Stedelijk Kompas 2011-2014 Definitieve versie 31 maart 2011
Utrecht 100% thuis
Kern van de aanpak in Utrecht: samenvatting Wat willen we We willen het aantal mensen dat dakloos raakt tot een minimum beperken. Waar dat toch gebeurt bieden we snel en slagvaardig opvang, ondersteuning en zorg. We ondersteunen mensen op basis van wederkerigheid naar vormen van zelfstandig(er) wonen. De cliënt zelf levert een actieve bijdrage aan het plan: 'voor wat, hoort wat'. We werken zo veel mogelijk volgens het principe 'Housing First' en 'Work First' en gaan uit van de eigen kracht van de cliënt. We geven prioriteit aan zwerfjongeren en verbinding met het programma alcohol en middelen. Hoe doen we dat Voor het voeren van regie op het Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang (PvA MO) is de inkoop ons belangrijkste sturingsinstrument. De goede samenwerking hierop tussen Agis zorgverzekeraar en de gemeente Utrecht zetten we in de tweede fase voort en bouwen we verder uit. Bij de keuzes voor inzet van budgetten betrekken we cliëntenvertegenwoordigers op structurele wijze. Om onze ambities op preventie en (blijvend) herstel te kunnen bekostigen, bouwen we de komende jaren 25 % van het huidige budget Opvang 1 om naar inzet hierop. Deskundig, betrouwbaar en consistent accounthouderschap vanuit gemeente en zorgverzekeraar is daarbij een voorwaarde en heeft absolute prioriteit. Wie doet wat De veldpartijen en de cliënten in de stad zijn onze natuurlijke partners in de ketenzorg rond de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ)-doelgroep. Samen met Agis Zorgverzekeraar geven we met dit kader en de inkoop aan wat we willen en onder welke voorwaarden, de wijze van invullen laten we over aan de expertise van onze partners. Doelstellingen en indicatoren: alle indicatoren zijn volledig gerealiseerd eind 2014 1. We investeren meer in preventie en herstel en minder in opvangvoorzieningen Indicator 1a: 25% van het huidige budget Opvang is omgebogen naar inzet op preventie en herstel (t.o.v. budget 2011) Indicator 1b: Aantal plekken in de Opvang 2 is afgenomen met 100 ten opzichte van 2010 (huidig aantal plekken is ongeveer 275) 3 2.
we werken gericht aan het versterken van de eigen kracht op basis van wederkerigheid De zelfredzaamheidsmatrix 4 en participatieladder wordt bij 100% van de doelgroep ingezet Indicator 2b: Cliënten(vertegenwoordigers) zijn op structurele wijze betrokken bij de subsidieen inkoopcyclus Indicator 2c: Minimaal 25% van de nieuw ingestroomde daklozen neemt deel aan de aanpak 'Housing First'
Indicator 2a:
3.
de jaarlijkse instroom van nieuwe dakloze cliënten daalt De instroom van nieuwe dakloze cliënten is gedaald met 10% ten opzichte van 2010
indicator 3: 4.
verblijf in de opvang is gericht op snelle doorstroom 90% van de nieuwe instroom in de opvang start binnen 1 week met een traject gericht op passende huisvesting, zorg/ondersteuning, financiën en dagbesteding indicator 4b: 90% van de (ex)daklozen is voorzien van een stabiele mix 5 op het gebied van financiën, huisvesting, zorg en dagbesteding binnen 2 jaar na instroom.
indicator 4a:
5.
we voorkomen terugval en bevorderen blijvend herstel In minimaal 4 wijken is de (na)zorg integraal vormgegeven volgens het principe van terugschakelen en opschakelen 6
indicator 5a:
1 2 3 4
Crisisopvang, laagdrempelige opvang en 24 uurs opvangvoorzieningen
concrete invulling in overleg met de aanbieders en op basis van een nog op te stellen uitvoeringsplan Deze doelstelling is in lijn met het speerpunt van Agis op extramuralisering
Of een soortgelijk instrument. Dit instrument moet integraal opgenomen kunnen worden in het trajectplan en
onderling vergelijkbaar zijn op G4 niveau in verband met gezamenlijke monitoring 5 Stabiele mix is 6 maanden stabiel op de genoemde leefgebieden
2-17
indicator 5b: Indicator 5c:
6.
100% van de uitstroom uit de opvang naar deze wijken wordt gemonitord gedurende 2 jaar De herstelaanpak is gerealiseerd binnen bestaande budgetten, met inbreng van ervaringsdeskundigheid van cliënten en in de uitvoering mede vormgegeven door cliënten.
we zetten extra in op het voorkomen van dakloosheid onder jongeren De instroom van dakloze jongeren is gedaald met 20% tov 2010 Minimaal 25% van de ingestroomde dakloze jongeren neemt deel aan de aanpak 'Room First 7 '
indicator 6a: indicator 6b:
6
Dat wil zeggen dat de hulp flexibel en op maat ingezet kan worden. Intensiever als het moet, en minder intensief
als het kan. Dit is een aanpak die overeenkomt met 'housing First'. Meteen passende huisvesting onder voorwaarde van
7
acceptatie van ondersteuning, vandaar uit werken aan verder herstel. Vooral voor jongeren is dit belangrijk om te voorkomen dat zij (te) lang in de opvangketen blijven hangen
3-17
Aanleiding In 2006 besloten de vier grote steden (G4) en het Rijk de bestaande aanpak van dakloosheid gezamenlijk te intensiveren. Dit G4 Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang 8 (2006) betekende de start van een integrale, persoonsgerichte aanpak van dakloosheid om de leefsituatie van dakloze mensen te verbeteren samen met de zorgverzekeraar. De doelen van de eerste fase van dit plan zijn in 2009 succesvol gerealiseerd. Bijna 10.000 daklozen kregen een beter toekomstperspectief door een individueel traject van onderdak, passende ondersteuning, zorg en inkomen. Ook kwamen in alle vier de steden minder mensen op straat terecht waardoor de overlast is teruggedrongen en de veiligheid toegenomen 9 . Gegeven het succes van de eerste fase wordt de aanpak voortgezet met een tweede fase. De G4 en het Rijk tekenden op 9 februari 2010 de intentieverklaring 10 hiervoor. Om de (maatschappelijke) winst vast te houden wordt in de periode van 2010 tot 2014 het ambitieniveau in de tweede fase verbreed van het verbeteren van de leefsituatie van daklozen naar het structureel tegengaan van dakloosheid. Deze ambitie is uitgewerkt in het PvA MO 2e fase 11 en samengevat in drie hoofddoelstellingen: 1. Voorkomen van dakloosheid door te investeren in preventie van uitval en op het voorkomen van terugval. 2. In zorg en opvang brengen van mensen die nu nog dakloos zijn en verbeteren van de doorstroom. 3. Bevorderen dat mensen die in zorg en opvang zitten uitstromen en re-integreren en participeren in de samenleving (blijvend herstel). Het G4-Plan wordt naar verwachting tijdens het Bestuurlijke Overleg tussen het Rijk en de G4 in 13 april 2011 vastgesteld. De steden blijven vanzelfsprekend verantwoordelijk voor de uitvoering van het plan in hun eigen stad en moeten op lokaal niveau invulling geven aan de aanpak. In dit plan vindt u het kader voor de Utrechtse aanpak van de tweede fase: het Stedelijk Kompas 2011 - 2014. Met dit plan geven we richting aan de gezamenlijke inzet voor de OGGZ-doelgroep in Utrecht als centrumgemeente voor de MO. Het plan is tot stand gekomen door nauwe samenwerking met Agis en tussen de gemeentelijke diensten GG & GD, DMO, SO en OO & V en gebaseerd op de actieve inbreng van alle ketenpartners uit het veld en de cliëntenvertegenwoordigers en belangenbehartigers. Dankzij de expertise en praktische ideeën van de partners zijn we tot een haalbare aanpak gekomen om de nieuwe ambitie waar te kunnen maken. In het Plan van Aanpak MO II ligt de focus op een tweeledige aanpak: Daar waar mensen letterlijk op straat (dreigen te) komen kiezen we voor een persoonsgerichte aanpak, gericht op snelle door- en uitstroom op weg naar blijvend herstel in de wijk. Tegelijkertijd werken we samen met anderen om gaten in het systeem te signaleren en te zorgen dat die gaten gedicht worden vanuit de betreffende sector. Het voorkomen van nieuwe instroom is een brede en gezamenlijke inspanning. We doen dit onder andere via de brede aanpak sociaal kwetsbaren.
Opbrengsten eerste fase Voor Utrecht lag de focus op een groep van 4400 sociaal kwetsbare mensen waarvan 1250 feitelijk dak- en thuislozen (omvangschatting 2005). In de eerste fase (looptijd 2006-2009) zijn de mensen die op straat leefden grotendeels onder dak en in zorg gebracht. Eind 2009 zaten 1150 mensen in een traject, waarvan 848 in een stabiele situatie. Eind 2010 zijn inmiddels 1725 mensen onderdak en in zorg gebracht. Van deze groep hebben 1005 mensen een stabiele situatie op het gebied van zorg, wonen en inkomen. De instroom en toewijzing van zorg en woonvoorzieningen wordt geregeld via een centrale toegang. Na aanmelding krijgt iedere cliënt een integraal en individueel traject onder begeleiding van een trajectmanager. Er is meer 8 9
Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang 2006-2014, Rijk en Vier grote steden, 7 februari 2006.
Monitor Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang, Rapportage 2009: Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en
Utrecht, Trimbos-instituut, Utrecht 2010. 10 11
Intentieverklaring inzake de tweede fase van het Plan van Aanpak MO (collegebesluit RIS 17033). Plan van aanpak maatschappelijke opvang, Rijk en vier grote steden, versie 5.0, 15 juli 2010.
4-17
differentiatie in het woon- en zorgaanbod. Zoals bijvoorbeeld voor zwerfjongeren, daklozen met een lichte verstandelijke handicap, oudere daklozen en het project Housing First. Een centrale website (www.jekuntmeer.nl) matcht vraag en aanbod van werk en dagbesteding. In het convenant 'van Burgerschap naar Baan' hebben zorgaanbieders en gemeente ambities vastgelegd op dit gebied voor de komende vier jaar. Het participatiefonds maakt eigen initiatieven van daklozen mogelijk. Er zijn veel minder huisuitzettingen door huurschuld (van 256 in 2005 naar 80 in 2009). Er ligt een gezamenlijk gedragen plan op het gebied van wonen en woonvoorzieningen: BinnenPlaats2. In de keten wordt beter en gerichter samengewerkt, zowel binnen de gemeente als tussen de veldpartijen. En 'last but not least': gemeente en Agis werken intensief samen bij het inkopen en subsidiëren van opvang, wonen en zorg voor deze groep vanuit een gezamenlijke inkoopkoers en gedeelde regie verantwoordelijkheid. Het PvA MO 1ste fase is dus een succes. Maar dat wil niet zeggen dat we kunnen stoppen met de integrale en gerichte aanpak. Om de opbrengsten te bestendigen, verder uit te bouwen en nieuwe instroom te beperken, is een vervolgaanpak nodig. Daarin verleggen we de focus nog meer naar preventie en herstel van dakloosheid.
Veranderde context (Teruglopende) gemeentelijke budgetten
Bij de eerste fase van het PvA MO was sprake van een uitbreiding van de middelen. Op dit moment is dat niet aan de orde en gaan we uit van gelijkblijvend budget. Tevens moeten we bedacht zijn op een cumulatie van effecten door bezuinigingen op aanpalende sectoren. Bijvoorbeeld door inkrimping van reïntegratiebudgetten, komt een groot deel van de PvA MO doelgroep niet meer in aanmerking voor gemeentelijke activeringsactiviteiten omdat zij geen perspectief hebben op (betaald) werk. Daardoor wordt de kans op uitval en terugval groter. Op dit moment is nog niet duidelijk hoe het kabinetsbeleid en de nasleep van de financiële crisis uitwerken op de gemeentelijke begroting, zowel wat betreft de ambtelijke capaciteit als in de beschikbare structurele subsidies. Reden te meer om in dit kompas heldere prioriteiten te stellen en duidelijke keuzes te maken, waardoor we met de beperkte middelen zoveel mogelijk kunnen bereiken.
Brede aanpak sociaal kwetsbaren
Vanuit de gemeente wordt gewerkt aan een overkoepelend kader sociaal kwetsbaren 'participatie voor iedereen'. Er is een gemeenschappelijke visie geformuleerd, die leidend is voor alle aanpakken die gericht zijn op de sociaal kwetsbaren (ongeveer 15.000 personen). Dat zijn: het actieprogramma Nota Volksgezondheid (waar het PvA MO en het programma Gezonde Wijk onderdeel van zijn), de routekaart naar vernieuwend welzijn (waar het programma Sociaal Isolement onderdeel van is), het dienstverleningsconcept Sozawe, de participatienota en de inzet op prestatieveld 6 van de WMO (individuele verstrekkingen). Deze visie is tevens leidend voor de wijze van invulling van de taken die vanwege de stelselwijzigingen awbz naar de gemeente overgeheveld zijn (en nog gaan worden). Belangrijke uitgangspunten zijn: uitgaan van eigen kracht en mogelijkheden van de burger; van 'recht op' naar compensatie: kijken naar de behoefte van de burger en naar wat hij als tegenprestatie kan leveren; verbinden van formeel met informeel; collectief aanbod waar mogelijk, individueel waar nodig; integrale aanpak en samenwerking met een duidelijke taakverdeling en onderling versterken van de aanpakken, geen dubbelingen, geen gaten; bepalen wat we niet meer, minder, of anders gaan doen; de gemeente doet geen werk dat anderen (partijen of burgers) zelf kunnen doen. In dit stedelijk kompas werken we volgens bovenstaande uitgangspunten en geven er voor de doelgroep van het PvA MO concreet invulling aan. Daarnaast richten we ons op een goede samenwerking met aanpalende sectoren en beleidsvelden om preventie en herstel samen verder vorm te kunnen geven.
Volksgezondheidsnota en Utrecht Gezond!
Het PvA MO is integraal onderdeel van het actieprogramma nota volksgezondheid 2011 – 2014 die naar verwachting het tweede kwartaal 2011 wordt vastgesteld. Daarnaast is er een nieuw actieplan Utrecht Gezond! 2011-2013 in ontwikkeling waarin de samenwerking tussen Agis en gemeente wordt vastgelegd. Het stedelijk kompas wordt daarin opgenomen. 5-17
Overheveling taken AWBZ naar gemeente
De komende jaren wordt de al eerder ingezette beweging verder voortgezet. Onderdelen van de AWBZ gaan over naar de gemeenten. Dit raakt de brede groep sociaal kwetsbaren, en daarbinnen ook de doelgroep van het PvA MO. Vanaf 2011 (overgangsjaar) worden de inloopactiviteiten GGZ overgeheveld naar de gemeente, vanaf 2012 is de gemeente daar zelf verantwoordelijk voor. Hier liggen kansen om de inloop nadrukkelijker als onderdeel van preventie en (blijvend) herstel in te richten. Vanaf 2013 (overgangsjaar) komt de nu door de AWBZ gefinancierde dagbesteding en extramurale begeleiding naar de gemeente. Veel mensen uit de doelgroep van het PvA MO maken gebruik van deze begeleiding bij het wonen en in mindere mate van de dagbesteding. Tegelijkertijd wordt op dit moment vanuit de AWBZ en de gemeente extra ingezet op wonen in de wijk met een eigen voordeur. Voor het welslagen daarvan is voldoende ambulante begeleiding een essentiële voorwaarde. Door genoemd beleid zal de behoefte aan extramurale begeleiding alleen maar toenemen. De verwachting is dat deze taak naar de gemeente gaat met een korting van 5% op het totaalbudget. Gecombineerd met de verwachte toename aan vraag levert dit een behoorlijke frictie op. Daarnaast zijn er voornemens om de zorg voor mensen met een IQ tussen 70 en 85 niet meer uit de AWBZ te vergoeden. Begeleiding en zorg voor deze groep wordt bij de gemeenten neergelegd. Dit betreft een complexe en kwetsbare groep die vaak tussen wal en schip valt vanwege hun lage IQ, hun beperkte sociale aanpassingsvermogen en de chroniciteit van hun handicap. Zijzelf erkennen vaak hun beperking niet en door de omgeving worden zij structureel overschat. Zij zijn vaak extra ontvankelijk en kwetsbaar voor verleidingen en misbruik waardoor ze een groter risico hebben om op straat te belanden. Om deze groep adequaat te kunnen helpen en instroom in de OGGZ-keten te voorkomen dient het (collectieve) aanbod vanuit de WMO geschikt gemaakt te worden voor deze doelgroep. Tot slot is het de bedoeling dat alle zorg voor jeugd overgaat naar de gemeenten. Omdat de inzet op jeugd en zwerfjongeren een belangrijk speerpunt is voor de 2de fase van het PvA MO, is het belangrijk deze ontwikkelingen goed te volgen en er op in te spelen.
Uitvoering AWBZ voor eigen verzekerden
De uitvoering van de AWBZ gaat over van het zorgkantoor naar de zorgverzekeraars. Voor de doelgroep maatschappelijke opvang gaan de zorgverzekeraars uit van een representatiemodel, waardoor de gemeente Utrecht de positieve samenwerking met Agis voort kan zetten. Het is de bedoeling dat één zorgverzekeraar voor een bepaalde gemeente of regio de verantwoordelijkheid draagt en zorgt voor een goede afstemming tussen medische zorg, AWBZ-zorg en voorzieningen die anders gefinancierd worden (bijvoorbeeld door de gemeente). Dit biedt kansen voor een nog betere en meer integrale afstemming op de inzet voor de groep sociaal kwetsbaren en in het bijzonder de doelgroep van het PvA MO.
Ontwikkelingen in de basisverzekering
Voor de toekomst verwachten we aanscherping van het pakket en verhoging van het eigen risico en/of de eigen bijdrages. Dit kan consequenties hebben voor wat aan zorg en preventie vanuit de zorgverzekering kan worden geboden én voor de bereidheid van de cliënt om zorg en begeleiding te accepteren.
Speerpunt Agis op extramuralisering.
Voor de komende jaren heeft Agis extramuralisering als speerpunt benoemd. Concreet betekent dit dat mensen die daartoe in staat zijn zelfstandig (gaan) wonen met begeleiding op maat. Binnen het Plan van Aanpak MO hebben we het dan over mensen die nu in een RIBW voorziening (hostel, sociaal pension of begeleid wonen project) wonen. Daarnaast wordt een verschuiving ingezet van APZ (algemeen psychiatrisch ziekenhuis)-opname met behandeling naar RIBW met behandeling. Dit alles draagt bij aan de in dit kompas geformuleerde doelstelling om inzet op door- en uitstroom naar de wijk te bevorderen. Dit betekent voor de stad Utrecht een toename van het aantal kwetsbare mensen in de wijken waar passend aanbod voor moet zijn (verbinding tussen awbz/zvw gefinancierde zorg en gemeentelijk gefinancierde zorg). Ook neemt de druk op de schaarse huizenmarkt voor bijzondere doelgroepen hiermee toe. Voor het welslagen hiervan is voldoende ambulante begeleiding van hoge kwaliteit een randvoorwaarde. 6-17
Woningmarkt
In Utrecht is sprake van een zeer krappe woningmarkt. Door de financiële crisis wordt er minder verhuisd waardoor het aantal sociale huurwoningen dat vrijkomt beperkt is. In 2010 is er samen met alle betrokken partijen het actieplan wonen OGGZ, BinnenPlaats2, ontwikkeld, met als doel de stagnatie op het gebied van wonen te doorbreken. Geschikte locaties voor de laatste benodigde woonvoorzieningen en voldoende zelfstandige woningen om de gewenste door-en uitstroom te realiseren vormen een belangrijke randvoorwaarde om de ambities voor de tweede fase te behalen.
Doelgroep & afbakening Uit de VMU-monitor blijkt dat in Utrecht 4-5% van de volwassen bevolking sociaal kwetsbaar is, dat zijn tussen de 10.000 en 15.000 mensen. Binnen deze groep behoren ongeveer 4400 mensen tot de zeer kwetsbaren. Zij zijn (ex)dakloos of hebben grote kans dakloos te raken. Ons doel is om te voorkomen dat mensen dakloos raken. Tegelijkertijd is de realiteit dat elke (stadse) samenleving altijd een zeer kwetsbare groep zal bevatten. De omvang daarvan is redelijk stabiel, ongeveer 2% van de volwassen bevolking. Aanleiding en interne problematiek kunnen veranderen en daarmee ook de behoeften en hulpvraag. Dit vraagt alertheid en maatwerk van gemeente en (zorg) aanbieders. Ondanks alle inspanningen zal een zekere instroom blijven bestaan en daarmee de behoefte aan een beperkte en flexibele opvangketen. Ook is er een bepaalde groep die ondanks alle inspanningen steeds opnieuw dreigt uit te vallen. Het opschakelen naar meer hulp indien nodig en terugschakelen naar minder als het weer kan, hoort onlosmakelijk bij deze chronische doelgroep. We zoeken de verbinding met deze groep 'langdurig zorgafhankelijken' aan de ene kant en de groep die vooral te kampen heeft met psycho-sociale in combinatie met materiële problematiek (zoals schulden en huisvesting) aan de andere kant. In de brede aanpak sociaal kwetsbaren wordt deze verbinding geborgd. Doelgroep stedelijk kompas 1. In het stedelijk kompas beperken we ons tot de 'rechthebbende' OGGZ-doelgroep. Dat zijn mensen die een binding hebben met de regio Utrecht en die (dreigend) dakloos zijn in combinatie met multiproblematiek en niet zelfredzaam zijn (zie ook de bijlage). 2.
We signaleren dat er sprake is van een toename van mensen, die volgens de wet geen recht hebben op zorg, maar die wel opduiken in het opvangcircuit (niet-rechthebbende EUonderdanen, illegalen). In het kader van opvang voor deze groep vragen wij van het rijk dat zij zorg draagt voor tijdelijke opvang en repatriëring voor deze groep dan wel de gemeente beleidsmatige en financiële ruimte biedt om dit te doen. Mocht de gemeente de opvang van deze groep gaan regelen, dan kiezen we ervoor om dat gescheiden te doen van de rechthebbende OGGZ-doelgroep.
Analyse van de huidige opgave De tweede fase van het PvA MO is vooral gericht op preventie van uitval en blijvend herstel voor diegenen die uit de zorg/opvang-keten stromen. Op middellange termijn zou dit betekenen dat deze keten kan krimpen. Enerzijds omdat potentiële uitvallers eerder worden gesignaleerd en hiermee uit de opvang worden gehouden, anderzijds omdat de mensen die nu opgevangen worden versneld en duurzaam doorstromen naar zelfstandige(r) vormen van wonen. Doordat we beter zicht hebben op de doelgroep, zien we ook duidelijker welke opgave er nog ligt.
Huidige daklozen
Er zijn ongeveer 275 plekken in de laagdrempelige opvang, crisisopvang en 24 uurs MO opvangvoorzieningen gezamenlijk waar een groter aantal unieke personen verblijft (aantal per jaar is afhankelijk van de doorstroom). We vinden het niet wenselijk dat mensen daar voor langere tijd verblijven. De door- en uitstroom naar vormen van wonen stagneert. Dit komt vooral door een tekort aan beschikbare zelfstandige woningen. 7-17
Daarnaast is er een groep mensen voor wie het huidige aanbod niet passend is. Ze zijn zeer moeilijk te begeleiden naar een zelfstandiger bestaan vanwege hun groepsongeschiktheid die conflicteert met de groepsopvang, hun anti-sociale gedrag of verslaving. Voor hen wordt in overleg met Agis zorgverzekeraar bestaand aanbod omgebogen en nieuw aanbod ontwikkeld. We weten inmiddels ook dat bij een substantiële groep daklozen sprake is van een Licht Verstandelijke Beperking. Zijzelf erkennen vaak de beperking niet en door de omgeving worden zij structureel overschat. Zij zijn extra ontvankelijk en kwetsbaar voor verleidingen en misbruik waardoor ze een groter risico hebben om op straat te belanden. Voor deze groep werken VG en OGGZ ketenpartners aan specifiek aanbod voor wonen en begeleiding.
Nieuwe instroom
Het succes van de inzet in de eerste fase op Voorkom Huisuitzetting door huurschuld (VH!) en het voorkomen van dakloosheid door uitval uit een zorginstelling of na detentie zien we terug in de cijfers. Toch zien we in 2010 nog steeds een hoge instroom van naar verwachting meer dan 400 nieuwe daklozen. Deze instroom is groter dan de maximaal te realiseren door- en uitstroom. De uitstroom wordt extra geremd door het stilvallen van de woningmarkt. We zien: - Een substantiële instroom van zwerfjongeren (tot 25 jaar), 18 % van de totale instroom. Binnen deze groep is het grote aandeel meisjes opvallend, bijna 50 %. 17 % van de jongeren heeft een kind, waarvan 4 % met partner; - Dat de belangrijkste aanleiding voor dakloosheid is: ‘huis verlaten/weggestuurd i.v.m. relatieproblemen of conflict ouders' (49 %); - Dat de instroom uit de regio ongeveer een zesde bedraagt van de totale instroom; - Dat in het voorportaal van dakloosheid de combinatie van psychiatrische problematiek, verslaving en hardnekkige schuldenproblematiek een belangrijke voorspeller is van dakloosheid. Zichtbaar is dat de opgeworpen ' damwanden' uit de eerste fase goed werken. Daarnaast moeten we ons richten op preventieve maatregelen die de instroom kunnen terugdringen en op een passend zorginstrumentarium voor een snelle door- en uitstroom van deze groep.
Herstel
Een deel van de groep is inmiddels doorgestroomd naar structurele vormen van wonen (hostels, begeleid wonen, wonen met ambulante woonbegeleiding). Van belang is dat deze mensen niet terugvallen naar (dreigende) dakloosheid. Daarvoor is, naast goede huisvesting, de juiste begeleiding nodig, een passende dagbesteding en een goede financiële situatie. Voor een deel van de groep is dit nog een punt van aandacht. Wanneer uiteindelijk de begeleiding verder afgebouwd kan worden, is tijdige signalering van dreigende terugval van essentieel belang. Hier raken preventie en herstel elkaar: voor de groep ex-daklozen die weer zo zelfstandig mogelijk functioneren moeten we zorgen dat zij niet opnieuw dakloos raken.
De Utrechtse Aanpak 2011-2014 Ambities Alleen als we inzetten op het ondersteunen van meer zelfstandigheid en participatie van mensen, kunnen we dakloosheid structureel tegengaan. De aanpak van dakloosheid mag niet beperkt zijn tot de basisbehoeften als onderdak, zorg en inkomen, maar moet ook inzetten op het activeren van mensen en het versterken van hun eigen kracht. Onze ambitie is een Utrecht met een beperkte instroom van nieuwe daklozen, een kleine maar kwalitatief goede en flexibele opvangketen, snelle door- en uitstroom en zo min mogelijk terugval. We willen het aantal daklozen tot een minimum beperken of in het uiterste geval dakloosheid tot een zeer tijdelijke situatie reduceren. We willen mensen zo snel mogelijk in hun kracht plaatsen en op basis van wederkerigheid ondersteunen naar zelfstandig(er) wonen. De cliënt zelf levert een actieve bijdrage aan het plan: 'voor wat, hoort wat'. We werken zoveel mogelijk volgens het principe 'Housing First' en 'Work First': meteen een woning en dagbesteding onder voorwaarde van acceptatie van hulp. We concluderen dat gelijktijdige inzet op preventie en op doorstroom & blijvend herstel de meeste kansen biedt om deze ambitie waar te maken. Dat betekent enerzijds goede en tijdige diagnostiek en 8-17
snelle interventie op maat. Anderzijds het vergroten van de door- en uitstroom door inzet van herstelgerichte methodieken, passend aanbod in de wijk door actief aan te sluiten bij wat er is. Daarnaast is het van belang om de instroom centraal te reguleren en kritisch te kijken naar de soort interventies die we inzetten op de nieuwe instroom: waar kan dit korter, sneller en/of lichter? Het voorkomen van overlast op straat door de doelgroep blijft een belangrijke nevendoelstelling van de aanpak. Ontwikkelingen hierop volgen we nauwlettend via de G4 brede bestuurlijke monitor. Uitgangspunten voor Utrecht • Preventie en herstel in de wijk: dakloosheid wordt voorkomen door mensen op tijd te ondersteunen in hun eigen wijk of buurt op een wijze die bij hen past en die een beroep doet op de zelfredzaamheid. Dit doen we zoveel mogelijk vanuit een normaliserende benadering. Als dat niet lukt, biedt de overheid een tijdelijk vangnet. • We werken integraal: we verbinden met wat er al is, we bevorderen de samenhang en samenwerking. Deze aanpak is niet vrijblijvend maar wederkerig. Geen van de betrokken partijen (gemeente, Agis, instelling, cliënt) mag zich onttrekken aan de aanpak. Voor gemeente en Agis geldt dat zij gezamenlijk optrekken (zowel intern als onderling) en een consistente lijn uitzetten. Voor instellingen betekent dit dat zij elkaar kunnen aanspreken op het behalen van doelstellingen op de diverse leefgebieden. Voor de cliënten betekent dit dat zij meewerken en zich inspannen om doelstellingen te behalen. • We gaan uit van de eigen kracht van de doelgroep en participatie voor iedereen: de aanpak is gericht op herstel 12 . We sluiten aan bij dat wat mensen beweegt en motiveert . Beperkingen en onmogelijkheden zijn pas in tweede instantie van belang. We maken duidelijk dat er grenzen zijn aan de zorg en dat er sprake is van een wederkerige relatie: 'voor wat hoort wat'. Dat betekent niet alleen inzet van de cliënt zelf, maar ook vanuit zijn informele netwerk (familie, vrienden, kennissen) • We kiezen voor extra inzet op jongeren: voorkomen van dakloosheid en een 'zwerfcarriëre' bij jongeren is de ultieme vorm van preventie. Bij jongeren betrekken we zo veel mogelijk de ouders en andere familieleden bij de aanpak.
Doelstellingen en indicatoren: alle indicatoren zijn volledig gerealiseerd eind 2014 1. We investeren meer in preventie en herstel en minder in opvangvoorzieningen 25% van het huidige budget Opvang is omgebogen naar inzet op preventie en herstel (t.o.v. budget 2011) Indicator 1b: Aantal plekken in de Opvang 13 is afgenomen met 100 ten opzichte van 2010 (huidig aantal plekken is ongeveer 275) 14
Indicator 1a:
2.
we werken gericht aan het versterken van de eigen kracht op basis van wederkerigheid De zelfredzaamheidsmatrix 15 en participatieladder wordt bij 100% van de doelgroep ingezet Indicator 2b: Cliënten(vertegenwoordigers) zijn op structurele wijze betrokken bij de subsidieen inkoopcyclus Indicator 2c: Minimaal 25% van de nieuw ingestroomde daklozen neemt deel aan de aanpak 'Housing First'
Indicator 2a:
3.
de jaarlijkse instroom van nieuwe dakloze cliënten daalt De instroom van nieuwe dakloze cliënten is gedaald met 10% ten opzichte van 2010
4.
verblijf in de opvang is gericht op snelle doorstroom 90% van de nieuwe instroom in de opvang start binnen 1 week met een traject gericht op passende huisvesting, zorg/ondersteuning, financiën en dagbesteding
indicator 3:
indicator 4a:
12
Bij herstel gaat het om unieke persoonlijke processen waarin mensen met (psychische) beperkingen proberen de
draad weer op te pakken en hun leven opnieuw inhoud en richting te geven. Herstel impliceert een actieve
acceptatie van problemen en beperkingen. Niet berusten, maar uitgaan van mogelijkheden die zich alsnog kunnen aandienen. 13 concrete invulling in overleg met de aanbieders en op basis van een nog op te stellen uitvoeringsplan 14 15
Deze doelstelling is in lijn met het speerpunt van Agis op extramuralisering
Of een soortgelijk instrument. Dit instrument moet integraal opgenomen kunnen worden in het trajectplan en
onderling vergelijkbaar zijn op G4 niveau in verband met gezamenlijke monitoring
9-17
indicator 4b:
90% van de (ex)daklozen is voorzien van een stabiele mix 16 op het gebied van financiën, huisvesting, zorg en dagbesteding binnen 2 jaar na instroom.
5.
we voorkomen terugval en bevorderen blijvend herstel In minimaal 4 wijken is de (na)zorg integraal vormgegeven volgens het principe van terugschakelen en opschakelen 17 indicator 5b: 100% van de uitstroom uit de opvang naar deze wijken wordt gemonitord gedurende 2 jaar Indicator 5c: De herstelaanpak is gerealiseerd binnen bestaande budgetten, met inbreng van ervaringsdeskundigheid van cliënten en in de uitvoering mede vormgegeven door cliënten.
indicator 5a:
6.
we zetten extra in op het voorkomen van dakloosheid onder jongeren De instroom van dakloze jongeren is gedaald met 20% tov 2010 Minimaal 25% van de ingestroomde dakloze jongeren neemt deel aan de aanpak 'Room First 18 '
indicator 6a: indicator 6b:
Randvoorwaarden: Voor indicator 1a en 1b, 2c en 6b geldt als voorwaarde dat er voldoende beschikbare woningen/kamers zijn. Daarvoor zijn we voor een groot deel afhankelijk van de situatie op de woningmarkt. De acties die we hier vanuit corporaties en gemeente op leveren zijn vastgelegd in het actieplan wonen. Voor indicator 3 geldt als voorwaarde dat de groep 'niet-rechthebbenden' daadwerkelijk uitgesloten wordt van de maatschappelijke opvang en indien nodig gescheiden wordt opgevangen en doorgeleid. Voor indicator 1b geldt bovendien dat we deze bij kunnen stellen op basis van de monitoring van het aantal mensen uit de doelgroep dat noodgedwongen op straat verblijft. We willen een toename van mensen op straat ten allen tijde voorkomen. Daarbij monitoren we ook de overlast op straat van de doelgroep. Beide zaken worden in de G4 gezamenlijk gevolgd en jaarlijks gerapporteerd via de bestuursmonitor. Om de doelstellingen te behalen, vertalen we de gemeentelijke inzet jaarlijks naar een uitvoeringsprogramma waarin concrete resultaten en inzet staan benoemd. Hieronder benoemen we welke activiteiten daar leidend in zijn. Wat is nodig om de doelstellingen te behalen
Doelstelling 1: meer preventie en herstel, minder opvang
Omvorming LDO/MO: naar beperkte omvang, gericht op doorstroom en uitstroom. ombuiging budget van opvang naar preventie en herstel
Doelstelling 2: versterken van eigen kracht
inzet eigen kracht conferenties en sociale media stimuleren van inzet herstelgerichte methodieken: maatwerk en eigen kracht Inzet cliëntenpanels Structurele aandacht voor een gezonde leefstijl (bewegen, voeding) Faciliteren en stimuleren van cliëntgestuurde initiatieven
Doelstelling 3: daling nieuwe instroom •
16 17
aanpak van de LDO: registratie bezoekers (nacht)opvang, invoeren code regiobinding, aparte opvang niet-rechthebbenden, evaluatie gebruik dagopvang, bevorderen snelle doorstroom Continueren en verbreden/verbinden van de inzet op VH!, woonoverlast en stille problematiek.
Stabiele mix is 6 maanden stabiel op de genoemde leefgebieden
Dat wil zeggen dat de hulp flexibel en op maat ingezet kan worden. Intensiever als het moet, en minder intensief
als het kan. 18 Dit is een aanpak die overeenkomt met 'housing First'. Meteen passende huisvesting onder voorwaarde van
acceptatie van ondersteuning, vandaar uit werken aan verder herstel. Vooral voor jongeren is dit belangrijk om te voorkomen dat zij (te) lang in de opvangketen blijven hangen
10-17
Samenwerking met de regio, zoals sluitende aanpak van mensen met huurschuld preventieve aanpak dakloosheid in relatie tot alcohol aanjagen van preventieve aanpak op transitiemomenten en bewezen triggers van dakloosheid (o.a. via brede aanpak sociaal kwetsbaren) intensivering samenwerking corporaties, (wijk)welzijnsorganisaties
Doelstelling 4: snelle doorstroom
Uitvoering actieplan wonen incl souterrain van de woningmarkt en inzet regiogemeenten Uitvoering convenant werk en dagbesteding ' van Baan naar Burgerschap' snelle inzet van passende financiële dienstverlening (budgetbeheer en schuldhulpverlening) meer differentiatie in de zorgketen (begeleidings- en woonvormen) kennis en aanpak vanuit de 1ste, 2de en 3de lijn met elkaar verbinden
Doelstelling 5: voorkomen terugval en blijvend Herstel
integrale wijkteams (multi- en interdisciplinair) met werkwijze gericht op opschakelen en terugschakelen (aansluiten bij brede aanpak sociaal kwetsbaren) Kansen e-health benutten Ontwikkelen gemeenschappelijke taal en begrippenkader Samenwerking met de regio: beschikbaar stellen van locaties voor woonvoorzieningen en zelfstandige woningen met begeleiding aansluiting sector verstandelijk Gehandicapten bij OGGZ-keten aandacht voor differentiatie naar cultuurspecifieke aanpak
Doelstelling 6: voorkomen dakloosheid bij jongeren
Integrale aanpak van zwerfjongeren, o.a. door uitvoering van het project 'room first', snelle inzet van schuldhulpverlening aansluiten bij programma voor de jeugd voor de preventieve aanpak (in samenhang met onderwijs en jeugdzorg) inzetten van de ouders bij de hulpverlening intensiveren gezamenlijke aanpak risicojongeren
Vernieuwingen in G4 verband In G4 verband zijn afspraken gemaakt over vernieuwingen die we in elke stad gaan doorvoeren en vernieuwingen die individuele steden als voortrekker voor de G4 als pilot gaan uitvoeren. Beide soorten vernieuwingen worden intensief gevolgd en gemonitored zodat ze leerervaringen voor de G4 als geheel opleveren. Vernieuwingen die elke stad gaat doorvoeren zijn: - Intensiveren van samenwerking op het gebied van gezamenlijke inkoop met zorgkantoor en zorgverzekeraar - Gerichte inzet op betrekken ervaringsdeskundigheid binnen het Plan van Aanpak MO - Gerichte inzet op overdracht van ex-daklozen naar lokale zorgnetwerken Vernieuwingen die individuele steden als voortrekker gaan uitvoeren: - Bevorderen van uitstroom door Amsterdam - Werken met integrale wijkteams door Rotterdam - Maatwerk in woonbegeleiding in den Haag - Langdurig budgetbeheer ('budget de baas') in Utrecht
Businesscase
VWS heeft opdracht gegeven voor het uitwerken van een businesscase. Die geeft antwoord op de vraag tot welke baten en kostenbesparingen op andere terreinen uitgaven aan maatschappelijke opvangbeleid leiden. In het bijzonder de maatregelen van de tweede fase van het Plan van aanpak maatschappelijke opvang Rijk/G4. De uitkomst hiervan is relevant voor de aanpak in Utrecht .
11-17
Samenwerking Binnen Utrecht In de tweede fase van het PvA MO wordt het speelveld vergroot doordat er meer ingezet wordt op preventie en blijvend herstel. We willen nadrukkelijk de kennis en netwerken die er al zijn benutten. Dat betekent een overdracht van taken naar andere afdelingen binnen de GG&GD, collega gemeentelijke diensten (DMO, SO, OO&V en Bestuursdienst) en partners in de wijk zoals de wijkwelzijnsorganisaties, de woningcorporaties en de eerste lijn. De veldpartijen in de stad zijn onze natuurlijke partners. Met de inkoop en subsidiëring geven we aan wat we willen en onder welke voorwaarden, de wijze van invullen laten we over aan de expertise van onze partners. Belangrijke partners zijn: Gemeente, Agis zorgverzekeraar, zorgaanbieders, MO-instellingen, woningcorporaties, cliëntenorganisaties, (wijk)welzijnsorganisaties, politie en justitie. Met de regio We zetten actief in op meer samenwerking met de regio. De praktijk wijst uit dat maar weinig mensen na de eerste opvang, waarvoor Utrecht als centrumgemeente de verantwoording neemt, weer teruggaan naar de regiogemeente van herkomst. Dat is niet logisch. In de eerste plaats is het voor een blijvend herstel van de cliënt meestal beter dat hij/zij terug gaat naar de vertrouwde omgeving en in de tweede plaats heeft de regiogemeente simpelweg een verantwoordelijkheid voor haar inwoners. Regiogemeenten hebben taken op het gebied van wonen en begeleiding voor kwetsbare groepen. In het actieplan wonen zijn de acties die hiervoor nodig zijn reeds vastgelegd.
Draagvlak en betrokkenheid clienten Cliënten worden gestimuleerd om zelf oplossingen te vinden voor de problemen die er zijn. Zij zijn medeverantwoordelijk voor het eigen herstel en worden actief gestimuleerd en aangesproken op hun rol daarin. We gaan uit van een wederkerige en gelijkwaardige relatie tussen cliënt en begeleider(s), waarbij ieder vanuit de eigen deskundigheid en rol zijn aandeel levert. Bij het verder vormgeven van de herstelgerichte aanpak in Utrecht is het inzetten van ervaringsdeskundigheid essentieel voor het welslagen ervan. Binnen het programma PvA MO zijn de cliënten en hun vertegenwoordigers structureel betrokken via het leefgebied cliëntenparticipatie. Zij geven de stuurgroep OGGZ gevraagd en ongevraagd advies en ontplooien daarnaast eigen activiteiten.
Organisatie en regie Het college is opdrachtgever voor het Plan van Aanpak MO tweede fase 2011-2014. Vanuit het college is de wethouder Volksgezondheid & Welzijn coördinerend bestuurder, de wethouders Wonen/RO, Sociale Zaken en Veiligheid (burgemeester) zijn nauw betrokken. De uitvoering van het plan valt onder de verantwoordelijkheid van de stuurgroep PvA MO, waar vier directeuren (SO, DMO, GG&GD en Bestuursdienst) zitting in hebben. De directeur van de GG&GD is coördinerend ambtelijk opdrachtgever. De gemeente stelt samen met Agis de kaders en doelen vast, de veldpartijen zorgen met hun expertise voor de uitvoering daarvan. Hoe de gestelde resultaten behaald worden, is aan de veldpartijen. De inkoop en subsidiëring zijn onze belangrijkste sturingsinstrumenten. De goede samenwerking hierop tussen Agis zorgverzekeraar en de gemeente Utrecht wordt in de tweede fase gecontinueerd en verder uitgebouwd. Deskundig, betrouwbaar en consistent accounthouderschap is daarbij een voorwaarde en heeft absolute prioriteit. Het plan wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking met de instellingen, de Achterkant (stedelijk netwerk cliëntenorganisaties), corporaties, politie en justitie en zorgverzekeraar. In de stuurgroep OGGZ onder voorzitterschap van de wethouder Volksgezondheid en Welzijn worden de resultaten en doelstellingen gezamenlijk gemonitord en zonodig bijgesteld. Dit gebeurt twee keer per jaar op basis van gemeentelijke rapportages uit Kris en informatie & signalen van Agis en ketenpartners. 12-17
In een aantal leefgebieden, bestaande uit middenmanagement van de verschillende veldpartijen en een coördinerend ambtenaar, vindt vertaling en afstemming op uitvoeringsniveau plaats.
Financiën Het PvA MO wordt gefinancierd uit gemeentelijke en AWBZ middelen. De gemeentelijke inzet bedraagt een kleine € 18 miljoen aan subsidies. De financiering vindt grotendeels plaats uit de decentralisatieuitkering MO. Daarnaast heeft de raad voor deze taak middelen ter beschikking gesteld. Agis zorgverzeraar en de gemeente werken met een gezamenlijke inkoopkoers voor de OGGZ doelgroep en stemmen de toekenning van budgetten onderling af. Vanuit de AWBZ worden productafspraken gemaakt voor extramurale zorg inclusief dagbesteding. In 2010 ging het om een bedrag van € 16 miljoen. Daarnaast koopt Agis plekken beschermd wonen in (RIBW) voor een bedrag oplopend tot € 36 miljoen voor 2010. Daarbovenop komt nog zo'n € 10 a 12 miljoen extra aan ZVW zorg voor onder andere het OGGZ-team, de (F)ACT en SMT teams en andere ambulante hulp. Op de huidige gemeentelijke meerjarenbegroting PvA MO zien we een structureel tekort van € 0,6 miljoen. Dit tekort is het gevolg van extra inzet op het gemeentelijk alcoholbeleid en de uitstapprogramma's voor de prostituees. Doordat er eind 2010 nog een reserve is, kunnen de tekorten tot en met 2012 gedekt worden. Vanaf 2013 is dat onduidelijk. Naast de tekorten die vast staan moeten we bedacht zijn op een cumulatie van effecten door bezuinigingen in aanpalende sectoren bij zowel rijk als gemeente. Zo wordt een klein deel van de decentralisatie-uitkering leefbaarheid en veiligheid ingezet binnen het PvA MO (€ 0,38 structureel), over de hoogte van deze uitkering bestaat vanuit het rijk nog geen duidelijkheid. Een ander voorbeeld is de inkrimping van de reïntegratiebudgetten door de gemeente waardoor een deel van de PvA MO doelgroep niet meer in aanmerking komt voor activeringsbudgetten omdat zij geen perspectief hebben op (betaald) werk. Veel maatregelen vanuit het rijk ten aanzien van armoedevoorzieningen of overheveling van functies uit de AWBZ met kortingen op het budget hebben grote impact op onze doelgroep. De gevolgen van alle veranderingen in de AWBZ, ZVW en de inzet op vermaatschappelijking door Agis en de gemeente zijn op dit moment niet in afbouw van middelen uit te drukken. De trend is wel dat in de toekomst cliënten alleen bij uitzondering en slechts tijdelijk intramuraal kunnen verblijven. De ambities voor de tweede fase financieren we uit ombuigingen van bestaand budget. Tot 2014 buigen we 25% van de huidige inzet op de opvang om naar inzet op meer Preventie en Blijvend Herstel (ongeveer € 2 miljoen).
Inkoop en Subsidie Budgetneutraal Om de gewenste ontwikkelingen rond preventie en herstel te kunnen bekostigen wordt de komende jaren 25 % van het huidige budget opvang omgebouwd naar inzet hierop. Deze middelen worden ingezet binnen de brede aanpak Sociaal Kwetsbaren. Bij de keuzes voor inzet van het budget betrekken we de cliënten op een structurele wijze. Kwaliteitseisen en inkoopkoers Agis en gemeente stellen jaarlijks de gezamenlijke inkoopkoers vast, als leidraad voor het in te kopen en te subsidiëren aanbod. Deze koers is in lijn met het vastgestelde beleid en de kaders in dit kompas. We stimuleren vernieuwingen die bijdragen aan ombuigingen naar herstel, preventie en extramuralisering. Binnen de inkoop- en subsidiecyclus worden (kwaliteits)eisen gesteld aan het aanbod. Deze worden jaarlijks bekend gemaakt. Instellingen moeten hieraan voldoen om in aanmerking te kunnen komen voor financiering. Ontschotting van financiële stromen. Het plan van aanpak beoogt een persoonsgerichte, integrale aanpak voor mensen die (dreigen) dakloos (te) raken. In veel gevallen in het aanbod prima in de bestaande financieringsstructuren van WMO, AWBZ, ZVW en Justitie te realiseren. Echter, voor een kleinere groep waarbij sprake is van gelijktijdige zorgconsumptie door de schotten heen wordt de inzet van een persoonsgericht traject gefrustreerd 13-17
door de scheiding van financieringsbronnen. Dit speelt vooral een rol bij complexe casussen die zich zowel in de kolom zorg als justitie bevinden en bij multiprobleem gezinnen, waarbij ook jeugdzorgfinanciering aan de orde is. Ook is ontschotting een belangrijke voorwaarde om de slag naar een wijkgerichte OGGZ aanpak mogelijk te maken. De inzet op gezamenlijke zorginkoop overbrugt deels de schotten tussen de financieringsstromen. Waar dit niet zo is zetten we in G4-verband naar het rijk toe actief in op het verkrijgen van regel- en experimenteerruimte om hierop te innoveren en te experimenteren op wijk- en buurtniveau.
Grafiek producten 2010 - gemeentelijk gefinancierd MAALTIJDVERST REKKING; 102; 1% BELANGENBEHA RTIGING; 178; 1%
MAATJESPROJEC T; 378; 2% OVERIG ; 1.114; 6% VOLTIJDOPVANG ; 3.783; 21%
BIJEENKOMST; 122; 1% AMBULANTE HULPVERLENING; 2.832; 16%
CRISISOPVANG; 2.093; 12%
AMBULANTE WOONBEGELEIDI NG; 1.363; 8% BEGELEID WONEN; 2.741; 15%
NACHTOPVANG; 1.321; 7% DAGOPVANG; 1.737; 10%
NB
- De getallen in de grafieken zijn afgrond in duizendtallen, zij dienen met duizend vermenigvuldigd te worden (x 1000).
- Onder het product 'overige' vallen bijv. zaken als het
inrichten/verbouwen van panden (incidenteel), de crisiskaart en de compensatie psychosociaal.
Situatie 2014: Ombuiging 25%
Situatie 2010
activiteite n gericht op preventie & herstel; 8.831; 50%
crisis-, nacht-, dag-, voltijdopv ang; 8.935; 50%
crisis-, nacht-, dag-, voltijdopvang activiteiten gericht op preventie & herstel
activiteite n gericht op preventie & herstel; 11064; 62%
crisis-, nacht-, dag-, voltijdopv ang; 6.701; 38%
crisis-, nacht-, dag-, voltijdopvang activiteiten gericht op preventie & herstel
14-17
Onderzoek, Registratie en Monitor: meten = weten
Om vast te kunnen stellen of we op de goede weg zitten, is het van belang om de resultaten van onze inspanningen goed te monitoren, dit geldt zowel voor de voortgang op cliëntniveau als op programmaniveau. Goede en volledige registratie in het Keten Registratie en Informatie Systeem (KRIS) zorgt voor beter inzicht in de aard en omvang van de instroom en zorgbehoefte van de huidige gebruikers van de opvang. Dat is nodig om slagvaardig aanbod op maat te leveren of te ontwikkelen. In de tweede fase voeren we een aantal verbeteringen en veranderingen door in KRIS: de participatieladder en de Zelfredzaamheidsmatrix worden geïntegreerd en gebruikt als 'maat' en 'taal' om de voortgang per cliënt te volgen. Tevens willen we de herstelgerichte aanpak gaan monitoren. In samenspraak met het veld ontwikkelen we een gemeenschappelijke standaard voor herstelgericht werken en een bijbehorend monitor instrument. Daarnaast wordt in 2011 het primair proces en de inzet van trajectmanagement verder ontwikkeld. De nieuwe afspraken zijn leidend voor de gezamenlijke inzet voor de doelgroep en voorwaarde voor deelname aan de ketenaanpak. In Utrecht voeren we jaarlijks een onderzoeksagenda uit. In deze agenda wordt onderscheid gemaakt in: - een verplichtingenagenda: onderzoek dat is toegezegd aan politiek en bestuur; - de kennisagenda: verdieping voor de ontwikkeling, uitvoering en verantwoording van het programma; - de academische agenda: onderzoek binnen en werkzaamheden ten behoeve van de Academische Werkplaats OGGZ. De onderzoeksagenda MO volgt de prioritering in het stedelijk kompas. Op landelijk niveau voert het Trimbos-instituut jaarlijks de '‘Monitor Plan van aanpak Maatschappelijke Opvang’ uit. Hierin wordt de stand van zaken gevolgd op de landelijk in G4-verband te kiezen hoofdindicatoren.
Communicatie Communicatie is een vitaal onderdeel van het PvA MO. Hiervoor is structureel aandacht, zowel in brede overkoepelende zin als rondom specifieke acties, ontwikkelingen en projecten. Het begin van de tweede fase vormt tevens de aftrap voor een brede voorlichtingscampagne die tot doel heeft om begrip en aandacht te vragen voor deze bijzondere groep Utrechters. De campagne krijgt een verder vervolg in een communicatieplan voor de komende vier jaar waarin we bestuur, bevolking, ketenpartners en speciale doelgroepen gericht informeren en betrekken bij de uitrol van de tweede fase.
15-17
Bijlage 1 Doelgroepafbakening PvA MO Zelfstandig wonen zelfredzaam
Acute crisissituaties
Op straat, dakloos
PROCES VAN UITVAL
Zelfstandig wonen multiproblemsituaties
1 2 3 4
PROCES VAN HERSTEL
Zelfstandig wonen met risico’s
0
Zelfstandig wonen zelfredzaam
ALGEMENE BEVOLKING
Zelfstandig wonen nazorg en waakvlam
RISICO IN DE GEMEENSCHAP
Begeleid & beschermd wonen & ambulante woonbegeleiding
KWETSBAAR IN DE GEMEENSCHAP
Intramuraal wonen
KWETSBAAR IN INSTITUTIES
Op straat, dakloos
KWETSBAAR OP STRAAT
OGGz-ladder van uitval en herstel (naar Wolf, 2006 en van Bergen, 2006).
Sociaal kwetsbaren bevinden zich in de tredes 2,3 en 4. Uit de VMU blijkt dat op basis van registratiegegevens 5% van de Utrechtse volwassenen sociaal kwetsbaar is. Dit percentage ligt in werkelijkheid nog iets hoger omdat een deel van de sociaal kwetsbaren (dakloos, zorgmijders) niet bij instellingen bekend is en bepaalde voorzieningen, zoals de laagdrempelige opvang, niet in beeld gebracht zijn (via de registratiegegevens). In Utrecht betreft de groep sociaal kwetsbaren ongeveer 10.000 tot 15.000 personen. Een deel daarvan valt onder de (persoonsgebonden) aanpak van het PvA MO: dat aantal wordt geschat op ongeveer 4400. Met name op trede twee en voor een deel op trede 1 zitten de mensen die door verschillende aanpakken bereikt kunnen worden, en waarvoor het belangrijk is om goede afspraken te maken over taakafbakening. Binnen de gemeente Utrecht doen we dat vanuit de brede aanpak sociaal kwetsbaren ('participatie voor iedereen'). Nadere specificatie van de doelgroep van het PvA MO Dat betekent dat de doelgroep van het PvA MO bestaat uit alle mensen in trede 3 en 4, met uitzondering van de mensen die in verpleeg- en verzorgingstehuizen zitten. Daarnaast zit een deel van de doelgroep van het PvA MO in trede 2. Aan de linkerkant van de ladder (proces van uitval) zijn dat de mensen die dreigend dakloos zijn, door een combinatie van allerlei problemen plus bijvoorbeeld huurschuld, woonoverlast en stille problematiek. Daar hebben we vanuit het PvA MO specifieke aanpakken voor. Aan de rechterkant van de ladder op trede 2 (proces van herstel) gaat het enerzijds om ex-daklozen, die nog niet stabiel genoeg zijn, en nog vanuit het PvA MO begeleiding moeten krijgen. En anderzijds om mensen die niet helemaal naar de onderste trede van de ladder zijn afgedaald, maar die dreigend dakloos zijn geweest, en door de juiste inzet en hulp naar de rechterkant van de ladder zijn overgestapt. Een deel van de mensen in trede 2 valt niet onder het PvA MO (zie hierboven). Daarnaast is er een schatting dat ongeveer 1 – 1,5 % van de bevolking illegaal is, dat zijn ongeveer 4000 mensen. Deze groep is buiten de totale schatting gehouden van het aantal sociaal kwetsbaren. Een klein deel van de groep maakt (incidenteel) gebruik van de maatschappelijke opvang. Deze groep valt niet onder de doelgroep van het PvA MO. Bron: Themarapport Volksgezondheidsmonitor Utrecht 2010: zorg voor sociaal kwetsbaren, maart 2010
16-17
Bijlage 1 actieplan wonen Bijlage 2 aan de slag in utrecht
17-17