67
slagvaardig
Ontwikkeling Maatschappelijke Ontwikkeling Stadskantoor Lübeckplein 2 Postbus 10007 8000 GA Zwolle Telefoon (038) 498 25 34 Fax (038) 498 32 71
[email protected] www.zwolle.nl
Stedelijk Kompas Zwolle Richting bepalen: Zorg vóór Overlast Vertaling plan van aanpak maatschappelijke opvang Rijk en G4 naar centrumgemeente Zwolle
Opdrachtgever Opdrachtnemer Versie Datum
Astrid Schulting Remko de Paus Vastgesteld in college van B&W op 20 februari 2007 13 februari 2007
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
Inhoud 1 1.1
Samenvatting De hoofddoelstellingen en subdoelstellingen van het Stedelijk Kompas Zwolle
3 4
2 2.1 2.2 2.3
Inleiding Stedelijk Kompas Zwolle: eerst de focus op de stad Samen zorg voor dak- en thuislozen De opzet van het Stedelijk Kompas Zwolle
5 5 6 6
3 3.1 3.2 3.3
Het probleem Onderzoek UMC St. Radboud Universiteit Nijmegen Onderzoek naar woonbehoefte van huidige cliënten in de opvang Een persoonsgerichte, menselijke aanpak is noodzakelijk
8 8 9 10
4
Bestaand beleid
11
5 5.1 5.2 5.3 5.4
De doelstellingen De aanpak De hoofddoelstellingen De subdoelstellingen De operationele doelstellingen
12 12 13 14 14
6 6.1 6.2 6.3 6.4
Totstandkoming Stedelijk Kompas Zwolle Landelijke ontwikkelingen en rol van Zwolle daarin Proces in (regio) Zwolle Afspraken met het Zorgkantoor Zwolle Samen maken we de stad
14 14 14 14 14
7 7.1
Het vervolg Programmatische aanpak voor het vervolg
14 14
8
Het financiële kader 2007 – 2010
14
9
Bewaking uitvoering
14
10
Overzicht bijlagen
14
Bijlage A: Verslag werkbijeenkomst Stedelijk Kompas Zwolle, 25 januari 2007, Nieuwe Buitensociëteit
14
Bijlage B: Overzicht instrumenten Instrument 1 : Model Aanmeldings- en DiagnoseFormulier voor MO en AWBZ Instrument 2: Modelprocedure persoonsgerichte benadering Instrument 3: Modelaanpak en modelconvenant gegevensuitwisseling i.v.m. privacywetgeving
14 14 14 14 1/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
Instrument 5: Richtingwijzer hantering BOPZ Instrument 6: Modelprocedure effectuering levering zorg Instrument 7: Modelaanpak onverzekerdheid en budgetbeheer Instrument 8: Modelaanpak effectuering specifieke woonvoorzieningen Instrument 9: Modelprotocollen preventie huisuitzettingen als gevolg van huurschuld resp. van overlast Instrument 10 Modelaanpak schuldhulpverlening en schuldsanering Instrument 11: Regeling dagloonprojecten Instrument 12: Modelprocedure aansluiting nazorg bij ontslag uit detentie Instrument 13 Realisatie voorziening voor duurzaam verblijf
14 14 14 14 14 14 14 14 14
2/66
67
Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
1
Samenvatting
Datum
Met het Stedelijk Kompas Zwolle beschikt de gemeente over een stevige basis om de problematiek van dak- en thuisloosheid aan te pakken. Er zijn duidelijke en concrete doelen geformuleerd. De betrokkenheid van partners en de regio is vormgegeven. Tot slot stelt het Rijk op basis van het Stedelijk Kompas Zwolle het zorgkantoor in staat voor miljoenen extra zorg in te kopen, ten behoeve van de dak- en thuislozen in onze regio. Gemeenten geven aan, al sinds de decentralisatie van het beleid voor dak- en thuislozen naar centrumgemeenten, dat de financiële ruimte in de rijksbijdrage ontbreekt om adequate zorg te kunnen bieden. Dit lossen gemeenten zelf op door uit eigen middelen bij te dragen, voor Zwolle gaat het om zo´n 33% van de totale inzet in de stad. Zwolle is verheugd met de mogelijkheden die het Rijk nu met het plan van aanpak maatschappelijke opvang heeft gecreëerd. Dit vormt een duidelijke trendbreuk met de afgelopen periode. Met de stevige extra inzet vanuit de AWBZ moet het mogelijk zijn de zorg voor dak- en thuislozen op een hoger plan te krijgen. Wij hebben vanaf februari 2006 acties in gang gezet om te kunnen komen met een eigen plan van aanpak, gelet op het belang voor de doelgroep. Als eerste centrumgemeente zijn wij erin geslaagd een Stedelijk Kompas te presenteren. In het Stedelijk Kompas Zwolle worden de doelstellingen voor de komende zeven jaar omschreven. Het Rijk commiteert zich tevens aan de uitvoering van het plan en stelt de daartoe benodigde aanvullende AWBZ-middelen via het zorgkantoor beschikbaar. Na goedkeuring van het Rijk wordt de komende maanden het programmaplan Stedelijk Kompas Zwolle opgesteld. In vijf Zwolse scenario´s (deelprogramma´s) wordt de richting die nu wordt bepaald nader ingevuld met concrete inspanningen en projecten.
3/66
67
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
Datum Titel
1.1
De hoofddoelstellingen en subdoelstellingen van het Stedelijk Kompas Zwolle
Opbouw ambities en doelstellingen Stedelijk Kompas Zwolle
Verbeteren dak- en thuislozenzorg
Thema
Minder overlast
Minder daklozen
Ambities
Alle 250 daklozen in Zwolle zitten in 2014 in een traject
Voor minimaal 60%
In 2009
Dakloosheid t.g.v.
van de daklozen is
is dakloosheid t.g.v.
detentie of afwenteling
huisvesting én
huisuitzetting minder
door andere
dagbesteding
dan 30% van
instellingen
geregeld in 2014
het niveau
komt (vrijwel) niet
van 2005
meer voor
In 2014 is overlastgevend gedrag van daklozen teruggebracht naar 75% van het niveau in 2007
Hoofddoelstellingen
Subdoelstellingen
Uiterlijk in 2008 is een
In 2014 is de terugval
Voorjaar 2009 is het programma
vertaling naar de gehele
vanuit (ambulant)
aangevuld met doelstelling(en) voor
regio gerealiseerd
zelfstandig wonen
de gehele groep kwetsbaren
maximaal 50%
4/66
67
Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
2
Inleiding
Datum
Op 7 februari 2006 werd door het kabinet en de vier grootste steden (G4) het “Plan van aanpak maatschappelijke opvang G4 & Rijk” aan de Tweede Kamer aangeboden. Het plan is er op gericht de leefomstandigheden van daklozen in de vier grote steden te verbeteren waardoor er een einde moet komen aan hun zwervend gedrag en daarmee gepaard gaande overlast. Kabinet en steden hebben de ambitie (“nodig en haalbaar”) 1. in 2010 alle 10.000 daklozen in traject te hebben en voor minimaal 60% huisvesting geregeld te hebben; 2. in 2008 dakloosheid als gevolg van huisuitzetting tot minder dan 30% van het niveau in 2005 terug te dringen; 3. dakloosheid als gevolg van detentie of afwenteling door andere instellingen (vrijwel) uit te bannen; 4. in 7 jaar overlastgevend gedrag tot maximaal 75% van het huidige niveau teruggedrongen te hebben. Om de geformuleerde ambities te kunnen realiseren maken het rijk en, in mindere mate, de steden structureel een bedrag vrij dat oploopt tot jaarlijks € 180 miljoen vanaf 2009. Voor tweederde deel wordt de ruimte in de AWBZ gevonden. Zorgkantoren worden door het rijk in staat gestelde de geïndiceerde zorg te contracteren. Eenderde deel van het totale bedrag dient door de steden zelf bijeen gebracht te worden. In de begroting van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), zoals deze met prinsjesdag 2006 openbaar werd gemaakt, is de ambitie geformuleerd dat alle 43 centrumgemeenten uiterlijk april 2008 een plan van aanpak maatschappelijke opvang hebben, waarin de doelstellingen die met de G4 zijn afgesproken worden vertaald. Door de VNG is gekozen voor de term Stedelijk Kompas, in plaats van plan van aanpak maatschappelijke opvang. De 39 centrumgemeenten worden door de VNG ondersteund. De gemeente Zwolle is de eerste centrumgemeente die het Stedelijk Kompas gereed heeft. Bij de totstandkoming is daarom sprake geweest van pionieren. Van de ervaringen die de G4 inmiddels in de uitvoering van het plan opdoen, hebben wij dankbaar gebruik gemaakt.
2.1
Stedelijk Kompas Zwolle: eerst de focus op de stad Het Stedelijk Kompas Zwolle biedt de gehele regio grote kansen. Met de extra miljoenen vanuit de AWBZ, gekoppeld aan de per 1 januari 2007 beschikbaar gekomen middelen voor de OGGz, is een flinke kwaliteitsimpuls voor de zorg aan dak- en thuislozen mogelijk. Zwolle heeft als centrumgemeente te maken met een zeer complexe regio en daarbij behorend werkveld. De regionale incongruentie is groot (er is bijvoorbeeld sprake van twee GGD-regio´s, waarbij geldt dat de GGD regio IJssel Vecht met 3 centrumgemeenten te maken heeft). In de beleidsagenda maatschappelijke opvang/ ambulante verslavingszorg 2005 – 2009 is deze incongruentie uitgebreid beschreven. De samenwerking in de centrumgemeenteregio krijgt steeds beter vorm. Er vindt regelmatig bestuurlijk overleg plaats met de 14 regiogemeenten. Ook de contacten met de instellingen in de regio worden steeds intensiever. Om de doelstellingen van het Stedelijk Kompas te kunnen realiseren is een verdere intensivering van dit contact noodzakelijk. De gemeente Zwolle kiest er daarom voor eerst de ambities en 5/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
doelstellingen voor de stad Zwolle te formuleren, waarna een vertaling naar de gehele regio plaats gaat vinden. Met de regiogemeenten is deze insteek in oktober 2006 besproken. Een tweede reden voor deze focus op de stad, is de analyse van het probleem. Zwolle is de meest verstedelijkte gemeente in de regio. Een analyse van de omvang en kenmerken van de te bereiken populatie in de regio vraagt een eigen aanpak en een apart traject. Deze analyse zal de komende periode gaan plaatsvinden. Wij vinden het echter van belang de afzonderlijke trajecten niet afhankelijk te maken van elkaar. Het afgelopen jaar hebben wij benut om de problematiek in de stad Zwolle scherp in beeld te brengen. Met die informatie willen wij zo snel mogelijk aan de slag. De ervaringen die we in dat proces zullen opdoen, vormen een welkome les voor de aanpak die in de regio gekozen gaat worden.
2.2
Samen zorg voor dak- en thuislozen Bij de aanpak voor de stad Zwolle laten wij ons leiden door het programma Samen maken we de Stad. In oktober 2006 is daarover in de gemeenteraad gesproken. Centraal in het programma staat het formuleren van de gemeentelijke rol en van daaruit het samen met anderen delen van het eigenaarschap en denken vanuit mogelijkheden. In dit geval is zelfs sprake van een regionale samenwerking. Dit betekent dat naast instellingen, dak- en thuislozen, burgers, buren van voorzieningen ook andere overheden betrokken zijn. Naast de 14 regiogemeenten gaat het om twee provincies, twee regio’s, het zorgkantoor, het Openbaar Ministerie. Vanwege dit complexe netwerk van betrokken partners is het van belang vooraf helder rollen en verantwoordelijkheden te definiëren. Hiermee wordt in paragraaf 6.4 een begin gemaakt. Bij het vormgeven van de gezamenlijke zorg voor dak- en thuislozen is verder een stevige interne samenwerking onontbeerlijk. Het Rijk blijkt nog niet in staat alle schotten tussen de verschillende departementen, soms vastgelegd in wetten, te slechten. Met de afspraken in het plan van aanpak Rijk en G4 is een belangrijke stap in de goede richting gezet. Verschillende bewindspersonen waren nauw betrokken. Toch dient de gemeente lokaal veel van de landelijk gecreëerde tegenstellingen binnen de beleidskaders lokaal te overbruggen. De centrumgemeente is voor het Rijk de logische partner om, geredeneerd vanuit de doelgroep van het beleid, de benodigde bruggen te slaan. Dit vergt een nauwe interne samenwerking tussen de verschillende afdelingen binnen de gemeente(n).
2.3
De opzet van het Stedelijk Kompas Zwolle Het Stedelijk Kompas Zwolle is als volgt opgebouwd: op basis van diverse onderzoeken die de afgelopen tijd zijn uitgevoerd komen we tot een beschrijving van het probleem in de stad Zwolle. Na aangegeven te hebben hoe het bestaande beleid er uit ziet komen we tot de doelstellingen die Zwolle wil bereiken met het Stedelijk Kompas Zwolle. In hoofdstuk 6 wordt beschreven hoe het Stedelijk Kompas Zwolle tot stand is gekomen en zich verhoudt met landelijk beleid, lokale en regionale afspraken en het Zwolse programma Samen maken we de stad. De komende tijd worden de doelstellingen in een programmaplan verder geconcretiseerd en gekoppeld aan gewenste inspanningen. In het programmaplan Stedelijk Kompas Zwolle zal met name worden ingegaan op de 6/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
drie lagen in het plan: hoofddoelstellingen, operationele doelstellingen, instrumenten Op welke wijze dat zal gaan gebeuren staat beschreven in hoofdstuk 7. Met het financiële kader en de bewaking van de uitvoering is het Stedelijk Kompas compleet.
7/66
67
Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
3
Het probleem
Datum
In de stad Zwolle leven naar schatting zo´n 500 mensen in een zeer kwetsbare situatie. Zij verkommeren en verloederen. Van deze groep zijn 250 personen dakloos. De Zwolse dakloze kenmerkt zich door een hoge afhankelijkheid van alcohol, relatief weinig van andere drugs. De Zwolse dakloze is vrijwel altijd een alleenstaande man en naar eigen zeggen honkvast. Gemiddeld is hij bijna 6 jaar dakloos.
3.1
Onderzoek UMC St. Radboud Universiteit Nijmegen Wij hebben direct na het verschijnen van het plan van aanpak Rijk en G4 besloten onderzoek te laten doen naar omvang en kenmerken van de dak- en thuislozen in Zwolle. Daarbij hebben wij gekozen voor een onderzoeksmethode die ook ten grondslag ligt aan de omvangschatting in de G4. In onderstaande tabel zijn de gegevens van de G4, de regio Zwolle en de stad Zwolle samengevat. De cijfers van de G4 zijn afkomstig uit het plan van aanpak Rijk en G4. De omvang van de groep daklozen in Zwolle wordt door de onderzoekers van de Radboud Universiteit Nijmegen (onder leiding van bijzonder hoogleraar maatschappelijke opvang prof.dr. J. Wolf) geschat op 250. Op basis van een onafhankelijk uitgevoerd intern onderzoek komt de politie IJsselland tot hetzelfde getal. Daarmee lijkt dit een aannemelijke schatting van het aantal daklozen in de stad Zwolle eind 2006. Tabel 1: Omvangschatting kwetsbare personen en daklozen G4 totaal
Regio Zwolle
Stad Zwolle
21.800
750
500
Feitelijk daklozen
7.650
225
149
Residentieel daklozen
2.500
150
94
Kwetsbare personen, inclusief daklozen
De onderzoekers van de Radboud Universiteit hebben 109 daklozen geïnterviewd en de omvang van het aantal daklozen geschat op basis van tellingen en registraties van instellingen. In Leiden, Utrecht, Den Haag en Alkmaar is op dezelfde wijze onderzoek uitgevoerd, in Zeeland verkeert het onderzoek in een afrondende fase. Bij het onderzoek wordt uitgegaan van feitelijk en residentieel daklozen. Feitelijk daklozen zijn mensen die niet beschikken over een eigen woonruimte en de maand voorafgaand aan het onderzoek voor een slaapplek tenminste één nacht waren aangewezen op buiten slapen (eventueel in overdekte openbare ruimten), binnen slapen in passantenverblijven van de maatschappelijke opvang of binnen slapen bij vrienden, zonder vooruitzicht op een slaapplek voor de daaropvolgende nacht. Residentieel daklozen zijn mensen die de maand voorafgaand aan het onderzoek als bewoner stonden ingeschreven bij instellingen voor maatschappelijke opvang. De belangrijkste conclusies van het onderzoek worden gepresenteerd in tabel 2. Het onderzoeksrapport zal waarschijnlijk in maart 2007 verschijnen.
8/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
Tabel 2: Conclusies onderzoek Radboud Universiteit Kenmerk Aantal daklozen per 1.000 inwoners
Zwolle 2
Elders Den Haag 3, Alkmaar 2, Utrecht 5, Leiden 5
Gemiddelde leeftijd
38
Leiden 38, Den Haag 37
Autochtoon
70%
Leiden 45%, Den Haag 49%
Verblijf in en buiten de stad
16%
Leiden 34%
Korter dan 1 jaar dakloos
27%
Leiden 23%, Den Haag 20%
Langer dan 10 jaar dakloos
22%
Leiden 18%, Den Haag 17%
Slaapt minimaal 1 nacht in nachtopvang
85%
Leiden 28%, Den Haag 53%
Wel eens het gevoel dat het leven zinloos is
55%
Bijna dagelijks gebruik heroïne
16%
Bijna dagelijks gebruik methadon
29%
Bijna dagelijks meerdere drugs
58%
Minimaal 1 keer per maand > 5 glazen alcohol
96%
Dagen per maand met > 5 glazen alcohol
16
Slachtoffer van een misdrijf (in jaar)
44%
Gearresteerd
52%
Hulpbehoefte op x leefgebieden (van 18)
5,6
Hulpaanbod op y leefgebieden
2,8
Gewenste woonvorm zelfstandig
81%
Leiden 50% Leiden 11
Zeeland 69%
Op basis van het onderzoek van de Radboud Universiteit wordt het beeld dat de vier grootste steden een hardnekkiger problematiek kennen genuanceerd. Het aantal daklozen in Zwolle is vergelijkbaar met dat in Den Haag. Verder kenmerkt de Zwolse dakloze door een relatief lange periode van dakloosheid (22% langer dan 10 jaar dakloos, tegenover 17% in Den Haag). Op andere terreinen is de Zwolse opgave minder zwaar: relatief weinigen gebruiken harddrugs, het bereik van de opvang is groot.
3.2
Onderzoek naar woonbehoefte van huidige cliënten in de opvang Zwolle was één van de pilotgemeenten van het landelijke project Geef Opvang de Ruimte. In de projectperiode is onder meer een onderzoek uitgevoerd naar de woonbehoefte van de huidige cliënten van Cad/ Tactus Groep, CWZW Leger des Heils Overijssel, RIBW Zwolle. Momenteel wordt gewerkt aan een verdiepingsslag door de betrokken instellingen, om nog scherper in beeld te brengen welke vorm van huisvesting benodigd is om aan de (hulp)vraag tegemoet te kunnen komen. De gemeente wil vervolgens, in samenwerking met de corporaties, bepalen welke treden van de zogenoemde woonladder nog ontbreken in Zwolle. Bij vormgeven van een woonladder is het van belang dat er aangepaste woonvormen zijn voor mensen die zich (nog) niet op de reguliere woonmarkt kunnen handhaven. Dit kan in de vorm van kleine, goedkope zelfstandige wooneenheden maar ook door locaties te kiezen waar niet of nauwelijks overlast kan worden ervaren.
9/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
Uit het onderzoek blijkt voor de doelgroep van het Stedelijk Kompas Zwolle een woonbehoefte bij 186 dak- en thuislozen. Deze woonbehoefte is door de betrokken hulpverlener van de cliënt geformuleerd. Onderstaand is deze woonbehoefte uitgesplitst naar vier categorieën. Tabel 3: woonbehoefte dak- en thuislozen in hulpverlening bij instellingen
3.3
Individueel zelfstandig wonen + ambulante begeleiding
60
Individueel begeleid wonen
67
Groep begeleid wonen
11
Hostel
48
Totaal
186
Een persoonsgerichte, menselijke aanpak is noodzakelijk Zwolle sluit zich aan bij de conclusies uit het IBO-onderzoek van 2003 (De Opvang verstopt) en het plan van aanpak Rijk en G4. De maatschappelijke opvang moet weer een tijdelijk vangnet worden en de aanpak dient te worden geïntensiveerd. Een persoonsgerichte, menselijke benadering dient centraal te staan. In een aantal steden is al langer sprake van forse inzet vanuit de AWBZ. Voor deze doelgroep, die veelal langdurig afhankelijk is van intensieve zorg, is deze financieringsbron naar onze mening de juiste. Wij hebben het Rijk al begin 2006 laten weten het te betreuren dat de inzet vanuit de AWBZ voor deze doelgroep in onze regio achterblijft bij het landelijke beeld. Met het Stedelijk Kompas zien wij goede mogelijkheden voor het bieden van de benodigde intensieve zorg. Wij zullen daarbij monitoren of de inzet, ook in vergelijking met andere centrumgemeenten, voldoende is.
10/66
67
Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
4
Bestaand beleid
Datum
De gemeenteraad heeft op 13 juni de regionale beleidsagenda maatschappelijke opvang/ ambulante verslavingszorg 2005 – 2009 vastgesteld, evenals de beleidsagenda vrouwenopvang/ huiselijk geweld. Via een voortgangsrapportage van de beleidsagenda maatschappelijke opvang/ ambulante verslavingszorg is de raad door ons in september 2006 op de hoogte gebracht van de actuele stand van zaken. Dit Stedelijk Kompas sluit aan bij het reeds door ons ingezette beleid. In de beleidsagenda is als doel geformuleerd om samenwerkingsafspraken te maken met de andere financiers van instellingen die werken met daklozen. Deze samenwerking krijgt met dit Stedelijk Kompas een stevige impuls. Verder hebben wij als beleidsuitgangspunt bepaald meer toe te willen werken naar prestatieafspraken. In afstemming met het zorgkantoor gaan wij de beschikbare aanvullende (AWBZ-)middelen inzetten op zorgen hulpaanbod waarvoor heldere te leveren prestaties zijn geformuleerd. Met een programmatische aanpak zien wij hiertoe betere mogelijkheden dan tot dusver beschikbaar waren. Tot slot krijgen wij met het Stedelijk Kompas meer mogelijkheden om de samenwerking met de regiogemeenten verder vorm te geven. Alle gemeenten hebben in het kader van de Wmo een verantwoordelijkheid voor de maatschappelijke opvang. Als centrumgemeente willen wij de afzonderlijke verantwoordelijkheden stevig aan elkaar verankeren. Dit proces is al enige jaren geleden ingezet. Vooralsnog richt het Stedelijk Kompas zich, in navolging van het plan van aanpak Rijk en G4 niet (specifiek) op vrouwenopvang en zwerfjongeren. In de verdere programmatische invulling willen wij deze doelgroepen zo veel mogelijk bij het beleid in het kader van het Stedelijk Kompas betrekken. Met het recent verschenen onderzoek naar de vrouwenopvang van de Radboud Universiteit zijn de knelpunten in de huidige hulpverlening scherp neergezet. Wij zullen er bij het Rijk op aandringen ook voor de vrouwenopvang en zwerfjongeren tot een vergelijkbare aanpak te komen. In de ons bestuurlijk overleg met het zorgkantoor van september 2006 hebben wij deze doelgroepen al benoemd als aandachtspunt.
11/66
67
Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
5
De doelstellingen
Datum
De richting voor het beleid van de komende jaren wordt bepaald door de hoofddoelstellingen in dit Stedelijk Kompas. Deze doelstellingen zijn afgeleid van de ambitie de zorg voor dak- en thuislozen te verbeteren. In onze ambitie zetten wij tevens in op minder dak- en thuislozen en minder overlast. Met het Stedelijk Kompas willen wij uiteindelijk komen tot een persoonsgerichte benadering van de dak- en thuislozen in de gehele regio. Een logisch vervolg zal zijn om deze aanpak te verbreden tot de gehele doelgroep van kwetsbare personen (zie hoofdstuk 3). Voorwaarde om tot deze aanpak te kunnen komen is een goede samenwerking tussen alle partners. In hoofdstuk 6 gaan wij nader in op de wijze waarop deze samenwerking in Zwolle er momenteel uit ziet. Het Rijk formuleert de ambitie met betrekking tot het plan van aanpak Maatschappelijke opvang in de begroting 2007 van het ministerie van VWS als volgt: Uitvoeren en monitoren van het Plan van aanpak Maatschappelijke Opvang Rijk-G4. We willen het Plan van aanpak MO G4 uitbreiden naar overige centrumgemeenten, in samenwerking met de VNG, waarbij we zo veel mogelijk aansluiten bij de implementatieactiviteiten van de Wmo. Doelstelling is dat de 43 centrumgemeenten uiterlijk april 2008 een plan van aanpak hebben om in zeven jaar alle daklozen in hun verzorgingsgebied in een traject te hebben.
5.1
De aanpak De aanpak van het Stedelijk Kompas Zwolle kenmerkt zich door een persoonsgerichte benadering met behulp van individuele trajectplannen en aan de individu gekoppelde hulpverleners bij instellingen. Verder zetten wij in op een sluitende samenwerking tussen alle betrokken partijen. Het door de gemeente Amsterdam gehanteerde escalatiemodel nemen wij daarbij als uitgangspunt (zie ook bijlage A): als trajecten vastlopen wordt eerst contact gelegd tussen de verschillende aanbieders van zorg, indien dat niet tot het gewenste resultaat leidt wordt daarbij ook de veldregisseur betrokken (veldregie: op individueel cliëntniveau). De volgende stap is om de proceshouders (één per instelling) bij het knelpunt te betrekken (procesregie: op het niveau van trajecten, ketensamenwerking en interventie). Indien de proceshouders niet tot een oplossing kunnen komen worden bestuurders met elkaar in contact gebracht (beleidsregie: op de keten, vraag - centrale toegang - en aanbod voor de stad/ regio). Voor de uitvoering van het Stedelijk Kompas is een nauwe samenwerking tussen de financiers noodzakelijk (Amsterdam noemt dit opdrachtgevers, in het plan van aanpak Rijk en G4 wordt gesproken over autonome partijen). Het gaat hier om het Rijk, de regiogemeenten, het zorgkantoor, de zorgverzekeraars, provincies en de woningbouwcorporaties. Omdat de grootste financiële inzet vanuit de AWBZ plaats gaat vinden, zijn wij gestart met het maken van concrete samenwerkingsafspraken met het zorgkantoor. Separaat is ook het contact met de Zwolse woningbouwcorporaties geïntensiveerd. Op basis van deze afspraken gaan wij alle overige financiers de komende tijd direct betrekken bij het Stedelijk Kompas. 12/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
Het Stedelijk Kompas dient te leiden tot een effectief en doelmatig aanbod. Daarbij willen wij onnodige bureaucratie vermijden, op sobere en verantwoorde wijze voorzieningen huisvesten, trajectplannen zo veel mogelijk evidence based aanbieden, aanzuigende werking monitoren en zonodig tegengaan. De gemeente Zwolle realiseert zich daarbij terdege dat er een groep is die geen gebruik willen maken van het (zorg)aanbod. Wij zullen, net als de G4, zoeken naar een balans tussen het vasthouden van de ambitie van het Stedelijk Kompas (mensen op een zo hoog mogelijk niveau van functioneren brengen), nuchter realisme (niet investeren in illusies) en discipline. Soms zal niet meer dan sobere stabilisatie mogelijk zijn, indien nodig met vormen van drang en dwang.
5.2
De hoofddoelstellingen De gemeente Zwolle zal de volgende hoofddoelstellingen van het Stedelijk Kompas Zwolle voorleggen aan het Rijk. Deze sluiten in hoge mate aan bij de in het plan van aanpak Rijk en G4 geformuleerde doelstellingen. Wij zien geen gegronde reden hier van af te wijken. Naast de hoofddoelstellingen, die straks zullen worden vertaald naar prestatieafspraken met het Rijk in het kader van het Grote Steden Beleid, formuleren wij enkele subdoelstellingen. Deze zijn tijdens de werkbijeenkomst van 25 januari 2007 met het veld geformuleerd. Per doelstelling zijn enkele aandachts- en aanknopingspunten voor de nadere invulling in concrete activiteiten weergegeven. A. Alle 250 daklozen in Zwolle zitten in 2014 in een traject; Naar schatting (Radboud Universiteit) verblijven in de stad Zwolle 250 feitelijk en residentieel daklozen. Dit getal moet nog worden aangepast voor de gehele centrumgemeenteregio van 15 gemeenten, vooralsnog gaan wij uit van een totaal van 375. De groep kenmerkt zich door veel alcoholgebruik en relatief weinig gebruik van andere drugs; een grote groep chronisch daklozen (ruim 20% langer dan 10 jaar) en daarnaast een relatief grote groep recent daklozen (ruim 25% korter dan 1 jaar). Ruim de helft ervaart het leven soms als zinloos, de kwaliteit van leven beoordelen de daklozen als matig. Veruit de grootste groep (85%) wil zelfstandig wonen. Uit het onderzoek dat in het kader van Geef Opvang de Ruimte is uitgevoerd, blijkt dat een beschermde woonvorm het hoogste scoort als het gaat om de inschatting die hulpverleners voor hun cliënten maken. B. Voor minimaal 60% is huisvesting én dagbesteding geregeld; Tijdens de presentatie van het onderzoek van Geef Opvang de Ruimte in oktober 2006 is afgesproken dat de betrokken instellingen (Cad/ Tactus Groep, RIBW Zwolle en Leger des Heils Overijssel) met een overzicht komen hoe de wens voor individuele woningen, groepswoningen en plaatsen beschermd wonen concreet kunnen worden vertaald en gekwantificeerd: dus een differentiatie van deze ‘eenheden’ naar concrete woonzorgvormen. Er wordt in deze nauw afgestemd met de gemeente en met de woningbouwcorporaties. 13/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
Zwolle gaat in het regio-overleg afspraken maken over hoe de regiogemeenten hun verantwoordelijkheden kunnen nemen bij het huisvesten (met begeleiding) van de doelgroep van de maatschappelijke opvang. Tot slot is toegezegd dat de wethouders zorg en volkshuisvesting komen met een voorstel voor een woonladder.Tijdens de werkbijeenkomst is deze doelstelling aangevuld met het element dagbesteding. Door de partners wordt dit gezien als voorwaarde voor een succesvolle persoonsgerichte aanpak. C. In 2009 is dakloosheid als gevolg van huisuitzetting tot minder dan 30% van het niveau van 2005; Uit de jaarverslagen van de 3 Zwolse corporaties blijkt dat in 2005 het aantal huisuitzettingen steeg van 50 (2004) naar 56. Waar het gaat om gezinnen wordt meestal een oplossing gevonden, geeft het Team Bijzondere Doelgroepen (TBD) van de gemeente aan. Over het algemeen gaat het echter om alleenstaande mannen, die vaak dakloos zullen raken. Om het aantal huisuitzettingen met dakloosheid als gevolg terug te dringen is het van belang in te zetten om vroegtijdige outreachende zorg - in samenwerking met de corporaties – en een aanbod op de woonladder waarnaar individuen die zich (nog) niet kunnen handhaven in een reguliere woning naar kunnen worden doorverwezen (eventueel met ambulante begeleiding). D. Dakloosheid als gevolg van detentie of afwenteling door andere instellingen komt (vrijwel) niet meer voor; Landelijk speelt tussen VNG en Rijk een discussie over de vraag wie verantwoordelijk is voor de nazorg van gedetineerden, en wie dat vervolgens financiert. TBD schat dat er jaarlijks enkele honderden personen uit detentie komen. Een deel loopt het risico dakloos te worden. Voor veelplegers wordt momenteel intensief samengewerkt. Onduidelijk is nog hoe bij ontslag uit intramurale (GGZ) hulpverlening de nazorg is geregeld. Cijfers over het aantal cliënten dat na ontslag dakloos wordt zijn niet voorhanden. E. In 2014 is overlastgevend gedrag van daklozen teruggebracht naar 75% van het niveau in 2007. In 2006 heeft de politie IJsselland uitgebreid onderzoek gedaan naar de overlast van daklozen in Zwolle. Op basis van dit onderzoek moet het mogelijk zijn een nulmeting te bepalen en de overlast te gaan monitoren. De vraag hier is met name of het feit dat cliënten zorg ontvangen en zich niet langer weten opgejaagd, mede als effect heeft dat de overlast daalt. Deze daling zal zich met name richten op het “onaangepast” gedrag op straat. Verder zal, in meer beperkte mate, de (verwervings)criminaliteit een dalende lijn moeten gaan vertonen.
14/66
67
Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
5.3
De subdoelstellingen
Datum
Zoals vermeld zullen de in paragraaf 5.2 geformuleerde hoofddoelstellingen onderdeel worden van het convenant tussen Rijk en de gemeente Zwolle in het kader van het Grote Steden Beleid 2005 – 2009. Deze dienen nog wel te worden vertaald naar de realisatie eind 2009. Naast voornoemde hoofddoelstellingen wil Zwolle inzetten op drie subdoelstellingen. Deze luiden als volgt: F. Uiterlijk in 2008 is een vertaling naar de gehele centrumgemeenteregio gerealiseerd; Eerder is al aangegeven dat het probleem waar de stad Zwolle zich voor gesteld ziet met de recent uitgevoerde onderzoeken redelijk scherp in beeld is gebracht. Het probleem is in een aantal regiogemeenten ook al dusdanig in kaart gebracht dat besloten is tot de realisatie van nieuwe voorzieningen. Wij willen graag komen tot een integrale aanpak voor de gehele regio, waarbij ook het voorkomen van instroom in en het bevorderen van uitstroom uit de opvang meer aandacht krijgt. Het bestuurlijk overleg dat wij tot dusver met de regiogemeenten hebben gevoerd biedt daartoe prima aanknopingspunten. Wij hebben een volgend overleg gepland op 9 maart 2007. G. In 2014 is de terugval vanuit (ambulant) zelfstandig wonen maximaal 50%; Met het Stedelijk Kompas richten wij ons op het voorkomen van instroom in de maatschappelijke opvang. Als de opvang onvermijdelijk is geworden dient deze toegankelijk te zijn en gericht op door- en uitstroom. Gelet op de aard van de problematiek is het risico groot dat er terugval optreedt als de betrokken persoon vervalt in oude gewoonten en fouten. Met deze doelstelling spreken wij uit ons ook op goede nazorg (langdurige steun- en leuncontacten) te willen richten. Het percentage is een voorlopig richtgetal, het ontbreekt ons nog aan cijfers op dit punt. H. Voorjaar 2009 is het programma aangevuld met nadere doelstelling(en) voor de gehele groep kwetsbaren. Evenals doelstelling G is ook deze doelstelling geformuleerd op grond van de reacties tijdens de werkbijeenkomst van 25 januari 2007. Door de aanwezigen bestond behoefte aan een concrete doelstelling op het preventieve vlak. In navolging van het plan van aanpak Rijk en G4 willen wij ons echter primair richten op de huidige groep daklozen en op het voorkomen van instroom door huisuitzettingen en afwentelgedrag door instellingen. Begin 2009 willen wij aanvullende concrete doelstellingen formuleren op het terrein van preventie, die dan ook hun vertaling zullen krijgen in activiteiten (inspanningen).
15/66
67
Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
5.4
De operationele doelstellingen
Datum
De geformuleerde hoofddoelstellingen zijn gericht op een einddoel in 2014. Met de midterm review van het Grote Steden Beleid medio 2007 zullen wij met het Rijk afspraken maken over de te realiseren tussenstappen eind 2009. Daarbij zullen wij tevens de bestaande afspraken die aan de hoofddoelstellingen raken betrekken. Wij zullen hierover tijdens het te starten traject voor de midterm review in overleg treden met het Rijk. Dit zal onder meer gebeuren tijdens een stadsgesprek tussen Rijk en gemeente op ambtelijk niveau in mei of juni 2007. Naast de vertaling van de hoofddoelstellingen naar het te bereiken niveau eind 2009 formuleren wij de volgende operationele doelstellingen: 1. Uiterlijk 1 mei 2008 zijn de bestaande instrumenten (zie bijlage) bestuurlijk en uitvoeringstechnisch geïmplementeerd; in hoofdstuk 7 is de operationele doelstelling per instrument aangegeven. 2. Uiterlijk 1 januari 2008 neemt het college van B&W een besluit over de wijze waarop de coördinatie wordt vormgegeven; daarbij wordt instrument 2 (modelprocedure persoonsgerichte benadering) betrokken, evenals de bevindingen in het project Op z’n plek. 3. Uiterlijk 1 juni 2008 zijn meerjarige zorgbehoefteplannen en een meerjarig huisvestingsprogramma (gerelateerd aan Stedelijk Programmeren) opgesteld. 4. Uiterlijk 1 januari 2008 heeft een eerste aanpassing van de afspraken tussen zorgkantoor en gemeente Zwolle plaatsgevonden, inclusief een vertaling naar de overige financiers.
16/66
67
Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
6
Totstandkoming Stedelijk Kompas Zwolle
Datum
Reeds in februari 2006 startte het college met de voorbereidingen om te komen tot een Zwolse vertaling van het plan van aanpak maatschappelijke opvang Rijk en G4. In dit hoofdstuk staat dit proces kort beschreven.
6.1
Landelijke ontwikkelingen en rol van Zwolle daarin Op 7 februari 2006 presenteerden Rijk en G4 hun plan van aanpak. In de brief aan de Kamer gaf het kabinet aan het plan in samenwerking met de VNG te willen doorvertalen naar de overige centrumgemeenten. Op 28 februari 2006 lieten wij de staatssecretaris van VWS weten graag te willen aanhaken. Tegelijk verwoordden wij de risico’s die wij zien bij de aanpak van de G4: door te kiezen voor een niet vrijblijvende aanpak en de toegang van voorzieningen in hoge mate te beperken tot personen die een regionale binding kunnen aantonen, wordt de druk op de overige centrumgemeenten mogelijk groter. Immers, degene die zich wil onttrekken aan de ongevraagde hulpverlening en degene die bij de centrale toegang wordt geweigerd zullen elders hun heil zoeken. In juli 2006 lieten wij het ministerie van VWS en het zorgkantoor Zwolle weten ons zorgen te maken over de mogelijkheden tot afstemming met dit zorgkantoor. De VNG is op basis van het plan met de overige 39 centrumgemeenten in overleg getreden om de aanpak van G4 en Rijk ook naar de rest van het land te kunnen vertalen. Eind maart 2006 presenteerde de VNG een plan: Naar een stedelijk kompas voor alle centrumgemeenten. De ambitie was hoog, in december 2006 wilde de VNG voor alle gemeenten een Stedelijk Kompas gereed hebben. Door het ministerie werd uiteindelijk in augustus 2006 subsidie verleend voor een ondersteuningsprogramma, waarin de einddatum is verschoven naar 1 april 2008. De gemeente Zwolle wordt in dit traject gebruikt als ‘good practice’. In de eerste nieuwsbrief wordt naar onze aanpak verwezen en in de eerste voortgangsrapportage van januari 2007 staat de Zwolse ambitie als eerste vermeld.
6.2
Proces in (regio) Zwolle De gemeente Zwolle heeft, zoals vermeld, het kabinet eind februari 2006 reeds laten weten de nieuwe aanpak voor hulp aan dak- en thuislozen graag ook hier te willen implementeren. Voor een effectieve aanpak gaven wij aan, zo veel mogelijk in afstemming met het ministerie van VWS, op korte termijn tot afstemming te willen komen met het zorgkantoor Zwolle. Met de aanvullende middelen vanuit de AWBZ kunnen ook de instellingen in onze centrumgemeenteregio in staat worden gesteld alle daklozen in traject te nemen en zo veel mogelijk te voorkomen dat er nieuwe daklozen bij komen. Tevens kan het overlastgevend gedrag sterk worden terug gedrongen. De gemeente zal daarnaast ook vanuit haar verantwoordelijkheid op het gebied van uitkeringen, activering en schuldhulpverlening een bijdrage leveren. Samen met alle betrokken partners in onze stad (en regio), waartoe ook de woningbouwcorporaties nadrukkelijk behoren, willen wij komen tot een sterk verbeterde aanpak van de problematiek van cliënten en van hun omgeving. Op 30 mei 2006 stelden wij de
17/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
startnotitie voor een projectmatige aanpak vast en informeerden de gemeenteraad daarover via een raadsbrief. In september 2006 vond bestuurlijk overleg plaats tussen gemeente en zorgkantoor. Het overleg was vruchtbaar en resulteerde in de afspraak een samenwerkingsovereenkomst te gaan opstellen. Op basis van dit overleg werden ambtelijk de voorbereidingen in gang gezet en kon het college van B&W in december 2006 de tekst van de overeenkomst vaststellen. In januari 2007 is de overeenkomst door beide partijen ondertekend. Begin oktober bespraken wij de voortgang van de totstandkoming van het Stedelijk Kompas met de regiogemeenten in het periodiek bestuurlijk overleg dat wij hebben. Er bleek draagvlak voor de door ons gekozen aanpak en een constructieve houding om als gemeenten samen naar oplossingen voor knelpunten te zoeken, elk vanuit de eigen verantwoordelijkheid in het kader van de Wmo. Half oktober 2006 bespraken wij de uitkomsten van het onderzoek naar de woonbehoefte van cliënten in de opvang met het veld. Op 30 november gebeurde dat in een bijeenkomst waar de onderzoekers van de Radboud Universiteit hun (voorlopige) conclusies toelichtten. Op 30 oktober 2006 nam de gemeenteraad een besluit over de per januari 2007 over te hevelen middelen voor OGGz, vanuit de AWBZ naar centrumgemeenten, te betrekken bij de uitwerking van het Stedelijk Kompas Zwolle. Op donderdag 25 januari 2007 vond een werkbijeenkomst plaats met alle in Zwolle betrokken partijen over de doelstellingen die in het Stedelijk Kompas Zwolle zijn opgenomen. Tijdens deze bijeenkomst bleek groot draagvlag voor deze doelstellingen en de verdere uitwerking daarvan. Op basis van deze bijeenkomst hebben wij enkele aanvullende doelstellingen opgenomen en veel suggesties gekregen om het programma Stedelijk Kompas Zwolle verder in te vullen.
6.3
Afspraken met het Zorgkantoor Zwolle In januari 2007 ondertekenden het zorgkantoor Zwolle en de gemeente Zwolle een samenwerkingsovereenkomst: Zorg vóór Overlast. De overeenkomst heeft betrekking op alle centrumgemeentelijke beleidsterreinen, prestatievelden 7 tot en met 9 in de Wmo. Beide partijen gaan werken aan een onderzoek naar de huidige financieringsstromen. Verder is de inzet de afspraken uit het convenant te verbreden naar andere financiers, zoals de provincies en zorgverzekeraars. Bovendien is vastgelegd dat gewerkt wordt aan een constructie waarbij zorgkantoor en gemeente gezamenlijk bepalen welke zorg ingekocht moet worden, die vervolgens vanuit de onderscheiden wettelijke kaders daadwerkelijk wordt gefinancierd. Tot slot is afgesproken dat partijen elkaar op de hoogte houden van de afspraken die zij maken met uitvoerende instellingen die zowel vanuit het domein van de AWBZ als uit het gemeentelijk domein worden gefinancierd. Het bereiken van overeenstemming met het zorgkantoor is verheugend en tegelijkertijd cruciaal voor het welslagen van het Stedelijk Kompas. Door samen op te trekken in het bepalen welke zorg noodzakelijk is voor het welslagen van het Stedelijk Kompas, komt het realiseren van de geformuleerde doelstellingen binnen bereik.
18/66
67
Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
6.4
Samen maken we de stad
Datum
Bij de totstandkoming van het Stedelijk Kompas is nauw contact geweest met alle betrokken partijen. Hiervoor is aangegeven welke stappen in dit traject met welke partijen zijn gezet. De betrokkenheid in de eerste fase hing samen met de rol die elke partij speelt. De focus lag allereerst bij VWS, VNG en zorgkantoor. Verder zijn de uitvoerende instellingen en de doelgroep zelf betrokken bij het onderzoek naar de exacte omvang en aard van de problematiek. Ook de interne afstemming binnen de gemeentelijke organisatie heeft in deze fase nadrukkelijk aandacht gekregen. Mede op basis van de ervaringen in de G4 heeft Zwolle er vervolgens voor gekozen het veld actief bij het formuleren van de ambities en doelstellingen te betrekken. Eén van de knelpunten die bijvoorbeeld door Amsterdam wordt geconstateerd is dat de snelheid waarmee het plan tot stand kwam een zorgvuldige afstemming met het veld in de weg heeft gestaan. In de uitwerking leidt dit tot problemen. Wij verwachten dat in Zwolle deze problemen zich minder zullen voordoen, vanwege het gekozen traject.
19/66
67
Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
7
Het vervolg
Datum
De noodzaak voor een aanvullend zorgaanbod is groot. Wij willen daarom de snelheid in het proces houden. De problemen die de doelgroep ondervindt vraagt hier om. Daarnaast is ons doel een goede structuur voor het vervolg neer te zetten. In dit hoofdstuk zetten we de programmatische aanpak neer waarvoor wij kiezen, dit om de samenhang en sturing optimaal te kunnen invullen.
7.1
Programmatische aanpak voor het vervolg Dit Stedelijk Kompas zal in 2007 verder worden uitgewerkt in Zwolse scenario´s (deelprogramma´s). Wij hebben tijdens de werkbijeenkomst van 25 januari 2007 vanuit deze werkwijze een start gemaakt in het bepalen van de ambities en doelstellingen. In onderstaand schema is een voorlopige uitwerking in scenario’s gemaakt. Uiteindelijk zal dit dit najaar leiden tot een zogenoemd doel- inspanningen netwerk (DIN). Hierin worden concrete projecten (inspanningen) verbonden aan de doelstellingen waar zij aan bijdragen. Een apart onderdeel van het programmaplan zal de beoogde overlegstructuur zijn, zowel binnen de gemeente als met de externe partijen. In onderstaand overzicht wordt per scenario aangegeven welke instrumenten worden ingezet. Tevens zijn de operationele doelstellingen per instrument opgenomen. Per Scenario wordt in het uiteindelijke programmaplan aangegeven welke partners betrokken zijn, welke definities worden gehanteerd. Tijdens de werkbijeenkomst van 25 januari 2007 bleken over de omschrijving van een aantal begrippen onduidelijkheid te bestaan. In een aantal gevallen zal worden gekozen voor de definities in het plan van aanpak Rijk en G4, het is dan zaak de verschillende lokale omschrijvingen daaraan te relateren. In andere gevallen zullen wij, in overleg met het veld, zelf een keuze maken welke definitie zal worden gehanteerd. Het programmaplan zal in oktober 2007 gereed zijn.
20/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
Scenario 1
Vertaling naar de gehele regio
Omschrijving
De analyse van het probleem en de daarbij passende doelstellingen worden vertaald.
In te zetten instrumenten
Nieuw te ontwikkelen: samenwerkingsafspraken met regiogemeenten
Scenario 2
Zorg en huisvesting
Omschrijving
Ontwikkelen programma hoe huisvestingsbehoefte zich ontwikkelt tussen 2007 en 2014. Bestedingsvoorstel inzet gemeentelijke middelen (structureel en incidenteel), afspraken over inzet middelen AWBZ met zorgkantoor.
In te zetten instrument
Instrument 1
Operationele doelstelling(en) Een besluit over het al dan niet inrichten van een centrale toegang uiterlijk 1 juli 2008 (als onderdeel van het project Op z’n plek). Alle informatie die in het formulier staat (plus eventueel lokale wensen) is uiterlijk 1 augustus 2008 omgezet in afspraken met instellingen dat per 2009 de registratie is aangepast en dat deze via een exportbestand beschikbaar komt voor de monitor Zorg vóór Overlast. In te zetten instrument
Instrument 2
Operationele doelstelling(en) Cliëntmanagement wordt via het toewijzingsoverleg gerealiseerd. Elke instelling stelt een cliëntmanager aan en deze rapporteert aan het toewijzingsoverleg. In 2007 wordt het toewijzingsoverleg hier op voorbereid. In 2008 is de werkwijze operationeel (onderdeel van het project Op z’n plek). In te zetten instrument
Instrument 3
Operationele doelstelling(en) Ondertekening van het convenant gegegevensuitwisseling door alle partners begin 2008. In te zetten instrument
Instrument 4
Operationele doelstelling(en) Met de zorgpartners wordt in het kader van de subsidieverlening vanaf 2008 vastgelegd hoe het trajectplan wordt ingevuld, geïmplementeerd en geëvalueerd. Voor de OGGz-doelgroep die niet of nauwelijks in contact te brengen is met de hulpverlening wordt een aangepast trajectplan opgesteld. Dit gaat uit van het monitoren van de betreffende persoon, om verder afglijden te voorkomen en om te weten waar deze verblijft (buitenslaper/ bij bekenden). In te zetten instrument
Instrument 6
Operationele doelstelling(en) Dit wordt in 2007 uitgewerkt op basis van het convenant met het zorgkantoor Zwolle. Op basis daarvan worden operationele doelstellingen geformuleerd. In te zetten instrument
Instrument 7
Operationele doelstelling(en) De modelaanpak is uiterlijk 1 januari 2008 geëffectueerd In te zetten instrument
Instrument 8
Operationele doelstelling(en) De modelaanpak is uiterlijk 1 januari 2008 geëffectueerd 21/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
In te zetten instrument
Instrument 10
Operationele doelstelling(en) De modelaanpak is uiterlijk 1 januari 2008 geëffectueerd In te zetten instrument
Instrument 11
Operationele doelstelling(en) De modelaanpak is uiterlijk 1 januari 2008 geëffectueerd Scenario 3
Voorkomen huisuitzettingen, preventie
Omschrijving
Aan de voordeur en de achterdeur van de opvang dient nieuwe instroom te worden voorkomen.
In te zetten instrument
Instrument 9
Operationele doelstelling(en) De modelaanpak is uiterlijk 1 januari 2008 geëffectueerd In te zetten instrument
Nieuw te ontwikkelen: aanpak terugvalpreventie
Operationele doelstelling(en) De modelaanpak is uiterlijk 1 juli 2008 geëffectueerd Scenario 4
Voorkomen uitval uit instellingen
Omschrijving
Met de intramurale zorginstellingen en het gevangeniswezen wordt aansluiting bij ontslag gezocht.
In te zetten instrument
Instrument 12
Operationele doelstelling(en) De modelaanpak is uiterlijk 1 januari 2008 geëffectueerd In te zetten instrument
Nieuw te ontwikkelen: Procedure aansluiting nazorg bij ontslag uit zorg
Operationele doelstelling(en) De modelaanpak is uiterlijk 1 juli 2008 geëffectueerd Scenario 5
Voorkomen van overlast
Omschrijving
Met de intramurale zorginstellingen en het gevangeniswezen wordt aansluiting bij ontslag gezocht.
In te zetten instrument
Instrument 5
Operationele doelstelling(en) Op basis van de ervaringen in de G4, de mogelijk onbenutte ruimte van de wet in Zwolle en de mogelijkheden die de aangepaste wet biedt, wordt in 2007 een evaluatie gehouden met de betrokken partijen (GGZ-instellingen, politie, OM, gemeente). Uiterlijk in maart 2008 wordt deze evaluatie besproken in de lokale driehoek. De modelaanpak is uiterlijk 1 mei 2008 geëffectueerd In te zetten instrument
Instrument 13
Operationele doelstelling(en) Bij de evaluatie zoals beschreven onder instrument 5, wordt ook de behoefte aan een dergelijke voorziening betrokken. Op basis van de conclusies wordt bekeken of (zo ja, hoe) er samen met het zorgkantoor een aanbod gerealiseerd moet worden.
22/66
67
Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
8
Het financiële kader 2007 – 2010
Datum
Op het moment dat het Stedelijk Kompas door het Rijk is geaccordeerd stuurt het ministerie van VWS het zorgkantoor een brief dat de contracteerruimte voor de maatschappelijke opvang wordt verhoogd. Het gaat hier om geïndiceerde zorg, te betalen uit de AWBZ. Voorwaarde die het rijk stelt is dat de gemeente zelf één derde van het totaal extra benodigde bedrag (om de doelstellingen te kunnen realiseren) bijlegt. De G4 zijn er overigens nog niet geheel in geslaagd dit bedrag te vinden. Het gaat voor de G4 samen structureel om een bedrag van omstreeks € 60 miljoen aan eigen middelen. Voor zover men er wel in is geslaagd de middelen te vinden, zoekt men de ruimte in eerste instantie in de extra middelen OGGz en in de herinzet van vrijval van middelen (dit kan zijn een voorziening die eerder gemeentelijk en nu AWBZ gefinancierd wordt). In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke financiële inzet wij verwachten te kunnen doen de komende jaren. De opbouw van het bedrag bestaat uit dezelfde elementen als bij de G4 zijn betrokken. Daarbij is vanuit de regio door gemeenten nieuwe inzet toegezegd, die, net als de inzet van de corporaties in de hulpverlening, in het totaalbedrag is opgenomen. De extra middelen AWBZ zijn vervolgens in de verhouding 1:2 berekend. Wij willen met het Rijk en zorgkantoor in overleg of in 2007 de geprognotiseerde inzet vanuit de AWBZ gerealiseerd kan worden, gelet op de termijnen die normaal gesproken worden gehanteerd bij zorginkoop. De herinzet van vrijval van middelen zal plaatsvinden binnen de kaders van het Stedelijk Kompas, niet ten behoeve van andere beleidsterreinen. Het Rijk stelt dit als voorwaarde voor de inzet vanuit de AWBZ. Wij maken dezelfde afspraak met het Rijk als het gaat om de inzet vanuit de AWBZ: de huidige inzet blijft gehandhaafd, de extra middelen worden hier aan toegevoegd. De inzet vanuit de AWBZ in de regio Zwolle is gering in vergelijking met andere regio’s. Er lijkt wel sprake van een inhaalslag op dit vlak. Wij zijn van mening dat deze verschillen desalniettemin nog te groot zijn en onderwerp van nader overleg met het Rijk moeten vormen. Onze inzet in dit gesprek zullen wij bepalen op basis van de resultaten van het onderzoek dat wij met het zorgkantoor gaan doen en het landelijk onderzoek naar de verdeling van de Rijksmiddelen maatschappelijke opvang dat momenteel plaatsvindt. Tabel 4 Overzicht van de geraamde extra kosten 2007-2010 Zwolle
gemeente(n) awbz totaal
2007
2008
2009
2010
1.750.000 3.500.000 5.250.000
2.500.000 5.000.000 7.500.000
3.000.000 6.000.000 9.000.000
3.000.000 6.000.000 9.000.000
23/66
67
Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
9
Bewaking uitvoering
Datum
De geformuleerde ambities en doelstellingen zijn hoog. In het programmaplan zal de wijze waarop de bewaking van de uitvoering vorm zal krijgen nader worden omschreven. De registraties van de instellingen, al dan niet met een centrale toegang en cliëntvolgsysteem, vormen een belangrijke bron van informatie. Wij zullen afspraken maken met alle betrokken partijen over de rapportage vanuit de registraties van instellingen. Landelijk wordt gewerkt aan de implementatie van de registratieregeling maatschappelijke opvang (op basis van de Wmo). Zwolle is één van de pilotgemeenten die betrokken zijn bij deze implementatie. Prismant is door VWS verantwoordelijk gesteld voor de uitvoering. Prismant heeft aangegeven de landelijke monitoring te willen afstemmen op lokale monitoring. Bij de doorontwikkeling van de Zwolse monitor Zorg vóór Overlast (voorheen stedelijke monitor OGGz) zal deze afstemming concreet worden ingevuld. Er lijkt intussen een veelvoud aan initiatieven en (wettelijke) kaders voor monitoring van (delen van) de doelgroep van het Stedelijk Kompas te ontstaan. Naast de registratieregeling maatschappelijke opvang met bijbehorende monitor maatschappelijke opvang (Trimbos instituut) vraagt de inspectie aan GGD-en om gegevens, Zwolle wil via de VNG, Trimbos instituut, GGD Noord Veluwe, GGD IJssel Vecht en VWS vermijden dat deze initiatieven en (wettelijke) kaders hun doel voorbij schieten en tot overbelasting van instellingen en overheden leidt.
10
Overzicht bijlagen A. Verslag werkbijeenkomst Stedelijk Kompas Zwolle van 25 januari 2007 B. Overzicht van instrumenten
24/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
Bijlage A: Verslag werkbijeenkomst Stedelijk Kompas Zwolle, 25 januari 2007, Nieuwe Buitensociëteit Betreft Datum Dagvoorzitter Aanwezig Notulist
: Werkbijeenkomst doelstelling voor het Stedelijk Kompas : 25 januari 2007, 09.00 – 12.00 uur, Nieuwe Buitensociëteit : F. Hermsen : zie deelnemerslijst : J. van der Heijden / VDH txt
Om 09.30 uur heet dagvoorzitter F. Hermsen de aanwezigen welkom. Hij schetst kort de doelstelling van deze werkbijeenkomst: - Betrokkenen informeren over de stand van zaken van het Stedelijk Kompas; - Voorbeelden laten zien hoe in andere steden invulling wordt gegeven aan de problematiek dak- en thuislozen en - Input krijgen van de aanwezigen op de geformuleerde doelstellingen Stedelijk Kompas en daarover een discussie voeren. Hierna geeft hij het woord aan wethouder E. Dannenberg. Enkele jaren geleden, zegt wethouder Dannenberg (gemeente Zwolle, wethouder Welzijn en Zorg), kreeg de gemeente Zwolle een e-mail van een medewerker van de Reclassering die bij het zoeken van hulp voor een cliënt door de bomen het bos niet meer zag en ten einde raad aan de gemeente vroeg: “Help! Bij welke instelling moet ik zijn met deze cliënt?” Inmiddels heeft de gemeente het nodige opgepakt, zegt de wethouder, er is een gebruikersruimte, er zijn outreachende projecten, er is nachtopvang et cetera. Maar, voegt hij daar aan toe, we zijn er nog niet. Gemeenten staan dichter bij de problematiek van dak- en thuislozen dan het rijk, zegt de wethouder, gemeenten ervaren en voelen de urgentie van de problematiek. Ook de corporaties zijn actief op dit terrein, zie het project Geef opvang de Ruimte. Het Stedelijk Kompas is het verlengstuk van wat er in de G4 is ontstaan. Bij de uitwerking loopt Zwolle voorop. Zo is er een Convenant getekend met het Zorgkantoor over de effectieve wijze van inzet van de middelen. Zwolle wil ook weten waar het over gaat. Waar praat je over, wat is de problematiek, wat zijn de aantallen? Daarom ook is er een onderzoek gedaan door prof. dr. J. Wolff van de Radboud Universiteit: ‘Dakloos in Zwolle’. De resultaten van dit inventariserende onderzoek worden gebruikt bij (het maken van plannen voor) de bestrijding van de dak- en thuislozenproblematiek. Ook de politie heeft een onderzoek gedaan, waarvan de resultaten overeen komen met het onderzoek van de Radboud Universiteit. We weten dus waar we het over hebben, zegt de wethouder: Aan de gang! Want als er een goed plan is, kun je ook naar het Zorgkantoor voor de bijbehorende middelen. Het lijkt er soms wel op, zegt de wethouder, dat je goed geholpen kunt worden als je één probleem hebt, maar is er sprake van multiproblematiek, dan is dat toch minder. 25/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
Hij vraagt zich af waar de supermarkt voor zorg is en wanneer die er komt. Een sociale supermarkt met een integraal aanbod voor multiproblematiek. De wethouder ziet aanzetten, die aangemoedigd zullen worden door zowel gemeente als zorgkantoor. Het motto bij het Stedelijk Kompas Zwolle zou kunnen zijn: “Een sterke stad zorgt ook voor de zwakkeren”. Als je de zorg goed regelt, heb je vervolgens ook een titel om op te treden tegen overlast. Daarin moet een evenwicht zijn. De gemeente Zwolle kijkt kritisch naar de elders geformuleerde doelstellingen. Zwolle kijkt wat we al doen. De vraag is: Hoe kunnen we invulling geven aan het Stedelijk Kompas voor de Zwolse situatie? Wethouder Dannenberg wenst iedereen een productieve morgen toe. Hoe geef je handen en voeten aan de sociale supermarkt? zegt dhr. Hermsen. Hij geeft het woord aan mw. V. Willemars (Gemeente Amsterdam, beleidsadviseur) om te horen of daar in Amsterdam al aanzetten toe zijn. (De bij de inleiding van mw. Willemars gebruikte sheets zijn als bijlage 1 bij dit verslag gevoegd.) Voorafgaand aan haar inleiding merkt mw. Willemars op dat het Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang in Amsterdam in een hogedrukpan tot stand is gekomen. Zij adviseert de gemeente Zwolle de tijd te nemen voor het formuleren van de ambities. Pas ook op dat je niet teveel in het Stedelijk Kompas stopt, voorkom verdunning, zegt zij. Richt je op deze doelstellingen en deze ambities. Zorg wel dat er dwarsverbanden zijn, dat er een verbinding is met aanpalende terreinen zoals veiligheid. Beschrijf dat gedeelte dan in het Projectplan. De inleiding van mw. Willemars leidt tot de volgende vragen: Vraag: Hoe wordt in Amsterdam de overlast terug gedrongen? Wat is de rol van de politie daarbij? Mw. Willemars antwoordt dat daarvoor twee trajecten bestaan: de nazorg ISD (Instelling Stelselmatige Daders) en de aanpak APV overtreders. Deze mensen komen op een lijst. Er wordt een profiel van hen geschetst waarna ze richting zorg gaan. 5% van de capaciteit van het Instroomhuis is voor cliënten die de politie aandraagt. Vraag: Is er bij het programma huisuitzetting ook aandacht voor het traject ervoor? Dat zit niet zozeer in het Plan van Aanpak, zegt mw. Willemars, maar past wel in de Wmo-aanpak. Er wordt meer ingezet op welzijn, op burgerparticipatie. Vaak hebben mensen geen of een te klein netwerk. Vraag: Wie maken er gebruik van het Instroomhuis? Mw. Willemars: Alle dak- en thuislozen boven de 24 jaar zonder kinderen. Eventueel komt er een aparte opvang voor zwerfjongeren. Vraag: Bestaat er ook een programma om uitval te voorkomen wanneer mensen uit een traject komen? Er is met OGGz-middelen een uitstroomtraject gestart, zegt mw. Willemars. Hiervoor worden producten ingekocht. De instellingen moeten aangeven welke zorg er nodig is om mensen zelfstandig te kunnen laten wonen. Er loopt hiervoor nu een experiment met 50 cases. Vraag: Wanneer wordt de cliënt betrokken in het plan?
26/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
Dat gebeurt al in het Instroomhuis, zegt mw. Willemars. Er wordt een trajectplan gemaakt met de cliënt. Er is ook overleg met het BADT: de Belangenvereniging van Amsterdamse Dak- en Thuislozen. Na de pauze geeft de dagvoorzitter, dhr. Hermsen, een presentatie over de doelstellingen en ambities van het Stedelijk Kompas Zwolle. Het thema is: Verbeteren dak- en thuislozenzorg. De bijbehorende ambities: Minder daklozen en minder overlast. De doelstellingen: 1. Alle 250 daklozen in Zwolle zitten in 2014 in een traject. 2. Voor minimaal 60% van de daklozen is huisvesting geregeld in 2014. 3. In 2009 is dakloosheid ten gevolge van huisuitzetting minder dan 30% van het niveau van 2005. 4. Dakloosheid ten gevolge van detentie of afwenteling door andere instellingen komt (vrijwel) niet meer voor. 5. In 2014 is overlastgevend gedrag teruggebracht naar 75% van het niveau in 2007. Hierna gaan de deelnemers in drie groepen uiteen om te discussiëren over de Zwolse ambities en doelstellingen. De bijbehorende vragen zijn: 1. Herkent u de ambities en doelstellingen die tot nu toe geformuleerd zijn? 2. Zijn deze ambities en doelstellingen realistisch en acceptabel? 3. Zijn er in uw beleving andere doelstellingen die nagestreefd dienen te worden? De voorzitter, dhr. Hermsen, geeft daarbij aan dat dit niet het programma is. Het is de aanzet waar de komende tijd nog aan gesleuteld gaat worden onder andere op grond van de input van vandaag. Om 11.45 uur worden de resultaten van de drie discussies in de groepen plenair besproken. Presentatie resultaten Groep 1 (gespreksleider K. Derksen): 1. Herkent u de ambities en doelstellingen die tot nu toe geformuleerd zijn? - Ja. Met als aanvulling: Er moet een prioritering van de ambities komen. - Minder daklozen leidt vanzelf tot minder overlast. - Zorg voor passende zorg met oog voor preventie. - De tweede sub ambitie is te voorzichtig geformuleerd. (De gemeente draagt zorg voor een adequater opvangvoorzieningenniveau.). - De derde sub ambitie moet luiden: De woningbouwcorporatie zorgt voor meer passende en gevarieerde woonvoorzieningen. - Wat is reguliere overlast? Dat definiëren. 2. Zijn deze ambities en doelstellingen realistisch en acceptabel? Doelstelling 1: De termijn moet korter: van 2014 naar 2010. Toevoegen: thuislozen. Is deelname vrijwillig of verplicht? Doelstelling 2: Omschrijving van de doelgroep. Aantal? Reguliere opvang? Doelstelling 3: We gaan uit van 2005. Wat gaat er gebeuren in de er op volgende jaren? 27/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
Wat is dat “dakloosheid ten gevolge van huisuitzetting”? Zit je dan in de opvang, ben je op straat? Doelstelling 4: Deze doelstelling moet SMARTer gemaakt worden. Partners en doelgroepen benoemen en afspraken maken. Doelstelling 5: In plaats van 2014: 2010. De doelstelling moet luiden: In 2010 is overlastgevend gedrag van dak- en thuislozen teruggebracht naar 75% van het niveau in 2007. 3. Zijn er in uw beleving andere doelstellingen die nagestreefd dienen te worden? Er moet een procesmanager komen. Er moeten tussentijdse evaluaties en onderzoeken komen. Presentatie resultaten Groep 2 (gespreksleider R. de Paus) 1. Herkent u de ambities en doelstellingen die tot nu toe geformuleerd zijn? - Geconstateerd wordt dat de vier geformuleerde ambities ongelijksoortig zijn en soms meer een middel dan een ambitie lijken. - Wat is overlast gevend gedrag? Hoe kan de overlast worden gerelateerd aan de doelgroep? Beleving van de bevolking? Dat moet voor het kunnen halen van de doelstelling duidelijk zijn. - De preventiekant ontbreekt in het verhaal. - Is het aantal van 250 dak- en thuislozen statisch? Dat aantal kan toenemen. - De insteek moet zijn: geen daklozen. Niet: minder daklozen. - Wat valt onder huisvesting? Passend, langdurig? Zelfstandig / woonvorm? - Ambities verder invullen. - Per voorziening: uit- en doorstroom targets formuleren. - Een traject zou integraal moeten zijn met een ketenaanpak op alle leefgebieden. 2. Zijn deze ambities en doelstellingen realistisch en acceptabel? Doelstelling 1: Alle daklozen in plaats van “alle 250 daklozen” moeten in een traject zitten. Het traject moet passen bij de cliënt, dus een effectief traject. (Alle daklozen in Zwolle zitten in 2014 in een effectief traject). Is er een risico van nieuwe instroom van buiten de regio? Bij de verdere uitwerking dient deze doelstelling te worden vertaald naar afzonderlijke voorzieningen (targets voor door- en uitstroom). Doelstelling 2: Het aantal ‘daklozen’ met huisvesting moet in 2014 hoger liggen, bijvoorbeeld 80% (in plaats van 60%). Huisvesting niet apart zetten. Aan de doelstelling toevoegen: of dagopvang en dagbesteding. De relatie WWB en Wmo is hierbij van belang. In Amsterdam is in dat kader een Wmo-pilot geweest. (Voor minimaal 80% van de daklozen is huisvesting of dagopvang geregeld in 2014). Doelstelling 5: Toevoegen: … overlastgevend gedrag door dak- en thuislozen… 3. -
Zijn er in uw beleving andere doelstellingen die nagestreefd dienen te worden? Een doelstelling met een preventieprogramma (aan de voorkant). Een terugval van niet meer dan 50% (aan de achterkant). De participatie in een traject in de maatschappij moet in 2014 50% bedragen. Een goede samenwerking met andere gemeenten. 28/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
-
De instellingen kennen elkaars knelpunten niet. Geconstateerd wordt dat er vaak sprake is van overschatting van de eigen mogelijkheden bij de doelgroep en onderschatting bij de hulpverlener.
Presentatie resultaten Groep 3 (gespreksleider F. Hermsen) 1. Herkent u de ambities en doelstellingen die tot nu toe geformuleerd zijn? - Het gaat niet alleen om daklozen, maar ook om thuislozen - We missen ambities op de preventie en de nazorg - De invulling van begrippen zoals overlast, passend et cetera: goed definiëren van begrippen. - Het gaat over afrekenbare doelstellingen terwijl het, vanuit de menselijke optiek, alleen maar “allen of geen” kan zijn. - In de doelstellingen is geen aandacht voor preventie en nazorg. 2. Zijn deze ambities en doelstellingen realistisch en acceptabel? Doelstelling 1: Het zouden alle dak- / thuislozen, die er in 2014 zijn, moeten zijn die in een passend traject zitten. Men vindt 2014 wel erg laat. Doelstelling 2: 80% zou passende huisvesting moeten hebben. Menselijk gezien zou het zelfs 100% moeten zijn. Doelstelling 3: De hoogte van het percentage zou nog eens bekeken moeten worden Doelstelling 4: Maximaal 15% en gehaald in 2014. Anders deze niet als doelstelling nemen. Doelstelling 5: Objectieve overlast door dak en thuislozen veroorzaakt. Het kan ook subjectieve beleving zijn. In de formulering van de doelstelling is dit van groot belang. Waar leg je je op vast? 3. -
Zijn er in uw beleving andere doelstellingen die nagestreefd dienen te worden? Daklozenproblematiek wordt integraal op alle leefgebieden aangepakt. Na afloop neemt 50% van de doelgroep weer deel aan de maatschappij. Afstemming met de omliggende gemeenten. Afstemming op het gebied van verantwoording, inhoud en financiën voor alle partners. Preventie door een integraal netwerk. Een actief preventieprogramma. Aanleidende factoren krijgen aandacht in het traject. Terugval terugdringen tot maximaal 50%. Minder dan 20% van de financiën wordt aan overhead besteed.
Om 12.00 uur geeft de voorzitter het woord aan wethouder Dannenberg voor een afsluiting. De wethouder constateert dat er een erkenning van de problematiek is. Het is voor iedereen duidelijk dat er wat moet gebeuren. Dat is winst vergeleken met enkele jaren geleden. Wat vond hij de mooiste opmerking bij zijn rondje langs de groepen? De opmerking dat 2014 te ver weg is en dat het allemaal sneller moet. Maar er zitten addertjes onder het gras, zegt de wethouder. Het is een doelgroep waarvan de mensen soms al heel lang in het circuit zitten, waar al de nodige hulp en zorg bij ingezet is, die chronisch dakloos is. 29/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
Die soms ook zeggen: “Laat me met rust!” We moeten de hardnekkigheid van de problematiek niet onderschatten, zegt de wethouder. En soms is er in een traject ook gewoon sprake van een terugval bij een cliënt. Alle gestelde doelen worden gematched met de doelgroep: op individueel en op collectief niveau. De gemeente kiest voor een netwerkbenadering, voor samenhang. Ook intern gemeentelijk. Passende huisvesting voor iedereen is ook een ontwikkeltraject waarin ruimtelijke ordeningsaspecten en rol spelen, waarin het Bouwbesluit een rol speelt. Naast een zaak van korte adem, is dit ook een zaak van de lange adem. Eén van de zaken die de wethouder aansprak in de inleiding van mw. Willemars was het onderscheid in de 3 niveaus van regie. Op het bestuursniveau zal de wethouder, bij de aanpak van deze problematiek, ook de Provincie aanspreken, het zorgkantoor maar ook de zorgverzekeraars. Centrale registratie wordt belangrijk, zegt de wethouder. Hoe komt de instroom tot stand? Hoe komen mensen in een traject? Wie is er nieuw? Wie komt er net uit de gevangenis? De wethouder vindt het belangrijk er op het allereerste moment bij te zijn, met directe actie op alle levensterreinen en een samenhangende benadering. In Amsterdam wordt zwaar ingezet op de centrale toegang. Zwolle is toch wat overzichtelijker, zegt de wethouder, met een andere schaal dan Amsterdam. Daarom kiest de gemeente voor de netwerkbenadering. Maar als het veld het niet organiseert, zal de gemeente niet schromen zich directiever op te stellen, zegt de wethouder. Hij heeft echter vertrouwen in de motivatie van werkers en instellingen. Het zou mooi zijn als Zwolle één van de eerste gemeenten met een Stedelijk Kompas zou zijn. De wethouder sluit af met een woord van dank voor alle inbreng deze morgen. Afsluitend dankt de dagvoorzitter, dhr. Hermsen, iedereen voor de vele input en de grote opkomst. De discussie is nog niet af. Hij wenst Zwolle een programma met veel daadkracht, scherpte en snelheid toe.
30/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang Amsterdam Ambitie Programma’s & deelprojecten Structuur Financiën 25 januari 2007
25 januari 2007
Werkbijeenkomst Stedelijk Kompas Zwolle
2
Ambities In 2010 hebben alle dak- en thuislozen een trajectplan In 2013 hebben alle OGGZ-cliënten een trajectplan In 2010 heeft minimaal 60% dak- en thuislozen passende huisvesting In 2010 is het aantal huisuitzettingen 30% van het aantal in 2005 Dakloosheid t.g.v. detentie en opname komt niet meer voor Overlast t.g.v. dakloosheid is teruggebracht naar 75% van huidige niveau
25 januari 2007
Werkbijeenkomst Stedelijk Kompas Zwolle
3
Uitvoering in Amsterdam Voorkomen van dakloosheid Wijkgerichte GGZ/Verslavingszorg In zorg krijgen/houden van OGGZ-cliënten Uitbreiding & levering van samenhangende voorzieningen
31/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
25 januari 2007
Werkbijeenkomst Stedelijk Kompas Zwolle
4
Programma 1: voorkómen van dakloosheid Er op af-methodiek (preventie van huisuitzetting) Huisvesting van doelgroepen in souterrain woningmarkt Voorkomen dakloosheid na detentie Voorkomen dakloosheid na ontslag uit zorg
25 januari 2007
Werkbijeenkomst Stedelijk Kompas Zwolle
5
Programma 2: wijkgerichte zorg meldpunten zorg en overlast t.b.v. signalering en coördinatie netwerken versterken met partners van crisis naar langdurige ondersteuning uitbreiding basispakket veldregie ook in de stadsdelen cliëntgerichte trajectaanpak 25 januari 2007
Werkbijeenkomst Stedelijk Kompas Zwolle
6
Programma 3: in zorg krijgen & houden van OGGZ-cliënten Centrale toegang voor dak- en thuislozen met instroomhuis en veldtafel Nazorg voor veelplegers met ISD-maatregel Veldregie Reorganisatie veldwerk
32/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
Werkbijeenkomst Stedelijk Kompas Zwolle
25 januari 2007
7
Programma 4: Uitbreiden en leveren van voorzieningen Uitstroom 500 thuislozen uit opvang Uitbreiden van voorzieningen – Veldwerk – Opvangplaatsen – Intramurale capaciteit voor DD-cliënten – Ambulante gespecialiseerde zorg – Heroïneverstrekking – GGZverblijfsvoorzieningen
Convenant zorgverzekeraar en corporaties
Werkbijeenkomst Stedelijk Kompas Zwolle
25 januari 2007
8
Proces ketenaanpak daklozen Beleidsregie: regie op keten, vraag (centrale toegang) en aanbod (contracten) op niveau stad Procesregie: evalueren in-, door-,uitstroom trajecten, ketensamenwerking & interventie knelpunten Veldregie:
Verwijzen
monitoren trajectvoortgang & interventie bij knelpunten op individueel cliëntniveau
Toegang
-
Inventariseren probleem
-
Toewijzen traject en plaatsen
Uitvoeren en rapporteren trajectplan
Evalueren trajectplan
cliënten
cliënten
Gegevensuitwisseling: registratie en ICT - ondersteuning
25 januari 2007
Werkbijeenkomst Stedelijk Kompas Zwolle
9
Stedelijk aanmeldpunt Aanleiding: – Iedere opvanginstelling verzorgt eigen plaatsing – Geen zicht op stedelijke wachtlijst – Gemeente kan niet sturen (cliëntgroepen prioriteren)
Nieuwe aanpak: – Eén stedelijk aanmeldpunt voor alle daklozen – Toedeling van opvangplaatsen via centraal reserveringssysteem – B&W bepaalt toegangscriteria – B&W bepaalt toegangsprioriteiten
33/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
25 januari 2007
Werkbijeenkomst Stedelijk Kompas Zwolle
10
Stedelijk instroomhuis Aanleiding – Instroom nu nog versnipperd over vele opvanglocaties – Integrale trajectplannen komen niet tot stand
Nieuwe aanpak – Stedelijk instroomhuis
Instroomhuis biedt – 40 bedden voor tijdelijk verblijf (1 maand) – Spreekkamers/kantoorruimte voor ketenpartners – Veldtafel voor casusoverleg van ketenpartners – Cliënt stroomt door met integraal trajectplan
25 januari 2007
Werkbijeenkomst Stedelijk Kompas Zwolle
11
Veldtafel Veldtafel: casusoverleg van ketenpartners Deelnemers: MO, VZ, GGZ, DWI, GGD Voorzitter: veldregisseur (GGD) Doel: individuele integrale trajectplannen opstellen & evalueren Locatie: instroomhuis
25 januari 2007
Werkbijeenkomst Stedelijk Kompas Zwolle
12
Veldregisseur Houdt toezicht op toelating van daklozen tot opvang Is voorzitter veldtafel (bewaken integraliteit individuele trajectplannen) Organiseert kwartaalrapportages over voortgang van individuele cliënttrajecten Intervenieert als individuele cliënttrajecten in de uitvoering vastlopen (bewaken continuïteit trajectplannen)
34/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
Werkbijeenkomst Stedelijk Kompas Zwolle
25 januari 2007
13
Escalatiemodel Als trajecten vastlopen zijn er afspraken over het interventieniveau 1. Contact tussen aanbieders 2. Contact tussen aanbieder en veldregisseur 3. Contact tussen proceshouders 4. Contact tussen bestuurders
Werkbijeenkomst Stedelijk Kompas Zwolle
25 januari 2007
14
Procesregie Eén proceshouder per aanbieder: GGD, DWI, MO, GGZ, VZ Proceshouders lossen knelpunten op die de veldregisseur niet kan oplossen Proceshouders signaleren structurele knelpunten (werking keten, beschikbare capaciteit, beleid) aan directie/bestuur, waar mogelijk met advies voor oplossingsrichting
Werkbijeenkomst Stedelijk Kompas Zwolle
25 januari 2007
15
Structuur binnen gemeente
Wethouder Zorg is coördinerend wethouder Vier gemeentelijke diensten: WMO, GGD, DWI, Wonen 1 Ambtelijke Taakgroep 1 Directeurenoverleg Programmamanager
35/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
Werkbijeenkomst Stedelijk Kompas Zwolle
25 januari 2007
16
Structuur buiten gemeente Opdrachtgeversoverleg: Wethouder Zorg, Zorgverzekeraar, Federatie van Woningcorporaties. Platform OGGZ: alle betrokken partijen + wethouder Zorg. Werkgroepen aangestuurd door programmamanager.
Werkbijeenkomst Stedelijk Kompas Zwolle
25 januari 2007
17
Financiële paragraaf Totale jaarlijkse kosten na 4 jaar:
54 miljoen
Waarvan AWBZ: Waarvan gemeente:
36 miljoen 18 miljoen
25 januari 2007
AWBZ: ophoging contracteerruimte, dekking: groei Gemeentelijk deel: OGGZ-middelen Aanpassing verdeelsleutel Herinzet vrijval
Werkbijeenkomst Stedelijk Kompas Zwolle
18
Kansen Regie duidelijk bij gemeente, zowel beleidsregie als cliëntenregie Aanpak op cliëntenniveau Uitbreiding voorzieningen Regie op realisatie AWABZ-voorzieningen Gemeente dwingt prioriteit af: zware OGGZ-groepen Brede OGGZ-aanpak past in WMO Één richting binnen gemeentelijke diensten
36/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
25 januari 2007
Werkbijeenkomst Stedelijk Kompas Zwolle
19
Knelpunten Financiële paragraaf niet goed doordacht Eerst binnen de gemeente de regie op orde krijgen Doelgroepen vergeten? Zwerfjongeren/vrouwenopvang/huiselijk geweld Snelheid van plan versus zorgvuldigheid: afstemmen met cliënten, familie, instellingen etc.
25 januari 2007
Werkbijeenkomst Stedelijk Kompas Zwolle
20
37/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
Bijlage B: Overzicht instrumenten 1.
Model Aanmeldings- en DiagnoseFormulier (ADF) voor MO en AWBZ.
2.
Modelprocedure persoonsgerichte benadering
3.
Modelconvenant gegevensuitwisseling i.v.m. privacywetgeving
4.
Model individueel trajectplan
5.
Richtingwijzer hantering BOPZ
6.
Modelaanpak effectuering levering zorg
7.
Modelaanpak onverzekerdheid en budgetbeheer
8.
Modelaanpak effectuering levering specifieke woonvoorzieningen
9.
Modelprotocol preventie huisuitzettingen (huurschuld en overlast)
10. Modelaanpak schuldhulpverlening 11. Regeling dagloonprojecten WWB 12. Modelprocedure aansluiting nazorg bij ontslag uit detentie 13. Aanpak realisatie voorzieningen duurzaam verblijf
38/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
Instrument 1 : Model Aanmeldings- en DiagnoseFormulier voor MO en AWBZ Functie van dit instrument Met behulp van Model Aanmeldings- en DiagnoseFormulier (ADF) zal de uitgangssituatie, inclusief de inhoudelijke gestelde diagnoses, worden vastgelegd. Het formulier sluit vervolgens aan op het op te stellen individueel trajectplan (instrument 4). Het is de bedoeling dat op termijn van de gehele doelgroep van ca. 750 mensen een ADF wordt aangelegd. In eerste instantie zal dit formulier worden gebruikt voor de groep van ca. 375 daklozen in de regio Zwolle. Het ADF zal worden gebruikt door de cliëntmanagers en alle overige ketenpartners rond een individuele cliënt. Het ADF moet worden gedigitaliseerd. Met het zorgkantoor zal afgestemd worden hoe het onderzoeksformulier (wanneer er sprake is van een grondslag voor AWBZ) gaat worden gebruikt om de indicatie van het CIZ te vereenvoudigen (bij voorkeur “gemandateerde” indicatie). Uitgangspunten bij centrale aanmeldingsformulier gemeente/CIZ voor de doelgroep OGGZ • screenings- en / of indicatieformulier voor alle voorzieningen in de OGGZ voor de doelgroep MO. Wanneer er registratie plaatsvindt in één van de voorzieningen in de OGGZ, worden de vragen van dit formulier als uitgangspunt gebruikt. In welke mate er registratie plaatsvindt in de dag-/nachtvoorzieningen van de maatschappelijke opvang kan per gemeente/ voorziening verschillen. •
het formulier is een combinatie van het MO-formulier van het CIZ en het screeningsformulier dat door de centrale toegangen (CT) van Utrecht en Den Haag wordt gebruikt. Het screeningsformulier van de CT Utrecht en Den Haag is door verwijzers en zorgaanbieders positief geëvalueerd. Om de beste zorgaanbieder toe te wijzen is gerichte informatie nodig over problemen op 8 leefgebieden.
•
Het concept formulier is in samenwerking met Het Trimbos Instituut, CIZ landelijk expertisecentrum, Brede Centrale Toegang Utrecht, Centraal Onthaal Rotterdam en de Centrale Toegang maatschappelijke opvang Den Haag ontwikkeld.
•
Het formulier bestaat uit 2 onderdelen: een formulier dat bij het toewijzingsoverleg Zwolle kan worden gehanteerd en een onderzoeksformulier. Indien er volgens de verwijzer die de persoon aanmeldt, sprake is van een grondslag voor een AWBZ-indicatie, dient de verwijzer of casemanager ook het onderzoeksformulier in te vullen. In de andere gevallen wordt alleen het eerste formulier ingevuld.
39/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
Instrument 2: Modelprocedure persoonsgerichte benadering Functie van het instrument Dit instrument is bedoeld om een sluitende ketenregie rond de individuele cliënt te bewerkstelligen. Dit instrument is daarom van cruciale betekenis. Het zal worden gebruikt door iedereen die bij de uitvoering van dit Plan is betrokken. Bij de vertaling van dit instrument naar de Zwolse praktijk zullen wij de ervaringen betrekken vanuit het project Op z’n plek en vanuit het traject Aanval op de Uitval (mede gerelateerd aan het initiatiefvoorstel van de raadsfractie van de ChristenUnie van december 2006). Het instrument omvat: a. Procedure en bestuurlijk kader coördinatie en veldregisseurs; b. Taken en bevoegdheden van het coördinatiepunt; c. Taken en bevoegdheden van het cliëntmanagement; d. Werkwijze van de cliëntmanager (systematisch stappenplan); e. Verplichtingen in verband met de privacy-wetgeving; f. Samenvattende kernpunten. a Procedure en bestuurlijk kader coördinatie en veldregisseurs • De gemeente draagt zorg voor een vorm van coördinatie, waarmee de gemeentelijke regietaak op systeemniveau wordt belegd. Het College van B&W besluit over de vorm die deze coördinatie gaat krijgen, bijvoorbeeld in de vorm van een coördinatiepunt dat is ondergebracht bij een gemeentelijke dienst of de GGD. Een coördinatiepunt wordt bemensd door veldregisseurs. • Het coördinatiepunt is tevens het lokale meldpunt voor de patiënten die in aanmerking komen voor een behandeltraject, en volgt de voortgang van de behandeltrajecten totdat de patiënt kan worden uitgeschreven. b Taken en bevoegdheden van het coördinatiepunt • Het coördinatiepunt (de veldregisseurs) krijgt mogelijk de volgende taken: 9 Planning van de middelen en de productie. 9 Afsluiting van contracten over de levering van voorzieningen (zorg, wonen enz.) 9 Fungeren als schakelpunt naar andere instanties (bijv. Justitie) 9 Fungeren als centraal meldpunt voor potentiële patiënten (NB: Vooraf is afgesproken welke lokale partijen mogen aanmelden, zoals bijv. coördinatoren van lokale zorgnetwerken, het vangnet-team van de ggd, de cliëntmanagers van de uitvoerende instellingen); 9 Organisatie van een screeningscommissie voor aangemelde patiënten met complexe problematiek; 9 Toedeling van cliënten aan (de cliëntmanagers van) uitvoerende instellingen. (rekening houdend met de beschikbare contractuele kaders: hoeveelheid ingekochte zorgtrajecten bijv.). 9 Registratie en monitoring van de cliëntgegevens en ingezette behandeltrajecten 9 Algemene ondersteuning van de cliëntmanagers en de uitvoerende instellingen. 9 Interveniëring wanneer een behandeltraject stagneert, bijvoorbeeld door het initiëren van overleg en afstemming tussen ketenpartners over volgorde en prioriteiten voor de individuele cliënt 40/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
9 Maandelijkse rapportage aan de wethouder MO. • Het coördinatiepunt is binnen de grenzen gesteld door B&W algemeen bevoegd te handelen. c Taken en bevoegdheden van het cliëntmanagement • Na toedeling van een patiënt aan een uitvoerende instelling heeft de betreffende cliëntmanager de volgende taken: 9 Opstelling en vaststelling van het individuele trajectplan (instrument 4) 9 Coördinatie van alle activiteiten die in het kader van het trajectplan moeten plaatsvinden. 9 Beheer van het digitale dossier van de cliënt (cliëntvolgsysteem) en de monitoring van de hantering van de richtingwijzer BOPZ (instrument 5). 9 Maandelijkse rapportage aan het coördinatiepunt. 9 De toeleiding van de cliënt naar diagnosestellingen, zorg en opvang (w.o. IBS/BOPZ), werk en inkomen (w.o. budgetbeheer, schuldsanering en dagloonregelingen), wonen (w.o. begeleid wonen) en dagbesteding enz. • De cliëntmanager beschikt ten behoeve van de uitvoering van zijn taken over de volgende bevoegdheden: 9 Toegang tot informatie over de cliënt bij alle relevante ketenpartners; 9 Afstemming met overige ketenpartners, met name politie en justitie (reclassering) (w.o. tijdig regelen vervallen en hervatten uitkering en afstemming over dwang/drang). d Werkwijze van de cliëntmanager (systematisch stappenplan) In lijn met de voorgaand omschreven taken is de werkwijze van de cliëntmanager als volgt: • De cliëntmanager verricht binnen een week de intake van de aan hem toegewezen cliënten met behulp van het Aanmeldings en DiagnoseFormulier (ADF) (instrument 1), legt op basis van de intake het (digitale) dossier aan, stelt vast welke nadere informatie in de vorm van diagnosestellingen en verdere informatieverzameling nodig is en zet acties daarvoor zonodig uit bij zijn ketenpartners onder verlening van toegang tot het dossier van deze cliënt en maakt met zijn ketenpartners afspraken over de verstrekking van de nadere informatie (in principe binnen twee weken). • Binnen 1 week na ommekomst van de nadere informatie en zonodig na en in overleg met zijn ketenpartners stelt de CM het individuele trajectplan (instrument 4) op en bespreekt dat met de cliënt en maakt met deze een bindende afspraak (beider handtekeningen onder het trajectplan). • Vervolgens draagt hij er met behulp van zijn bevoegdheden zorg voor dat het trajectplan wordt uitgevoerd, resp. grijpt hij in als de uitvoering stokt en stelt hij zonodig het trajectplan bij. • Maandelijks rapporteert hij over de voortgang van de individuele behandeltrajecten aan het coördinatiepunt. Het coördinatiepunt stelt hiervoor een standaard digitaal formulier beschikbaar.
41/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
e Verplichtingen in verband met de privacy-wetgeving • De cliëntmanager (of een andere functionaris) die het aanmeldings- en diagnoseformulier, ADF (instrument 1) of het individueel trajectplan (instrument 4) gaat vullen moet voor hij daaraan begint de inleiding op deze formulieren laten lezen aan de cliënt (zie punt d hierna). Hij moet van het volledig ingevulde formulier een kopie verstrekken aan de cliënt. • De cliëntmanager en alle andere functionarissen in de keten die contact hebben met de cliënt, hebben met betrekking tot individuele gegevens van de cliënt geheimhoudingsplicht tegenover iedereen (incl. collega’s en chefs). (Via een convenant gaat geregeld worden dat alle functionarissen betrokken bij één cliënt in de keten toegang hebben tot diens gegevens en daarbuiten niemand. Dit gelet op de samenhang in de aanpak en de causaliteit tussen probleem, maatregel en doel). • Als de cliënt verzoekt om inzage in zijn gegevens moet de cliëntmanager de cliënt er op wijzen dat alle gegevens waarop hij recht heeft zijn opgenomen in het ADF resp. het individueel trajectplan waarvan de cliënt afschriften heeft (artikel 12 convenant). Eventueel moet hij hem een nieuw afschift geven. • Als de cliënt verzoekt om wijziging van zijn gegevens moet de cliëntmanager, namens de verantwoordelijke, eventueel na overleg met andere betrokken functionarissen in de keten, binnen 14 dagen met redenen omkleed een beslissing terzake schriftelijk aan de cliënt doen toekomen (artikel 13 convenant) • Als de cliënt verzoekt om staking van de verwerking van de gegevens moet de cliëntmanager namens de verantwoordelijke binnen 4 weken een met redenen omklede beslissing schriftelijk aan betrokkene doen toekomen (artikel 14 convenant). • De cliëntmanager moet het dossier van de betrokkene beheren en daarbij ook de termijn waarop gegevens bewaard mogen blijven uit hoofde van de privacywetgeving, bewaken en voor het verlopen van deze termijn zorgdragen voor vernietiging van deze gegevens. f Samenvattende kernpunten: • De cliëntmanager hoeft niet te onderhandelen met ketenpartners over inzet van voorzieningen. De kaders voor de inzet zijn uit hoofde van de door het coördinatiepunt samen met partners (zorgkantoren en woningcorporaties) afgesloten en bestuurlijk bevestigde contracten helder in termen van volumes en geld per tijdperiode. Het is de taak van het coördinatiepunt om op basis van de maandelijks beschikbaar gestelde gegevens door de cliëntmanagers te bewaken dat de cliëntmanagers binnen de beschikbare kaders en budgetten kunnen opereren. • De cliëntmanager streeft altijd naar overeenstemming met de ketenpartners over de te volgen aanpak. Hij doet melding aan het coördinatiepunt van gevallen waarin de uitvoering van het individuele trajectplan stagneert of dreigt te stagneren en geeft de reden aan. Een reden kan zijn dat ketenpartners niet tot overeenstemming komen over de te leveren zorg of diensten. • Als overeenstemming tussen ketenpartners niet kan worden bereikt treedt de desbetreffende veldregisseur van het coördinatiepunt in overleg met de instantie waarmee geen overeenstemming is bereikt en streeft ernaar op basis van de gelijkwaardige contractuele relatie tot oplossing van het probleem te komen. Zonodig vindt bestuurlijk overleg plaats. 42/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
Instrument 3: Modelaanpak en modelconvenant gegevensuitwisseling i.v.m. privacywetgeving
Functie en gebruik van het instrument: De modelaanpak en het modelconvenant gegevensuitwisseling bij de uitvoering van het Stedelijk Kompas maken organisaties en personen die in dit kader met elkaar samenwerken duidelijk wat zij moeten doen en waaraan zij zich moeten houden uit hoofde van de privacyregelgeving. Het modelconvenant maakt het deze organisaties en personen mogelijk om gegevens uit te wisselen binnen de kaders van de privacyregelgeving. Het modelconvenant is afgeleid van het modelconvenant gegevensuitwisseling persoonsgerichte aanpak meerderjarige veelplegers. Aanpassing en ondertekening van dit convenant door de met elkaar samenwerkende organisaties effectueert toepassing van de privacywetgeving in het kader van dit Plan. In de overige in dit Plan opgenomen instrumenten die in dit verband relevant zijn, zijn eveneens de vereisten van de privacywetgeving verwerkt. Dit betreft de instrumenten 1, 2 en 4, het aanmeldings- en diagnoseformulier, de procedure persoonsgerichte benadering en het individueel trajectplan. Inhoud van het instrument Dit instrument bevat de volgende onderdelen: a. Een overzicht van wat bestuurders en bevoegde directeuren moeten doen. b. Een overzicht van wat cliëntmanagers en andere personen in de keten die contacten hebben met de cliënt moeten doen en waaraan zij zich moeten houden c. Een modelconvenant gegevensuitwisseling. Dit convenant kunnen bestuurders en bevoegde directeuren van betrokken organisaties toepassen op de situatie in de eigen stad en vervolgens als convenant hanteren. Dit modelconvenant is opgenomen in het plan van aanpak Rijk en G4, als onderdeel c van instrument 3. Als onderdeel d van dit instrument is een overzicht opgenomen van de bepalingen opgenomen in andere relevante instrumenten. a Overzicht van wat bestuurders en bevoegde directeuren moeten doen. • Bestuurders en bevoegde directeuren moeten het modelconvenant toepassen op de situatie in de eigen stad, het vaststellen, tekenen en aan relevante uitvoerders ter beschikking stellen. Het convenant is daarmee geïmplementeerd. • Het College van B. en W. moet de gegevensuitwisseling die voortvloeit uit het convenant en de overige instrumenten melden bij het CBP, gebruikmakend van de website www.cbpweb.nl. Het College van B en W hoeft niet te wachten op toestemming, maar kan overgaan tot handelen. Hiermee is tevens vastgelegd (opgenomen in instrument 2), dat alleen de personen in de keten die cliëntcontacten hebben toegang hebben tot de gegevens van de cliënt (digitaal of op papier). • Het College van B. en W. moet er voor zorgdragen dat de geautomatiseerde systemen eveneens voldoen aan de eisen van de privacyregelgeving. Het draagt zorg dat dit ook in de melding aan het CBP is meegenomen.
43/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
b Overzicht van wat cliëntmanagers en andere personen in de keten die contacten hebben met de cliënt moeten doen en waaraan zij zich moeten houden. • De cliëntmanager (of een andere functionaris) die het aanmeldings- en diagnoseformulier, ADF (instrument 1) of het individueel trajectplan (instrument 4) gaat vullen moet voor hij daaraan begint de inleiding op deze formulieren laten lezen aan de cliënt (zie punt d hierna). Hij moet van het volledig ingevulde formulier een kopie verstrekken aan de cliënt. • De cliëntmanager en alle andere functionarissen in de keten die contact hebben met de cliënt, hebben met betrekking tot individuele gegevens van de cliënt geheimhoudingsplicht tegenover iedereen (incl. collega’s en chefs). (Overigens regelt het convenant dat alle functionarissen betrokken bij één cliënt in de keten toegang hebben tot diens gegevens en daarbuiten niemand. Dit is zo geregeld, gelet op de samenhang in de aanpak en de causaliteit tussen probleem, maatregel en doel). • Als de cliënt verzoekt om inzage in zijn gegevens moet de cliëntmanager de cliënt er op wijzen dat alle gegevens waarop hij recht heeft zijn opgenomen in het ADF resp. het individueel trajectplan waarvan de cliënt afschriften heeft (artikel 12 convenant). Eventueel moet hij hem een nieuw afschift geven. • Als de cliënt verzoekt om wijziging van zijn gegevens moet de cliëntmanager, namens de verantwoordelijke, eventueel na overleg met andere betrokken functionarissen in de keten, binnen 14 dagen met redenen omkleed een beslissing terzake schriftelijk aan de cliënt toe doen komen (artikel 13 convenant) • Als de cliënt verzoekt om staking van de verwerking van de gegevens moet de cliëntmanager namens de verantwoordelijke binnen 4 weken een met redenen omklede beslissing schriftelijk aan betrokkene toe doen komen (artikel 14 convenant). • De cliëntmanager moet het dossier van de betrokkene beheren en daarbij ook de termijn waarop gegevens bewaard mogen blijven uit hoofde van de privacywetgeving, bewaken en na het verlopen van deze termijn zorgdragen voor vernietiging van deze gegevens.
44/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
Instrument 5: Richtingwijzer hantering BOPZ Functie van het instrument: De richtingwijzer BOPZ kan de uitvoering van de BOPZ verbeteren door het vergroten van het kennisniveau bij instellingen en beroepsgroepen. Het instrument bevat concrete acties die daarop zijn gericht. Kern daarvan is dat aan alle betrokkenen zo duidelijk mogelijk wordt aangegeven wat van de toepassing van de BOPZ nu al mag worden verwacht en op welke termijn en op welke wijze nog beter inzicht zal worden verschaft in de huidige toepassingsmogelijkheden, alsmede welke voorgenomen aanpassingen daarenboven de toepassingsmogelijkheden van de wet in de toekomst nog zullen vergroten (onder het voorbehoud van parlementaire instemming). a Algemeen • Het dominante probleem bij de BOPZ is de toepassing van de wet. De wet biedt voldoende mogelijkheden, maar daarvan wordt tot op heden sterk onvoldoende gebruik gemaakt door instellingen en beroepsgroepen. • Gelet op dit feit is de eerste lijn van actie om de mogelijkheden van de bestaande wet beter duidelijk te maken en door de instellingen en de beroepsgroepen te doen gebruiken. Dit zal gebeuren door de vaststelling van twee richtlijnen. • Daarenboven zullen (onder het voorbehoud van parlementaire goedkeuring) nog extra mogelijkheden in de wet worden opgenomen Kern van de boodschap richting cliëntmanagers, ketenpartners en beroepsbeoefenaren is derhalve: gebruik de wet! b Akties gericht op een betere toepassing van de BOPZ b1 Instrument 5A: Landelijke richtlijn ernstige verslaving In de eerste plaats komt er een landelijke richtlijn ernstige verslaving en BOPZ. Functie van deze richtlijn zal zijn om de BOPZ bij verslaving beter te gebruiken. In het plan van aanpak Rijk en G4 is afgesproken dat deze richtlijn per 1 maart 2006 in gebruik zou worden genomen. b2 Instrument 5B: Landelijke richtlijn voorwaardelijk ontslag door geneesheer-directeur en toezicht op naleving van voorwaarden door de instelling In de tweede plaats zal een “richtlijn voorwaardelijk ontslag door geneesheer-directeur en toezicht op naleving van voorwaarden door de instelling” komen. In het plan van aanpak Rijk en G4 is afgesproken dat deze richtlijn per 1 april 2006 in gebruik zou worden genomen. b3 Instrument 5C Beslisschema dwangopneming Door NVvP wordt op dit moment op verzoek van VWS een beslisschema dwangopneming ontwikkeld. De eerste deelverslagen zijn januari 2006 ontvangen, namelijk over de jurisprudentie en over de wetenschappelijke onderbouwing van de toepassing en effecten van dwangopname. Het derde deelverslag over de ervaringen van de betrokken partijen in de praktijk wordt medio 2006 verwacht. Eind 2006 is naar verwachting het beslisschema/ de richtlijn zelf gereed. 45/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
c Gerealiseerde en voorgenomen aanpassing van wetgeving (voorzover van toepassing onder voorbehoud van parlementaire instemming) • Op 1 januari 2006 is de observatiemachtiging in werking getreden. Deze biedt de mogelijkheid om tijdens een gedwongen opname te onderzoeken in hoeverre een verdere gedwongen opname of een andere maatregel nodig is. • Op 1 november 2005 heeft de Tweede Kamer de aanvulling van de BOPZ met de modaliteit van de zelfbinding aanvaard. Deze modaliteit maakt het mogelijk dat een patiënt voordat een situatie van gedwongen opname zich voordoet aangeeft in welke gevallen zijn weigering om opgenomen te worden terzijde kan worden gesteld. Het gaat hier ook om de behandeling na opneming: welke behandeling kan onder bepaalde omstandigheden worden toegepast. Deze modaliteit zal in werking treden na aanvaarding door de EK. • Aan de Raad van State is een ontwerp van wet (gevraagd spoedadvies) gestuurd dat ertoe strekt dat: 9 een voorwaardelijke machtiging ook verleend kan worden als betrokkene niet uitdrukkelijk daarmee instemt. 9 Dwangbehandeling ook mogelijk wordt gemaakt in gevallen dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat zonder die behandeling het gevaar op grond waarvan de patiënt in het ziekenhuis moet verblijven, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Dit betekent dat eerder dwangopname mogelijk is dan wanneer er acuut gevaar binnen de inrichting is. Het advies van de Raad van State over het wetsvoorstel voorwaardelijke machtiging en dwangbehandeling was begin 2006 ontvangen. Naar verwachting vond begin februari 2006 de indiening van het wetsvoorstel bij de TK plaats.
46/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
Instrument 6: Modelprocedure effectuering levering zorg Functie van het instrument Dit instrument beschrijft de procedure die zal worden gevolgd bij de effectuering van de levering van de in het kader van dit Plan nodig geachte AWBZ-gefinancierde zorg, met inachtneming van de posities van betrokken partijen krachtens de geldende wet- en regelgeving. Tevens wordt een omschrijving gegeven van de in de af te sluiten contracten op te nemen afspraken. Dit instrument bouwt voort op de afspraken en prioritering tussen stadsbestuur en zorgkantoor voor deze doelgroep. Dit instrument moet worden beschouwd als de concrete vertaling van het gestelde in paragraaf 5.1 omschreven aanpak en sluitende samenwerking. a Uitgangspunten bij de toepassing van het instrument: • Gemeenten, zorgkantoren en VWS geven prioriteit aan het in traject brengen van daklozen met dubbele diagnose, zodat benodigde zorg, opvang, huisvesting, budgetbeheer en andere instrumenten in een individuele aanpak tot stabilisatie en/of verbetering van de lichamelijke en maatschappelijke positie van de cliënt leidt en de maatschappelijke overlast wordt beperkt. • De gemeente treedt niet in de wettelijke bevoegdheden en verplichtingen van het zorgkantoor. Waar spanning optreedt met die wettelijke verplichtingen is VWS aanspreekbaar op een goede begeleiding naar de regelgevers en toezichthouders (CVZ, CTG, College Bouw et cetera). • De gemeente draagt er zorg voor dat de in uitvoering genomen individuele trajectplannen passen binnen de met het zorgkantoor gecontracteerde ruimte, zodat de cliëntmanagers altijd kunnen beschikken over de in het individuele trajectplan aangegeven zorg en de daarvoor noodzakelijke informatie van de zorgaanbieder. • Het college van B en W neemt al dan niet een besluit over het aanstellen van één of meer veldregisseurs en het instellen van een centraal cliëntvolgsysteem. Bij dit besluit wordt in de afweging de vraag betrokken of dit niet leidt tot onnodige bureaucratie, vanwege de Zwolse schaal (zie ook paragraaf 5.1). De veldregisseur beheert het centrale cliëntvolgsysteem en geeft het zorgkantoor en de zorgaanbieders de benodigde toegang tot dit systeem, op basis van een separate overeenkomst in het kader van de wet BPR (zie instrument 3: modelconvenant). Tussen zorgkantoor en gemeente worden afspraken gemaakt op drie niveaus: • Meerjarenafspraken over geprognosticeerde vraag en budgetten; • Jaarafspraken; • Afspraken over procedures en verantwoordelijkheden; • Afspraken over individuele trajecten.
47/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
b. Meerjarenafspraken: Meerjarenafspraken tussen zorgkantoren en gemeenten zijn mogelijk indien juridische ontsnappingsclausule opgenomen wordt voor aanpassing aan landelijke financiële ontwikkelingen en stelselwijzigingen. De meerjarenafspraken omvatten: • Gemeente en zorgkantoor maken samen een prognose van de vraag (kwalitatief en kwantitatief, lang/kortdurend); • Daarbij wordt een meerjarige inschatting gemaakt van de financiële gevolgen uitgesplitst naar de verschillende wettelijke kaders. Het gaat dan om de (financiële) inzet op grond van de WMO én op grond van de AWBZ; • Tussentijdse stelselwijzigingen, zoals overhevelingen, maken de contractafspraken niet ongeldig, maar kunnen leiden tot aanpassingen indien de wijzigingen daartoe nopen; • De regionale contracteerruimte in de AWBZ vormt voor het zorgkantoor het uitgangspunt waarbinnen hij de zorginkoop moet vormgeven. Indien - ondanks de extra middelen die recent op structurele basis beschikbaar zijn gesteld voor deze doelgroep – het zorgkantoor niet in staat is hiervoor voldoende middelen vrij te spelen kunnen partijen dit conform de geëigende procedure als knelpunt aanmelden (voorzien van een onderbouwing). VWS beslist hierover. Deze informatie moet bekend zijn in het bestuurlijk “thermometer”overleg. Zwolle zal aandringen op aansluiting bij dit overleg tussen Rijk en G4. • VWS beziet of de onder hierboven genoemde onderbouwing (bijvoorbeeld bij onevenredig grote aantallen daklozen die recht hebben op AWBZ-zorg), tot een herverdeling van regiobudgetten moeten leiden. c. Jaarafspraken: • Zorgkantoren concretiseren de onder a. genoemde meerjarenafspraken in hun overeenkomsten en productieafspraken met zorginstellingen . • Gemeenten concretiseren de onder a. genoemde meerjarenafspraken in hun beleid en uitvoering op het terrein van de maatschappelijke opvang. • Zorgkantoren en gemeenten maken prestatieafspraken over instroom, doorstroom en uitstroom. Waar de gemeente de andere ketenpartners op hun aandeel in de trajectplannen aanspreekt, doet het zorgkantoor dat naar de zorgaanbieders. Als een zorgaanbieder niet aan de prestatieafspraken kan of wil voldoen, contracteert het zorgkantoor andere aanbieders. • Zorgkantoren en gemeenten evalueren jaarlijks prestaties en proces. d. Afspraken over procedures en verantwoordelijkheden • De gemeente is verantwoordelijk voor signalering, tijdelijke opvang van dak- en thuislozen en indien nodig toeleiding naar andere voorzieningen (waaronder AWBZinstellingen); • Het zorgkantoor is verantwoordelijk voor het contracteren van opvang/behandeling en verblijf (uitvoering ligt bij de keten), voorzover dit AWBZ-gefinancierd kan worden; • Zorgkantoren en gemeenten maken procedureafspraken over eventuele tussentijdse wijzigingen (bijvoorbeeld als blijkt dat de prognoses sterk afwijken van de werkelijkheid);
48/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
• Zorgkantoren en gemeenten informeren elkaar op afgesproken tijden over de voortgang in de productie; • Zorgkantoren en gemeenten doen gezamenlijke materiële controles van gecofinancierde voorzieningen; • De gemeente organiseert op gezette tijden een bestuurlijk overleg (platform) met zorgkantoor en zorgaanbieders; • Gemeente en zorgkantoor gezamenlijk dragen zorg voor een coördinatiestructuur die leidt tot optimale samenwerking tussen de ketenpartners; • De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van een vorm van coördinatie (veldregie op systeemniveau). e. Afspraken over individuele trajecten: De afspraken over individuele trajecten omvatten: • Het individueel trajectplan wordt opgesteld door de cliëntmanager; • De gemeente spreekt met het CIZ af dat de indicatiestelling door de cliëntmanager wordt gedaan (met mandaat van CIZ); • Patiënten met complexe problematiek worden aangemeld bij de veldregisseur/ het coördinatiepunt, waarna de patiënt wordt toegewezen aan een zorgaanbieder; • Bij de toewijzing helpt het zorgkantoor als de klant daarom vraagt (bemiddeling); • De toewijzing leidt direct tot zorgverlening, met inachtneming van het hierboven gestelde over de regionale contracteerruimte; • De cliëntmanager bewaakt (mede) de uitvoering van het trajectplan en informeert de veldregisseur/ het coördinatiepunt over de voortgang; • De veldregisseur intervenieert wanneer een individueel traject stagneert; • Het zorgkantoor eist van de zorgaanbieders verantwoording op individueel cliëntniveau (zorgverlening en financiën) op basis van de (nu nog in de maak zijnde) afspraken over bekostiging en verantwoording in de AWBZ; • In de contracten tussen zorgkantoor en zorgaanbieders wordt opgenomen dat een actie tot uitvoering van een individueel trajectplan ingezet door de cliëntmanager richting zorgaanbieder moet worden beschouwd als effectuering van het inkoopcontract tussen zorgkantoor en zorgaanbieder (en dus moet worden uitgevoerd).
49/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
Instrument 7: Modelaanpak onverzekerdheid en budgetbeheer Functie van dit instrument Dit instrument geeft aan op welke wijze verzekering tegen ziektekosten (zowel basis als aanvullend indien dat wenselijk wordt geacht) van de doelgroep kan worden gerealiseerd en hoe zeker kan worden gesteld dat de daaruit voortvloeiende verplichting om premie te betalen zal worden nagekomen. a Indeling Er moeten twee zaken worden onderscheiden: • De verzekering tegen (de juiste) ziektekosten van betrokkenen. Daarvoor zal het instrument collectieve verzekering worden ingezet. • Het nakomen van de verplichtingen die voortvloeien uit de polis, i.c. premie betalen. Daarvoor zal het instrument budgetbeheer worden ingezet. b. Collectieve verzekeringen De volgende aanpak zal worden gevolgd: • De gemeente Zwolle heeft een collectieve basisverzekering Zorg voor bijstandsgerechtigden en overige minima afgesloten met verzekeraar Achmea. • In het collectieve poliscontract wordt de bepaling opgenomen dat de polis gedurende de gehele looptijd kan worden toegepast op nieuwe personen uit de doelgroep op het moment dat intake van deze personen plaatsvindt in het kader van de MO en deze nog niet verzekerd blijken te zijn. • Gedacht wordt aan een waarschuwingssysteem om tijdig actie te kunnen ondernemen als bijstandsklanten hun betalingsverplichting niet nakomen. Deze aanpak is van belang in twee opzichten: • De gehele doelgroep is in beginsel adequaat verzekerd (mits de betalingsverplichtingen zijn nagekomen). Dit betekent dat de zorg die gedekt is krachtens de basisverzekering in elk geval kan worden betrokken en ingezet in het individuele trajectplan (zie hierna onverzekerdheid). • Omdat er voor de gehele doelgroep sprake is van dezelfde verzekeraar, is, afhankelijk van het contracteerbeleid van de verzekeraar, de kans groter dat met een vaste groep aanbieders in de uitvoeringsketen moet worden samengewerkt. Dat vergemakkelijkt het maken van afspraken over een zoveel mogelijk sluitende keten. • Zorgtoeslag Er wordt naar gestreefd de zorgtoeslag rechtstreeks over te maken naar de verzekeraar.
50/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
c. Budgetbeheer Voor de gehele doelgroep MO geldt dat het op eigen kracht nakomen van de verplichtingen die voortvloeien uit de ziektekostenpolis(sen) (i.c. premie betalen) zeer waarschijnlijk overwegend op problemen zal stuiten (als men die verplichtingen wel zelfstandig kan nakomen, rijst de vraag of men nog tot de doelgroep behoort). Als men zijn verplichtingen niet nakomt, raakt men alsnog onverzekerd en neemt de kans op schulden toe vanwege het boetesysteem. Het is wenselijk onverzekerdheid zoveel mogelijk te voorkomen. Om dat te bereiken zal voor de doelgroep waar nodig en mogelijk budgetbeheer als instrument worden ingezet. Dat wordt als volgt aangepakt. • In het kader van de persoonsgerichte aanpak (zie instrumenten 1, 2 en 4) zal op het moment van de intake: 9 Ten eerste: op basis van de collectieve polis, verzekering tegen ziektekosten plaatsvinden van betrokkene, voorzover betrokkene nog niet verzekerd blijkt; 9 Ten tweede: standaard budgetbeheer worden aangeboden (onder toelichting van het belang daarvan uit hoofde van het beschikbaar zijn van zorg). 9 Ten derde: wordt het bedrag voor de ziektekostenverzekering automatisch doorbetaald, voor zover de klant een WWB uitkering heeft. • In eerste aanleg wordt voor het budgetbeheer vrijwillige medewerking van betrokkenen gevraagd. Daarbij wordt zeer dringend op het belang er van gewezen. • Gemeenten kunnen budgetbeheer verplicht opleggen, met gebruikmaking van artikel 57 WWB, aan die mensen die een uitkering krachtens de WWB ontvangen en die geen regie over hun eigen leven kunnen voeren. Hiervoor moeten gemeenten gegronde redenen hebben. Deze gegronde redenen kunnen onder meer liggen aan het feit dat men tot de doelgroep behoort. • Budgetbeheer wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de gemeenten. • In het kader van het budgetbeheer worden ondermeer schuldsaneringstrajecten geëffectueerd en de financiële handelingen uit hoofde van de ziektekostenverzekering verricht. Onverzekerdheid wordt op die manier voorkomen. d. Risicogroep Ook bij toepassing van deze modelaanpak blijft er een beperkte groep bestaan die waarschijnlijk onverzekerd zal zijn. Voor deze groep geldt dat er geen juridische mogelijkheden zijn om medewerking aan budgetbeheer af te dwingen. Het ligt in die rede dat in de loop van de uitvoering van het Plan deze (hopelijk beperkte) groep wel volledig bekend is omdat het de bedoeling is dat de gehele doelgroep uit de anonimiteit is gehaald. In het rapport van de werkgroep onverzekerden (brief minister van VWS aan de Tweede Kamer d.d.14 december 2005) wordt verder ingegaan op de mogelijke aanpak met betrekking tot deze groep.
51/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
Instrument 8: Modelaanpak effectuering specifieke woonvoorzieningen Functie van het instrument Dit instrument geeft aan met behulp van welke procedure levering van tijdige en passende woonruimte kan worden geëffectueerd. Met name wordt aangegeven welke elementen moeten worden opgenomen in tussen gemeente, corporaties en zorgkantoren af te sluiten prestatieafspraken over een woonvoorzieningenprogramma. In de prestatieafspraken worden zowel de intenties als de invulling daarvan in concrete resultaten met de voorwaarden en condities vastgelegd. Dit past naadloos in het traject dat met Geef Opvang de Ruimte is doorlopen, met name rond het onderzoek naar de woonbehoefte. De daar gemaakte afspraken moeten hier worden overgenomen, aangevuld. Ook een visie over de wijze waar voorzieningen in de stad en regio gelokaliseerd kunnen worden vormt onderdeel van het woonvoorzieningenprogramma. Verder is in Zwolle een harmonisering van de afspraken met betrekking tot beheersplannen gaande. Dit wordt nadrukkelijk bij dit instrument betrokken. a Vaststelling van de behoefte. Aard en omvang van de doelgroep moet worden vastgesteld. Uitgangspunt in dit kader is dat de doelgroep bestaat uit personen die: • om te kunnen wonen tijdelijk of permanent in meerdere of mindere mate woonzorg nodig heeft, dat wil zeggen: zorg om zelf een huishouden te kunnen voeren en/of geen overlast te veroorzaken en/of criminaliteit plegen en/of niet zichzelf te verwaarlozen. • uit een bestaande (zorg)voorziening in de betreffende gemeente uitstromen. Het vastleggen van de omvang van de benodigde woonarrangementen is niet eenvoudig. Het moet voldoende gespecificeerd gebeuren. Dit moet worden geconcretiseerd op lokaal niveau. Het verdient aanbeveling in elk geval de volgende categorieën te onderscheiden resp. af te wegen: • Grootschalige woonvoorzieningen voor permanent verblijf (24-uurs begeleiding) (40 plaatsen per eenheid) • Overige specifieke klinische voorzieningen (w.o. duurzaam verblijf) • Grootschalige woonvoorzieningen voor kortdurend verblijf (corporatiehotels, pensions) • Grootschalige voorzieningen voor beschermd wonen (25 – 35 plaatsen) • Kleinschalige voorzieningen voor beschut wonen (2-4 personen) • Zelfstandige woningen (met woonbegeleiding). • Gezinshuizen (w.o. flitswoningen in scheidingssituaties) • Passende woonunits in het souterrain (voor situaties bij huisuitzetting wegens schulden of overlast; met onderscheid naar niet kunnen en niet willen). b Garanties De volgende garanties worden expliciet geformuleerd (zekerstelling) • de woningcorporatie(s) garandeert passende huisvesting;
52/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
• de gemeente garandeert tijdige aanpassing van bestemmingsplannen als dat voor de totstandkoming van de woonvoorziening noodzakelijk is; • de gemeente garandeert de noodzakelijke woonbegeleiding voorzover dat tot haar taakgebied behoort • het zorgkantoor garandeert (op basis van en in overeenstemming met haar inkoopcontracten met zorgaanbieders) de noodzakelijke (bemoei)zorg door de zorgaanbieders voorzover deze AWBZ-gefinancierd is (zie ook instrument 6). • De gemeente organiseert het proces van samenwerking in de uitvoering tussen gemeente, corporatie(s) en zorgaanbieder(s). c. Concrete verantwoordelijkheden en uitvoeringscoördinatie In aansluiting op de overeengekomen garanties ad b worden de concrete verantwoordelijkheden van betrokken instanties en personen en de uitvoeringscoördinatie duidelijk vastgelegd. • Corporatie, politie en gemeente hebben ieder hun verantwoordelijkheid op het gebied van leefbaarheid van buurten en voor de aanpak van woonoverlast. Hierbij dient ook de verantwoordelijkheid van de cliënt zelf te worden betrokken. Dit kan bijvoorbeeld concreet worden vertaald in een contract tussen huurder/cliënt, verhuurder en zorg(organisatie), waarbij de huurder tekent voor begeleiding en een goed huurschap, de zorgorganisatie de begeleiding garandeert en de verhuurder voor de woning zorgt. • De uitvoeringsregie kan het beste in handen van de cliëntmanager worden gelegd (persoonsgerichte aanpak). d. Relatie met beleid t.a.v. preventie uithuiszettingen In instrument 9 zijn modelprotocollen neergelegd met betrekking tot het beleid ter voorkoming van uithuiszettingen. De relaties met dat instrument zijn de volgende: • Element van de te effectueren specifieke woonvoorzieningen zijn alternatieven in het souterrain van de woningmarkt als uithuiszetting niet is te vermijden. • Het ligt in de rede dat in het kader van het afsluiten van contracten de beide instrumenten in samenhang te beschouwen. e. Begeleiding en zorg Aandachtspunten bij de definiëring van de af te spreken begeleiding zijn: • Goede begeleiding is niet alleen nodig op grond van individuele problemen, maar ook om de leefbaarheid in de wijken te ondersteunen. Juist in deze wijken is de huisvestingsdruk van de kwetsbare groepen erg groot, omdat hier goedkope (kleinere) woningen staan. • Voor de OGGZ-cliënten die uit andere regimes opnieuw instromen op de woningmarkt (waaronder verslaafden, maatschappelijke opvang, ex-gedetineerden) kan worden aangesloten bij al in gang gezet beleid om goede transitiezorg te leveren, waaronder voorbereiding op wonen (zie hiervoor o.a. instrument 11 modelprocedure aansluiting nazorg bij ontslag uit detentie). f. Financiën In het contract moet duidelijk worden vastgelegd wie wat betaalt, zodat dit niet in de uitvoering alsnog een belemmering wordt. Hierbij spelen de volgende aandachtspunten: 53/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
• Nazorg voor OGGZ-cliënten, incl. woonbegeleiding wordt deels (nog) gefinancierd uit de AWBZ (70%)(geïndiceerd) en deels uit gemeentelijke middelen (30%). • Soms is financiering via de reclassering mogelijk; • de provincie verdeelt de middelen voor de jeugdzorg; • mensen die huisvesting zoeken, nog geen begeleiding ontvangen maar wel tot de doelgroep behoren, zullen in eerste instantie vooral aankloppen bij vooral de laagdrempelige opvangvoorzieningen. De woongerelateerde begeleiding zal bijvoorbeeld door de zorgorganisaties moeten worden georganiseerd en gefinancierd, waarbij sommigen van de gemeente subsidie ontvangen; • corporaties hebben een maatschappelijke taak, w.o. het huisvesten van aandachtsgroepen (ook als dat niet helemaal kostendekkend kan). g. Planning en monitor De lokale afspraken dienen voorzien te zijn van een (realistische) planning en afspraken over een structurele monitor. Vooraf gestelde indicatoren van de monitor zouden kunnen zijn: • vermindering van aantal cliënten in de maatschappelijke opvang; • kortere gemiddelde verblijfsduur in opvangvoorzieningen; • daling van het aantal huisuitzettingen; • effect op leefbaarheid in wijken; • het nakomen van procesafspraken; • realisatie van nieuwe woonarrangementen; Zie ook de indicatoren opgenomen bij de hoofddoelstellingen en de operationele doelstellingen in het algemene deel van het Plan.
54/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
Instrument 9: Modelprotocollen preventie huisuitzettingen als gevolg van huurschuld resp. van overlast Functie van het instrument: Met dit instrument kunnen gemeenten in samenwerking met woningcorporaties en particuliere verhuurders huisuitzetting voorkomen door vroege onderkenning van signalen en problemen, die uiteindelijk kunnen leiden tot huisuitzetting, en door het toeleiden naar de juiste hulpverlening. a Instrument 9A: Protocol preventie uithuiszetting i.v.m. huurschuld • Fase 1. Signalering huurschuld door verhuurder (1- max. 3 mnd. huurachterstand) 9 De verhuurder start de incassoprocedure 9 Vóór het inschakelen van een deurwaarder geeft de verhuurder informatie voor een betalingsregeling en nodigt de huurder uit om contact op te nemen. Zonodig neemt de verhuurder zelf contact op. 9 Blijkt in het contact met de huurder meervoudige problematiek, dan verzoekt verhuurder het lokale zorgnetwerk om actieve benadering. • Fase 2. Deurwaarder (2 tot max. 4 mnd huurachterstand) 9 Bij geen reactie van de huurder wordt het dossier ter incasso overgedragen aan incassobureau of deurwaarder. 9 De deurwaarder biedt in opdracht van de verhuurder opnieuw nadrukkelijk een betalingsregeling aan. 9 Als een huurder ingaat op aanbod betalingsregeling en er blijkt meervoudige problematiek dan verzoekt verhuurder het zorgnetwerk om actieve benadering. 9 Tijdens het op gang komen van de schuldenregeling onderneemt deurwaarder geen actie. • Fase 3. Kantonrechter ( 3 tot 5 mnd huurachterstand) 9 De dagvaarding wordt daadwerkelijk uitgebracht. 9 Bij het uitbrengen van de dagvaarding wordt de huurder aangemeld bij het zorgnetwerk (bij voorkeur een centraal meldpunt).In geval van een gezin met kind(eren) schakelt het zorgnetwerk het bureau Jeugdzorg in. 9 Het zorgnetwerk vervult de regisserende en coördinerende rol en zorgt ervoor dat een aanbod plaats vindt om een betalingsregeling en zorg te regelen. 9 In ruil voor het accepteren van de betalingsregeling (schuldhulpverlening, budgetbeheer, kredietbank) laat de verhuurder de deurwaarder de ten uitvoerlegging opschorten. 9 In situaties waar een stok achter de deur nodig (b)lijkt laat verhuurder niet opschorten. • Fase 4. Na vonnis 9 Als de huurder na het vonnis alsnog een betalingsregeling accepteert met schuldhulpverlening en budgetbeheer, dan zal in opdracht van de verhuurder het vonnis worden opgeschort. 9 Van uitvoering van het vonnis wordt definitief afgezien als de schulden zijn voldaan of geregeld. • Fase 5. Uithuiszetting zonder dakloosheid
55/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
Als al het bovenstaande niet heeft gewerkt komt het tot uitvoering van het vonnis en volgt huisuitzetting. In dat geval helpt het lokale zorgnetwerk de huurder met het zoeken van alternatieve huisvesting zodat dakloosheid voorkomen wordt. Voor het niveau van de geboden huisvesting geldt de randvoorwaarde dat deze niet als premie op slecht gedrag fungeert. b Instrument 9B: Protocol preventie uithuiszetting i.v.m. overlast Overlast kan ontstaan door criminele activiteiten, asociaal gedrag en meervoudige problematiek van de huurder. Bij constatering van overlast veroorzaakt door crimineel gedrag volgt een strafrechtelijk traject. Overlast door asociaal gedrag is de meest voorkomende vorm van overlast. Bij overlast veroorzaakt door meervoudige problematiek zijn vaak allerlei hulpverlenende instanties ingeschakeld en zijn meerdere partijen betrokken. Afstemming, b.v. door een cliëntmanager, is hierbij belangrijk en kan lopen via het lokale zorgnetwerk (GGD). Indien er sprake is van overlast is het volgende protocol van toepassing Fase 1. Signaleren bij eerste en lichte overlast. 9 Er gaat een klacht naar de verhuurder 9 De verhuurder hoort de klager 9 De verhuurder onderzoekt de klacht en lost de eenvoudige overlast op en informeert de klager. 9 De verhuurder registreert en vormt een dossier. 9 De verhuurder behandelt de klacht binnen twee weken en wikkelt deze snel af. • Fase 2. Behandelplan onder voorwaarden bij voortgezette resp. belangrijke overlast, al of niet samengaand met meervoudige problematiek. 9 Er vindt een melding plaats aan een meldpunt overlast of lokaal zorgnetwerk. 9 Het meldpunt overlast of lokaal zorgnetwerk zorgt ervoor dat in samenwerking met politie, maatschappelijke dienstverlening, verhuurder, psychiatrische verpleegkundige dienst (GGD) een behandelplan opgesteld wordt. Het behandelplan kan bestaan uit: afspraken met de huurder, met de verhuurder, een contract onder voorwaarden, begeleid wonen, laatste kans op een andere woning, enz. 9 Voor deze fase geldt een maximumperiode van 3 maanden. Als de overlast na 3 maanden niet geheel of gedeeltelijk is opgelost, volgt fase 3. • Fase 3 Huisuitzetting Indien de maatregelen conform fase 2 geen effect hebben volgt uithuiszetting. In dat geval helpt het lokale zorgnetwerk de huurder met het zoeken van alternatieve huisvesting zodat dakloosheid voorkomen wordt. Om dakloosheid te voorkomen kan in dat geval alternatieve woonruimte worden aangeboden die voldoet aan de criteria dat die woonruimte niet kan worden ervaren als premie op slecht gedrag en dat niet voor andere burgers overlast ontstaat (i.c. zeer geïsoleerde ligging). c Overzicht verantwoordelijkheden • Huurder 9 Huur op tijd betalen 9 Geen asociaal gedrag 56/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
• Verhuurder 9 Vroegtijdige signalering 9 Aanbieden van betalingsregeling 9 Toeleiden naar (schuld)hulpverlening 9 Persoonlijke benadering • Gemeente 9 Zorgen voor de mogelijkheid tot eenduidige en simpele toeleiding naar de zorg (centraal meldpunt) 9 Voldoende capaciteit schuldhulpverlening en kredietbank 9 Informatie aan sociale en particuliere verhuurders
57/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
Instrument 10 Modelaanpak schuldhulpverlening en schuldsanering Functie van het instrument: Dit instrument heeft tot doel de schuldenproblematiek beter aan te pakken door schuldhulpverlening en schuldsanering. Schuldhulpverlening en schuldsanering moeten beschikbaar zijn voor de doelgroep en die personen die tot de doelgroep dreigen te behoren: wachtlijsten zijn niet acceptabel. In de financiële raming van dit Plan is de benodigde personele capaciteit voor schuldhulpverlening opgenomen. Schuldhulpverlening moet laagdrempelig en praktisch gericht zijn. Het instrument heeft een directe relatie met de component budgetbeheer uit instrument 7 en met instrument 2, de procedure voor de persoonsgerichte benadering (w.o. de cliëntmanager). Utrecht geeft aan dat schuldhulpverlening en schuldsanering bij Utrecht goed werkt doordat de verantwoordelijkheid voor schuldhulpverlening en budgetbeheer bij een MOinstelling ligt onder supervisie van de kredietbank zonder daarin de voorwaarden van de NVVK verplicht te hoeven betrekken (het project ‘Stadsgeldbeheer’). a Voorgenomen maatregelen In de eerste plaats zijn een aantal al voorgenomen of optionele maatregelen, die deels zullen leiden tot wijzigen van regelgeving, van belang. Dat betreft: • BTW-vrijstelling op niet-vrijgestelde activiteiten van leden van NVVK. De NVVK heeft het ministerie van Financiën verzocht om toepassing van een BTW vrijstelling op de niet-vrijgestelde activiteiten van hun leden (schuldhulpverlening en budgetbeheer). Een oplossing is gerealiseerd bij de wijziging per 1 januari 2006 van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 in verband met de herziening/ vereenvoudiging van de sociaal-culturele vrijstelling. • Verplichte cursus budgettering Het ministerie van Justitie bereidde begin 2006 voorstellen voor om te komen tot een verbeterd stelsel van voorwaardelijke sanctiemodaliteiten en ruimere toepassing van bijzondere voorwaarden. In het kader van een voorwaardelijke straf bestaat de mogelijkheid om als bijzondere voorwaarde een cursus budgetteren op te leggen. • Preventie problematische schulden DSB-groep, Leger des Heils, gemeente Tilburg en andere marktpartijen ondernemen initiatieven om tot uitbreiding van schuldregistratie te komen. Hiermee nemen zij concreet hun verantwoordelijkheid met het oog op het belang van voorkomen van overkreditering. Financiën zal in overleg met initiatiefgroep een stimulerende rol vervullen om deze uitbreiding van registratie van schulden te realiseren. Bovendien zal het ministerie van Financiën naast de maatregelen in de Wet financiële dienstverlening, waaronder informatieverstrekking (o.a. aanscherping kredietreclameregels) en de kredietwaardigheidstoets, een aantal extra maatregelen nemen ter voorkoming van problematische schulden ontstaan door overkreditering, namelijk het verlagen van de maximale kredietvergoeding en het verlagen van de toetsgrens voor verplichte toetsing van het BKR. • WSNP openstellen voor doelgroep MO onder verplichting van integrale hulpverlening en budgetbeheer Het ingediende wetsvoorstel tot wijziging van de WSNP werpt de complicatie op dat de toelatingsgronden van facultatief naar imperatief gaan. Daardoor komt deze 58/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
doelgroep in ieder geval niet meer in aanmerking voor wettelijke schuldsanering. Gemeenten worden verplicht zorg te dragen voor een goede begeleiding van de doelgroep naar de toelatingszitting WSNP. - Regeling ontwerpen voor verplichte deelname schuldeisers (waaronder CJIB) aan schuldhulpverlening voor deze doelgroep (WSNP). • Verplicht register beschermingsbewind (zie curatele-register) ter voorkoming van overkreditering/mogelijkheid tot vernietiging overeenkomsten. b De rol van de cliëntmanager Instrument 2 gaat in op de rol en bevoegdheden van de cliëntmanager. Van belang is tevens het in kaart brengen van de doelgroep op naam, geboortedatum en geslacht. De instellingen voor maatschappelijke opvang worden verplicht hun cliënten aan te melden. Vervolgens vindt er een ontdubbeling van de cliënten plaats door bestandskoppeling (zie instrument 4). De cliëntmanagers zullen de volgende aanpak hanteren bij schuldhulpverlening en budgetbeheer: • De cliëntmanagers regisseren, als onderdeel van een persoonsgerichte aanpak voor hun cliënten, een integraal hulpaanbod waaronder het regelen van zak- en kleedgelduitkering, aanvragen van een uitkering, regelen van een bankrekening, toeleiding tot hulpverlening bij achterliggende problematiek, budgetbeheer en schuldregeling. • Indien een persoon geplaatst wordt in een MO-voorziening wordt daaraan verplicht budgetbeheer gekoppeld. De kosten daarvan worden verdisconteerd in de dagprijs. Budgetbeheer kan door de MO-voorzieningen ingekocht bij erkende instellingen voor schuldhulpverlening (de NVVK garandeert een landelijke dekking met de bij haar aangesloten instellingen) en erkende bewindvoerders. • De cliëntmanager heeft in ieder geval de beschikking over een productenrange die bestaat uit: 9 (preventief) budgetbeheer uitgevoerd door gemeentelijke kredietbanken/erkende NVVK-schuldhulpverleningsinstellingen; 9 schuldhulpverlening uitgevoerd door gemeentelijke kredietbanken/erkende NVVK-schuldhulpverleningsinstellingen; 9 psycho-sociale hulpverlening; 9 beschermingsbewind; 9 curatele; 9 verplicht afkicken/ verslavingszorg; 9 stabilisatietraject (schuldhulpverlening) uitgevoerd door gemeentelijke kredietbanken/ erkende NVVK-schuldhulpverleningsinstellingen; 9 bijstand in natura voor personen met een WWB-uitkering (doorbetaling vaste lasten/ uitbetaling weekgeld); 9 afspraken met arrondissementen van rechtbanken over instroom WSNP. • Cliëntmanagers dragen indien noodzakelijk zorg voor een verzoek tot onder bewindstelling (beschermingsbewind). Voor dit beschermingsbewind is de toestemming van cliënt (indien mogelijk) c.q. familie (indien toestemming cliënt niet mogelijk is) c.q. de Officier van Justitie nodig (indien cliënt niet kan en familie niet kan of wil). Het verzoek tot beschermingsbewind wordt ingediend bij de rechtbank (kantonrechter).
59/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
Instrument 11: Regeling dagloonprojecten Functie van het instrument Het instrument geeft het kader weer waarbinnen de steden dagloonprojecten kunnen inzetten voor dak- en thuislozen in het kader van reïntegratie en dagbesteding. Via deze dagloonprojecten kan een dak- of thuisloze in aanmerking komen voor een vergoeding per uur voor verrichte werkzaamheden. In het geval de werkzaamheden voldoen aan de fiscale regels terzake, kan gebruik worden gemaakt van de vrijwilligersregeling voor kostenvergoedingen. a Wettelijk kader De WWB/fiscaliteit biedt in 2006 de volgende mogelijkheden om in te zetten bij dagloonprojecten: • Vrijlating gedurende maximaal zes maanden van 25% van de inkomsten uit arbeid met een maximum van € 165,- per maand. • Een jaarlijkse éénmalige onbelaste, stimuleringspremie van maximaal € 1976,-. Na toekenning eventueel in wekelijkse of maandelijkse bedragen uit te betalen (via budgetbeheer). • Toekenning van een onbelaste kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk van € 95,- per maand met een maximum van € 764,- per jaar. • Toekenning van een onbelaste kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk van € 150,- per maand met een maximum van € 1500,- per jaar, indien deze bijdraagt aan de arbeidsinschakeling [dit is nieuw en is in werking getreden per 1 januari 2006]. b Nadere toelichting • Ad 3. Als het vrijwilligerswerk geen onderdeel uitmaakt van een re-integratietraject kan in de WWB € 91,- per maand met een maximum van € 736,- worden vrijgelaten (cf. huidige vrijwilligersvergoedingen). Teneinde meer flexibiliteit te introduceren, wordt het oude weekbedrag ad € 21,- omgerekend naar een maandbedrag. Dit biedt de doelgroep meer ruimte. • Ad 4. Indien het vrijwilligerswerk bijdraagt aan de arbeidsinschakeling, kan de gemeente de hoge vrijwilligersvergoeding vrijlaten. Bij de afweging om dit binnen de WWB mogelijk te gaan maken, heeft de discussie omtrent de dagloonprojecten een belangrijke rol gespeeld. Ambtelijk Financiën meldt dat het niet bezwaarlijk is als de maandvergoeding door schommelingen in het werk- of betaalpatroon soms iets boven de € 150,- uitkomt, zolang het regelmatige beeld maar niet verstoord wordt en het jaarbedrag maar niet meer bedraagt dan € 1500,-. Ook hier bestaat derhalve enige flexibiliteit. • Het jaarbedrag van € 1500,- omgerekend naar maanden is € 125,-. Een dagloner kan derhalve iedere maand € 125,- aan vrijwilligersvergoeding ontvangen. De gemeente Utrecht geeft aan dat dit bedrag overeenstemt met wat een gemiddelde dagloner op maandbasis aan vergoeding ontvangt. De meeste dagloners halen de € 165,- per maand namelijk niet.
60/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
Instrument 12: Modelprocedure aansluiting nazorg bij ontslag uit detentie Functie van het instrument Het instrument moet bijdragen aan een naadloze overdracht rond ontslag uit detentie door Justitie aan de gemeenten (in het kader van dit Plan) zodanig dat de voorwaarden voor maatschappelijke reïntegratie worden geoptimaliseerd. Dit instrument bestaat uit twee onderdelen: • Standaard uitvoeringsprocedures; • Spelregels voor de wijze van omgang met het zgn. domicilieprobleem die Rijk en Zwolle zullen hanteren. Opgemerkt zij overigens in algemene zin dat op onderdelen sprake zal kunnen zijn van een aanloopprobleem respectievelijk van een iets meer geleidelijke overgang en realisatie van deadlines. Dit is mede afhankelijk van het overleg dat momenteel plaatsvindt tussen VNG en Rijk. Verder zijn er relaties met andere instrumenten en het algemene deel van het Plan. Terzake het volgende: • Bij de taakomschrijving wordt uitgegaan van de medewerker maatschappelijke dienstverlening (MMD-er) als aanspreekpunt. Binnen Justitie zullen nog nadere taakafspraken moeten worden gemaakt tussen MMD-ers, de trajectbegeleiders gevangeniswezen en reclassering en de reclassering. • Het huidige samenwerkingsconvenant in het kader van het Grote Steden Beleid tussen justitie en G31 beperkt zich tot de bejegening van veelplegers, welk traject niet zomaar doorkruist kan worden. Instrument 12 betreft voor een deel een andere doelgroep. Op uitvoeringsniveau zal voor zich praktisch voordoende problemen een oplossing moeten worden gezocht. Rijk en Zwolle volgen de uitvoering van realisatie/ implementatie van dit instrument om zich eventueel voordoende, niet voorziene problemen adequaat op te lossen. • Voor de context (het geheel van de samenwerkingsstructuur) waarin dit instrument zal functioneren zij verwezen naar het algemeen deel van het Plan en naar andere instrumenten, w.o. instrument 2, procedure persoonsgerichte benadering. • Voor de aanpak van de problemen rond CJIB zij verwezen naar instrument 10, het model schuldhulpverlening en instrument 4, model individueel trajectplan. • Financiële aspecten van dit instrument zijn onderdeel van de totale organisatie en lopen mee in de ramingen van instrument 2, procedure persoonsgerichte benadering. a Definities/afbakeningen • Doelgroep: De groep van verkommerden en verloederden, zoals die omschreven is in paragraaf 3.1, die in detentie verblijft en ten aanzien waarvan inspanningen gericht op reïntegratie verricht worden. • Aansluiting nazorg: inspanningen voor ex-gedetineerden ten behoeve van hun reïntegratie in de samenleving, gericht op huisvesting/ maatschappelijke opvang, zorg, arbeid, scholing, inkomen/ schuldsanering. • Nazorg justitieel kader: nazorg verricht onder verantwoordelijkheid en bevoegdheid van Justitie (MMD-ers en reclassering), wanneer sprake is van een Justitiële titel1. 1
Er is sprake van een justitiële titel wanneer er sprake is van preventieve hechtenis, intramurale of extramurale detentievariant of wanneer het kader waarin de cliënt zich bevindt is vastgelegd in bijzondere voorwaarden, opgelegd door de officier van justitie of de rechter. 61/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
• Nazorg gemeentelijk kader: nazorg verricht onder de verantwoordelijkheid en bevoegdheid van de gemeente, wanneer er geen sprake meer is van een justitiële titel. • Trajectplan: Het individuele trajectplan omschreven in instrument 4. • MMD-ers: Medewerkers Maatschappelijke Dienstverlening werkzaam binnen de Penitentiaire Inrichtingen (PI's), • Cliëntmanager MO: de functionaris omschreven in instrument 2. • Het coördinatiepunt. Het coördinatiepunt MO omschreven bij instrument 2. Dit coördinatiepunt treedt ook op als aanspreek- en informatiepunt voor de MMD-ers. In die hoedanigheid is het een coördinatiepunt nazorg. Het coördinatiepunt wordt geleid door een veldregisseur. • Netwerkcontacten: functionarissen bij diverse diensten die onderdelen van activiteiten gericht op maatschappelijke reïntegratie (de uitvoering van het individuele Trajectplan) verzorgen. • CJIB: Centraal Justitieel Incassobureau. c Standaard uitvoeringsprocedures • Elke gedetineerde wordt 8 weken voor datum ontslag (c.q. direct na aanvang detentie als de detentieperiode korter is dan 6 maanden) gekoppeld aan een vaste MMD-er. De taken van de MMD-er zijn screening, crisisinterventie, materiële hulpverlening, psychosociale ondersteuning en overdracht op de vier basisgebieden: identiteitsbewijs, inkomen, onderdak en zorg. Tot datum ontslag heeft de MMD de verantwoordelijkheid voor de nazorg. De MMD-er werkt in overleg met de ontvangende gemeente. • Uiterlijk 8 weken voor ontslag (of zo snel als mogelijk is bij kortere straffen) wordt het volgende geregeld: 9 De MMD-er stelt in overleg met de betrokken gedetineerde en met de betrokken gemeente vast in welke gemeente betrokkene na datum ontslag zich zal gaan vestigen. Hierbij worden de spelregels domicilie navolgend weergegeven gehanteerd. 9 De MMD-er meldt betrokkene zo tijdig mogelijk maar uiterlijk 2 maanden voor datum ontslag (tenzij de detentieperiode nog korter is) aan bij het gemeentelijk coördinatiepunt in de desbetreffende gemeente wanneer dat nog niet is gebeurd. (NB. 24.145 gedetineerden gaan in 2005 binnen twee maanden met ontslag, dat is 55,9 % van het geheel. DJI gaat momenteel na wat de MMD-er dan precies kan doen. Detentie kan in dit verband namelijk eerder gezien worden als een korte onderbreking van een lopend maatschappelijk proces). 9 Het coördinatiepunt bepaalt wie na datum ontslag als cliëntmanager voor betrokkene zal optreden en geeft dit door aan de MMD-er. 9 De MMD-er treedt in contact met de cliëntmanager en verkrijgt indien hij dat nodig acht zijn netwerkcontacten (zie bij instrument 2) in de diverse diensten en meldt zich bij hen aan. 9 De MMD-er stelt in overleg met de toekomstige cliëntmanager een individueel trajectplan op. Dit is een gedeeld individueel Plan van Aanpak met zo concreet mogelijke eindkwalificaties en tevens een tijdpad voor die elementen die voor einde detentie dienen te zijn geregeld. Het dossier heeft een standaardopbouw. Format voor het individueel trajectplan is in principe het model cf. instrument 4.
62/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
Dit hangt echter tevens af van de bij de PI's in gebruik zijnde systemen (zie ook de bestuurlijke afspraak terzake). • De MMD-er bewerkstelligt in de beschikbare periode voor datum ontslag in interactie met de netwerkcontacten de uit het trajectplan voortvloeiende nazorgactiviteiten en houdt daarvan passende registratie in het digitale dossier. Voorzover wenselijk te achten, houdt hij contact met de toekomstige cliëntmanager. • De MMD-er draagt in de laatste week voor de datum ontslag uit detentie in overleg met de cliëntmanager het dossier over aan het coördinatiepunt. • Indien de gedetineerde schulden heeft, waaronder schulden uit hoofde van boetes, dan legt de MMD-er contact met de Sociale Dienst en worden indien mogelijk de modelprocedures schuldhulpverlening (instrument 11) tevens toegepast. De boetes maken dan onderdeel uit van het totale schuldhulpverleningstraject. d Spelregels domicilie Uitgangspunten: • Niemand mag tussen wal en schip vallen. • Iemand die de penitentiaire inrichting verlaat en beschikt over een officieel adres of briefadres, kan zich laten inschrijven in de desbetreffende gemeente. • Waar het leden uit de onderhavige doelgroep betreft, hanteren de G4 het begrip regionale binding. Dat houdt in dat iemand, die gedurende de drie jaar voorafgaand aan de detentie minimaal twee jaar aantoonbaar zijn hoofdverblijf heeft gehad in de regio van de betreffende centrumgemeente, zich kan laten inschrijven en gebruik kan maken van de noodzakelijke MO voorzieningen en zorg. De regel is, dat de betrokken cliënt teruggaat naar de gemeente, waar hij vandaan komt. Zwolle is voornemens bij dit uitgangspunt aan te sluiten. • DJI en de gemeente gaan uit van de regel 'voor wat hoort wat'. Dat houdt in dat de betrokken cliënt gebruik kan maken van de geboden voorzieningen, wanneer hij binnen zijn mogelijkheden meewerkt aan een individueel plan van aanpak dat erop is gericht hem optimaal te laten functioneren (met cliëntmanager als ‘lifeguard’). • Code of conduct: DJI en de gemeente wijzen geen verzoek om meewerken aan een oplossing af binnen de hieronder beschreven werkwijze. Werkwijze • De MMD-er zal altijd contact opnemen met het coördinatiepunt van de gemeente, waar betrokkene voor detentie heeft verbleven. Hij zal kennis nemen van het begeleidingsplan en zich door de gemeente laten adviseren. • De MMD-er zal zijn activiteiten richten op een terugkeer van betrokkene naar die gemeente, tenzij in overleg met de gemeente van herkomst anders wordt beslist. • Wanneer om gegronde redenen besloten wordt een andere gemeente als domicilie te kiezen, dan wordt dat gedaan in nauw onderling overleg (MMD-er, oorspronkelijke gemeente, nieuwe gemeente en betrokken cliënt). • De betreffende gemeenten zijn verantwoordelijk voor een onderlinge overeenstemming. • De MMD-er zal met medewerking van de gemeente van herkomst in gesprek met betrokken cliënt aansturen op een terugkeer naar de gemeente van herkomst. Wanneer in uitzonderingsgevallen de cliënt kan aantonen, dat hij met gegronde reden naar een andere gemeente wil verhuizen, dan zullen de betrokken gemeenten 63/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
aan die wens trachten te voldoen, met als voorwaarde dat het voor het trajectplan een positieve bijdrage betekent. • Als in redelijkheid geen duidelijke gemeente van verblijf kan worden vastgesteld, beziet de MMD-er aan de hand van andere criteria hoe plausibel domicilie kan worden bepaald. Hiervoor komen met name in aanmerking plaats van geboorte en woonplaats van familie of andere personen waarmee betrokkene kan worden geacht een positieve sociale relatie te onderhouden. Ook kan rekening worden gehouden met de plaats waar betrokkene het laatste MO-voorzieningen heeft genoten. • Na vaststelling van domicilie zal de ontvangende gemeente aan de MMD-er alle medewerking verlenen om de in het plan van aanpak vastgestelde eindtermen tijdig te bereiken. Dat houdt in: het gereed hebben van onderdak, zorg en begeleiding; het beschikbaar hebben van een voorschot op een uitkering en afspraken om de uitkering tijdig te regelen. Reikwijdte • Deze afspraken gelden voor DJI en de G4. • Zodra de afspraken zijn bevestigd door de bestuurders, zal actie worden ondernomen om vervolgens de centrumgemeenten te winnen voor deze werkwijze. • Zwolle is voornemens hierbij aan te sluiten, maar zal bij de definitieve afweging de uitkomsten van het lopende overleg tussen VNG en Rijk betrekken.
64/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
Instrument 13 Realisatie voorziening voor duurzaam verblijf Functie van het instrument Dit instrument bevat de uitgangspunten voor (de realisatie van) Duurzaam Verblijf. Uitgangspunten Duurzaam Verblijf (DV) Op de Bestuurlijke Conferentie van 5 september 2005 hebben de G4 verzocht om een nieuw type voorziening binnen de BOPZ, die duurzaam beschermd verblijf voor chronische drugsverslaafden biedt. De Staatssecretaris van VWS heeft daarop toegezegd dat deze voorziening ten laste van de AWBZ gerealiseerd kan worden. Instrument 13 beschrijft de uitgangspunten voor D.V. De huidige zorgketen voor ernstige drugsverslaafden is primair gericht op behandeling en resocialisatie binnen de stedelijke context. Het in de laatste dertig jaar ontwikkelde zorgaanbod is inmiddels zeer divers en varieert van ambulante zorg tot langdurige klinische behandeling. Voor een bepaalde groep drugsverslaafden blijkt de huidige beschikbare reeks van interventies niet te werken. Deze groep wordt onbehandelbaar2 genoemd en geeft in de praktijk veel overlast voor de omgeving. Het betreft chronisch verslaafde en co-morbide patiënten, die in aanmerking komen voor een Bopz-opname, maar die in bestaande voorzieningen niet te handhaven zijn en daardoor toch vaak weer op straat belanden. Voor deze categorie patiënten is een andere invalshoek nodig, gericht op duurzaam beschermd verblijf. De uitgangspunten van de benadering samenvattend worden de huidige zorgvormen ingeruild voor een ondersteunend woon/zorg/behandelconcept binnen een voorziening voor duurzaam verblijf, waarbij verbetering van de kwaliteit van leven voorop staat. Voor de korte termijn is het streven naar drugs abstinentie en reïntegratie in de samenleving niet het primaire doel. Voor de lange termijn is terugkeer in de samenleving een mogelijkheid. Om de patiënt in die ontwikkeling te steunen is het van belang dat hij relaties opbouwt en vaardigheden (opnieuw) leert. Daar zal over het algemeen gesproken veel tijd mee zijn gemoeid. Meer tijd dan de patiënt zich in eerste instantie zal gunnen. Daarom wordt het noodzakelijk geacht om deze groep patiënten gedwongen op te nemen via de voorlopige Rechterlijke Machtiging (RM) en de Machtiging tot voortgezet verblijf. Zorgaanbieders die voor de realisering van D.V. om uitbreiding van AWBZ-plaatsen vragen, dienen rekening te houden met de volgende uitgangspunten: •
2
Doelgroep: patiënten die lijden aan langdurig drugsverslaving en ernstige psychiatrische stoornissen, al dan niet in combinatie met lichamelijke
Met “onbehandelbaar” wordt bedoeld het gebleken gezamenlijk onvermogen van patiënt en hulpverlening
om veranderingen ten goede te realiseren. Duurzaam verblijf heeft tot doel deze patiëntengroep perspectief op verbetering te bieden 65/66
67
Datum Titel
13 februari 2007 Stedelijk Kompas Zwolle
verwaarlozing, grotendeels met machtiging opgenomen krachtens de Wet BOPZ. Het gaat om zowel mannen als vrouwen. •
Zorgaanbod/behandelplan: Doelen van de behandeling en het verblijf in de voorziening zijn de afname van het gevaar voor verdere teloorgang en de stabilisering en waar mogelijk verbetering van de psychische, sociale en lichamelijke toestand zonder abstinentie van druggebruik na te streven. Reïntegratie blijft een perspectief. Het zorgaanbod behelst minimaal de volgende onderdelen: - diagnostiek en vaststelling van het behandelplan; - behandeling van somatische, verslavings-, psychiatrische en psychosociale problematiek; - aanleren van sociale vaardigheden; - ontwikkelen van interesses en vaardigheden op het gebied van dagbesteding; - plaatsing in één van de beschermde woonvormen op het instellingsterrein. - de mogelijkheid tot een gevarieerde zingevende dagbesteding.
• Procedure bij plaatsing en ontslag Plaatsing geschiedt middels een regionale plaatsingsprocedure. Deze kan als volgt ingevuld zijn: 9 Nadat een patiënt een RM heeft ontvangen meldt de verantwoordelijke hulpverlener (of cliëntmanager) de patiënt aan bij de voor dit doel op te zetten gemeentelijke Plaatsingscommissie D.V. 9 Na aanmelding beoordeelt de Plaatsingscommissie de ernst van het toestandsbeeld van de patiënt en besluit al dan niet tot plaatsing in D.V. Dit besluit is bindend. 9 Voor verlenging van het verblijf in D.V. vraagt de instelling een Machtiging tot voortgezet verblijf aan. 9 Een patiënt wordt uit D.V. ontslagen met in achtneming van de richtlijn voorwaardelijk ontslag, die door GGZ Nederland wordt ontwikkeld. Een patiënt wordt pas ontslagen als deze geruime tijd voor ontslag (bijv. 2 maanden) is aangemeld bij de lokale cliëntmanager en Plaatsingscommissie, deze een adequaat nazorgtraject heeft kunnen ontwerpen en deze derhalve akkoord is met ontslag. Zonodig vindt ontslag plaats op basis van een Voorwaardelijke machtiging. •
Locatie en gebouw Landelijk gelegen voorziening waar de patiënten gedwongen verblijven, dan wel een voorziening binnen de eigen stedelijke zorgketen wanneer sprake is van een duurzaam verblijf als integraal onderdeel van de stedelijke OGGZ/ zorgketen.
66/66