Stappenplan Stedelijk Kompas Intensivering van de aanpak van dakloosheid
Stappenplan Stedelijk Kompas Intensivering van de aanpak van dakloosheid
Inhoudsopgave Inleiding
5
1 Het beleidskader
7
2 De doelgroep
11
3 Het aanbod
15
4 De knelpunten
18
5 De ambities
20
6 De organisatie van de meerjarenaanpak
24
7 De begroting
32
Bijlage 1
36
Bijlage 2
37
Inleiding In alle 43 regio’s maatschappelijke opvang in Nederland is men hard aan de slag in de strijd tegen dakloosheid. Ook in de strijd tegen verkommering en verloedering die daar dicht tegen aan hangt. Sinds 2006 wordt hier een flinke impuls aan gegeven. Deze impuls is begonnen in de vier grote steden (de G4) in nauwe samenwerking met het ministerie van VWS en het ministerie van Financiën. In korte tijd is toen het ambitieuze Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang opgesteld. Een plan met duidelijke doelstellingen (meetbare resultaten) en praktische, doortastende werkwijzen en instrumenten (de route). Bij de start in februari 2006 in de G4 is het Plan aangeboden aan de overige 39 centrumgemeenten om een vergelijkbaar plan op te stellen. De huidige staatssecretaris van VWS heeft deze uitnodiging herhaald. Dat biedt de centrumgemeenten de uitdaging in een tijdspanne van zeven jaar (2008 – 2014) ook een forse impuls geven aan de aanpak van dakloosheid. Dat kan in de eerste plaats door bij de planvorming te profiteren van de ervaringen en instrumenten van de G4. In de tweede plaats kan omdat voor deze centrumgemeenten dezelfde financiële condities gelden als voor de G4. Ook hun Plan kan voor een deel uit AWBZ-middelen gefinancierd worden als zij in nauw overleg met het Zorgkantoor een goed onderbouwd plan maken. De onderbouwing betreft vooral het aantonen van de zorgbehoefte van de doelgroep, de noodzakelijke aanpak en het aantonen van de extra benodigde middelen. De overkoepelende naam van dit Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang (in alle 43 centrumgemeenten) is Stedelijk Kompas. Het Stedelijk Kompas richt zich op het verminderen van het aantal daklozen, de doorstroming naar een zo zelfstandig mogelijk bestaan en verbetering van de kwaliteit van leven van de gehele doelgroep en het verminderen van overlast. Voor de centrumgemeenten ligt er de uitdaging om duidelijke en meetbare ambities te formuleren en een Stedelijk Kompas op maat te maken. Op maat van de eigen doelgroep van (dreigend) daklozen, de eigen knelpunten en de eigen geografische grootte. Het maken van een Stedelijk Kompas begint niet bij nul. Alle centrumgemeenten hebben al een beleid op het gebied van de maatschappelijke opvang, verslavingsbeleid en OGGz. In alle centrumgemeenten zijn al voorzieningen en is al samenwerking 1 Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht
5
tussen tal van actoren. Door het opstellen van een Stedelijk Kompas kan een centrumgemeente de aanpak van dakloosheid intensiveren. Hoewel de meeste centrumgemeenten al enige tijd aan de slag zijn met de planontwikkeling Stedelijk Kompas en enkele al klaar zijn, kan deze handreiking ondersteuning bieden bij het compleet maken van het Stedelijk Kompas. En spoed is geboden! Want VWS heeft 1 april 2008 bepaald als sluitingsdatum voor het indienen van het Stedelijk Kompas. Voor GSB-centrumgemeenten geldt dat als zij dan geen Stedelijk Kompas hebben ingediend, zij alsnog prestatieafspraken moeten maken voor de OGGz-middelen die vanaf 2007 aan de Brede doeluitkering Sociaal, Integratie en Veilig zijn toegevoegd. Dit stappenplan volgt de doelstelling en systematiek van het Plan van Aanpak maatschappelijke opvang van de G4 en VWS. Inmiddels zijn er ruim een jaar ervaringen opgedaan in de G4 en ook al in enkele andere centrumgemeenten. Bovendien zijn er nieuwe beleidsmatige ontwikkelingen in aantocht die van belang zijn voor de gemeentelijke regierol. Deze ervaringen en ontwikkelingen zijn zoveel mogelijk in dit stappenplan verwerkt. De hoofdstukkenindeling van dit stappenplan volgt de geadviseerde hoofdstukkenindeling van het Stedelijk Kompas, bestaande uit 7 onderdelen in 7 stappen: 1. Neem kennis van het beleidskader; 2. Onderzoek en beschrijf de doelgroep; 3. Maak het huidige aanbod helder; 4. Formuleer en prioriteer de knelpunten; 5. Formuleer de gemeentelijke of regionale ambities; 6. Stel de meerjarenaanpak op; 7. Stel de begroting vast.
6
1 Het beleidskader Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang Op 7 februari 2006 heeft de toenmalige staatssecretaris van VWS het Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang G4 & Rijk aan de Tweede Kamer aangeboden2. Dit plan is er op gericht de leefomstandigheden van daklozen in de vier grote steden te verbeteren, waardoor een einde moet komen aan zwervend gedrag en daarmee gepaard gaande overlast. De G4 hebben de concrete ambitie om: • Alle 10.000 daklozen in traject te hebben met een trajectplan (in 2010); • Voor minimaal 60% huisvesting geregeld te hebben (in 2010); • Dakloosheid als gevolg van huisuitzetting tot minder dan 30% van het niveau in 2005 terug te dringen (in 2008); • Dakloosheid als gevolg van detentie of afwenteling door andere instellingen (vrijwel) uit te bannen; • Overlastgevend gedrag tot maximaal 75% van het huidige niveau teruggedrongen te hebben (2013). De G4 en het Rijk beogen met het Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang een persoonsgerichte, minder vrijblijvende aanpak van dakloosheid. De afgelopen jaren hebben ze met deze aanpak al resultaten geboekt. De kwaliteit van leven bij de daklozen zal stijgen wanneer zij zover als mogelijk zijn voorzien van huisvesting, inkomen, zorg en werk. Daarmee zal ook overlastgevend gedrag worden tegengegaan en wordt de veiligheid van de omgeving verbeterd. Deze meest kwetsbare groep in de samenleving zal beter in staat zijn om mee te doen.
Persoonsgericht en sluitend Dakloosheid gaat vrijwel altijd gepaard met ernstige meervoudige problematiek. Behalve dakloosheid 2 Zie Kamerbrief DMO/SSO-2658121
7
is er vaak sprake van psychiatrische problematiek, verstandelijke beperkingen, schulden, verslavingsproblematiek en ontbreken van een zinvolle dagbesteding. Werken aan verbetering van de leefsituatie en het maatschappelijk functioneren van de daklozen vraagt om een meervoudige, samenhangende en sluitende aanpak. Een versnipperde benadering is weinig efficiënt en effectief gebleken. Dat geldt voor het niveau van de uitvoering van trajecten (cliëntniveau) en dat geldt ook voor het niveau van het gemeentelijk en landelijk beleid (beleidsniveau). Daarom zijn er bij het Plan van Aanpak meerdere ministeries en sectoren betrokken. Het maatschappelijk urgente probleem is alleen met vereende en samenhangende krachten op te lossen. En daar is gemeentelijke regie voor nodig3. Het Plan van Aanpak berust op twee centrale pijlers: • Een persoonsgerichte benadering met behulp van individuele trajectplannen; • Een 100% sluitende samenwerking tussen alle betrokken partijen en instellingen.
TIP Transparant en regionaal Bij de pijlers persoonsgerichte en sluitende aanpak kunnen twee andere uitgangspunten worden gehanteerd: • Transparante (meetbare en controleerbare) aanpak: het moet duidelijk zijn hoe de aanpak en route eruit ziet en vooral wat de resultaten zijn. • Regionale aanpak: de aanpak van dakloosheid is ook een zaak voor regiogemeenten, zowel bij preventie als herstel. Daarom spreken diverse gemeenten van Regionaal Kompas.
Werkwijze en instrumenten Het Plan van Aanpak bevat allerlei bestaande en onlangs ontwikkelde werkwijzen en instrumenten om tot een persoonsgerichte aanpak en sluitende keten te kunnen komen. De contouren van dertien instrumenten worden in het Plan van Aanpak beschreven (zie bijlage 1). De G4 hebben een vertaalslag van het Plan van Aanpak gemaakt door een eigen Stedelijk Kompas op te zetten. In het Stedelijk Kompas omschrijft elke gemeente van de G4 goede duidelijke procedures, richtlijnen en wijze van implementatie van de instrumenten voor de gehele keten van MO. Voor de G39 zijn de dertien instrumenten uit het Plan van Aanpak beschikbaar, maar de G39 zijn vrij om te kiezen. De keuze van het instrumentarium is afhankelijk van de bestaande situatie vóór het Stedelijk Kompas, de operationalisering van de doelstellingen en de doelgroepafbakening. Naar aanleiding hiervan kan men bepalen welke instrumenten uitgewerkt moeten worden om te komen tot de persoonsgerichte en sluitende ketenaanpak.
Beleid en middelen Kabinet en G4 hebben vastgesteld dat om de hierboven beschreven ambities te realiseren geen wettelijke wijzigingen nodig zijn. De regiemogelijkheden van gemeenten zijn groot genoeg en worden versterkt doordat gemeenten, waar nodig ondersteund door het Rijk, meerjarige contracten met de zorgkantoren kunnen afsluiten die op hun beurt contracten afsluiten met de door hen gefinancierde instellingen (zorgaanbieders). In de G4 is berekend dat er op verschillende terreinen intensiveringen nodig zijn. Voor de G4 gaat het om het bedrag van € 175 miljoen over vier jaar:
2007
2008
2009
Amsterdam
7.690.000
2006
28.980.000
45.440.000
53.940.000
Rotterdam
30.139.300
44.329.300
49.874.300
50.924.300
Utrecht
10.505.000
24.730.000
30.970.000
32.420.000
Den Haag
12.710.000
28.500.000
36.210.000
37.690.000
TOTAAL
61.044.300
126.539.300
162.494.300
174.974.300
3 Zie voor het voeren van regie ook de handreiking Centrumgemeenten en regie. Instrumenten voor het voeren van de regie in de OGGZ, de maatschappelijke opvang en verslavingszorgbeleid (SGBO). Verwachte publicatie in december 2007.
8
Voorgaande kosten zijn nodig voor de ambities van de G4 en die komen naar verwachting voor tweederde voor rekening van de AWBZ (door uitbreiding van voorzieningen voor beschermd wonen en duurzaam verblijf) en voor een derde in het gemeentelijk domein (door uitbreiding van onder meer Activiteiten die ertoe moeten leiden dat zorgmijders in een traject komen en door uitbreiding van opvangvoorzieningen). Het kabinet heeft de G4 toegezegd de zorgkantoren in staat te stellen de op basis van de AWBZ geïndiceerde zorg (dat nodig is voor het Stedelijk Kompas) te contracteren. Ook de G4 zullen hun financiële inzet opvoeren. Een voorwaarde voor ophoging van het uitgavenniveau van rijkszijde voor deze doelgroep de komende jaren is dat de G4 hun huidige uitgavenniveau voor deze doelgroep (€ 136 mln.) tenminste zullen handhaven, ook als huidige middelen door een uitbreiding van AWBZ-gefinancierde voorzieningen vrijvallen. Er vindt conform de afspraken in GSB III een aanpassing van de verdeelsleutel van de specifieke uitkering maatschappelijke opvang/verslavingsbeleid plaats in overleg tussen Rijk en centrumgemeenten. De belangrijkste conclusie uit de eerste rapportage 2006 van de monitor Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang4 is dan ook dat de G4 nog niet in staat waren de gegevens te leveren voor de uiteindelijke opzet van de monitor om de G4 met elkaar te kunnen vergelijken. Daarvoor is registratie nodig van de ingevulde gestandaardiseerde formulieren door cliënten en hulpverleners bij het centrale meldpunt. Andere conclusies zijn: • Drie van de vier steden hebben een centraal meldpunt; • Het Plan heeft in de G4 na de gemeenteraadsverkiezingen een duidelijke plaats gekregen in het collegeprogramma; • De G4 werken aan lokale zorgnetwerken; • De G4 hebben met zorgverzekeraars een collectieve verzekering afgesloten voor inwoners met een bijstandsuitkering. Dakloze cliënten met een bijstandsuitkering kunnen daarvan gebruik maken; • De G4 en de zorgkantoren hebben met de zorginstellingen overlegd over het beoogde AWBZ-aanbod. Instellingen konden offertes uitbrengen of in goed overleg voorzieningen aanbieden; • De afspraak is dat wanneer de gemeente en het zorgkantoor beslissen welke voorzieningen gefinancierd worden de ‘toewijzing van het totale aanbod altijd binnen de trajecten van de persoonsgebonden aanpak plaatsvindt’; • De naar de OGGZ overhevelde AWBZ-middelen zijn vrij inzetbaar5, ook voor het Stedelijk Kompas. VWS heeft opdracht gegeven om de besteding OGGZ-middelen in 2007 te onderzoeken (eind 2007 gereed). Medio december ontvangen de gemeenten het eindrapport Wijze van besteding door OGGz-middelen voor toeleiding door centrumgemeenten.
Naar een Stedelijk Kompas In de eerder genoemde Kamerbrief geeft het kabinet aan het Plan van Aanpak in samenwerking met de VNG naar de andere gemeenten te zullen doorvertalen. Over de manier waarop is veel onduidelijkheid geweest. Deze handreiking is bedoeld om meer helderheid te geven over de mogelijkheden van de G39.
De relatie met de Wmo De invoering van de Wmo geeft een impuls aan de aanpak van dakloosheid. Niet alleen valt de maatschappelijke opvang onder de Wmo (prestatieveld 7). Ook brengt de Wmo meer aandacht voor gemeentelijke regie en samenhang tussen diverse gemeentelijke beleidsterreinen als maatschappelijke opvang, werk & inkomen, openbare orde & veiligheid, volkshuisvesting en preventief jeugdbeleid (prestatieveld 2). De meeste gemeenten zijn in 2006 en 2007 hun Wmo-beleidsplan aan het opstellen. Diverse centrumgemeenten willen een directe koppeling maken tussen de invulling van de prestatievelden 7, 8 en 4 Monitor Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang, eerste rapportage 2006, het startjaar in Amsterdam, Rot-terdam, Utrecht en Den Haag’ (Trimbos-instituut, 2007). 5 Zie Drouven, L. en S. Schutte Handreiking besteding OGGz-middelen voor toeleiding, HHM, Enschede, 2006.
9
9 (maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, OGGZ en verslavingsbeleid) en het Stedelijk Kompas. Daarmee kunnen ze twee vliegen in één klap slaan. Veelal noemen zij die drie laatste prestatievelden maatschappelijke zorg. De reikwijdte van deze maatschappelijke zorg is iets breder dan die van het Stedelijk Kompas. Maatschappelijke zorg is op de bredere groep mensen met multiprobleemsituaties gericht en daarmee op het breed aanpakken van maatschappelijke uitval. Het Stedelijk Kompas is gericht op het voorkomen en aanpakken van dakloosheid en dus een verbijzondering van de maatschappelijke zorg.
TIP Stedelijk Kompas & Wmo Zorg voor een inhoudelijk en procesmatige verbinding tussen het Wmo-beleidsplan en het Stedelijk Kompas. Werk aan heldere samenhang en voorkom dubbel werk. Idealiter komt er eerst een Wmo-beleidsplan als beleidskader en vervolgens een Stedelijk Kompas als uitwerking van met name Wmo-prestatieveld 7.
VOORBEELD Achterhoek Centrumgemeente Doetinchem heeft een regionaal OGGZ-beleidskader 2007 opgesteld dat de basis legt en de meeste bouwstenen bevat die nodig zijn voor de uitwerking van een Stedelijk Kompas in 2008. De uitvoering van het beleid zal ten slotte vastgelegd worden in een nieuw regio-naal OGGZ-convenant voor de periode vanaf 2008.
10
2 De doelgroep Daklozen Starten bij feitelijk en residentieel daklozen De doelgroep is altijd het uitgangspunt. Alle inspanningen rond het Stedelijk Kompas moeten er op gericht zijn dat de daklozen in hun leefomstandigheden er iets mee opschieten. Het is belangrijk om de doelgroep zo scherp mogelijk af te bakenen, zodat het doel en de richting van de aanpak ten behoeve van de doelgroep duidelijk wordt. Daklozentellingen bleken bijvoorbeeld in het verleden vaak onvergelijkbaar, omdat onderzoekers verschillende definities van de doelgroep hanteerden. Het Plan van Aanpak richt zich in de eerste vier jaar op twee hoofdgroepen6: Feitelijk daklozen Personen die niet beschikken over een eigen woonruimte en voor een slaapplek gedurende de nacht tenminste één nacht (in de maand) waren aangewezen op buiten slapen, ofwel overnachten in de openlucht en in overdekte openbare ruimten (portieken, fietsenstallingen, stations, winkelcentra of een auto) en binnen slapen: in passantenverblijven van de maatschappelijke opvang, inclusief eendaagse noodopvang, of binnen slapen bij vrienden, kennissen of familie, zonder vooruitzichten op een slaapplek voor de daarop volgende nacht. Residentieel daklozen Personen die als bewoner staan ingeschreven bij instellingen voor maatschappelijke opvang (internaten en sociale pensions, woonvoorzieningen op basis van particulier initiatief dat zich richt op semipermanente bewoning door daklozen en particuliere commerciële pensions waar voornamelijk daklozen wonen).
6 Deze definities zijn genoemd in het Plan van Aanpak van de G4 en zijn onder andere ontleend aan J. Wolf, e.a. Op achterstand, Een onderzoek naar mensen in de marge van Den Haag. Utrecht: Trimbos-instituut, 2003.
11
Uitbreiden van de doelgroep met dreigend daklozen Zelfstandig wonende verkommerden en verloederden Het Stedelijk Kompas kan zich ook een grotere doelgroep richten, namelijk op de doelgroep verkommerden en verloederden. Deze moeilijker te definiëren groep omsluit de feitelijk en residentieel daklozen, maar bestaat ook uit een groep die nog min of meer zelfstandig woont en waar sprake is van een ernstige multiprobleemsituatie. Bij deze groep speelt langdurige zorgafhankelijkheid als gevolg van een combinatie van psychiatrische problemen, verslavingsproblemen, veelpleging en zorgmijding. Die laatste groep, dus de zelfstandig wonende personen in een ernstige multiprobleemsituatie, zijn als het ware de dreigend daklozen. De G4 hebben ook deze groep in hun Plan van Aanpak opgenomen, maar hebben daarvoor een langere doorlooptijd van zeven jaar genomen. Ex-gedetineerden Als gedetineerden na detentie niet over huisvesting beschikken en een zorgvraag hebben behoren ze tot de dreigend daklozen en daarmee tot de doelgroep van het Stedelijk Kompas. Ex-patiënten in de klinische zorg Patiënten uit intramurale GGZ, verslavingszorg of gehandicaptenzorg, die na ontslag niet over huisvesting beschikken en een zorgvraag hebben behoren tot de groep dreigend daklozen.
Zwerfjongeren Zwerfjongeren vallen nadrukkelijk ook onder het Stedelijk Kompas. Het kabinet heeft de wens uitgesproken extra aandacht te willen geven aan deze doelgroep. VWS heeft de opdracht gegeven tot een handreiking zwerfjongerenbeleid7. De aanpak ten opzichte van zwerfjongeren is in het G4-Plan niet specifiek uitgelicht. Rotterdam heeft ervoor gekozen een apart plan te maken voor zwerfjongeren.
VOORBEELD Zwerfjongerenbeleid Het is van belang het aantal, de aard en omvang van de problematiek van zwerfjongeren te inventariseren. Een formulering om tot een dergelijke doelstelling te komen is: ’Vanaf de teldatum 1 januari 2007 het aantal zwerfjongeren binnen en buiten de opvanginstellingen reduceren met een percentage van 50% voor 1 januari 2009’ (SGBO, 2007).
De doelgroep aanpak huiselijk geweld en vrouwenopvang De doelgroep van de vrouwenopvang en Aanpak Huiselijk Geweld behoort niet tot de doelgroep van het Stedelijk Kompas.
Tellen en schatten Het is essentieel om een bij de planontwikkeling te weten hoeveel daklozen er in de regio zijn en ook wat hun zorgvragen en woonwensen zijn. Door een goed inzicht in de vraag kan de gemeente: • Een meer (vraag)gerichte aanpak ontwikkelen; • Na vier of zeven jaar beoordelen of de beoogde prestaties en doelen gerealiseerd zijn. De G4 hebben een schatting gemaakt van het aantal daklozen en verkommerden en verloederden in hun gemeenten. Ook de gemeenten Vlissingen, Groningen, Heerlen, Leiden, Zwolle8 en Almere hebben in het kader van het Stedelijk Kompas een telling laten verrichten. Hier de cijfers van de G4, Zwolle en Almere:
7 T. Berg- le Clercq e.a.; Aanpak zwerfjongerenproblematiek, handreiking voor gemeenten, SGBO, 2007 8 Zwolle hanteert de term kwetsbare personen
12
Feitelijk daklozen
% inw.
Residentieel daklozen
% inw.
Verkommerden en % inw. Verkommerden verloederden met en verloederden eigen huisvesting Incl. daklozen
% inw.
Amsterdam 9 1.045.000
3000
0, 29
1000
0, 09
2000
0, 1 9
6000
0, 57
Rotterdam
2300
0, 29
600
0,07
4100
0, 52
7000
0,88
1500
0, 20
500
0, 07
2400
0, 32
4400
0,59
850
0, 10
400
0, 05
3150
0,38
4400
0,53
7650
0, 22
2500
0, 07
11650
0, 34
21800
0.64
225
0,04
150
0,03
375
0,07
750
0,14
366
0,10
650
0,17
10
0, 51
2943
0,78
791.000 Den Haag 738.000 Utrecht 830.000 TOTAAL
G4
3.404.000 Zwolle 519.000 Flevoland
1927
375.000
Onvoorspelbare verschuivingen in aantallen zijn mogelijk als er migratie plaatsvindt van de ene regio naar de andere regio. Lang niet alle daklozen zijn duidelijk aan één regio gebonden. Het vraagstuk van de regiobinding en de landelijke toegankelijkheid van voorzieningen van maatschappelijke opvang is momenteel nog in onderzoek (SGBO). Het doel is te komen tot een landelijke afspraak tussen de centrumgemeenten.
Woonbehoefte Om een inschatting te maken van de hoeveelheid zorg die nodig is voor de doelgroep daklozen is het mogelijk om niet alleen aantallen te meten, maar ook om de woonbehoefte (het perspectief, de prognose) van de cliënten te meten. Cliënten kunnen zelf ook inschatten welke mate van zelfstandigheid zij aankunnen in het wonen en aangeven aan welke zorg en begeleiding zij behoefte hebben.
Doelgroepen op een rijtje Doelgroep
Mee starten
Later in plan
Niet in het plan
opnemen
opnemen
Feitelijk daklozen
x
Residentieel daklozen
x
Zwerfjongeren
x
Zelfstandig wonende verkommerden en verloederden
x
Ex-gedetineerden
x
Ex-klinische patiënten
x
Doelgroep huiselijk geweld en vrouwenopvang
x
VOORBEELD Zwolle Zwolle legt prioriteit bij de doelgroep daklozen (feitelijk en residentieel daklozen in een adem genoemd) en geeft aan het Stedelijk Kompas in het voorjaar 2009 aan te vullen met de doelgroep kwetsbare personen. Zwolle noemt daarbij het belang van het Stedelijk Kompas voor zwerfjongeren en de vrouwenopvang.
9 In deze kolom zijn alleen het aantal inwoners van het totale verzorgingsgebied (regio) opgenomen 10 Subdoelgroepen hier: chronisch zorgafhankelijken, zorgmijders, ex-gedetineerden zonder huisvesting, veelple-gers, jeugdigen in detentie (geringe overlap met daklozen)
13
TIP Onderscheid mate van maatschappelijke uitval Omdat de gehele Wmo-doelgroep en ook de term sociaal kwetsbaren nogal diffuus en onhelder is, is het handig om de groep onder te verdelen aan de hand van mate van maatschappelijke uitval: Niveau 1: Alle zelfredzame inwoners Niveau 2: Alle risicogroepen Niveau 3: Alle beginnende en lichte multiprobleemsituaties Niveau 4: Alle zware multiprobleemsituaties, verkommering en verloedering Niveau 5: Alle residentieel daklozen Niveau 6: Alle feitelijk daklozen Het Stedelijk Kompas is dus primair op de aanpak in de onderste twee niveaus gericht en in tweede instantie ook op het voorkomen van dakloosheid bij personen van het 3e en 4e niveau, dat vooral binnen het terrein van de OGGZ valt: signalering, bemoeizorg en toeleiding. Een dergelijk onderscheid in niveaus is beschreven in de handreiking ‘OGGZ in de Wmo’ (Wolf, J. 2006). In : Gereedschapskist Wmo. Den Haag: Ministerie van VWS.
TIP Niet alle doelgroepen tegelijk Begin het Stedelijk Kompas met de doelgroepen feitelijk daklozen en residentieel daklozen. Neem zwerfjongeren ook op in het Stedelijk Kompas. Dat is overzichtelijker en beter werkbaar. Richt de focus in ieder geval op deze groepen en verbreedt de groep zo snel mogelijk met de dreigend dak-lozen (ex-gedetineerden, ex-klinische patiënten, verkommerden en verloederden). Bepaal aan de hand van de doelgroepafbakening de doorlooptijd van het Stedelijk Kompas.
14
3 Het aanbod Voorzieningen voor daklozen Het aanbod in de keten van de maatschappelijke opvang is in de loop der jaren nogal veranderd. De capaciteit is stapsgewijs gegroeid, er is meer differentiatie gekomen (verschillende soorten aanbod), de kwaliteit is verbeterd (professionalisering) en er is veel meer samenwerking tussen verschillende partners. De maatschappelijke opvang werkt nauw samen met onder andere de GGZ, de verslavingszorg, de GGD, de politie en woningcorporaties. In alle centrumgemeenten is een voorzieningenaanbod opgebouwd. Voor het Stedelijk Kompas is het van belang om een helder overzicht te krijgen van het huidige aanbod. Om daartoe te komen kunnen de volgende vragen gesteld worden: • Welke voorzieningen zijn er in de regio die bijdragen aan de aanpak van dakloosheid? • Wat is de capaciteit van die voorzieningen en wat is de feitelijke zorgrealisatie/productie? • Wie zijn verantwoordelijk voor die voorzieningen (opdrachtgevers en financiers?) Categorieën van voorzieningen Het aanbod maatschappelijke opvang is als volgt te ordenen11: • Dagopvang • Nachtopvang • 24-uurs crisisopvang • 24-uurs wonen • 24-uurs meerzorg • Begeleid wonen • Ambulante thuisbegeleiding 11 Zie ook Z. Berdowski e.a.; Onderzoek budgetverdeling maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid, Vraag middelen en bekostiging; IOO, Leiden, 2007
15
Andere belangrijke sectoren met voorzieningen voor de opvang van daklozen zijn: • Zwerfjongerenopvang12 • Dagactiviteitencentrum • GGZ crisisopvang • GGZ beschermd wonen • Klinische verslavingszorg • Semimurale verslavingszorg • Ambulante verslavingszorg • Opvang voor ex-gedetineerden
Aanbod per subdoelgroep Een andere benadering is om per onderscheiden subdoelgroep in kaart te brengen welk aanbod er is en hoe dat georganiseerd wordt: Doelgroep
Voorzieningen Aanbieder
Capaciteit
Productie
Kosten
Kosten
Kosten
gemeente
Zorgkantoor
overig
Dreigend daklozen V&V Dreigen daklozen ex-detentie Dreigend daklozen ex-klinisch Recent daklozen (crisissituaties) Feitelijk daklozen Residentieel daklozen Zwerfjongeren
Aanbod per OGGZ-bouwsteen De G4 hanteren een ordening aan de hand van de 12 OGGZ-bouwstenen zoals beschreven in de publicatie ‘Kwetsbaar in de grote stad’13: 1 Signalering en geïndiceerde preventie 2 Integrale toegang en screening 3 Maatschappelijke opvang 4 Medische basiszorg 5 Curatieve GGz/Vz 6 Beschermd wonen / langdurig verblijf 7 Begeleid (zelfstandig) wonen 8 Integrale bemoeizorg GGZ/Vz 9 Financiële hulp 10 Dagbesteding 11 Sociaal netwerk 12 Veiligheid
12 Meestal een onderdeel van de maatschappelijke opvang 13 J.Sleegers, Kwetsbaar in de grote stad, G4 Visie op een samenhangende Openbare Geestelijke Gezondheids-zorg, 2005
16
De gemeente Utrecht (en ook enkele andere centrumgemeenten) heeft de voorzieningen als volgt geordend14: OGGZ-bouwsteen
Voorzieningen
Signalering en geïndiceerde preventie Outreachend maatschappelijk werk
Ambulante jongerenhulpverlening
Integrale toegang en screening
Brede Centrale Toegang
Maatschappelijke opvang
Corporatiehotel
Crisisopvang
Nachtopvang
Ziekenboeg
Gezinsopvang
Gebruiksruimte alcoholisten
Medische basiszorg
Heroïne op medisch voorschrift
Curatieve GGz/Vz Beschermd wonen/langdurig verblijf
24-uurs opvang en hostels
Beschermd wonen GGZ
Beschermd wonen dubbele diagnose
Klinische dubbele diagnose
Duurzaam verblijf
Beschermd wonen (verstandelijk gehandicapten) volwassen en jong
Begeleid zelfstandig wonen
Ambulante woonbegeleiding
Begeleid groepswonen
Pathways model
Integrale bemoeizorg
Zorgcoördinatie
ACT-team
Financiële hulp
Schuldhulpverlening
Dagbesteding
Uitbreiding activering
Sociaal netwerk
Zelforganisaties
Maatschappelijke steunsystemen
Veiligheid
14 Zie Monitor Plan van aanpak maatschappelijke opvang, eerste rapportage: 2006, het startjaar in Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag (Trimbos-instituut 2007)
17
4 De knelpunten Wat gaat niet goed? Wat moet beter? In 2003 vond er een Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) maatschappelijke opvang plaats15. De aanleiding daarvoor was dat het budget voor de maatschappelijke opvang fors toegenomen was, maar dat de problematiek van daklozen ogenschijnlijk niet afnam. De conclusies van het IBO maatschappelijke opvang waren dat het aantal aanmeldingen toenam, het aantal opnames daalde en de gemiddelde verblijfsduur langer werd. Conclusie was: de opvang is verstopt. Teveel mensen verblijven tegen hun wil op straat. Zonder voldoende zorg en ondersteuning zet de verkommering en verloedering door met het persoonlijke leed en overlast voor de omgeving als gevolg. De opvang was meer een permanente voorziening geworden met te weinig inzet op doorstroom door planmatige en persoonsgerichte begeleiding. Ook waren te weinig beschikbare woningen ten behoeve van uitstroom uit de opvang. Het toenmalige kabinet heeft toen een beleid ingezet op doorstroming. Dat is vervolgens geïntensiveerd met de opstelling van het Plan van aanpak van de G4 Bij het opstellen van het Stedelijk Kompas kan een centrumgemeente nagaan wat de specifieke knelpunten in de zorg voor daklozen in deze regio zijn, zoals (te specificeren per doelgroep): • Te weinig capaciteit (opvang, woningen, GGZ, verslavingszorg, dagbesteding, schuldhulpverlening); • Teveel instroom in de opvang door ontbreken van preventie en signalering van multiprobleemsituaties en uitval jeugdzorg, detentie, verstandelijke gehandicaptenzorg en GGZ; • Te weinig doorstroom; • Te weinig kwaliteit van bepaalde voorzieningen; • Te weinig samenwerking tussen hulpverleners in de uitvoering van trajecten; • Te weinig structurele samenwerking tussen voorzieningen; geen structurele samenwerking • Te weinig samenwerking tussen beleidsmakers (centrumgemeente, regiogemeenten en Zorgkantoor); 15 IBO, De opvang verstopt; Interdepartementaal beleidsonderzoek 2002-2003
18
• Te weinig beleidsregie door de centrumgemeente16; • Te weinig inzicht in de doelgroep (geen monitorgegevens of beleidsinformatie); • Geen gezamenlijke visie tussen partners, geen draagvlak. Draagvlak bij vier groepen kernpartners Voor het gehele proces om een Stedelijk Kompas op te stellen is het van groot belang om dat samen met de vier kernpartners te doen: 1 Regiogemeenten 2 Zorgkantoor17 3 Aanbieders van zorg- en dienstverlening, inclusief woningcorporaties 4 Cliëntorganisaties Deze partners zijn ook nodig bij de vervolgstappen: formuleren van ambities en het organiseren en uitvoeren van het plan van aanpak. Centrumgemeente Den Haag heeft bijvoorbeeld twee grote vergaderingen belegd, dat genoeg bleek te zijn om de uitvoering in gang te zetten. Of het kan volgens het Utrechts model waar iedereen tegelijkertijd is betrokken. De uitnodigende regie van de gemeente kan bewerkstelligen dat de kernpartners zich stapsgewijs conformeren aan het Stedelijk Kompas. In veel centrumgemeenten is men al langere tijd aan de slag met het verkrijgen van draagvlak, vaak al vele jaren.
16 Zie voor het voeren van regie ook de handreiking Centrumgemeenten en regie. Instrumenten voor het voeren van de regie in de OGGZ, de maatschappelijke opvang en verslavingszorgbeleid (SGBO). Verwachte publicatie in december 2007. 17 Er zijn centrumgemeenten die het Stedelijk Kompas in coproductie met het Zorgkantoor opstellen. Andere gemeenten sluiten een convenant af met het Zorgkantoor.
19
5 De ambities Verbeterpunten, kansen, speerpunten, doelstellingen, beoogde prestaties We hebben de doelgroep in beeld, het huidige aanbod en ook de tekorten in dat huidige aanbod. Meestal is de stap van knelpunten naar speerpunten niet zo groot. De vraag die hier speelt is welke ambitie de centrumgemeente en regio hebben in verbetering van de aanpak van dakloosheid. Wat wil de centrumgemeente bereiken? Wat zijn de prioriteiten en wat is haalbaar?
De twee hoofddoelstellingen Er zijn twee hoofddoelstellingen te onderscheiden: 1 Vermindering van de dakloosheid 2 Vermindering van overlast Vermindering van dakloosheid betekent minder daklozen en vooral minder feitelijk daklozen. De kwaliteit van leven van feitelijk daklozen is namelijk zeer gering18. De kwaliteit van leven is echter een stuk beter bij residentieel daklozen (daklozen die beschikken over een stabiel verblijf in de opvang). De kwaliteit kan nog meer verbeterd worden als daklozen kunnen uitstromen naar een zo zelfstandig mogelijke manier van leven, liefst in een eigen woning. Om zo mee te doen in de samenleving, mogelijk met licht ambulante begeleiding. Vermindering van dakloosheid betekent: • Een betere kwaliteit van leven • Betere gezondheid • Meer zelfredzaamheid • Meer participatie • Meer veiligheid 18 Zie J. Wolf e.a.; Op achterstand, Een onderzoek naar mensen in de marge van Den Haag, Utrecht: Trimbos-instituut, 2002.
20
Een deel van de daklozen veroorzaakt overlast, zowel subjectieve overlast als objectieve overlast. Objectieve overlast is goed te meten. In een onderzoek in 200319 was 58 procent van de respondenten het afgelopen jaar vanwege een misdrijf of overtreding in contact gekomen met politie of justitie en was een groot deel van de respondenten (60%) ooit gedetineerd geweest. Subjectieve overlast van daklozen is er ook. In het bovengenoemde onderzoek bleek meer dan de helft van de respondenten (57%) op straat te drinken of op straat drugs te gebruiken.
Niveaus van doelstellingen Bovenstaande doelstellingen zijn geformuleerd in termen van verbetering van de situatie van daklozen of hun omgeving. Daaronder liggen subdoelstellingen die voor de hoofddoelstellingen nodig zijn. Het eerstvolgende niveau betreft het verrichten van hulp- en zorgtrajecten: het realiseren van een persoonsgericht traject met één casemanager en één trajectplan. Voor het uitvoeren van trajecten is weer een organisatie nodig (bijvoorbeeld voorzieningen, een Centrale Toegang en diverse instrumenten, afspraken, protocollen en methoden) en vooral ook samenwerking tussen diverse partijen. Schematisch:
Kwaliteit van leven
Veiligheid op straat
zelfredzaamheid participatie stabiliteit
minder overlast
Minder dakloosheid
Uitvoering van hulp- en zorgtrajecten
Organisatie van de aanpak van dakloosheid (sluitende samenwerking)
Doelenoverzicht in de aanpak van dakloosheid Uitvoering van hulp- en zorgtrajecten Voor de aanpak van dakloosheid is een individuele, persoonsgerichte en planmatige benadering nodig: zoveel mogelijk daklozen met één trajectbegeleider (of mentor), met één samenhangend traject, met één trajectplan. Een trajectplan heeft betrekking op meerdere leefgebieden, met name: • Huisvesting – wonen • Inkomen – schulden • Gezondheid – zorg • Arbeid – dagbesteding - activering
19 D. de Bruin e.a.; Zwerven in de 21e eeuw; Utrecht: Centrum voor Verslavingsonderzoek, 2003.
21
De doelstellingen van het Plan van Aanpak De vijf hoofddoelstellingen zoals in het Plan van Aanpak van de G4 genoemd staan, zijn:
De vijf hoofddoelstellingen
Indicatoren
1. Dakloosheid ten gevolge van huisuitzetting komt
a. Aantal huisuitzettingen bij woningcorporaties in
(vrijwel) niet meer voor. Het aantal huisuitzettingen is
verhouding tot het aantal corporatiewoningen
in 2008 gedaald tot minder dan 30% van het aantal in
gemeente.
20
in de
2005. b. Aantal uit huisgezette personen dat zich meldt bij de Maatschappelijke Opvang binnen een maand na huisuitzetting en in die periode dakloos was. 2. Dakloosheid ten gevolge van detentie komt
Aantal ex-gedetineerde mensen dat zich na
(vrijwel) niet meer voor.
ontslag uit detentie bij de maatschappelijke opvang meldt en dan minstens een maand dakloos is.
3. Dakloosheid ten gevolge van uitval uit
Aantal mensen dat zich na ontslag uit een zorginstel-
zorginstellingen komt (vrijwel) niet meer voor.
ling bij de maatschappelijke opvang meldt en dan minstens een maand dakloos is.
4. De huidige 10.000 daklozen en de daklozen die er vanaf nu nog bij komen, zijn voorzien van inkomen, van structurele vormen van woonvoorzieningen pas-
a. Aantal daklozen met een intake en een individueel trajectplan.
send bij de betrokken individuen, van niet -vrijblijvende evidence based zorgtrajecten (…) en, voor zover mogelijk, van vormen van werk die haalbaar zijn.
b. Aantal daklozen in eindfase van traject dat voor zover mogelijk is voorzien van: - stabiele huisvesting - geregeld inkomen - zorgverzekering - stabiel contact met hulpverlening - vorm van (stabiele) dagbesteding of werk
5. Bij een groot deel van de doelgroep is het
Aantal strafbare feiten en aantal meldingen overlast
overlastgevende gedrag verminderd (tot max. 75%
door de doelgroep daklozen
van het huidige niveau in 7 jaar).
In het kader van het Stedelijk Kompas kunnen gemeenten eigen ambities formuleren op basis van bovenstaande indicatoren.
VOORBEELD Zwolle Zwolle formuleert de volgende 5 hoofddoelstellingen: 1. Alle 250 daklozen in Zwolle zitten in 2014 in een traject 2. Voor minimaal 60% van de daklozen is huisvesting en dagbesteding geregeld in 2014 3. In 2009 is dakloosheid ten gevolge van huisuitzetting minder dan 30% van het niveau van 2005 4. Dakloosheid ten gevolge van detentie of afwenteling door instellingen komt (vrijwel) niet meer voor 5. In 2014 is overlastgevend gedrag van daklozen teruggebracht naar 75% van het niveau van 2007
20 Dit kan ook verbreed worden naar alle huisuitzettingen (andere verhuurders en eigen woningen), maar dat is moeilijker te meten.
22
VOORBEELD Almere/Flevoland Almere formuleert de volgende 5 hoofddoelstellingen: 1. Meer preventie: dakloosheid ten gevolge van huisuitzetting komt (vrijwel)niet meer voor. Het aantal huisuitzettingen is in 2012 gedaald tot minder dan 30% van het aantal in 2006. Het doel wordt in vijf jaar behaald 2. Meer voorzieningen: van de huidige minimaal 1100 daklozen en 70% van de daklozen die er bijkomen zijn voorzien van inkomen, structurele vormen van woonvoorzieningen passend bij de betrokken individuen, van niet-vrijblijvende evidence based zorgtrajecten en, voor zover moge-lijk, van vormen van werk die haalbaar zijn 3. Meer nazorg detentie: dakloosheid ten gevolge van detentie komt in 2014 substantieel minder voor 4. Overlastvermindering: bij een nader te bepalen deel van de doelgroep is in 2014 het overlastgevend gedrag verminderd 5. Minder uitval zorg: dakloosheid ten gevolge van uitval uit zorginstellingen komt (vrijwel) niet meer voor
Cliëntenperspectief Het gevaar bestaat dat het Stedelijk Kompas wordt opgesteld en uitgevoerd zonder het cliëntenperspectief voldoende in ogenschouw te nemen. Dat kan bijvoorbeeld door vertegenwoordigers van cliëntorganisaties periodiek bij de voortgang van het Stedelijk Kompas te betrekken. Dat kan ook door er een aparte doelstelling van te maken (zie voorbeeld Utrecht).
TIP Cliënteninbreng bij nieuw aanbod Als een gemeente een instelling vraagt om een voorstel te maken voor een nieuw aanbod, dan kan de gemeente als die instelling verzoeken om een advies van de cliëntenraad aan het voorstel toe te voegen. Zo wordt de cliëntenparticipatie versterkt.
VOORBEELD cliëntparticipatie Utrecht Cliëntparticipatie en -emancipatie is een belangrijke pijler onder de Utrechtse invulling van het Plan van Aanpak MO. Om de omslag te kunnen maken naar meer vraaggestuurde zorg wordt in een breed samengestelde werkgroep gewerkt aan onder andere kwaliteitsverbetering, zelfbeheer, bejegening en de wijze waarop cliënten invloed kunnen uitoefenen op de ontwikkeling van voorzieningen en aanpalend beleid. Na een conferentie (mei 2007) die met cliënten, instellingen en gemeente wordt gehouden, wordt hiervoor een werkplan opgesteld.
TIP De stabiliteit van het traject Met het oog op de vaak wisselvallige omstandigheden van daklozen is het aan te raden om een doelstelling op te nemen met betrekking tot de stabiliteit van de leefomstandigheden van de daklozen. Als een feitelijke dakloze langer dan bijvoorbeeld drie maanden een stabiele combinatie bezit van huisvesting, inkomen en zorg, is dat voor die dakloze een forse stap vooruit in het maatschappelijk herstel. Een ambitie voor de gemeente kan zijn: Van de totale groep van 400 daklozen hebben er 300 een stabiele mix van huisvesting, inkomen en zorg gedurende tenminste drie maanden in het jaar 2011.
23
6 De organisatie van de meerjarenaanpak Uitvoering, samenwerking, afspraken, instrumenten en regie In het hoofdstuk Ambities ging het over het wat: wat willen we bereiken in de periode 2008 - 2014? Wat gaan we aanpakken? In dit hoofdstuk gaat het over het hoe: hoe gaan we die intensivering van de aanpak van dakloosheid organiseren? Hoe gaan we met elkaar samenwerken? Hoe zorgen we er voor dat we die ambities ook waarmaken? Voor het organiseren van de aanpak van dakloosheid is het goed om onderscheid te maken in vier onderdelen: 1 Instroom & Screening 2 Opvang & Doorstroom 3 Preventie & Signalering 4 Uitstroom & Nazorg Aan de hand van deze vier onderdelen bespreken we mogelijkheden om de aanpak te concretiseren en uit te voeren: voor welke doelgroep, door welke partners, met welke instrumenten21? Ten dienste van de uitvoering van het Plan staan instrumenten in de vorm van modelafspraken tussen instanties (bestuurlijk niveau) en modelprocedures voor de uitvoering. Aangegeven moet worden binnen welke termijn en met welke partijen deze worden geoperationaliseerd.
Instroom & Screening Doel Op het moment dat duidelijk is dat de cliënt dakloos wordt of al is, is snelheid geboden in het orga21 Daarbij zullen we kort de 13 instrumenten benoemen die de G4 heeft ontwikkeld (zie voor een overzicht bijlage 1)
24
niseren van de eerste levensvoorwaarden (bed, bad en brood) en van zorg, inkomen en verzekering. Voorkomen moet worden dat iemand die net dakloos is een lange daklozencarrière tegemoet gaat. Indien iemand van de doelgroep gebruik wil maken van de zorg binnen het werkgebied dient hij of zij zich bij voorkeur te melden bij een centraal punt in de gemeente: de Centrale Toegang22. Er zijn diverse vormen van Centrale Toegang23. Is sommige gemeenten is er een fysiek loket waar daklozen zich kunnen melden. In andere gemeenten ligt de nadruk meer op een onafhankelijke, multidisciplinaire screening op basis van aangeleverde aanmeldingsgegevens. Essentieel is een screening, ten behoeve van een toets op toelating en in tweede instantie een intake om de hulpvraag van de cliënt zo volledig en integraal mogelijk in beeld te krijgen (beperkingen en mogelijkheden op meerdere leefgebieden). En vervolgens met de cliënt en eventueel andere hulpverleners een traject te plannen gericht op het hoogst haalbare niveau van zelfredzaamheid. In Rotterdam is aan de Centrale Toegang een multidisciplinaire Traject Toewijzings Commissie gekoppeld. In deze TTC kan op een slagvaardige manier aan de hand van het Aanmeldings- en Diagnoseformulier (ADF) een traject worden uitgestippeld en wordt er een instelling toegewezen aan de cliënt. Daar neemt een individueel begeleider (of mentor of cliëntmanager) de coördinatie van het traject over. De screening is ook van belang voor een eventuele indicatiestellingprocedure bij het CIZ, om in aanmerking te kunnen komen voor geïndiceerde AWBZ-zorg. Dit alles wordt goed geregistreerd zodat de cliënt niet lastig gevallen wordt met onnodige informatieverzameling. Doelgroep Recent daklozen of feitelijk daklozen die nog niet in traject zijn. Actoren Recent daklozen komen doorgaans terecht bij de laagdrempelige opvang (crisisopvang, dagopvang of nachtopvang). Ook kan de politie erbij betrokken zijn of de sociale dienst als de cliënt een uitkering nodig heeft. De Centrale Toegang regelt de instroom van daklozen in de voorzieningen en ziet ook toe op de doorstroom. In Rotterdam is screening door het Centraal Onthaal nodig voorafgaand aan alle vormen van opvang. In Utrecht screent de Brede Centrale Toegang de cliënten die in willen stromen in intramurale MO- en GGZ-voorzieningen. In de meeste gemeenten speelt de gemeente (sociale dienst) of de GGD een centrale rol in de Centrale Toegang. Gemeenten kunnen er voor kiezen om dit in eigen hand te houden of dit uit te besteden aan een zorginstelling. Voor dit centrale systeem is het van belang aansluiting te zoeken bij bestaande landelijke systemen zodat op termijn ook de onderlinge uitwisseling van gegevens tot de mogelijkheden behoort. Voor diagnostiek ten behoeve van AWBZ-zorg (indicatiestelling) is de supervisie door een psychiater noodzakelijk. Instrumenten • Centrale Toegang • Model Aanmeldings- en Diagnoseformulier voor MO en AWBZ (ADF is G4-instrument 1). Hierbij moet de gemeente een convenant met het CIZ-district afsluiten over de AWBZ-indicatiestelling en de aansluiting op de informatiesystemen • Werkwijze indicatiestelling protocol Opvang van het CIZ • Modelaanpak gegevensuitwisseling in verband met privacywetgeving (G4-instrument 3) • Modelaanpak onverzekerdheid en budgetbeheer (G4-instrument 7)
22 In de meeste regio’s zijn nog geen Centrale Voordeuren maatschappelijke opvang. Meestal kunnen cliënten zich rechtstreeks melden bij voorzieningen, vooral bij de laagdrempelige voorzieningen nacht- en dagopvang. 23 Zie ook: D. Heineke, Centrale Voordeuren in de maatschappelijke opvang. Het verbeteren van de in- door- en uitstroom in de maatschappelijke opvang, NIZW: Utrecht 2006).
25
TIP Voorkom onverzekerdheid van daklozen In de fase instroom en screening is het zaak om eventueel niet-verzekerdheid bij daklozen zo snel mogelijk te signaleren en vervolgens een zorgverzekering te bewerkstelligen. De gemeente kan contracten afsluiten met zorgverzekeraars voor een basisverzekering. De gemeente kan hiertoe de premie rechtstreeks inhouden op de uitkering en aan de zorgverzekeraar overmaken.
TIP Parkpolis Amsterdam Amsterdam start een pilot van een jaar waarbij zij zorgverzekeringen aanbiedt aan 100 onverzekerde daklozen. Het gaat hierbij om een kleine groep zware zorgmijders, die zich volledig onttrekt aan hulpverlening terwijl zij dit wel nodig hebben. Om zorg te kunnen verlenen moet een ziektekostenverzekering zijn afgesloten. Dit is overigens verplicht voor alle Nederlanders. Met deze maatregel, de Parkpolis, wil de gemeente deze mensen in beeld krijgen zodat de juiste zorg geboden kan worden. Een vervolgstap is dat deze mensen na een half jaar zelf of met behulp van inkomensbeheer in staat zijn ook hun financiën te regelen. De Parkpolis wordt dan omgezet in een reguliere collectieve polis.
Opvang & Doorstroom Doel Als de zorgvraag van een dakloze duidelijk is kan toeleiding naar en plaatsing in een MO-voorziening plaatsvinden. Elke cliënt krijgt één vaste contactpersoon/hulpverlener/casemanager/mentor en één individueel trajectplan met concrete, haalbare maar niet-vrijblijvende doelstellingen. Dit noemt men de persoonsgerichte benadering. De voortgang van het traject wordt centraal gevolgd en zo nodig beïnvloed. In de G4 heeft men zogeheten ketenregisseurs aangesteld die de voortgang van enkele tientallen tot enkele honderden trajecten volgen en daar waar nodig interveniëren op uitvoerend, organisatorisch of beleidsmatig niveau. Doelgroep Feitelijk en residentieel daklozen in traject Actoren • Mentor, casemanager, vaste begeleider • Hulpverleners in de maatschappelijke opvang, de GGZ, de verslavingszorg, de GGD en de schuldhulpverlening Instrumenten • Modelprocedure persoonsgerichte benadering (G4-instrument 2) • Modelaanpak gegevensuitwisseling in verband met privacywetgeving (G4-instrument 3) • Richtingwijzer hantering BOPZ (G4-instrument 5) • Modelprocedure effectuering levering zorg (G4-instrument 6) • Modelaanpak effectuering specifieke woonvoorzieningen) (G4-instrument 8). Hierbij gaat het om het goed in kaart brengen van de huisvesting die nodig is voor de diverse collectieve voorzieningen (MO en AWBZ) en woningen • Modelaanpak schuldhulpverlening en schuldsanering (G4-instrument 10) • Regeling dagloonprojecten (G4-instrument 11)
26
TIP Maak werk van activering Werk en activering is een van de schakels in het proces naar zelfredzaamheid. Een zeer groot deel van de doelgroep bevindt zich in een uitkeringssituatie, WWB of WIA. Mocht er sprake zijn van verdiensten naast de uitkering dan legt de wet hier beperkingen op. Het is zaak dit goed in kaart te brengen naast een op de cliëntgroep afgestemd volume aan werk en activeringsprojecten. Te kijken is naar subsidiemogelijkheden van de Europese Unie (voor activering van ex-gedetineerden) en gemeentelijke financiering vanuit de WWB.
TIP Schuldsanering is nodig voor de weg naar zelfstandigheid Een aanzienlijk deel van de daklozen heeft schuldenproblematiek. Dit is in veel gevallen ook een belangrijke factor in de neerwaartse spiraal. Door het bieden van schuldsanering, bewindvoering en inkomensbeheer kunnen schulden aangepakt worden. Hou rekening met de contra-indicaties zoals door de Nederlandse Vereniging van Kredietverstrekkers worden gehanteerd. Maak een protocol schuldsanering (Zie G4-instrument nummer 4). Voor sanering van complexe schuldenproblematiek is specifieke kennis vereist, bij voorkeur van een hiervoor gespecialiseerd team. Dit team dient nauw samen te werken met de sociale dienst (DWI). Daarnaast dient er afstemming te zijn met tal van andere professionals, zoals de individueel begeleider. Zie bijvoorbeeld de goede praktijken Stadsgeldbeheer te Utrecht en Budgetbeheer te Nijmegen.
Preventie & Signalering Doel Dit is de specifieke aanpak die gericht is op het tijdig signaleren van dreigende dakloosheid ten gevolge van: • Verkommering en verloedering • Dreigende huisuitzetting ten gevolge van schulden of overlast • Dreigende uitval uit intramurale zorgvoorzieningen • Ontslag uit detentie24 Doelgroep Het betreft hier de doelgroep dreigend daklozen. Het is bijvoorbeeld bekend dat vanuit detentie mensen rechtstreeks instromen in de maatschappelijke opvang25. Dit komt vanwege het feit dat men door het uitzitten van een langdurige straf de stabiele huisvestingssituatie is kwijtgeraakt. Het is zaak om de uitval zoveel als mogelijk te beperken omdat de ervaring leert dat in dergelijke gevallen de terugval naar de criminaliteit een gegeven is. Bij Justitie zijn maatregelen genomen om de overdracht van gedetineerden vanuit de gevangenis naar de ontvangende gemeenten zo goed mogelijk te laten verlopen. Actoren Een belangrijke rol is weggelegd voor OGGZ-netwerken, hetzij lokaal georganiseerd (lokale zorgnetwerken of sociale teams) hetzij bovenlokaal georganiseerd: OGGZ-meldpunten en bemoeizorgteams. Een speciaal signalerende rol is er ook voor woningcorporaties en de politie. Instrumenten • Modelprotocol preventie huisuitzetting (G4-instrument 9). Het betreffen vooral afspraken met de woningcorporaties om tijdig overlast en schulden te signaleren en vroegtijdig te interveniëren. • Modelaanpak gegevensuitwisseling in verband met privacywetgeving (G4-instrument 3) Het is zaak om daar waar partijen zich in samenwerking richten op een cliënt, de randvoorwaarden rond onderlinge gegevensuitwisseling op persoonsniveau goed te regelen. Dit geldt overigens voor alle fasen. 24 Er vinden nog gesprekken plaats tussen de VNG en het ministerie van Justitie over de mogelijkheden van gemeenten om nazorg te bieden aan ex-gedetineerden met een zorgbehoefte 25 Landelijk zijn dit er circa 3000 per jaar
27
• Modelprocedure aansluiting nazorg bij ontslag uit detentie (G4-instrument 12). • Afspraken tussen de verschillende actoren over signalering, toeleiding en realisatie van reguliere zorg.
Uitstroom & Nazorg Doel Door de persoonsgerichte benadering zullen cliënten beter in die voorzieningen komen en die hulpverlening krijgen die bijdraagt in het zo zelfredzaam mogelijk functioneren. Een deel van de cliënten zal uiteindelijk aangewezen zijn op een duurzaam verblijf. Anderen kunnen binnen de maatschappelijke opvang doorstromen, bijvoorbeeld eerst naar een vorm van begeleid wonen of individueel begeleid wonen. Als cliënten dat aankunnen stromen zij uit naar zelfstandig gehuurde woningen in gewone wijken. Een vorm van nazorg of terugvalpreventie is doorgaans nog wel nodig. Doelgroep Uitstroom uit de opvang kan voor twee doelgroepen • Kansrijke, zelfredzame daklozen • Langdurige zorgafhankelijke daklozen, vaak met chronische dubbel diagnose problematiek of verstandelijke beperkingen. Zij stromen uit naar nieuw te realiseren instellingen voor Duurzaam Verblijf. Actoren • Ambulante woonbegeleiders • Woningcorporaties • Lokale zorgnetwerken • Instellingen voor Duurzaam verblijf (voor cliënten met zeer complexe en zeer langdurige problematiek)26 Instrumenten • Modelaanpak effectuering specifieke woonvoorzieningen (G4-instrument 8) • Realisatie voorziening voor duurzaam verblijf (G4-instrument 13) • Een methodiek schuldsanering: het hebben van schulden is één van de belangrijkste belemmeringen voor uitstroom uit voorzieningen.
26 Als er in een regio een beperkt aantal plaatsen Duurzaam verblijf nodig is, kunnen gemeenten samenwerken in de realisering er van.
28
Een overzicht van de fasen in de aanpak van dakloosheid DOORSTROOM
UITSTROOM
Voorkomen dak-
Opvang en wonen
Zelfstandig wonen
loosheid
Begeleiding
Ambulante begeleiding
Zorg
Nazorg
PREVENTIE
INSTROOM
LOKALE
CENTRALE
ZORG & BEGELEIDING
ZORGNETWERKEN
TOEGANG
Gedifferentieerd zorgaanbod
OGGZ-MELDPUNT
Integrale screening
HUISVESTING
Convenant CIZ
Gedifferentieerd huisvestingsaanbod
Aanmelding
Toeleiding of traject Protocol preventie
toewijzing
ACTIVERING
uithuiszetting
Gedifferentieerd activeringsaanbod
ADF-formulier Start persoonsge-
INKOMEN & SCHULDHULPVERLENING
richte aanpak
Ziektekostenverzekering SOCIAAL NETWERK
VELDREGIE Trajecttoetsing en doorstroombevordering
TRAJECTREGIE Model individueel trajectplan (werken met 8-fasenmodel)
GEGEVENSUITWISSELING (gezamenlijk dossier) - Cliëntvolgsysteem Modelconvenant gegevensuitwisseling
BELEIDSINFORMATIE OGGZ-monitor
Randvoorwaarden Om de uitvoering van het Stedelijk Kompas goed uit te verf te laten komen en bovenstaande fasen allemaal ‘in te richten’ zijn negen randvoorwaarden essentieel: 1. Bestuurlijke inzet Zonder ambities en betrokkenheid vanuit het gemeentebestuur is uitvoering van het Stedelijk Kompas ondoenlijk. Het is van belang dat een wethouder van de centrumgemeente een enthousiasmerende en gezaghebbende rol speelt. 2. Regie27 De centrumgemeente heeft de regie over de totstandkoming van een adequaat voorzieningenniveau voor signalering, instroom, opvang, zorg en nazorg voor daklozen. Dat kan alleen als de centrumgemeente erin slaagt de kernpartners op één lijn te krijgen en te laten participeren in het opstellen en uitvoeren van het Stedelijk Kompas. Als voorbeeld kunnen we noemen: 27 Zie voor het voeren van regie ook de handreiking Centrumgemeenten en regie. Instrumenten voor het voeren van de regie in de OGGZ, de maatschappelijke opvang en verslavingszorgbeleid (SGBO). Verwachte publicatie in december 2007.
29
• Regiogemeenten die hun verantwoordelijkheid nemen voor de preventie en nazorg; • Het Zorgkantoor dat meewerkt aan de prioritering en financiering van het Stedelijk Kompas; • Woningcorporaties die een belangrijke rol spelen in signalering, zorg dragen voor voldoende woningen en woonvoorzieningen en regelmatig ook een deel van de signalerings- en zorgactiviteiten financieren ten behoeve van het voorkomen van huisuitzetting; • Cliëntorganisaties die het perspectief van cliënten in beleidsvorming en beleidsevaluatie inbrengen; • Zorgaanbieders die hun aanbod flexibel willen inzetten en bereid zijn tot het omvormen van het aanbod als dat nodig is.
TIP Maak onderscheid in drie samenwerking- en regieniveaus Het is handig om onderscheid te maken in samenwerking op drie niveaus: • Trajectniveau (individueel), met uitvoerende hulpverleners en een trajectregisseur = mentor = casemanager = klantmanager = trajectmanager= klanthouder • Keten- of netwerkniveau, met organisaties die operationele afspraken maken over het in elkaar grijpen van hun aanbod. En daarbij witte vlekken en overlap tegengaan. Het is een netwerk- of ketenregisseur die dat trekt, vastlegt en controleert. Deze ketenregisseur toetst als het ware een groot aantal trajecten en draagt zorg voor verbinding tussen de voorzieningen. De ketenregisseur noemt men bij de G4 veldregisseur. • Bestuurlijk/beleidsniveau, met globale richtinggevende afspraken of convenanten tussen centrumgemeente (beleidsregisseur), zorgkantoor, woningcorporaties en regiogemeenten.
3. Draagvlak Zoals in hoofdstuk 3 al is aangegeven, is draagvlak voor het opstellen en uitvoeren van het Stedelijk Kompas zeer essentieel. Herhaaldelijk dient de regisserende centrumgemeente overleg te voeren en afstemming te zoeken met de vier groepen kernpartners: regiogemeenten, zorgkantoor, aanbieders van zorg- en dienstverlening en cliëntorganisaties. Zo kan de betrokkenheid vergroot worden. Het draagvlak kan vastgelegd worden in intentieverklaringen of convenanten. 4. Centrale Toegang Zie ook fase Instroom & Screening. De Centrale Toegang (ook wel Centraal Onthaal of Centrale Voordeur genoemd) speelt vooral in de instroomfase een belangrijke rol. Het is een samenwerkingsorgaan (meestal onder regie van de gemeente) dat zorg draagt voor de screening (of hulpvraagverheldering) van voor de maatschappelijke opvang aangemelde cliënten, besluitvorming over wie wel en wie niet in de opvang kan komen en de toeleiding naar de meest geschikte voorziening (met name maatschappelijke opvang). Essentieel onderdeel hierin is de toegang naar AWBZ-gefinancierde zorg. Samenwerking met het CIZ is hierbij onontbeerlijk. 5. Voorzieningen In elke centrumgemeente zijn al vele verschillende voorzieningen aanwezig die zich bezighouden met de aanpak van dakloosheid. Voor de intensivering van de aanpak is een grotere capaciteit nodig van deze voorzieningen, zijn andere voorzieningen nodig of is er een ombouw van bepaalde voorzieningen nodig. Er is een onderscheid te maken in ambulante voorzieningen en intramurale en semi-intramurale woonvoorzieningen. 6. Huisvesting Bovengenoemde voorzieningen hebben ook huisvesting nodig. Meestal is dat huisvesting waar cliënten kunnen wonen, hetzij intramuraal (24-uurs), hetzij in een meer zelfstandige woonvorm (begeleid wonen of ambulante woonbegeleiding). Ook kan er huisvesting nodig zijn voor dagbestedingsactiviteiten of voor kantoorwerk. Het kan veel tijd vergen om draagvlak in de buurt te krijgen en om de diverse procedures te doorlopen. 7. Procedures en instrumenten Om de verschillende fasen in de aanpak goed te kunnen laten verlopen zijn diverse nieuwe werkwij-
30
zen, protocollen en procedures nodig. De G4 heeft daartoe diverse instrumenten ontwikkeld (zie eerder). Centrumgemeenten kunnen deze instrumenten gebruiken of aanpassen. Er is nog geen rapportage beschikbaar over het gebruik en de effectiviteit van de instrumenten. Centrumgemeenten kunnen ook eigen instrumenten ontwikkelen. Als ze de G4-instrumenten niet gebruiken wenst VWS daartoe een onderbouwing. 8. Onderzoek en evaluatie Periodiek en wellicht jaarlijks zal de voortgang van het Stedelijk Kompas onderzocht moeten worden. Zitten we op de goede koers? Moeten we bijstellen? Wat hebben we daarvoor nodig? Bedenk welke meetinstrumenten nodig zijn voor een goede evaluatie. Betrek daarbij ook de ervaringen van de cliënten zelf. 9. Financiële middelen Voor de intensivering van de aanpak van dakloosheid is geld nodig. Geld van de centrumgemeenten (en regiogemeenten) zelf en geld dat via de AWBZ door het Rijk voor de aanpak van dakloosheid ter beschikking wordt gesteld. Daarover gaat het laatste hoofdstuk.
Prioritering Het is belangrijk aandacht te besteden aan de volgorde van de uitvoering van het Stedelijk Kompas. Wat moet er eerst gebeuren? Daarbij zijn vier tips te geven: 1. Start zo snel mogelijk met de procedures die nodig zijn om nieuwe woonvoorzieningen op te zetten. Het zoeken en verwerven van panden, het doorlopen van bestemmingsplanprocedures en overleg met buurtbewoners kosten doorgaans heel veel tijd. Hou daar ook rekening mee in de begroting. 2. Sluit aan bij bestaande goede praktijken. Het gaat vooral om een intensivering. Het is niet verstandig om de complete sociale infrastructuur op de kop te zetten. 3. Maak gebruik van de ervaringen van andere gemeenten. In de tweede monitor Plan van Aanpak MO (januari 2008) uitgevoerd door het Trimbos-instituut wordt de werkzaamheid van de instrumenten bij de G4 betrokken. In de eerste monitor (september 2007) kon dat nog niet28. 4. Overzie de effecten in de gehele keten. Wat betekent het bijvoorbeeld voor het aanbod in de maatschappelijke opvang als de in- en doorstroom is verbeterd? In welke voorzieningen ziet men verschuivingen en welke effecten brengt dit met zich mee? Maak de (organisatorische) gevolgen van keuzes transparant.
28 ‘Monitor Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang, eerste rapportage 2006, het startjaar in Amsterdam, Rot-terdam, Utrecht en Den Haag’ (Trimbos-instituut, 2007).
31
7 De begroting Werken aan een financiële onderbouwing De 12 OGGZ-bouwstenen VWS wenst een begroting volgens de systematiek van de 12 OGGZ-bouwstenen (zie hoofdstuk 3). In het Plan van Aanpak G4 zijn de twaalf OGGZ bouwstenen het uitgangspunt voor het bepalen van de capaciteit. Niet alle twaalf OGGZ bouwstenen zijn eenvoudig toepasbaar op het Stedelijk Kompas. Formuleer eventueel zelf een bouwsteen of aanbod-onderdeel.
VOORBEELD Almere/Flevoland Gezien het feit dat de besluitvorming van het Rijk over het verdeelmodel voor de specifieke uitkering maatschappelijke opvang, verslavingsbeleid en OGGz is uitgesteld is Flevoland gekomen tot een hypothese van de financieringssystematiek. Flevoland kiest ook om het budget van de extra te besteden OGGZ middelen in te zetten voor de doelstellingen van het Stedelijk Kompas. Flevoland heeft ook een financieel overzicht 2007 opgenomen conform de twaalf OGGZ bouwstenen.
Huidige en geraamde kosten Maak een overzicht van alle huidige financiële middelen en alle benodigde financiële middelen ten behoeve van de uitvoering van het Stedelijk Kompas in de komende zeven jaar: Doe dat vooral op basis van het aantal huidige plaatsen (zowel AWBZ-capaciteit als MO-capaciteit) als het aantal extra benodigde plaatsen AWBZ en MO.
32
Aanbodonderdelen
Huidig
(OGGZ-bouwstenen)
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Andere bouwsteen Extra investering SK
Verdeling van de kosten Op basis van de raming door de G4 over de zorgbehoefte van de doelgroep is toen dekking voor het Plan gezocht voor 2/3 in financiering vanuit de AWBZ en voor 1/3 in gemeentelijke financiering. Deze verhouding is een aanname, gebaseerd op de gewenste werkverdeling tussen AWBZ en gemeente, namelijk. gemeente toeleiding, kortdurende zorg en regie, en de AWBZ langdurige zorg. Deze verhouding zal door het per 1 januari 2008 schrappen van de psychosociale grondslag voor de functie Ondersteunende Begeleiding Algemeen uit de AWBZ anders worden. Na 2008 als overgangsjaar zullen de centrumgemeenten vanaf 2009 gecompenseerd worden en daardoor een groter deel van de ondersteunende begeleiding kunnen financieren. Daarnaast hangt de verhouding AWBZ- en centrumgemeentelijke middelen ook af van de lokale situatie. Er zijn regio’s waar naar verhouding opvanginstellingen al veel AWBZ-financiering kennen. Tenslotte zal door de overheveling van de geneeskundige GGz van de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet (per 1 januari 2008) ook de zorgverzekeraars een rol gaan spelen bij de zorg voor daklozen. Geneeskundige GGz is gericht op herstel of voorkoming van verergering van een psychische stoornis. Dus: alle ambulante zorg en de eerste 365 dagen met verblijf.
Centrumgemeente
Zorgkantoor
Zorgverzekeraar
Preventie Toeleiding/toegang Opvang Kortdurende hulp Activering Inkomen Schuldhulpverlening Collectieve ziektekostenverzekering Huisvesting (in samenwerking met corporaties)
Langdurige zorg en verblijf:
Geneeskundige GGz is gericht op herstel of voorkoming van verergering van een psychische stoornis:
Alle extramurale niet-geneeskundige ggz: persoonlijke verzorging en/of ondersteunende begeleiding. Extramurale zorg: persoonlijke verzorging en verpleging, ondersteunende begeleiding op basis van een verstandelijke beperking.
Alle ambulante zorg (inclusief 8 zittingen EPZ= eerstelijns psychologische zorg) . De eerste 365 dagen met verblijf.
Alle intramurale geneeskundige GGz na het eerste jaar. Alle intramurale niet-geneeskundige GGz: persoonlijke verzorging en ondersteunende begeleiding in combinatie met verblijf. Niet-geneeskundige activerende begeleiding op psychiatrische grondslag.
33
Een van de voorwaarden voor ophoging van het uitgavenniveau van Rijkszijde (AWBZ) is dat de centrumgemeenten gedurende de planperiode minimaal hun huidige uitgavenniveau maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid voor deze doelgroep zullen handhaven29. Hiervoor wordt de basisinzet bepaald op het volume van het jaar voorafgaand aan het Stedelijk Kompas. De centrumgemeente kan voor de financiering van het Stedelijk Kompas ook een beroep doen op de regiogemeenten, vooral daar waar het gaat om: • Preventie van dakloosheid (bijvoorbeeld faciliteren van lokale zorgnetwerken, collectieve GGZ-preventie, schuldhulpverlening) • Nazorg (faciliteren van beschikbaar stellen van woningen voor ex-daklozen)
Zorgkantoor Het zorgkantoor draagt zorg voor de AWBZ zorg in de hoeveelheden en specificaties die het met de stad is overeengekomen, daartoe in staat gesteld door het Rijk. Indicatiestelling vindt uniform plaats (CIZ protocol Opvang) en passend binnen de AWBZ-aanspraken. AWBZ-zorg kan alleen op CIZ indicatie geleverd worden; mogelijkheid van zorglevering is vooral daarvan afhankelijk. Als het Stedelijk Kompas gehonoreerd wordt zijn er in feite twee soorten AWBZ: • Oude AWBZ, geheel geregeld vanuit Zorgkantoor (het huidige volume); • Nieuwe SK-AWBZ: geoormerkt voor het volume van de regio. Het Zorgkantoor koopt de AWBZ-zorg voor het Stedelijk Kompas in waarvan de gemeente heeft bepaald dat die nodig is voor de uitvoering van het Stedelijk Kompas (gemeentelijke regie) op basis van indicatiestelling en passend binnen de AWBZ-aanspraken.
Overzicht financiële stromen in de maatschappelijke opvang Het geheel van activiteiten ten behoeve van het voorkomen en aanpakken van dakloosheid wordt betaald vanuit verschillende financieringsbronnen: Gemeente • Specifieke uitkering MO/VB/OGGZ (of Brede doeluitkering Sociaal, Integratie en Veiligheid) • WCPV: collectieve preventie (GGD) • WWB: bijzondere bijstand • Gemeentefonds: middelen ten behoeve van schuldsanering Zorgkantoor • AWBZ zorg (op individuele indicatie), zowel extra- als intramuraal • Subsidie inloophuizen psychiatrie Cliënten • Eigen bijdragen Provincie • Wet op de Jeugdzorg: ambulante en intramurale zorg voor minderjarigen en meerderjarigen met verlengde jeugdzorg. De provincie kan bijvoorbeeld crisisbedden in opvanginstellingen inkopen. Opvanginstellingen kunnen ook een toelating aanvragen als jeugdzorgaanbieder. Zorgverzekeraars • Geneeskundige behandeling in het kader van zowel de somatische als de geestelijke gezondheidszorg 29 Complicerende factor bij deze eis is de ophanden zijnde herverdeling van het budget maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid. Hiertoe zijn in 2007 twee onderzoeken geweest, van RvB en IOO (april 2007) en van de Raad voor de financiële verhoudingen (mei 2007). Besluitvorming is uitgesteld.
34
Woningcorporaties • Investeringen in leefbaarheid, wijkbeheer, terugdringen overlast • Investeringen in het voorkomen huisuitzetting (inclusief financieren van zorgbemiddeling en begeleiding voor specifieke cliënten) Fondsen Investeringen in vooral materiële onderdelen van (nieuwe) projecten
Tenslotte Het beleidsveld van de maatschappelijke opvang is volop in beweging. Ook qua financieringssystematiek. Hierdoor is er op dit moment (november 2007) nog onduidelijkheid over: • De oormerking van de extra AWBZ-middelen voor de uitvoering van het Stedelijk Kompas; • De consequenties van de herverdeling van het budget maatschappelijke opvang; • De consequenties op termijn van de overheveling van de geneeskundige ggz naar de zorgverzekeringswet voor de niet-geneeskundige activerende begeleiding (AB). In 2008 blijft de vergoeding van de niet geneeskundige activerende begeleiding bij een psychische stoornis in de AWBZ mogelijk. In 2008 zal dan worden bezien hoe voor de langere termijn moet worden omgegaan met de niet geneeskundige activerende begeleiding (bij een psychische stoornis), dit in het kader van de AWBZbrede beleidsontwikkeling rond activerende en ondersteunende begeleiding. Wel duidelijkheid is er begin november 2007 gekomen over de consequenties van het schrappen van de psychosociale grondslag voor OB-algemeen. Zie hiervoor bijlage 2.
35
Bijlage 1 Overzicht G4-instrumenten 1 Model Aanmeldings- en DiagnoseFormulier (ADF) voor MO en AWBZ. 2 Modelprocedure persoonsgerichte benadering (w.o. cliëntmanager) 3 Modelconvenant gegevensuitwisseling i.v.m. privacywetgeving 4 Model individueel trajectplan 5 Richtingwijzer hantering BOPZ 6 Modelaanpak effectuering levering zorg 7 Modelaanpak onverzekerdheid en budgetbeheer 8 Modelaanpak effectuering levering specifieke woonvoorzieningen 9 Modelprotocol preventie huisuitzettingen (huurschuld en overlast) 10 Modelaanpak schuldhulpverlening 11 Regeling dagloonprojecten WWB 12 Modelprocedure aansluiting nazorg bij ontslag uit detentie 13 Aanpak realisatie voorzieningen duurzaam verblijf
36
Bijlage 2 Informatiebericht VNG over schrappen AWBZ-grondslag psychosociaal OB-algemeen Maatregel • Eén van de AWBZ-maatregelen, zoals aangekondigd in de VWS-begroting 2008 is het per 1-1-2008 schrappen van de psychosociale grondslag voor de functie ondersteunende begeleiding algemeen (OB-algemeen). De bestaande indicaties blijven geldig tot uiterlijk 1-1-2009, tenzij ze eerder aflopen. • Bij nieuwe vragers met psychosociale problemen wordt OB-algemeen niet meer uit de AWBZ toegekend; hetzelfde geldt voor mensen voor wie de bestaande indicatie voor de functie OB-algemeen op de grondslag psychosociaal in de loop van 2008 afloopt.
Gevolgen • Het gevolg van de maatregel is dat mensen met psychosociale problemen vaker een beroep zullen doen op door gemeenten gefinancierde voorzieningen, zowel kwantitatief als kwalitatief. Het overwegende deel van deze mensen behoort tot de doelgroep van instellingen voor maatschappelijke opvang en vrouwenopvang. De begeleiding vindt niet alleen plaats in de opvanginstellingen zelf, maar ook in voor- en natrajecten buiten de opvang(instellingen). Ook zijn er andere instellingen die deze begeleiding op psychosociale grondslag bieden. • Voor de gevolgen van deze maatregel worden gemeenten gecompenseerd door het volledig te besparen bedrag (voor alle doelgroepen) in 2009 over te hevelen naar gemeenten. • Om te komen tot een zorgvuldige overgang heeft de staatssecretaris van VWS besloten dat in 2008 de zorgkantoren ook voor de nieuwe instroom de inkoop blijven verzorgen en daarbij inzetten op continuïteit van productieafspraken met instellingen, zodat met hetzelfde budget als in 2007 minimaal een gelijk aantal uren begeleiding mogelijk is in 2008. • Daarnaast werken gemeenten en zorgkantoren aan plannen “stedelijk kompas”; de centrum-gemeente neemt hierbij het voortouw (procesregie).
37
• Partijen werken het zorginkooptraject 2008 verder uit. Uitgangspunt is dat zorgkantoren in 2008 met instellingen dezelfde productieafspraak maken als in 2007 (huidig PxQ-budget). De instellingen moeten binnen het toegekende budget blijven. • Partijen werken uit dat er een aparte registratie plaatsvindt van:
1) cliënten met een bestaande zorgindicatie in 2008 voor OB-algemeen met grondslag psychosociaal binnen de AWBZ, en
2) cliënten zonder die indicatie, maar waarvoor begeleiding wordt afgesproken. Partijen werken dit nader uit.
• VWS en Zorgverzekeraars Nederland werken voor 2008 een regeling uit voor de financiering van de begeleiding aan deze tweede groep.
38
Oktober 2007 Tekst: Daan Heineke (MOVISIE) Ronald Bosker (Gemeente Rotterdam) Anna van Deth (MOVISIE)