Jaarverslag 2011
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
Dit is een uitgave van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
datum
Juni 2012
Versie 5.0
Samenvatting KERNCIJFERS 2011
2010
2009
2008
2007
Aangesloten werkgevers
19.200
19.397
19.201
21.031
21.075
Deelnemers Arbeidsongeschikte deelnemers Gepensioneerden: Ouderdomspensioen
89.701 4.913
90.415 5.225
84.383 5.426
91.114 5.636
90.901 5.837
35.600
33.631
32.363
31.229
30.443
Nabestaandenpensioen Wezenpensioen BPL-Flexpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen
16.852 946 974 3.321
16.995 881 953 3.548
16.745 735 706 3.586
16.727 638 639 3.709
16.804 648 636 3.845
Slapers
435.993
436.345
541.217
530.539
522.319
Feitelijke premie
18,15%
14,6%
14,6%
14,6%
14,6%
(x € 1.000)
2011
2010
2009
2008
2007
Feitelijke premie
280.864
221.831
217.291
210.537
194.203
Kostendekkende premie
355.052
316.030
323.770
222.158
216.683
Gedempte premie
302.606
302.214
279.270
254.955
Uitkeringen
188.933
193.926
158.213
136.167
141.541
Pensioenuitvoeringskosten
25.416
29.893
22.513
22.322
20.641
9.054.986
8.700.274
7.669.320
7.314.789
6.667.914
686.640
760.687
269.269
534.158
22.151-
Pensioenvermogen
8.988.982
8.357.906
7.471.828
7.164.573
6.583.129
Algemene reserve
1.122.502-
172.209-
550.464
391.172-
520.549
Gespecificeerde reserves
1.340.352
961.157
578.050
1.170.090
1.402.229
Pensioenverplichtingen
8.935.062
7.567.723
6.343.314
6.385.655
4.660.351
Aanwezige dekkingsgraad (in %) Vereiste dekkingsgraad (in %)
100,6% 117,0%
110,4% 117,2%
117,8% 113,7%
112,2% 111,2%
141,3% 112,8%
Saldo van baten en lasten
571.098-
339.566-
349.596 1.143.860-
147.418
Gemiddelde interest van verplichtingen Z-score
2,7% -0,70
3,4% -0,12
Belegd vermogen (incl. rentehedge) Beleggingsopbrengst (incl. rentehedge)
3,9% 0,05
3,5% 0,49
4,8% -0,17
De feitelijke premie is de premie die in het boekjaar is ontvangen. De kostendekkende premie is de premie die daadwerkelijk benodigd was voor de financiering van de in het boekjaar toegekende pensioenaanspraken. De kostendekkende premie is gebaseerd op de marktrente en is inclusief de opslag voor administratiekosten en solvabiliteitsopslag.
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
2
Voorwoord Voor u ligt het jaarverslag 2011 van de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw (BPL). Het zijn spannende tijden voor pensioenfondsen. Er gaat geen week voorbij zonder dat pensioen in het nieuws is geweest. Ook 2011 was weer een hectisch jaar voor BPL. De economische omstandigheden bleven negatief, vooral op het gebied van de rente. Helaas heeft dat er toe geleid dat BPL in de loop van 2011 in de situatie van een dekkingstekort is terecht gekomen, omdat de dekkingsgraad onder de minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,4% is beland. Als gevolg daarvan heeft het bestuur een korte termijnherstelplan geschreven dat door DNB is goedgekeurd. De kern van dit herstelplan draait er om dat er in 2011 met terugwerkende kracht een kostendekkende premie geheven moest worden. De details leest u in het jaarverslag, maar het bestuur ziet het als een lichtpuntje in deze moeilijke tijden dat werkgevers- en werknemerspartijen besloten hebben deze last gezamenlijk te dragen. In 2011 heeft het bestuur een paar belangrijke besluiten genomen op het gebied van de uitvoering van de pensioenregeling. Het bestuur zag zich genoodzaakt de aflopende overeenkomst voor het pensioenbeheer met Syntrus Achmea Pensioenbeheer niet te verlengen. In de plaats daarvan is na een uitgebreide selectieprocedure de keuze gevallen op TKP Pensioenen als nieuwe uitvoerder van de pensioenregeling. De overeenkomsten met Syntrus Achmea Vermogensbeheer en Syntrus Achmea Vastgoed zijn wel verlengd na onderhandelingen over nieuwe voorwaarden. Het bestuur is er van overtuigd met deze overeenkomsten de uitvoering van de pensioenregeling voor de komende jaren goed te hebben geregeld. Verder is er in 2011 een begin gemaakt met het vaststellen van een strategische agenda. Het bestuur is en blijft van mening dat een collectieve en solidaire voorziening voor de oude dag vele voordelen kent. Om die goed over het voetlicht te blijven brengen is het noodzakelijk dat op alle gebieden de vinger aan de pols gehouden blijft worden voor wat betreft aantrekkelijkheid en adequaatheid van de regeling voor de betrokken stakeholders. Via een strategische agenda kan het bestuur hier proactief op sturen zodat de doelstellingen van BPL ook in de toekomst gerealiseerd kunnen blijven worden. In hoofdstuk 1 vind u een beschrijving van de organisatie van het pensioenfonds. In hoofdstuk 2 wordt vervolgens dieper in gegaan op de ontwikkelingen die in 2011 speelden. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 het financieel beleid van het fonds beschreven, gevolgd door een verslag over de uitvoering van de pensioenregeling. In de hoofdstukken 5, 6 en 7 vindt u een terugkoppeling van respectievelijk de deelnemersraad, het verantwoordingsorgaan en de visitatiecommissie. In hoofdstuk 8 komt de jaarrekening aan bod. Het jaarverslag wordt afgesloten met de verklaringen van de accountant en de certificerend actuaris. Het bestuur wil iedereen bedanken die in 2011 BPL op de een of andere manier heeft ondersteund. Veel leesplezier toegewenst. Met vriendelijke groet,
H.Th.J. Vulto
G.P.M.J. Roest
Voorzitter werkgevers
Voorzitter werknemers
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
3
Inhoud Samenvatting
2
Voorwoord
3
Bestuursverslag (hoofdstuk 1 tot en met hoofdstuk 4) Hoofdstuk 1; Inleiding
5
Hoofdstuk 2; Ontwikkelingen
13
Hoofdstuk 3; Financieel beleid
16
Hoofdstuk 4; Uitvoering van de pensioenregeling
29
Hoofdstuk 5; Deelnemersraad
41
Hoofdstuk 6; Verslag van het verantwoordingsorgaan
43
Hoofdstuk 7; Visitatiecommissie
46
Hoofdstuk 8; Jaarrekening
48
Hoofdstuk 9; Overige gegevens
83
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
4
1. Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw 1.1
Inleiding
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw heeft verschillende organen, zoals het bestuur, de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan. Ook heeft het pensioenfonds een bestuursbureau. Daarnaast is een aantal externe partijen intensief bij het fonds betrokken. In dit hoofdstuk stelt het fonds de bestuursorganen, het bestuursbureau en de externe partijen voor. Allereerst volgen de doelstelling en een aantal algemene gegevens van het fonds.
1.2 1.2.1
Over het fonds Naam en vestigingsplaats
De Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw (hierna: het fonds of BPL) is opgericht in 1948 en gevestigd in Zoetermeer. Het fonds is een bedrijfstakpensioenfonds en is aangesloten bij de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 27156976. De statuten zijn voor het laatst gewijzigd per 1 januari 2010.
1.2.2
Statutaire doelstelling
Het doel van het pensioenfonds is om nu en in de toekomst uitkeringen te verstrekken aan gepensioneerden en nabestaanden bij ouderdom, overlijden en arbeidsongeschiktheid. Om dit doel te realiseren int het fonds premies bij de aangesloten ondernemingen in overeenstemming met de statuten en het pensioenreglement. De verkregen gelden worden beheerd en belegd.
1.2.3
Samenwerkende organisaties
De volgende organisaties benoemen leden in het bestuur, de deelnemersraad of het verantwoordingsorgaan. •
Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO Nederland);
•
CUMELA Nederland;
•
Vereniging van Hoveniers en Groenvoorzieners (VHG);
•
FNV Bondgenoten;
•
CNV Vakmensen;
•
CSO.
1.3
Het bestuur
Het bestuur bestaat uit een even aantal van minimaal tien bestuursleden. Voor elk bestuurslid kan ook een plaatsvervangend bestuurslid worden benoemd. De helft van de bestuursleden wordt benoemd door de volgende werkgeversorganisaties: •
Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO Nederland);
•
CUMELA Nederland;
•
Vereniging van Hoveniers en Groenvoorzieners (VHG).
De andere helft van de bestuursleden wordt benoemd door de werknemersorganisaties: •
FNV Bondgenoten;
•
CNV Vakmensen.
Samenstelling bestuur per 31 december 2011
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
5
Leden werkgeverszijde
/
Plaatsvervangende leden
Organisatie
Einde zittingsduur (plv) bestuursleden
H. Th. J. Vulto (werkgeversvoorzitter)
G.A.M. van der Grind
LTO Nederland
1 januari 2012 / 1 januari 2014
R. le Clercq
A. Hekman
LTO Nederland
1 januari 2015 / 1januari 2012
J.J.J. Langeslag
LTO Nederland
1 januari 2016 / 1 januari 2015
F.M. Crucq
N. Benamar
VHG
1 januari 2013 / 1 januari 2016
J. Maris
Mw. J.H. Zweverink-Bosch
CUMELA Nederland
1 januari 2014 / 1 januari 2013
J.W.J. van Leeuwen
Leden werknemerszijde
/
Plaatsvervangende leden
Organisatie
G.P.M.J. Roest (werknemersvoorzitter)
FNV Bondgenoten
Vacature
FNV Bondgenoten
Mw. M.J.A.M. Daamen
FNV Bondgenoten
Vacature
FNV Bondgenoten
G.H. Koudys
J. Bosma
CNV Vakmensen
Einde zittingsduur (plv) bestuursleden 1 januari 2013
1 januari 2015
1 januari 2012 / 1 januari 2015
In het verslagjaar is de samenstelling van het bestuur gewijzigd. Het bestuur heeft in 2011 elf keer vergaderd. In 2010 is besloten om de einddatum van de zittingsduur vanaf 2011 beter te spreiden zodat er per jaar maximaal 2 bestuursleden af kunnen treden als gevolg van het einde van hun zittingsduur. De bestuursleden met een einde zittingsduur op 1 januari 2011 en 1 januari 2012 zijn allen herbenoemd. Bij de leden werkgeverszijde heeft de VHG besloten om de heer J. Zijlmans te vervangen door de heer N. Benamar. Bij de leden werknemerszijde heeft FNV Bondgenoten besloten om niet langer gebruik te maken van de zetelmogelijkheid voor plaatsvervangende bestuursleden. De benoeming van de plaatsvervangende bestuursleden t.w. Mw. M.C.Bense en W.J.M. Baltussen werd ingetrokken. Mw. E. Kwakkelstein (organisatie: FNV Bondgenoten) is op eigen verzoek per 1 november 2011 afgetreden. Intussen wordt gewerkt aan de opvolging van Mw .E. Kwakkelstein.
1.3.1
Rol voorzitters
De werkgevers- en werknemersvoorzitter fungeren per kalenderjaar beurtelings als voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van het bestuur. In 2011 was de heer Vulto voorzitter en de heer Roest plaatsvervangend voorzitter. Het bestuur is belast met de leiding, het algemene beleid en het beheer van het fonds. De beide voorzitters vertegenwoordigen het fonds in en buiten rechte.
1.3.2
Bestuurlijke commissies
Het fonds heeft vier bestuurlijke commissies ingesteld: het voorzittersoverleg (waaronder risicomanagement commissie), een beleggingsadviescommissie, een technische commissie en een dienstverleningsovereenkomst commissie. De taak van deze commissies is het voorbereiden van onderwerpen waarover het bestuur een besluit moet nemen. Voorzittersoverleg In het voorzittersoverleg worden voorleggers, dringende maar niet beleidsbepalende kwesties, en specifieke onderwerpen waar het bestuur mandaat voor heeft gegeven zoals risicomanagement aan de orde gesteld. In dit gremium vindt ook de risicomanagement commissie plaats. Hierbij worden alle mogelijke risico’s in kaart gebracht, geprioriteerd en aan het bestuur gerapporteerd. In 2011heeft dit overleg twaalf keer plaatsgevonden.
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
6
Samenstelling per 31 december 2011:
Leden
Organisatie
H. Th. J. Vulto (werkgeversvoorzitter)
LTO Nederland
G.P.M.J. Roest (werknemersvoorzitter)
FNV Bondgenoten
De samenstelling van dit overleg is in 2011 niet gewijzigd. Beleggingsadviescommissie De beleggingsadviescommissie adviseert het bestuur over strategische beleggingen, investeringen in onroerend goed en wijzigingen op het gebied van vermogensbeheer en risicobeheersing. De commissie houdt toezicht op het financieel pensioenmanagement en het vermogensbeheer. In dat kader beoordeelt zij de betreffende rapportages. Daarnaast is de commissie betrokken bij het uitvoeren van ALM-studies. De taken en bevoegdheden van de beleggingsadviescommissie zijn vastgelegd in een beleggingsreglement. De beleggingsadviescommissie is in het verslagjaar zes keer bij elkaar geweest. De werkgevers- en werknemersvoorzitter fungeren per kalenderjaar beurtelings als voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van de beleggingsadviescommissie. In 2011 was de heer Crucq voorzitter en mevrouw Kwakkelstein plaatsvervangend voorzitter. Door het vertrek van Mw. E. Kwakkelstein is een vacature ontstaan voor een werknemersvoorzitter. Samenstelling per 31 december 2011: Leden
Organisatie
F.M. Crucq (werkgeversvoorzitter)
VHG
H. Th. J. Vulto
LTO Nederland
G.P.M.J. Roest
FNV Bondgenoten
Vacature
FNV Bondgenoten
Technische Commissie De technische commissie adviseert het bestuur over nieuwe regelgeving en over communicatie. In het verslagjaar kwam de commissie vier keer bij elkaar. De werkgevers- en werknemersvoorzitter fungeren per kalenderjaar beurtelings als voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van de technische commissie. In 2011 was de heer Maris voorzitter en de heer Koudys plaatsvervangend voorzitter. Mevrouw Kwakkelstein is op eigen verzoek per 1 november 2011 afgetreden. De heer Roest is vanaf de aftreeddatum van mevrouw Kwakkelstein de opvolger. Samenstelling per 31 december 2011: Leden
Organisatie
J. Maris (werkgeversvoorzitter)
CUMELA Nederland
G.A.M. van der Grind
LTO Nederland
G.P.M.J. Roest
FNV Bondgenoten
G.H. Koudys (werknemersvoorzitter)
CNV Vakmensen
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
7
Dienstverleningsovereenkomst Commissie De DVO commissie adviseert het bestuur over de DVO rapportages. De taken en bevoegdheden van de commissie zijn vastgelegd in een reglement. De commissie is in 2009 ingesteld en is in 2011 vier keer bij elkaar geweest. De werkgevers- en werknemersvoorzitter fungeren per kalenderjaar beurtelings als voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van de commissie. In 2011 was mevrouw Daamen voorzitter en de heer Van Leeuwen plaatsvervangend voorzitter. Samenstelling per 31 december 2011: Leden
Organisatie
J.W.J. van Leeuwen (werkgeversvoorzitter)
LTO Nederland
Mw. M.J.A.M. Daamen (werknemersvoorzitter)
FNV Bondgenoten
De samenstelling van de commissie is in 2011 niet gewijzigd. Naast deze bestuurlijke commissies heeft het bestuur een commissie van beroep, een adviescommissie bezwaarschriften en een visitatiecommissie ingesteld.
1.4
Visitatiecommissie
De visitatiecommissie bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen en heeft als taak om het functioneren van het fonds en het bestuur kritisch te bezien. Het bestuur zorgt door het verlenen van deze opdracht aan de visitatiecommissie, voor een transparant intern toezicht. De visitatiecommissie beoordeelt in ieder geval de volgende zaken: •
beleidsprocedures, bestuursprocessen en checks and balances binnen het fonds;
•
de wijze waarop het bestuur het fonds aanstuurt;
•
de wijze waarop het bestuur omgaat met risico’s op de langere termijn.
De visitatiecommissie rapporteert aan het bestuur. Het bestuur bespreekt de rapportage van de visitatiecommissie en de eventueel daarop gebaseerde (voorgenomen) bestuursbesluiten met het verantwoordingsorgaan. Het bestuur heeft de dames N. van Altenburg, J. Thole en de heer A. Hoekstra in de visitatiecommissie benoemd. De bevindingen van het meest recente onderzoek van de visitatiecommissie zijn in dit jaarverslag opgenomen.
1.5
Commissie van Beroep
De commissie van beroep adviseert bij geschillen over besluiten van het bestuur. Het kan gaan om geschillen met deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden of werkgevers. Samenstelling per 31 december 2011: Leden
Organisatie
N. Ruiter (voorzitter)
Bosch & Ruiter Advocaten
Mw. L.H.F.M. Jansen
FNV Bondgenoten
W. van den Beucken
LTO Nederland
H.J. Vetter (plv. voorzitter)
Van Till Advocaten
Uitvoering secretariaat Mw. K. Tusveld
Organisatie Actor Bureau voor Sectoradvies
De commissie heeft in het verslagjaar geen voorlegger behandeld.
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
8
1.6
Adviescommissie bezwaarschriften vrijstellingsbesluiten
De adviescommissie bezwaarschriften vrijstellingsbesluiten adviseert het bestuur bij bezwaren van belanghebbenden wegens het niet verlenen van een vrijstelling. Samenstelling per 31 december 2011: Leden
Organisatie
M. van Maaren (voorzitter)
Syntrus Achmea
H.Th.J. Vulto
LTO Nederland
Dhr. L.S. Rietema
Syntrus Achmea
Mw. K. Tusveld (secretaris)
Actor Bureau voor Sectoradvies
De commissie heeft in het verslagjaar niet vergaderd. Vanwege de overgang per 1-1-2012 naar TKP zal de samenstelling van deze commissie worden aangepast.
1.7
Deelnemersraad
De deelnemersraad adviseert het bestuur gevraagd en ongevraagd over onderwerpen die het pensioenfonds aangaan. De raad adviseert in elk geval over voorgenomen besluiten tot statuten- en reglementswijziging, vaststelling van het jaarverslag, vaststelling van de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN), premies en indexatiebeleid.. Naast het adviesrecht heeft de deelnemersraad in bepaalde omstandigheden een beroeps- en klachtrecht, bijvoorbeeld wanneer het bestuur een advies van de deelnemersraad niet opvolgt. Actor Bureau voor Sectoradvies verzorgt het secretariaat van de deelnemersraad. Vanaf 1 januari 2010 bestaat de deelnemersraad uit zestien leden. Elf leden namens de deelnemers en vijf leden namens de gepensioneerden. De heer Burger was in 2011 voorzitter van de deelnemersraad. De deelnemersraad vergadert minimaal twee keer per jaar. In het verslagjaar heeft de deelnemersraad drie keer vergaderd, waarvan drie keer met het bestuur. Samenstelling deelnemersraad per 31 december 2011: Leden namens actieve
Plaatsvervangende leden
Organisatie
S. Binda (plv. voorzitter)
A. Hettinga
FNV Bondgenoten
D. Aaldring
A. Hettinga
FNV Bondgenoten
A. Marijt
A. Hettinga
FNV Bondgenoten
H. van der Werf
A. Hettinga
FNV Bondgenoten
W. Korstanje
A. Hettinga
FNV Bondgenoten
J. van der Oest
A. Hettinga
FNV Bondgenoten
C. de Greeve
A. Hettinga
FNV Bondgenoten
F.B. M. Kemps
A. Hettinga
FNV Bondgenoten
deelnemers
G. Borsboom
CNV Vakmensen
C. Aangeenbrug
CNV Vakmensen
Y. Hylkema (plv. voorzitter)
CNV Vakmensen
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
9
Namens de gepensioneerden
Plaatsvervangende leden
Organisatie
H. Bos
FNV Bondgenoten
H. Wolters
FNV Bondgenoten
E. van Hulst
H. Konjer
CNV Vakmensen
A.T. Burger (voorzitter)
F. van Puffelen
CSO
H. Ligtenberg
F. van Puffelen
CSO
1.8
Het verantwoordingsorgaan
Het verantwoordingsorgaan beoordeelt het handelen van het bestuur, het gevoerde beleid en de beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan legt zijn oordeel tenminste één keer per jaar schriftelijk vast. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, opgenomen in het jaarverslag van het betreffende jaar. Het bestuursbureau Actor verzorgt het secretariaat van het verantwoordingsorgaan. Vanaf 1 januari 2010 bestaat het verantwoordingsorgaan uit vierentwintig leden. Acht leden namens de deelnemers, acht leden namens de gepensioneerden en acht leden namens de werkgevers. Elke geleding draagt een voorzitter voor. De drie voorzitters fungeren per periode van een kalenderjaar beurtelings als voorzitter van het verantwoordingsorgaan. De heer Burger was in 2011 voorzitter. De heren Binda en Schrijver waren plaatsvervangend voorzitters. In het verslagjaar heeft het verantwoordingsorgaan drie keer vergaderd, waarvan drie keer met het bestuur. Samenstelling verantwoordingsorgaan per 31 december 2011: Leden namens actieve
Plaatsvervangende leden
Organisatie
S. Binda (plv. voorzitter)
Vacature
FNV Bondgenoten
H. van der Werf
Vacature
FNV Bondgenoten
W. Korstanje
Vacature
FNV Bondgenoten
J. van der Oest
Vacature
FNV Bondgenoten
F.B. M. Kemps
Vacature
FNV Bondgenoten
G. Borsboom
Vacature
CNV Vakmensen
C. Aangeenbrug
Vacature
CNV Vakmensen
Y. Hylkema
Vacature
CNV Vakmensen
Plaatsvervangende leden
Organisatie
H. Bos
Vacature
FNV Bondgenoten
H. Wolters
Vacature
FNV Bondgenoten
C. van Doesburg
Vacature
FNV Bondgenoten
H. Kerssies
E. van Hulst
CNV Vakmensen
H. Konjer
E. van Hulst
CNV Vakmensen
deelnemers
Namens de gepensioneerden
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
10
A.T. Burger (voorzitter) H. Ligtenberg
F. van Puffelen
CSO
F. van Puffelen
CSO
Vacature
FNV Bondgenoten
Namens de werkgevers
Plaatsvervangende leden
LTO Noord
G.H. Schrijver (plv. voorzitter) B.B. Hasselo
Organisatie
S. van der Schaar
LTO Noord LTO Noord
J.W.A. van Paassen A.W. Hokken
F. de Wijs
ZLTO
B. Leenders
C. Lebens
LLTB
J.H.J. Schoot Uiterkamp
Mw. R. Zweistra
CUMELA
Mw. K. Miedema-Lammertsma
Mw. J. Tuinenga
CUMELA
T. Greeve
N. Benamar
VHG
1.9
Uitbesteding
Het bestuur is verantwoordelijk voor het beleid en voor de uitvoering van de pensioenregeling. Het bestuur heeft de uitvoering van het pensioenbeheer en het vermogens- en vastgoedbeheer uitbesteed aan Syntrus Achmea. Het bestuur heeft dit bedrijf gemandateerd voor de hieraan verbonden werkzaamheden. Syntrus Achmea bestaat uit drie rechtspersonen: •
Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V.
•
Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V.
•
Syntrus Achmea Vastgoed B.V.
Het fonds en Syntrus Achmea hebben hun afspraken over uitbesteding vastgelegd in overeenkomsten van pensioenbeheer, vermogensbeheer en vastgoed. Bij deze overeenkomst zijn het fonds en de genoemde ‘bedrijfsonderdelen’ van Syntrus Achmea partij. Nadere afspraken over de kwaliteit van de dienstverlening zijn vastgelegd in aparte dienstverleningsovereenkomsten (DVO’s) voor pensioenbeheer, vermogensbeheer en vastgoedbeheer. Het fonds heeft begin 2009 een nieuwe dienstverleningsovereenkomst (DVO) met Syntrus Achmea Pensioenbeheer afgesloten. Deze is in 2011 op enkele punten aangepast. Alle overeenkomsten bieden de mogelijkheid om de bestaande dienstverlening tussentijds aan te passen of nieuwe diensten toe te voegen. Het bestuur en de uitvoerder leggen eventuele nieuwe afspraken altijd contractueel vast. Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. heeft na elk kwartaal aan het bestuur gerapporteerd over de DVO afspraken. Van Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V., -Vermogensbeheer B.V. en -Vastgoed B.V. ontvangt het bestuur een maand -, kwartaal - en jaarrapportage over 2011. Het bestuur ziet erop toe dat de risico’s die verbonden zijn aan het uitbesteden van deze werkzaamheden adequaat worden beheerst. Op dagelijks niveau gebeurt dat door het bestuursbureau. Daarnaast monitort de DVO commissie op kwartaalbasis de prestaties van de uitvoerder ten opzichte van de gemaakte afspraken.
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
11
1.10
BPL Bestuursbureau
Ter ondersteuning van de besturen van diverse fondsen in de agrarische en groene sector hebben sociale partners een bestuursbureau opgericht. Het BPL Bestuursbureau ondersteunt en adviseert het bestuur, het voorzittersoverleg, de technische commissie, de beleggingsadviescommissie, de DVO commissie, de werkgevers- en deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan. Met ingang van 2009 verzorgt het bestuursbureau ook het secretariaat van het bestuur, de verschillende commissies en de medezeggenschapsorganen. Actor Bureau voor Sectoradvies Boerhaavelaan 30 Postbus 28 2700 AA Zoetermeer
1.11
Externe partijen
Adviserend actuaris Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V., De Meern en Mercer Nederland B.V., Amstelveen Accountant Deloitte Accountants B.V., Amsterdam Waarmerkend actuaris Mercer Certificering B.V., Amstelveen Uitvoeringsorganisatie Pensioenbeheer Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. (handelsnaam Syntrus Achmea Pensioenbeheer) (tot 1-1-2012) Vermogensbeheer Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. (handelsnaam Syntrus Achmea Vermogensbeheer) Syntrus Achmea Vastgoed B.V. (handelsnaam Syntrus Achmea Vastgoed) Compliance Officer Nederlands Compliance Instituut, Capelle a/d IJssel (vanaf 1-1-2011)
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
12
2. Ontwikkelingen 2.1
Inleiding
Het jaar 2011 wordt voor BPL gekenmerkt door een aantal bijzondere gebeurtenissen en de gevolgen daarvan. Vanwege de uitbestedingcontracten met Syntrus Achmea die eind december 2011 ten einde liepen, heeft BPL besloten om zich in 2011 te oriënteren en tenderprocedures aan te gaan zowel op het gebied van pensioenbeheer als het vermogensbeheer. Ook op het gebied van de uitbesteding van het vastgoed vonden onderhandelingen plaats voor een nieuw contract per 1 januari 2012. Voor het eerst na de aanvang van de economische crisis in september 2008 is het fonds vanaf eind september 2011 in een dekkingstekort terecht gekomen. Het fonds heeft hiervoor een herstelplan ingediend bij DNB. Daarnaast heeft het bestuur haar aandacht uiteraard geschonken aan de reguliere thema’s waarvan vereist wordt dat het fonds haar aandacht daaraan besteed.
2.2
Tenderprocedure pensioenbeheer en vermogensbeheer
De contracten voor pensioenbeheer en het vermogensbeheer zijn door het bestuur in november 2010 opgezegd met het doel zich te oriënteren op een passende uitvoerder op genoemde gebieden. Het bestuur heeft bij aanvang van de tenderprocedure criteria opgesteld die het uitgangspunt vormden bij een latere te maken keuze voor een mogelijke uitvoerder. Op het gebied van het pensioenbeheer en op het gebied van het vermogensbeheer werd het bestuur ondersteund door het bestuursbureau en twee extern adviseurs die ervaren en kundig zijn als het tenderprocedures op het gebied van het pensioenbeheer en vermogensbeheer betreft. Het bestuur heeft voor de tender pensioenbeheer zeven uitvoerders geselecteerd. Deze zijn benaderd om een door het bestuur opgestelde, uitgebreide vragenlijst te beantwoorden en om een offerte uit te brengen. De door deze uitvoerders uitgebrachte offertes en beantwoording van de vragen zijn beoordeeld aan de hand van de door het bestuur vastgestelde criteria. Van de zeven benaderde uitvoerders waren er drie die het meest aansloten bij BPL. Deze drie partijen zijn vervolgens in het bestuur uitgenodigd om zich te presenteren. Het bestuur heeft vervolgens besloten om met twee partijen verder te gaan. Er heeft een site visit bij TKP plaatsgevonden waar diverse afdelingen binnen TKP zijn bezocht en het bestuur een goed indruk heeft kunnen krijgen van de bedrijfsvoering bij TKP. Daarnaast heeft het bestuur een onderzoek gedaan naar de ervaringen in de markt met de twee overgebleven uitvoerders. Ook heeft zij onderzocht wat de gevolgen zouden zijn als er voor een transitie zou worden gekozen naar een nieuwe pensioenuitvoerder. Tevens heeft zij onderzocht hoe transities bij andere pensioenfondsen zijn verlopen die van Syntrus Achmea naar TKP waren overgegaan. Na dit uitgebreide onderzoek en na verdergaande onderhandelingen heeft het bestuur in de bestuursvergadering van 21 juni 2011 besloten om de pensioenadministratie vanaf 2012 uit te besteden aan TKP Pensioenen te Groningen. Dit besluit heeft zij genomen aangezien de dienstverlening die TKP Pensioenen biedt goed aansluit bij de door het bestuur opgestelde criteria, een goede kwaliteit/prijsverhouding biedt en de berichten over de dienstverlening van TKP over het algemeen positief zijn. Na 1 juli 2011 zijn voorbereidingen getroffen voor de transitie van de pensioenadministratie van Syntrus Achmea naar TKP Pensioen. De format voor de selectie van de fiduciair manager en de vermogensbeheerder waarmee BPL de komende jaren wenst samen te werken heeft volgens eenzelfde concept plaatsgevonden als het tendertraject bij pensioenbeheer. Voor het beantwoorden van een uitgebreide vragenlijst en het uitbrengen van een offerte zijn tien partijen uitgenodigd. Het bestuur heeft aan de hand van de beantwoording van de vragenlijst en de offertes een selectie gemaakt. Drie partijen bleven over. Het bestuur heeft aan deze drie partijen site visits gebracht. De keuze is gevallen op Syntrus Achmea Vermogensbeheer voor het strategisch pensioenmanagement en als vermogensbeheerder.
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
13
2.3
Nieuw contract vastgoed
Het contract voor de dienstverlening op gebied van het vastgoedbeheer met Syntrus Achmea Vastgoed liep af op 31 december 2011. De onderhandelingen voor een nieuw contract hebben afgelopen jaar plaatsgevonden waarbij het bestuur zorgvuldig is nagegaan op welke punten zij een aanpassing wenste. Hierbij is de door Syntrus Achmea Vastgoed verleende dienstverlening zorgvuldig tegen het licht gehouden en heeft het bestuur onderhandeld over de invulling van de dienstverlening, de tarieven van de dienstverlening en de toegenomen vereisten waaraan het bestuur dient te voldoen op basis van wetgeving en integriteit. Het nieuwe contract en bijgehorende dienstverleningsovereenkomst hebben een ingangsdatum van 1 januari 2012.
2.4
Transitie naar TKP Pensioen
Nadat het bestuur eind juni 2011 besloten had om de pensioenadministratie over te dragen aan TKP Pensioen, zijn vanaf juli 2011 de voorbereidingen genomen om het transitieproces in gang te zetten. Eind augustus is het transitieproces begonnen. BPL heeft een extern deskundige aangetrokken die namens BPL op dagelijkse basis betrokken is bij de transitie en contacten onderhoudt met zowel de projectleiders van de overdragende uitvoerder Syntrus Achmea Pensioenbeheer als met de nieuwe uitvoerder TKP Pensioenen. De extern deskundige heeft meerdere geslaagde transitieprocessen op zijn naam staan en beschikt daardoor over veel deskundigheid. Het bestuur is wekelijks door de extern deskundige gerapporteerd over de voortgang van de transitie en zo nodig eerder in geval van bijzonderheden. Daarnaast is er vanaf september 2011 een stuurgroep opgestart waar bestuurleden van BPL zitting in hebben en waaraan zowel de overdragende uitvoerder als de overnemende uitvoerder rapporteerden. De bestuursleden in de stuurgroep hebben van het bestuur het mandaat gekregen om over zaken die specifiek de transitie betreffen voorbereidende besluiten te nemen die later in de bestuursvergadering bekrachtigd werden. Het BPL bestuursbureau had een doorlopend contact met de door BPL ingeschakelde adviseur en kon het bestuur snel op de hoogte stellen van belangwekkende zaken. Het transitieplan werd in het bestuur in september 2011 goedgekeurd. Over de beëindigingovereenkomst tussen Syntrus Achmea Pensioenbeheer en BPL vonden nog nadere onderhandelingen plaats. In 2011 is de uitbestedingovereenkomst met TKP Pensioen getekend.
2.5
Herstelplan ingediend bij DNB
Aan het begin van het jaar was er reeds sprake van een reservetekort bij BPL. De dekkingsgraad bedroeg 110,4% terwijl de vereiste dekkingsgraad 117,2% bedroeg. Eind augustus veranderde de financiële positie zodanig dat BPL, voor het eerst sinds de economische crisis die haar aanvang in september 2008 had, met een dekkingstekort werd geconfronteerd . De rente daalde en hierdoor is er binnen een pensioenfonds meer vermogen nodig om de toekomstige pensioenen te betalen. De dekkingsgraad eind augustus was 102,5% en daarmee heeft BPL een dekkingstekort. Bij een dekkingsgraad van 100% heeft een pensioenfonds precies genoeg vermogen om alle pensioenen nu en in de toekomst te kunnen betalen. BPL moet een dekkingsgraad van 117,2% hebben om helemaal financieel gezond te zijn. Het bestuur heeft binnen twee maanden een herstelplan bij DNB ingediend met maatregelen om de dekkingsgraad te verbeteren. Los van het herstelplan kon BPL sowieso door het dekking- en reservetekort geen premiekorting meer voeren en moest met terugwerkende kracht over heel 2011 een kostendekkende premie worden geheven. De premie werd in november 2011 met terugwerkende kracht verhoogd van 16,8% naar 18,15%. Deze verhoging kwam ten laste van het werkgeversdeel. Het werknemersdeel bleef hetzelfde. De kostendekkende premie bedroeg echter 19,5%. Om het tekort over 2011 te compenseren is besloten om de pensioenopbouw voor 2012 gedurende de periode van 1 jaar te verlagen van 2% naar 1,85%. Ter compensatie voor de premieverhoging voor BPL is daarnaast besloten om de premie voor SUWAS I te verlagen van 3,33% naar 2,5%. Hiervoor was ruimte in de reserves van SUWAS I. Door de door BPL gekozen maatregelen dragen werkgevers en werknemers in gelijke mate bij in de oplossing van de kostendekkende premie. Beide maatregelen zijn via een zorgvuldig traject aan zowel de deelnemers als aan de werkgevers gecommuniceerd.
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
14
2.6
Communicatiebeleidsplan 2011-2013
In januari 2011 is het communicatiebeleidsplan opnieuw vastgesteld voor een periode van drie jaar. Naast de standaard events zoals het twee keer per jaar uitbrengen van een pensioenkrant voor de deelnemers en de verzending van het Uniform Pensioenoverzicht voor 1 juni van 2011 heeft er in 2011 ook een informatieavond voor deelnemers plaatsgevonden eind november 2011 in Venlo. De informatieavond werd goed gewaardeerd door de deelnemers en het bestuur heeft het voornemen om meer informatieavonden te organiseren. De activiteiten op het gebied van de communicatie werden ook beïnvloed door het transitietraject dat na juli 2011 aanving. Het accent in de communicatie kwam vanaf dit moment te liggen op de transitie naar de nieuwe uitvoerder TKP Pensioen. Voor zowel de werkgevers als de werknemers werd een apart traject opgestart. Alle deelnemers zijn in dit traject schriftelijk geïnformeerd. Voor de werkgevers werd een zogenaamde drietrapsraket (3 communicatiemomenten) ontwikkeld. De communicatie over de transitie naar deelnemers en werkgevers namens het pensioenfonds werd in 2011 reeds door TKP Pensioen verzorgd.
2.7
Risicomanagement
In het voorzittersoverleg wordt regelmatig aandacht besteed aan risicomanagement in de breedste zin van het woord. Het financiële risicomanagement komt in eerste instantie in de Beleggingsadviescommissie aan de orde. Het bestuur wordt over de bevindingen van de Beleggingsadviescommissie na iedere vergadering gerapporteerd. Daarnaast hebben de vermogensbeheerders van het BPL Bestuursbureau een frequent contact met de vermogensbeheerder en de vastgoedbeheerder van BPL. Het bestuur wijdt ten minste 1 keer per jaar een bestuursvergadering aan risicomanagement als hoofdthema. Dit komt vaker aan de orde als er bijzonderheden zijn. Het afgelopen jaar vond een gedeelte van het risicomanagement ook plaats in de stuurgroep die bij de transitie betrokken was. BPL heeft door het inschakelen van een extern adviseur een goed zicht op het dagelijks verloop van de transitie. Bijzonderheden worden door deze adviseur direct gemeld aan het BPL Bestuursbureau en bestuur.
2.8
Nieuw deskundigheidsplan en profielen bestuurders
De Beleidsregel deskundigheid van DNB is in 2011 geactualiseerd en in werking getreden. BPL heeft haar deskundigheidsplan in september 2011 geactualiseerd zodat deze voldoet aan de vereisten die de Beleidsregel stelt. Nieuw in het deskundigheidsplan zijn de bijlagen waarin de profielen van bestuurders zijn opgenomen. De profielen zijn opgesteld voor een algemeen bestuurslid, een voorzitter, een lid van de Technische Commissie, een Beleggingsadvies commissielid en een lid van de Dienstverleningsovereenkomsten Commissie. De profielen bevatten naast vereisten op kennisgebied ook vereisten op het gebied van competenties die het pensioenfonds verwacht van nieuwe bestuurders in hun rol als algemeen of bijzonder bestuurslid.
2.9
Compliance
Het hoofdthema in de novembervergadering 2011 was compliance. BPL heeft in 2011 een nieuwe compliance officer aangesteld, het Nederlands Compliance Instituut. De nieuwe compliance officer heeft de gedragscode van BPL geactualiseerd en voor BPL een Compliance Programma opgesteld.
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
15
3 Financieel beleid 3.1
Inleiding
In dit hoofdstuk leest u over het financiering- en toeslagenbeleid van het fonds. Ook is hier de financiële situatie van het fonds samengevat en worden de ontwikkelingen op het gebied van beleggingen beschreven. In augustus 2010 is de dekkingsgraad gezakt tot onder de minimaal vereiste grens van 104,4%, waardoor BPL in een dekkingstekort is geraakt. Het bestuur heeft naar aanleiding hiervan een herstelplan bij DNB ingediend. Uit het plan blijkt dat naar verwachting met het bestaande beleid binnen de wettelijke termijn van 3 jaar de dekkingsgraad boven de minimaal vereiste dekkingsgraad uit komt. Het bestuur heeft, los van het dekkingstekort, besloten om in 2010 de premie versneld te verhogen naar het niveau van de gedempte kostendekkende premie. Door het al in 2009 ontstane reservetekort was het BPL niet meer toegestaan om een premiekorting te verlenen. In de volgende paragrafen wordt nader ingegaan op het gevoerde financiële beleid.
3.2
Premies
Het fonds financiert de pensioenregeling met een reglementaire doorsnee premie. Deze premie moet minimaal gelijk zijn aan de kostendekkende premie. De kostendekkende premie wordt gebaseerd op de marktrente. Hierdoor wijzigt deze premie jaarlijks. Dit wordt door de CAO-partijen in de sector als onwenselijk gezien. De Pensioenwet biedt echter ook de mogelijkheid om de doorsnee premie te baseren op de gedempte kostendekkende premie. Het bestuur heeft er voor gekozen om deze premie te baseren op een vast rendement van 4%. Deze premie bedraagt 19,5% van de pensioengrondslag. Een lagere premie, ofwel een premiekorting, is slechts toegestaan als het pensioenfonds een gezonde financiële positie heeft en dus geen reservetekort heeft. In de loop van 2010 raakte BPL in een reservetekort. De premie bedroeg in 2010 14,6% van de pensioengrondslag en voldeed daarmee niet aan de gedempte kostendekkende premie. Het bestuur had in overleg met CAO-partijen besloten deze premie in twee stappen te verhogen naar 19,5% in 2012 (In 2011 16,8%). Hierdoor zou in 2012 geen sprake meer zijn van een premiekorting. Het bestuur heeft echter in de loop van 2011 besloten om de premiekorting in 2011 al ongedaan te maken. Het bestuur heeft dan ook in de loop van 2011 besloten om, in samenspraak met CAO-partners en het bestuur van SUWAS, de premie voor 2011 met terugwerkende kracht te verhogen van 16,8% naar 18,15%. Tegelijkertijd werd de premie voor SUWAS I verlaagd. De premie van 18,15% voldeed dus echter niet aan de wettelijk vereiste gedempte kostendekkende premie van 19,5%. In overleg met DNB heeft het bestuur in het najaar besloten om de premie voor 2011 vast te stellen op 18,15% en het premietekort te compenseren door een éénmalige verlaging van het opbouwpercentage van 2% naar 1,85% in 2012. Hierdoor voldoet de premie in 2011 én 2012 gezamenlijk aan de wettelijke eisen. Met de gedempte kostendekkende premie van 19,5% financiert het fonds het ouderdomspensioen, partnerpensioen, wezenpensioen en de Anw-hiaat uitkering. Het premiepercentage in het verslagjaar bedroeg 18,15% van de pensioengrondslag. De hoogte van de werkgeversbijdrage is uiteindelijk vastgesteld op 15,02% van de pensioengrondslag. De werknemersbijdrage is vastgesteld op 3,13%. De diverse premies bedragen (in miljoenen) als volgt: De ontvangen premie op basis van 18,15% van de pensioengrondslag
280.864
De gedempte kostendekkende premie
302.606
De kostendekkende premie
355.052
Premie 2011
Totaal
Werkgever
Werknemer
18,15%
15,02%
3,13%
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
16
3.3
Franchise
Sinds 1 januari 2002 streeft het fonds ernaar om de franchise jaarlijks beleidsmatig aan te passen aan de CBS-prijsindex alle huishoudens. De franchise is dan minimaal gelijk aan de franchise van artikel 18a, lid 8 van de Wet op de loonbelasting 1964. Voor 2011 is de franchise vastgesteld op € 47 per dag.
3.4
Toeslagen
Het bestuur hanteert vanaf 2009 variant D1 uit de toeslagenmatrix als uitgangspunt voor het aanpassen van pensioenaanspraken en pensioenrechten. Dit betekent dat het fonds ernaar streeft jaarlijks een toeslag te verlenen die gelijk is aan de stijging van het CBS-consumentenprijsindexcijfer (CPI, alle huishoudens afgeleid, dus exclusief effecten door overheidsbeleid, voor de maand september). Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre het de pensioenrechten en pensioenaanspraken daadwerkelijk verhoogt. Het fonds verleent alleen een toeslag voor zover de beschikbare middelen van het fonds dit naar het oordeel van het bestuur toelaten. Daarbij hanteert het de volgende staffel als leidraad:
Hoogte toeslag
Voorwaarden
Geen
gemiddelde dekkingsgraad is lager dan de vereiste dekkingsgraad
Gedeeltelijk
gemiddelde dekkingsgraad ligt tussen de vereiste dekkingsgraad en de vereiste dekkingsgraad +10%
Volledig
gemiddelde dekkingsgraad is hoger dan de vereiste dekkingsgraad +10%
Volledig inclusief
gemiddelde dekkingsgraad is hoger dan de vereiste dekkingsgraad +20%, als er in de drie voorgaande jaren
inhaal
een achterstand in toeslagverlening was
De gemiddelde dekkingsgraad is het gemiddelde van de dekkingsgraad van vier kwartalen, eindigend bij het derde kwartaal in het jaar voorafgaand aan 1 januari van het jaar waarin toeslag wordt verleend. Daarbij geldt dat het verschil tussen hoogste kwartaalstand en laagste kwartaalstand niet meer mag bedragen dan 20%; is dit wel het geval dan wordt de hoogste kwartaalstand afgetopt op de laagste kwartaalstand + 20%. Ook geldt hierbij dat de actuele dekkingsgraad niet lager mag zijn dan de Vereiste Dekkingsgraad -/- 5% op het moment dat het indexatiebesluit genomen wordt. Bij de vaststelling van de Gemiddelde Dekkingsgraad, de Vereiste Dekkingsgraad en de actuele dekkingsgraad wordt de dekkingsgraad genomen voordat de toeslagtoekenning daarin verwerkt is. In 2011 heeft het bestuur het toeslagbeleid geëvalueerd. Daarbij heeft zij besloten om de staffel voor inhaaltoeslagen als volgt uit te specificeren.
Hoogte toeslag
Voorwaarden
Over maximaal 1 jaar terug
gemiddelde dekkingsgraad is hoger dan de vereiste dekkingsgraad +10%,
Over maximaal 3 jaar terug
gemiddelde dekkingsgraad is hoger dan de vereiste dekkingsgraad +20%,
Over maximaal 5 jaar terug
gemiddelde dekkingsgraad is hoger dan de vereiste dekkingsgraad +25%,
Over maximaal 10 jaar terug
gemiddelde dekkingsgraad is hoger dan de vereiste dekkingsgraad +30%,
Over 2011 is in verband met het lange termijn herstelplan geen toeslag verleend.
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
17
Onderstaande tabel laat zien welke toeslagen het fonds de afgelopen jaren heeft verleend en hoeveel de stijging van het prijsindexcijfer bedroeg over de van toepassing zijnde referteperiode.
3.5
Jaar
Percentage toeslag
CPI
2001
3,0
3,1
2002
0,0
3,2
2003
1,5
1,9
2004
0,6
0,9
2005
1,5
1,4
2006
1,4
1,6
2007
1,4
1,5
2008
2,8
2,8
2009
0,1
0,1
2010
0,0
1,4
2011
0,0
2,5
Samenvatting financiële positie
Samenvatting van de financiële positie van het fonds en ontwikkelingen gedurende het jaar: (x € 1.000)
Pensioen vermogen
Technische voorzieningen
Dekkingsgraad
EUR
EUR
%
Stand per 1 januari
8.357.906
7.567.723
110,4
Beleggingsresultaten
686.640
95.701
Premiebijdragen
280.864
280.665
Uitkeringen
170.308-
3.354-
Wijziging marktrente Wijziging actuariële uitgangspunten
-
1.297.060
-
-
Overige
166.120-
302.733-
Stand per 31 december
8.988.982
8.935.062
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
100,6
18
Samenvatting van de actuariële analyse: De dekkingsgraad ultimo jaar (op basis van jaarrekening) heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraden ultimo
2011
2010
2009
100,46%
110,4%
117,3%
2,7%
3,4%
3,9%
20078
2007
112,2% 141,3%
Rente ultimo jaar van de rentetermijn structuur Behorende bij de duration van het fonds
3.6
3,5%
4,8%
Actuariële analyse
De actuariële analyse van het saldo van baten en lasten kan als volgt worden weergegeven: 2011
2010
EUR
EUR
Premiebijdragen
280.864
221.831
Pensioenopbouw Mutatie technische voorziening voor pensioenuitvoeringskosten
279.441-
254.160-
1.224-
1.682-
Pensioenuitvoeringskosten
25.416-
29.893-
25.217-
63.904-
Beleggingsresultaten inclusief rentederivaten
686.640
760.687
Rentetoevoeging technische voorziening
95.701-
83.644-
Wijziging marktrente
1.297.060-
742.429-
706.121-
65.386-
Resultaat op waardeoverdrachten
8.879
2.349
Resultaat op kanssystemen (overige wijzigingen)
21.914-
19.748-
Resultaat op uitkeringen
286
24.157
Indexering en overige toeslagen
-
6.091-
Wijziging overige actuariële uitgangspunten
-
220.837-
Overige baten
13.819
10.265
Overige lasten
284-
371-
Vrijval voorziening Flex-pensioen
159.454
Premieresultaat
Inclusief Interestresultaat
Overige resultaten
Totaal saldo van baten en lasten
160.240
210.276-
571.098-
339.566-
3.6.1 Uitkomsten van de solvabiliteitstoets In boekjaar 2011 is de vermogenspositie van het pensioenfonds afgenomen tot een situatie waarin sprake is van een dekkingstekort. In deze situatie is het pensioenvermogen van het fonds lager dan het minimaal vereist vermogen. Voor de berekening van het vereiste eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaard model van DNB.
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
19
3.6.2 Oordeel van de waarmerkend actuaris over de financiële positie De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimum vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 131 lid1 (vanwege het dekkingstekort) en artikel 132, lid 1 (vanwege het dekkingstekort).
3.6.3 Risico en beheersing/beleid Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de ABTN. Algemene leidraad voor het uitvoeren van zijn beheertaken is risicomijdend operationeel management. Onderstaand treft u de risico’s die het bestuur met prioriteit heeft aangepakt: •
Beleggingsrisico’s
•
Actuariële risico’s
•
Renterisico
Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: •
beleggingsbeleid
•
premiebeleid
•
herverzekeringsbeleid
•
toeslagbeleid.
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten.
3.6.4 Actuariële risico’s De grondslag voor overlevingskansen is gebaseerd op de Prognosetafel 2010-2060 van het Actuarieel Genootschap (AG). De AG Prognosetafel 2010-2060 houdt rekening met de voorzienbare trend in overlevingskansen van de gehele Nederlandse Bevolking. De algemene sterftekansen die volgen uit de tafel worden voor het fonds gecorrigeerd in verband met ervaringssterfte. Overige relevante actuariële risico’s zijn het overlijdensrisico (kortleven risico) en het arbeidsongeschiktheidsrisico.
3.6.5 Renterisico Het fonds is gevoelig voor wijzigingen in de marktrente omdat de duration van de beleggingen en de verplichtingen niet gelijk zijn. Bij de bepaling van het beleggingsbeleid weegt het bestuur zorgvuldig de voordelen (meer zekerheid) en nadelen (minder rendement) van meer of minder duration matching af ten opzichte van alternatieve strategieën. Het bestuur heeft ervoor gekozen om het renterisico deels af te dekken.
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
20
3.7
Beleggingen
Terugblik economie en financiële markten Het jaar 2010 was al een turbulent jaar voor beleggers in Europese staatsobligaties, in 2011 was een verdere escalatie van de crisis waarneembaar. Op meerdere momenten werd zelfs betwijfeld of de eurozone zou blijven bestaan. Er vonden diverse topontmoetingen van de Europese regeringsleiders plaats, maar iedere keer bleek dat de genomen besluiten niet tot een definitieve oplossing van de problemen leidde. Griekenland was ook in 2011 een bron van de problemen. Door het traag doorvoeren van overeengekomen of opgelegde bezuinigingen en privatiseringen en het feit dat de economie in een diepe recessie belandde, werd bij de sanering van de Griekse overheidsfinanciën weinig concreet resultaat geboekt. De ECB werd gedwongen de grenzen van haar mandaat af te tasten. Zo ging de ECB over tot het opkopen van perifere staatsleningen tot een bedrag van circa € 212 miljard en verschafte daarmee ongekende liquiditeitssteun aan het Europese bankwezen. Om de problemen het hoofd te bieden werden in diverse landen bezuinigingen aangekondigd en in een snel tempo door het parlementaire proces geloodst. Hierbij was veelal ook sprake van drastische ingrepen in de pensioenstelsels. Dit alles vond plaats tegen de achtergrond van een conjunctuur die in de loop van de tweede helft van het jaar in een snel tempo afkoelde. Dit leidde vooral in Zuid Europese landen, maar ook in de VS, tot een hoge werkloosheid. De grote onzekerheid over de economie, de euro en financiële markten leidde er toe dat beleggers hun toevlucht namen tot de minst risicovolle beleggingen. Vooral Duitse staatsleningen fungeerden als "vluchthaven", waardoor de Duitse rente tot zeer lage niveaus daalde (voor kortlopende Duitse staatsleningen nagenoeg nihil). De Nederlandse rente volgde, als gebruikelijk, op korte afstand. Voor aandelen was 2011 na twee hersteljaren een jaar met twee gezichten, waarbij de balans uiteindelijk negatief doorsloeg. Onder invloed van de staatsschuldcrisis in Europa daalden de aandelenmarkten in deze regio in 2011 sterk en de Aziatische en opkomende markten nog sterker. De VS lieten door het sterke herstel in het 4e kwartaal wel een positief rendement zien.
Gevoerd beleid Het beleggingsbeleid is gedurende 2011 op hoofdlijnen onveranderd gebleven. Vastrentende waarden, aandelen en Nederlands onroerend goed waren opnieuw de belangrijkste beleggingscategorieën. Verder werd ook in 2011 het renterisico gedeeltelijk afgedekt en werd de portefeuille met inflatiegerelateerde obligaties en swaps uitgebreid om het fonds meer inflatiebestendig te maken. Vanwege de situatie van dekkingstekort waarin het fonds zich in 2011 in bevond was de ruimte om het beleggingsbeleid te wijzigen beperkt. Met de huidige portefeuille is de verwachting dat het fonds zich zal herstellen. Wel heeft het bestuur besloten om bij de uitvoering van de rentehedge geen swaptions meer te gebruiken. Verder is besloten dat in de vastrentende waarden portefeuille het gebruik van Credit Default Swaps niet meer is toegestaan. Het resultaat op de totale vermogensbeheerportefeuille over 2011 kwam uit op 0,7%. Alle beleggingscategorieën, met uitzondering van aandelen, droegen in 2011 positief bij aan het behaalde resultaat. Omdat de rente over geheel 2011 verder daalde nam de rentehedge in waarde toe ter compensatie van de waardestijging van de pensioenverplichtingen. Inclusief de rentehedge resulteerde een rendement van 8,47%.
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
21
Portefeuillewaarde De waarde van de portefeuille en de verdeling van het vermogen over de verschillende beleggingscategorieën aan het einde van het jaar ten opzichte van de situatie aan het begin van het jaar wordt weergegeven in onderstaande tabel:
Bedragen x € 1.000.000
2011
2010
Bedrag
Percentage
Normportefeuille
Bedrag
Percentage
Aandelen
1.949
23,9%
20,5%
1.795
22,8%
Vastrentende waarden
4.161
51,0%
47,5%
3.975
50,6%
Alternatieve beleggingen Vastgoed Liquide middelen Totaal
265
3,2%
5,0%
227
2,9%
1.727
21,2%
26,5%
1.792
22,8%
60
0,7%
0,5%
71
0,9%
8.164
100,0%
100,0%
7.861
100%
Waarde portefeuilles ter afdekking rente risico
890
401
9.054
8.262
Totaal inclusief portefeuilles ter afdekking renterisico
Rendementen Onderstaande tabel geeft de performance weer uitgesplitst naar de verschillende categorieën waarin door Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw wordt belegd:
2011
2011
Portefeuille
Benchmark
-9,0%
-6,2%
Vastrentende waarden
5,4%
4,9%
Alternatieve beleggingen
6,6%
2,7%
Vastgoed
0,4%
3,8%
Liquide middelen
2,7%
0,9%
Totaal
0,7%
1,9%
Totaal (inclusief hedge portefeuille)
8,5%
Aandelen
Aansluiting met de jaarrekening De vermogensverdeling in de tabel onder portefeuillewaarde zoals bovenstaand weergegeven wijkt af van de cijfers die u verderop in de jaarrekening zult aantreffen. De indeling van vermogenscategorieën volgens jaarverslagleggingsrecht (RJ 610) is namelijk anders dan de indeling die vermogensbeheer gebruikt binnen de beleggingsmandaten. De aansluiting is als volgt: •
de post Alternatieve beleggingen bestaat uit de beleggingen in infrastructuur, private equity en overige alternatieve beleggingen. In de jaarrekening worden deze gerubriceerd onder Overige beleggingen en Aandelen,
•
de post Liquide middelen bestaat uit banksaldi en beleggingen in een geldmarktfonds, deze laatste is in de jaarrekening terug
•
de post waarde hedge bestaat uit het totaal van renteproducten zoals swaps die ten behoeve van de rentehedge worden
te vinden onder Overige beleggingen, en aangehouden. In de jaarrekening worden deze gerubriceerd onder derivaten en overige schulden. Dynamische Asset Allocatie (DAA) De beleggingsportefeuille omvatte gedurende het jaar een beperkte overweging van aandelen ten koste van vastrentende waarden. Ondanks de aanhoudende problemen in de financiële sector en de doorgaande afbouw van posities gefinancierd met geleend geld (‘deleveraging’) werd besloten deze overweging te handhaven. Per saldo heeft dit DAA beleid een kleine negatieve bijdrage geleverd aan het totaalresultaat over 2011.
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
22
Vastrentende waarden Binnen de beleggingsportefeuille was sprake van grote spreiding in de rendementen. De portefeuille staatsobligaties en meer kredietwaardige bedrijfsobligaties profiteerde van dalende rente en nam daardoor in waarde toe. De beleggingen in de meer risicovolle high yield obligaties lieten vooral in het 3e kwartaal negatieve rendementen zien waardoor de categorie vastrentende waarden over geheel 2011 slechts licht positief uitkwam. De obligaties van opkomende landen rendeerde het beste, mede geholpen door valuta effecten. Binnen de portefeuille staatsobligaties waren forse bewegingen te zien met extreem grote variaties in de spreads (de risico opslag) tussen diverse landen. Het "hoogtepunt" was veranderingen van de spread tussen Italië en Duitsland van 1% op één dag. Het belang in Portugese en Ierse staatsleningen werd in april en mei 2011 geheel afgebouwd. Portugal is medio 2011 ook uit de benchmark verdwenen. Gedurende het gehele jaar is er een onderweging in Spaanse en Italiaanse staatsleningen aangehouden. Deze positionering heeft een positieve bijdrage aan het resultaat geleverd. De markt voor betere bedrijfsobligaties werd gekenmerkt door een grote mate van illiquiditeit, volatiliteit en onzekerheid. De alsmaar toenemende bezorgdheid over de financierbaarheid van de overheidstekorten van de verschillende Eurolanden had een ongunstig effect op de door beleggers gestelde rendementseisen. Daardoor daalden in het bijzonder de koersen van obligaties in de financiële sectoren. Dit deel van de portefeuille sloot het jaar af met een resultaat dat nagenoeg in lijn was met de benchmark. Binnen high yield presteerden obligaties met een hogere kwaliteit (kredietrating BB) beter dan lagere kwaliteit (kredietrating B en CCC). De portefeuille had een accent naar obligaties van hoge kwaliteit wat positief bijdroeg aan het resultaat. De positionering naar Europa en financiële instellingen droeg echter negatief bij, waardoor per saldo lager dan de benchmark werd gepresteerd. De totale vastrentende waarden portefeuille is uitgekomen op een rendement van 5,4% versus een benchmark rendement van 4,9%. Aandelen Na twee hersteljaren was 2011 een jaar met twee gezichten, waarbij de balans uiteindelijk negatief doorsloeg. Onder invloed van de staatsschuldcrisis in Europa daalden de aandelenmarkten in deze regio in 2011 sterk (-9,9%). De Aziatische en opkomende markten daalden nog sterker (-17,0% respectievelijk -12,8% in lokale valuta) op basis van negatieve verwachtingen over de wereldwijde economische groei. De Amerikaanse beurs deed het nog het best en steeg in dollars met 1,8%. Omdat de dollar ten opzichte van de euro in waarde steeg, resulteerde dit in een positief resultaat voor Europese beleggers. Het jaar begon behoorlijk goed waarbij de cyclische sectoren, zoals industrie en materialen, het voortouw namen. Het tweede kwartaal verliep vrij vlak, terwijl de onzekerheid over de Euro en de tekenen van economische verzwakking in het derde kwartaal uiteindelijk resulteerden in forse koersdalingen. Het vierde kwartaal bracht weer herstel. Uiteindelijk waren het de cyclische sectoren en financiële waarden die over 2011 het meeste terrein verloren, terwijl aandelen met een lager risicoprofiel (bijvoorbeeld consumentengoederen) zich het beste staande wisten te houden. Ook de aandelenportefeuille van het fonds kende bovengenoemde grote verscheidenheid aan rendementen. In Europa en de Verenigde Staten werd slechter gepresteerd dan de benchmark. Belangrijkste oorzaak was de gekozen beleggingsstijl die gericht is op aandelen die op lange termijn ondergewaardeerd zijn. Met name vanwege de grote onzekerheden op de financiële markten bleven deze aandelen in 2011 achter in rendement. Voor aandelen uit opkomende markten geldt een indexvolgend mandaat waarbij het rendement in lijn ligt met de bijbehorende benchmark. De totale aandelen portefeuille liet over 2011 per saldo een negatief rendement zien van -9,0% versus een benchmark rendement van -6,2%. Alternatieve beleggingen Infrastructuur In 2011 liet de infrastructuurmarkt een verdergaand herstel zien. Vooral de fondsen die minder afhankelijk waren van de economische groei deden het relatief goed. De vraag naar vermogen binnen de sector infrastructuur nam toe. De meeste activiteiten gedurende 2011 vonden plaats in de sectoren energie en transport.
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
23
Een drukkend effect op de financiering van nieuwe infrastructuur projecten is het ontbreken van voldoende bankkrediet. Hierdoor worden er minder projecten uitgevoerd dan oorspronkelijk verwacht. Inmiddels zijn meer en meer overheden op zoek naar mogelijkheden om samen met private samenwerking infrastructuurprojecten op te zetten. Dit als uitvloeisel van de opgelopen overheidsschulden. De infrastructuurportefeuille van het fonds behaalde over het gehele jaar een rendement van 9,3%. Private Equity In 2011 was een verdere verbetering in de markt voor private equity waarneembaar. De waarderingen binnen deze beleggingscategorie liepen verder op, vooral door de groei in omzet bij onderliggende bedrijven en verdere afbouw van schulden. Daarnaast verbeterden de waarderingen in lijn met beursgenoteerde bedrijven vooral in de Verenigde Staten. De totale markt voor private equity kampt echter nog altijd met een grote hoeveelheid vermogen dat weliswaar is toegezegd, maar nog niet geïnvesteerd. Naar verwachting zal dit de komende jaren worden weggewerkt via investeringen. De private equity portefeuille behaalde een rendement van 5,6%. De beleggingen in Fagoed en QPark hebben samen 1,7% positief bijgedragen aan het rendement alternatieve beleggingen over 2011. Vastgoed Was er in 2010 nog sprake van herstel van de Nederlandse vastgoedmarkten, in 2011 is een terughoudend beeld te zien. In 2011 bedroeg het totale beleggingsvolume op de Nederlandse vastgoedmarkten € 4,8 miljard, een daling van 21% ten opzichte van 2010 en onder het langjarige gemiddelde. Het beleggingsvolume in de winkel- en kantorensector was het grootst. Er blijkt wel een groeiende vraag naar meer kwalitatief hoogwaardige vastgoedbeleggingen. De vraag blijft stijgen waardoor er steeds meer schaarste naar dit type hoogwaardige vastgoedbeleggingen optreedt. De portefeuille van Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw bestaat vooral uit woningen en winkels. De sectorweging van de direct vastgoed portefeuille bedroeg ca. 80% woningen, 13% winkels, 4% kantoren en overig 3% waaronder de beleggingen in grondposities. De sectorweging van de benchmark (IPD/ROZ Vastgoedindex) bedroeg 46% woningen, 31% winkels, 21% kantoren/bedrijfsruimten en 2% overig. Daarmee was de portefeuille ten opzichte van de benchmark sterk overwogen naar de woningsector en onderwogen in de winkel- en kantorensector. Aangezien woningen een van de minder presterende sectoren was presteerde het fonds slechter dan de benchmark. Het verslechterende marktsentiment heeft over het algemeen in de woningsector geleid tot een neerwaartse bijstelling van de leegwaarden. In vergelijking met eind 2010 laten de meeste objecten een afwaardering noteren. De totale vastgoed portefeuille van het fonds liet over 2011 een rendement zien van 0,4%. Het rendement van de benchmark kwam uit op 3,8%. Rentehedge portefeuille Het fonds heeft via een rentehedge het renterisico beperkt. Beleggingen en pensioenverplichtingen zijn namelijk niet in dezelfde mate gevoelig voor rentebewegingen. Daardoor kan de dekkingsgraad sterk meebewegen met rentebewegingen en loopt het fonds een groter risico om in een dekkingstekort te komen. Dit renterisico kan worden verkleind door de rentegevoeligheid van de beleggingen meer in overeenstemming te brengen met de looptijd van de verplichtingen. Over geheel 2011 is de kapitaalmarktrente gedaald, zo daalde de 10-jaars swaprente van 3,3% naar een dieptepunt van 2,4%. De waarde van de verplichtingen is daardoor toegenomen met een negatief effect op de dekkingsgraad. Door de gedaalde rente is echter ook de waarde van de rentehedge toegenomen wat resulteerde in een positief effect op het rendement van 7,7%. Aangezien het fonds het renterisico niet volledig afdekt, resulteerde per saldo een negatief effect op de dekkingsgraad. Verantwoord beleggen Uitgangspunten Het pensioenfonds vindt het belangrijk invulling te geven aan verantwoord beleggen. Als uitgangspunt hanteert het fonds de principes van het Global Compact van de Verenigde Naties. Deze tien principes zijn gerelateerd aan de mensenrechten,
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
24
arbeidsnormen, milieu en anti corruptie en vinden hun oorsprong in internationaal breed geaccepteerde verdragen zoals het Universele Verklaring inzake de Rechten van de Mens en de conventies van de International Labour Organisation. Het verantwoord beleggen beleid bestaat uit de volgende onderdelen en wordt uitgevoerd door Syntrus Achmea: • Uitsluiten van controversiële wapens en ondernemingen die structureel het Global Compact schenden • Engagement, aangaan van dialoog met ondernemingen • Corporate governance en stemmen op aandeelhoudersvergaderingen Daarnaast wordt ingezet op verduurzaming van de vastgoedportefeuille. Uitsluiting Het pensioenfonds hanteert sinds 2008 een uitsluitingbeleid ten aanzien van controversiële wapens. Het fonds belegt op voorhand niet in ondernemingen die kernwapens, biologische wapen, chemische wapens, anti persoonsmijnen of clusterbommen produceren. De aandelen- en de bedrijfsobligatieportefeuilles die door Syntrus Achmea worden beheerd zijn hiermee in overeenstemming gebracht. Het uitsluitingbeleid ten aanzien van controversiële wapens is terug te vinden op de website van het fonds. Daarnaast wenst het pensioenfonds niet te beleggen in ondernemingen die het Global Compact schenden. Een onafhankelijk onderzoeksbureau (Ethix) stelt vast of een onderneming een of meerdere principes van het Global Compact stelselmatig schendt. Indien een onderneming gedurende 2 jaar het Global Compact schendt kan de onderneming worden uitgesloten van het belegbaar universum en worden de posities, indien die er zijn, verkocht. Uitgesloten ondernemingen die niet langer het Global Compact schenden of niet langer betrokken zijn bij de productie van controversiële wapens worden weer opgenomen in het belegbaar universum. Engagement Het doel van engagement is om ondernemingen waarin het fonds is belegd aan te sporen tot beter gedrag en om aandeelhouderswaarde te creëren. Aan de hand van thema’s gaat het fonds de dialoog aan met ondernemingen. In 2011 stonden twee nieuwe thema’s centraal, ‘Global Compact mensenrechtenschendingen’ en ‘Eco-efficiency in de metaal- en cementsector’. Daarnaast lopen er nog engagementzaken op thema’s als ‘Global Compact milieuschendingen’ en ‘Medewerkertevredenheid en gezondheid’. Ondernemingen die slecht scoren op deze thema’s worden aangespoord om hun gedrag te verbeteren. In het halfjaarverslag Verantwoord Beleggen staan de namen van ondernemingen vermeld waarmee engagement trajecten zijn opgezet. Dit verslag kunt u vinden op de website van het fonds. Corporate governance Het fonds is een wereldwijde aandelenbelegger en heeft ervoor gekozen het stemmen op aandeelhoudersvergadering over te dragen aan Syntrus Achmea Vermogensbeheer. Op deze wijze is het fonds in staat wereldwijd te stemmen op aandeelhoudersvergaderingen van bedrijven waarin wordt belegd. Syntrus Achmea maakt bij het uitoefenen van het stemrecht gebruik van de stemanalyses en stemadviezen van het bureau Institutional Shareholder Services (ISS). ISS houdt rekening met de internationale geaccepteerde corporate governance codes zoals die van de OECD en International Corporate Governance Netwerk (ICGN). Daarnaast houdt ISS voor iedere afzonderlijke markt rekening met lokale wet en regelgeving en heersende corporate governance codes. Het pensioenfonds stemde in 2011 op 348 aandeelhoudersvergaderingen, waarbij 5106 agendapunten de revue passeerden. In 2011 werd in ongeveer 9% van alle agendapunten tegen het management gestemd. Ook dit jaar ging het hier vooral om de benoeming van bestuurders van ondernemingen (niet onafhankelijk waar dit wel geëist of gewenst is) en beloningstructuren (excessief, onvoldoende toegelicht of niet transparant genoeg). Op aandeelhoudersresoluties over milieu, sociale en governance kwesties werd ook relatief vaak (meer dan de helft van de gevallen) tegen management gestemd. Het pensioenfonds publiceert op haar website hoe zij heeft gestemd per aandeelhoudersvergadering. Tevens plaatst het pensioenfonds elk kwartaal een verslag op de website met vermelding van stemactiviteiten en actuele ontwikkelingen op het gebied van corporate governance.
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
25
Class actions Het pensioenfonds heeft dit jaar niet deelgenomen aan juridische procedures. Het pensioenfonds maakte in 2011 wel gebruik van class actions filing. Dit geldt met name voor juridische procedures die in Amerika zijn gevoerd. Indien de uitkomst van de juridische procedure bestaat uit een schadevergoeding, of wanneer het tot een schikking is gekomen waarbij een vergoeding is vast komen te staan, dan kunnen alle beleggers die tot de class behoren hier aanspraak op maken. De schadevergoeding wordt pro rata verdeeld over de beleggers die een claim form hebben ingediend. Rapportage Het pensioenfonds rapporteert elk halfjaar op haar website over het gevoerde verantwoord beleggen beleid. Tevens heeft het fonds een aantal documenten op de website geplaatst zoals het verantwoord beleggen beleid, uitsluitingbeleid en stembeleid. Het pensioenfonds blijft zich inzetten om verantwoord beleggen verder in het beleggingsbeleid door te voeren en uit te breiden naar meer beleggingscategorieën. Vanaf 2012 kiest het pensioenfonds ervoor om de lijst van ondernemingen waarin zij belegt openbaar te maken en op de website te publiceren. Verduurzaming vastgoedportefeuille BPL zet in op verduurzaming van haar vastgoedportefeuille. Gelet op de omvangrijke woningportefeuille is voor dit segment het verduurzamingproces in volle gang. Voor de winkel- en kantorenportefeuille is dit eveneens opgestart Op dit moment bestaat de woningportefeuille van BPL (exclusief uitpond/ en verkoopportefeuille) voor 90 procent uit groene en 10 procent uit niet-groene labels. Ter verdere verbetering worden initiatieven ontwikkeld zoals in het nieuwe (appartementen)complex te Rosmalen, waar zowel de intercominstallatie als de verlichting van de algemene ruimten op zonne-energie werken. Op grond van de ervaringen die hiermee worden opgedaan zal bekeken worden of zulke technieken ook elders kunnen worden toegepast. Vooruitblik De financieel-economische vooruitzichten blijven buitengewoon onzeker. De hoge volatiliteit op financiële markten getuigt hiervan. Europa werkt met vallen en opstaan aan een oplossing van de schuldencrisis. Het probleem is dat dit via een uiterst moeizaam proces tot stand komt en dat de afloop met aanzienlijke onzekerheden omgeven blijft. Dit heeft geleid tot een brede vertrouwenscrisis. Aan de Europese conjunctuur is hierdoor grote schade toegebracht. Het realiseren van een keer ten goede is een grote uitdaging en zal eerder een kwestie zijn van 1-3 jaar dan van enkele kwartalen. Vooralsnog ontwikkelt de Amerikaanse economie zich conform onze verwachtingen. Wel bestaat er grote onzekerheid over de vraag of de politiek in dat land in staat is de overheidsfinanciën weer onder controle te krijgen. De snelgroeiende economieën in Azië vertragen momenteel wat, maar zijn naar onze taxatie in staat een zeer scherpe terugval of harde landing af te wenden Z-score Op 24 april 1998 is de ‘Vrijstellingsregeling Wet Bedrijfspensioenfondsen’ officieel in werking getreden. Deze regeling is uitgevaardigd door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en heeft als belangrijkste doel ondernemingen vrijstelling te verlenen van de verplichtstelling van deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds indien de beleggingsperformance van het fonds ontoereikend is. Op basis van artikel 5 lid 1a Vrijstellingsregeling moet vrijstelling worden verleend als uit de performancetoets blijkt dat het feitelijk behaalde beleggingsrendement van het bedrijfspensioenfonds in negatieve zin afwijkt van het rendement van de door het fonds vastgestelde normportefeuille. Volgens de vrijstellingsregeling zal de performancetoets worden toegepast over de periode 2007 tot en met 2011. Indien de uitkomst van de performancetoets lager is dan 0, kan een werkgever vanaf 1 januari 2010 een verzoek indienen tot vrijstelling van deelname. Over 2011 is een z-score behaald van -0,70. De performancetoets over de periode 2007 tot en met 2011 bedraagt 1,08. Daarmee blijft de performancetoets ruimschoots boven het vereiste minimum van 0. Beheerkosten van het fonds In april 2011 is het rapport “Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht” van AFM verschenen, hierin wordt gepleit voor een helder en transparant inzicht in de kosten die pensioenfondsen maken onder andere op het gebied van vermogensbeheer. Wij zullen in dit jaarverslag 2011 de aanbevelingen uit dit rapport volgen.
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
26
Voor 2011 zijn de kosten voor vermogensbeheer berekend op 0,28% van het gemiddeld belegd vermogen. Hierin zijn begrepen de kosten van het vermogensbeheer alsmede van de custodian (bewaarkosten). De transactiekosten bedroegen (naar schatting) in 2011 0,12% van het gemiddeld belegd vermogen. De vaststelling van transactiekosten wordt bemoeilijkt doordat ze onderdeel kunnen zijn van de koers- of prijsvorming, waardoor deze kosten niet direct herkenbaar zijn als kosten. Deze kosten vormen dan een onderdeel van het beleggingsresultaat. Van deze kosten is een adequate inschatting gemaakt op basis van geldende transactiekosten per soort belegging en de omzet in de betreffende beleggingscategorie. Deze kosten zijn uitgedrukt als percentage van het gemiddeld belegd vermogen. De kosten worden, in lijn met de aanbevelingen van de Pensioenfederatie, als volgt uitgesplitst. Kostencomponent
Beheerkosten
Algemeen
1.321
Vastgoed
8.603
Zakelijke
Vastrentende
w aarden
w aarden
5.298
8.348
Derivaten
Totaal
74
23.643
Bew aarloon
399
399
Kosten verantw oord beleggen
296
296
Transactiekosten Totaal kosten vermogensbeheer
2.016
8.603
1.777
4.226
3.994
9.996
7.074
12.574
4.067
34.334
In de kolom “Algemeen” zijn kosten opgenomen, die niet zijn te splitsen naar de verschillende vermogensbeheercategorieën. De kosten in voorgaande tabel omvatten naast de kosten, zoals gerapporteerd in de jaarrekening dus ook een uitsplitsing ‘onzichtbare kosten’ voor beheer van onderliggende beleggingsfondsen, waarvan kosten zijn verwerkt in het beleggingsrendement en de schatting van kosten van de individuele transacties. In de jaarrekening worden alleen (directe) kosten getoond die het fonds op factuurbasis betaalt aan de tegenpartijen, waardoor deze cijfers niet aansluiten. Het doel van deze tabel is om extra inzicht te verschaffen in lijn met het rapport van de AFM en de Pensioenfederatie.
Risicoparagraaf Het Financieel Toetsingskader (FTK) voor pensioenfondsen is een onderdeel van de Pensioenwet. De regelgeving van het FTK werkt de economische risico´s voor pensioenfondsen verbonden aan onder meer aandelen, valuta’s en rente uit. Het vertaalt deze naar vereiste reserveposities en dekkingsgraden. Hiermee worden pensioenfondsen gedwongen te overwegen welk totaal risiconiveau ze kunnen of willen accepteren. Het pensioenfonds zet, binnen de kaders van het geformuleerde risicobeleid, in op maximalisatie van het rendement op het vermogen. Renterisico Renterisico is het risico dat een rentebeweging de financiële situatie van het pensioenfonds negatief beïnvloedt. Dit risico bestaat doordat beleggingen en verplichtingen niet in dezelfde mate gevoelig zijn voor rentebewegingen. Het renterisico neemt af naarmate de looptijd van de beleggingen meer overeenkomt met de looptijd van de verplichtingen. In 2011 heeft het BPL zijn afdekkingbeleid gehandhaafd. Dit beleid houdt in dat de afdekking minder wordt naarmate de rente lager is. De gedachte daarbij is dat bij een lage rente de kans toeneemt dat de rente weer zal stijgen en dat dan bij een lagere afdekking meer geprofiteerd wordt van de rentestijging. Gedurende 2011 is de afdekking steeds ca 55% van de voorziening geweest. Inflatierisico Inflatierisico is het risico dat inflatie de waarde van de beleggingen aantast in termen van koopkracht. Het inflatierisico kan worden verkleind door meer inflatiegevoelige beleggingen in de portefeuille op te nemen. Deze beleggingen leiden tot een hoger rendement naarmate de inflatie toeneemt. Keerzijde is dat deze beleggingen lage rendementen kennen bij lage inflatie. BPL heeft in 2011 dit risico verkleind door voor 20% van de nominale pensioenverplichtingen in inflatiebonds en inflatieswaps te investeren. Daarmee is een deel van dit risico afgedekt.
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
27
Valutarisico Valutarisico is het risico dat wisselkoersschommelingen de waarde van een belegging beïnvloeden. Dit risico is voor BPL beperkt, aangezien het grootste gedeelte van de beleggingsportefeuille bestaat uit in euro’s genoteerde waarden. Het resterende valutarisico is niet afgedekt. Aandelen- en onroerend goed risico Dit is voornamelijk het koersrisico van beleggingen in de verschillende onroerend goed- en aandelenmarkten. Door dit risico te lopen wordt op de lange termijn naar verwachting een extra rendement gehaald dat het fonds gebruikt om aan haar doelstellingen te voldoen. Dit risico wordt door BPL beheerst doordat in de uitvoering wordt gezorgd voor een goede selectie van aandelen en spreiding over regio’s en sectoren. Tegenpartij-/kredietrisico Het risico dat de tegenpartij niet (meer) aan zijn verplichtingen kan voldoen, bijvoorbeeld door liquiditeits of solvabiliteitsproblemen. Om dit risico te beheersen worden de tegenpartijen nauwgezet geselecteerd. Daarnaast worden door BPL transacties over meerdere aanbieders gespreid en wordt in sommige gevallen onderpand geëist. Liquiditeitsrisico Het risico dat een belegging niet tijdig tegen een redelijke prijs kan worden geliquideerd. Ook dit risico wordt beheerst doordat de vermogensbeheerder de beleggingsportefeuille op zo een manier opzet dat het naar verwachting aan de liquiditeitsbehoefte van het fonds kan voldoen. Daarom is bijvoorbeeld een groot deel van de portefeuille belegd in effecten die worden verhandeld op openbare, gereguleerde markten. Ook zijn eisen gesteld aan de minimale marktkapitalisatie van effecten. Operationele risico’s Het fonds beheerst operationele risico’s zoveel mogelijk door eisen te stellen aan haar dienstverleners. Daarbij kan worden gedacht aan regels voor procuratie, functiescheiding, ‘Chinese walls’, enzovoort.
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
28
4 Uitvoering van de pensioenregeling 4.1
Inleiding
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling van het fonds. Daarnaast komen de wijzigingen in de statuten en de reglementen die in 2011 zijn doorgevoerd aan de orde.
4.2
De pensioenregeling
In het kader van de Wet VUT, prepensioen en introductie levensloopregeling (VPL) hebben sociale partners zich in 2005 gebogen over de oudedagsvoorziening binnen de agrarische sector. Hierbij is de regeling in samenhang met de SUWAS-regeling bezien. De pensioenregeling, waarin de VPL is verwerkt, is per 1 januari 2007 ingegaan. Vanaf die datum wordt er geen prepensioen (BPL Flex) meer opgebouwd. Pensioensysteem De pensioenregeling is een middelloonregeling. Elk dienstjaar wordt een vast percentage van de pensioengrondslag voor dat jaar aan pensioen opgebouwd. Het uiteindelijke pensioen is gebaseerd op het salaris dat gemiddeld over de opbouwperiode verdiend is. Toetredingsleeftijd Een werknemer die in dienst is bij een werkgever die is aangesloten bij het pensioenfonds, neemt verplicht deel aan de pensioenregeling. De deelname gaat in op de eerste dag van de maand waarin de werknemer 21 jaar wordt. Pensioenleeftijd De regeling kent met ingang van 1 januari 2007 een pensioenleeftijd van 65 jaar, maar er wordt gestreefd naar een uittreedleeftijd van 62 jaar. De streefleeftijd geldt bij een volledige deelname aan de regeling vanaf 21 jaar. De deelnemer heeft dan gedurende 40 jaar pensioen opgebouwd en kant gebruik maken van de mogelijkheid tot vervroegen van het ouderdomspensioen. De deelnemer dient zelf aan te geven als hij gebruik wil maken van de mogelijkheid om zijn pensioen te vervroegen. Voor deelnemers die geboren zijn tussen 1950 en 1965 is er een overgangsregeling die erop gericht is om in principe vanaf het 62ste jaar uit te laten treden. Deze overgangsregeling is voorwaardelijk. Dit betekent dat de deelnemer zowel op het moment dat deze overgangsregeling werd toegezegd in dienst bij een werkgever die onder verplichtstelling valt moet zijn, maar dit ook moet blijven tot 31 december 2021 of zijn eerdere pensioendatum om hiervoor in aanmerking te komen. Verlaat de deelnemer eerder de agrarische en groene sector, dan vervalt ook zijn recht op de overgangsregeling. Pensioengrondslag Het deel van het loon waarover pensioen wordt opgebouwd, de pensioengrondslag, is het pensioenloon -/- franchise. In 2011 geldt een franchise van € 12.267,-. De regeling hanteert een maximumloon tot waar pensioen wordt opgebouwd. De grens daarvoor ligt in 2011 op € 49.297,00. Opbouwpercentage ouderdomspensioen Elk jaar wordt 2% van de pensioengrondslag opgebouwd aan ouderdomspensioen. In 2011 is het opbouwpercentage éénmalig verlaagd naar 1,85%. Opbouwpercentage partnerpensioen Het partnerpensioen bedraagt 70% van het ouderdomspensioen dat voor 1 januari 2002 en na 31 december 2006 is opgebouwd. Het partnerpensioen wordt gefinancierd op opbouwbasis. Van 2002 tot 2007 kende het fonds een partnerpensioen op risicobasis. Wezenpensioen Bij overlijden van de deelnemer hebben overblijvende kinderen tot hun 18de jaar recht op wezenpensioen. Als zij onderwijs volgen hebben zij tot hun 27ste jaar recht op wezenpensioen. Het wezenpensioen bedraagt 20% van het partnerpensioen.
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
29
Herschikken De deelnemer kan na vervroeging van het ouderdomspensioen de hoogte van het ouderdomspensioen variëren. Daarbij bedraagt de laagste uitkering niet minder dan 75% van de hoogste uitkering. Uitruil De deelnemer kan op pensioendatum een deel van het opgebouwde ouderdomspensioen omruilen in een partnerpensioen of andersom. Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen kan ook bij beëindiging van de deelneming plaatsvinden. De deelnemer kan er ook voor kiezen om voor het prepensioen dan wel het ouderdomspensioen een andere ingangsdatum te kiezen. De pensioenen worden uitgeruild tegen door het bestuur vastgestelde percentages. Overgangsregeling Sinds 1 januari 2006 is de VUT-regeling (SUWAS) een gesloten regeling. Werknemers die op 1 januari 2006 al gebruik maakten van SUWAS - of nog geen gebruik maakten maar al wel recht hadden - hebben het recht op de “oude” regeling (SUWAS, BPL Flex met garantieregeling en het huidige BPL ouderdomspensioen) behouden. Geboren voor 1950 Voor werknemers geboren voor 1950 blijft de oude regeling, inclusief SUWAS, BPL Flex en garantieregeling (voor aanvulling van het prepensioen tot VUT-niveau) van kracht. Wel is de uittreedleeftijd stapsgewijs verhoogd op basis van de volgende staffel:
*
Geboortejaar
(richt)uittreedleeftijd
Via
1946
60
SUWAS
1947
60,5
SUWAS
1948
61
SUWAS
1949
61,5
SUWAS
1950 – 1965
65 *
BPL
Voor deelnemers geboren tussen 1950 en 1965 is de uittreedleeftijd 65 jaar. Maar afhankelijk van het aantal deelnemingsjaren wordt extra ouderdomspensioen ingekocht waarmee
de uittreedleeftijd kan worden verlaagd. Daarbij is de fiscale ruimte in de achterliggende jaren, waarin de werknemer heeft deelgenomen aan BPL van belang.
Geboren tussen 1950 en 1965 Voor deelnemers die op 31 december 2006 en 1 januari 2007 deelnamen aan de pensioenregeling, geboren zijn tussen 1950 en 1965 en tot en met 31 december 2021 of de pensioendatum (als die eerder is) deelnemer blijven, wordt extra pensioen ingekocht. Met het “extra” opgebouwde ouderdoms- en partnerpensioen kan de deelnemer een uitkering voor de periode vóór 65 jaar verkrijgen. Naar verwachting bedraagt die uitkering omstreeks 80% vanaf het 62ste jaar. De inkoop van het extra pensioen vindt plaats op 31 december 2021 of, als de deelnemer eerder met pensioen gaat, op de eerdere pensioendatum. Voor alle werknemers wordt de inkoop bepaald over het loon van 2006. Dit is een voorwaardelijke toezegging, die pas onvoorwaardelijk wordt als de aanspraken zijn gefinancierd. Financiering Het fonds financiert deze overgangsregeling geleidelijk uit de voorziening overgangsmaatregelen. Deze voorziening wordt jaarlijks verhoogd met de (reken)rente en premies die het fonds voor de overgangsmaatregelen vanaf 2012 heft. De waarde van de pensioentoekenningen, die het fonds op grond van de overgangsmaatregelen doet, komt ten laste van de voorziening. De verplichting is in de jaarrekening opgenomen onder de niet uit de balans blijkende verplichtingen. Deze bevat de contante waarde van de overgangsmaatregelen, rekening houdend met ontslagkansen. De hoogte van de verplichting wordt jaarlijks bepaald: zo kan het fonds rekening houden met werknemers die inmiddels niet meer voor de overgangsmaatregelen in aanmerking komen. Ook kan het fonds zo jaarlijks bepalen of de voorziening overgangsmaatregelen in 2021 voldoende is voor financiering van de volledige last van de overgangsmaatregelen.
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
30
Premievrijstelling Als de deelnemer een WIA- of WAO-uitkering ontvangt, voorziet het reglement in een premievrije opbouw. Premievrije opbouw tijdens het tweede jaar van ziekte en tijdens WAO en WIA vindt plaats over het volledige loon voorafgaand aan de ziekte. Ook voor het dekken van het overlijdensrisico bij partnerpensioen gaat het fonds uit van deze grondslag. De premievrijstellingsregeling bij arbeidsongeschiktheid die gold vóór 1 januari 2006 is voor bestaande gevallen gehandhaafd. Wanneer een deelnemer een loongerelateerde WW-uitkering ontvangt voorziet het reglement in premievrije opbouw gedurende maximaal een half jaar. Arbeidsongeschiktheidspensioen voor 1 januari 2006 Deelnemers die op 1 januari 2006 al een WAO-uitkering hadden behouden hun arbeidsongeschiktheidspensioen (AOP). De premieheffing voor het arbeidsongeschiktheidspensioen is op 1 januari 2006 beëindigd. De arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor volledig arbeidsongeschikten gaan uit van een loondervingniveau van 75%. Anw-hiaat regeling Als een deelnemer vóór pensionering komt te overlijden en de partner geen of gedeeltelijk recht heeft op een Anw-uitkering van de overheid, kan deze in aanmerking komen voor reparatie van het Anw-gat. De regeling biedt een aanvulling op de Anwuitkering.
4.3
Wijzigingen statuten en reglementen
Pensioenreglement Het pensioenreglement regelt de verhouding tussen het pensioenfonds en de deelnemers. Het bepaalt welke aanspraken de deelnemers aan de pensioenregeling ontlenen en welke verplichtingen zij hebben. In 2011 heeft het fonds besloten het pensioenreglement te wijzigen. De aanpassingen hebben betrekking op: 1
Artikel 10: voortzetting deelneming bij werkloosheid;
2
Artikel 16: pensioenaanspraken;
3
Artikel 32: toeslagbeleid;
4
Artikel 33: scheiding;
5
Artikel 39: variatie in de hoogte van het pensioen;
6
Artikel 62: aanvullende pensioenaanspraken.
De aanpassingen zijn op 1 januari 2011 ingegaan. Uitvoeringsreglement Het uitvoeringsreglement regelt de afspraken tussen de werkgever en het fonds (de pensioenuitvoerder). Het uitvoeringsreglement is in 2011 niet aangepast. Statuten De statuten zijn in 2011 geactualiseerd en gecontroleerd of deze aan alle wettelijk vereisten voldeden. Aan de hand hiervan zijn enkele aanpassingen verricht waaronder het opnemen van de verplichtstelling van BPL in de statuten. Verder zijn wat verouderde termen en onjuiste verwijzingen aangepast.
4.4
Overige ontwikkelingen in de pensioenuitvoering
Transitie naar nieuwe pensioenuitvoerder De tweede helft van 2011 heeft zich gekenmerkt door de werkzaamheden die de transitie naar de nieuwe pensioenuitvoerder met zich meebracht. De overdragende pensioenuitvoerder heeft speciale projectteams geformeerd die zich met de transitiewerkzaamheden bezighielden en geleid werden door een projectleider. Deze projectleider is voor de overdragende uitvoerder de directe contactpersoon voor de nieuwe pensioenuitvoerder en voor de extern adviseur die BPL heeft ingeschakeld om de transitie te monitoren en begeleiden vanuit het bestuur. Om het transitie proces in goede banen te leiden is door de overdragende en de nieuwe pensioenuitvoerder een transitieplan opgesteld met daarin alle processtappen die voor de transitie doorlopen moeten worden, inclusief een planning. Vanuit de
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
31
overdragende pensioenuitvoerder werden voor de medewerkers van de nieuwe pensioenuitvoerder workshops georganiseerd, waarin de kennis over bijzondere thema’s betreffende de uitvoering werd overgedragen. Vrijwillige aansluitingen In het verslagjaar zijn 9 verzoeken voor vrijwillige aansluiting bij het pensioenfonds ontvangen. Aansluiting gebeurt op grond van een van de drie in het reglement genoemde voorwaarden. Er zijn drie aansluitingen op basis van de voorwaarde dat zij ook de loonontwikkeling van de agrarische sector volgen en 1 verzoek tot aansluiting op basis van een groepsverhouding met een werkgever die onder de verplichtstelling van BPL valt. Er zijn vijf verzoeken tot vrijwillige aansluiting overgedragen aan de nieuwe pensioenuitvoerder. Collectieve waardeoverdrachten In het verslagjaar zijn er geen verzoeken tot inkomende collectieve waardeoverdracht afgerond. Er zijn 7 nieuwe verzoeken binnengekomen. Eind 2011 had het fonds nog 21 verzoeken in behandeling. Voor de afwikkeling van deze waardeoverdrachten heeft het fonds gewacht op besluitvorming door partijen en het opnieuw opstarten na het afronden van de periode van dekkingstekort. Het bestuur hanteert bij verzoeken tot collectieve waardeoverdracht het in 2006 vastgestelde beleid. Dit betekent dat inkomende en uitgaande waardeoverdrachten ‘tegen dekkingsgraad’ plaatsvinden. Het bestuur kan op verzoek een korting verlenen. Bij de beoordeling van zo’n verzoek houdt het fonds rekening met in het verleden verleende premiekortingen en de samenstelling van het deelnemersbestand. Kosten pensioenbeheer volgens aanbevelingen Pensioenfederatie De Pensioenfederatie beveelt aan om de kosten van het pensioenbeheer (25,2 mln) per deelnemer weer te geven. Als deelnemers worden meegerekend de actieve deelnemers en de gepensioneerden. Voor het pensioenbeheer bedroegen de kosten per deelnemer € 170. Indien de kosten over de actieve deelnemers, gepensioneerden en/of slapers worden verdeeld, ontstaat het volgende beeld: Kosten per actieve deelnemer
€ 281
Kosten per actieve deelnemer en gepensioneerde
€ 170
Kosten per actieve deelnemer, gepensioneerde en slaper
€ 43
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
32
4.5
Overzicht deelnemers en pensioengerechtigden
De volgende tabellen geven een weergave van de ontwikkeling van het aantal deelnemers en pensioengerechtigden van het fonds.
Mutatieoverzicht deelnemers
Stand per 1 januari Toetreding / hertoetreding Pensionering Arbeidsongeschiktheid Revalidering Overlijden Premievrij gemaakt door uitdienst Waardeoverdracht Afkoop emigratie / klein pensioen Beëindiging pensioen (afloop) Overige oorzaken Stand per 31 december
Arbeidsongeschikte deelnemers Gepensioneerden
Deelnemers (excl. AO)
Gewezen deelnemers
90.415
436.345
5.225
56.500
588.485
21.958
5.406-
-
-
16.552
531-
8.335-
342-
18.439
9.231
112-
-
112
20
20
44
-
44-
-
-
617-
1.265-
41-
2.959-
4.882-
21.839-
21.839
-
-
-
392
1.197-
-
-
805-
-
5.886-
-
12.254-
18.140-
-
-
-
1.383-
1.383-
9-
102-
3
164-
272-
89.701
435.993
4.913
58.199
588.806
Totaal
Onderverdeling deelnemers - gepensioneerden
Actieve deelnemers Gewezen deelnemers Arbeidsongeschikte deelnemers Pensioengerechtigden
Aantal actieve deelnemers per 1 januari 2012: 89.701 Verhouding man/vrouw 2011
2010
2009
2008
2007
Mannen
67.124
67.474
62.182
67.036
66.727
Vrouw en
22.577
22.941
22.201
24.078
24.174
Totaal
89.701
90.415
84.383
91.114
90.901
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
33
Actieve deelnemers op basis van leeftijd 2011 Mannen
2011
2011
2010
2010
2010
Vrouw en
Totaal
Mannen
Vrouw en
Totaal
20-25
9.300
2.056
11.356
11.111
2.485
13.596
25-30
9.142
2.365
11.507
8.755
2.406
11.161
30-35
7.831
2.381
10.212
7.887
2.435
10.322
35-40
7.620
2.554
10.174
8.524
2.892
11.416
40-45
8.986
3.364
12.350
9.117
3.512
12.629 11.629
45-50
8.576
3.466
12.042
8.194
3.435
50-55
6.981
2.946
9.927
6.313
2.692
9.005
55-60
4.824
2.154
6.978
4.339
2.086
6.425
60-65
3.864
1.291
5.155
3.234
998
4.232
Totaal
67.124
22.577
89.701
67.474
22.941
90.415
Aantal scheidingen in 2010 en 2011 Jaar
Aantal
2010
1.952
2011
1.657
Aantal deelnemers met vrijwillige voortzetting Jaar
Aantal
2010
37
2011
34
Aantal deelnemers met een excedentregeling Jaar
Aantal
2010
1.230
2011
1.462
Aantal deelnemers dat onder de overgangsregeling valt (per 1 januari 2012) Categorie
Aantal
Voorwaardelijke inkoop
21.793
Aantal gemoedsbezwaarden per 1 januari 2012 bedraagt 297. Aantal Gelegenheidswerknemers Jaar
Aantal
2009
51.513
2010
50.848
2011
51.610
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
34
Aantal gelegenheidswerkers 2011 uitgesplitst naar CAO Naam CAO
Aantal
Glastuinbouw
4.731
Landbouwwerktuigen Exploit Ondernem.
246
Hoveniersbedrijven
125
Open teelten Tuinbouw
29.927
Open teelten Boomkwekerij
2.598
Dierhouderij
524
Open teelten Bloembollen
10.554
Tuinzaadbedrijven
28
Open teelten Landbouw
2.135
Bos en Natuur
11
Bedrijfsverzorgingsdiensten
70
Paddestoelen
91
Bloembollengroothandel
535
Overig
35
Aantal arbeidsongeschikte deelnemers per 1 januari 2012: 4.913 Aantallen premievrije voortzetting naar geslacht en in procenten van het aantal actieve deelnemers 2011 2010 2009
2008
2007
Mannen
3.572
3.807
3.964
4.110
4.270
Vrouw en
1.341
1.418
1.462
1.526
1.567
Totaal
4.913
5.225
5.426
5.636
5.837
Mannen in %
5,1%
5,3%
6,0%
5,8%
6,0%
Vrouw en in %
5,6%
5,8%
6,2%
6,0%
6,1%
Totaal in %
5,2%
5,5%
6,0%
5,8%
6,0%
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
35
Premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid naar leeftijdsklasse, mannen en vrouwen 2011 2010 2009 20-25
2008
2007
M
1
2
3
4
V
-
-
-
1
1
M
9
17
18
20
21
V
2
5
5
11
17
M
33
41
51
55
72
V
20
31
37
45
55
35-40
M
83
156
185
219
236
V
60
107
132
146
164
40-45
M
261
333
383
414
446
V
175
171
156
161
165
45-50
M
496
565
551
566
580
V
171
179
189
183
177
50-55
M
624
706
738
773
798
V
196
230
226
251
290
55-60
M
874
963
1.024
1.077
1.162
V
326
359
389
383
382
60-65
M
1.191
1.024
1.011
982
952
25-30 30-35
V
3
391
336
328
345
316
Totaal mannen
3.572
3.807
3.964
4.110
4.270
Totaal vrouw en
1.341
1.418
1.462
1.526
1.567
Totaal
4.913
5.225
5.426
5.636
5.837
Premievrije voortzetting wegens gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid naar leeftijdsklasse, mannen en vrouwen 2011 2010 2009 20-25
2008
2007
M
-
-
1
-
V
-
-
-
-
-
25-30
M
3
4
4
4
4
V
-
-
-
1
2
30-35
M
8
5
5
6
10
V
-
-
-
2
1
35-40
M
10
11
20
21
23
V
2
1
2
2
3
40-45
M
24
40
44
45
55
V
6
8
6
8
7
45-50
M
47
53
57
58
69
V
5
5
8
8
7
50-55
M
80
101
104
106
98
V
7
16
17
19
18 173
55-60 60-65
-
M
104
126
143
155
V
12
14
11
9
12
M
131
113
121
132
140
4
1
6
13
12
Totaal mannen
V
407
453
499
527
572
Totaal vrouw en
36
45
50
62
62
443
498
549
589
634
Totaal
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
36
Aantal pensioengerechtigden per 1 januari 2012: 58.199 Aantal pensioengerechtigden 2011 Ouderdomspensioen
2010
35.600
BPL-Flexpensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen
2009
33.631
2008
32.363
31.229
2007 30.443
974
953
706
639
636
16.852
16.995
16.745
16.727
16.804
946
881
735
638
648
AOP
3.321
3.548
3.586
3.709
3.845
Anw
506
492
436
405
385
58.199
56.500
54.571
53.347
52.761
Totaal
Onderverdeling naar soort uitkering
Ouderdomspensioen BPL-Flexpensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen AOP Anw
Totaal betaalde pensioenuitkeringen in het boekjaar (x 1.000) Totaal aantal toegekende pensioenen gesplitst in periodieke- en eenmalige uitkeringen 2011 2010
2009
2008
Periodiek
Ineens
Periodiek
Ineens
Periodiek
Ineens
Periodiek
Ineens
3.944
3.560
2.700
4.924
2.981
4.376
2.791
4.298
Nabestaandenpensioen
918
8.459
1.266
511
1.068
483
999
551
Wezenpensioen
111
57
41
45
45
50
73
54
BPL-Flexpensioen
1.153
178
996
201
790
213
754
314
Totaal
6.126
12.254
5.003
5.681
4.884
5.122
4.617
5.217
2008
2007
Ouderdomspensioen
Aantal gewezen deelnemers per 1 januari 2012: 435.993 2011
2010
2009
Mannen
308.228
310.042
381.283
374.975
371.453
Vrouw en
127.765
126.303
159.934
155.564
150.866
Totaal
435.993
436.345
541.217
530.539
522.319
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
37
4.6
Overzicht werkgevers
Aantal werkgevers die in 2011 een factuur hebben ontvangen: 15.811. Werkgevers naar aantal werknemers Aantal werknemers
Aantal
Percentage
0-4 werknemers
9.874
62%
5-9 werknemers
2.730
17%
10-24 werknemers
2.146
14%
25-49 werknemers
720
5%
50-99 werknemers
257
2%
100-249 werknemers
64
0,40%
250-499 werknemers
13
0,08%
7
0,04%
Meer dan 500 werknemers
Werkgevers onderverdeeld in aantal deelnemers
0-4 werknemers 5-9 werknemers 10-24 werknemers 25-49 werknemers 50-99 werknemers 100-249 werknemers 250-499 werknemers Meer dan 500 werknemers
Aantal werkgevers per CAO (gebaseerd op aantallen in 2011 gefactureerd)
naam CAO Glastuinbouw Landbouwwerktuigen Exploit. Ondernem. Hoveniersbedrijven Open teelten Tuinbouw Open teelten Boomkwekerij Dierhouderij Open teelten Bloembollen Tuinzaadbedrijven Open teelten Landbouw Bos en Natuur Bedrijfsverzorgingsdiensten Paddestoelen Bloembollengroothandel Overig Totaal
aantal werkgevers 2.925 2.249 2.678 1.959 1.166 2.442 606 67 1.066 201 34 165 105 148
aantal % deelnemers 18% 36.306 14% 21.817 17% 16.042 12% 8.771 7% 8.285 15% 8.195 4% 3.909 0% 3.835 7% 3.665 1% 2.733 0% 2.603 1% 1.874 1% 1.656 1% 6.023
15.811
125.714
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
% 29% 17% 13% 7% 7% 7% 3% 3% 3% 2% 2% 1% 1% 5%
38
Wergevers verdeeld naar sectoren
Glastuinbouw Landbouwwerktuigen Exploit. Ondernem. Hoveniersbedrijven Open teelten Tuinbouw Open teelten Boomkwekerij Dierhouderij Open teelten Bloembollen Tuinzaadbedrijven Open teelten Landbouw Bos en Natuur Bedrijfsverzorgingsdiensten Paddestoelen Bloembollengroothandel Overig
Verdeling loonsom
Glastuinbouw Landbouwwerktuigen Exploit. Ondernem. Hoveniersbedrijven Open teelten Tuinbouw Open teelten Boomkwekerij Dierhouderij Open teelten Bloembollen Tuinzaadbedrijven Open teelten Landbouw Bos en Natuur Bedrijfsverzorgingsdiensten Paddestoelen Bloembollengroothandel Overig
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
39
Deelnemers verdeeld naar sectoren Glastuinbouw Landbouwwerktuigen Exploit. Ondernem. Hoveniersbedrijven Open teelten Tuinbouw Open teelten Boomkwekerij Dierhouderij Open teelten Bloembollen Tuinzaadbedrijven Open teelten Landbouw Bos en Natuur Bedrijfsverzorgingsdiensten Paddestoelen Bloembollengroothandel Overig
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
40
5. Deelnemersraad 5.1
Inleiding
De deelnemersraad is in 2011 betrokken geweest bij de advisering over diverse onderwerpen. De voorzitters en/of een delegatie van het bestuur zijn bij drie vergaderingen van de deelnemersraad aanwezig geweest om de adviesaanvragen toe te lichten. De deelnemersraad kon in een van deze vergaderingen ook aan de accountant van het fonds vragen stellen. In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van de onderwerpen die in de deelnemersraad aan de orde zijn geweest.
5.2
Verslag
Actuariële en bedrijfstechnische nota Na beantwoording van vragen over onderdelen uit de ABTN heeft de deelnemersraad positief geadviseerd over de ABTN 2011. Desgevraagd is een toelichting gegeven over de doorsnee premie, sterftekansen, vereist eigen vermogen en de aanpassing van de normportefeuille. Uitbesteding Pensioenbeheer De deelnemersraad heeft positief geadviseerd over het voorgenomen bestuursbesluit om het pensioenbeheer onder te brengen bij TKP in Groningen. De deelnemersraad heeft tevens positief geadviseerd over het gevoerde beleid van het bestuur BPL inzake de uitbesteding van het pensioenbeheer BPL. Korte termijn herstelplan De deelnemersraad BPL heeft positief geadviseerd over het korte termijn herstelplan BPL per 30 augustus 2011. Tevens heeft de deelnemersraad positief geadviseerd over de aanpassingen op het lange termijn herstelplan BPL. Toeslag Gezien de actuele financiële situatie van het fonds (herstelsituatie) heeft de deelnemersraad positief geadviseerd over het besluit van het bestuur BPL om in 2011 af te wijken van de staffel door niet te indexeren. Statuten en reglementen De deelnemersraad heeft positief geadviseerd over wijzigingen in het pensioenreglement. De aanpassingen hebben betrekking op: -
omschrijving van de werkingssfeer
-
herbenoeming bestuursleden
-
uitbreiding c.q. verduidelijking begripsbepaling
-
gemoedsbezwaarden
Goed pensioenfondsbestuur Deskundigheid De deelnemersraad heeft in 2011 twee opleidingsdagen georganiseerd. Allereerst is het jaarverslag 2010 van BPL uitgebreid onder begeleiding van een SPO-docent doorgenomen. Verder is een studiemiddag georganiseerd over de vastgoedportefeuille van het fonds. Een afvaardiging uit de deelnemersraad heeft in 2011 de themabijeenkomsten van het platform voor deelnemersraden bijgewoond.
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
41
5.3
Bevindingen ten aanzien van het jaarverslag en de jaarrekening 2011
De deelnemersraad is van mening dat de informatievoorziening richting de raad in het verslagjaar goed is. In 2011 heeft de raad meerdere malen overleg met het bestuur gehad. De deelnemersraad gaat er van uit dat ook in 2012 frequent overleg met het bestuur blijft plaatsvinden. De deelnemersraad heeft het bestuur verzocht aandacht te besteden aan de stijgende franchise. De raad gaat er vanuit dat het bestuur het terugbrengen van de uitvoeringskosten wederom in 2012 agendeert. De deelnemersraad is tevreden over de financiële verslaglegging over 2011. Het bestuurlijk verslag geeft een reëel beeld van de ontwikkelingen in 2011.
5.4
Advies jaarverslag
De deelnemersraad adviseert positief over het jaarverslag 2011. Bunnik, 6 juni 2012 Deelnemersraad Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw (BPL)
Y. Hylkema, voorzitter
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
42
6. Verslag van het verantwoordingsorgaan 6.1
Inleiding
Het verantwoordingsorgaan heeft in 2011 haar oordeel over het beleid van het bestuur over diverse onderwerpen gegeven. De voorzitters en/of een delegatie van het bestuur zijn bij drie van de vergaderingen van het verantwoordingsorgaan aanwezig geweest om het beleid toe te lichten.
6.2
Verslag
In 2010 is begonnen met het op kwartaalbasis bespreken van de notulen van het bestuurvergaderingen BPL met het verantwoordingsorgaan. Deze besprekingen hebben in 2011 eveneens plaatsgevonden in aanwezigheid van een delegatie van het bestuur BPL. Deskundigheid Het verantwoordingsorgaan heeft in 2011 twee opleidingsdagen georganiseerd. Allereerst is het jaarverslag 2010 van BPL uitgebreid onder begeleiding van een SPO-docent doorgenomen. Verder is een studiemiddag georganiseerd over de vastgoedportefeuille van het fonds. Uitbesteding Pensioenbeheer Het verantwoordingsorgaan was in 2011 positief over het gevoerde beleid van het bestuur BPL inzake de uitbesteding van het pensioenbeheer BPL. Korte termijn herstelplan Het verantwoordingsorgaan BPL is positief over het beleid van het bestuur inzake het korte termijn herstelplan BPL per 30 augustus 2011.
6.3
Bevindingen ten aanzien van het in 2011 gevoerde beleid
Het verantwoordingsorgaan heeft de volgende bevindingen gedaan: Algemeen Het verantwoordingsorgaan is tevreden over de tijdigheid en juistheid van het aanleveren van het jaarverslag 2011 en overige stukken voor beoordeling van het gevoerde beleid. De informatievoorziening richting het verantwoordingsorgaan is in 2011 goed. Het verantwoordingsorgaan kijkt uit naar de aangekondigde meerjaren visie van het bestuur. Wetgeving en reglementen In het verslagjaar zijn de statuten en reglementen op kleine onderdelen aangepast. Deze aanpassingen zijn vooral het gevolg van de transitie. Het verantwoordingsorgaan stelt vast dat deze aanpassingen juist zijn voorbereid en uitgevoerd en dat hiermee adequaat is gereageerd op ontwikkelingen. Premiebeleid en toeslagbeleid Het bestuur heeft in de loop van 2011 besloten om, in samenspraak met CAO-partners en het bestuur van SUWAS, de premie voor 2011 met terugwerkende kracht te verhogen van 16,8% naar 18,15%. Tegelijkertijd werd de premie voor SUWAS I verlaagd. De premie van 18,15% voldeed dus echter niet aan de wettelijk vereiste gedempte kostendekkende premie van 19,5%. In overleg met DNB heeft het bestuur in het najaar besloten om de premie voor 2011 vast te stellen op 18,15% en het premietekort te compenseren door een éénmalige verlaging van het opbouwpercentage van 2% naar 1,85% in 2012. In 2011 is het heeft het bestuur BPL het toeslagbeleid geëvalueerd. De staffel voor inhaaltoeslagen is ten gevolge hiervan gewijzigd en kan inhaaltoeslag over maximaal 10 jaar terug kan gaan. Over 2011 is in verband met het lange termijn herstelplan geen toeslag verleend. Het bestuur heeft naar het oordeel van het verantwoordingsorgaan bij het vaststellen van de premie voor 2011 een goede afweging gemaakt tussen de mogelijkheden en wensen.
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
43
Goed Pensioenfondsbestuur Het bestuur voldoet aan de collectieve eisen voor deskundigheid die opgelegd zijn door de Pensioenwet en laat zich door externe deskundigen goed voorlichten. Het bestuur vindt deskundigheid een belangrijk onderwerp en houdt zichzelf scherp door opleidingen te volgen. In 2012 wordt opnieuw een visitatie uitgevoerd. Het verantwoordingsorgaan gaat er vanuit dat de 2012 rapportage van de visitatiecommissie ter beschikking wordt gesteld. Het verantwoordingsorgaan stelt vast dat het bestuur open en prettig met het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad communiceert en het verantwoordingsorgaan voorziet in alle benodigde of gewenste informatie, ondersteuning en opleidingen. Beleggingsbeleid Het vermogen van het fonds is goed belegd en het bestuur is voldoende ‘in control’ over het belegde vermogen. Wel constateert het verantwoordingsorgaan dat in 2011 evenals in 2010 het rendement voor enkele beleggingscategorieën achter is gebleven bij de benchmark en vraagt hier blijvende aandacht voor. Het verantwoordingsorgaan is positief over de ontwikkelingen op het terrein van verantwoord beleggen. Het orgaan stelt het op prijs zo veel mogelijk betrokken te zijn bij actuele ontwikkelingen. Risicobeleid Het verantwoordingsorgaan is positief over het gevoerde risicobeleid. Op basis van de informatie die het daarover van het bestuur ontvangt stelt het verantwoordingsorgaan vast dat het bestuur beslissingen over het te voeren risicobeleid nauwkeurig afweegt en dat het bestuur beslissingen over het te voeren risicobeleid nauwkeurig afweegt. Financiële positie van het fonds Het fonds is in 2011 in een dekkingstekort terecht gekomen, wat het verantwoordingsorgaan zorgen baart. Het verantwoordingsorgaan stelt vast dat dit door externe factoren veroorzaakt is, met name door de gedaalde rente. Het bestuur heeft een herstelplan opgesteld, waaruit blijkt dat het fonds binnen de gestelde termijn uit het dekkingstekort komt. Het verantwoordingsorgaan heeft geconstateerd dat het bestuur de ontwikkeling van de financiële positie nauwlettend volgt en zich uitgebreid laat informeren en adviseren om zodoende snel en adequaat te kunnen reageren op de ontwikkelingen. Het bestuur heeft op deze bevindingen gereageerd. De reactie is te vinden in de volgende paragraaf. Conclusie Het verantwoordingsorgaan oordeelt positief over het door het bestuur in 2011 gevoerde beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd. Bunnik, 6 juni 2012 Verantwoordingsorgaan Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw (BPL) Namens dit orgaan:
S. Binda
G.H. Schrijver
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
A.Th. Burger
44
6.4
Reactie van het bestuur op de rapportage van het verantwoordingsorgaan
Het bestuur spreekt haar waardering uit over de zorgvuldige en weloverwogen wijze waarop het verantwoordingsorgaan tot zijn bevindingen en oordeel is gekomen. Het bestuur heeft met genoegen kennis genomen van het positieve oordeel. Het bestuur bedankt het verantwoordingsorgaan voor de aanbevelingen en gaat deze inhoudelijk bespreken. Algemeen Het bestuur heeft de intentie de informatievoorziening en het overleg met het verantwoordingsorgaan te blijven verbeteren. Toeslagbeleid Het bestuur volgt nauwlettend de ontwikkelingen die toekomstige toeslagverlening beïnvloeden. Het zal het verantwoordingsorgaan informeren over beleidskeuzes die in dat verband gemaakt worden Goed pensioenfondsbestuur Het bestuur neemt het verzoek in overweging om alle leden van het verantwoordingsorgaan kennis te laten nemen van het 2012 rapport van de visitatiecommissie Financiële positie van het fonds Het bestuur blijft de ontwikkeling van de financiële positie nauwlettend volgt en zal zich uitgebreid laten informeren en adviseren om zodoende snel en adequaat te kunnen reageren op de ontwikkelingen.
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
45
7. Visitatiecommissie In de maanden mei en juni 2012 heeft het bestuur van Bedrijfstakpensioenfonds Landbouw een visitatie laten uitvoeren door een commissie die bestond uit mevrouw Nelly Altenburg, de heer Ane Hoekstra en mevrouw Jet Thole. Dit was de derde visitatie bij het pensioenfonds. Het BPL-bestuur heeft ervoor gekozen om jaarlijks een visitatie te laten uitvoeren. Het bestuur heeft de visitatiecommissie gevraagd om binnen de kaders van de principes van goed pensioenfondsbestuur twee deelonderwerpen te onderzoeken. Bijzonder was dat de deelnemersraad actief werd betrokken bij de keuze van de deelonderwerpen. De uiteindelijke keuze werd gemaakt voor: A. Transitie van de pensioenadministratie. B. Herstelplannen.
Werkwijze De werkzaamheden zijn uitgevoerd door middel van een documentenanalyse, interviews en een bespreking van de bevindingen, conclusies en aanbevelingen met het bestuur.
Bevindingen De hoofdlijnen uit het visitatierapport zijn: Transitie Het bestuur van BPF Landbouw heeft in het voorjaar van 2011 besloten tot een uitgebreide offerteprocedure voor een (mogelijke) nieuwe uitvoerder voor de pensioenadministratie. Naar het oordeel van de visitatiecommissie is dit proces zeer zorgvuldig verlopen. Offertes werden op basis van vooraf helder geformuleerde criteria beoordeeld. Bij de uiteindelijke selectie werd naast bewezen kwaliteit en prijs, ook gelet op een goede “fit” met de toekomstige dienstverleners. De flexibiliteit van de uitvoerder om met specifieke wensen van BPF Landbouw om te gaan speelde ook een belangrijke rol. Mede door inschakeling van onafhankelijke externe deskundigheid in verschillende fasen van de selectie en de transitie creëerde het bestuur de mogelijkheid om tot een gefundeerde onafhankelijke oordeelsvorming te komen. Het resultaat was uitstekend. BPF Landbouw kon een uitvoerder contracteren die tegen aanzienlijk geringere kosten en een goede kwaliteit het pensioenbeheer op zich kan nemen. Het bestuur heeft, rekening houdend met de complexheid van het proces, een ruim budget “(on)voorzien” met een maximum gereserveerd waardoor het transitieproces soepel en binnen de gestelde tijdsplanning kon verlopen. De strakke en heldere planning van de nieuwe uitvoerder is hierin zeer waardevol geweest. Herstelplan In het jaar 2010 was het bestuur, doordat de vereiste dekkingsgraad niet meer op het gewenste niveau was, genoodzaakt om een lange termijn herstelplan op te stellen. In dezelfde periode belandde het fonds ook in een situatie van een dekkingstekort waardoor er ook een korte termijnplan moest worden ingediend. De commissie meent dat het gehele complexe proces van de totstandkoming en uitvoering van het herstelplan door het bestuur zorgvuldig is gedaan. Het bestuur was zich steeds bewust van de verschillende risico’s, liet zich op juiste momenten adviseren door deskundigen en nam dit mee in haar besluitvorming. Ook zijn de Deelnemersraad en het Verantwoordingsorgaan op de juiste momenten hierbij betrokken en hebben zij aan het bestuur tijdig advies kunnen uitbrengen over het herstelplan. Het bestuur heeft bij de invulling van het crisisplan ook uitvoerig over de specifieke risico’s in de sector gediscussieerd en mogelijke oplossingen verkend. De visitatiecommissie acht het wenselijk om dit in het crisisplan of anderszins te verwerken, zodat de toekomst van een bestendig fonds in een bredere context wordt geplaatst. De communicatie met deelnemers over de mogelijk ingrijpende gevolgen van het herstel- en crisisplan is summier geweest en sluit onvoldoende aan bij hun beleving. De visitatiecommissie heeft het bestuur geadviseerd om hier expliciet aandacht aan te besteden door in begrijpende taal te communiceren en de brede context als vertrekpunt te nemen. Hierdoor laat het bestuur zien dat zij met een brede blik de belangen van alle belanghebbende meeweegt in haar beslissingen.
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
46
Overige punten Naast de twee deelonderwerpen heeft de visitatiecommissie een aantal andere punten onder de aandacht gebracht die de governance (PFG) raken. Vanuit die invalshoek kunnen zij van belang zijn voor de toekomst van het fonds. Het betreft hier onder andere de borging van de continuïteit en deskundigheid van het bestuur aan de kant van werknemerszijde. Ook past hier te noemen het intensiever monitoren van de vermogensbeheerder(s) over de beleggingsresultaten en het verkennen van mogelijke alternatieven. Tenslotte werd opnieuw van gedachten gewisseld over de rol en positie die het fonds inneemt op de onroerend goed markt en de stappen die zij daarin heeft gezet. De visitatiecommissie vindt dat het bestuur zich goed bewust is van de risico’s en hierin tot nu toe weloverwogen keuzes heeft gemaakt.
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
47
8. Jaarrekening In dit hoofdstuk presenteert het bestuur van de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw de jaarrekening. De in dit hoofdstuk vermelde bedragen zijn in duizenden euro’s, tenzij anders is aangegeven.
8.1
Balans per 31 december 2011
(Na voorgestelde bestemming saldo baten en lasten) (Bedragen x 1.000 EUR)
Toelichting
2011
2010
*)
EUR
EUR
Activa Beleggingen voor risico fonds
8.5.1
9.395.166
8.700.274
Vorderingen en overlopende activa
8.5.2
78.890
99.612
Overige activa
8.5.3
29.625
4.351
9.503.681
8.804.237
Passiva Stichtingskapitaal en reserves
8.5.4
217.850
788.948
Technische voorzieningen
8.5.5
8.935.062
7.567.723
Overige schulden en overlopende passiva
8.5.6
350.769
447.566
9.503.681
8.804.237
*) De nummering verw ijst naar de toelichting Dekkingsgraad op basis van FTK (in %)
% 100,6
BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
% 110,4
48
8.2
Staat van baten en lasten over 2011
(Bedragen x 1.000 EUR)
Toelichting
2011
2010
EUR
EUR
Baten Premiebijdragen risico fonds
8.6.1
280.864
221.831
Beleggingsresultaten risico fonds
8.6.2
686.640
760.687
Overige baten
8.6.3
13.819
10.265
981.323
992.783
Lasten Pensioenuitkeringen
8.6.7
188.933
193.926
Pensioenuitvoeringskosten
8.6.8
25.416
29.893
• Pensioenopbouw
8.6.4
279.441
254.160
• Indexering en overige toeslagen
8.6.5
-
6.091
• Rentetoevoeging
8.6.6
95.701
83.644
-189.219
-218.083
Mutatie technische voorzieningen:
• Onttrekking pensioenuitkeringen • Mutatie pensioenuitvoeringskosten
1.224
1.682
• Wijziging marktrente
8.6.11
1.297.060
742.429
• Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
8.6.14
20.672
113.901
• Wijziging overige actuariële uitgangspunten
8.6.12
-
220.837
• Overige w ijzigingen in de technische voorzieningen
8.6.13
-137.540
19.748
1.367.339
1.224.409 -116.250
Saldo overdrachten van rechten
8.6.14
-29.551
Overige lasten
8.6.15
284
371
1.552.421
1.332.349
-571.098
-339.566
2011
2010
EUR
EUR
Saldo van baten en lasten
Samenvatting van de actuariële analyse (Bedragen x 1.000 EUR)
Premieresultaat
-25.217
-63.904
Interestresultaat
-706.121
-65.386
Overig resultaat
160.240
-210.276
Saldo van baten en lasten
-571.098
-339.566
2011
2010
EUR
EUR
Bestemming van het saldo van baten en lasten (Bedragen x 1.000 EUR)
Algemene reserve
-950.293
-722.673
Beleggingsreseverve
214.030
385.150
1.710
-2.043
159.454
-
4.001
-
-571.098
-339.566
Bestemmingsreserve ANW-hiaat Bestemmingsreserve VPL-pensioen Bestemmingsreserve voortzetting pensioenopbouw (VPO) Saldo van baten en lasten
BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
49
8.3
Kasstroomoverzicht over 2011
(Bedragen x 1.000 EUR)
2011
2010
EUR
EUR
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangen premies
267.309
224.380
55.781
114.729
-188.604
-193.673
-11.004
-11.029
9.106
-33.367
132.588
101.040
Verkopen en aflossingen van beleggingen
3.538.888
3.850.658
Ontvangen directe beleggingsopbrengsten
324.209
290.460
-3.944.308
-4.285.924
Ontvangen w aardeoverdrachten Betaalde pensioenuitkeringen Betaalde w aardeoverdrachten Betaalde pensioenuitvoeringskosten Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten Kasstroom uit beleggingsactiviteiten
Aankopen beleggingen Betaalde kosten van vermogensbeheer Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten
-19.954
-18.483
-101.165
-163.289
Mutatie liquide m iddelen
31.423
-62.249
Stand liquide middelen per 1 januari
28.353
90.602
Stand liquide m iddelen per 31 decem ber *)
59.776
28.353
- deel opgenomen onder de Beleggingen voor risico fonds
30.151
24.002
- overige liquide middelen (opgenomen onder de Overige activa)
29.625
4.351
59.776
28.353
*) De liquide middelen zijn als volgt opgebouw d:
8.4 8.4.1
Algemene toelichting Inleiding
Het doel van het fonds is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Het fonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van de in branche landbouw verplicht gestelde aangesloten werkgevers.
8.4.2
Overeenstemmingverklaring
De Jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in de Pensioenwet en Titel 9 Boek 2 BW, met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ 610). Het bestuur heeft op 14 juni 2012 de jaarrekening opgemaakt.
8.4.3
Grondslagen voor de waardering
Algemeen Beleggingen en pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op reële waarde. Slechts indien de reële waarde van een belegging niet betrouwbaar kan worden vastgesteld vindt waardering plaats op basis van geamortiseerde kostprijs. Voor de overige activa en passiva geldt, tenzij in de specifieke grondslagen hieronder anders is aangegeven, dat deze zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. Deze boekwaarde benadert de reële waarde als gevolg van het korte termijnkarakter van deze vorderingen en schulden. BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
50
Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW en de Pensioenwet vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herziening van schattingen wordt enkel opgenomen als de herziening alleen maar gevolgen heeft voor de achterliggende periode. In andere gevallen wordt de herziening uitgesteld tot de periode waarover hij betrekking heeft, is verstreken. Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid BW vereiste inzicht noodzakelijk geacht wordt, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen nader toegelicht in de toelichting bij de jaarrekening.
Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “nog af te wikkelen transacties”. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn.
Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
51
Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum.
31 decem ber 2011
gem iddeld 2011 31 decem ber 2010
EUR CHF
EUR
1,214
1,232
gem iddeld 2010 31 decem ber 2009
EUR
EUR
1,250
EUR
1,367
1,483
DKK
7,432
7,442
7,452
7,447
7,441
GBP
0,835
0,846
0,857
0,873
0,888 133,568
JPY
99,880
104,343
108,806
121,187
NOK
7,747
7,773
7,798
8,043
8,288
PLN
4,458
4,211
3,964
4,035
4,106
SEK
8,899
8,959
9,019
9,632
10,244
USD
1,298
1,320
1,342
1,388
1,435
Beleggingen voor risico fonds Algemeen In overeenstemming met de Pensioenwet worden beleggingen gewaardeerd op reële waarde. Participaties in beleggingspools en -instellingen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor die onderliggende beleggingen (look-through benadering). Vorderingen en schulden uit beleggingen welke samenhangen met een specifieke beleggingscategorie worden onder beleggingsdebiteuren dan wel –crediteuren opgenomen in de betreffende beleggingscategorie. Herrubricering Op basis van een betere look-through in de beleggingscijfers is de segmentatie in 2011 voor een aantal segmentatietabellen aangepast. Ten behoeve van de vergelijkbaarheid zijn de vergelijkende cijfers eveneens aangepast aan deze verbeterde lookthrough. Deze herrubriceringen hebben geen invloed op het vermogen en resultaat gehad. Vastgoedbeleggingen Beleggingen in direct vastgoed worden gewaardeerd tegen de reële waarde. De reële waarde wordt gebaseerd op taxatiewaarde. De taxaties worden verricht door onafhankelijke deskundigen. Indien daartoe aanleiding is, wordt bij de waardering rekening gehouden met de feitelijke verhuursituatie en/of renovatieactiviteiten. Resultaten door wijziging in reële waarde worden in de staat van baten en lasten verantwoord.
Beursgenoteerde vastgoedfondsen worden gewaardeerd tegen de reële waarde, zijnde de beurskoers per balansdatum. Nietbeursgenoteerde beleggingen in vastgoedfondsen worden gewaardeerd op het aandeel in de reële waarde van de onderliggende beleggingen. Indien de waarderingsgrondslagen van vastgoedfondsen afwijken van de waarderingsgrondslagen van het fonds, wordt de waardering zo mogelijk aangepast aan de waarderingsgrondslagen van het pensioenfonds. Onroerend goed in ontwikkeling wordt gewaardeerd op basis van kostprijs of lagere marktwaarde. De kostprijs zijn de gedane uitgaven, inclusief bouwrente. Na oplevering worden (her)ontwikkelde objecten naar reële waarde geherwaardeerd. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op reële waarde. De reële waarde is de beursnotering per balansdatum. De reële waarde van niet beursgenoteerde participaties is bepaald op basis van de laatst bekende intrinsieke waarde. Dit is het aandeel in het zichtbare eigen vermogen. Private equity beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde, zijnde de intrinsieke waarde. Deze waarde wordt ontleend aan de meest recente rapportages van de fundmanagers en de fund-of-fund-managers, gecorrigeerd voor kasstromen in de periode BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
52
tot balansdatum. Daarnaast wordt bij de waardering rekening gehouden met eventuele negatieve gevolgen van materiële gebeurtenissen in het verslagjaar na ontvangst van deze rapportages. De managers bepalen de intrinsieke waarde op basis van lokale wet- en regelgeving. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op marktwaarde. De marktwaarde is de per balansdatum geldende beurskoers, onder toevoeging van opgelopen rente. Leningen worden gewaardeerd tegen reële waarde. Deze waarde wordt bepaald door de te ontvangen kasstromen (rente, aflossingen en verwachte boeterente bij vervroegde aflossingen) contant te maken op basis van geldende marktrente, waarin opgenomen een opslag voor debiteurenrisico en liquiditeitsrisico. Deposito’s en vorderingen op banken worden gewaardeerd op nominale waarde. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, zijnde de marktwaarde van het contract. Voor beursgenoteerde contracten is dit de beurskoers per balansdatum. Voor niet beursgenoteerde contracten is de waardering gebaseerd op beschikbare marktinformatie als input voor gehanteerde waarderingsmodellen. Creditposities in derivaten worden separaat verantwoord onder de overige schulden. Overige beleggingen Hedge funds worden gewaardeerd tegen reële waarde. De reële waarde is de intrinsieke waarde van de onderliggende beleggingen van het betreffende fonds. Indien de waarderingsgrondslagen van Hedge funds afwijken van de waarderingsgrondslagen van het fonds, wordt de waardering zo mogelijk aangepast aan de waarderingsgrondslagen van het pensioenfonds. Niet beursgenoteerde belangen in infrastructuur beleggingen worden gewaardeerd op het aandeel in de reële waarde van de onderliggende beleggingen, de overige onderliggende activa en de onderliggende verplichtingen. Geldmarktbeleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde, zijnde de contante waarde van de toekomstige kasstromen (rente en aflossing). Posities in rekening courantsaldi worden tegen nominale waarde gewaardeerd.
Vorderingen en overlopende activa Voor zover noodzakelijk is een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht.
Overige activa Onder meer worden hieronder de liquide middelen opgenomen voor zover dit banktegoeden betreft welke onmiddellijk opeisbaar zijn. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen.
Stichtingskapitaal en reserves Algemeen Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. In de toelichting wordt het krachtens de Pensioenwet minimaal vereiste eigen vermogen opgenomen volgens de in het Besluit Financieel Toetsingskader (FTK) voorgeschreven berekeningsmethodiek als het surplusvermogen. Algemene reserve De algemene reserve wordt gevoed door het resultaat, nadat de beleggingsreserve, de bestemmingsreserve Anw-hiaat, de bestemmingsreserve VPL-pensioen en de bestemmingsreserve voortzetting pensioenopbouw op het juiste niveau zijn gebracht. BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
53
Beleggingsreserve De beleggingsreserve is gelijk aan het vereist eigen vermogen verminderd met het minimum vereist eigen vermogen. Op deze wijze wordt bewerkstelligd dat de beleggingsreserve minimaal gelijk is aan de reserves, die een pensioenfondsfonds moet aanhouden voor beleggingsrisico’s in het FTK. Bestemmingsreserve ANW-hiaat Aan de bestemmingsreserve ANW-hiaat wordt toegevoegd/onttrokken het verschil tussen enerzijds de ANW-hiaat premie en toegerekende interest en anderzijds de toevoeging aan de ANW-hiaat voorziening, de toegerekende administratiekosten en de verrichte ANW-hiaat uitkeringen. Bestemmingsreserve VPL-pensioen De bestemmingsreserve VPL-pensioen dient ter financiering van toekomstige onvoorwaardelijke rechten uit hoofde van in het kader van de VPL-wetgeving voortgekomen overgangsmaatregelen. Toekomstige premiebaten voor VPL-rechten zullen aan deze bestemmingsreserve toegevoegd worden en toekenningen van VPL-rechten onttrokken. Bestemmingsreserve voortzetting pensioenopbouw (VPO) De bestemmingsreserve voortzetting pensioenopbouw heeft als doel de financiering van de toekomstige inkoop van rechten voor werkeloze deelnemers ter compensatie van het stopzetten van de wettelijke FVP-regeling. Deze reserve is gevormd met het batig saldo inzake de ontbinding van het Vacantiefonds voor den Landbouw.
Technische voorzieningen Technische voorzieningen De technische voorziening wordt gewaardeerd op reële waarde (marktwaarde). De reële waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (indexatie)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de rentetermijnstructuur. Bij de berekening van de technische voorziening is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken worden geïndexeerd. Alle per balansdatum bestaande indexatiebesluiten (ook voor indexatiebesluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex ante condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen.
De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen per 31 december 2011: •
Rekenrente: gebaseerd op de rentetermijnstructuur zoals maandelijks gepubliceerd door DNB. Door uitzonderlijke marktomstandigheden en gebrekkige liquiditeit in het lange eind van de interbancaire swapmarkt bestaat er volgens DNB onzekerheid omtrent juiste prijsvorming op de interbancaire swapmarkt. Als gevolg hiervan heeft DNB in lijn met artikel 126 van de Pensioenwet besloten de rentetermijnstructuur (RTS) per ultimo 2011 vast te stellen als een gemiddelde van de RTS van alle handelsdagen in de periode 1 oktober tot en met 31 december 2011. De pensioenverplichtingen van het fonds zijn berekend op basis van deze door DNB aangepaste RTS. Dit heeft geresulteerd in een positief effect op de dekkingsgraad.
BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
54
•
Overlevingstafels: AG prognosetafels 2010-2060 met een correctie op de sterftekansen van 94% voor zowel mannen als vrouwen. Bij het bepalen van de technische voorziening wordt dan ook rekening gehouden met een voorzienbare trend in overlevingskansen welke zijn verwerkt in de genoemde prognosetafel 2010-2060.
•
Voor de berekening van de technische voorziening voor nog niet ingegane nabestaandenpensioenen wordt een partnerfrequentie gehanteerd zoals gepubliceerd bij de overlevingstafels van het AG over de waarnemingsperiode 19851990. De frequenties voor mannen worden vermenigvuldigd met 70% en de frequenties voor vrouwen met 50%, met uitzondering van de groep deelnemers die met pensioen is gegaan in of na 2002. Voor deze groep gepensioneerden geldt vanaf de 65-jarige leeftijd een gehuwdheidsfrequentie van 100%. De gehuwdheidsfrequenties lopen in alle gevallen vanaf de 65-jarige leeftijd af met de sterftekans van de partner.
•
Voor het partnerpensioen is aangenomen dat de partner 3 jaar jonger is dan de verzekerde man en 3 jaar ouder dan de verzekerde vrouw.
•
Kostenopslag ter grootte van 2% van de technische voorziening in verband met toekomstige excassokosten. In de actuarieel benodigde premie is een opslag van 1,4% van de pensioengrondslagen begrepen voor lopende kosten.
•
Bij de bepaling van de pensioenopbouw voor arbeidsongeschikte deelnemers wordt geen rekening gehouden met revalidatiekansen.
8.4.4
Grondslagen voor de resultaatbepaling
Algemeen Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben. De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de technische voorzieningen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat.
Premiebijdragen risico fonds Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen, alsmede premies van de Stichting Voortzetting Pensioenverzekering (FVP). Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Beleggingsresultaten risico fonds (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als indirecte beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Aankoopkosten zijn verwerkt in de reële waarde van de beleggingen. Verkoopkosten worden verantwoord als onderdeel van de gerealiseerde herwaarderingen.
Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling. Kosten van vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne kosten verstaan. Exploitatiekosten van onroerende zaken in exploitatie zijn in de kosten van vermogensbeheer opgenomen.
BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
55
Verrekening van kosten De kosten uit hoofde van beheervergoeding alsmede transactiekosten gerelateerd aan beleggingen zijn in mindering gebracht op de directe en indirecte beleggingsopbrengsten.
Pensioenopbouw De pensioenopbouw is de contante waarde van de pensioenaanspraken die toegekend zijn in het boekjaar.
Rentetoevoeging technische voorzieningen De pensioenverplichtingen worden contant gemaakt tegen de nominale marktrente op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. De interesttoevoeging wordt tegen de rekenrente primo berekend over de beginstand en de mutaties gedurende het jaar.
Onttrekking uit technische voorzieningen voor pensioenuitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de technische voorzieningen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen in de verslagperiode.
Mutatie technische voorzieningen voor pensioenuitvoeringskosten Jaarlijks valt een percentage van de uitkeringen vrij uit de technische voorzieningen ten behoeve van pensioenuitvoeringskosten (excassokosten). Daarnaast wordt een percentage van de pensioenopbouw en de inkomende waardeoverdrachten toegevoegd aan de technische voorziening ten behoeve van pensioenuitvoeringskosten.
Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben.
Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente.
Overige baten en lasten De overige baten en lasten worden opgenomen voor de aan het verslagjaar toe te rekenen bedragen.
8.4.5
Grondslagen kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is conform de directe methode opgesteld. De kasstromen worden derhalve bepaald op basis van de staat van baten en lasten, gecorrigeerd voor de mutatie van de daarmee samenhangende balansposities. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
56
8.5
Toelichting op de Balans
8.5.1
Beleggingen voor risico fonds
Overzicht totale waarde per beleggingscategorie Ultim o 2011 Vastgoed-
Aandelen Vastrentende
beleggingen
w aarden
EUR
EUR
EUR
Derivaten
Overige
Totaal
beleggingen EUR
EUR
EUR
Belegde w aarden in betreffende beleggingscategorie
1.800.444
1.975.004
4.368.951
debiteuren
73.621
3.314
84.965
Liquide middelen
12.867
-
-
-76.615
-
-
1.810.317
1.978.318
4.453.916
867.734
306.206
9.318.339
-
-
161.900
14.400
2.884
30.151
-38.609
-
-115.224
843.525
309.090
9.395.166
Beleggings-
Beleggingscrediteuren Stand per 31 decem ber 2011
Ultim o 2010 Vastgoed-
Aandelen Vastrentende
beleggingen
Derivaten
w aarden
Overige
Totaal
beleggingen
EUR
EUR
EUR
EUR
EUR
EUR
1.858.372
1.812.301
4.028.508
598.612
291.968
8.589.761
debiteuren
6.292
1.928
86.596
-
2
94.818
Liquide middelen
11.402
-
-
6.575
6.025
24.002
-7.774
-
-
-533
-
-8.307
1.868.292
1.814.229
4.115.104
604.654
297.995
8.700.274
Belegde w aarden in betreffende beleggingscategorie Beleggings-
Beleggingscrediteuren Stand per 31 decem ber 2010
BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
57
Verloopoverzicht van belegde waarden per beleggingscategorie Ultim o 2011 Vastgoed-
Aandelen Vastrentende
beleggingen
Derivaten (1)
w aarden
Overige
Totaal
beleggingen
EUR
EUR
EUR
EUR
EUR
EUR
1.858.372
1.812.301
4.028.508
598.612
291.968
8.589.761
42.846
723.499
1.894.261
649.375
634.327
3.944.308
aflossingen
-32.243
-315.527
-1.623.485
-932.477
-634.657
-3.538.389
Overige mutaties
-1.287
112
193
-98.797
-6
-99.785
-68
1.487
-12.311
61.226
1.714
52.048
-67.176
-246.868
81.785
589.795
12.860
370.396
1.800.444
1.975.004
4.368.951
867.734
306.206
9.318.339
Stand per 1 januari 2011 Aankopen / verstrekkingen Verkopen/
Gerealiseerde herw aardering Ongerealiseerde herw aardering Stand per 31 decem ber 2011
(1) De hieronder opgenomen waarden betreffen belegde gelden in derivaten welke onder de activa zijn opgenomen onder de ‘beleggingen voor risico fonds’, met daarop in mindering gebracht de derivaten welke onder de passiva als onderdeel van de ‘overige schulden’ zijn opgenomen. Ultim o 2010 Vastgoed-
Aandelen Vastrentende
beleggingen
Derivaten
w aarden
Overige
Totaal
beleggingen
EUR
EUR
EUR
EUR
EUR
EUR
1.875.740
1.315.893
3.587.663
448.101
238.705
7.466.102
46.811
785.525
1.727.627
957.788
768.173
4.285.924
aflossingen
-34.531
-472.159
-1.312.668
-1.315.163
-717.496
-3.852.017
Overige mutaties
-
-
-
170.678
-
170.678
-274
56.803
-1.841
428.982
571
484.241
-29.374
126.239
27.727
-91.774
2.015
34.833
1.858.372
1.812.301
4.028.508
598.612
291.968
8.589.761
Stand per 1 januari 2010 Aankopen / verstrekkingen Verkopen/
Gerealiseerde herw aardering Ongerealiseerde herw aardering Stand per 31 decem ber 2010
BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
58
Reële waarde Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het fonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen reële waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de reële waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de reële waarde benadert als gevolg van het korte termijn karakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de reële waarde. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het fonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
Marktnoteringen
MarktnoteringenWaarderingsm odel-
(direct)
(afgeleid) len- en technieken
EUR
EUR
Totaal
EUR
EUR
Actief per 31 decem ber 2011 Vastgoedbeleggingen
13.126
202.186
1.585.132
1.800.444
Aandelen
1.708.477
219.833
46.694
1.975.004
Vastrentende w aarden
3.955.878
386.171
26.902
4.368.951
Derivaten
-
-
867.734
867.734
Overige beleggingen
-
24.089
282.117
306.206
5.677.481
832.279
2.808.579
9.318.339
-340.180
-340.180
Passief per 31 decem ber 2011 Derivaten
Actief per 31 decem ber 2010 Vastgoedbeleggingen
7.949
186.639
1.663.784
1.858.372
Aandelen
1.596.364
184.235
31.702
1.812.301
Vastrentende w aarden
3.717.956
278.713
31.839
4.028.508
Derivaten
-
-
598.612
598.612
Overige beleggingen
-
19.252
272.716
291.968
5.322.269
668.839
2.598.653
8.589.761
-439.243
-439.243
Passief per 31 decem ber 2010 Derivaten
In vergelijking met de jaarrekening 2010 wordt in de jaarrekening 2011 een indeling in drie categorieën vermeld. De vergelijkende cijfers zijn aangepast naar deze nieuwe indeling. Schattingen van de reële waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen derhalve niet met precisie worden vastgesteld.
BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
59
Schatting van reële waarde •
Vastgoed Het deel van de waarde aan vastgoedbeleggingen dat is opgenomen op basis van waarderingsmodellen en –technieken betreft voornamelijk direct vastgoed. Zoals bij de grondslagen staat vermeld is de waarde gebaseerd op de taxatiewaarde. Deze taxaties worden verricht door verscheidene externe erkende taxateurs. Iedere externe taxateur hanteert binnen, de algemene richtlijnen zoals binnen de branche gelden, eigen uitgangspunten. De richtlijnen binnen de branche geven aan dat voor de waardebepaling in dit geval moet worden uitgegaan van de verkoopwaarde van een object met als doelstelling om met het object huurinkomsten te genereren. Als basis wordt hiervoor een contante waardeberekening gebruikt van de toekomstige kasstromen.
•
Aandelen Van de belegde waarde in aandelen staat de waarde van private equity beleggingen opgenomen als vastgesteld op basis van ‘waarderingsmodellen en –technieken’. Private equity beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde, zijnde de intrinsieke waarde. Deze waarde wordt ontleend aan de meest recente rapportages van de fundmanagers en de fund-of-fund-managers, gecorrigeerd voor kasstromen in de periode tot balansdatum. Daarnaast wordt bij de waardering rekening gehouden met eventuele negatieve gevolgen van materiële gebeurtenissen in het verslagjaar na ontvangst van deze rapportages. De managers bepalen de intrinsieke waarde op basis van lokale wet- en regelgeving.
•
Vastrentende waarden Het deel van de vastrentende waarden waarvan de reële waarde op basis van schatting wordt vastgesteld betreft hoofdzakelijk de leningen op schuldbekentenissen en hypotheken. De berekeningsgrondslag staat reeds vermeld in de algemene toelichting op de grondslagen. Onderstaand is een overzicht opgenomen van de rentevoet welke hierbij wordt gehanteerd:
Vastrentende w aarden
•
2011
2010
%
%
2,19
3,15
Derivaten Bij de schatting van de reële waarde van derivaten wordt uitgegaan van verwachte toekomstige kasstromen. Deze kasstromen worden op basis van de zero coupon swapcurve contant gemaakt.
•
Overige beleggingen Het niet marktgenoteerde deel van de overige beleggingen betreft beleggingen in infrastructuur. Het fonds neemt alleen via tussenkomst van externe fondsbeheerders deel in infrastructurele beleggingen. Voor de waardering van deze beleggingen wordt uitgegaan van de waardebepaling welke is opgesteld ten behoeve van deze externe fondsbeheerders. De waardering vindt plaats op basis van fair value. De wijze waarop de fair value wordt bepaald is afhankelijk van de externe fondsbeheerder en van de aard van de belegging. De volgende variabelen kunnen hierbij een rol spelen: de aanschafwaarde voor wat betreft recente investeringen; toekomstige kasstromen; waarde van de activa; waardering van vergelijkbare objecten.
BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
60
Belegde waarden in vastgoed
Direct vastgoed Indirect vastgoed Vastgoed in ontw ikkeling Stand per 31 decem ber
2011
2010
EUR
EUR
1.608.143
1.614.257
161.092
180.375
31.209
63.740
1.800.444
1.858.372
Gedurende het boekjaar is 99,6% (2010: 99,8%) van het direct vastgoed getaxeerd door onafhankelijke, beëdigde taxateurs en is 0,4% (2010: 0,2%) intern getaxeerd. Deze taxaties vinden jaarlijks plaats.
Belegde waarden in aandelen
Zelfstandig beursgenoteerde aandelen Aandelenbeleggingsfondsen Venture Capital (Private Equity) Stand per 31 decem ber
2011
2010
EUR
EUR
1.708.477
1.596.364
219.833
184.234
46.694
31.703
1.975.004
1.812.301
Belegde waarden in vastrentende waarden
Obligaties Credit funds Leningen op schuldbekentenissen Hypotheken
2011
2010
EUR
EUR
2.615.478
2.784.157
706.250
627.245
26.174
31.112
728
727
Covered fondsen
213.656
226.463
Inflation linked bonds
420.494
80.091
Obligatiebeleggingsfondsen
386.171
278.713
4.368.951
4.028.508
Stand per 31 decem ber
Belegde waarden in derivaten
Rentederivaten Overige derivaten Stand per 31 decem ber
2011
2010
EUR
EUR
857.023
598.612
10.711
-
867.734
598.612
Belegde waarden in overige beleggingen 2011
2010
EUR
EUR
Infrastructuur
149.257
125.870
Beleggingsfondsen
156.949
166.098
Stand per 31 decem ber
306.206
291.968
BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
61
Beleggingsdebiteuren
Nog af te w ikkelen transacties
2011
2010
EUR
EUR
364
-
3.145
1.831
Te vorderen bedragen uit hoofde van: - dividend - dividend- en couponbelasting - lopende interest - huur Overige Stand per 31 decem ber
370
132
84.602
86.596
1.591
2.097
71.828
4.162
161.900
94.818
Beleggingscrediteuren 2011
2010
EUR
EUR
Te betalen bedragen uit hoofde van: - lopende interest
38.609
533
- huurpenningen
1.551
1.760
75.064
6.014
115.224
8.307
Overige Stand per 31 decem ber
8.5.2
Vorderingen en overlopende activa
Specificatie vorderingen en overlopende activa
Vordering op w erkgevers
2011
2010
EUR
EUR
49.053
35.782
Waardeoverdrachten
1.736
15.305
Overige vorderingen
28.101
48.525
Stand per 31 decem ber
78.890
99.612
Bij de waardering van vorderingen wordt rekening gehouden met het risico van oninbaarheid door hiervoor een voorziening in aftrek te brengen op het saldo van de uitstaande vorderingen. Voor gelijksoortige posten met gelijksoortige risico’s wordt gezamenlijk een schatting gemaakt van verliezen en risico’s op balansdatum. Deze systematiek om de voorziening vast te stellen wordt gerekend tot de statische methode. Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
Nadere specificatie ‘Vorderingen op werkgevers’ 2011
2010
EUR
EUR
Werkgevers
52.334
Voorziening dubieuze debiteuren
-3.281
39.274 -3.492
Stand per 31 decem ber
49.053
35.782
In 2011 is een bedrag van € 284 toegevoegd aan de voorziening (2010: toevoeging € 367). Er werd een bedrag van € 495 aan premies over voorgaande jaren als oninbaar afgeschreven (2010: € 1.210).
BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
62
8.5.3
Overige activa 2011
2010
EUR
EUR
Liquide middelen
29.625
4.351
Stand per 31 decem ber
29.625
4.351
Onder de liquide middelen worden opgenomen die tegoeden op bankrekeningen, die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. Er zijn geen kredietfaciliteiten van toepassing.
8.5.4
Stichtingskapitaal en reserves
Het stichtingskapitaal is ongewijzigd gebleven en bedraagt 45 euro (NLG 100).
Mutatieoverzicht eigen vermogen Algem ene
Beleggings- Bestem m ings- Bestem m ings- Bestem m ingsreserve
reserve
reserve
ANW-hiaat VPL-pensioen
VPO
Totaal
reserve
reserve
EUR
EUR
EUR
EUR
EUR
EUR
-172.209
962.392
-1.235
-
-
788.948
-950.293
214.030
1.710
159.454
4.001
-571.098
-1.122.502
1.176.422
475
159.454
4.001
217.850
Stand per 31 december 2010 Uit bestemming saldo van baten en lasten Stand per 31 decem ber 2011
Algem ene reserve
Beleggings- Bestem m ingsreserve
Totaal
reserve ANW-hiaat
EUR
EUR
EUR
EUR
550.464
577.242
808
1.128.514
-722.673
385.150
-2.043
-339.566
-172.209
962.392
-1.235
788.948
Stand per 31 december 2009 Uit bestemming saldo van baten en lasten Stand per 31 decem ber 2010
BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
63
Solvabiliteit 31 decem ber 2010
31 decem ber 2011 EUR
%
EUR
%
Aanw ezig vermogen
8.988.982
100,6
8.357.906
110,4
Af: technische voorzieningen op FTK-w aardering
8.935.062
100,0
7.567.723
100,0
53.920
0,6
790.183
10,4
Af: vereist eigen vermogen
Eigen vermogen
1.518.042
17,0
1.304.012
17,2
Vrij vermogen
-1.464.122
-16,4
-513.829
-6,8
395.285
4,4
341.620
4,5
Minimaal vereist eigen vermogen Dekkingsgraad
100,6
110,4
In bovenstaande opstelling is het aanwezig vermogen en eigen vermogen na aftrek van de bestemmingsreserves van in totaal € 163.930 (2010: € -1.235). Vanwege de aard van de bestemmingsreserves, welke dienen ter financiering van aanspraken die in de toekomst het karakter van pensioenaanspraken krijgen, kunnen deze niet dienen ter dekking van de reeds bestaande pensioenaanspraken en tellen daarom niet mee voor de bepaling van de dekkingsgraad. Als het eigen vermogen lager is dan het minimale vereiste eigen vermogen bevindt het fonds zich in een situatie van dekkingstekort. Indien het eigen vermogen lager is dan het vereiste eigen vermogen, maar wel ten minste gelijk is aan het minimale vereiste eigen vermogen, bevindt het fonds zich in een situatie van reservetekort. De vermogenspositie van het pensioenfonds kan worden gekarakteriseerd als een dekkingstekort. Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaard model van DNB met dien verstande dat er aanpassingen gedaan zijn om rekening te houden met inflatie-gerelateerde beleggingen en het actief beheer van de aandelenportefeuille. Vanwege het ontstane dekkingstekort is per 31 augustus 2011 een (korte termijn) herstelplan opgesteld waarmee DNB heeft ingestemd. Vanwege het dekkingstekort was premiekorting niet langer toegestaan en diende de gedempte premie naar een kostendekkend niveau gebracht te worden. De hiertoe getroffen maatregelen betreffen een éénmalige verlaging van het opbouwpercentage in 2012 van 2,0% naar 1,85% en een verhoging met terugwerkende kracht van de premie in 2011 van 16,8% naar 18,15% van de pensioengrondslag. Voor 2012 is de premie vastgesteld op 19,5% van de pensioengrondslag. Daarnaast zal met ingang van 2012 een extra premie geïnd gaan worden van 2,3% van het salaris. In februari 2012 is een evaluatie van het herstelplan ingediend bij DNB. Uit deze evaluatie blijkt dat het fonds per 31 december 2011 achterloopt op het herstel zoals aangegeven in het herstelplan. Dit wordt in grote mate veroorzaakt door de sterke daling van de marktrente in het laatste kwartaal van 2011.
8.5.5
Technische voorzieningen
Specificatie Technische voorzieningen naar aard 2011
2010
EUR
EUR
Technische voorzieningen
8.935.062
7.567.723
Stand per 31 decem ber
8.935.062
7.567.723
BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
64
Mutatieoverzicht Technische voorzieningen
Stand per 1 januari Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen Rentetoevoegingen Onttrekking voor pensioenuitkeringen Mutatie pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Wijziging overige actuariële uitgangspunten Overige w ijzigingen in de technische voorzieningen Stand per 31 decem ber
2011
2010
EUR
EUR
7.567.723
6.343.314
279.441
254.160
-
6.091
95.701
83.644
-189.219
-218.083
1.224
1.682
1.297.060
742.429
20.672
113.901
-
220.837
-137.540
19.748
8.935.062
7.567.723
Voor een toelichting op de verschillende posten wordt verwezen naar de toelichting op de verschillende posten uit de staat van baten lasten.
Specificatie Technische voorzieningen naar categorieën deelnemers 2011
2010
EUR
EUR
Actieve deelnemers
3.825.565
3.069.594
Pensioengerechtigden
2.292.453
1.847.899
Gew ezen deelnemers
2.637.055
2.123.669
Overigen Netto pensioenverplichtingen Toekomstige kosten uitvoering pensioenregeling Stand per 31 decem ber
4.792
378.175
8.759.865
7.419.337
175.197
148.386
8.935.062
7.567.723
De methode voor de berekening van de pensioenverplichtingen is zodanig toegepast dat er geen sprake is van een financieringsachterstand. Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter. De voorziening om de toekomstige pensioenen te kunnen uitkeren bedraagt 8.759.865. Daarnaast is een voorziening aangehouden voor de financiering van toekomstige kosten voor het geval het fonds geen premie-inkomsten meer ontvangt. In dat geval komen de kostenopslagen in de premie ook niet meer beschikbaar en moet het fonds vanuit middelen in het fonds de toekomstige kosten financieren. Deze voorziening wordt vastgesteld op 2% van de netto voorziening en bedraagt 175.197.
Korte beschrijving van de pensioenregeling De regeling op hoofdlijnen De pensioenregeling is een middelloonregeling. De regeling kent met ingang van 1 januari 2007 een pensioenleeftijd van 65 jaar, maar er wordt gestreefd naar een uittreedleeftijd van 62 jaar. De streefleeftijd geldt bij een volledige deelname aan de regeling vanaf 21 jaar. De deelnemer maakt dan gebruik van de mogelijkheid tot vervroegen van het ouderdomspensioen. In de regeling geldt in 2011 een franchise van € 12.220 en een opbouwpercentage van 2% van de pensioengrondslag (het loon verminderd met de franchise). Het toeslagbeleid wordt nader toegelicht onder toeslagverlening. Het partnerpensioen wordt gefinancierd op opbouwbasis en bedraagt 70% van het te behalen of opgebouwde ouderdomspensioen. Bij overlijden van de deelnemer hebben overblijvende kinderen recht op wezenpensioen. De regeling biedt verder een aanvulling op de Anw-uitkering in het geval een
BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
65
deelnemer voor pensionering komt te overlijden. Deelnemers die op 1 januari 2006 al een WAO-uitkering hadden behouden een arbeidsongeschiktheidspensioen (AOP). Overgangsregeling Sinds 1 januari 2006 is de VUT-regeling (SUWAS) een gesloten regeling. Werknemers die op 1 januari 2006 al gebruik maakten van SUWAS - of nog geen gebruik maakten maar al wel recht hadden - hebben het recht op de “oude” regeling (SUWAS, BPL Flex met garantieregeling en het huidige BPL-ouderdomspensioen) behouden. Geboren voor 1950 Voor werknemers geboren voor 1950 blijft de oude regeling, inclusief SUWAS, BPL Flex en garantieregeling (voor aanvulling van het prepensioen tot VUT-niveau) van kracht. Wel is de uittreedleeftijd stapsgewijs verhoogd op basis van een staffel. Geboren tussen 1950 en 1965 Voor deelnemers die op 31 december 2006 en 1 januari 2007 deelnamen aan de pensioenregeling, geboren zijn tussen 1950 en 1965 en tot en met 31 december 2021 of de pensioendatum (als die eerder is) deelnemer blijven, wordt extra pensioen ingekocht. Hierdoor hebben deze deelnemers in principe een gegarandeerde uittreedleeftijd van 63 jaar. Het fonds streeft echter naar een uittreedleeftijd van 62 jaar. De inkoop van het extra pensioen vindt plaats op 31 december 2021 of, als de deelnemer eerder met pensioen gaat, op de eerdere pensioendatum. Dit is een voorwaardelijke toezegging, die pas onvoorwaardelijk wordt als de aanspraken zijn gefinancierd. Premievrijstelling Als de deelnemer een WIA- of WAO-uitkering ontvangt, voorziet het reglement in een premievrije opbouw. De premievrijstellingsregeling bij arbeidsongeschiktheid die gold vóór 1 januari 2006 is voor bestaande gevallen gehandhaafd. Wanneer een deelnemer een loongerelateerde WW-uitkering ontvangt voorziet het reglement in premievrije opbouw gedurende maximaal een half jaar.
Toeslagverlening Het bestuur hanteert voor het aanpassen van de pensioenaanspraken en pensioenrechten vanaf 2009 variant D1 uit de toeslagenmatrix. Het toeslagbeleid en de staffel die daarbij als leidraad wordt gehanteerd is beschreven in paragraaf 3.4. Het betekent dat het fonds ernaar streeft jaarlijks een toeslag te verlenen die (maximaal) gelijk is aan de stijging van het CBSconsumentenprijsindexcijfer (CPI, alle huishoudens afgeleid, dus exclusief effecten door overheidsbeleid, voor de maand september). Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre het de pensioenrechten en pensioenaanspraken daadwerkelijk verhoogt. Het fonds verleent alleen een toeslag voor zover de beschikbare middelen van het fonds dit naar het oordeel van het bestuur toelaten. Het fonds financiert de toeslagverlening uit beleggingsrendementen. In 2011 heeft het fonds besloten om evenals in 2010 geen toeslag te verlenen. In de drie daaraan voorafgaande jaren 2007, 2008 en 2009 is een toeslag verleend conform de stijging van het CPI.
8.5.6
Overige schulden en overlopende passiva
Specificatie overige schulden en overlopende passiva
Uitkeringen
2011
2010
EUR
EUR
78
92
340.180
439.243
Belastingen en premies sociale verzekeringen
4.146
3.802
Waardeoverdrachten
2.420
763
Overige schulden
3.945
3.666
350.769
447.566
Derivaten
Stand per 31 decem ber
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
66
Nadere specificatie ‘derivaten’
Rentederivaten Overige derivaten Stand per 31 decem ber
8.5.7
2011
2010
EUR
EUR
330.441
411.053
9.739
28.190
340.180
439.243
Risicobeheer en derivaten
Solvabiliteitsrisico Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele indexatie van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen.
BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
67
Het tekort op FTK-grondslagen is als volgt:
31 decem ber 2011 EUR Technische voorzieningen (FTK-w aardering)
EUR
31 decem ber 2010 EUR
8.935.062
EUR 7.567.723
Buffers: S1 Renterisico S2 Risico zakelijke w aarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico
555.076
565.546
1.037.199
875.118
333.479
250.109
-
-
S5 Kredietrisico
159.758
96.393
S6 Verzekeringstechnisch risico
306.308
219.107
S7 Liquiditeitsrisico
-
-
S8 Concentratierisico
-
-
S9 Operationeel risico
-
-
S10 Actief beheer risico Diversificatie-effect
338.053
-
-1.211.831
-702.261
Totaal S (vereist eigen vermogen conform artikel 132 Pensioenw et)
1.518.042
1.304.012
10.453.104
8.871.735
Aanw ezig vermogen (totaal activa - schulden)
8.988.982
8.357.906
Tekort
-1.464.122
-513.829
Vereist vermogen
In bovenstaande opstelling is het aanwezig vermogen na aftrek van de bestemmingsreserves van in totaal € 163.930 (2010: € -1.235). Deze reserves kunnen niet gebruikt worden ter dekking van toekomstige tegenvallers en tellen daarom niet mee bij de bepaling van de dekkingsgraad. Het pensioenfonds heeft ter afdekking van risico’s derivatencontracten afgesloten. Hiermee is bij het bepalen van de vereiste buffers rekening gehouden. Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds het standaard model van DNB toe. Inflatie-gerelateerde producten worden afwijkend behandeld en er wordt een correctie toegepast voor het actief beheer van de aandelenportefeuille.
Beleid en risicobeheer Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: •
beleggingsbeleid
•
premiebeleid
•
herverzekeringsbeleid
•
toeslagbeleid.
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten.
BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
68
Marktrisico Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en door een verandering van marktfactoren. Marktfactoren kunnen bijvoorbeeld marktprijzen zijn van aandelen, grondstoffen, vastgoed en private equity (prijsrisico), maar ook valutakoersen (valutarisico) of rentes (renterisico). De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overallmarktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. De mate waarin de beleggingsportefeuille van het fonds gevoelig is voor het prijs- en renterisico is in de volgende alinea weergegeven, vervolgens worden de risico’s die het fonds loopt nader toegelicht. Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden, directe vastgoed en de pensioenverplichtingen wijzigen als gevolg van veranderingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration geeft aan hoeveel procent bij benadering de marktwaarde van een belegging of verplichting verandert bij een parallelle verschuiving van de rentecurve. Een hoge duration geeft een hoge gevoeligheid voor veranderingen in de rente weer.
Waarde balanspost
Duration
Duration
31 decem ber 2011
31 decem ber 2011
31 decem ber 2010
EUR Vastrentende w aarden
4.368.951
5,40
5,42
Technische voorzieningen
8.935.062
21,00
20,00
Op balansdatum is de duration van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duration van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde “duration-mismatch”. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen minder snel daalt dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur) daalt waardoor de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Het beleid van het fonds is gericht op het verkleinen van de “duration-mismatch”. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door het kopen van meer langlopende obligaties in plaats van aandelen (aandelen hebben per definitie een duration van nul), binnen de portefeuille kortlopende obligaties vervangen door langlopende obligaties of door middel van renteswaps of swaptions. Bij een renteswap wordt een vaste lange rente geruild tegen een variabele korte rente. Het pensioenfonds ontvangt in dit geval een lange rente, vergelijkbaar met de kasstroom van een langlopende obligatie en betaalt daarvoor een variabele korte rente (bijvoorbeeld Euribor). Hierdoor wordt de “duration-mismatch” verkleind, maar het fonds wordt wel afhankelijk van de ontwikkeling van de korte rente die het pensioenfonds aan de tegenpartij betaalt. Met een swaption kan het pensioenfonds tijdelijk het risico van een verdere rentedaling afdekken. Hiervoor betaalt het fonds een premie. Bij het afsluiten van een swap of een swaption kunnen dus mismatchrisico’s worden afgedekt en worden nieuwe risico’s geïntroduceerd die gepaard gaan met dit soort instrumenten (zoals liquiditeit, tegenpartij en juridisch risico). De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt:
31 decem ber 2011 EUR Resterende looptijd < 1 jaar
136.076
% 3,2
31 decem ber 2010 EUR 376.878
% 9,4
Resterende looptijd > 1 jaar en < 5 jaar
1.845.256
42,2
1.569.437
39,0
Resterende looptijd > 5 jaar
2.387.619
54,6
2.082.193
51,6
4.368.951
100
4.028.508
100
BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
69
Gevoeligheidsanalyse In onderstaande tabel wordt de gevoeligheid van de dekkingsgraad getoond voor waardeveranderingen van de zakelijke waarden beleggingen en voor verschuivingen van de rente. In het midden van de tabel staat de huidige dekkingsgraad van 100,6%. ∆ aandelenkoersen -30%
-15%
0%
15%
30%
85
88
91
94
97
∆ rente
-1.00% -0.50%
89
92
96
99
103
0.00%
93
97
101
104
108
0.50%
97
102
106
110
114
1.00%
102
107
111
116
120
Doordat renterisico deels is afgedekt, zullen plotselinge schokken in de rente nog wel invloed hebben op de dekkingsgraad. Dit geldt uiteraard ook voor schokken op de aandelenbeurs, aangezien dit risico niet is afgedekt. Indien gelijktijdig de lange rente met 1-punt daalt én de aandelenkoersen met 30% dalen, zal de dekkingsgraad afnemen tot 85%. Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico wordt gemitigeerd door diversificatie. De segmentatie van vastgoed naar sectoren is als volgt:
31 decem ber 2011 EUR Kantoren Winkels Woningen Participaties in vastgoedmaatschappijen
%
64.672
3,6
31 decem ber 2010 EUR
%
69.787
3,8
217.447
12,1
208.941
11,2
1.357.234
75,4
1.399.269
75,3
161.091
8,9
180.375
9,7
1.800.444
100
1.858.372
100
De segmentatie van vastgoed naar regio is als volgt:
31 decem ber 2011 EUR Europa
%
31 decem ber 2010 EUR
%
1.800.444
100,0
1.858.372
100,0
1.800.444
100
1.858.372
100
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar sectoren is als volgt:
31 decem ber 2011 EUR Beleggingsinstelling
46.694
%
31 decem ber 2010 EUR
%
2,4
215.936
11,9
Financiële instellingen (w aaronder banken en verzekeraars)
340.855
17,3
315.882
17,4
Nijverheid en industrie
591.870
29,9
471.394
26,0
Handel
399.338
20,2
324.448
17,9
Overige dienstverlening
489.413
24,8
400.955
22,2
Diversen
106.834
5,4
83.686
4,6
1.975.004
100
1.812.301
100
BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
70
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar regio is als volgt:
31 decem ber 2011 EUR Europa Noord Amerika
%
31 decem ber 2010 EUR
%
1.305.627
66,0
1.195.917
66,0
402.850
20,4
400.448
22,1
Wereldw ijd
46.694
2,4
31.702
1,7
Azië-Pacific
90.327
4,6
99.452
5,5
129.506
6,6
84.782
4,7
1.975.004
100
1.812.301
100
Emerging Markets
Valutarisico Het totaalbedrag van de gehele beleggingsportefeuille dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo 2011 circa 16,0% (2010: 16,4%). Het valutarisico wordt niet afgedekt, per einde boekjaar zijn er dus geen uitstaande valutatermijncontracten.
EUR
31 decem ber
31 decem ber
2011
2010
EUR
EUR
netto
netto
positie
positie
7.610.607
7.099.555
GBP
520.990
439.381
USD
407.541
402.592
CHF
161.714
146.377
NOK
44.259
60.165
DKK
49.016
50.391
JPY
90.327
32.792
SEK
31.064
19.082
PLN
9.963
10.696
Overige
129.506
-
9.054.987
8.261.031
Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Over beursgenoteerde derivaten wordt geen kredietrisico gelopen. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten; het hanteren van prudente verstrekkingnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand.
BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
71
In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de vastrentende waarden naar sector weergegeven:
2011
2010
EUR
EUR
Nederlandse overheidsinstellingen
697.447
383.458
Buitenlandse overheidsinstellingen
2.333.148
2.480.910
Beleggingsinstellingen
-
278.713
Financiële instellingen
745.625
627.588
Handel- en industriële bedrijven
364.502
132.533
Andere instellingen
228.229
125.306
4.368.951
4.028.508
De verdeling van vastrentende waarden naar regio is weergegeven in onderstaande tabel:
Mature markets
2011
2010
EUR
EUR
4.286.048
Emerging markets
3.932.907
82.903
95.601
4.368.951
4.028.508
Het aandeel in de zogenaamde PIIGS-landen (Portugal, Italië, Ierland, Griekenland en Spanje) bedraagt ultimo 2011 € 547.643 (2010: 557.236). Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille wordt het volgende overzicht gegeven:
31 decem ber 2011 EUR AAA
2.789.699
% 63,8
31 decem ber 2010 EUR
%
2.544.969
63,1
AA
304.571
7,0
610.974
15,2
A
688.675
15,8
365.785
9,1
BBB
197.552
4,5
185.979
4,6
62.551
1,4
10.248
0,3
B
190.885
4,4
-
0,0
CCC
101.802
2,3
-
0,0
33.216
0,8
310.553
7,7
4.368.951
100
4.028.508
100
BB
Overig
De post ‘Overig’ bestaat ultimo 2010 hoofdzakelijk uit het Interpolis Pensioenen Global High Yield Pool (€ 278,7).
Verzekeringtechnische risico (actuariële risico’s) Lang levenrisico Lang levenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de technische voorzieningen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG-prognosetafel 2010-2060 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het lang levenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen.
Overlijdensrisico Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
72
Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (schadereserve). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het beleid van het fonds is om het overlijden- en arbeidsongeschiktheidsrisico niet te herverzekeren.
Indexatierisico (actuariële risico’s) Het bestuur van het fonds heeft de ambitie om het pensioen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de indexatietoezegging voorwaardelijk is. Het beleid en de ambitie inzake indexatie en toeslagverlening is weergegeven in de toelichting van de post ‘Indexering en overige toeslagen’.
Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico wordt beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er wordt eveneens rekening gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Inzake het liquiditeitsrisico wordt vermeld dat het fonds in haar beleggingsportefeuille over voldoende obligaties beschikt die onmiddellijk zonder waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren.
Concentratierisico Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Dit betreft per 31 december 2011 de volgende posten (percentage ten opzichte van het balanstotaal in 2011 respectievelijk 2010):
31 decem ber 2011
31 decem ber 2010
EUR
%
EUR
%
Frankrijk (staatsobligaties)
841.229
8,9
774.697
8,8
Duitsland (staatsobligaties)
719.416
7,6
801.646
9,1
Nederland (staatsobligaties)
630.243
6,6
311.253
3,5
Interpolis Pensioenen Global High Yield Pool
386.171
4,1
278.713
3,2
Rabobank
243.216
2,6
Barclays
198.359
2,1
143.053
1,6
State Street
0
188.530
2,0
151.442
1,7
3.207.164
33,9
2.460.804
27,9
In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico.
BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
73
Overige niet-financiële risico’s Operationeel risico Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur.
Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar.
Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt, dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekent inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het fonds gebruikt derivaten voornamelijk om het renterisico af te dekken. Een van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met onderpand. Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: •
Futures: dit zijn standaard beursgenoteerde instrumenten waarmee snel posities kunnen worden gewijzigd. Futures kunnen worden gebruikt voor het dynamische asset allocatie beleid. Dit beleid is beperkt mogelijk binnen de grenzen van het strategische beleggingsbeleid.
•
Interest rate swaps (renteswaps): dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het fonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden.
•
Swaption: Een optie op een swap waarbij de eigenaar van de swaption het recht heeft, maar niet de verplichting, om een swap tegen vooraf bepaalde voorwaarden af te sluiten op of binnen een bepaald tijdstip. Doel is het beheren van het renterisico.
•
Inflatieswaps, net als inflatiegerelateerde obligaties, hebben een rendement dat afhankelijk is van de inflatie en worden aangehouden om het fonds minder gevoelig te maken voor stijgende inflatie.
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2011:
Type contract
Contractom vang
Actuele w aarde activa
Actuele w aarde passiva
EUR
EUR
EUR
51.500
-
-
330.000
39.214
-38.610
Interest rate sw aps
7.116.000
817.809
-291.831
Overige derivaten
1.195.000
10.711
-9.739
867.734
-340.180
Futures Sw aptions
BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
74
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2010:
Type contract
Contractom vang
Actuele w aarde activa
Actuele w aarde passiva
EUR
EUR
EUR
160.658
-
-
Sw aptions
3.365.000
288.124
-64.929
Interest rate sw aps
6.573.000
310.488
-346.124
450.000
-
-28.190
598.612
-439.243
Futures
Overige derivaten
Ter zake van de swaps bedroeg de waarde van de ontvangen minus gestelde zekerheden (collateral) ultimo 2011 € 501.375 (2010: € 123.051). Het fonds neemt geen deel aan een zogenaamd ‘security lending programme’.
8.5.8
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
Ontvangen zekerheden en garanties Er zijn geen zekerheden en garanties bekend die niet in de jaarrekening zijn opgenomen.
Langlopende contractuele verplichtingen Het fonds had tot en met 2011 een uitbestedingsovereenkomst met Syntrus Achmea Pensioenbeheer (looptijd 5 jaar). Het fonds heeft per 1 januari 2012 een uitbestedingovereenkomst afgesloten met TKP Pensioen. Met het bestuur zijn afspraken gemaakt over de vergoedingssystematiek.
Investering- en stortingsverplichtingen Vooruitlopend op verwachte inkomende kasstromen bestaan per balansdatum de volgende investerings- en stortingsverplichtingen (zogenaamde voorbeleggingen):
2011
2010
EUR
EUR
Private equity
20.461
36.443
Vastgoed
87.477
76.202
107.938
112.645
Deze verplichtingen zullen naar verwachting in het volgende boekjaar nagenoeg geheel worden afgewikkeld.
Niet opgenomen voorwaardelijke pensioenverplichtingen Afschaffen prepensioenregeling Vanaf 2007 vindt geen opbouw meer plaats van prepensioen/Flexpensioen. De VUT-regeling Suwas I vervalt op termijn. Deelnemers die vóór 1 januari 1950 zijn geboren kunnen vanaf 64 jaar gebruikmaken van de prepensioenregeling. Voor deelnemers die per 31 december 1997 én per 1 januari 1998 in dienst zijn bij een bij het fonds aangesloten werkgever geldt dat zij een aanvulling krijgen op de prepensioenregeling. Deze ‘garantieregeling’ wordt gefinancierd door het VUT-fonds Suwas I. Werknemers die op 31 december 2000 en op 1 januari 2001 deelnemer waren aan de BPL-regeling, hebben een extra opbouw prepensioen gehad van maximaal drie jaar, over de periode 1 januari 1998 tot 1 januari 2001 voor zover zij deelnemer waren in de genoemde periode.
BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
75
VPL Aan deelnemers die tussen 1 januari 1950 en 31 december 1965 geboren zijn, wordt extra pensioen toegekend over dienstjaren vóór 2007. De opbouw en financiering van deze pensioenaanspraken is uitgesteld tot uiterlijk 31 december 2021. Deze inkoop van extra pensioenaanspraken geldt alleen als betrokkene op 31 december 2006 en op 1 januari 2007 deelnemer was aan de pensioenregeling en de volledige uitstelperiode van 15 jaar deelnemer blijft aan de pensioenregeling. Deze inkoop maakt het mogelijk om op 62-jarige of 63-jarige leeftijd met pensioen te gaan. Er wordt vanaf 2012 een extra premie van 2,3% van de salarissom geheven om deze maatregel te financieren. Ultimo boekjaar is de off-balance technische voorziening vastgesteld op € 517.399 zonder rekening te houden met vertrekkansen. De verplichting zal worden gefinancierd uit de bestemmingsreserve VPL-pensioen welke initieel gevuld is met de vrijval uit de voorziening Flex-pensioen en de toekomstige premiebaten.
Voorwaardelijke verplichtingen Een ander bedrijfstakpensioenfonds stelt zich op het standpunt dat 42 van de aangesloten werkgevers vanaf 1 juli 2008 onder haar werkingssfeer vallen. Tegen deze stellingname is namens de 42 werkgevers bezwaar gemaakt bij het desbetreffende bedrijfstakpensioenfonds. Voor een deel van deze werkgevers is geconstateerd dat, op grond van onderzoeken door het desbetreffende bedrijfstakpensioenfonds, aansluiting bij dat fonds niet aan de orde is. Voor een deel is vastgesteld dat dit wel het geval is, en voor een deel loopt het onderzoek nog. Met dit fonds worden momenteel afspraken gemaakt over wederkerigheid en afwikkelingsdispensatie. Er is een juridische procedure aangespannen tegen het fonds betreffende onverschuldigd betaalde premie. De vordering bedraagt € 177.
8.5.9
Verbonden partijen
Identiteit van verbonden partijen Er is geen sprake van een relatie tussen de verbonden partijen tussen het fonds en de aangesloten ondernemingen en hun bestuurders. Transacties met bestuurders Inzake de vergoedingen van bestuurders wordt verwezen naar paragraaf 8.6.10. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op, (voormalige) bestuurders. Overige transacties met verbonden partijen Er zijn geen overige transacties met verbonden partijen.
8.6 8.6.1
Toelichting op de staat van baten en lasten Premiebijdragen risico fonds
Werkgeversgedeelte
2011
2010
EUR
EUR
279.250
FVP bijdragen
220.586
1.614
1.245
280.864
221.831
De totale bijdrage van werkgever en werknemers bedraagt 18,15% van de grondslag. Het fonds factureert alleen aan de aangesloten werkgevers. De werkgevers verhalen een deel van deze premie op de werknemers.
BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
76
De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt:
2011
2010
EUR
EUR
Kostendekkende premie
355.052
316.030
Feitelijke premie
280.864
221.831
Gedempte premie
302.606
302.214
De verschillen tussen de kostendekkende premie, de verschuldigde premie en de gedempte premie zijn het gevolg van vergelijkingen tussen kostendekkende premies op 4%, de kostendekkende premie op basis van de nominale rentetermijnstructuur (marktwaarde) en de verschuldigde premie. De doorsneepremie voor 2011 bedraagt 18,15% van de pensioengrondslag. Deze premie is inclusief 0,1% opslag voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en 0,4% opslag ter financiering van het ANW-hiaat. De verschuldigde premie is de premie die regulier door het fonds ontvangen dient te worden in het boekjaar. In de feitelijk ontvangen premie kunnen incidentele ontvangsten of correcties zitten waardoor een goede vergelijking met de kostendekkende premie niet kan plaatsvinden. In bovenstaand overzicht is de verschuldigde premie vastgesteld op 18,15% van de pensioengrondslag. Vanaf 2012 bedraagt de premie 19,5% van de pensioengrondslag. Daarnaast is het opbouwpercentage éénmalig verlaagd met 0,15% tot 1,85% in 2012. Daarnaast zal met ingang van 2012 een extra premie geïnd gaan worden van 2,3% van het salaris. Gegeven de naar verwachting materieel lagere pensioenuitvoeringskosten is de gedempte premie in 2012 naar alle waarschijnlijkheid kostendekkend. De aan het boekjaar toe te rekenen verschuldigde/feitelijke premie is als bate verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt:
Kosten pensioenopbouw
2011
2010
EUR
EUR
279.441
254.160
Pensioenuitvoeringskosten
25.416
24.672
Solvabiliteitsopslag
48.971
35.516
Mutatie technische voorzieningen voor excassokosten Kostendekkende prem ie op huidige grondslagen
1.224
1.682
355.052
316.030
-
-4.028
355.052
312.002
Afslag i.v.m. toetsing op oude grondslagen Kostendekkende prem ie op oude grondslagen
8.6.2
Beleggingsresultaten risico fonds
2011
Directe
beleggings-
opbrengsten
opbrengsten
EUR Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende w aarden
Indirecte
beleggings-
EUR
Kosten van
Totaal
verm ogensbeheer EUR
EUR
77.035
-68.531
-8.708
-204 -183.609
67.622
-245.269
-5.962
146.062
69.666
-5.127
210.601
-6.372
651.286
-158
644.756
27
15.067
2
15.096
284.374
422.219
-19.953
686.640
Derivaten Overige beleggingen
BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
77
2010
Directe
Indirecte
beleggings-
beleggings-
opbrengsten
opbrengsten
Vastgoedbeleggingen Aandelen
Kosten van
Totaal
verm ogensbeheer
EUR
EUR
EUR
EUR
75.680
-31.001
-8.956
35.723 218.989
39.921
183.041
-3.973
145.766
25.885
-4.886
166.765
Derivaten
111
337.207
-151
337.167
Overige beleggingen
-24
2.584
-517
2.043
261.454
517.716
-18.483
760.687
Vastrentende w aarden
8.6.3
Overige baten 2011
2010
EUR
EUR
Interest
3.456
120
VUT-surplus
6.295
10.103
Batig saldo ontbinding Vacantiefonds voor den Landbouw
4.001
-
67
42
13.819
10.265
Overige baten
Bij uitstel van de in de SUWAS-regeling vastgestelde VUT-datum kan het voorkomen dat er sprake is van een VUT-surplus. Binnen de overkookregeling is de omzetting van het surplus in ouderdomspensioen geregeld. Van het VUT-surplus heeft € 4.868 (2010: € 4.680) betrekking op het huidig boekjaar en € 1.427 (2010: € 5.423) op voorgaande boekjaren.
8.6.4
Pensioenopbouw
Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de technische voorzieningen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling.
8.6.5
Indexering en overige toeslagen
In de staat van baten en lasten is de last uit hoofde van indexering en overige toeslagen welke aan het verslagjaar moet worden toegerekend verantwoord. Het toeslagbeleid en de staffel die daarbij als leidraad wordt gehanteerd is beschreven in paragraaf 3.4. Het betekent dat het fonds ernaar streeft jaarlijks een toeslag te verlenen die (maximaal) gelijk is aan de stijging van het CBSconsumentenprijsindexcijfer (CPI, alle huishoudens afgeleid, dus exclusief effecten door overheidsbeleid, van de maand september tot de maand september). Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre het de pensioenrechten en pensioenaanspraken daadwerkelijk verhoogt. Het fonds verleent alleen een toeslag voor zover de beschikbare middelen van het fonds dit naar het oordeel van het bestuur toelaten. Het fonds financiert de toeslagverlening uit beleggingsrendementen De toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. In het toeslagbeleid maakt het fonds geen onderscheid tussen actieve deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen deelnemers.
BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
78
In onderstaande tabel is de gerealiseerde indexatie ten opzichte van de ambitie weergegeven: Deelnemerscategorie
Indexatie 2011
Indexatie 2010
Indexatie 2009
%
%
%
Ambitie
2,5
1,4
0,1
Realisatie
0,0
0,0
0,1
Ambitie
2,5
1,4
0,1
Realisatie
0,0
0,0
0,1
Ambitie
2,5
1,4
0,1
Realisatie
0,0
0,0
0,1
Actieve deelnemers Pensioengerechtigden Gewezen deelnemers
Het fonds voert binnen het reglement tevens aan aantal aanvullende regelingen uit. Deze regelingen betreffen het Arbeidsongeschiktheidspensioen, ANW-hiaatpensioen en Premievrije opbouw arbeidsongeschiktheid (WAO, WIA). Deze regelingen zijn mede gebaseerd op elementen (daglonen, bijdrage ANW-hiaat e.d.) die door overheid of CAO partners jaarlijks worden aangepast. Deze aanpassingen zijn in de mutatie van de technische voorzieningen verantwoord als indexaties.
8.6.6
Rentetoevoeging
De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,296% (2010: 1,303%), zijnde € 95.701 (2010: € 83.644). Het rentepercentage is afgeleid van de eenjaarsrente uit de rentetermijn structuur per 31 december 2010 zoals gepubliceerd op de website van DNB.
8.6.7
Pensioenuitkeringen
Ouderdomspensioen
2011
2010
EUR
EUR
135.699
121.131
Partnerpensioen
37.257
35.255
Wezenpensioen
926
855
9.489
9.671
Arbeidsongeschiktheidspensioen ANW-uitkering Afkopen Geschenkenuitkering Overlijdensuitkering Overig Subtotaal
7.050
6.210
10.261
33.450
3
2
417
401
3.116
1
204.218
206.976
Garantieregeling
-15.285
-13.050
Totaal
188.933
193.926
De post Afkopen betreft zowel de afkoop van pensioenen na beëindiging van het dienstverband als ook de afkoop van pensioenen op de ingangsdatum. Een onderdeel van de uitkeringslast is gebaseerd op de garantieregeling Suwas I. Deze uitkeringslast komt voor rekening van Suwas I.
BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
79
8.6.8
Pensioenuitvoeringskosten
Bestuurskosten Bestuursondersteuning Administratiekostenvergoeding
2011
2010
EUR
EUR
604
539
1.103
1.160
21.305
26.831
Projectkosten transitie
998
-
Controle- en advieskosten (excl. accountantskosten)
486
567
Accountantskosten
124
64
Contributies en bijdragen
759
696
Overig
37
36
25.416
29.893
De kosten voor bestuursondersteuning heeft betrekking op de bijdrage aan de Colland Sectorraad. De contributies en bijdragen bevatten o.a. € 548 aan DNB, € 174 aan de Pensioenfederatie en € 14 aan de AFM. De accountantskosten, zoals hiervoor opgenomen als onderdeel van de pensioenuitvoeringskosten, kunnen als volgt worden gespecificeerd:
2011
2010
EUR
EUR
Controle van de jaarrekening
64
64
Belastingadvies
15
-
Andere niet-controle diensten
45
-
124
64
8.6.9
Aantal personeelsleden
Bij het fonds zijn geen werknemers in dienst. De pensioenuitvoering is volledig uitbesteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer.
8.6.10 Bezoldiging bestuurders De transacties met bestuurders hebben betrekking op de vergoedingen voor de werkzaamheden verband houdende met de bestuurs- en commissievergaderingen, inclusief de vergaderingen van deelnemersraad en verantwoordingsorgaan. De vergoedingen bestaan uit vacatiegeld, vergoeding van reis- en verblijfkosten, en overige kosten 2011: € 604 (2010: € 539). Afgezien hiervan zijn geen bezoldigingen toegekend.
8.6.11 Wijziging marktrente De voorziening wordt gebaseerd op de toekomstige uitkering, welke voor elke looptijd contant worden gemaakt met de bij die uitkering behorende rente. Deze rente fluctueert, zodat elk jaar de voorziening wijzigt door de wijziging van de rente. Het jaarlijks verschil in contante waarde wordt onder het hoofd "wijziging marktrente" verantwoord.
8.6.12 Wijziging overige actuariële uitgangspunten De actuariële grondslagen en/of methoden worden periodiek beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de reële waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor zowel de gehele bevolking als specifiek voor de populatie van het fonds. De publicatie in 2010 van het Actuarieel Genootschap van nieuwe informatie over de overlevingskansen van de Nederlandse bevolking gaf het bestuur aanleiding voor verdere actualisering van de door haar gebruikte schattingen bij het berekenen van de technische voorzieningen. Toepassing van de nieuwe prognosetafels en fondsspecifieke ervaringssterfte leidde in 2010 tot een verzwaring van de technische voorziening met € 220.837. BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
80
De vaststelling van de toereikendheid van de technische voorzieningen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het fonds. Het effect van deze schattingswijzigingen is verantwoord in het resultaat van het verslagjaar.
8.6.13 Overige wijzigingen in de technische voorzieningen 2011
2010
EUR
EUR
Kanssystem en Sterfte Arbeidsongeschiktheid
-6.827
-8.242
-505
-2.303
Mutaties
29.246
30.293
Totaal kanssystem en
21.914
19.748
Vrijval Flex-voorziening
-159.454
-
Totaal overige m utaties
-159.454
-
Totaal overige w ijzigingen in de technische voorzieningen
-137.540
19.748
Overige m utaties
Het resultaat op kanssystemen wordt bepaald aan de hand van de afwijkingen van de realisaties ten opzichte van de veronderstellingen. Het betreft in paragraaf 8.6.13 de effecten op de voorziening, zodat negatieve effecten een winst betekenen en andersom. De vrijval van de Flex-voorziening is volledig aangewend ter vorming van de bestemmingsreserve VPL-pensioen.
8.6.14 Saldo overdracht van rechten 2011
2010
EUR
EUR
Saldo overdrachten van rechten Inkomende w aardeoverdrachten
-42.212
Uitgaande w aardeoverdrachten
12.661
-126.919 10.669
Subtotaal
-29.551
-116.250
Toevoeging aan de technische voorzieningen
35.542
128.341
Onttrekking aan de technische voorzieningen
-14.870
-14.440
Totaal overige resultaten
20.672
113.901
Saldo overdracht van rechten
-8.879
-2.349
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
Een inkomende waardeoverdracht betreft de ontvangst van het pensioenfonds of de pensioenverzekeraar van de vorige werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. Een uitgaande waardeoverdracht betreft de overdracht aan het pensioenfonds of de pensioenverzekeraar van de nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra pensioenaanspraken.
BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
81
8.6.15 Overige lasten
Dotatie voorziening dubieuze debiteuren Andere lasten
2011
2010
EUR
EUR
284
367
-
4
284
371
8.6.16 Belastingen De activiteiten van het fonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting.
8.6.17 Vaststelling van de jaarrekening door het bestuur Het bestuur van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw heeft de jaarrekening 2011 vastgesteld in de vergadering van 14 juni 2012.
De Meern, 14 juni 2012
H.Th.J. Vulto
G.P.M.J. Roest
Voorzitter werkgevers
Voorzitter werknemers
BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
82
9 . Overige gegevens 9.1.1
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het fonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de ABTN. Het voorstel resultaatbestemming 2011 is opgenomen in de paragraaf 8.2 van de staat van baten en lasten in de jaarrekening.
9.1.2
Gebeurtenissen na balansdatum
Er zijn voor de jaarrekening 2011 geen relevante gebeurtenissen na balansdatum.
9.2
Actuariële verklaring
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw Opdracht Door Stichting bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw te Zoetermeer is aan Mercer Certificering B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2011. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: - heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en - heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
83
Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk Vereist Eigen Vermogen, en eveneens lager dan het wettelijk minimaal Vereist Eigen Vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 131 lid 1 en artikel 132 lid 1 aangezien het fonds niet beschikt over het minimum vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen. De vermogenspositie van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw is naar mijn mening slecht, vanwege een dekkingstekort.
Amstelveen, 14 juni 2012
Drs. S.I. Keijmel AAG verbonden aan Mercer Certificering B.V.
BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
84
9.3
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: het Bestuur van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening 2011 van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw te Zoetermeer gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011 en de staat van baten en lasten over 2011 met de toelichting, waarin opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijking van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico's dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw per 31 december 2011 en van het resultaat over 2011 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of jaarrekening, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Amsterdam, 14 juni 2012 Deloitte Accountants B.V. Was getekend: C.J. de Witt RA BPL jaarrekening 2011 (versie 2.1)
85