0
STARTNOTITIE BEVORDERING GEBRUIK INFORMATIE- EN COMMUNICATIE TECHNOLOGIE IN DE LESSEN VAN DE SCHOLEN VAN DE ATLAS ONDERWIJSGROEP
Directie Atlas Onderwijsgroep januari 2011
1
Inleiding Informatie- en communicatie technologie, kortweg ICT, is uit onze huidige samenleving niet meer weg te denken. De afgelopen tien jaar hebben zich op dat punt ontwikkelingen voorgedaan, die sneller en veelomvattender zijn geweest dan in de decennia die daaraan voorafgingen. Onze leerlingen groeien op in een door ICT gedomineerde wereld. In tegenstelling tot generaties voor hen, zijn zij “ICT born” en niet “ICT made”. Met het grootste gemak gaan zij hiermee om en ouderen kunnen nog heel wat van hen leren. Hoewel hun een ongelimiteerd aantal bronnen ter beschikking staat, wil dat echter nog niet zeggen, dat zij ook altijd weten wat zij moeten leren, hoe ze moeten selecteren uit de veelheid van het aanbod en hoe zij dat moeten aanpakken. Het logische gevolg hiervan is, dat leerlingen hierin begeleid moeten worden. Willen wij onze missie waarmaken om leerlingen uit te dagen met afwisselend en kwalitatief goed onderwijs waarin zij worden gestimuleerd optimaal te presteren en hun talenten te ontwikkelen, zal nog het nodige moeten worden gedaan om in alle lessen een krachtige, met digitale toepassingen verrijkte leeromgeving te realiseren. De school pakt dat echter nog niet op in het tempo, waarin dit gewenst is. Daar ligt een aantal oorzaken aan ten grondslag. Een ervan is dat het tamelijk lang heeft geduurd voordat er edu catieve software op de markt kwam die ook daadwerkelijk een meerwaarde voor de lessen bood. Een ander, niet over het hoofd te zien probleem is, dat de ICT kennis van een aantal docenten te beperkt is om leerlingen – die vaak veel meer (lijken te) weten – goed te kunnen aansturen. Toch zullen op dit punt wel degelijk stappen moeten worden gezet. Het kan ook: aan een belangrijke technische voorwaarde, de noodzakelijke infrastructuur om in de klas digitaal te werken, is de laatste jaren hard gewerkt. Vergeleken bij sommige andere scholen doen wij dat niet slecht: de meeste lokalen hebben inmiddels een of meerdere computers die aangesloten zijn op het netwerk van de school en er zijn beamers in de lokalen geïnstalleerd. Op Lyceum Ypenburg betreft dit al een aantal jaar alle lesruimtes. Op het Rijswijks Lyceum en op het Van Vredenburch College zijn in een aantal lokalen SMART boards geplaatst. De voorwaarden om een groter beroep te doen op digitaal lesmateriaal en de ermee samenhangende know how van de docent, zijn ook in een ander opzicht verbeterd. Toetsen, studiewijzers en PTA’s worden al lang in tekstverwerkingsprogramma’s gemaakt. Alle docenten werken met de digitale cijferverwerking via Magister, weten hoe je als mentor en als docent gebruik moet maken van het leerlingvolgsysteem. Diverse methoden laten leerlingen opdrachten maken met behulp van Internet. Sommige docenten hebben hun eigen website. Anderen maken gebruik van een vakcommunity en digischool om ideeën op te doen. Op het Van Vredenburch College is digitale toetsing in ontwikkeling en worden in alle vakken de eindexamens en in sommige vakken de schoolexamens al via de computer afgenomen. Op het Rijswijks Lyceum zijn er door docenten ontwikkelde oefenprogramma’s in het vak Duits en voor taalvaardighei d (Zoden aan de Dijk). Verschillende talen werken met e-mailprojecten met een school in het buitenland. Klassieke talen maakt gebruik van vertaalprogramma’s. In vele lessen wordt de beamer benut om de lesstof meer diepgang te geven. Op Lyceum Ypenburg worden al meer dan twee jaar alle absentmeldingen door
2
de docent in Magister gezet. Een aantal docenten heeft van een aangeboden cursus over het gebruik van SMART boards gebruik gemaakt. Ongemerkt is de handigheid in het gebruik van ICT toepassingen dus behoorlijk toegenomen, ook al is niet iedereen zich dat bewust. Er is al langer belangstelling voor ICT. Tijdens een studiemiddag jaren geleden al was het een van de meest gevraagde workshops. Kortom: er gebeurt al heel veel. Tegelijkertijd zien we ook dat e en aantal collega’s moeite heeft de vernieuwingen bij te benen. Een samenhangend beleid ten aanzien van ICT ontbreekt in de meeste secties. Het blijft vaak een wat geïsoleerd onderwerp in de sectie. Dit ondanks het feit, dat er de afgelopen jaren door de directie behoorlijk geïnvesteerd is in het stimuleren van de sectievisie op ICT. Dat het goed mogelijk is om in korte tijd wel een en ander in de lespraktijk te realiseren blijkt uit de impuls die is uitgegaan van de digitalisering van de examens in het (kader- en basis)beroepsgerichte onderwijs. Met een duidelijk doel en tijdshorizon is in korte tijd heel veel gepresteerd.
De waarde van digitaal lesmateriaal Er zijn verschillende mogelijkheden om ICT in het onderwijs in te zetten. Daarbij is het belangrijk vooraf te stellen, dat ICT een meerwaarde moet hebben voor de respectievelijke vakken en niet een doel op zich moet zijn. In grote lijnen onderscheidt men drie stadia waarin ICT als lesmateriaal wordt benut. Het woord stadia geeft al aan, dat er sprake is van een groeiproces, waarbij zich naast een al verworven vaardigheid in het gebruik van digitaal lesmateriaal, een nieuw type gebruik zich aandient. Daarbij hangt ook het gebruik van een bepaalde vorm van digitale ondersteuning samen met de onderwijsvisie van een school. Niet alles is zonder meer geschikt. Additioneel ICT gebruik In het eerste stadium wordt ICT voornamelijk gebruikt als toevoeging op de al bestaande les. Zoals vroeger gebruik werd gemaakt van dia’s of sheets op een overheadprojector om be paalde stukken stof beter te kunnen uitleggen, worden nu filmpjes of afbeeldingen van Internet gehaald en geprojecteerd. Ook neemt het aantal opdrachten, waarbij leerlingen op Internet gegevens moeten opzoeken of gebruiken, toe. Veelal zijn die opdrachten bedoeld voor thuis, maar dat hoeft natuurlijk niet. De beamer is daarbij het meest gebruikte instrument. Maar ook het vaardig hanteren van SMART board om zaken beter te kunnen uitleggen, is onderdeel van het additioneel toepassen van ICT in de bestaande les. Substituerend ICT gebruik In dit stadium worden bepaalde delen van de lesstof – in plaats van op de gebruikelijk manier aangeboden – vervangen door digitale lesstof. De traditionele methoden blijven nog wel gehandhaafd, maar niet alles wordt daarvan meer gebruikt. De docent gebruikt bestaande of zelf ontworpen ICT toepassingen voor bepaalde stukken stof in de les. Hierbinnen valt ook het aanbieden van remediërende, herhalende of oefenprogramma’s. Transformatief ICT gebruik Het gehele onderwijs wordt met behulp van ICT gegeven. Digitale lesstof overheerst. De traditionele boeken worden afgeschaft.
3
Het zal duidelijk zijn dat met een verschuiving naar een vervolgfase van inzet van ICT in de les ook het karakter van de les verandert. Horen het additionele en het substituerende gebruik van ICT meer bij onderwijs met nadruk op kennisoverdracht, bij het transformatieve gebruik staat kennisconstructie meer op de voorgrond. Het gebruik van ICT bij kennisoverdracht waarbij nieuwe kennis wordt aangebracht, brengt verrijking door middel van beeldmateriaal of biedt gestructureerde oefen- en herhaalmogelijkheden en leidt zo tot consolidatie van de leerstof. Bij kennisconstructie gaat het om onderzoekend leren met behulp van simulatieprogramma’s (principes begrijpen en beheersen) en staat het leren leren centraal. De leerlingen houden hun eigen digitale portfolio bij, reflecteren op en hebben sturing over hun eigen leerproces. De scholen van de Atlas Onderwijsgroep bevinden zich – uitzonderingen daargelaten – nog grotendeels wat betreft hun ICT gebruik in de fase van het additionele gebruik. Slechts enkelingen gaan verder. Toch biedt verdergaande digitalisering wel degelijk een meerwaarde voor het onderwijs. De voordelen zijn legio:
Digitale lesstof sluit beter aan bij de leer- en leefwereld van kinderen en verhoogt daarmee de motivatie om te leren.
Multimediaal gebruik spreekt vele leerstijlen aan. Iedereen kan daar in principe zijn weg in vinden. Of je nu auditief of visueel bent ingesteld, of je een betekenisgerichte, toepassingsgerichte of reproductiegerichte leerstijl hebt: de veelheid aan soorten digitaal materiaal staat er garant voor dat iedereen aan zijn trekken komt.
Digitale lesstof biedt optimale mogelijkheden voor het gericht oefenen en remediëren.
Leerlingen kunnen direct persoonlijk feedback op hun prestaties krijgen op een manier die in een klassikale context niet mogelijk is.
Digitale lesstof kan sneller geactualiseerd worden dan de klassieke boeken.
ICT geeft meer ruimte om begeleiding en instructie naast elkaar te laten lopen.
Leerlingen gaan in de door ICT gedomineerde maatschappij meedraaien en moeten hiervoor ook de nodige competenties bezitten. Het onderwijs dient hieraan te voldoen.
We zullen het dus eerst eens moeten zijn over het doel wat we in dit stadium willen bereiken in onze lessen en daaruit volgt welke soort ICT-gebruik daaruit voortvloeit. Dat kan in de loop van de jaren natuurlijk gaan verschuiven. We moeten ergens beginnen. Ik ben van mening, dat in het ontwikkelingsstadium waarin onze scholen momenteel verkeren, het doel gericht moet zijn op een additioneel en waar mogelijk een substituerend gebruik van ICT. De transformatieve fase is momenteel nog een station te ver, met uitzondering van het Leonardo onderwijs.
VO-CONTENT De school is inmiddels al een tweetal jaren lid van VO Content, een initiatief van het Innovatieplatform-VO van de VO-Raad. De VO-Raad heeft een Investeringsagenda voor het VO geformuleerd de periode 2011 – 2015 onder de titel “Ruimte voor ieders talent”. Daarin wordt
4
geconstateerd, dat de gemiddelde leerling-populatie in toenemende mate complex en heterogeen van samenstelling is waardoor het bieden van maatwerk aan leerlingen steeds belangrijker wordt. Als onderdeel van het innoveren van het onderwijs is men begonnen met VO-Content. VO-Content is een verzameling open digitaal leermateriaal voor het voortgezet onderwijs, die ontsloten wordt via Wikiwijs, een platform geleverd door Kennisnet en de Open Universiteit. Door VO-Content wordt een grote variatie aan leermateriaal aan de scholen voor voortgezet onderwijs ter beschikking gesteld, waarbij er zowel sprake is van interactief materiaal (dat de leerling rechtstreeks feedback geeft) als adaptief materiaal (waarbij de leerling de stof op verschillende niveaus kan doorlopen, afhankelijk van behaalde resultaten). Leermateriaal is te bereiken via Wikiwijs en er kan gericht worden gezocht op trefwoorden en/of categorieën als vak, leerniveau, kerndoel/eindterm, kosten en collectieaanbieder. De collectieaanbieder blijft eigenaar van het materiaal. Het leermateriaal kan zonder kosten door de docenten worden benut. (de school betaalt immers voor het lidmaatschap van VO-Content). Om gemak te bieden aan docenten bevat VO-Content vooral materiaal dat benaderbaar en bruikbaar is vanuit een of meer complete leerlijnen. Hierdoor wordt het voor sectie/docenten eenvoudiger het materiaal in te bouwen in jaarprogramma’s en op onderdelen boekvervangend te gebruiken. Om ervoor te zorgen dat het leermateriaal van de juiste kwaliteit is (waarop docenten kunnen bouwen), ontwikkelt het Innovatieplatform-VO in samenwerking met de SLO een kwaliteitszorgsysteem voor VO-Content. Dit betreft de vindbaarheid van het materiaal, de gebruikersvriendelijkheid en de inhoudelijke en didactische juistheid. Dit laatste wordt mede bereikt door het inschakelen van docentenvakverenigingen via het platform van de VVVO (Vakinhoudelijke Verenigingen Voortgezet Onderwijs). De bedoeling is in 2012 de kerndoelen van de onderbouw worden afgedicht (er is dan overigens ook al veel materiaal voor de bovenbouw aanwezig) en in 2016 voor alle leerjaren en afdelingen (van vmbo basisberoepsgerichte leerweg tot en met gymnasium). De kosten van VO-Content1 zijn – afhankelijk van het gekozen model – van € 7,32 tot € 19,43 per leerling in 2011 en van € 29,14 tot € 38,03 in 2015 (voor resp. community 1 of community plus1). Dit moet op een gegeven moment uit de rijksbijdrage voor de gratis schoolboeken worden betaald, aangezien de kosten van de boeken door het toenemend gebruik van digitaal materiaal zullen gaan dalen. Het is duidelijk dat we niet zelf het wiel hoeven uit te vinden. Er staat ons een groeiende schat aan digitaal materiaal ter beschikking, waar we zo uit kunnen putten.
Elektronische Leeromgeving (ELO) Was het voorheen zo, dat documenten in individuele mappen op het netwerk opgeslagen moesten worden, sinds in de nieuwste versie van Magister beschikken we over de mogelijkheid documenten die voor alle betrokkenen toegankelijk zijn, in een Elektronische Leeromgeving (ELO) te plaatsen. Ons schooladministratie-programma Magister biedt een geïntegreerd systeem, waarbij de gegevens van het rooster, de leerling-gegevens , de agenda (voor leerling en docent) en de cijferadministratie aan elkaar gekoppeld zijn. Studiewijzers, huiswerk en ELO-opdrachten verschijnen automatisch in de agenda van de leerling. Hierdoor is het mogelijk in ieder geval over te gaan tot substituerend gebruik van ICT in de les, een vorm dus van e-learning. In het ‘lesdashboard’ kan de docent alle 1
Zie voor nadere informatie www.
5
administratieve handelingen die bekeken en uitgevoerd moeten worden (het opgegeven huiswerk, de eventuele gemaakte persoonlijke notities, de afwezigheidadministratie, de studiewijzer, de aan de les gekoppelde opdrachten) in een oogopslag zien. In de ELO hebben docenten en leerlingen hun eigen map voor de benutte bestanden, genaamd Mijn ELO-documenten. Zij kunnen zelf mappen aanmaken en hun bestanden ordenen. Ook Worddocumenten kunnen via een tekst-editor bewerkt en opgeslagen worden. Daarnaast kunnen natuurlijk foto’s en filmpjes in de map worden geplaatst. De docent kan de toegang tot een bepaalde map of docent voor een klas of voor individuele leerlingen regelen en ditzelfde geldt natuurlijk ook voor collega’s. Een belangrijke functionaliteit van de ELO is het uitzetten en inleveren van opdrachten. Dit kunnen standaardopdrachten zijn of zogenaamde SCORM opdrachten (SCORM staat voor Sharable Content Object Reference Model, een wereldwijd standaard format). Elke opdracht kan gekoppeld worden aan een cijferkolom voor de registratie van de cijfers. Leerlingen kunnen de opdrachten – met inleverdatum – zien in hun ELO, in hun agenda en in hun studiewijzer. Voor het inleveren van opdrachten wordt door Magister in de loop van dit schooljaar een plagiaatcontrole geïnstalleerd. Je kunt dan zien of een leerling iets van Internet heeft gekopieerd. De docent kan in een overzicht zien wie de opdracht al hebben ingeleverd, wie nog bezig zijn en welke opdrachten hij nog moet beoordelen. Hij kan tevens individuele opmerkingen geven en digitaal gestelde vragen van leerlingen beantwoorden. Met andere woorden: meer maatwerk dus. De communicatie kan rechtstreeks via Magister verlopen en hoeft dus niet, zoals nu veelal het geval is, via e -mail.
Invoeringsstrategie Implementatie van ICT is alleen mogelijk met instemming van de betrokkenen en vergt daardoor veel tijd. Daarbij hoort scholing die op maat gesneden is. De centrale vraag bij het stimuleren van ICT-gebruik in de lessen is tweezijdig: 1. Hoe kunnen wij docenten kennis laten nemen van wat er op ICT gebied in relatie tot hun vakgebied mogelijk is? 2. Hoe kunnen we collega’s die weinig affiniteit met ICT hebben, enthousiast maken ICT in hun les te gebruiken? Deze twee vragen hangen met elkaar samen. Pas als de docent, ook de docent die weini g met ICT heeft, ziet welke meerwaarde het goed gebruiken van digitaal materiaal voor de kennisoverdracht in zijn vak heeft, kan enthousiasme gaan ontstaan. Het beste zou het zijn als hierin vraaggestuurd kan worden voorgelicht, alleen zul je daarmee de kleine groep ‘die er niets mee heeft’ niet kunnen bereiken. Maar ook zij zullen moeten worden meegenomen. Wat betekent, dat er op diverse niveaus voorlichting en training moet worden aangeboden. Daarbij moet de relatie met en de meerwaarde voor het vak ook duidelijk zichtbaar zijn. Ten einde breder draagvlak te krijgen en zowel de voorlopers als de “gemiddelde” docent daarbij te betrekken, stelt de directie voor een adviserende stuurgroep per locatie samen te stellen, die als opdracht krijgt:
6
1. Het implementeren van de ELO en Digiborden (technisch en inhoudelijk) en het geven van voorlichting hierover, 2. Doelstellingen en tussentijdse doelstellingen met betrekking tot het bevorderen van ICT gebruik in de les te formuleren, 3. Het invoeringsproces op gang te brengen (voorlichting), te begeleiden en te monitoren, 4. Aanzetten te geven tot het ontwikkelen van digitale toetsing (voor de locaties R en Y), 5. Scholingsbehoeften in kaart te brengen en deels invulling te geven (elementaire cursussen) , 6. De consequenties op materieel en personeel gebied te onderzoeken, 7. De gevolgen in kaart te brengen voor het leermiddelengebruik. 8. Een realistisch tijdpad te maken (voor de zomervakantie 2011). De samenstelling van de stuurgroepen (elk maximaal acht leden) moet breed zijn zowel met betrekking tot de uiteenlopende know how op ICT-gebied, met betrekking tot taak binnen de school (docent versus ICT ondersteuner), leeftijd. De leden van de stuurgroep worden gezocht door een mengeling van ‘sollicitatie’ en ‘aanzoeken’. De schoolleiding zal in de stuurgroepvergaderingen vertegenwoordigd zijn en zo nodig bijsturen. Eventueel is externe hulp in te roepen. Wij willen de stuurgroepen geïnstalleerd zien na de meivakantie. Voor de kerstvakantie 2011-12 moet vooral aan de punten 1, 2, 3 (deels), 5, 6 en 7 zijn gewerkt en wel zo dat dit leidt tot zichtbare resultaten c.q. inspanningen.