek en innovatie/implementatie tot stand te brengen. De VSio is aan het eind van de opleiding in staat om de verschillende rollen van de verpleegkundig specialist ggz in het handelen te integreren. Hoe de VSio dit doet wordt getoond in de meesterproef.
2.5
Toetsing
Tijdens de opleiding vinden twee vormen van toetsing plaats: formatieve toetsing en summatieve toetsing. De formatieve toetsing is gericht op de voortgang in het leerproces en voorziet de VSio vooral van feedback. De summatieve toetsing geldt binnen de OER als een examen. Gedurende de opleiding wordt de VSio op verschillende momenten getoetst. Een belangrijk deel van de toetsing vindt plaats in het praktijkleerdeel, immers daar blijkt of de VSio de gewenste competenties daadwerkelijk beheerst. De praktijkopleider heeft bij de toetsing in de praktijk een belangrijke rol. Een aantal toetsingen vindt plaats op de opleiding. Daarbij kan gedacht worden aan het toetsen van onderzoeksvaardigheden en de uitvoering van de Meesterproef Verpleegkundig Specialist ggz. Belangrijke structurele summatieve toetsingsmomenten zijn de halfjaarlijkse praktijkbeoordelingen door de praktijkopleider, gekoppeld aan het werkplan.
2
‘Met hoofdbehandelaar wordt in dit kader bedoeld: de zorgverlener op wie de inhoudelijke eindverantwoordelijkheid rust. In veel gevallen zal een arts de hoofdbehandelaar zijn, maar dat is niet per definitie het geval. Afhankelijk van de omstandigheden kunnen ook eerstelijnsberoepsbeoefenaren, een gezondheidszorgpsycholoog, een verpleegkundige of een andere zorgverlener de rol van hoofdbehandelaar vervullen. Per context zal moeten worden bepaald welke zorgverlener daartoe in de beste positie is. Indien van toepassing dient de cliënt er van op de hoogte te worden gesteld welke zorgverlener op enig moment de rol van eindverantwoordelijke vervult.’ (uit: Handreiking Verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg, KNMG, V&VN, KNOV, KNGF, KNMP, NIP, NVZ, NFU, GGZ Nederland, NPCF, 2010)
© GGZ-VS (dpwh 161213)
23
2.6
Digitaal Opleidingsportaal (DOP) en portfolio
Gedurende de opleiding wordt door de VSio een digitaal dossier opgebouwd. Het digitaal dossier maakt onderdeel uit van het Digitaal Opleidingsportaal (DOP). Het digitaal dossier is noodzakelijk om uiteindelijk te kunnen verantwoorden dat de VSio kan afstuderen. In het DOP worden naast de persoonlijke gegevens (cv, diploma’s, uitdraai BIG register enz.) van de VSio ook de gegevens over de studievoortgang gedurende de opleiding (cursorisch- en praktijkdeel) bijgehouden. Daarnaast worden in het DOP alle beoordelingen en studieresultaten geregistreerd. De leergangcoördinator gebruikt het DOP om te controleren of alle vereiste gegevens in het opleidingsdossier aanwezig zijn. De hoofdopleider stelt formeel het opleidingsdossier vast. Wanneer dit het geval is, kan tot verder vervolg van de opleiding dan wel tot uitreiking van het getuigschrift worden overgegaan. Bij succesvolle afronding van de opleiding ontvangt de VSio een uitdraai van de gegevens uit het digitaal dossier als bijlage bij het getuigschrift. Het DOP staat niet gelijk aan een persoonlijk portfolio. Bij aanvang van de opleiding stelt de VSio zijn eigen persoonlijk portfolio samen in het kader van de praktijkopdracht ‘Persoonlijk Leerplan’. Dit portfolio houdt de VSio gedurende zijn opleiding bij. Gedurende de opleiding wordt periodiek de inhoud van het portfolio samen met de opleider besproken en vormt het een onderbouwing van het leerproces van de VSio dat gebruikt wordt bij de halfjaarlijkse praktijkbeoordelingen.
2.7
Publicatiebeleid
In het curriculum van de GGZ-VS is een aantal praktijkopdrachten, modules en de meesterproef verpleegkundig specialist ggz opgenomen waarvoor artikelen worden geschreven. Het is belangrijk dat VSio wordt geleerd gegenereerde kennis te delen. De opleiding faciliteert dit proces door producten van VSio in artikelvorm te publiceren. Elk jaar wordt er om deze reden een bundeling van de beste artikelen geschreven door VSio uitgebracht: de Praxis. Daarnaast worden VSio aangemoedigd ook in vakbladen te publiceren. Zowel bij het publiceren in de Praxis als bij publicatie in vakbladen hanteert de opleiding spelregels die zijn vastgelegd in het beleidsstuk ‘Publiceren en Praxis’. Extern publicatiebeleid Elk artikel dat wordt begeleid en beoordeeld in het kader van de opleiding GGZ-VS kan worden aangeboden ter publicatie aan vakbladen. Belangrijk uitgangspunt van de opleiding is daarbij dat het gepubliceerde materiaal aan kwaliteitseisen voldoet. Bij aanvang van de opleiding tekent de VS i.o. de verklaring auteursrechten, zoals is opgenomen in de OER.
© GGZ-VS (dpwh 161213)
24
Praxis, beleid en -werkwijze De Praxis is een uitgave van de opleidingsinstelling GGZ-VS. Het doel van de Praxis is om de laatste stand van zaken met betrekking tot de verpleegkunde in de GGZ uit te dragen en inzichtelijk te maken wat de VS GGZ hierin betekent. De artikelen opgenomen in de Praxis zijn afkomstig van alle lopende leergangen VSio Dat zorgt voor een gevarieerde mix van opiniërende artikelen, onderzoeksartikelen en onderbouwde gevalsbeschrijvingen. De Praxis wordt uitgereikt tijdens de jaarlijkse diplomeringsceremonie. Elk artikel dat wordt beoordeeld met een 8 of hoger wordt voorgedragen voor de redactieraad van de Praxis. De redactieraad beoordeelt vervolgens of het artikel in aanmerking komt voor publicatie in de Praxis. Voor meer informatie betreffende ons publicatiebeleid verwijzen wij naar de notitie ‘Publiceren en Praxis’ (2013).
2.8
Internationaliseringsbeleid
Het internationaliseringsbeleid van de GGZ-VS wordt op twee manieren tot uitdrukking gebracht in een facultatieve buitenlandstage en door participatie in internationale congressen. Buitenlandstage: VSio kunnen in het kader van internationalisering in het derde leerjaar een buitenlandstage in de geestelijke gezondheidszorg lopen. Het plan voor de buitenlandstage dient uiterlijk 6 maanden voor aanvang van de stage akkoord te worden bevonden door de praktijkinstelling, de praktijkopleider en de hoofdopleiders. Een buitenlandstage is alleen mogelijk voor VSio in het derde jaar, voor een periode van minimaal 3 weken tot maximaal 2 maanden in de ggz in het buitenland, waarbij de VSio een bijdrage levert aan zorginnovatie. Daartoe kan de praktijkopdracht optimaliseren van zorg worden gebruikt. Dat leidt ertoe dat deze opdracht niet binnen de instelling gedaan hoeft te worden. De periode van de buitenlandstage valt in de maanden juli en augustus zodat er geen cursorisch onderwijs gemist wordt. Voor deze buitenlandstage gelden randvoorwaarden. Deze zijn nader beschreven in de notitie ‘Internationalisering en buitenlandstage’ (2011). Participatie in een internationaal congres: In overleg met de praktijkopleider worden VSio gestimuleerd actief deel te nemen aan buitenlandse congressen die relevant zijn voor kennisverspreiding binnen- en ontwikkeling van het eigen
© GGZ-VS (dpwh 161213)
25
deskundigheidsgebied. Deelname is mogelijk door een abstract in te dienen voor een poster- of een mondelinge presentatie. Daar waar deelname aan een internationaal congres interfereert met het GGZ-VS lesrooster, dient om deel te kunnen nemen expliciet toestemming te worden verkregen van de hoofdopleider. De praktijkinstellingen moedigen het participeren in vak gerelateerde congressen in het buitenland veelal aan.
Bronvermelding Benner, P.E. (2000) From Novice to Expert; Excellence and Power in Clinical Nursing Practice. New York: Pearson Education. CSV (2008) Algemeen besluit specialismen verpleegkunde (www.verpleegkundigspecialismen.nl) CSV (2009) Besluit verpleegkundig specialisme geestelijke gezondheidszorg (www.verpleegkundigspecialismen.nl) GGZ-VS/COOV (2006) Competentieprofiel GGZ-VS. Utrecht, interne publicatie. GGZ-VS (2010) Basisdocument Gouvernance GGZ-VS. Utrecht, interne publicatie. GGZ-VS (2011) Internationalisering en buitenlandstage. Utrecht, interne publicatie. GGZ-VS (2013) Onderwijs- en Examenregeling (OER) Opleiding GGZ Verpleegkundig Specialist. Utrecht, interne publicatie. GGZ-VS (2006) Opleidingsplan GGZ-VS 2006. Utrecht, interne publicatie. GGZ-VS (2013) Publiceren en Praxis. Utrecht, interne publicatie. GGZ-VS (2012) Strategisch plan 2013-2017. Utrecht, interne publicatie. Polhuis, D. (2004) Opleiding GGZ Verpleegkundig Specialist GGZ NoordHolland-Noord; stand van zaken en beleidskeuzes. Heiloo, interne publicatie. The Royal College of Physicians and Surgeons of Canada (2005) Canadian Medical Education Directives for Specialists. Canada. VBOC (2008) Algemeen competentieprofiel en specifieke deelprofielen Verpleegkundig Specialist. Utrecht. V&VN (2007) Regeling Specialismen Verpleegkunde. Utrecht.
© GGZ-VS (dpwh 161213)
26
Bijlage 1: Het persoonlijk leerproces Het persoonlijk leerproces is verbonden met het ontdekkend leren. Goffree en Stroomberg (1989) hebben dat in het A RISC TRIP-schema nader uitgewerkt. Het RISC deel van het schema geeft op beschouwende wijze invulling aan het begrip ‘leren’ en welke aspecten hieraan verbonden zijn. De leer activiteiten die daarmee gemoeid zijn komen in het TRIP deel aan de orde: A
Leren is een ACTIVITEIT
Met ‘activiteit’ wordt een bewuste, risicodragende, stap die vol overtuiging wordt gedaan en is bedoeld om iets (ambitieus) voor elkaar te krijgen. Leren vereist toewijding, durf, herzien van meningen en attitudes, en het reconstrueren van hetgeen al bekend is. Wat er geleerd gaat worden wordt op basis van persoonlijke inspanning verworven. Bij voorkeur wordt niet een gladgestreken leerroute doorlopen. R
Leren brengt RISICO’s met zich mee
Leren kan alleen met de moed om nieuwe onbekende wegen in te slaan waarbij gepaste risico’s genomen worden om met bijbehorende spanning om te leren gaan. Als je het aandurft (of over de drempel gelokt of gedwongen wordt) om zelf op ontdekkingstocht te gaan heb je de kans verrassende en bemoedigende leerervaringen op te doen. Te veel risico’s nemen kan echter gemakkelijk tot mislukkingen leiden (waar dan ook weer van geleerd kan worden); te weinig risico’s nemen is saai en leidt tot niets nieuws. Er is geen garantie dat de activiteiten ook altijd de gewenste leerresultaten opleveren. Het onderzoekende leren is niet veilig en of altijd trefzeker en toch wordt van de VSio verwacht dat hij zijn grenzen verlegt. De opleider speelt bij de beoordeling van risico’s en het omgaan met risicovolle situaties een belangrijke rol. I
Leren is altijd toekomstgericht, het heeft een bepaalde INTENTIE
Naarmate de lerende beter weet waar hij nu eigenlijk heen wil tijdens het leren, wat hij wil leren, des te groter is de kans dat de inspanningen vruchten afwerpen en het gewenste resultaat opleveren. Het heeft te maken met werken vanuit een (zelf ontwikkelde) visie waarop de VSio durft te vertrouwen om naar een oplossing toe te werken. S
Leren betekent SELECTEREN
Om de regie van het leren in handen van de VSio te leggen is het noodzakelijk dat hij weloverwogen keuzen leert maken in een leeromgeving die veel mogelijkheden biedt.
© GGZ-VS (dpwh 161213)
27
C
Leren is CONSTRUCTIEF en CREATIEF
Het construeren is een integraal onderdeel dat zich telkens tijdens het leerproces zal voordoen wat leidt tot nieuwe mogelijkheden van mentale of fysieke aard. Het wordt hiermee een zeer intensief persoonlijk leerproces, maar juist deze nieuwe mogelijkheden blijken de VSio enorm te motiveren en te stimuleren om het ontdekkende leren te vervolgen. Binnen de opleiding GGZ-VS wordt de term nieuwsgierigheid verbonden aan constructief en nieuwsgierig zijn en wordt het gezien als een cruciale factor in het leerproces. Daarom worden leertrajecten niet voorgeprogrammeerd, maar ligt het accent op het individuele leerproces. De VSio mag aandacht schenken aan zijn nieuwsgierigheid, hij mag ongebaande wegen ingaan en hij mag vastlopen, de mist ingaan en vooral ontdekken hoe persoonlijke effectiviteit kan groeien. T
Leren brengt met zich mee dat er een reeks van TAKEN uitgevoerd wordt
De taken geven richting aan het onderzoekende leren-tijdens-doen. Taken kunnen er heel verschillend uit zien. Leerzaam zijn vooral de taken die uitdagen verder te onderzoeken, cognitieve conflicten oproepen en een aanleiding vormen om bestaande ideeën en attitudes te wijzigen. Die taken kunnen op initiatief van een ander (opleider, manager, docent, leermateriaal enz.) uitgevoerd worden, het kan ook dat de lerende zichzelf een aantal taken stelt en deze uitvoert. R
Er moet een bewuste REFLECTIE op het eigen handelen en de ervaringen plaatsvinden Actief en taakgericht bezig zijn alleen maakt nog geen leeractiviteit. Tijdens het leren dient
sprake te zijn van terugkijken om verder te kunnen gaan (reflection in action). Reflectie is een integraal onderdeel van het leren. Door de reflectie wordt het mogelijk de handelingen te overzien en te begrijpen.
I
Nauw verbonden aan de reflectie is de INTERACTIE
Leren ontstaat in een wisselwerking met de (leer)omgeving, vooral in wisselwerking met andere mensen die zich in die omgeving ophouden, zoals de opleider, manager, collega’s, andere verpleegkundig specialisten in opleiding enz. Maar het kan de materiële omgeving zijn of een studieboek waaruit geleerd wordt. Het leren wordt beïnvloed, afgeremd of gestimuleerd. Dat is ook wenselijk: mensen bevragen elkaar, discussiëren, doen voor, kijken af, proberen hypothesen op elkaar uit, corrigeren elkaar enz. Het vraagt van de VSio in zijn eigenzinnigheid en eigenwijsheid ruimte voor suggesties van anderen open te houden. P
De verpleegkundig specialist in opleiding moet iets PRODUCEREN
© GGZ-VS (dpwh 161213)
28
Met de productie is een resultaat bereikt en neemt de competentie toe. De productie kan zowel van mentale als fysieke aard zijn. Productie kan toegenomen vaardigheid zijn, maar ook een goede afronding van een project. Het kan zelfs ook toegenomen vaardigheid zijn en een volkomen mislukt project. Zeker het laatste kost de VSio soms moeite het als een succesvol leertraject te zien.
© GGZ-VS (dpwh 161213)
29
Bijlage 2: Competenties VS ggz Competenties Verpleegkundig Specialist VenVN
GGZ-VS competenties/Eindtermen
Hoofdrol Behandelverantwoordelijke Klinisch handelen:
Plannen van hoogcomplexe GGZ zorg
Academische competenties: 1. De verpleegkundig specialist bezit adequate kennis en vaardigheden overeenkomstig de stand van kennis binnen het deelgebied waarin zij werkzaam is. 2. Binnen het desbetreffende deelgebied past de verpleegkundig specialist het diagnostisch, therapeutisch en preventief arsenaal waar mogelijk evidence-based toe. Hierbij maakt zij gebruik van een combinatie van verpleegkundige en medische methodieken. Daarnaast kan zij zelfstandig voorbehouden handelingen indiceren en uitvoeren. 3
1.
(standaard) procedures en richtlijnen en een reële inschatting in tijd, ruimte en urgentie; 2.
vroegtijdig herkennen en analyseren van processen, die in de planning en uitvoering mogelijk problemen kunnen veroorzaken, de gezondheid bedreigen, de gezondheid bevorderen of het geformuleerde resultaat beïnvloeden;
3.
signaleren, verwoorden en bespreekbaar maken van morele dilemma’s en ethische kwesties, vanuit persoonlijke en professionele waarden toetsen en optimaliseren van de kwaliteit en de uitvoering van de zorg aan de hiervoor beschikbare protocollen, richtlijnen of zorgprogramma’s; vaststellen van de noodzaak om nieuwe interventies te ontwikkelen;
4.
toetsen van de kwaliteit en de uitvoering van de zorg bij afwezigheid van protocollen, richtlijnen zorgprogramma’s op basis van actuele inzichten en ontwikkelingen in het vakgebied en het
3. De verpleegkundig specialist levert zowel effectieve en efficiënte als ethisch verantwoorde patiëntenzorg. 4. Vanuit de zorgvraag van de patiënt integreert de verpleegkundig specialist cure en care met als doel de bevordering van de continuïteit en kwaliteit van de verpleegkundige zorg en de medische behandeling, het vermogen tot zelfmanagement van de patiënt en de kwaliteit van leven.
kiezen van interventies waarbij gebruik wordt gemaakt van evidence-based en best practices gebaseerde
patiëntperspectief.
Beroepscompetenties: Vaststellen van hoogcomplexe GGZ zorg 5.
systematisch verzamelen van relevante informatie over de gezondheid, het welzijn en het bestaan van de
6.
onderzoeken of GGZ-Verpleegkundige zorg op basis van impliciete of expliciete hulpvraag toereikend is
patiënt en het sociaal netwerk en de bijbehorende gezondheids-, bestaans- of interactieproblemen; dan wel andersoortige hulp geïndiceerd is; 7.
herkennen van andersoortige zorgvragen en inschakelen van en doorverwijzen naar de juiste disciplines of instanties;
3
Dit impliceert dat de verpleegkundig specialist dient te beschikken over de hiervoor vereiste competenties zoals beschreven in: Buijse, A.M. & Plas, G.M. (2007) Inventarisatie van competenties en voorwaarden voor het indiceren van voorbehouden handelingen door Verpleegkundig Specialisten en Physician Assistants. Utrecht: Landelijk Expertisecentrum Verpleging & Verzorging. Opdrachtgever: College voor de Beroepen en Opleidingen in de Gezondheidszorg.
© GGZ-VS (dpwh 161213)
30
8.
herkennen van veranderingen in de zorgvraag, in omgevingsfactoren en de uitwerking van interventies;
9.
analyseren van de samenhang en wisselwerking van de complexe problematiek van de patiënt, het eigen perspectief van patiënt en sociaal netwerk en maatschappelijke omgeving en het inschatten van de verhouding draaglast en draagkracht;
10. analyseren van soms strijdige belangen, verwachtingen en wensen van de patiënt en het sociaal netwerk en het GGZ-VS aanbod en daarop gezamenlijk met patiënt en omgeving vaststellen van prioriteiten. Vaststellen van GGZ-verpleegkundige diagnose 11. schetsen van een totaalbeeld van de hoogcomplexe zorgsituatie van de patiënt en het sociaal netwerk, en vaststellen welke (risico-)factoren aanvullend van invloed zijn op de leefsituatie en te bereiken resultaten; 12. vaststellen van een verpleegkundige anamnese en diagnoses voor het geestelijk gezondheidsprobleem en daarbij kunnen afwijken van standaarden en aansluiten bij de (on) mogelijkheden en de vermogens van de patiënt en het sociaal netwerk. Plannen van hoogcomplexe GGZ zorg 13. zelfstandig en autonoom opstellen, vaststellen en verantwoorden van het behandelplan en wanneer gewenst taken delegeren; 14. beargumenteert afwijken van vigerende protocollen en richtlijnen bij het formuleren van interventies; 15. stellen van prioriteiten en hiërarchie aanbrengen in te verrichten interventies en te behalen resultaat; 16. in overleg en samenwerking met de patiënt en het sociaal netwerk het GGZ-VS behandelbeleid bespreken t.b.v. van een werkrelatie en vaststellen welke mate van begeleiding en ondersteuning bij de uitvoering van dit beleid gewenst is; 17. ondersteunen van de patiënt en zijn sociaal netwerk bij het afwegen en beoordelen van de reikwijdte, de aard van het voorgestelde behandelplan en de keuze mogelijkheden en alternatieven. Uitvoeren van hoogcomplexe GGZ zorg 18. realiseren van hoogcomplexe individuele verpleegkundige zorg binnen de kaders van behandelafspraken van het verpleeg- en behandelplan, en in dit kader aansluiten op diagnostische en therapeutische handelingen van collega behandelaren met een andere deskundigheid; 19. taxeren en toetsen of leef- en behandelomgeving aansluit bij de beoogde behandeldoelstelling en zelfstandig besluiten tot bijstelling;
© GGZ-VS (dpwh 161213)
31
20. signaleren van verandering in de fysieke, psychische en sociale toestand van de patiënt en de omgeving van de patiënt, de zorgverlening hier op aanpassen en zo nodig derden inschakelen; 21. voeren van individuele of systeemgesprekken met de patiënt, het sociaal netwerk en externe instanties/hulpverleners op basis van verpleeg- en/of behandelafspraken; 22. beargumenteerd toepassen en afwijken van benaderingen volgens de professionele standaard in het kader van behandeling; 23. voorschrijven, adviseren, voorstellen doen, consult vragen over en uitvoeren van farmacotherapie op basis van inzichten van het effect van medicatie op gedrag en dagelijks functioneren; 24. baseren van interventies op verschillende referentiekaders en zo nodig kunnen wisselen van referentiekader als de hulpvraag verandert of de zorgsituatie specifieke interventies vraagt; 25. preventief handelen ten aanzien van crisissen, signaleren van crisissen, beslissen over en uitvoeren van (preventieve) verpleegkundige interventies, waaronder verpleegtechnische handelingen, (in crisissituaties) en in voorkomende gevallen hanteren van dwang en drangmiddelen en – maatregelen; 26. zelfstandig taxeren en exploreren van een – potentiële - crisissituatie en inschatten van gevaar/dreiging/veiligheid van derden en aanwezigheid van ( voornemen tot) suïcidaal gedrag van de patiënt; 27. verlenen van directe hulp aan een patiënt en het sociaal netwerk in crisis of noodsituatie; 28. ontwikkelen, bespreken, op- en vaststellen van een crisisinterventieplan en signaleringsplan, (voor zover mogelijk) samen met de patiënt en het sociaal netwerk; 29. documenteren van alle interventies voor, tijdens en na afloop van de crisissituatie om toetsing achteraf mogelijk te maken. Coördineren van hoogcomplexe GGZ-verpleegkundige zorg 30. regievoeren over het totale behandel- verpleegproces van een patiënt of een groep patiënten, daarbij de kwaliteit en continuïteit en de inhoudelijk afstemming met behandelaren/begeleiders, patiënten en het sociaal netwerk aansturen en bewaken; 31. is verantwoordelijk voor een juiste, tijdige en volledige registratie en verslaglegging van gegevens in overeenstemming met de daartoe gestelde eisen; 32. fungeren als aanspreekpunt, adviseur en vraagbaak voor de patiënt en het sociaal netwerk betreffende de voorgenomen en uitgevoerde behandeling of begeleiding; 33. initiëren, in overleg met het management, van mono- en multidisciplinair overleg, wanneer bestaande overleggen niet toereikend zijn, ten behoeve van de kwaliteit van zorg rondom één of meerdere patiënten.
© GGZ-VS (dpwh 161213)
32
34. samenwerken in professionele en dienstverlenende netwerken, zodat de juiste activiteiten op het juiste moment en door de juiste hulpverlener of instelling worden verricht; 35. het initiëren, coördineren en onderhouden van contacten met relevante derden om integrale zorg mogelijk te maken; 36. initiëren van en voorwaarden scheppen voor individuele en maatschappelijke steunsystemen. Evalueren van hoogcomplexe GGZ-verpleegkundige zorg 37. opstellen en vaststellen van evaluatiecriteria; 38. aan de hand van evaluatiecriteria onderzoeken van het effect van de uitgevoerde verpleegkundige interventies, tussentijds en na afloop van het zorgproces en aanzetten tot noodzakelijke bijstelling; 39. signaleren van veranderingen in de zorgsituatie en zonodig op basis hiervan het behandelplan, crisisplan, signaleringsplan of verpleegplan herijken, bijstellen of behandeling beëindigen; 40. rapporteren van uitkomsten van de evaluaties aan relevante derden over de verleende zorg. Subleerlijn preventie, consultatie en zingeving
Academische competenties: 41. informeren, adviseren en consulteren, van interne en externe hulpverleners, verpleegkundigen en instanties omtrent de verpleging van specifieke patiëntencategorieën, behandel- en zorgmethoden, specifieke kenmerken van de patiëntengroep in de vorm van klinische lessen, consultatie, referaten en (inter) nationale artikelen; 42. ontwikkelen op basis van epidemiologische gegevens en theoretische modellen van zorggerichte en groepsgerichte preventie activiteiten op instellings- en regionaal niveau; 43. ontwikkelen, toepassen en uitdragen van nieuwe of verbeterde interventies in het kader van preventie aan individuen en groepen.
Beroepscompetenties: Zorggerichte preventie, GVO en consultatie 44. informeren, adviseren en consulteren, van interne en externe hulpverleners, verpleegkundigen en instanties omtrent de verpleging van specifieke patiëntencategorieën, behandel- en zorgmethoden, specifieke kenmerken van de patiëntengroep in de vorm van klinische lessen, consultatie, referaten en (inter) nationale artikelen; 45. methodisch hanteren van te onderscheiden consultatieve individuele of groepsvraagstellingen
© GGZ-VS (dpwh 161213)
33
46. registreren van de aard van de consultatievragen en het signaleren van tekortkomingen in de kwaliteit van de zorg en gerichte interventies hierop toepassen; 47. het registreren van de aard van verstrekte consultaties of consulten in het verpleegkundig dossier en zonodig in het medisch dossier om tekortkomingen in de verpleegkundige zorg te kunnen signaleren; 48. uitvoeren van individuele of groepspreventieprogramma’s binnen een verpleegkundige context; 49. vertalen van deze programma’s naar een doelgroep op afdelingsniveau en naar verpleegkundige teams; 50. adviseren en ondersteunen van verpleegkundigen en andere hulpverleners met betrekking tot het behandelen en begeleiden van patiënten met psychiatrische en/of psychosociale en/of gedragsproblemen; 51. geven van voorlichting aan de individuele zorgvrager in zijn sociaal netwerk door middel van informatie, instructie/training, educatieve begeleiding; 52. geven van voorlichting aan patiënt(en) en sociaal netwerk over behandeling, medicatie, praktische zaken, prognoses m.b.t. toekomstverwachtingen, aanpassingen leefstijlgewoonten en omgaan met ziekte, stoornis of beperking; 53. pleiten voor het belang van specifieke interventies voor gezondheid en welzijn van patiënten en sociaal netwerk als een onmisbaar onderdeel van integraal verpleegkundig zorgaanbod. Communicatie •
De verpleegkundig specialist bouwt een samenwerkings-relatie op met de patiënt gericht op de verpleegkundige zorg en de medische behandeling. Zij communiceert vanuit het perspectief van de patiënt en interpreteert informatie in de juiste context.
•
De verpleegkundig specialist informeert patiënten dusdanig dat hij beschikt over de kennis die nodig is om keuzes te kunnen maken in de verpleegkundige zorg en de medische behandeling, inclusief mogelijke alternatieven.
•
De verpleegkundig specialist draagt zorg voor continuïteit van het gehele zorgproces in de keten door (de organisatie van) adequate mondelinge en/of schriftelijke overdrachten.
Samenwerking
Academische competenties: Zie nummer: 3, 41, 43,
Beroepscompetenties: Zie nummer: 5, 7, 16, 17, 21, 23, 27, 28, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 38-40, 44-48, 50-52
Academische competenties: Zie nummer: 2, 3, 4, 41-43
© GGZ-VS (dpwh 161213)
34
•
De verpleegkundig specialist overlegt (en brengt zo nodig een overlegstructuur aan) met andere betrokkenen zodat er continuïteit van zorg voor de patiënt ontstaat. De verpleegkundig specialist bevordert de intercollegiale samenwerking en de afstemming tussen de leden van het multidisciplinaire en interdisciplinaire zorgteam zodat de patiënt optimaal kan profiteren van de totale deskundigheid van het team.
•
De verpleegkundig specialist heeft inzicht in de grenzen van de eigen deskundigheid en verwijst zo nodig door met in achtneming van wetgeving en regelgeving en zorgt ervoor dat de continuïteit van zorg is gegarandeerd.
•
De verpleegkundig specialist geeft intercollegiale consulten en handelt hierbij vanuit het patiëntenperspectief ter bevordering van de continuïteit en kwaliteit van de verpleegkundige zorg en de medische behandeling, het vermogen tot zelfmanagement van de patiënt en de kwaliteit van leven.
Professionaliteit • De verpleegkundig specialist levert excellente patiëntenzorg, op integere, oprechte en betrokken wijze. Hierbij gaat zij uit van het zelfbeschikkingsrecht van patiënten, bevordert hun autonomie en hanteert als principes “niet schaden, weldoen en rechtvaardigheid.” 4 •
•
4
De verpleegkundig specialist vertoont adequaat persoonlijk en interpersoonlijk professioneel gedrag. De verpleegkundig specialist kent de grenzen van de eigen competentie en handelt daar binnen.
Beroepscompetenties: Zie nummer: 6, 7, 10, 11, 12, 13, 14, 17, 18, 20, 21, 23, 26, 30-35, 39, 40, 44 48, 49, 50
Continu professioneel ontwikkelen
Academische competenties: 54. identificeren en bediscussiëren van ethische vraagstukken binnen de ontwikkeling van het GGZ-VS beroep.
Beroepscompetenties: 55. uitdragen van een professionele houding met betrekking tot levenslang leren en in staat zijn leermogelijkheden uit beroepspraktijk en wetenschappelijke kennis te signaleren, te interpreteren en toe te passen; 56. ontwikkelen van professioneel handelen door voortdurende reflectie (individueel en in groepsverband) op eigen leermogelijkheden, professionele ervaringen en handelen, persoonlijke waarden en normen; 57. integreren in het professioneel handelen van nieuwe inzichten uit ( bij-) en nascholingsprogramma’s,
Handelen dat tot doel heeft het goede te doen: geen schade toe brengen, schade en kwaad te voorkomen, kwaad herstellen, het goede doen en bevorderen. Eventuele schade moet afgewogen worden tegen over andere belangen. Lasten en lusten behoren eerlijk te worden verdeeld (Beauchamps et al, 1994).
© GGZ-VS (dpwh 161213)
35
•
themabijeenkomsten, congressen en studiedagen; De verpleegkundige neemt verantwoordelijkheid voor en is aanspreekbaar op haar zorginhoudelijk handelen.
58. zich continu op de hoogte houden van relevante kwesties en vakliteratuur binnen de geestelijke en maatschappelijke gezondheidszorg, en de daaruit voortvloeiende consequenties vertalen naar eigen zorgen dienstverlening; 59. innemen van beargumenteerde persoonlijke en professionele standpunten over actuele kwesties; 60. zich pro-actief opstellen in het deelnemen, organiseren of uitvoeren van op de beroepsinhoud gerichte commissie of bijeenkomsten.
Indiceren voorbehouden handelingen
Voorschrijven farmacotherapie binnen het eigen deskundigheidsgebied
Hoofdrol Onderzoeker / innovator / coach Organisatie
Bevorderen van kwaliteit van zorg en zorgbeleid
•
Academische competenties:
De verpleegkundig specialist stelt prioriteiten en weet een balans te vinden tussen alle aspecten van de functie: patiëntenzorg, organisatie van de zorg, alsook onderwijs en onderzoek.
61. gevraagd en ongevraagd adviseren en (onderzoeks)voorstellen schrijven over het zorgbeleid/kwaliteitszorg vanuit het eigen deskundigheidsgebied, bepaalde ontwikkelingen of trends, aan management- en beleidsteam en externe betrokken instanties;
•
De verpleegkundig specialist (her)ontwerpt het zorgproces (process redesign) op basis van een zorgvraag om een blijvende verbetering te realiseren vertaald in indicatoren als kosten, continuïteit, kwaliteit, service en snelheid.
62. implementeren van instrumenten of uitkomsten van onderzoek in de eigen setting; 63.
herkennen van signalen uit het werkveld, die tot nieuwe zorgvragen kunnen leiden en deze concreet vertalen naar nieuwe preventie (verpleegkundige) vraagstellingen en activiteiten;
64. ontwikkelen, toepassen en uitdragen van nieuwe of verbeterde interventies in het kader van preventie aan individuen en groepen.
•
De verpleegkundig specialist is op de hoogte van de mogelijkheden van toepassingen van informatie- en communicatietechnologie voor optimale organisatie van het zorgproces.
Beroepscompetenties: 65. signaleren van interne en externe beleidsontwikkelingen en inschatten van belang, urgentie of kansen ervan voor het verpleegkundig zorgbeleid; 66. pleiten voor het belang van specifieke interventies voor gezondheid en welzijn van patiënten en sociaal netwerk als een onmisbaar onderdeel van integraal verpleegkundig zorgaanbod; 67. leiding geven aan én inhoudelijk leiderschap tonen in innovatietrajecten door het toepassen van projectmanagement en alle bijbehorende taken en functies; 68. werven van externe financiering voor (innovatie) projecten en/of onderzoek; 69. ontwikkelen, opstellen en implementeren van nieuwe verpleegkundige concepten, verpleegkundige protocollen/richtlijnen, verpleegkundige zorg in multidisciplinaire richtlijnen, daarbij gebruik maken van
© GGZ-VS (dpwh 161213)
36
recente wetenschappelijke kennis en inzichten; 70. opstellen van zorgbeleid en ontwerpen van (delen van) een zorgprogramma; 71. het beoordelen en evalueren van beoogde kwaliteitswinst bij het toepassen van protocollen/richtlijnen en bij de aanvullende zorg als de standaarden niet toereikend zijn; 72. toetsen van de kwaliteit van de uitvoering van verpleegkundige zorg, optimaliseren van bestaande protocollen, richtlijnen en de verpleegkundige bijdrage aan het zorgprogramma. Maatschappelijk handelen
Bevorderen van kwaliteit van hoogcomplexe GGZ zorg
•
Academische competenties:
•
De verpleegkundig specialist signaleert factoren die patiënten en/of specifieke groepen bedreigen, doet beleidsvoorstellen op het gebied van preventie en voert deze uit. De verpleegkundig specialist stimuleert de patiënt om zich als kritische consument op te stellen en stelt gerelateerde thema’s ter discussie.
73. toepassen van relevante referentiekaders voor het formuleren van een eigen beroepsvisie op vraagstukken in de beroepspraktijk.
Beroepscompetenties: 74. toetsen van professioneel handelen aan vigerende richtlijnen en standaarden en afwijkingen daarvan, en zorgdragen voor borging in de eigen GGZ-beroepsuitoefening; 75. zelfstandig uitvoeren van doeltreffende en doelmatige hoogcomplexe verpleegkundige GGZ zorg;
•
De verpleegkundig specialist draagt bij aan patiëntveiligheid op het individuele niveau van de patiënt als op het niveau van de organisatie en/of zorgketen.
76. actief scheppen van voorwaarden om de kwaliteit van de hoogcomplexe verpleegkundige GGZ zorg te verbeteren; 77. expertise ten aanzien van hoogcomplexe GGZ-zorg pro-actief uitdragen aan collegae;
•
De verpleegkundig specialist concretiseert de kwaliteiteisen uit weten regelgeving die aan het behandel- en zorgproces worden gesteld.
78. verbeteren van kwaliteit van zorg middels het toepassen van kwaliteitsmodellen en evidence en practice based gegevens.
Kennis en wetenschap
Verrichten van wetenschappelijk onderzoek:
• De verpleegkundig specialist beschikt over actuele deskundigheid en heeft een kritisch vermogen dat tot uitdrukking komt bij de beoordeling van nieuwe kennis, onderzoeksresultaten, nieuwe procedures.
Academische competenties: 79. opzetten en uitvoeren van praktijkgericht verpleegkundig onderzoek gebaseerd op de methodiek van wetenschappelijke praktijkvoering; 80. pro-actief zorgdragen voor implementatie en overdracht van wetenschappelijke resultaten in de praktijk; 81. bijdrage leveren aan wetenschappelijk onderzoek;
• De verpleegkundig specialist bevordert de ontwikkeling en verdieping van wetenschappelijke vakkennis door middel van praktijkonderzoek en innovatieprojecten.
© GGZ-VS (dpwh 161213)
82. interpreteren van onderzoeksgegevens ten behoeve van de betreffende doelgroep/setting; 83. publiceren over ontwikkelingen in het vakgebied, (innovatie)projecten en/of onderzoek
37
• De verpleegkundig specialist geeft zelfstandig en pro-actief invulling aan zijn of haar deskundigheidsbevordering en ontwikkeling. • De verpleegkundig specialist bevordert de deskundigheid van studenten, collegae, patiënten en andere betrokkenen bij de gezondheidszorg en vervult hierin een voortrekkersrol.
Coaching en deskundigheidsbevordering
Academische competenties: 84. hanteren van didactische principes om een optimale (individuele of groeps) leersituatie te creëren; 85. formuleren van beleidsvoorstellen tot deskundigheidsbevordering, op basis van hulpverleningsdoelen en daarvan afgeleide setting- en organisatiedoelen; 86. ondersteunen van medewerkers in de 24-uurs zorg bij complexe professionele vraagstukken.
Beroepscompetenties: 87. op methodische en systematische wijze starten, onderhouden en afronden van een individueel of groepsgericht coachingstraject; 88. hanteren van uiteenlopende leerstijlen van gecoachte of groep, zodat het leren optimaal aansluit bij de mogelijkheden van de persoon of groep; 89. geven van werkbegeleiding, instructies, supervisie en training aan leerlingen, stagiaires, verpleegkundigen of andere disciplines betrokken bij de zorg; 90. intervisiebijeenkomsten en klinische lessen initiëren, organiseren en leiden; 91. volgen en onder de aandacht brengen van recente literatuur en ontwikkelingen op het GGz-verpleegkundige vakgebied.
versie: 08-01-09
© GGZ-VS (dpwh 161213)
38
Bijlage 3: Schema praktijkopdrachten per jaar 1ste jaar
PO 1: persoonlijk leerplan PO 2: werkplan, tussen- en eindbeoordeling PO 3: reflectief leren PO 4: behandelverantwoordelijkheid PO 5: farmacotherapie PO 6: optimaliseren van zorg PO 8: schrijven van een opiniërend artikel PO 9: deskundigheidsbevordering en coaching Voor onderzoek 1 doet de VSio verslag van een literatuuronderzoek
2e jaar
PO 2: werkplan, tussen- en eindbeoordeling PO 3: reflectief leren PO 4: behandelverantwoordelijkheid PO 5: farmacotherapie PO 7: verbeterproject/doorbraakmethode PO 10: somatiek Verder geldt dat de VSio in het tweede jaar een onderzoeksopzet maakt, onderzoek uitvoert en een onderzoeksartikel schrijft (Onderzoek 2 en 3). Hiervoor zijn adviesbeoordelingen uit de praktijk nodig.
3e jaar
PO 2: werkplan, tussen- en eindbeoordeling PO 3: reflectief leren PO 5: farmacotherapie PO 6: optimaliseren van zorg Meesterproef verpleegkundig specialist ggz bestaande uit:
© GGZ-VS (dpwh 161213)
−
Behandelverantwoordelijkheid;
−
gevalsbeschrijving (artikel);
−
referaat.
39
Bijlage 4: Modulen per leerlijn
1 Leerlijn Klinisch handelen Canmeds competenties: klinisch handelen, communicatie Klinisch handelen kan opgedeeld worden in een generiek deel en een deel gericht op de 5 aandachtsgebieden zoals genoemd in het besluit VS GGZ. Generiek: Klinisch redeneren Module Klinisch Redeneren 1: In deze module wordt verder gebouwd op het klinisch redeneren dat de HBO verpleegkundige zich eigen heeft gemaakt. De basis voor het klinisch redeneren als VS ggz wordt hier gelegd en is het begin van een voortdurende ontwikkeling van het klinisch redeneren ten aanzien van diagnostiek en interventies in de ggz. Tijdens het praktijkleren wordt de competentie ontwikkeling ondersteund door de praktijkopdracht ‘Behandelverantwoordelijkheid’. De inhoud van de module omvat: 1. Verpleegkundige modellen en –theorieën; 2. Verpleegkundige diagnostiek (NANDA; ICF); 3. DSM-IV-TR; 4. Psychiatrisch onderzoek, leren observeren, gestructureerd interview; 5. Van beschrijvende diagnose naar DSM-IV classificatie; 6. Van diagnostiek naar interventies en resultaten (NIC; NOC). Module Klinisch Redeneren 2: Deze module bouwt voort op module klinisch redeneren 1 en zorgt voor het toepassen van de geleerde methodiek in de dagelijkse praktijk. Met behulp van casuïstiek uit het praktijkleren wordt de gebruikte methodiek van het klinisch redeneren verfijnd. Tijdens het praktijkleren wordt de competentieontwikkeling verder ondersteund door de praktijkopdracht ‘Behandelverantwoordelijkheid’. De inhoud van de module omvat: 1. Toepassen van het geïntegreerd verpleegkundig en medisch klinisch redeneren ten aanzien van diagnostiek en interventiekeuze; 2. Vertalen van de competenties naar casuïstiek in de dagelijkse praktijk.
© GGZ-VS (dpwh 161213)
40
Module Klinisch Redeneren 3: Deze module bouwt voort op module klinisch redeneren 1 en 2 en zorgt voor het verfijnen van de competentie. Daarnaast wordt de VSio geleerd om het klinisch redeneren op expertniveau transparant en voor professionals overdraagbaar te maken in een publiceerbare gevalsbeschrijving. Tijdens het praktijkleren wordt de competentieontwikkeling verder ondersteund door de Meesterproef Verpleegkundig Specialist ggz. De inhoud van de module omvat: 1. Verfijnen van het geïntegreerd verpleegkundig en medisch klinisch redeneren ten aanzien van diagnostiek en interventiekeuze; 2. Vertalen van de competenties naar casuïstiek in de dagelijkse praktijk; 3. Uitdragen van het klinisch redeneerproces in een gevalsbeschrijving. Generiek: Klinisch handelen Farmacotherapie 1 De VS ggz is, mits bekwaam, na de opleiding bevoegd om geneesmiddelen voor te schrijven. Het Algemeen Besluit Specialismen Verpleegkunde, art 7, bijlage 1, punt 8.2. zegt daarover het volgende: ‘De verpleegkundig specialist beschikt over kennis met betrekking tot: −
de grondbeginselen van de geneesmiddelenleer;
−
farmacologie en farmacotherapie gerelateerd aan het eigen deskundigheidsgebied;
−
richtlijnen en protocollen voor geneesmiddelentoediening;
−
de wettelijke kaders met betrekking tot het voorschrijven van geneesmiddelen die uitsluitend op recept verkrijgbaar zijn’
Het ‘Tijdelijk besluit regels zelfstandige bevoegdheid verpleegkundig specialisten’ (1-1-2012) impliceert dat de VS ggz zelfstandig de indicatie stelt en daarmee ook de diagnose stelt. In het Algemeen Besluit Specialismen Verpleegkunde (2008) is gesteld dat de VS zelfstandig medische diagnosen stelt. De inhoud van de module omvat:
1. Algemene inleiding psychofarmaca en het 6-step model; 2. Anti-psychotica; 3. Anti-depressiva; 4. Stemmingsstabilisatoren; 5. Anxiolitica/anti-panica; 6. Competentietraining gekoppeld aan medicatiespel.
© GGZ-VS (dpwh 161213)
41
Tijdens het praktijkleren wordt de competentieontwikkeling ondersteund door de praktijkopdracht ‘Farmacotherapie’. Zolang de VSio is, vindt het voorschrijven plaats onder supervisie van een psychiater in de zogenaamde verlengde armconstructie. Farmacotherapie 2 In Farmacotherapie 2 wordt voorgebouwd op de kennis en vaardigheden die zijn opgedaan bij farmacotherapie 1 en in het eerste praktijkleerjaar. Er vindt een nadere verdieping plaats in het specifiek voorschrijven voor bepaalde doelgroepen. De inhoud van de module omvat: 1. Farmacotherapie en somatiek; 2. Farmacotherapie bij ouderen (medicatieaspecten bij delier, dementie, gebruik van psychofarmaca bij het ouder wordende brein); 3. Farmacotherapie bij kinderen en jeugdigen; 4. Farmacotherapie bij alcoholmisbruik; 5. Farmacotherapie bij drugsgebruik. Tijdens het praktijkleren wordt de competentieontwikkeling voortgezet door de praktijkopdracht ‘Farmacotherapie’. Farmacotherapie 3 In Farmacotherapie 3 wordt voorgebouwd op de kennis en vaardigheden die zijn opgedaan bij farmacotherapie 1 en 2 en in de twee voorgaande praktijkleerjaren. Er vindt een verfijning plaats in het voorschrijven en de context waarin dat plaatsvindt. De inhoud van de module omvat: 1. Verantwoord voorschrijven; 2. Functionele psychofarmacotherapie; 3. Organisatie farmaceutische zorg (formularium beleid, de farmaceutische industrie, ethische aspecten rond geneesmiddelen handel); 4. Adherentie en concordantie; 5. Bij- en nascholing; 6. Update grote 4 (antipsychotica, antidepressiva, stemmingsstabilisatoren, antipanica/anxiolitica; gericht op de verpleegkundig specialist en gefocust rondom de doelgroepen). Tijdens het praktijkleren wordt de competentieontwikkeling voortgezet door de praktijkopdracht ‘Farmacotherapie’.
© GGZ-VS (dpwh 161213)
42
Somatiek In het besluit van het College Specialismen Verpleegkunde van 9 maart 2009 5 betreffende de Verpleegkundig Specialist GGZ staat: ‘De verpleegkundig specialist geestelijke gezondheidszorg richt zich op de somatische aandoeningen voor zover sprake is van comorbiditeit of somatoforme stoornissen.’ en met betrekking tot voorbehouden handelingen in art 3, lid 3 staat dat de VS GGZ zelfstandig voorbehouden handelingen kan indiceren en uitvoeren. Deze voorbehouden handelingen betreffen catheterisaties, injecties, defibrillatie en het voorschrijven van geneesmiddelen. Deze module gaat daarom vooral in op de somatische co-morbiditeit bij patiënten in de ggz. Daarbij moet ook gedacht worden aan somatische co-morbiditeit gerelateerd aan: ouderdom, medicatiegebruik, psychiatrische stoornis, verslaving, licht verstandelijk gehandicapten; veel voorkomende psychiatrische problemen bij somatische stoornissen bij acute, intensieve en chronische zorg. De module biedt de bouwstenen om uiteindelijk zelfstandig de patiënt somatisch te kunnen screenen, labonderzoek te indiceren en te interpreteren en conclusie te trekken uit de bevindingen voor het behandelbeleid. De inhoud van de module omvat: 1. Indiceren en uitvoeren van somatisch onderzoek: a.
Inspectie, auscultatie, percussie en palpatie;
b.
Inspectie, hoofd en hals;
c.
Thorax en (perifere) circulatie;
d.
Buik en huid;
e.
Het bewegingsapparaat;
f.
Neurologisch onderzoek;
g.
Hersenzenuwen;
2. Indiceren van labonderzoek en interpreteren van labuitslagen; 3. Delier en katatonie kunnen onderkennen; 4. Metabool syndroom; 5. Bewegingsstoornissen; 6. Schildklierstoornissen en endocriene stoornissen; 7. COPD en longgeluiden uitluisteren; 8. Neurologische aandoeningen; 9. Tandheelkundige problemen. Tijdens het praktijkleren wordt de competentieontwikkeling voortgezet door de praktijkopdracht ‘Somatiek’.
5
Staatscourant 5 juni 2009
© GGZ-VS (dpwh 161213)
43
Gedragsmodificatie In deze omvangrijke module worden belangrijke interventiemethoden aangeleerd gebaseerd op de cognitieve gedragstherapie. In deze module wordt aandacht besteed aan: Validering van de gedragsverandering (mindfullness, voorkomen van burn out), gedragsverandering gericht op vermindering van impulscontroleverlies en emotionele ontregeling door therapie (oplossingsgerichte therapie, cognitieve gedragstherapie, dialectische gedragstherapie) en op consolidatie van de gedragsverandering. De inhoud van de module omvat: 1. Basisattitude en validatie; 2. Toepassen van oplossingsgerichte therapie; 3. Toepassen van cognitieve gedragstherapie (functieanalyse, betekenisanalyse, interventies); 4. Gedragstherapie gericht op traumaverwerking (CGT en verkenning EMDR); 5. Behandeling van multi-complexe problematiek/persoonlijkheidsstoornissen mbv dialectische gedragstherapie (dialectiek en dialectische interventies); 6. Suïciderisico inschatten en indicaties voor behandeling geven. Preventie Voor de overheid en Zorgverzekeraars is preventieve gezondheidszorg het speerpunt voor de komende jaren waarbij voorkomen van ziekte, eigen verantwoordelijkheid en een gezonde leefstijl terugkerende thema’s zijn. De uitdaging is om effectieve preventieprogramma in te zetten met een integrale aanpak, zoals leefstijl interventies implementeren voor burgers in de 1e lijns gezondheidszorg en specialistische zorg. Verpleegkundig specialisten staan voor de uitdaging om preventieve integrale zorgverlening te integreren in de dagelijkse beroepsuitoefening. Deze module geeft daar een basis voor. Deze module richt zich op: 1. Action-learning. Introductie van Opus (specifiek ontwikkeld voor projectmanagement in preventie en gezondheidsbevordering, NIGZ, 2004) en Preffi (Preventie Effectmanagement Instrument); Introductie op preventie- en voorlichting strategieën; Coaching in het gebruik hiervan in de eigen praktijk; 2. Introductie op het inbedden van preventieactiviteiten in bestaande structuren en netwerken. Zorgdragen voor aansluiting bij je doelgroep; Coaching bij community gericht werken / inbedding van preventieactiviteiten ; 3. Presentatie van en reflectie op de praktijkervaringen middels presentatie in de cursusgroep. Consultatie In deze module ligt het accent op het uitvoeren van een consultatievrager gericht consultatiegesprek. De vroege basis voor het collegiale consultatiegesprek is gelegd door Caplan. In deze module wordt
© GGZ-VS (dpwh 161213)
44
actief getraind met het consultatiegesprek, de luisterfase, het reflectiemoment, de exploratiefase en de consolidatiefase. De module richt zich op: 1. Principes van de consultatiemethode; 2. Consult vs consultatie; 3. Consultatietraining; 4. Consultatievormen. Systeembehandeling Een persoon maakt altijd deel uit van een groep: het systeem. De systeembenadering gaat er van uit dat een persoon ten dele verantwoordelijk kan zijn voor al zijn problemen, ook de interacties binnen een systeem dragen daar aan bij. De narratieve systeembehandeling gaat in op de diverse niveaus van systemen en de interacties daarbinnen. De narratieve systeembehandeling richt zich op reflectie, betekenisgeving en ervaringsverhalen. Deze module richt zich op: 1. Narratieve benadering bij de behandeling van systemen; 2. Echtparen; 3. Gezinstherapie; 4. Complexe maatschappelijke systemen 1; 5. Complexe maatschappelijke systemen 2. Aandachtsgebieden: Verslaving In het besluit van het College Specialismen Verpleegkunde van 9 maart 2009 betreffende de Verpleegkundig Specialist GGZ staat: ‘Verslavingszorg betreft ambulante, semimurale en intramurale hulp aan mensen die problemen ervaren met het gebruik van 'middelen': alcohol, drugs, geneesmiddelen, gokken, volgens vaste methodieken en protocollen. Vaak is sprake van een combinatie van verslaving en psychische problematiek of ligt er een relatie met de forensische psychiatrie. Deze zorg beperkt zich niet tot de ‘instellingen voor verslavingszorg’, ook andere instanties verlenen hulp aan mensen die problemen hebben met het gebruik van middelen. Voorbeelden hiervan zijn het gevangeniswezen, algemene gezondheidszorg, de GGD en de maatschappelijke opvang.’
Verslaving 1 Deze module is gericht op de introductie van verslaving. De module is een belangrijke basis voor de hele lijn verslaving, dat één van de aandachtsgebieden van het specifiek besluit VS ggz is. De inhoud van de module omvat: 1.
Biopsychosociaal model: a. Het concept verslaving; b. Vermogen om te veranderen;
© GGZ-VS (dpwh 161213)
45
c. Motivering; 2.
Systemisch kijken naar verslaving;
3.
De kenmerken/eigenschappen van verschillende middelen;
4.
Preventieve strategieën.
Verslaving 2 Deze module richt zich geheel op stagering. Behalve het stadium waarin de verslaving zich bevindt (asymptomatisch + risicofactoren (begin gebruik jonge leeftijd); frequent binge-gebruik; misbruik met patroon overmatig/ongepast gebruik middelen; afhankelijkheid met hunkering en (vaak) tolerantie/onthouding; verslaving met compulsief gebruik en verlies positieve belevingen), wordt ook gekeken naar bijkomende zaken als comorbiditeit en sociaal disfunctioneren. De inhoud van deze module omvat: 1.
Stagering en diagnostiek (introductie);
2.
Stagering en diagnostiek toegepast (LVG);
3.
Stagering en diagnostiek toegepast (Ouderen);
4.
Stagering en diagnostiek toegepast (Kind en jeugd).
Verslaving 3 Deze module richt zich op de gedragsverandering bij verslaving. Daartoe wordt vooral gebruik gemaakt van motiverende gespreksvoering en leefstijltraining als interventiemethoden gericht op de fasen van verandering. De inhoud van deze module omvat: 1.
Professionele attitude;
2.
Toepassen Motivational Interviewing;
3.
Toepassen leefstijltraining.
Verslaving 4 Tot slot richt deze module zich op verdiepende diagnostiek en behandeling. Daarbij komen ook de nieuwste inzichten aan bod. De inhoud van deze module richt zich op: 1.
Diagnostiek/stagering (gebruik, sociale desintegratie, comorbiditeit, oa gebruik MATE);
2.
Behandeling gericht op beloning van goed gedrag:
3.
a.
CRA;
b.
Minnesota model;
c.
CGT/leefstijltraining;
d.
Internettraining;
Behandeling gericht op farmacotherapeutische beïnvloeding;
© GGZ-VS (dpwh 161213)
46
4.
Nieuwe behandelmethoden;
5.
Presentatie van praktijkgerichte casuïstiek (integratie diagnostiek en behandeling; rol van behandelaar en innovator).
Aandachtsgebieden: Forensische psychiatrie In het besluit van het College Specialismen Verpleegkunde van 9 maart 2009 betreffende de Verpleegkundig Specialist GGZ wordt de forensische psychiatrie als specifiek aandachtsgebied genoemd. De forensische psychiatrische zorg omvat ambulante, semimurale en intramurale hulp aan mensen met een strafmaatregel met psychische stoornissen, aan terbeschikkinggestelden en aan jongeren met psychische stoornissen in justitiële jeugdinrichtingen. Deze zorg wordt voorts geboden in penitentiaire inrichtingen (PPC’s), in FPC’s (Forensisch Psychiatrische Centra, voorheen aangeduid met Tbs-klinieken), FPK’s (Forensische Psychiatrische Klinieken), FPA’s (Forensische Psychiatrische Afdelingen) en ambulante For(F)ACT teams (Forensische Functie Assertive Community Treatment teams). Vanouds her werd vaak pas begonnen na de afstraffing met de forensische behandeling. In toenemende mate wordt steeds meer binnen een detentie gestart met de (forensische) behandeling en steeds vaker wordt behandeling opgelegd om recidive te voorkomen. De forensische behandeling vindt tegenwoordig plaats tijdens of na de uitvoering van de strafoplegging voor een delict, maar kan ook in de plaats komen van een strafoplegging. Essentieel in de forensische psychiatrie is de combinatie van beveiliging en behandeling waarbij er een nauwe en complexe relatie met Justitie en de samenleving bestaat.
Forensische psychiatrie De forensische psychiatrie betreft een gebied dat zich snel ontwikkelt. De expertise is goed bruikbaar in de reguliere ggz. Zo wordt risicotaxatie steeds meer gangbaar en wordt de samenhang sterker tussen de nieuwe Wet Forensische zorg en de Wet verplichte ggz. De inhoud van deze module richt zich op: 1. Forensische psychiatrie en het strafrecht; 2. Forensische diagnostiek (diagnostische processen en divers testmateriaal); 3. Delictscenario en –analyse maken en toepassen in behandeling; 4. Gestructureerd klinische risicotaxatie toepassen; 5. Risicomanagement en – behandeling (vroegsignalering, terugvalpreventieplan, signaleringsplan); 6. Aspecten van behandeling (milieutherapie en ‘readiness for change’ integreren in de diagnostiek en behandeling; dilemma behandeling versus beveiliging; kennis van zgn. ‘parallelle processen’ signaleren en hanteren; dynamiek onderkennen en hanteren, zoals dader-slachtoffer-redders dynamiek); 7. Zedenbehandeling; 8. Specifieke behandeling en ambulante forensische psychiatrie.
© GGZ-VS (dpwh 161213)
47
Aandachtsgebieden: Kinder- en jeugdpsychiatrie In het besluit van het College Specialismen Verpleegkunde van 9 maart 2009 betreffende de Verpleegkundig Specialist GGZ staat: ‘Het aandachtsgebied kinderen en jeugdigen bestaat uit de terreinen jeugdhulpverlening (provinciale jeugdzorg), jeugdbescherming (justitiële jeugdzorg) en jeugd-ggz. De hulpverlening binnen dit aandachtsgebied richt zich op kinderen en jeugdigen met psychische –en gedragsstoornissen en hun (sociale) omgeving. Er wordt behandeling, ondersteuning, hulp en bescherming geboden aan jeugdigen, hun ouders of andere opvoeders bij opvoedingsvragen van psychische, sociale of pedagogische aard die een evenwichtige ontwikkeling naar de volwassenheid belemmeren. Ook richt de zorg zich op situaties waarin de opvoeding zo problematisch dreigt te worden dat ouders het niet meer aan kunnen.’
Kinder- en jeugdpsychiatrie 1 Deze module gaat door op de HBO verpleegkunde competenties die ten aanzien van verplegen in de kinder- en jeugdpsychiatrie reeds zijn eigengemaakt. Er wordt vanuit gegaan dat er sprake is van actuele kennis van de ontwikkelingspsychologie en ontwikkelingsproblematiek van kinderen en jeugdigen. Deze module gaat in op: 1. De organisatie van de kinder- en jeugd psychiatrie, en de relatie met jeugdzorg, en de transitie naar de gemeenten; 2. De specifieke wetgeving in relatie tot behandeling (gezag- en omgangswet, OTS wet, WGBO en BOPZ), meldcode kindermishandeling; 3. Gezinssociologie, genogram; 4. Systeemtheoretische basisstromingen met de focus op verstoorde patronen: a. Communicatieve benadering; b. Structurele benadering; c. Existentiële benadering; 5. KOPP (kinderen van ouders met psychisch problemen); 6. Specifieke diagnostiek (sociaal- emotionele ontwikkeling, systeem, cognitieve ontwikkeling, hechting) en onderzoeksinstrumentarium; 7. Aandachtstekort- en gedragsstoornissen (incl controleafspraken, RR, groeicurves, gewicht, medicatie). Kinder- en jeugdpsychiatrie 2 In deze module wordt nader verdieping aangebracht in de competenties gericht op de kinder- en jeugdpsychiatrie. Deze module richt zich op: 1. School/ derde milieu (psycho-educatie); 2. Angst, psychose en depressie bij kinderen en jeugdigen;
© GGZ-VS (dpwh 161213)
48
3. Pervasieve ontwikkelingsstoornissen/ autismespectrumstoornissen; Multiple Complex Developmental Disorder (MCDD: Meervoudige complexe ontwikkelingsstoornissen; mn problemen bij het reguleren van emoties en gedachten) 4. Dwang, ODD/CD, Tics en Non-verbal Learning Disorders (NLD: 'non-verbale leerstoornissen', ofwel: leerstoornissen die betrekking hebben op non-verbale informatie). Kinder- en jeugdpsychiatrie 3: differentiatiemodule In het eerste en tweede leerjaar wordt uitvoer gegeven aan alle vijf aandachtsgebieden uit het specifiek besluit VS ggz. In het derde leerjaar kiest de VSio zijn programma voor de leerlijn klinisch handelen door een keuze te maken voor één van de drie hoofdaandachtsgebieden: kinder- en jeugdpsychiatrie, volwassenenpsychiatrie of ouderenpsychiatrie. Deze keuze zal ook leiden tot een herindeling in drie groepen VSio in het derde leerjaar. Deze module betreft de differentiatiemodule kinder- en jeugdpsychiatrie waarvoor in het derde jaar gekozen kan worden. De differentiatiemodule bevat expertise gericht op een verdieping in specifiek op de kinder- en jeugdpsychiatrie gerichte onderwerpen. De inhoud van de module omvat: 1. Systeembehandeling , ouderbegeleiding; deel 1; 2. Systeembehandeling, ouderbegeleiding; deel 2; 3. Vechtscheiding deel 1; 4. Vechtscheiding deel 2; 5. Hechting en hechtingsstoornissen; 6. Adolescentie, destructief gedrag (suïcidaliteit, automutilatie), persoonlijkheidsontwikkeling; 7. Trauma, kindermishandeling en huiselijk geweld; 8. Outreachende zorg (zwerfjongeren, jeugdzorg plus, forensisch circuit ); 9. Verslavingszorg bij jeugd (oa gericht op gaming; bingedrinken/delier); 10. Eetstoornissen en somatisatie. Aandachtsgebieden: Volwassenen psychiatrie In het besluit van het College Specialismen Verpleegkunde van 9 maart 2009 betreffende de Verpleegkundig Specialist GGZ staat: ‘Dit betreft de zorg voor volwassenen met psychische stoornissen, die daardoor (ernstig) psychisch lijden en/of ernstig beperkt worden in hun maatschappelijk functioneren, zonder dat sprake is van primaire verslavingsproblematiek. De zorg voor volwassenen met psychische stoornissen krijgt steeds meer gestalte in regionale zorgcircuits, waarbinnen verschillende instellingen samenwerken om goede zorg te kunnen bieden. Er is sprake van twee deelcircuits. Het eerste is voor mensen die chronische zorg nodig hebben en voor wie zorg, herstel, rehabilitatie en maatschappelijke reïntegratie voorop staan. Het tweede is voor mensen die kort hulp nodig hebben en bij wie behandeling voorop staat. De zorg binnen de zorgcircuits heeft steeds vaker de vorm van zorgprogramma’s, waarbinnen verschillende soorten hulp worden
© GGZ-VS (dpwh 161213)
49
gebundeld en multidisciplinair en vraaggericht wordt gewerkt.’ Het aandachtsgebied Licht Verstandelijke Beperkingen (LVB) wordt niet expliciet genoemd in het besluit, echter onder de doelgroepen van de genoemde aandachtsgebieden komt in grote mate LVB voor. Daarom kiezen we ervoor de LVB problematiek op te nemen in ons curriculum.
Volwassenenpsychiatrie 1: LVB Deze module gaat door op de HBO verpleegkunde competenties die ten aanzien van verplegen in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking reeds zijn eigen gemaakt. Er wordt vanuit gegaan dat er sprake is van actuele kennis van de ontwikkelingspsychologie, cognitieve ontwikkeling, verstandelijke beperkingen en psychopathologie. Deze module richt zich op: 1. De licht verstandelijke beperking; oorzaken; syndromen; Diagnostiek: intelligentie (profiel) incl verbaal en performaal; taalbegrip, taalgebruik; hechtingsstoornissen, sociaal emotioneel niveau; temperament; meetinstrumenten; multidimensionale benadering van de diagnostiek; 2. Autismespectrumstoornissen/MDD/PDD/NLD/AD(H)D; 3. Angsten/depressie/psychotische stoornissen/manifestaties en welke aangepaste behandelmethoden zijn er?; 4. Persoonlijkheidsstoornissen en NAH; 5. Forensische zorg en LVB problematiek. Volwassenenpsychiatrie 2: Spoedeisende psychiatrie Deze module gaat door op de HBO verpleegkunde competenties die ten aanzien van verplegen in de acute psychiatrie reeds zijn eigen gemaakt. Er wordt vanuit gegaan dat er sprake is van actuele kennis van de psychopathologie. De inhoud van de module richt zich op gevaar situaties: 1. Crisis; 2. Dreigend gevaar bij acute psychoses en acute verslavingsproblematiek; 3. Beoordelen van en interventies bij acute en chronische suïcidaliteit; 4. Beoordelen van en interventies bij (dreigende) agressie. Volwassenenpsychiatrie 3: Ernstig psychiatrische aandoeningen (EPA) Deze module gaat door op de HBO verpleegkunde competenties die ten aanzien van verplegen in de langdurende complexe psychiatrie reeds zijn eigen gemaakt. Er wordt vanuit gegaan dat er sprake is van actuele kennis van de psychopathologie. De inhoud van de module richt zich op: 1. Schizofrenie en andere psychotische stoornissen); 2. ACT en FACT;
© GGZ-VS (dpwh 161213)
50
3. Herstel en burgerschap/IMR; IPS; strenghts-model; presentie en ervaringsdeskundigheid; MSS/ISN; 4. (Ambulante) begeleiding van mensen met EPA; 5. Leefstijltraining. Volwassenenpsychiatrie 4: differentiatiemodule In het eerste en tweede leerjaar wordt uitvoer gegeven aan alle vijf aandachtsgebieden uit het specifiek besluit VS ggz. In het derde leerjaar kiest de VSio zijn programma voor de leerlijn klinisch handelen door een keuze te maken voor één van de drie hoofdaandachtsgebieden: kinder- en jeugdpsychiatrie, volwassenenpsychiatrie of ouderenpsychiatrie. Deze keuze zal ook leiden tot een herindeling in drie groepen VSio in het derde leerjaar. Deze module betreft de differentiatiemodule volwassenenpsychiatrie waarvoor in het derde jaar gekozen kan worden. De differentiatiemodule bevat expertise gericht op een verdieping in specifiek op de volwassenenpsychiatrie gerichte onderwerpen. De inhoud van de module omvat: 1. IMR (verdieping); 2. Traumabehandeling deel 1 (bij mensen met persoonlijkheidsproblematiek); 3. Traumabehandeling deel 2 (bij mensen met ernstig psychiatrische problematiek); 4. Consultatieve psychiatrie in de 1ste lijn en in het algemeen ziekenhuis; 5. Specifieke diagnostiek en behandeling van Stemmingsstoornissen en Angststoornissen; 6. Specifieke diagnostiek en behandeling van Persoonlijkheidsstoornissen en aanpassingsstoornissen; 7. Specifieke diagnostiek en behandeling van Dissociatieve, somatoforme en nagebootste stoornissen en de onbegrepen lichamelijke klachten; 8. Specifieke diagnostiek en behandeling van Eetstoornissen; 9. Specifieke diagnostiek en behandeling van Seksuele stoornissen en genderidentiteitsstoornissen; 10. Behandeling met behulp van e-mental health en Telezorg. Aandachtsgebieden: Ouderen psychiatrie In het besluit van het College Specialismen Verpleegkunde van 9 maart 2009 betreffende de Verpleegkundig Specialist GGZ staat: ‘Het aandachtsgebied ouderen richt zich op ouderen met een seniumgebonden, psychische stoornis. De meest voorkomende psychische stoornissen bij ouderen boven de 60 zijn angst (10,4%), depressie (2,3%) en dementie (6,8%). Vaak is sprake van comorbiditeit van verschillende psychische en somatische aandoeningen en sociale problematiek. Een klein deel van de ouderen met psychische stoornissen wordt ambulant of intramuraal behandeld en/of begeleid
© GGZ-VS (dpwh 161213)
51
binnen of door een GGZ-instelling. Deze zorg bestaat uit diagnostiek en verwijzing, behandeling van complexe gevallen en begeleiding van mantelzorgers. Het grootste deel van de zorg voor mensen met dementie wordt geboden door de sector VVT: in psychogeriatrische verpleeghuizen of pg-afdelingen, in kleinschalig woonprojecten, op meerzorgafdelingen van verzorgingshuizen, in de thuiszorg (80% van de ouderen met dementie woont thuis). Daarnaast is in verpleeghuizen een groeiende populatie van gerontopsychiatrische patiënten. Deze zorg wordt geleverd vanuit een specifieke visie en een bijpassend kwaliteitskader, neergelegd in de Normen voor Verantwoorde Zorg. Kwaliteit van leven én het verbinden/integreren van de verschillende domeinen die kwaliteit van leven uitmaken (lichamelijk welbevinden, woon- en leefomstandigheden, participatie en mentaal welbevinden) zijn de kernpunten voor deze voornamelijk chronische zorg.’
Ouderenpsychiatrie 1 Deze module gaat door op de HBO-verpleegkunde competenties die ten aanzien van verplegen in de ouderenpsychiatrie reeds zijn eigengemaakt. Er wordt vanuit gegaan dat er sprake is van actuele kennis van de ontwikkelingspsychologie, cognitieve ontwikkeling en psychopathologie. Deze module gaat vooral in op de menselijke veroudering vanuit meerdere invalshoeken. Deze module richt zich op: 1. De vitale oudere; 2. De vergrijzende samenleving; het accent ligt op de positie van ouderen in een veranderende maatschappij; 3. Biologische aspecten van veroudering; 4. Psycho-sociale aspecten van verouderen; 5. Geronto-psychiatrie en psychogeriatrie; een verkenning van deelgebieden. Ouderenpsychiatrie 2 Deze module is bedoeld om de VSio voldoende basiskennis bij te brengen om in voorkomende situaties, ongeacht de zorgcontext, verantwoorde zorg aan ouderen te kunnen bieden, hetzij door zelf als hoofdbehandelaar op te treden, hetzij door de behandeling van een specialist op een specifiek gebied te initiëren. De module bouwt voort op de algemeen inleidende module 1 waarin het thema de menselijke veroudering vanuit meerdere invalshoeken werd bestudeerd. De inhoud van de module richt zich op: 1. Algemene psychopathologie 1: De grote beelden en de grote gevolgen (de 3 D’s depressie, dementie, delier); Diagnostiek en behandeling; Differentiaal diagnostiek; Vroeg signalering; Interactie psychopathologie en veroudering; 2. Algemene psychopathologie 2: Diagnostiek en behandeling; Differentiaal diagnostiek; Vroeg signalering (Angst, Verslaving, Psychotische stoornissen, Somatische comorbiditeit, Frailty); 3. Psychogeriatrie: De gevolgen van psycho-geriatrische problematiek voor het dagelijks functioneren van de oudere; Organisatie en financiering van de psychogeriatrie;
© GGZ-VS (dpwh 161213)
52
4. Geronto-psychiatrie: De gevolgen van geronto-psychiatrische problematiek voor het dagelijks functioneren van de oudere; De gevolgen voor naasten; Organisatie en financiering van de geronto-psychiatrie; 5. Bijzondere zorgvormen voor ouderen. Ouderenpsychiatrie 3: differentiatiemodule In het eerste en tweede leerjaar wordt uitvoer gegeven aan alle vijf aandachtsgebieden uit het specifiek besluit VS ggz. In het derde leerjaar kiest de VSio zijn programma voor de leerlijn klinisch handelen door een keuze te maken voor één van de drie hoofdaandachtsgebieden: kinder- en jeugdpsychiatrie, volwassenenpsychiatrie of ouderenpsychiatrie. Deze keuze zal ook leiden tot een herindeling in drie groepen VSio in het derde leerjaar. Deze module betreft de differentiatiemodule ouderenpsychiatrie waarvoor in het derde jaar gekozen kan worden. De differentiatiemodule bevat expertise gericht op een verdieping in specifiek op de ouderenpsychiatrie gerichte onderwerpen. In de module ‘ de oudere zorgvrager 3’ zal het accent liggen op de specifieke diagnostiek en behandeling van een aantal veel voorkomende aandoeningen in de psychogeriatrie en geronto-psychiatrie. De inhoud van de module omvat: 1. Specifieke diagnostiek en behandeling van (onbegrepen) somatische problematiek en somatoforme stoornissen bij ouderen; 2. Specifieke diagnostiek en behandeling van ouderen met somatische co morbiditeit / multi problematiek, inclusief co-morbide hersenaandoeningen (ischemische problemen / nieuwvorming); 3. Specifieke diagnostiek en behandeling van ouderen met angst- en stemmingsstoornissen; 4. Specifieke diagnostiek en behandeling van ouderen met verslavingsproblematiek; 5. Specifieke diagnostiek en behandeling van ouderen met psychotische stoornissen; 6. De verpleegkundig specialist GGZ in de geronto-psychiatrie; 7. Specifieke diagnostiek en behandeling van ouderen met persoonlijkheidsproblematiek; 8. Specifieke diagnostiek en behandeling van ouderen met cognitieve stoornissen, inclusief het delier; 9. Specifieke diagnostiek en behandeling van ouderen met probleemgedrag gerelateerd aan psychogeriatrische problematiek, waaronder: agressie, dwaalgedrag, valrisico’s, dwanghandelingen, zelfbeschadiging; 10. De verpleegkundig specialist GGZ in de psycho-geriatrie.
© GGZ-VS (dpwh 161213)
53
2 Leerlijn Onderzoek Canmeds competenties: kennis & wetenschap Schrijven/publiceren Taalvaardigheid/ opiniërend artikel Deze module richt zich op een goede taalvaardigheid. We beschouwen taalvaardigheid als een onderdeel van de academische competenties die een VSio gedurende het driejarige opleidingstraject dient te verwerven. Om het gewenste niveau van taalvaardigheid vast te stellen, wordt een diagnostische taaltoets afgenomen. Het gewenste niveau is vastgesteld op bovenbouw HAVO/VWO (niveau 3F).VSio die de toets halen krijgen vrijstelling van te volgen drie dagdelen in de module die zich richten op de deficiënties in de taalvaardigheid. Daarna richt de module zich in drie dagdelen op het leren schrijven van een opiniërend artikel gericht op een actueel onderwerp in de geestelijke gezondheidszorg. De module richt zich op: 1. Diagnostische toets; 2. taalvaardigheid gericht op deficiënties taalvaardigheid; 3. het schrijven van een opiniërend artikel. Tijdens het praktijkleren wordt de competentieontwikkeling ondersteund door de praktijkopdracht ‘Schrijven opiniërend artikel’. Schrijven van een gevalsbeschrijving Een belangrijk onderdeel van de Meesterproef Verpleegkundig Specialist ggz is het schrijven van een gevalsbeschrijving dat geschikt is voor publicatie. Op deze wijze wordt de expertise ten aanzien van het klinisch redeneren in relatie tot evidence based practice ontsloten voor collega-professionals. Het schrijven van een gevalsbeschrijving vraagt om een specifieke techniek. Deze module ondersteunt daarbij. Onderzoek Onderzoek 1 Deze module is een inleiding op het gebied van toegepast wetenschappelijk onderzoek en vormt de basis voor het doen van literatuurstudie en het opzetten en uitvoeren van onderzoek. De module sluit af met een kennistoets en een literatuurstudie gericht op het eigen werkterrein. In deze module komt het volgende aan bod:
© GGZ-VS (dpwh 161213)
54
1. Inleiding op de module, wetenschapsfilosofie, het belang van onderzoek en onderzoeksbenaderingen; 2. De kwantitatieve methode (Descriptief, exploratief, correlationeel en experimenteel onderzoek; Lezen en beoordelen van een kwantitatief onderzoeksartikel aan de hand van de criteria van Dassen en Keuning); 3. De kwalitatieve methode (Lezen en beoordelen van een kwalitatief onderzoeksartikel aan de hand van de criteria van Dassen en Keuning); 4. Inleiding epidemiologie; 5. Zoekstrategieën (Evidence based practice en Literatuur onderzoek. De PICO methode; Boleaanse operatoren en filters); 6. Statistiek en SPSS in onderzoek (Beschrijvende en toetsende statistiek en de verwerking via SPSS); 7. Ethiek van onderzoek, Research governance; 8. Literatuurstudie (uitleg CAT: Critical Appraisal Topic); 9. Toets kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Onderzoek 2 De module Onderzoek 2: “het Onderzoeksplan” is een vervolg op de module Onderzoek 1 “Inleiding in wetenschappelijk onderzoek”. In deze eerste module is kennis gemaakt met de beginselen van wetenschappelijk onderzoek, waaronder: beknopte wetenschapsfilosofie, kwantitatief onderzoek, o.a. in de vorm van epidemiologisch onderzoek en statistiek, kwalitatief onderzoek, het beoordelen van wetenschappelijke artikelen en een introductie in het zoeken van literatuur via Pubmed. In Module Onderzoek 2 start de VSio met het ontwerpen van een eigen onderzoeksplan. Dit betekent dat er stap voor stap aan de hand van de onderzoeksfasen beschreven in de literatuur een eigen onderzoeksplan wordt opgesteld. Aan het eind van module onderzoek 2 presenteert de VSio het onderzoeksplan en stelt dit bij aan de hand van de verkregen feedback van mede VSio en de docentbegeleider. Het onderzoeksplan vormt de basis voor een eigen patiëntgericht praktijkonderzoek. Deze module richt zich dan ook op het maken van een onderzoeksplan voor een eigen praktijkgericht onderzoek. Voorafgaand, tijdens en na het vaststellen van het onderzoeksprobleem wordt literatuurstudie verricht om na te gaan wat er al bekend is over het probleem. De VSio doet literatuuronderzoek volgens de methode die geleerd is in module ‘onderzoek 1’. De VSio selecteert en leest de meest relevante literatuur en beschrijft aan de hand hiervan de theoretische basis van het onderzoek(splan). Deze theoretische basis kan ertoe leiden dat de oorspronkelijke onderzoeksvragen worden bijgesteld, omdat de vragen bijvoorbeeld al beantwoord kunnen worden
© GGZ-VS (dpwh 161213)
55
op basis van reeds beschreven onderzoeksresultaten. De VSio dient er voor te zorgen voldoende relevante bronnen in het onderzoek op te nemen Onderzoek 3 De focus van de laatste onderzoeksmodule ligt op de uitvoering van een zelf opgezet praktijkgericht onderzoek waarin de patiënten of patiëntengroepen centraal staan. De resultaten van het onderzoek worden beschreven in een onderzoeksartikel en gepresenteerd met een wetenschappelijke poster. Het onderwerp van het onderzoek, waarbij een relevante patiëntgerichte praktijkvraag of patiëntgericht praktijkprobleem wordt omgezet in een onderzoekbare probleemstelling, een onderzoeksvraag of een hypothese, heeft betrekking op de patiëntenzorg binnen het domein van geestelijke gezondheidszorg. De nadruk ligt op de relevantie voor de GGZ praktijk (klinische relevantie). Het gaat dus niet om de verwerven van fundamentele wetenschappelijke kennis, maar om het op wetenschappelijk verantwoorde wijze vergaren van kennis doormiddel van toegepast onderzoek gericht op de ontwikkeling van Evidence Based Practices, het oplossen van zorgvraagstukken en het realiseren van gezondheidsdoelen van GGZ-patiënten. Alvorens te kunnen beginnen met de uitvoering van je praktijkonderzoek zoals bedoeld in module onderzoek 3 dienen de toets van module 1, de literatuurstudie en het onderzoeksplan met minimaal een voldoende te zijn beoordeeld.
3 Leerlijn Innovatie/implementatie Canmeds competenties: kennis & wetenschap, organisatie Innovatie/implementatie Zorgmanagement, innovatie en kwaliteit De VS ggz moet in staat zijn om zijn expertise als specialist te kunnen uitdragen en borgen. Daartoe is kennis nodig hoe kwaliteit van zorg verbeterd en vernieuwd kan worden en hoe zorg gemanaged wordt. Deze module richt zich op: 1. Kwaliteitsmanagement, kwaliteitsmodellen. Ketenkwaliteit en tevreden klanten; 2. Lerende organisatie, voorwaarden om vernieuwingen in management van zorg vorm te geven; 3. Innovatie: Visies op veranderen, SWOT analyse, Belemmerende en bevorderende factoren, Weerstanden;
© GGZ-VS (dpwh 161213)
56
4. Innovatie: Veranderingsbereidheid en implementatiestrategieën; 5. Innovatie: De doorbraakmethode; 6. Het voorbereiden van presentaties mbt zorgmanagement en zelfmanagement. Tijdens het praktijkleren wordt de competentieontwikkeling ondersteund door de praktijkopdracht ‘Optimaliseren van zorg’. De VSio wordt gestimuleerd de actualiteit van de ontwikkelingen in de maatschappij en zorg in deze opdracht mee te nemen. Coaching en deskundigheidsbevordering Deze module is ondersteunend aan implementatieprocessen. Vaak is coaching van individuen of teams, of deskundigheidsbevordering één van de interventiemethoden om een implementatie tot stand te brengen. In deze module gaan we daar nader op in. De module richt zich op: 1. De principes van deskundigheidsbevordering; 2. Lesvoorbereiding; 3. Coaching; 4. Teamcoaching; 5. Presentatievaardigheden. Tijdens het praktijkleren wordt de competentieontwikkeling ondersteund door de praktijkopdracht ‘Coaching en deskundigheidsbevordering’. EBP implementeren Deze module verfijnt de eerder opgedane competenties van de module ‘Zorgmanagement, innovatie en kwaliteit’ en de competenties die met behulp van de praktijkopdracht ‘Optimaliseren van zorg’ zijn ontwikkeld. Het implementeren van evidence based practice is een belangrijk hulpmiddel om de zorg effectief te kunnen innoveren. In deze module wordt daarom aandacht besteed aan: 1. De belangrijkste voorwaarden voor een succesvolle implementatie; 2. Het model van Ambrose toepassen ; 3. Het implementatiemodel van Grol (voor implementatie op mesoniveau); 4. Het model van Tiemens (voor implementatie op microniveau); 5. Een implementatieplan opstellen; 6. De belangrijkste literatuur op dit gebied 7. De kloof tussen kennis en praktijk. Tijdens het praktijkleren wordt de competentieontwikkeling ondersteund door de praktijkopdracht ‘Verbeterproject’. De VSio wordt gestimuleerd de actualiteit van de ontwikkelingen in de maatschappij en zorg in deze opdracht mee te nemen.
© GGZ-VS (dpwh 161213)
57
Beleid en management Inzicht in beleidsverpleegkunde is noodzakelijk; dit omvat kennis van beleidsvorming en andere bestuurlijke en beheersmatige processen op instelling- en nationaal niveau over zorgverlening die het functioneren van verpleegkundig specialisten, (psychiatrisch) verpleegkundigen en verzorgenden IG betreffen. Deze organisatorische aspecten van de psychiatrische verpleging vragen om extra verdieping. De vs ggz in de brede GGZ dient in deze politici, beleidsambtenaren, inspecteurs, bestuurders, directeuren en managers bij te kunnen staan vanuit zorginhoudelijke en verpleegkundig/professionele invalshoeken. Een en ander ook in het kader van overleg met zorgverzekeraars, brancheorganisaties, beroepsverenigingen van verpleegkundigen en vakbonden en met organisaties van cliënten en patiënten. Als zelfstandig zorgondernemer of als functionaris in loondienst is een voorbereiding op deze beleidsdimensies wenselijk. In deze lessen zal het accent liggen op de meso- en macroaspecten van verpleegkundig beleid en management. Daartoe is de module opgedeeld in drie blokken: a. basisbegrippen en nationaal beleid, b. inleiding beleidsverpleegkunde en management en c. een project aanbesteding (inclusief het maken van een groepsopdracht ) In deze module wordt daarom aandacht besteed aan: 1.
Inleiding in de beleidsverpleegkunde;
2.
Macrobeleid gezondheidszorg;
3.
De bekostiging van de ggz;
4.
Organiseren van verpleegkundige zorg in de ggz (de inhoud en de vorm);
5.
Verkopen en implementeren van verpleegkundige ggz;
6.
Aanbesteden van verpleegkundige ggz.
Tijdens het praktijkleren wordt de competentieontwikkeling ondersteund door de praktijkopdracht ‘Optimaliseren van zorg’. De VSio wordt gestimuleerd de actualiteit van de ontwikkelingen in de maatschappij en zorg in deze opdracht mee te nemen. Internationalisering De VS ggz wordt geacht expertise uit te dragen aan anderen ten aanzien geestelijke gezondheidszorg. Daarbij is het van belang om ook ontwikkelingen in mental health in de wereld te kennen en mee te nemen in de verdere expertise ontwikkeling. In deze module wordt daarom aandacht besteed aan: −
Mental health in de westerse wereld ;
−
Mental health in de 2e -en 3e wereldlanden.
© GGZ-VS (dpwh 161213)
58
4 Leerlijn Professionele ontwikkeling Canmeds competenties: Samenwerking, Professionaliteit, Maatschappelijk handelen Rolontwikkeling, professionele ontwikkeling en reflectie Deze leerlijn in bedoeld om de rollen en competenties die ontwikkeld worden te integreren in het beroepsmatig functioneren als VS ggz. Positioneringsprisma 1, 2 & 3 Deze module vormt gedurende de drie jaar van de opleiding een rode draad in de ontwikkeling van de rol als verpleegkundig specialist ggz. De opleiding ondersteunt daarbij. Aan de orde komt het krachtenveld waar de VSio mee te maken heeft. De rol van de VS ggz is onlosmakelijk verbonden met persoonlijk functioneren en leiderschap in de verpleegkunde. Daarnaast is inzicht over de ontwikkeling van de ggz-verpleegkunde belangrijk om een beeld te vormen wat nodig is om leiderschap te ontwikkelen. Voor deze aspecten zal in de module aandacht zijn. De positionering van de verpleegkundig specialist speelt zich af op meerdere niveaus: −
Op VSio niveau (hoe geef je vorm aan je leerproces);
−
op collega- en patiëntniveau (hoe zorg je dat je als VS GGZ van meerwaarde bent);
−
op management en instellingsniveau (hoe ervaart het management de meerwaarde, hoe geef je leiderschap vorm);
−
op landelijk niveau (hoe ontwikkelt het vak van VS GGZ zich in de gezondheidszorg, wat betekent dat voor beroepsorganisaties, politiek, verpleegkundige vakgenoten);
−
op opleidingsniveau (wat betekenen alle zorginhoudelijke- en beroepsontwikkelingen voor het curriculum van en de ondersteuning door de opleiding).
In deze module wordt daarom aandacht besteed aan: 1.
kennismaking met de opleiding;
2.
het leren in de opleiding (leerstrategieën, werken met persoonlijk leerplan, werkplan en praktijkopdrachten);
3.
de ontwikkeling van de ggz-verpleegkunde en succesvolle verpleegkundigen;
4.
leiderschap en het kritisch kijken naar de rol van VS GGZ en de inhoud van de opleiding;
5.
het uitdragen van expertise of effectieve wijze.
Tijdens het praktijkleren wordt de competentieontwikkeling ondersteund door de praktijkopdrachten ‘Persoonlijk leerplan’ en ‘Werkplan, tussen- en eindbeoordeling’. Daarnaast
© GGZ-VS (dpwh 161213)
59
vormt de afsluiting met de ‘Meesterproef verpleegkundig specialist ggz’ het belangrijkste onderdeel, immers de VSio laat zien een volwaardig beginnend verpleegkundig specialist ggz te zijn. Intervisie en reflectie 1 De VSio ontwikkelt expertise in hoogcomplexe verpleegkundige zorg voortdurend en draagt deze expertise uit aan anderen. Daarvoor is het noodzakelijk dat de VSio leert is om voortdurend te reflecteren op het eigen handelen en de uitvoering van de verschillende rollen van de VS ggz. Reflectie is een procesmatig en permanent proces om richting te geven aan het leerproces en is onmisbaar voor een excellente beroepsuitoefening. De VSio leert methoden om reflectief te leren, werkt hiermee aan toename van zelfkennis en attitudeontwikkeling, en het ondersteunen van collega’s en andere hulpverleners. Uitgangspunt van de module is dat de VSio ' zichzelf als instrument' beter leert kennen en daarmee de persoonlijke effectiviteit vergroot. De module bestaat uit 6 dagdelen en behelst een aantal vaste onderwerpen waarmee een belangrijke basis wordt gelegd: 1.
(zelf-)reflectie;
2.
Ervaringsleren;
3.
Leerstijlen;
4.
Kernkwaliteiten;
5.
Focussen.
De VSio houdt een logboek bij die voor inbreng zorgt binnen de lessen en binnen de supervisiebijeenkomsten met de opleider. Tijdens het praktijkleren wordt de competentieontwikkeling ondersteund door de praktijkopdracht ‘Reflectief leren’. Intervisie en reflectie 2 & 3 De VSio wordt in deze twee modulen in het tweede en derde leerjaar uitgenodigd om uit de hectiek van de dagelijkse praktijk te stappen en te reflecteren op alle het hierboven beschrevene, maar misschien nog meer op wat er misschien op andere niveaus aan ten grondslag ligt. Belangrijke vragen daarbij zijn: Wat leidt mij, wat bezielt mij, wat zet mij aan tot, wat weerhoudt mij van, ben ik over mijzelf wel precies genoeg, is dit het? In deze module wordt aandacht besteed aan eerdere instrumenten voor zelfonderzoek, zoals het werken met leerstijlen, kernkwadranten en focusing. Expliciet wordt gewerkt met de logische niveaus volgens Bateson/Dilts. De VSio houdt een logboek bij die voor inbreng zorgt binnen de lessen en binnen de supervisiebijeenkomsten met de opleider.
© GGZ-VS (dpwh 161213)
60
Tijdens het praktijkleren wordt de competentieontwikkeling ondersteund door de praktijkopdracht ‘Reflectief leren’. Juridische en ethische aspecten van het hoofdbehandelaarschap Deze module richt zich vooral op het kunnen nemen van een besluit in het grijze gebied rond de regels. Als hoofdbehandelaar komt de VSio morele dilemma’s tegen en zal de VSio deze moeten onderkennen en besluiten moeten kunnen nemen als onderdeel van het behandelbeleid. De vereiste voorkennis voor deze module is kennis van de beroepscodes, ethisch kunnen redeneren, kennis van relevant gezondheidsrecht, inclusief geheimhoudingsplicht, voorbehouden handelingen en middelen en maatregelen. In de module komt het volgende aan bod: 1. Juridische aspecten van het hoofdbehandelaarschap en de relatie tot wilsbekwaamheid; 2. 4 stromingen van ethische besluitvorming (deugden ethiek; principes ethiek; gevolgen ethiek; zorgethiek); 3. Het toepassen van deze stromingen van ethische besluitvorming op casuïstiek.
© GGZ-VS (dpwh 161213)
61