KWALITEIT
Standaarden Revalidatie
Versie november 2011 Mw. E. Cox, MA, NVLF Mw. A. van Hemert, MA, NVLF Mw. Drs. J. van der Vloed, NVLF
1
Inhoud 1. .Inleiding................................................................................................................................................4 1.1
Doel standaarden en checklisten...................................................................................................................... 4
1.2
De logopedist en het revalidatiecentrum....................................................................................................... 5
2. .Standaarden en checklisten......................................................................................................14 2.1
De praktijk........................................................................................................................................................... 14
3. .Tot slot................................................................................................................................................15 LOGOPEDISCHE STANDAARDEN VOOR KINDER- EN JONGEREN-REVALIDATIE................................16 VERWIJZING..................................................................................................................................................................... 16 INVENTARISEREN HULPVRAAG.................................................................................................................................... 16 AFNEMEN ONDERZOEK................................................................................................................................................. 18 FORMULEREN VAN CONCLUSIES EN BESLISSEN WEL OF NIET BEHANDELEN..................................................... 19 OPSTELLEN BEHANDELPLAN....................................................................................................................................... 20 UITVOEREN VAN DE BEHANDELING............................................................................................................................ 21 TUSSENTIJDSE EVALUATIE / EINDEVALUATIE............................................................................................................ 22 AFSLUITEN VAN DE BEHANDELING............................................................................................................................. 23
LOGOPEDISCHE STANDAARDEN VOOR VOLWASSENENREVALIDATIE...............................................24 VERWIJZING..................................................................................................................................................................... 24 AFNEMEN ANAMNESE EN ONDERZOEK..................................................................................................................... 24 DIAGNOSE EN BESLUITVORMING................................................................................................................................ 25 BEHANDELPLAN............................................................................................................................................................. 27 BEHANDELING................................................................................................................................................................ 28
KWALITEIT
EVALUEREN...................................................................................................................................................................... 29 AFRONDEN EN NAZORG................................................................................................................................................ 29
STANDAARDEN BEHEER VOOR KINDER-, JONGEREN- EN VOLWASSENENREVALIdATIE ................31 CHECKLIST.................................................................................................................................................33 A. Logopedist in een organisatie................................................................................................................................ 33 B. Groepen logopedisten in een organisatie . ......................................................................................................... 33 C. Kwaliteitskringen...................................................................................................................................................... 34 Praktische tips voor het gebruik van de checklist................................................................................................... 34
2
CHECKLIST LOGOPEDISCHE STANDAARDEN VOOR KINDER- EN JONGERENREVALIDATIE............35 CHECKLIST LOGOPEDISCHE STANDAARDEN VOOR VOLWASSENENREVALIDATIE..........................43 CHECKList beheer voor kinder-, jongeren- en volwassenrevalidatie.............................52 Literatuur..............................................................................................................................................54 BEGRIPPEN/afkortingen/wetten.....................................................................................................55 BIJLAGEN.................................................................................................................................................. 62 Bijlage 1 Informatie Internation Classification of Functioning, Disability and Health (ICF).............................62
KWALITEIT
Focusgroepen........................................................................................................................................65
3
1.
Inleiding
In dit document worden de standaarden voor logopedisten werkzaam in een revalidatiecentrum beschreven. De standaarden bestaan uit drie delen: er is een standaard voor de kinder- en jongerenrevalidatie gericht op curatie en een standaard voor volwassenenrevalidatie gericht op curatie en een standaard gericht op beheer. Daarnaast worden in de begrippenlijst definities gegeven van diverse begrippen die in dit verband relevant zijn. Er wordt ook ingegaan op manieren waarop de standaarden en de bijbehorende checklisten gebruikt kunnen worden.
1.1
Doel standaarden en checklisten
De standaarden, zoals hierna geformuleerd, beschrijven het logopedisch proces in het revalidatiecentrum. De logopedische standaarden hebben hun plaats in een geheel van logopedische kwaliteitsinstrumenten. Ze vloeien voort uit het methodisch logopedisch handelen (Kuiper, 2007). De logopedische standaarden en het methodisch logopedisch handelen zijn landelijke afspraken, waarvan in principe niet mag worden afgeweken (mits beargumenteerd). De logopedische standaarden kunnen de basis vormen voor landelijke, regionale of multidisciplinaire richtlijnen. In richtlijnen worden aanbevelingen gedaan, waarvan een logopedist beargumenteerd mag afwijken. Per instelling kan van de richtlijnen een eigen protocol gemaakt worden, dat op zijn beurt de basis vormt voor het dossier van de revalidant. De plaats van de logopedische standaarden in het geheel van logopedische kwaliteitsinstrumenten wordt in figuur 1 weergegeven. Per kwaliteitsinstrument wordt weergegeven op welk niveau dit kwaliteitsinstrument gebruikt wordt.
Methodisch logopedisch handelen (landelijk)
KWALITEIT
Logopedische standaarden (landelijk)
Richtlijnen (landelijk / regionaal / multidisciplinair) Protocollen (per instelling) Dossier (per instelling)
Figuur 1. Het geheel van logopedische kwaliteitsinstrumenten rondom de logopedische standaarden.
4
De logopedist handelt conform het privacyreglement van de instelling en de Beroepscode voor logopedisten (NVLF, 2001) voor zover deze niet strijdig zijn met wettelijke bepalingen. Het werk van de logopedist vindt plaats onder eindverantwoordelijkheid van de Raad van Bestuur van de betreffende instelling, zonder dat daarbij zijn beroepsinhoudelijke verantwoordelijkheid in het geding is. De standaarden en de checklist zijn ontwikkeld om de feitelijke en de gewenste logopedische zorgverlening vast te stellen, zodat het zorgniveau transparant en inzichtelijk wordt. De logopedist krijgt daardoor inzicht in wat goed gaat en op welke aspecten van de zorgverlening verbeteracties geboden zijn. Doel is bevordering en borging van de kwaliteit van de logopedische interventie. Waar nodig kan de logopedist gemotiveerd afwijken van de logopedische standaarden, indien deze niet overeenkomen met interne werkafspraken, onder verantwoordelijkheid van de revalidatiearts. Daarnaast kan de logopedist mondeling en (bij voorkeur) schriftelijk aangeven dat door de keuzes van de instelling minimale zorg niet (meer) geleverd kan worden en de logopedist bij klachten hiervoor niet aansprakelijk kan worden gesteld.
1.2
De logopedist en het revalidatiecentrum
De logopedist kan in diverse settings en met verschillende doelgroepen werkzaam zijn in dit werkveld. Dit heeft in veel gevallen tot specialisatie van de logopedist geleid. Logopedische problematiek bij revalidanten in het revalidatiecentrum manifesteert zich veelal binnen een complex van stoornissen en beperkingen. Kenmerkend voor het revalidatiecentrum is, dat er zorg wordt geboden vanuit een team, dat multidisciplinair, interdisciplinair en transdisciplinair werkt. De logopedist biedt zowel directe als indirecte therapie aan. De logopedische behandeling kan dus zowel individuele behandelingen als groepsbehandelingen beslaan, maar ook begeleiding en voorlichting aan de familie en/of omgeving van de revalidant.
KWALITEIT
Bij het uitvoeren van de logopedische interventie maakt de logopedist zoveel mogelijk gebruik van richtlijnen. Meer informatie over (inter-)nationale richtlijnen is te vinden in een overzicht op de website www.ikbenlogopedist. nl onder kwaliteit > kwaliteitsinstrumenten.
1.2.1 1.1.1.1
Behandelvormen en diagnosegroepen binnen het revalidatiecentrum Behandelvormen binnen het revalidatiecentrum
Binnen het revalidatiecentrum komen enkele behandelvormen voor bij zowel de kinder- en jongerenrevalidatie als bij de volwassenenrevalidatie. Tevens wordt bij enkele behandelvormen aangegeven welke delen van de standaard gebruikt kunnen worden. zz Klinische behandeling Door logopedisten wordt zorg aangeboden aan revalidanten die in het revalidatiecentrum opgenomen zijn. Klinische opname vindt plaats als vervolg op een ziekenhuisopname na een acute aandoening, zoals een ernstig ongeval, een CVA of ziekte. Opname is ook mogelijk na een plotselinge verergering van een al langer bestaand probleem.
5
Sommige revalidanten worden vanuit de thuissituatie opgenomen in het revalidatiecentrum, bijvoorbeeld kinderen met voedingsproblemen. In de tijd dat de revalidant opgenomen is, wordt hoogfrequente therapie geboden in samenwerking met andere disciplines (bijvoorbeeld revalidatiearts, verpleegkundige, diëtist, fysiotherapeut, ergotherapeut, muziektherapeut). De revalidant gaat in principe na afronding van de revalidatiebehandeling weer naar huis. Eventueel wordt de logopedische behandeling voortgezet door middel van eerstelijns behandelingen aan huis of poliklinisch op de dagrevalidatieafdeling. Kinderen en jongeren kunnen na vertrek uit het revalidatiecentrum ook naar een woonvorm voor cliënten met NAH gaan. Voor volwassenen revalidanten kan het mogelijk zijn dat ze in een verpleeg- of verzorgingshuis worden opgenomen of verhuizen naar een gespecialiseerde woonvorm, bijvoorbeeld een woonvorm voor cliënten met NAH. Gebruik standaard De logopedische werkzaamheden in de kliniek hebben betrekking op alle delen van het methodisch logopedisch handelen. Voor de klinische logopedische behandeling kan de hele standaard gebruikt worden. zz Poliklinische behandeling Poliklinische behandeling houdt in dat de revalidant één of meerdere keren per week voor onderzoek en behandeling naar het revalidatiecentrum komt. De nadruk van de logopedie ligt dan vaak op (revalidatie) onderzoek, advisering, therapie en/of nazorg.
KWALITEIT
Specifieke behandelvormen voor kinder- en jongerenrevalidatie zijn de therapeutische dreumes-, peuteren kleutergroep. Kinderen komen voor een poliklinische behandeling in aanmerking als er een specifieke revalidatievraag is of als een behandeling door een multidisciplinaire team geïndiceerd is. De poliklinische behandeling en de dreumesgroep, waarbij de ouders altijd aanwezig zijn op de groep, dient soms als voortraject voor één van de therapeutische groepen. Buiten de eerdergenoemde afdelingen is er nog een aantal behandelvormen dat voorkomt in de kinder- en jongerenrevalidatie. Het betreft de ambulante vroegbehandeling (aan huis behandeling bij met name hele jonge kinderen) en de cluster 3 school MGLG. Ook worden kinderen gezien die niet op de cluster 3 school MGLG zitten, maar in andere onderwijsvormen. Sommige poliklinische revalidanten worden tijdelijk opgenomen voor klinische behandeling en komen later weer terug als poliklinische revalidant. Gebruik standaard Voor de poliklinische logopedische behandeling kan de hele standaard gebruikt worden. Logopedisten die eerstelijns behandelingen geven aan volwassen revalidanten vanuit de polikliniek van het revalidatiecentrum, kunnen ook gebruik maken van deze standaard. De NVLF beveelt logopedisten aan om naast deze standaard ook gebruik te maken van de standaarden voor vrijgevestigde logopedisten indien een eerstelijns revalidant behandeld wordt (bijvoorbeeld via Directe Toegankelijkheid Logopedie (DTL)).
6
zz Poliklinisch onderzoek Tijdens een poliklinisch onderzoek wordt logopedische zorg geboden aan revalidanten die voor een (multidisciplinair) expertise- en diagnostisch consult naar het revalidatiecentrum komen. Voorbeelden hiervan zijn een eetteam, ALS-team, afasieteam, regionaal communicatie adviesteam (RCAT) of een MS-team. Gebruik standaard Logopedisten die poliklinisch onderzoek verrichten kunnen gebruik maken van deze standaard tot en met het opstellen van een behandelplan. De behandeling wordt vaak elders voortgezet door een collega-logopedist in een andere instelling, een school voor speciaal onderwijs of een vrijgevestigde praktijk. zz Onderwijsondersteunende taken Soms is een revalidatiecentrum gekoppeld aan een mytylschool. Op de mytylschool worden onderwijsondersteunende taken verricht door de logopedist. Op de mytylschool is er sprake van een geïntegreerde manier van aanpak qua werken in de klas. De school koopt de ondersteuning van de logopedist in en levert de logopedist vanuit zijn specialisatie / logopedische kennis een zinvolle bijdrage aan de ondersteuningsvraag van de leerkracht. (vb. taalkring, leesondersteuning). Gebruik standaard Voor de onderwijsondersteunende taken kunnen alle standaarden gebruikt worden. De NVLF beveelt logopedisten aan om naast deze standaard bij deze werkzaamheden ook gebruik te maken van de standaarden Onderwijs.
KWALITEIT
zz Groepsbehandelingen In veel revalidatiecentra werken logopedisten samen met andere disciplines in groepsbehandelingen. Er zijn diverse vormen mogelijk, bijvoorbeeld: de ontbijtgroep, de krantgroep, de communicatiegroep en de muziekgroep. Op een mytylschool wordt er therapie in de klas (TIK) aangeboden. Dit is een therapievorm waarbij op participatieniveau gewerkt wordt aan doelen van elk afzonderlijk kind en waarbij wordt samengewerkt door de fysiotherapeut, logopedist, ergotherapeut, leerkracht en eventueel pgb’er en/of muziektherapeut, om samen op geïntegreerde wijze de therapeutische doelen te helpen realiseren. Gebruik standaard Bij groepsbehandeling kunnen de logopedische werkzaamheden betrekking hebben op alle delen van het methodisch logopedisch handelen. Voor de groepsbehandeling kan de hele standaard gebruikt worden. zz Training en coaching van het revalidantsysteem. In de volwassenenrevalidatie bestaan partnerprogramma’s en familie-instructie. Binnen de kinder- en jongerenrevalidatie wordt vaak oudertraining aangeboden, bijvoorbeeld in de vorm van een gebarencursus. Gebruik standaard Bij training en coaching van het revalidantsysteem kunnen de logopedische werkzaamheden betrekking hebben op alle delen van het methodisch logopedisch handelen. Voor de training en coaching van het revalidantsysteem kan de hele standaard gebruikt worden.
7
zz Consultfunctie voor andere logopedisten Vaak zijn logopedisten die werkzaam zijn in revalidatiecentra ook inzetbaar als consult voor logopedisten in de regio. Soms is deze consultfunctie onderdeel van een kenniscentrum binnen een revalidatiecentrum. Gebruik standaard Afhankelijk van de vraag die gesteld wordt aan de logopedist werkzaam in het revalidatiecentrum, kunnen onderdelen van de hele standaard gebruikt worden.
1.1.1.2
Diagnosegroepen binnen het revalidatiecentrum
Veel revalidatiecentra bieden ook zorg vanuit specifieke behandelprogramma’s voor bepaalde revalidantengroepen (www.revalidatie.nl). De aandoeningen waarvoor een revalidant kan revalideren zijn te verdelen in twee hoofdcategorieën: niet-neurologische en neurologische aandoeningen. Daarnaast zal er ook kort ingegaan worden op lichamelijk onbegrepen klachten. zz Niet-neurologische aandoeningen Niet-neurologische aandoeningen zijn letsels of beperkingen die hun oorzaak hebben in het lichaam, met uitzondering van de hersenen. Binnen de kinder- en jongerenrevalidatie kunnen logopedisten betrokken zijn bij revalidanten met diagnoses zoals reuma, syndromen waarbij wel/geen ontwikkelingsproblemen of motorische problemen zijn, autisme spectrum stoornissen, stofwisselingsziekten en SPD (voorheen SI-problematiek). Logopedisten kunnen betrokken zijn bij volwassen revalidanten die diagnoses hebben zoals longrevalidatie, hartrevalidatie, revalidatie na amputatie, oncologie, brandwonden, enkelvoudig of meervoudig letsel (politrauma).
KWALITEIT
zz Neurologische aandoeningen. Neurologische aandoeningen vinden hun oorzaak in de hersenen en/of het zenuwstelsel. Het kan hierbij gaan om aangeboren aandoeningen maar ook om niet-aangeboren hersenletsel (NAH). Kinderen met Cerebrale Parese vormen de grootste doelgroep in de kinderrevalidatie. Binnen de kinder- en jongerenrevalidatie kunnen daarnaast de volgende diagnosegroepen voorkomen: spina bifida, spierziekten (NMA), niet aangeboren hersenletsel (NAH) en DCD. Voorbeelden van diagnosen waarbij de logopedist betrokken kan zijn in de behandeling binnen de volwassenenrevalidatie zijn een CVA, niet aangeboren hersenletsel, neuromusculaire aandoeningen, multiple sclerose (MS), ziekte van Parkinson, cognitieve revalidatie. zz Lichamelijk onbegrepen klachten. Logopedisten kunnen ook betrokken worden bij de groep patiënten die klachten hebben die medisch niet herleidbaar zijn.
8
1.2.2 De rollen van de logopedist in het revalidatiecentrum De logopedist werkzaam in het revalidatiecentrum kent diverse rollen, die verdeeld zijn over drie competentiegebieden. In Tabel 1 staan deze rollen weergegeven. Tabel 1: rollen van de logopedist Competentiegebied
Rollen
Preventie, zorg, training en advies
Zorgaanbieder/therapeut, trainer, adviseur, coördinator
Organisatie
Manager, ondernemer, begeleider/coach
Beroep
Beroepsbeoefenaar, innovator
Hieronder volgt een nadere beschrijving van de rollen die weergegeven staan in tabel 1. Deze informatie is letterlijk overgenomen uit het Beroepsprofiel (NVLF, 2003). Deze beschrijvingen zijn daarom niet specifiek gericht op het werkveld revalidatiecentra. Zorgaanbieder/therapeut De logopedist in de rol van zorgaanbieder/therapeut werkt via een verwijzing door een arts en is gericht op het verlenen van individuele zorg zoals omschreven in de Wet BIG. Deze zorg kan preventief en curatief van aard zijn. Logopedisten in het regulier onderwijs zijn veelal preventief werkzaam in het kader van de Wet Collectieve Preventie (WCP). Trainer De logopedist in de rol van trainer geeft op methodische wijze vorm aan een ontwikkelings- of veranderingsproces met als doel de communicatiemogelijkheden van (groepen) patiënten te verbeteren c.q. problemen van (groepen) revalidanten op dit gebied te voorkomen.
KWALITEIT
Adviseur De logopedist in de rol van adviseur stelt zijn kennis en vaardigheden ter beschikking aan organisaties of personen zonder een therapeutische relatie aan te gaan met betreffende revalidant. Coördinator De logopedist in de rol van coördinator geeft aanwijzingen aan andere bij de patiënt betrokken zorgaanbieders omtrent de onderlinge afstemming van de individuele zorg. Manager De logopedist in de rol van manager beheert een praktijk, onderneming, afdeling of dienst. Ondernemer De logopedist in de rol van ondernemer draagt zorg voor de continuïteit van zijn praktijk, onderneming, afdeling of dienst.
9
Begeleider/coach De logopedist in de rol van begeleider/coach stimuleert en motiveert collega’s, teamleden en stagiairs. Beroepsbeoefenaar De logopedist in de rol van beroepsbeoefenaar levert een actieve bijdrage aan het op het vereiste peil houden van de kwaliteit van zijn beroep. Innovator De logopedist in de rol van innovator werkt op een pro-actieve wijze mee aan het vernieuwen en waar mogelijk verbeteren van de inhoud en organisatie van aanbod aan preventie, zorg, training en advies op het gebied van de logopedie. Alle rollen komen min of meer terug in het dagelijks werk, maar de nadruk ligt op andere punten dan in andere werkvelden. In het revalidatiecentrum ligt vooral nadruk op de rollen zorgaanbieder/therapeut, begeleider/coach, trainer, adviseur en coördinator. In mindere mate ligt de nadruk op de rollen beroepsbeoefenaar en innovator. De rollen manager en ondernemer spelen een kleine rol.
KWALITEIT
1.2.3 Aandachtspunten voor de logopedist voor elk contactmoment met een revalidant en/of revalidantsysteem Bij contact met een revalidant kan de logopedist letten op de volgende aandachtspunten: zz Uit te leggen wat het doel van zijn komst / van het gesprek / van de behandeling is. zz Voldoende tijd te nemen voor het gesprek/behandeling. zz Het taalgebruik c.q. de communicatie aan te passen; vaktermen zo mogelijk te vermijden of toe te lichten. zz Bij de uitleg rekening te houden met de eventuele communicatieve beperkingen van de revalidant en het revalidantsysteem. zz Rekening houden met de psychische gesteldheid en het cognitief functioneren van de revalidant en het revalidantsysteem. zz De privacy van de revalidant te waarborgen; vertrouwelijke gegevens omtrent de revalidant worden pas aan andere hulpverleners en instanties verstrekt nadat de revalidant (of zijn revalidantsysteem) hiervoor schriftelijk toestemming heeft gegeven. zz De revalidant in het gesprek te betrekken en serieus te nemen. zz Ruimte te geven aan gedachten en gevoelens van de revalidant en zijn revalidantsysteem. zz Na te gaan of hij het verhaal van de revalidant en dat van zijn revalidantsysteem goed begrepen heeft en of de revalidant hem goed begrepen heeft. zz De revalidant en of zijn revalidantsysteem tijdens onderzoek/behandeling te informeren, te begeleiden, te motiveren en te instrueren. zz Het gesprek of de behandeling samen te vatten en kort te evalueren.
10
1.2.4 Nieuwe ontwikkelingen binnen het revalidatiecentrum Op verzoek van deelnemers aan het ontwikkeltraject van de standaarden Revalidatie, is er algemene informatie opgenomen over enkele recente ontwikkelingen binnen revalidatiecentra in Nederland. Deze informatie is met name interessant voor starters en/of herintreders in dit werkveld. zz Diagnosebehandelcombinatie (DBC) De financiering van de revalidatiezorg is op basis van DBC’s. Een diagnosebehandel-combinatie (DBC) is het totale traject vanaf de diagnose van de zorgverlener tot en met de (eventuele) behandeling die hieruit volgt. Een DBC beschrijft een gemiddeld zorgpakket van een patiënt in vier codes. Die codes staan voor de zorgvraag, het zorgtype, de diagnose en de behandeling. De DBC benoemt elke activiteit in de behandeling van de patiënt, van het eerste contact tot en met de laatste controle. De diagnose en behandeling leiden samen tot één prijs die het revalidatiecenturm in rekening brengt (de zgn. DBC-code). Dit systeem geeft revalidatiecentra en zorgverzekeraars de mogelijkheid om te onderhandelen over de prijs en de kwaliteit van zorg1. Zo kunnen zorgverzekeraars betere mogelijkheden geboden krijgen bij het inkopen van kwalitatief goede zorg, die ook nog betaalbaar is. Op deze manier profiteert de patiënt van de afspraken die zorgverzekeraars maken met zorgaanbieders, zoals een revalidatiecentrum. Daarnaast geeft dit systeem meer inzicht in de behandelkosten. Revalidatiecentra kunnen door de DBC’s hun bedrijfsvoering verbeteren en betaalbare en doelmatige zorg blijven leveren (NZa, 2010a). Na invoering zijn knelpunten naar voren gekomen en kwamen betrokken partijen gezamenlijk tot een verbeterplan (DBC´s op weg naar Transparantie, kortweg DOT). Dit plan “DBC’s op weg naar Transparantie” (DOT) introduceert DBC-zorgproducten, die de huidige DBC’s opvolgen. Het doel is om per 2011 te werken met ongeveer 3000 heldere zorgproducten. Deze zorgproducten zijn beter medisch herkenbaar, kostenhomogener en zijn specialisme-overstijgend. Zie ook www.werkenmetdot.nl.
KWALITEIT
zz Revalidatie Electronisch Patiënten Dossier (REPD) Het Revalidatie EPD automatiseert de kernactiviteiten binnen de revalidatiecentra en omvat zowel de klinische behandeling als de poliklinische behandeling. Het REPD bevat de volgende onderdelen: aanmelding, opname, diagnostiek, behandeling en ontslag. De invulling van deze onderdelen verschilt echter per behandeling. Er staat in het REPD beschreven welke stappen er per behandelfase worden genomen bij klinische behandeling of poliklinische behandeling. Per stap is omschreven welke activiteiten plaatsvinden, wie hierbij betrokken zijn, welke informatie over de patiënt van belang is en waar deze informatie is vastgelegd. Zie ook: www.revalidatie-epd.nl.
1
Dit geldt alleen voor de DBC ’s in het B segment. De overheid heeft behandelingen verdeeld in twee segmenten: segment A en segment B. A-segment: Voor de behandelingen in het A-segment zijn de gemiddelde prijzen landelijk vastgesteld. Dit tarief geldt voor de hele behandeling, inclusief alle verrichtingen die erin plaatsvinden. Ook de kosten van het revalidatiecentrum (gebouwen, ondersteunend personeel, etc.) zijn een onderdeel geworden van iedere DBC en daardoor kan de totaalprijs van een DBC verschillen per revalidatiecentrum. De meeste behandelingen vallen in segment A. In principe merkt de revalidant niets bij een behandeling in het A-segment: de rekening gaat naar de zorgverzekeraar. B-segment: Onder segment B valt een klein aantal diagnose-behandeling combinaties, waarover het revalidatiecentrum met elke zorgverzekeraar kan onderhandelen over de prijs en contracten kan afsluiten. De prijzen voor deze DBC’s kunnen dus per verzekeraar verschillen. Is er geen sprake van een contract, dan gelden de zogenaamde ‘passantentarieven’. Revalidatiecentra zijn verplicht de prijslijst daarvan te publiceren. Het aantal DBC’s in het B-segment neemt verder toe.
11
zz DTL DTL staat voor Directe Toegangelijkheid Logopedie. Dit betekent dat cliënten vanaf 1 augustus 2011 zonder verwijzing van een arts, tandarts of specialist naar een logopedist kunnen. Alle logopedisten worden door een grondige training hierop voorbereid. Doelstelling van deze training is om te leren herkennen of een stoornis thuis hoort bij de logopedist, of dat de cliënt eerst verwezen dient te worden naar een huisarts. Logopedisten die vanuit het revalidatiecentrum eerstelijns behandelingen uitvoeren, kunnen ook na training werken met Directe Toegankelijkheid. zz Behandelen volgens richtlijnen/protocollen Zowel bij de revalidatie van kinderen en jongeren als de revalidatie van volwassenen wordt steeds meer gedaan volgens landelijke richtlijnen en daarvan afgeleide interne protocollen. Als bij binnenkomst bekend is welke aandoening de revalidant heeft, wordt het bijbehorende protocol, zoals een NAH-protocol, gebruikt. In de kinder- en jongerenrevalidatie wordt veelvuldig gebruik gemaakt van de Cerebrale Parese richtlijn. Tevens wordt er op veel plekken nog gewerkt aan implementatie van de aanbevelingen en het maken van concrete afspraken hierover. In de volwassenenrevalidatie is de CBO-richtlijn Beroerte van belang bij revalidanten die na een beroerte worden behandeld in het revalidatiecentrum. Revalidanten met de ziekte van Parkinson worden steeds meer behandeld door logopedisten die zijn aangesloten bij Parkinsonnet2. Meer informatie over (inter-)nationale richtlijnen is te vinden in een overzicht op de website www.ikbenlogopedist.nl onder kwaliteit > kwaliteitsinstrumenten.
KWALITEIT
zz Telelogopedie Sinds 1 januari 2011 is de reguliere behandeling logopedie uitgebreid. Het is voortaan ook mogelijk om de behandeling via breedbeeldverbinding/internet te laten plaatsvinden. Een behandeling via webcam of aanverwante technologische middelen kan een reguliere behandeling vervangen. Het face-to-face contact tijdens de behandeling blijft belangrijk en het is niet de bedoeling dat telelogopedie de hele reguliere behandeling vervangt. Het behandelen via een internetverbinding (breedbandverbinding) kan in specifieke gevallen voor de patiënt een meerwaarde hebben. Bijvoorbeeld als een patiënt moeilijk naar de praktijk kan komen. Dit betekent niet dat de reguliere behandeling zal verdwijnen. Er zullen behandelingen in de praktijk of aan huis blijven plaatsvinden. Telelogopedie is niet geschikt voor alle doelgroepen. Meer informatie over telelogopedie is te vinden via www.nvlf.nl. zz Invoering Knowledge brokers In diverse revalidatiecentra zijn ‘knowledge brokers’ (KB) actief. KBs zijn voorlopers uit de eigen organisatie. Vaak zijn het therapeuten uit de organisatie zelf, die collega’s kunnen stimuleren en ondersteunen bij het gebruiken van vernieuwingen.
2
Het ParkinsonNet bestaat uit regionale netwerken van zorgverleners die gespecialiseerd zijn in het behandelen en begeleiden van patiënten met de ziekte van Parkinson of Parkinsonismen. De netwerken zijn gecentreerd rond een of meerdere maatschappen neurologie van de regionale ziekenhuizen. Meer informatie is te vinden op www.parkinsonnet.nl
12
KBs krijgen hiervoor de ruimte en ondersteuning van onderzoekers en een landelijke netwerk van KBs. Ze vormen zo de verbinding tussen de wetenschappers en collega’s op de werkvloer. Ze organiseren en stimuleren de invoering van nieuwe kennis en methoden uit landelijke richtlijnen in de praktijk. Op dit moment worden de richtlijn CP en de richtlijn Beroerte in enkele revalidatiecentra ingevoerd op deze manier. zz Veranderingen in kinder- en jongerenrevalidatie
KWALITEIT
In de kinder- en jongerenrevalidatie zijn enkele veranderingen gaande. Zo merken logopedisten dat er sprake is van een verschuiving van de doelgroep mytylkinderen naar de doelgroep kinderen met een meervoudige handicap. Een andere verandering is dat het behandelplan en het schoolplan van het kind steeds beter op elkaar worden afgestemd, waardoor er nog maar een geïntegreerd onderwijs- en behandelplan is.
13
2.
Standaarden en checklisten
Kwaliteitsstandaarden kunnen worden gedefinieerd als “een door de beroepsgroep in een bepaald werkveld overeengekomen niveau van zorg” en zijn dus de norm voor het handelen. Zorg is een ruim begrip. Vandaar dat in de literatuur wel onderscheid wordt gemaakt tussen de zorgstructuur, het zorgproces en het zorgresultaat. Bij het ontwikkelen van standaarden voor de logopedie is vooral uitgegaan van het zorgproces beschreven in het methodisch logopedisch handelen (Kuiper, 2007), dat terug te vinden is in de standaarden Curatie. In dat zorgproces wordt onderscheid gemaakt in achtereenvolgens: anamnese, onderzoek en diagnosestelling, het overwegen van behandelmogelijkheden, het uitvoeren van het behandelplan, evaluatie en nazorg. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat er altijd een vorm van samenwerking met andere disciplines aan de orde is. Voor zover dat in de praktijk niet zo is, wil de NVLF hiertoe een ernstige aanbeveling doen. Na de standaarden Curatie, worden de standaarden Beheer gepresenteerd. Deze standaarden zijn van toepassing op de praktijkvoering van de afdeling logopedie binnen een instelling. Hieronder kunnen ook op zichzelf staande adviseringsactiviteiten vallen, die geen deel uitmaken van het logopedische zorgverleningproces aan individuen. Omdat het uitvoeringsniveau essentieel is in de standaarden en er een vergelijking mogelijk moet zijn tussen het feitelijke en het gewenste niveau, moeten de standaarden meetbaar zijn en dus in waarneembaar gedrag geformuleerd zijn. Met behulp van de checklist, die aan de standaarden gekoppeld is, kan een logopedist vaststellen in welke mate het eigen handelen overeenkomt of afwijkt van de gewenste norm.
2.1
De praktijk
KWALITEIT
Er zijn verschillende motieven denkbaar om met de kwaliteitsstandaarden en de checklist aan de slag te gaan. Die motieven hebben allen te maken met de wens om meer inzicht te krijgen in de mate waarin de logopedist aan de huidige kwaliteitsnormen voldoet. Met andere woorden: “Doe ik de juiste dingen en doe ik die dingen juist?”. Motieven en vragen voor logopedisten kunnen bijvoorbeeld zijn: zz Ik heb lang geleden de opleiding tot logopedist gevolgd; doe ik mijn onderzoek nog volgens de huidige maatstaven? zz Ik wil elk jaar concreet twee zaken omtrent het proces van mijn logopedisch handelen verbeteren; hoe krijg ik zicht op verbeterpunten? zz Er zijn nieuwe wetten ontwikkeld, wat betekent dat voor het logopedische proces? zz Ik wil inzicht geven in de kwaliteit van mijn werk; meetgegevens over het al dan niet opvolgen van de standaarden kunnen mij daarbij helpen. zz Ik ben herintreder (of starter) en wil logopedisch handelen volgens de huidige logopedische standaarden.
14
3.
Tot slot
Eerst volgen de standaarden en daarna zal de werkwijze rondom de checklisten worden toegelicht. Tenslotte volgen de checklisten.
KWALITEIT
In deze standaarden wordt gesproken over de logopedist, de revalidant en zijn revalidantsysteem in de hij-vorm. Overal waar de hij-vorm is gebruikt, kan ook de zij-vorm worden gelezen.
15
LOGOPEDISCHE STANDAARDEN VOOR KINDER- EN JONGERENREVALIDATIE VERWIJZING 1. De logopedist neemt kennis van en interpreteert de verwijzing, opgesteld door de revalidatiearts3, van de revalidant4 met klachten op logopedisch gebied. 2. De logopedist verzamelt relevante onderzoeksgegevens en/of informatie van derden omtrent de revalidant en ordent deze in het dossier5 van de revalidant. 3. De logopedist neemt bij onduidelijke en/of onvolledige vraagstelling voor logopedisch onderzoek en/of behandeling contact op met de revalidatiearts. 4. De logopedist beoordeelt in overleg met de revalidatiearts of er acute logopedische interventie ingezet moet worden op het gebied van eten en drinken / communicatie.
INVENTARISEREN HULPVRAAG6 5. De logopedist stelt zich op de hoogte van wat er in andere hulpvraaggesprekken bij andere hulpverleners al besproken is met het revalidantsysteem. Hij inventariseert welke anamnesevragen al gesteld zijn om te voorkomen dat er vragen dubbel gesteld worden aan het revalidantsysteem.
KWALITEIT
6. De logopedist houdt er rekening mee dat vanaf een bepaalde leeftijd een kind mag aangeven of de ouders/ verzorgers wel/niet aanwezig zijn bij gesprekken7.
3
Er vindt altijd een hulpvraaggesprek plaats. Dit gebeurt binnen de verschillende revalidatiecentra op verschillende manieren/ vormen. Soms wordt de revalidant en het revalidantsysteem als eerste gezien door de revalidatiearts en bijvoorbeeld de maatschappelijk werker en/of psycholoog. Vanuit dit gesprek worden de hulpvragen van de revalidant ingebracht in het multidisciplinaire team en neemt de logopedist kennis hiervan.
4
Daar waar revalidant staat kan bij de jonge kinderen ook revalidantsysteem gelezen worden. Het ontwikkelingsniveau van kinderen daalt op de mytylschool. Hierdoor krijgt de logopedist steeds meer te maken met het revalidantsysteem in plaats van de revalidant en is er sprake van meer indirecte dan directe therapie.
5
Dit kan zowel een papieren, als een elektronisch dossier zijn. In deze standaard wordt met dossier het medisch dossier van de revalidant bedoeld.
6
Bij jonge kinderen of kinderen met een laag ontwikkelingsniveau wordt het anamnesegesprek alleen gevoerd met de ouders, bij een jongere kan dit anders zijn.
7
Bij een behandelingsovereenkomst (WGBO) zijn er 3 categorieën waarin beschreven staat of een kind een wel/geen zelfstandige keuze mag maken. Tot 12 jaar valt een kind onder volledige zeggenschap van ouders. Tussen 12-16 jaar hebben kinderen een belangrijke eigen stem. Naast de ouders moet kind zelf ook toestemming geven. 16 jaar en oudere kinderen zijn gelijkgesteld met volwassene; ze hebben zelfstandige beslissingsbevoegdheid.
16
7. De logopedist voert (eventueel samen met andere disciplines) een hulpvraaggesprek met de revalidant en zijn revalidantsysteem8. Hierin wordt besproken: zz wat de hulpvraag van de revalidant en zijn revalidantsysteem is; zz wat de prioriteiten zijn van de revalidant en zijn revalidantsysteem; zz welke logopedische stoornissen gezien worden bij de revalidant door de logopedist en wat de logopedist kan betekenen (met betrekking tot de hulpvraag) voor de revalidant en zijn revalidantsysteem. 8. De logopedist creëert een optimale situatie9 voor de revalidant en zijn revalidantsysteem met betrekking tot de veiligheid en de fysieke omgeving (eventueel in samenwerking met andere disciplines) tijdens het hulpvraaggesprek. 9. De logopedist motiveert en informeert de revalidant en zijn revalidantsysteem over de opzet, het doel, de inhoud en de duur van het hulpvraaggesprek. De logopedist : zz houdt rekening met de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van de revalidant; zz houdt rekening met de interesses, karaktereigenschappen, de stemming en de emotionele toestand van de revalidant; zz houdt rekening met motorische en communicatievaardigheden; zz houdt rekening met belasting en belastbaarheid van revalidant en revalidantsysteem.
KWALITEIT
10. De logopedist toont invoelend vermogen ten aanzien van de revalidant en het revalidantsysteem. De logopedist toont interesse en begrip, luistert actief naar hetgeen de revalidant en het revalidantsysteem vertellen tijdens het hulpvraaggesprek. De logopedist: zz stelt relevante vragen en legt eventueel het doel van deze vragen uit; zz geeft de revalidant de ruimte om relevante zaken aan te dragen; zz gaat na of hij het verhaal van de revalidant goed begrepen heeft; zz gaat na of de revalidant hem goed begrepen heeft; zz gaat in op vragen van de revalidant door informatie en/of advies te geven, of door er later op terug te komen; zz heeft aandacht voor opvattingen van de revalidant; zz bewaakt de structuur van het gesprek; zz vat het gesprek samen. 11. Eventueel voert de logopedist na het hulpvraaggesprek nog een aanvullend logopedisch (hetero-) anamnesegesprek met de revalidant en/of het revalidantsysteem. 12. De logopedist verzamelt door het afnemen van een aanvullende (hetero-) anamnese relevante gegevens over de hulpvraag van de revalidant en/of zijn revalidantsysteem ten behoeve van de logopedische diagnose en de eventueel in te stellen behandeling uitgaande van het ICF-CY-model (functie, activiteiten en participatie)10. Tijdens dit (hetero-) anamnesegesprek houdt de logopedist rekening met de informatie genoemd in standaarden 6 tot en met 8. 13. De logopedist rapporteert informatie uit het (hetero-)anamnesegesprek schriftelijk in het dossier op de daarvoor afgesproken plek. Indien wenselijk licht hij dit mondeling toe.
8
Het is wenselijk dat ouders gezien worden voor een hulpvraaggesprek. Bij kinderen die een mytylschool bezoeken, worden deze gesprekken niet altijd gevoerd .
9
Hieronder wordt verstaan: een goede zithouding, prikkelarme ruimte, en dergelijke.
10
Zie Bijlage I Het ICF-model.
17
AFNEMEN ONDERZOEK 14. De logopedist motiveert en informeert de revalidant over de opzet, de inhoud en het doel van het onderzoek, rekening houdend met zijn motorische en communicatieve vaardigheden. 15. De logopedist toont flexibiliteit ten opzichte van de revalidant en de onderzoekswijze door bij de keuze van de onderzoeksmethode rekening te houden met de aanwezige beperkingen11 van de revalidant en zijn revalidantsysteem. De logopedist geeft uitleg aan de revalidant en zijn revalidantsysteem over wat er met de verkregen informatie gaat gebeuren. 16. De logopedist gebruikt zo mogelijk onderzoeksinstrumenten die ontwikkeld en genormeerd zijn voor de kinder- en jongerenrevalidatie. Voor zover deze instrumenten niet bestaan, past hij andere bestaande onderzoeksmethodes en -instrumenten aan voor het onderzoeksdoel. In de onderzoeksrapportage wordt dit expliciet vermeld. 17. Bij elk meetinstrument dat gebruikt wordt, hanteert de logopedist de handleiding ervan. Daarnaast houdt hij rekening met de mogelijke invloed van het (sociale) revalidantsysteem, de conditie en (gezondheids) toestand van de revalidant.
KWALITEIT
18. Door middel van observatie en/of het hanteren van meetinstrumenten, verzamelt de logopedist relevante gegevens op één of meer van de domeinen van de RAP-systematiek: zz functies en anatomische eigenschappen; zz bewegingsvaardigheden; zz leervaardigheden; zz communicatie; zz persoonlijke verzorging; zz sociaal-emotioneel functioneren; zz dagbesteding; zz omgeving. Waarbij communicatie en persoonlijke verzorging (eten en drinken) op de voorgrond staan. 19. De logopedist ordent de verzamelde onderzoeksgegevens ten behoeve van de diagnosestelling en het overwegen van behandelingsmogelijkheden uitgaande van het ICF-CY-model. De logopedist rapporteert deze gegevens in het dossier12 op de daarvoor bestemde plek en koppelt dit terug aan het multidisciplinaire team.
11
Hier worden de niet-logopedische beperkingen bedoeld.
12
NVLF-Richtlijn verslaglegging (2009): De logopedische diagnose wordt, met toelichting en motivatie, beknopt genoteerd. Bij deze diagnose spelen – naast leeftijd en contactreden die al bij de anamnese staan – de volgende gegevens een rol: functioneringsproblemen in termen van beperkingen, participatieproblemen en stoornissen. De aard van de problemen wordt, waar mogelijk, vastgelegd in termen van beperkingen, participatieproblemen en stoornissen. Het gaat hier om de meest kenmerkende en voor de behandeling meest relevante beperkingen, participatieproblemen en stoornissen. Geadviseerd wordt het aantal per categorie beperkt te houden.
18
FORMULEREN VAN CONCLUSIES EN BESLISSEN WEL OF NIET BEHANDELEN 20. Op basis van een analyse van de verzamelde gegevens benoemt de logopedist een (voorlopige) logopedische diagnose volgens het ICF-CY-model op één of meer van de volgende gebieden: stoornissen, bewegingsvaardigheden, leervaardigheden, communicatie, persoonlijke verzorging, sociaal-emotioneel functioneren, dagbesteding en omgeving. Hierbij houdt hij rekening met de ontwikkeling, de leeftijd, de persoonlijkheid, gedragingen en nevenstoornissen en de sociale context van de revalidant. 21. De logopedist houdt bij het op te stellen voorlopige voorstel behandelplan rekening met de revalidant (en/ of zijn revalidantsysteem) wat betreft: zz hulpvraag van de revalidant; zz type en ernst van de logopedische stoornis/beperking volgens het ICF-CY-model; zz eventuele aanwezigheid van bijkomende stoornissen/beperkingen volgens het ICF-CY-model; zz belasting en belastbaarheid van de revalidant; zz persoonlijkheid van de revalidant; zz ontwikkelingsniveau van de revalidant; zz belevings- en interessewereld van de revalidant; zz situatie binnen het dagelijks leven van de revalidant; zz motivatie van de revalidant; zz rol, belasting en belastbaarheid van zijn revalidantsysteem; zz frequentie van de logopedische behandeling; zz vastleggen van evaluatiemomenten; zz kwaliteit van leven. De logopedist overweegt, na overleg met de andere leden van het multidisciplinaire team en/of een externe logopedische expert, welke (logopedische) methoden en/of hulpmiddelen13 toegepast kunnen worden ten behoeve van de revalidant. De logopedist overweegt om samen met een andere discipline de revalidant nader te onderzoeken en/of te behandelen.
KWALITEIT
22. De logopedist bespreekt de onderzoeksresultaten en de logopedische diagnose met de andere leden van het multidisciplinaire team en het revalidantsysteem (afhankelijk van de organisatie).Hij bespreekt zijn voorstel voor logopedische behandeling van de revalidant. 23. De logopedist overweegt, eventueel na overleg met de andere leden van het multidisciplinaire team, welke hulpmiddelen aangepast en/of aangevraagd kunnen worden ten behoeve van de revalidant.
13
De logopedist heeft kennis van de mogelijke hulpmiddelen, leveranciers en verzekeraars. De overweging wordt door de logopedist bepaald, op grond van de technische mogelijkheden en de zintuiglijke, (senso-)motorische en cognitieve vermogens van de revalidant. De logopedist is soms de schakel tussen leverancier en verzekeraar.
19
24. De logopedist rapporteert mondeling en/of schriftelijk aan de revalidatiearts en andere hulpverleners over onderzoeksresultaten en diagnose. In dit rapport staan: zz de personalia; (hetero-)anamnesegegevens en observatie- en/of testgegevens volgens de domeinen van de RAP-systematiek en de logopedische diagnose uitgaande van het ICF-CY-model; zz de logopedische bevindingen en voorstellen naast die van eventuele andere hulpverleners, waarna besloten wordt tot een inter-/transdisciplinaire aanpak en het stellen van prioriteiten; zz indien nodig de redenen als gekozen wordt om niet te behandelen; zz indien nodig adviezen voor een verwijzing via de revalidatiearts naar een andere collega-logopedist en/ of discipline en/of instelling voor aanvullend onderzoek en/of behandeling. 25. De uiteindelijke werkwijze wordt opgesteld met het hele multidisciplinaire team en het revalidantsysteem op basis van het kernprobleem en doelstellingen. Gezamenlijk worden prioriteiten gesteld.
KWALITEIT
OPSTELLEN BEHANDELPLAN 26. De logopedist bespreekt de onderzoeksresultaten en de logopedische diagnose met de revalidant en/ of zijn revalidantsysteem, eventueel in samenwerking met de revalidatiearts. Hij bespreekt zijn voorstel voor logopedische behandeling van de revalidant en eventuele risico’s met de revalidant en/of zijn revalidantsysteem. De logopedist: zz informeert de revalidant en/of zijn revalidantsysteem over de gevolgen c.q. mogelijke gevolgen van de logopedische stoornis (voor zover mogelijk); zz geeft informatie over de te verwachten duur, de te investeren tijd, energie en zelfwerkzaamheid en de prognose van de behandeling; zz legt de eventuele relatie uit tussen stoornissen op het gebied van neurologie, sensozz motoriek, cognitie, emotie, sociaal gedrag, communicatie en/of eten en drinken; zz geeft de revalidant de gelegenheid te reflecteren op hetgeen met hem besproken is; zz geeft de revalidant en/of zijn revalidantsysteem alle relevante informatie om te kunnen meebeslissen, over bijvoorbeeld: * therapiemogelijkheden en gevolgen van niet behandelen; * verwachtingen indien gekozen wordt voor niet behandelen; * verwachtingen indien gekozen wordt voor behandeling; zz creëert mogelijkheden tot eigen inbreng van de revalidant; zz houdt rekening met de kwaliteit van leven van de revalidant; zz maakt afspraken omtrent de logopedische behandeling met revalidant en/of zijn revalidantsysteem en legt deze schriftelijk vast. 27. Op grond van de verzamelde gegevens uit standaarden 7 tot en met 26 bespreekt de logopedist met de revalidant en/of zijn revalidantsysteem of logopedische behandeling al dan niet gestart wordt. Indien besloten wordt dat er geen logopedische behandeling gestart wordt, rondt de logopedist de behandeling af, volgens standaarden 47 en 48. 28. De logopedist bepaalt de logopedische doelstellingen en bespreekt met de overige leden van het multidisciplinaire team en met de revalidant en/of zijn revalidantsysteem in hoeverre dit past in het totale behandelplan. Hierbij wordt rekening gehouden met de genoemde punten in standaard 21 en 26.
20
29. De logopedist stelt de inhoud en de opbouw van het behandelplan vast, uitgaande van het ICF-CY-model, in overleg met de revalidant en/of zijn revalidantsysteem. Hij draagt zorg voor optimale afstemming met andere disciplines. Hij legt dit vast in SMART-doelen voor de korte en lange termijn. De logopedist: zz houdt bij de keuze van behandelmogelijkheden rekening met de invloed van psychosociale factoren; zz overweegt bij aanwezigheid van diverse logopedische stoornissen welke behandeling prioriteit14 heeft, mede aangegeven door de revalidant; zz geeft de revalidant en/of zijn revalidantsysteem inspraak ten aanzien van aanpak, volgorde, therapeut, therapiefrequentie en behandelduur; zz overweegt en geeft aan wat vaktechnisch de beste behandelingsvolgorde of –methode of hulpmiddel is; zz geeft aan wat de minimale en optimale behandelfrequentie is en een indicatie van de behandelduur; zz overlegt met de revalidant en/of zijn revalidantsysteem welke hulpmiddelen het meest geschikt zijn en toegepast worden. De logopedist overlegt eventueel hierover met andere disciplines. zz geeft inzicht in welke mogelijkheden er zijn ten aanzien van verdere diagnostiek en andersoortige behandelingen; zz geeft bij de methodieken aan wat er van de revalidant en revalidantsysteem verwacht wordt; zz geeft aan waar de grenzen van het eigen vakgebied/handelen liggen; zz neemt (indien nodig) contact op met een externe gespecialiseerde logopedist voor aanvullende adviezen. 30. De logopedist rapporteert mondeling en/of schriftelijk aan de revalidatiearts en andere hulpverleners binnen en buiten de instelling over het logopedisch behandelplan.
UITVOEREN VAN DE BEHANDELING15
KWALITEIT
31. De logopedist schept de benodigde randvoorwaarden16, voordat er gestart wordt met de logopedische therapie. 32. De logopedist begeleidt en geeft voorlichting aan de revalidant en/of zijn revalidantsysteem met betrekking tot (het omgaan met) de logopedische stoornis en het logopedisch traject voor de toekomst. De logopedist geeft educatie en adviezen17 over de logopedische stoornis, de oorsprong van de stoornis en de gevolgen van de stoornis aan de revalidant en/of zijn revalidantsysteem. Eventueel vindt de voorlichting en educatie plaats in groepsverband (bijvoorbeeld een oudercursus/ouderavond). 33. De logopedist past de gekozen werkwijze toe, waarvan verwacht wordt dat die de mogelijkheden op communicatief gebied en/of het eten en drinken optimaliseert. Hij gaat onderzoekend behandelen met het revalidantsysteem als co-therapeut. Hij stemt het handelen af op het kernprobleem en op de overige (para-) medische disciplines, leerkrachten en/of groepsleiding en/of externe partijen18.
14
De logopedist houdt hierbij in de gaten, dat de problemen met de grootste kans op complicaties het eerst worden behandeld. Het kan zijn dat de prioriteit niet ligt bij het logopedisch probleem van het kind.
15
De logopedische behandeling kan zowel direct als indirect worden aangeboden Zie begrippenlijst voor uitleg indirecte behandeling, directe behandeling, revalidantgebonden tijd en niet-revalidantgebonden tijd. De behandeling kan zowel individuele behandeling of groepsbehandeling zijn.
16
Hieronder wordt o.a. verstaan: het aanleggen van een communicatieschrift, goede houding, juiste stoel, en dergelijke.
17
Deze adviezen kunnen eenmalig gegeven worden, maar dienen daarna wel opgevolgd te worden.
18
Voorbeelden van externe partijen: audiologisch centrum, thuisbegeleiding, MEE.
21
34. De logopedist geeft de revalidant en/of zijn revalidantsysteem instructies bij de uitvoering van de diverse aspecten/oefeningen van de gekozen methode en bij het omgaan met stoornissen, beperkingen en hulpmiddelen door uit te leggen: zz wat het doel van de oefeningen is, zz wat de werkwijze bij de oefening is, zz hoe materiaal/hulpmiddelen gebruikt dienen te worden, zz wat belangrijke aandachtspunten zijn. 35. De logopedist begeleidt19 (het revalidantsysteem van de) revalidant inzake omgang met de stoornissen, beperkingen en hulpmiddelen om de communicatieve mogelijkheden en/of het eten en drinken te optimaliseren. 36. De logopedist bewaakt op een gelijkwaardige manier de wijze waarop de revalidant en/of zijn revalidantsysteem de gegeven instructies opvolgt, door middel van observatie en coaching van de revalidant / de co-therapeuten / het revalidantsysteem. 37. Zo nodig brengt de logopedist een huisbezoek aan het revalidantsysteem. 38. Zo nodig neemt de logopedist contact op met een externe gespecialiseerde logopedist voor adviezen ten aanzien van de uitvoering van de behandeling. 39. De logopedist legt het verloop van de behandeling schriftelijk vast, op de daarvoor bestemde plek in het dossier.
TUSSENTIJDSE EVALUATIE / EINDEVALUATIE
KWALITEIT
40. De logopedist bewaakt de uitvoering van het behandelplan in het kader van het geheel, door na te gaan of het behandelplan aansluit bij het doel van de logopedische behandeling. Hij doet dit door observatie tijdens de behandelingen en tussentijdse evaluaties van de behandeling met de revalidant en/of zijn revalidantsysteem en door het opnieuw gebruiken van meetinstrumenten. 41. De logopedist evalueert de hulpvraag, het logopedisch onderzoek, de diagnostiek, de inhoud en opbouw van het behandelplan, het effect van de behandeling (in overleg) met de revalidant en vergelijkt deze met de eigen bevindingen. De logopedist gaat de tevredenheid van de revalidant en/of zijn revalidantsysteem na. 42. De logopedist legt (tussentijdse) evaluaties van de behandeling schriftelijk vast in het dossier op de daarvoor afgesproken plek volgens de RAP-systematiek. 43. De logopedist evalueert in het multidisciplinaire team samen met andere disciplines het behandelplan. 44. Indien de logopedische adviezen omtrent communicatie en/of eten en drinken niet worden opgevolgd door de revalidant en/of zijn revalidantsysteem, rapporteert de logopedist dit in het dossier op de daarvoor afgesproken plek. De logopedist bespreekt dit met de revalidatiearts. 19
Deze begeleiding kan eenmalig zijn, maar kan ook uit meerdere begeleidingssessies bestaan.
22
45. Indien in overleg met de revalidant en zijn revalidantsysteem besloten wordt dat de behandeling wordt afgesloten, overlegt de logopedist met de revalidant en zijn revalidantsysteem over het afbouwen van de behandeling en/of tijdelijk stoppen van de behandeling. Hij legt dit schriftelijk vast in het dossier. 46. De logopedist informeert de revalidatiearts en het multidisciplinaire team omtrent het verloop en het effect van de logopedische behandeling. De logopedist informeert naar de bevindingen van de andere hulpverleners en vergelijkt deze met de eigen bevindingen.
AFSLUITEN VAN DE BEHANDELING 47. De logopedist brengt aan de revalidatiearts en andere betrokkenen een verslag20 uit omtrent het beëindigen van de behandeling, het resultaat van de behandeling en de eventuele prognose ten aanzien van de verdere ontwikkeling. De eindresultaten worden mondeling en/of schriftelijk besproken. De logopedist overweegt de mogelijkheden tot verwijzing naar een logopedist in de eerste lijn, een andere hulpverlener of hulpverlenende instantie en overlegt dit met de revalidatiearts, de andere teamleden en de revalidant.
KWALITEIT
48. De logopedist doet indien nodig en/of gewenst een voorstel aan het multidisciplinaire team over de nazorg van de revalidant. De logopedist: zz wijst de revalidant en zijn revalidantsysteem op aspecten waar zij blijvend aandacht aan zullen moeten schenken; zz wijst de revalidant en zijn revalidantsysteem op blijvende risico’s; zz geeft de revalidant en zijn revalidantsysteem adviezen mee om de woon-, leef- en werksituatie zo goed mogelijk te garanderen; zz bekijkt de mogelijkheden ten aanzien van controleafspraken en/of de mogelijkheid om bij vragen, twijfels of nieuwe klachten contact op te nemen; zz draagt, indien nodig, zorg voor een overdracht naar een logopedist, die de logopedische behandeling zal voortzetten.
20
Volgens de geldende afspraken binnen de instelling
23
LOGOPEDISCHE STANDAARDEN VOOR VOLWASSENENREVALIDATIE VERWIJZING 1. De logopedist neemt kennis van en interpreteert de verwijzing, opgesteld door de revalidatiearts, van de revalidant met klachten op logopedisch gebied. 2. De logopedist verzamelt de relevante logopedische gegevens uit de vorige setting waar de revalidant verbleef en noteert deze in het dossier21 van de revalidant. 3. De logopedist neemt bij onduidelijke en/of onvolledige vraagstelling voor logopedisch onderzoek en/of behandeling contact op met de revalidatiearts. 4. De logopedist beoordeelt in overleg met de revalidatiearts of er acute logopedische interventie ingezet moet worden op het gebied van eten en drinken / communicatie. 5. De logopedist vraagt het multidisciplinaire team mogelijke logopedische hulpvragen van de revalidant en/of het revalidantsysteem te signaleren en in te brengen in het multidisciplinaire overleg.
AFNEMEN ANAMNESE EN ONDERZOEK 6. De logopedist creëert, indien nodig, een prikkelarme situatie voor de revalidant en zijn revalidantsysteem.
KWALITEIT
7. De logopedist motiveert en informeert de revalidant en zijn revalidantsysteem over de opzet, het doel, de inhoud en de duur van het anamnesegesprek. 8. De logopedist verzamelt door het afnemen van een (hetero-) anamnese relevante gegevens over de hulpvraag van de revalidant en/of zijn revalidantsysteem ten behoeve van de logopedische diagnose en de eventueel in te stellen behandeling uitgaande van het ICF-model (functie, activiteiten, participatie, externe en persoonlijke factoren)22 en/of helpt de revalidant bij het verwoorden van de hulpvraag. De logopedist houdt rekening met culturele achtergrond, cognitie en communicatievaardigheden. 9. De logopedist rapporteert relevante informatie uit het anamnesegesprek conform de afspraken in de instelling. 10. Indien de revalidant geen hulpvraag heeft, maar het revalidantsysteem wel, geeft de logopedist informatie en motiveert zo nodig de revalidant om mee te werken aan (aanvullend) onderzoek23. 11. De logopedist stelt een onderzoeksplan op naar aanleiding van de anamnese volgens landelijke richtlijnen24. 21
Dit kan zowel een papieren, als een elektronisch dossier zijn. In deze standaard wordt met dossier het medisch dossier van de revalidant bedoeld.
22
Zie Bijlage I Het ICF-model.
23
Bijvoorbeeld bij cognitieve problemen
24
Op de website www.ikbenlogopedist.nl > kwaliteit > kwaliteitsinstrumenten staat een overzicht van kwaliteitsdocumenten, waaronder richtlijnen.
24
12. De logopedist motiveert en informeert de revalidant over de opzet, de inhoud, het doel en de werkwijze van het onderzoek. Hij gaat na of de revalidant(systeem) de informatie begrepen heeft. Hij legt dit vast in het dossier. 13. De logopedist toont flexibiliteit ten opzichte van de revalidant en de onderzoekswijze door bij de keuze van de onderzoeksmethode rekening te houden met de aanwezige beperkingen25 van de revalidant en zijn revalidantsysteem. Indien de situatie dit vereist, stelt de logopedist de onderzoeksmethode bij. De logopedist bekijkt daarbij aan de hand van de overdracht en de vermelde onderzoeksgegevens of, en welk onderzoek (nog) uitgevoerd dan wel herhaald (hertest) moet worden. 14. De logopedist geeft uitleg aan de revalidant over wat er met de te verkrijgen informatie (waaronder bijvoorbeeld audio-opnames en/of video-opnames) gaat gebeuren. Indien nodig wordt schriftelijke toestemming gevraagd van de revalidant. 15. Door middel van observatie en het hanteren van meetinstrumenten verzamelt de logopedist relevante logopedische gegevens op één of meer van de ICF-gebieden: functie, activiteiten, participatie, externe en persoonlijke factoren. 16. Wanneer een meetinstrument gebruikt wordt, neemt de logopedist het meetinstrument af volgens de voorschriften. Daarnaast houdt hij rekening met de mogelijke invloed van de (sociale) omgeving, de conditie, de belasting en belastbaarheid en (gezondheids)toestand van de revalidant. 17. De logopedist draagt bij aan de multidisciplinaire diagnosestelling door het observeren van de revalidant. Hij rapporteert en overlegt zijn bevindingen in het multidisciplinaire overleg. 18. De logopedist start zo nodig een exploratieve interventie26.
KWALITEIT
19. De logopedist ordent de verzamelde onderzoeksgegevens ten behoeve van de diagnosestelling en het overwegen van behandelingsmogelijkheden uitgaande van het ICF-model. De logopedist rapporteert deze gegevens in het dossier op de daarvoor bestemde plek.
DIAGNOSE EN BESLUITVORMING 20. Op basis van analyse van de verzamelde gegevens stelt de logopedist de beginsituatie vast en stelt vervolgens de diagnose volgens het ICF-model. 21. De logopedist gaat uit van de hulpvraag volgens het ICF-model van de revalidant(systeem) bij het opstellen van het voorlopige (voorstel) behandelplan. 22. De logopedist overweegt, eventueel na overleg met de andere leden van het multidisciplinaire team, welke (logopedische) methoden en/of hulpmiddelen toegepast kunnen worden ten behoeve van de revalidant. 25
Hier worden de niet-logopedische beperkingen bedoeld, zoals een geamputeerde arm, reeds bestaande visuele problemen.
26
Observerend/onderzoekend behandelen en behandelend observeren/onderzoeken.
25
23. De logopedist informeert de revalidant en/of zijn revalidantsysteem over de onderzoeksresultaten, eventueel in samenwerking met de revalidatiearts. Hij bespreekt de behandelmogelijkheden en risico’s met de revalidant en/of zijn revalidantsysteem. De logopedist: zz informeert de revalidant en/of zijn revalidantsysteem over de gevolgen c.q. mogelijke gevolgen van de logopedische stoornis (voor zover mogelijk); zz geeft voorlichting over de te verwachten duur, de te investeren tijd, energie, zelftraining, zelfoefenprogramma’s en de prognose van de behandeling; zz legt de eventuele relatie uit tussen de logopedische problemen, het totale functioneren en de onderliggende aandoening; zz geeft de revalidant de gelegenheid te reflecteren op hetgeen met hem besproken is; zz geeft de revalidant en/of zijn revalidantsysteem alle relevante informatie om te kunnen zz meebeslissen over therapiemogelijkheden en gevolgen van niet behandelen; zz vraagt naar verwachtingen van de revalidant en/of zijn revalidantsysteem; zz houdt rekening met wat de prioriteiten zijn van de revalidant en zijn revalidantsysteem; zz creëert mogelijkheden tot eigen inbreng van de revalidant en/of revalidantsysteem; zz maakt afspraken omtrent de logopedische behandeling met revalidant en/of zijn revalidantsysteem en legt deze schriftelijk vast (eventueel in een communicatieschrift van de revalidant en/of in een logopedisch verslag). 24. Op grond van de verzamelde gegevens uit standaarden 8 tot en met 23 bespreekt de logopedist met de revalidant en/of zijn revalidantsysteem of logopedische behandeling al dan niet gestart wordt. Indien besloten wordt dat er geen logopedische behandeling gestart wordt, rondt de logopedist de behandeling af, volgens standaarden 50 tot en met 52. 25. De logopedist bespreekt de onderzoeksresultaten en de logopedische diagnose met de andere leden van het multidisciplinaire team. Hij bespreekt zijn voorstel voor logopedische behandeling van de revalidant. Hij stelt zo nodig zijn behandelvoorstel bij aan de hand van informatie uit het multidisciplinair overleg.
KWALITEIT
26. De logopedist overweegt, eventueel na overleg met de andere leden van het multidisciplinaire team, welke hulpmiddelen aangepast en/of aangevraagd kunnen worden ten behoeve van de revalidant. 27. Zo nodig adviseert de logopedist een verwijzing via de revalidatiearts naar een andere discipline voor aanvullend onderzoek en/of behandeling. 28. De logopedist rapporteert mondeling en/of schriftelijk aan de revalidatiearts en andere hulpverleners over onderzoeksresultaten en diagnose. In dit rapport staan: zz de personalia; anamnesegegevens, onderzoeksgegevens, logopedische diagnose uitgaande van het ICF-model; zz de logopedische bevindingen en voorstellen volgens richtlijnen naast die van eventuele andere hulpverleners, waarna besloten wordt tot een inter-/multidisciplinaire aanpak en het stellen van prioriteiten; zz indien nodig adviezen voor nader onderzoek door andere disciplines.
26
BEHANDELPLAN 29. De logopedist bepaalt de logopedische doelstelling en bespreekt met de overige leden van het multidisciplinaire team en met de revalidant en/of zijn revalidantsysteem in hoeverre dit past in het totale behandelplan. Hierbij wordt rekening gehouden met de genoemde punten in standaard 23. 30. De logopedist stelt de inhoud en de opbouw van het behandelplan vast, uitgaande van het ICF-model, in overleg met de revalidant en/of zijn revalidantsysteem. Hij draagt zorg voor optimale afstemming met andere disciplines. Hij legt dit vast in SMART-doelen voor de korte en lange termijn. De logopedist: zz houdt bij de keuze van behandelmogelijkheden rekening met de invloed van psychosociale factoren; zz overweegt bij aanwezigheid van diverse logopedische stoornissen welke behandeling prioriteit27 heeft, hoofdzakelijk aangegeven door de revalidant; zz overweegt en geeft aan wat vaktechnisch de beste behandelingsvolgorde of –methode of hulpmiddel is; zz overweegt welke behandelvorm gekozen kan worden (bijv. individuele behandeling, groepsbehandeling, telelogopedie); zz overlegt met de revalidant en/of zijn revalidantsysteem welke hulpmiddelen het meest geschikt zijn en toegepast worden. De logopedist overlegt eventueel hierover met andere disciplines. zz geeft aan wat de minimale en optimale behandelfrequentie is en een indicatie van de behandelduur; zz geeft inzicht in welke mogelijkheden er zijn ten aanzien van verdere diagnostiek en andersoortige behandelingen; zz geeft bij de methodieken aan wat er van de revalidant en revalidantsysteem verwacht wordt; zz houdt zo mogelijk rekening met de wensen van de revalidant/het revalidantsysteem ten aanzien van aanpak, volgorde, therapeut, therapiefrequentie en behandelduur; zz geeft aan waar de grenzen van het eigen vakgebied/handelen liggen. Het behandelplan wordt zo nodig bijgesteld naar aanleiding van evaluatie. 31. De logopedist betrekt het revalidantsysteem in de behandeling. Hij bepaalt of er indien nodig indirecte behandeling wordt gestart en/of de persoon uit het revalidantsysteem kan fungeren als co-therapeut.
KWALITEIT
32. De logopedist rapporteert in het dossier het behandelplan. Indien gewenst schrijft de logopedist het op voor de revalidant of zorgt voor een kopie van de gegevens of van een verslag. Indien gewenst geeft de logopedist de revalidant inzage in zijn (logopedisch) dossier.
27
De logopedist houdt hierbij wel in de gaten, dat de problemen met de grootste kans op complicaties het eerst worden behandeld.
27
BEHANDELING28 33. De logopedist schept de benodigde randvoorwaarden29, voordat er gestart wordt met de logopedische therapie. 34. De logopedist bewaakt het revalidatieproces. 35. De logopedist begeleidt en geeft voorlichting aan de revalidant en/of zijn revalidantsysteem en/of het multidisciplinair team. 36. De logopedist behandelt de revalidant en/of het revalidantsysteem met hulp van gekozen materiaal, werkwijze en methode, waarvan verwacht wordt dat die de hulpvraag beantwoorden, bij voorkeur op basis van richtlijnen. 37. De logopedist geeft de revalidant en/of zijn revalidantsysteem instructies bij de uitvoering van de diverse aspecten/oefeningen van de gekozen methode en bij het omgaan met stoornissen, beperkingen en hulpmiddelen door uit te leggen: zz wat het doel van de oefeningen is, zz wat de werkwijze bij de oefening is, zz hoe materiaal/hulpmiddelen gebruikt dienen te worden, zz hoe zelftraining / zelfoefenprogramma’s uitgevoerd dienen te worden, zz hoe frequent de zelftraining / zelfoefenprogramma’s uitgevoerd dienen te worden, zz wat belangrijke aandachtspunten zijn. 38. De logopedist neemt doelen en werkwijzen van andere disciplines mee in de eigen behandeling. 39. De logopedist organiseert (eventueel samen met een andere hulpverlener) groepsbehandelingen.
KWALITEIT
40. De logopedist organiseert samen met een andere hulpverlener (maatschappelijk werker, psycholoog) een familiebijeenkomst. 41. De logopedist geeft educatie over de logopedische stoornis, de oorsprong van de stoornis en de gevolgen van de stoornis aan de revalidant en/of zijn revalidantsysteem en/of het multidisciplinaire team. 42. De logopedist bewaakt de manier waarop de revalidant en/of zijn revalidantsysteem en/of het multidisciplinaire team de gegeven instructies/adviezen opvolgt, door middel van observatie en navraag of de instructies/ adviezen begrepen zijn. Hij heeft hierin een voorbeeldfunctie. Indien nodig legt de logopedist nogmaals de gevolgen uit als de instructies/adviezen niet opgevolgd worden. Hij legt dit vast in het dossier conform de afspraken van de instelling. 43. De logopedist legt het verloop van de behandeling schriftelijk vast, op de daarvoor bestemde plek in het dossier. 28
De logopedische behandeling kan zowel direct als indirect worden aangeboden Zie begrippenlijst voor uitleg indirecte behandeling, directe behandeling, revalidantgebonden tijd en niet-revalidantgebonden tijd. De behandeling kan zowel individuele behandeling of groepsbehandeling zijn.
29
Hieronder wordt o.a. verstaan: bril, hoortoestel, houding, prikkelarme omgeving en dergelijke.
28
EVALUEREN 44. De logopedist bewaakt voortdurend de uitvoering van het behandelprogramma, door na te gaan of het behandelplan aansluit bij het doel van de logopedische behandeling. Hij doet dit door observatie tijdens de behandelingen en tussentijdse evaluaties van de behandeling met de revalidant en/of zijn revalidantsysteem. Hij stelt eventueel het behandelplan bij. 45. De logopedist gaat de tevredenheid van de revalidant en/of zijn revalidantsysteem na door observatie en een gesprek. 46. De logopedist legt (tussentijdse) evaluaties van de behandeling schriftelijk vast in het dossier op de daarvoor afgesproken plek en bespreekt dit in het multidisciplinair overleg. Hij houdt rekening met revalidantfactoren, revalidantsysteemfactoren en overwegingen uit het multidisciplinaire team. 47. Indien de logopedische adviezen omtrent het logopedisch probleem niet worden opgevolgd door de revalidant en/of zijn revalidantsysteem, rapporteert de logopedist dit in het dossier op de daarvoor afgesproken plek. De logopedist bespreekt dit in het multidisciplinair overleg. 48. Indien in overleg met de revalidant en zijn revalidantsysteem besloten wordt dat de behandeling wordt afgesloten, overlegt de logopedist met de revalidant en zijn revalidantsysteem over het afbouwen van de behandeling. 49. De logopedist informeert het multidisciplinaire team omtrent het verloop en het effect van de logopedische behandeling. De logopedist informeert naar de bevindingen van de andere hulpverleners en spiegelt deze met de eigen bevindingen.
AFRONDEN EN NAZORG
KWALITEIT
50. De logopedist brengt aan het multidisciplinaire team een verslag30 uit omtrent het afronden en het beëindigen van de individuele en /of groepsbehandeling, het resultaat van de behandeling en de eventuele prognose ten aanzien van de verdere ontwikkeling. De eindresultaten worden mondeling en/of schriftelijk besproken. 51. De logopedist overweegt de mogelijkheden tot verwijzing naar een andere logopedist, een andere hulpverlener of hulpverlenende instantie en overlegt met de revalidant, het revalidantsysteem, de revalidatiearts en leden van het multdisciplinaire team.
30
Volgens de NVLF-richtlijn Verslaglegging (2009).
29
KWALITEIT
52. De logopedist verzorgt, indien nodig en/of gewenst, de nazorg van de logopedische behandeling. De logopedist: zz wijst de revalidant en zijn revalidantsysteem op aspecten waar zij blijvend aandacht aan zullen moeten schenken; zz wijst de revalidant en zijn revalidantsysteem op blijvende risico’s; zz geeft de revalidant en zijn revalidantsysteem de al eerder gegeven adviezen mee om de woon-, leef- en werksituatie zo goed mogelijk te garanderen; zz bespreekt met de revalidant en zijn revalidantsysteem de mogelijkheden ten aanzien van controleafspraken en/of de mogelijkheid om bij vragen, twijfels of nieuwe klachten contact op te nemen; zz geeft voorlichting over lotgenotenvereniging en/of nazorgcentra; zz draagt, indien nodig, zorg voor een overdracht naar een logopedist, die de logopedische behandeling zal voortzetten, eventueel volgens gemaakte ketenzorgafspraken; zz houdt na afronding/beëindiging – naar behoefte van de revalidant en/of het revalidantsysteem – één of meer nacontroles en regelt zo nodig hervatting van de behandeling of een kortdurende herhalings- of “opfriscursus”.
30
STANDAARDEN BEHEER VOOR KINDER-, JONGEREN- EN VOLWASSENENREVALIdATIE 1. Indien de logopedist zelf de planning & administratie verzorgt omtrent afspraken met de revalidant / het revalidantsysteem, houdt hij rekening met: zz het registreren van de afspraken, daarbij rekening houdend met de overeengekomen behandelduur en frequentie; zz het tijdig op de hoogte brengen van de revalidant en zijn revalidantsysteem van het niet doorgaan van een afspraak; zz het schriftelijk informeren van de revalidant en zijn revalidantsysteem over afmeldingsafspraken en consequenties van niet nagekomen afspraken; zz het zo nodig doorverwijzen naar collega’s; zz het zo nodig aanleggen van een wachtlijst. 2. De logopedist verwerkt (indien van toepassing) ten behoeve van het dossier de instroom van inventarisatiegegevens in een databestand31. In het databestand zijn opgenomen: zz persoonsgegevens; zz anamnesegegevens; zz onderzoeksgegevens; zz logopedische diagnose volgens het ICF-model; zz de conclusies van het onderzoek voor de logopedische behandeling; zz de afspraken met betrekking tot begindatum, dag, tijd, plaats, frequentie en duur van de behandeling; zz de naam van de behandelend therapeut.
KWALITEIT
3. De logopedist noteert ten behoeve van het dossier het plan, het verloop en het resultaat van de behandeling32. Hierin zijn opgenomen: zz behandeldoelen; zz behandelingsverloop; zz resultaten. 4. De logopedist archiveert na het afronden van de behandeling het dossier conform de werkwijze van de instelling. 5. De logopedist maakt het jaarverslag van de vakgroep logopedie binnen het paramedisch team (indien van toepassing). In het jaarverslag zijn opgenomen: zz personele aspecten; zz financiële aspecten; zz aantal logopedische verrichtingen; zz aard logopedische verrichtingen; zz contacten binnen en buiten de vakgroep logopedie; zz activiteiten in het kader van na- en bijscholing; zz een jaarplan voor het komende jaar. 31
Volgens Richtlijn Verslaglegging (NVLF, 2009).
32
Volgens Richtlijn Verslaglegging (NVLF, 2009).
31
6. De logopedist handelt conform de geldende wet- en regelgeving 33. Daarnaast handelt de logopedist conform het instellingsbeleid. 7. De logopedist houdt de uitgaven bij van de vakgroep logopedie (indien van toepassing). De logopedist: zz zorgt voor een goed overzicht van de uitgaven van de vakgroep logopedie. zz neemt in de begroting de geplande uitgaven voor de vakgroep logopedie op (o.a. voor na- en bijscholing, materialen). 8. De logopedist verzorgt en beheert test-, therapie-, en verbruiksmateriaal in overleg met de instelling De logopedist bespreekt met zijn werkgever de inrichtingseisen, zoals deze zijn vastgesteld door de NVLF voor de behandelruimten in instellingen34. 9. De logopedist bewaakt (de procedure van) het onderhouden en testen van meetapparatuur en hulpmiddelen. Hij heeft de procedure hiervan vastgelegd. De logopedist: zz zorgt voor regelmatig onderhoud en kalibratie van meetapparatuur; zz onderhoudt de hulpmiddelen, die in de behandelruimte aanwezig zijn; zz bewaakt het onderhouden van de behandelruimte, zowel technisch als hygiënisch. 10. De logopedist zorgt voor de begeleiding van stagiaires van de Opleiding voor Logopedie conform de afspraken die er met de betreffende hogeschool zijn gemaakt.
KWALITEIT
11. De logopedist draagt zorg voor een documentatiesysteem over het eigen beroep en de ontwikkelingen daarin. De logopedist: zz beschikt over recente literatuur over verschillende logopedische onderwerpen; zz heeft recente informatie over regelingen binnen de gezondheidszorg met betrekking tot de logopedie en past dit toe indien van toepassing; zz heeft voorlichtingsmateriaal voor verschillende doelgroepen in de instelling. 12. De logopedist adviseert de instelling inzake een te volgen handelwijze, door het geven van richtlijnen voor het optimaal uitvoeren van logopedische behandeling van revalidanten. De logopedist ontwikkelt en/ of herziet in samenwerking met andere disciplines, interne protocollen over verschillende (logopedische) onderwerpen/ doelgroepen.
33
Meer informatie over deze wetgeving, zie www.overheid.nl of www.nvlf.nl.
34
Zie www.ikbenlogopedist.nl > zakelijk > praktijk
32
CHECKLIST 1.
INLEIDING
Deze checklist is bedoeld om het handelen van de logopedist in overeenstemming te brengen met de professionele norm . De vragen van de checklist kunnen beantwoord worden door: zz de logopedist zelf zz de revalidant zz een persoon uit het revalidantsysteem zz een collega uit het multidisciplinaire team. Welke gegevensbron het beste gebruikt kan worden, hangt af van het onderwerp, de eisen die gesteld worden aan de check zoals betrouwbaarheid, validiteit en gebruiksvriendelijkheid (snelheid en eenvoud van het verzamelen en verwerken van de gegevens). Het begrip registratie moet ruim gezien worden. Alle door de logopedist in verslagen, brieven, notities en in de computer vastgelegde informatie mag voor deze vragen geraadpleegd worden. In de checklist is zoveel mogelijk gekozen voor gesloten vragen, waarbij het antwoord gegeven kan worden door ja of nee aan te kruisen. Opmerkingen die de ondervraagde maakt ter verduidelijking van zijn antwoord kunnen apart genoteerd worden. Ze zijn naderhand waardevol bij het verwerken van de antwoorden en het maken van een plan van aanpak ter verbetering. Aan het einde van de checklist kan de ondervraagde noteren welke verbeterpunten belangrijk zijn (indien van toepassing). Zie paragraaf 2 voor praktische tips.
KWALITEIT
A. Logopedist in een organisatie Een logopedist kan aan de hand van de checklist een beoordeling maken in hoeverre hij werkt aan de hand van de gestandaardiseerde normen. Voor een meer objectieve beoordeling kan de logopedist het invullen van de checklist voorleggen aan de revalidant zelf, de revalidantvertegenwoordiger of een collega uit het multidisciplinaire team. Op basis hiervan kan hij nagaan wat goed gaat of verbeterd moet worden en conclusies trekken: zz Ik hoef niets te wijzigen, ik bied optimale zorg en werk volgens de aangegeven norm. zz Ik wijk op bepaalde punten af van de norm, maar kan daar expliciete redenen voor aangeven en zie geen directe noodzaak of mogelijkheid er iets aan te veranderen. zz Ik wijk op bepaalde punten af, ik zie de noodzaak en ik heb de mogelijkheden om mijn handelen zo te veranderen dat ik meer volgens de norm werk. zz Ik wijk op bepaalde punten af en ik zie de noodzaak, maar ik heb niet de mogelijkheden om mijn handelen zo te veranderen dat ik meer volgens de norm werk.
B. Groepen logopedisten in een organisatie Een groep logopedisten die samen kritisch naar de door hen geboden zorg wil kijken, kan nagaan in hoeverre ze volgens de standaarden werkt. Door steeds (een gedeelte van) de vragen uit de checklist individueel te beantwoorden en de antwoorden daarna met elkaar te vergelijken, krijgt men inzicht in ieders werkwijze. Vervolgens legt men vast welke verbetermogelijkheden en leerpunten de groep van elkaar wil overnemen, en welke verbeteracties gewenst zijn. Door op deze manier te werken, kunnen ook plaatselijke protocollen ontstaan;
33
een afgesproken werkwijze voor een bepaalde groep revalidanten.
C. Kwaliteitskringen De standaarden kunnen onderwerp van gesprek zijn in kwaliteitskringen. Door regelmatig (onderdelen van) de standaarden onderwerp te maken van intercollegiale gesprekken krijgen de kringleden zicht op de kwaliteit van de geleverde zorg. Het gebruik van de checklist kan daarbij behulpzaam zijn.
Praktische tips voor het gebruik van de checklist Tijdens het uitproberen van de checklisten werd een aantal ervaringen opgedaan. De belangrijkste conclusies zijn:
KWALITEIT
zz Het is noodzakelijk om een evenwicht te vinden tussen enerzijds begrijpelijke formuleringen voor de geïnterviewden (spreektaal) en anderzijds nauwkeurige formuleringen in de checklist (schrijftaal). Blijf, met het oog op uniformiteit en validiteit, toch zo dicht mogelijk bij de schriftelijke tekst van de checklist. zz Bij het afnemen van de checklist is het de bedoeling dat de ondervraagde35 de vragen beantwoordt met betrekking tot een van tevoren bepaalde revalidant. Ook de gegevens van die specifieke revalidant dienen dan als bron in de registratie. zz Het is wenselijk dat de vragen aan de revalidant en/of zijn revalidantsysteem gesteld worden in afwezigheid van de (be)handelend logopedist. De aanwezigheid van de (be)handelend logopedist kan sociaal wenselijke antwoorden in de hand werken. zz Door bij de beantwoording van de vragen opmerkingen te noteren, is het interpreteren van de resultaten (waar voldoe ik aan de norm en waar wijk ik af) en daaruit conclusies trekken efficiënter te doen. zz Het is in het algemeen niet aan te raden om de gehele checklist te gebruiken. De afname van de checklist vergt namelijk erg veel tijd. Bovendien kan de afname van het instrument te veel verbeterpunten opleveren om ineens aan te pakken. Hier ligt een systematische aanpak voor de hand. In het algemeen maakt de logopedist voor zichzelf of in overleg met anderen (bijvoorbeeld collega-logopedisten, leidinggevende), een keuze voor die aspecten van het logopedisch handelen waarvan hij de kwaliteit wil onderzoeken of wenst te verbeteren. Zo kan per standaard gewerkt worden, maar ook modulair: thematisch steeds een ander gedeelte van het instrument afnemen waarna verbeterplannen worden gemaakt. Naast het gebruik van deze standaard en de bijbehorende checklist, kan er door logopedisten in het revalidatiecentrum ook gebruik gemaakt worden van andere kwaliteitsinstrumenten. Dit zijn bijvoorbeeld: korte verbeter cyclus, intervisie, casuïstiek, bekijken/bespreken van een richtlijn, zelfevaluatie praktijkvoering, kwaliteitscriteria patiëntenperspectief, kwaliteitscriteria Stage Logopedie,
gids beroepsproducten, kwaliteitseisen logopedist, inrichtingseisen instellingen, beroepscode, beroepsprofiel, competentieprofiel, Methodisch Logopedisch Handelen.
Meer informatie over deze kwaliteitsinstrumenten kan gevonden worden in de Toolkit Kwaliteitskringen (te downloaden op de website www.ikbenlogopedist.nl, > Netwerk, > Kwaliteitskringen).
35
Dit kan de logopedist zelf zijn, maar ook de revalidant zelf of een persoon uit het revalidantsysteem.
34
CHECKLIST LOGOPEDISCHE STANDAARDEN VOOR KINDER- EN JONGERENREVALIDATIE Naam logopedist: Datum:
VERWIJZING Heeft de logopedist: zz kennisgenomen van de verwijzing, opgesteld door de revalidatiearts, van de revalidant met klachten op logopedisch gebied en deze geïnterpreteerd? zz relevante onderzoeksgegevens en/of informatie van derden verzameld omtrent de revalidant en geordend in het dossier van de revalidant? zz bij onduidelijke en/of onvolledige vraagstelling voor logopedisch onderzoek en/of behandeling contact opgenomen met de revalidatiearts? zz in overleg met de revalidatiearts beoordeeld of er acute logopedische interventie ingezet moet worden op het gebied van eten en drinken / communicatie?
Ja
Nee
□
□
□
□
□
□
□
□
KWALITEIT
Aanvullende opmerkingen ten aanzien van verwijzing:
35
INVENTARISEREN HULPVRAAG Heeft de logopedist: zz zich op de hoogte gesteld van wat er in andere hulpvraaggesprekken bij andere hulpverleners al besproken is met het revalidantsysteem? zz geïnventariseerd welke anamnesevragen al gesteld zijn om te voorkomen dat er vragen dubbel gesteld worden aan het revalidantsysteem? zz er rekening mee gehouden dat vanaf een bepaalde leeftijd een kind mag aangeven of de ouders/ verzorgers wel/niet aanwezig zijn bij gesprekken? zz (eventueel samen met andere disciplines) een hulpvraaggesprek gevoerd met de revalidant en zijn revalidantsysteem? zz een optimale situatie gecreëerd voor de revalidant en zijn revalidantsysteem met betrekking tot de veiligheid en de fysieke omgeving (eventueel in samenwerking met andere disciplines) tijdens het hulpvraaggesprek? zz de revalidant en zijn revalidantsysteem geïnformeerd en gemotiveerd over de opzet, het doel, de inhoud en de duur van het hulpvraaggesprek? zz invoelend vermogen getoond ten aanzien van de revalidant en het revalidantsysteem? zz interesse en begrip getoond, actief geluisterd naar hetgeen de revalidant en het revalidantsysteem vertellen tijdens het hulpvraaggesprek? zz eventueel na het hulpvraaggesprek nog een aanvullend logopedisch (hetero-) anamnesegesprek gevoerd met de revalidant en/of het revalidantsysteem? zz door het afnemen van een aanvullende (hetero-) anamnese relevante gegevens verzameld over de hulpvraag van de revalidant en/of zijn revalidantsysteem ten behoeve van de logopedische diagnose en de eventueel in te stellen behandeling uitgaande van het ICFCY-model (functie, activiteiten en participatie)? zz tijdens dit (hetero-) anamnesegesprek rekening gehouden met de informatie genoemd in standaarden 6 tot en met 8? zz informatie uit het (hetero-)anamnesegesprek schriftelijk gerapporteerd in het dossier op de daarvoor afgesproken plek en indien wenselijk mondeling toegelicht?
Ja
Nee
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□ □
□ □
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
KWALITEIT
Aanvullende opmerkingen ten aanzien van inventariseren hulpvraag.
36
AFNEMEN ONDERZOEK Heeft de logopedist: zz de revalidant geïnformeerd en gemotiveerd over de opzet, de inhoud en het doel van het onderzoek, rekening houdend met zijn motorische en communicatieve vaardigheden? zz flexibiliteit getoond ten opzichte van de revalidant en de onderzoekswijze door bij de keuze van de onderzoeksmethode rekening te houden met de aanwezige beperkingen van de revalidant en zijn revalidantsysteem? zz uitleg gegeven aan de revalidant en zijn revalidantsysteem over wat er met de verkregen informatie gaat gebeuren? zz zo mogelijk onderzoeksinstrumenten gebruikt die ontwikkeld en genormeerd zijn voor de kinder- en jongerenrevalidatie? zz voor zover deze instrumenten niet bestaan, andere bestaande onderzoeksmethodes en -instrumenten aangepast voor het onderzoeksdoel en dit in de onderzoeksrapportage expliciet vermeld? zz bij elk meetinstrument dat gebruikt wordt, de handleiding ervan gehanteerd? zz daarnaast rekening gehouden met de mogelijke invloed van het (sociale) revalidantsysteem, de conditie en (gezondheids)toestand van de revalidant? zz door middel van observatie en/of het hanteren van meetinstrumenten, relevante gegevens verzameld op één of meer van de domeinen van de RAP-systematiek? zz de verzamelde onderzoeksgegevens geordend ten behoeve van de diagnosestelling en het overwegen van behandelingsmogelijkheden uitgaande van het ICF-CY-model? zz deze gegevens in het dossier gerapporteerd op de daarvoor bestemde plek en teruggekoppeld aan het multidisciplinaire team?
Ja
Nee
□
□
□
□
□
□
□
□
□ □
□ □
□
□
□
□
□
□
□
□
KWALITEIT
Aanvullende opmerkingen ten aanzien van afnemen onderzoek:
37
FORMULEREN VAN CONCLUSIES EN BESLISSEN WEL OF NIET BEHANDELEN Heeft de logopedist: zz op basis van een analyse van de verzamelde gegevens een (voorlopige) logopedische diagnose benoemt volgens het ICF-CY-model? zz hierbij rekening gehouden met de ontwikkeling, de leeftijd, de persoonlijkheid, gedragingen en nevenstoornissen en de sociale context van de revalidant? zz bij het op te stellen voorlopige voorstel behandelplan rekening gehouden met de revalidant (en/of zijn revalidantsysteem)? zz na overleg met de andere leden van het multidisciplinaire team en/of een externe logopedische expert, overwogen welke (logopedische) methoden en/of hulpmiddelen toegepast kunnen worden ten behoeve van de revalidant? zz overwogen om samen met een andere discipline de revalidant nader te onderzoeken en/ of te behandelen? zz de onderzoeksresultaten en de logopedische diagnose besproken met de andere leden van het multidisciplinaire team en het revalidantsysteem (afhankelijk van de organisatie) en zijn voorstel voor logopedische behandeling van de revalidant besproken? zz eventueel na overleg met de andere leden van het multidisciplinaire team, overwogen welke hulpmiddelen aangepast en/of aangevraagd kunnen worden ten behoeve van de revalidant? zz mondeling en/of schriftelijk gerapporteerd aan de revalidatiearts en andere hulpverleners over onderzoeksresultaten en diagnose? zz de uiteindelijke werkwijze opgesteld met het hele multidisciplinaire team en het revalidantsysteem op basis van het kernprobleem en doelstellingen en gezamenlijk prioriteiten gesteld?
Ja
Nee
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
KWALITEIT
Aanvullende opmerkingen ten aanzien van formuleren conclusies en beslissen wel of niet behandelen:
38
OPSTELLEN BEHANDELPLAN Heeft de logopedist: zz de onderzoeksresultaten en de logopedische diagnose met de revalidant en/of zijn revalidantsysteem besproken, eventueel in samenwerking met de revalidatiearts? zz zijn voorstel voor logopedische behandeling van de revalidant en eventuele risico’s met de revalidant en/of zijn revalidantsysteem besproken? zz op grond van de verzamelde met de revalidant en/of zijn revalidantsysteem gesproken of logopedische behandeling al dan niet gestart wordt? zz de logopedische doelstellingen bepaald en besproken met de overige leden van het multidisciplinaire team en met de revalidant en/of zijn revalidantsysteem in hoeverre dit past in het totale behandelplan? zz de inhoud en de opbouw van het behandelplan vastgesteld, uitgaande van het ICF-CYmodel, in overleg met de revalidant en/of zijn revalidantsysteem? zz zorg gedragen voor optimale afstemming met andere disciplines? zz dit vastgelegd in SMART-doelen voor de korte en lange termijn? zz mondeling en/of schriftelijk gerapporteerd aan de revalidatiearts en andere hulpverleners binnen en buiten de instelling over het logopedisch behandelplan?
Ja
Nee
□
□
□
□
□
□
□
□
□ □ □
□ □ □
□
□
KWALITEIT
Aanvullende opmerkingen ten aanzien van opstellen van het behandelplan:
39
UITVOEREN VAN HET BEHANDELPLAN Heeft de logopedist: zz de benodigde randvoorwaarden geschapen, voordat er gestart wordt met de logopedische therapie? zz voorlichting en begeleiding gegeven aan de revalidant en/of zijn revalidantsysteem met betrekking tot (het omgaan met) de logopedische stoornis en het logopedisch traject voor de toekomst? zz educatie en adviezen gegeven over de logopedische stoornis, de oorsprong van de stoornis en de gevolgen van de stoornis aan de revalidant en/of zijn revalidantsysteem? zz eventueel de voorlichting en educatie plaats laten vinden in groepsverband (bijvoorbeeld een oudercursus/ouderavond)? zz de gekozen werkwijze toegepast, waarvan verwacht wordt dat die de mogelijkheden op communicatief gebied en/of het eten en drinken optimaliseert? zz onderzoekend behandeld met het revalidantsysteem als co-therapeut? zz het handelen afgestemd op het kernprobleem en op de overige (para-) medische disciplines, leerkrachten en/of groepsleiding en/of externe partijen? zz de revalidant en/of zijn revalidantsysteem instructies gegeven bij de uitvoering van de diverse aspecten/oefeningen van de gekozen methode en bij het omgaan met stoornissen, beperkingen en hulpmiddelen? zz (het revalidantsysteem van de) revalidant begeleid inzake omgang met de stoornissen, beperkingen en hulpmiddelen om de communicatieve mogelijkheden en/of het eten en drinken te optimaliseren? zz op een gelijkwaardige manier de wijze bewaakt waarop de revalidant en/of zijn revalidantsysteem de gegeven instructies opvolgen, door middel van observatie en coaching van de revalidant / de co-therapeuten / het revalidantsysteem? zz zo nodig een huisbezoek gebracht aan het revalidantsysteem? zz zo nodig contact opgenomen met een externe gespecialiseerde logopedist voor adviezen ten aanzien van de uitvoering van de behandeling? zz het verloop van de behandeling schriftelijk vastgelegd, op de daarvoor bestemde plek in het dossier?
Ja
Nee
□
□
□
□
□
□
□
□
□ □
□ □
□
□
□
□
□
□
□ □
□ □
□
□
□
□
KWALITEIT
Aanvullende opmerkingen ten aanzien van uitvoeren van de behandeling:
40
TUSSENTIJDSE EVALUATIE / EINDEVALUATIE Heeft de logopedist: zz de uitvoering van het behandelplan bewaakt in het kader van het geheel, door na te gaan of het behandelplan aansluit bij het doel van de logopedische behandeling? zz dit gedaan door observatie tijdens de behandelingen en tussentijdse evaluaties van de behandeling met de revalidant en/of zijn revalidantsysteem en door het opnieuw gebruiken van meetinstrumenten? zz de hulpvraag, het logopedisch onderzoek, de diagnostiek, de inhoud en opbouw van het behandelplan, het effect van de behandeling geëvalueerd (in overleg) met de revalidant en deze vergeleken met de eigen bevindingen? zz de tevredenheid van de revalidant en/of zijn revalidantsysteem nagegaan? zz (tussentijdse) evaluaties van de behandeling schriftelijk vastgelegd in het dossier op de daarvoor afgesproken plek volgens de RAP-systematiek? zz in het multidisciplinaire team samen met andere disciplines het behandelplan geëvalueerd? zz indien de logopedische adviezen omtrent communicatie en/of eten en drinken niet zijn opgevolgd door de revalidant en/of zijn revalidantsysteem, dit in het dossier gerapporteerd op de daarvoor afgesproken plek en besproken met de revalidatiearts? zz indien in overleg met de revalidant en zijn revalidantsysteem besloten is dat de behandeling wordt afgesloten, overlegd met de revalidant en zijn revalidantsysteem over het afbouwen van de behandeling en/of tijdelijk stoppen van de behandeling? zz dit schriftelijk vastgelegd in het dossier? zz de revalidatiearts en het multidisciplinaire team geïnformeerd omtrent het verloop en het effect van de logopedische behandeling? zz geïnformeerd naar de bevindingen van de andere hulpverleners en deze vergeleken met de eigen bevindingen?
Ja
Nee
□
□
□
□
□ □
□ □
□
□
□
□
□
□
□ □
□ □
□
□
□
□
KWALITEIT
Aanvullende opmerkingen ten aanzien van evalueren:
41
AFSLUITEN VAN DE BEHANDELING Heeft de logopedist: zz aan de revalidatiearts en andere betrokkenen een verslag uitgebracht omtrent het beëindigen van de behandeling, het resultaat van de behandeling en de eventuele prognose ten aanzien van de verdere ontwikkeling? zz de eindresultaten mondeling en/of schriftelijk besproken? zz de mogelijkheden tot verwijzing naar een logopedist in de eerste lijn, een andere hulpverlener of hulpverlenende instantie overwogen en dit overlegd met de revalidatiearts, de andere teamleden en de revalidant? zz indien nodig en/of gewenst een voorstel gedaan aan het multidisciplinaire team over de nazorg van de revalidant? zz de revalidant en zijn revalidantsysteem gewezen op aspecten waar zij blijvend aandacht aan zullen moeten schenken? zz de revalidant en zijn revalidantsysteem gewezen op blijvende risico’s? zz de revalidant en zijn revalidantsysteem adviezen meegegeven om de woon-, leef- en werksituatie zo goed mogelijk te garanderen? zz de mogelijkheden bekeken ten aanzien van controleafspraken en/of de mogelijkheid om bij vragen, twijfels of nieuwe klachten contact op te nemen? zz indien nodig, zorg gedragen voor een overdracht naar een logopedist, die de logopedische behandeling zal voortzetten?
Ja
Nee
□ □
□ □
□
□
□
□
□ □
□ □
□
□
□
□
□
□
KWALITEIT
Aanvullende opmerkingen ten aanzien van afsluiten van de behandeling:
Belangrijkste aandachtspunten met betrekking tot logopedische standaarden voor kinder- en jongerenrevalidatie
- - - - -
42
CHECKLIST LOGOPEDISCHE STANDAARDEN VOOR VOLWASSENEN REVALIDATIE Naam logopedist: Datum: VERWIJZING Heeft de logopedist: zz kennis genomen van en de verwijzing van de revalidant met klachten op logopedisch gebied, opgesteld door de revalidatiearts, geïnterpreteerd? zz de relevante logopedische gegevens verzameld uit de vorige setting waar de revalidant verbleef en deze genoteerd in het dossier van de revalidant? zz bij onduidelijke en/of onvolledige vraagstelling voor logopedisch onderzoek en/of behandeling contact opgenomen met de revalidatiearts? zz in overleg met de revalidatiearts beoordeeld of er acute logopedische interventie ingezet moet worden op het gebied van eten en drinken / communicatie? zz het multidisciplinaire team gevraagd mogelijke logopedische hulpvragen van de revalidant en/of het revalidantsysteem te signaleren en in te brengen in het multidisciplinaire overleg?
Ja
Nee
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
KWALITEIT
Aanvullende opmerkingen ten aanzien van verwijzing:
43
KWALITEIT
AFNEMEN ANAMNESE EN ONDERZOEK Heeft de logopedist: zz indien nodig, een prikkelarme situatie gecreëerd voor de revalidant en zijn revalidantsysteem? zz de revalidant en zijn revalidantsysteem gemotiveerd en geïnformeerd over de opzet, het doel, de inhoud en de duur van het anamnesegesprek? zz door het afnemen van een (hetero-) anamnese relevante gegevens verzameld over de hulpvraag van de revalidant en/of zijn revalidantsysteem ten behoeve van de logopedische diagnose en de eventueel in te stellen behandeling uitgaande van het ICF-model en/of de revalidant geholpen bij het verwoorden van de hulpvraag? zz rekening gehouden met culturele achtergrond, cognitie en communicatievaardigheden? zz relevante informatie uit het anamnesegesprek gerapporteerd conform de afspraken in de instelling? zz indien de revalidant geen hulpvraag heeft, maar het revalidantsysteem wel, informatie gegeven en zo nodig de revalidant gemotiveerd om mee te werken aan (aanvullend) onderzoek? zz een onderzoeksplan opgesteld naar aanleiding van de anamnese volgens landelijke richtlijnen? zz de revalidant gemotiveerd en geïnformeerd over de opzet, de inhoud, het doel en de werkwijze van het onderzoek? zz nagegaan of de revalidant(systeem) de informatie begrepen heeft? zz dit vastgelegd in het dossier? zz flexibiliteit getoond ten opzichte van de revalidant en de onderzoekswijze door bij de keuze van de onderzoeksmethode rekening te houden met de aanwezige beperkingen van de revalidant en zijn revalidantsysteem? zz indien de situatie dit vereist, de onderzoeksmethode bijgesteld? zz daarbij aan de hand van de overdracht en de vermelde onderzoeksgegevens bekeken of, en welk onderzoek (nog) uitgevoerd dan wel herhaald (hertest) moet worden? zz uitleg gegeven aan de revalidant over wat er met de te verkrijgen informatie (waaronder bijvoorbeeld audio-opnames en/of video-opnames) gaat gebeuren? zz indien nodig schriftelijke toestemming gevraagd van de revalidant? zz door middel van observatie en het hanteren van meetinstrumenten relevante logopedische gegevens op één of meer van de ICF-gebieden verzameld? zz wanneer een meetinstrument gebruikt wordt, het meetinstrument afgenomen volgens de voorschriften? zz daarnaast rekening gehouden met de mogelijke invloed van de (sociale) omgeving, de conditie, de belasting en belastbaarheid en (gezondheids)toestand van de revalidant? zz bijgedragen aan de multidisciplinaire diagnosestelling door het observeren van de revalidant? zz zijn bevindingen gerapporteerd en overlegd in het multidisciplinaire overleg? zz zo nodig een exploratieve interventie gestart? zz de verzamelde onderzoeksgegevens geordend ten behoeve van de diagnosestelling en het overwegen van behandelingsmogelijkheden uitgaande van het ICF-model?
Ja
Nee
□
□
□
□
□ □
□ □
□
□
□
□
□
□
□ □ □
□ □ □
□ □
□ □
□
□
□ □
□ □
□
□
□
□
□
□
□ □ □
□ □ □
□
□
44
KWALITEIT
Aanvullende opmerkingen ten aanzien van afnemen anamnese en onderzoek:
45
KWALITEIT
DIAGNOSE EN BESLUITVORMING Heeft de logopedist: zz op basis van analyse van de verzamelde gegevens de beginsituatie vastgesteld en vervolgens de diagnose gesteld volgens het ICF-model? zz uitgegaan van de hulpvraag volgens het ICF-model van de revalidant(systeem) bij het opstellen van het voorlopige (voorstel) behandelplan? zz overwogen, eventueel na overleg met de andere leden van het multidisciplinaire team, welke (logopedische) methoden en/of hulpmiddelen toegepast kunnen worden ten behoeve van de revalidant? zz de revalidant en/of zijn revalidantsysteem geïnformeerd over de onderzoeksresultaten, eventueel in samenwerking met de revalidatiearts? zz de behandelmogelijkheden en risico’s besproken met de revalidant en/of zijn revalidantsysteem? zz de revalidant en/of zijn revalidantsysteem geïnformeerd over de gevolgen c.q. mogelijke gevolgen van de logopedische stoornis (voor zover mogelijk)? zz voorlichting gegeven over de te verwachten duur, de te investeren tijd, energie, zelftraining, zelfoefenprogramma’s en de prognose van de behandeling? zz de eventuele relatie uitgelegd tussen de logopedische problemen, het totale functioneren en de onderliggende aandoening? zz de revalidant de gelegenheid gegeven te reflecteren op hetgeen met hem besproken is? zz de revalidant en/of zijn revalidantsysteem alle relevante informatie gegeven om te kunnen meebeslissen over therapiemogelijkheden en gevolgen van niet behandelen? zz gevraagd naar verwachtingen van de revalidant en/of zijn revalidantsysteem? zz rekening gehouden met wat de prioriteiten zijn van de revalidant en zijn revalidantsysteem? zz mogelijkheden gecreëerd tot eigen inbreng van de revalidant en/of revalidantsysteem? zz afspraken gemaakt omtrent de logopedische behandeling met revalidant en/of zijn revalidantsysteem en deze schriftelijk vastgelegd (eventueel in een communicatieschrift van de revalidant en/of in een logopedisch verslag)? zz op grond van de verzamelde gegevens met de revalidant en/of zijn revalidantsysteem besproken of logopedische behandeling al dan niet gestart wordt? zz de onderzoeksresultaten en de logopedische diagnose besproken met de andere leden van het multidisciplinaire team? zz zijn voorstel besproken voor logopedische behandeling van de revalidant? zz zo nodig zijn behandelvoorstel bijgesteld aan de hand van informatie uit het multidisciplinair overleg? zz overwogen, eventueel na overleg met de andere leden van het multidisciplinaire team, welke hulpmiddelen aangepast en/of aangevraagd kunnen worden ten behoeve van de revalidant? zz zo nodig een verwijzing via de revalidatiearts geadviseerd naar een andere discipline voor aanvullend onderzoek en/of behandeling? zz mondeling en/of schriftelijk gerapporteerd aan de revalidatiearts en andere hulpverleners over onderzoeksresultaten en diagnose?
Ja
Nee
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□ □
□ □
□ □
□ □
□ □
□ □
□
□
□
□
□ □
□ □
□
□
□
□
□
□
□
□
46
KWALITEIT
Aanvullende opmerkingen ten aanzien van diagnose en besluitvorming:
47
KWALITEIT
BEHANDELPLAN Heeft de logopedist: zz de logopedische doelstelling bepaald en besproken met de overige leden van het multidisciplinaire team en met de revalidant en/of zijn revalidantsysteem in hoeverre dit past in het totale behandelplan? zz de inhoud en de opbouw van het behandelplan vastgesteld uitgaande van het ICF-model, in overleg met de revalidant en/of zijn revalidantsysteem? zz zorg gedragen voor optimale afstemming met andere disciplines? zz dit vastgelegd in SMART-doelen voor de korte en lange termijn? zz bij de keuze van behandelmogelijkheden rekening gehouden met de invloed van psychosociale factoren? zz bij aanwezigheid van diverse logopedische stoornissen overwogen welke behandeling prioriteit heeft, hoofdzakelijk aangegeven door de revalidant? zz overwogen en aangegeven wat vaktechnisch de beste behandelingsvolgorde of –methode of hulpmiddel is? zz overwogen welke behandelvorm gekozen kan worden? zz overlegd met de revalidant en/of zijn revalidantsysteem welke hulpmiddelen het meest geschikt zijn en toegepast worden? zz aangegeven wat de minimale en optimale behandelfrequentie is en een indicatie van de behandelduur? zz inzicht gegeven in welke mogelijkheden er zijn ten aanzien van verdere diagnostiek en andersoortige behandelingen? zz bij de methodieken aangegeven wat er van de revalidant en revalidantsysteem verwacht wordt? zz zo mogelijk rekening gehouden met de wensen van de revalidant/het revalidantsysteem ten aanzien van aanpak, volgorde, therapeut, therapiefrequentie en behandelduur? zz aangegeven waar de grenzen van het eigen vakgebied/handelen liggen? zz het behandelplan zo nodig bijgesteld naar aanleiding van evaluatie? zz het revalidantsysteem betrokken in de behandeling? zz bepaald of er indien nodig indirecte behandeling wordt gestart en/of de persoon uit het revalidantsysteem kan fungeren als co-therapeut? zz gerapporteerd in het dossier het behandelplan? zz indien gewenst het opgeschreven voor de revalidant of gezorgd voor een kopie van de gegevens of van een verslag? zz indien gewenst de revalidant inzage gegeven in zijn (logopedisch) dossier?
Ja
Nee
□
□
□ □ □
□ □ □
□
□
□
□
□ □
□ □
□
□
□
□
□
□
□
□
□ □ □ □
□ □ □ □
□ □
□ □
□ □
□ □
Aanvullende opmerkingen ten aanzien van behandelplan:
48
BEHANDELING Heeft de logopedist: zz de benodigde randvoorwaarden geschapen, voordat er gestart wordt met de logopedische therapie? zz het revalidatieproces bewaakt? zz voorlichting en begeleiding aangeboden de revalidant en/of zijn revalidantsysteem en/ of het multidisciplinair team? zz de revalidant en/of het revalidantsysteem behandeld met hulp van gekozen materiaal, werkwijze en methode, waarvan verwacht wordt dat die de hulpvraag beantwoorden, bij voorkeur op basis van richtlijnen? zz de revalidant en/of zijn revalidantsysteem instructies gegeven bij de uitvoering van de diverse aspecten/oefeningen van de gekozen methode en bij het omgaan met stoornissen, beperkingen en hulpmiddelen? zz doelen en werkwijzen van andere disciplines meegenomen in de eigen behandeling? zz (eventueel samen met een andere hulpverlener) groepsbehandelingen georganiseerd? zz samen met een andere hulpverlener (maatschappelijk werker, psycholoog) een familiebijeenkomst georganiseerd? zz educatie gegeven over de logopedische stoornis, de oorsprong van de stoornis en de gevolgen van de stoornis aan de revalidant en/of zijn revalidantsysteem en/of het multidisciplinaire team? zz de manier bewaakt waarop de revalidant en/of zijn revalidantsysteem en/of het multidisciplinaire team de gegeven instructies/adviezen opvolgt, door middel van observatie en navraag of de instructies/adviezen begrepen zijn. zz hierin een voorbeeldfunctie? zz indien nodig nogmaals de gevolgen uitgelegd als de instructies/adviezen niet opgevolgd worden? zz dit vastgelegd in het dossier conform de afspraken van de instelling? zz het verloop van de behandeling schriftelijk vastgelegd, op de daarvoor bestemde plek in het dossier?
Ja
Nee
□ □
□ □
□
□
□
□
□ □ □
□ □ □
□
□
□
□
□ □
□ □
□ □
□ □
□
□
KWALITEIT
Aanvullende opmerkingen ten aanzien van behandeling:
49
EVALUEREN Heeft de logopedist: zz voortdurend de uitvoering van het behandelprogramma bewaakt, door na te gaan of het behandelplan aansluit bij het doel van de logopedische behandeling? zz dit gedaan door observatie tijdens de behandelingen en tussentijdse evaluaties van de behandeling met de revalidant en/of zijn revalidantsysteem? zz eventueel het behandelplan bijgesteld? zz de tevredenheid van de revalidant en/of zijn revalidantsysteem nagegaan door observatie en een gesprek? zz (tussentijdse) evaluaties van de behandeling schriftelijk vastgelegd in het dossier op de daarvoor afgesproken plek en dit besproken in het multidisciplinair overleg? zz rekening gehouden met revalidantfactoren, revalidantsysteemfactoren en overwegingen uit het multidisciplinaire team? zz indien de logopedische adviezen omtrent het logopedisch probleem niet worden opgevolgd door de revalidant en/of zijn revalidantsysteem, dit gerapporteerd in het dossier op de daarvoor afgesproken plek? zz dit besproken in het multidisciplinair overleg? zz indien in overleg met de revalidant en zijn revalidantsysteem besloten wordt dat de behandeling wordt afgesloten, overleg gehad met de revalidant en zijn revalidantsysteem over het afbouwen van de behandeling? zz het multidisciplinaire team geïnformeerd omtrent het verloop en het effect van de logopedische behandeling? zz geïnformeerd naar de bevindingen van de andere hulpverleners en deze gespiegeld met de eigen bevindingen?
Ja
Nee
□
□
□ □
□ □
□
□
□
□
□
□
□ □
□ □
□
□
□
□
□
□
KWALITEIT
Aanvullende opmerkingen ten aanzien van evalueren:
50
AFRONDEN EN NAZORG Heeft de logopedist: zz aan het multidisciplinaire team een verslag uitgebracht omtrent het afronden en het beëindigen van de individuele en /of groepsbehandeling, het resultaat van de behandeling en de eventuele prognose ten aanzien van de verdere ontwikkeling? zz de eindresultaten mondeling en/of schriftelijk besproken? zz mogelijkheden tot verwijzing naar een andere logopedist, een andere hulpverlener of hulpverlenende instantie overwogen en overlegd met de revalidant, het revalidantsysteem, de revalidatiearts en leden van het multdisciplinaire team? zz indien nodig en/of gewenst, de nazorg verzorgd van de logopedische behandeling? zz de revalidant en zijn revalidantsysteem gewezen op aspecten waar zij blijvend aandacht aan zullen moeten schenken? zz de revalidant en zijn revalidantsysteem gewezen op blijvende risico’s? zz de revalidant en zijn revalidantsysteem de al eerder gegeven adviezen meegegeven om de woon-, leef- en werksituatie zo goed mogelijk te garanderen? zz met de revalidant en zijn revalidantsysteem de mogelijkheden besproken ten aanzien van controleafspraken en/of de mogelijkheid om bij vragen, twijfels of nieuwe klachten contact op te nemen? zz voorlichting gegeven over lotgenotenvereniging en/of nazorgcentra? zz indien nodig, zorg gedragen voor een overdracht naar een logopedist, die de logopedische behandeling zal voortzetten, eventueel volgens gemaakte ketenzorgafspraken? zz na afronding/beëindiging – naar behoefte van de revalidant en/of het revalidantsysteem – één of meer nacontroles gehouden en zo nodig hervatting van de behandeling of een kortdurende herhalings- of “opfriscursus” geregeld?
Ja
Nee
□ □
□ □
□ □
□ □
□ □
□ □
□
□
□ □
□ □
□
□
□
□
KWALITEIT
Aanvullende opmerkingen ten aanzien van afronding en nazorg:
Belangrijkste aandachtspunten met betrekking tot logopedische standaarden voor volwassenenrevalidatie:
51
CHECKLIST BEHEER VOOR KINDER-, JONGEREN- EN VOLWASSENENREVALIDATIE Naam logopedist: Datum:
KWALITEIT
VERWIJZING Heeft de logopedist: zz Indien de logopedist zelf de planning en administratie verzorgt omtrent afspraken met de revalidant / het revalidantsysteem, rekening gehouden met: * het registreren van de afspraken, daarbij rekening houdend met de overeengekomen behandelduur en frequentie; * het tijdig op de hoogte brengen van de revalidant en zijn revalidantsysteem van het niet doorgaan van een afspraak; * het schriftelijk informeren van de revalidant en zijn revalidantsysteem over afmeldingsafspraken en consequenties van niet nagekomen afspraken; * het zo nodig doorverwijzen naar collega’s; * het zo nodig aanleggen van een wachtlijst. zz (indien van toepassing) ten behoeve van het dossier de instroom van inventarisatiegegevens verwerkt in een databestand? zz ten behoeve van het dossier het plan, het verloop en het resultaat van de behandeling genoteerd? zz na het afronden van de behandeling het dossier gearchiveerd conform de werkwijze van de instelling? zz het jaarverslag gemaakt van de vakgroep logopedie binnen het paramedisch team (indien van toepassing)? zz gehandeld conform de geldende wet- en regelgeving? zz gehandeld conform het instellingsbeleid? zz de uitgaven bijgehouden van de vakgroep logopedie (indien van toepassing)? zz gezorgd voor een goed overzicht van de uitgaven van de vakgroep logopedie? zz in de begroting de geplande uitgaven voor de vakgroep logopedie opgenomen? zz test-, therapie-, en verbruiksmateriaal verzorgd en beheerd in overleg met de instelling? zz met zijn werkgever de inrichtingseisen besproken, zoals deze zijn vastgesteld door de NVLF voor de behandelruimten in instellingen? zz (de procedure van) het onderhouden en testen van meetapparatuur en hulpmiddelen bewaakt? zz de procedure hiervan vastgelegd? zz gezorgd voor regelmatig onderhoud en kalibratie van meetapparatuur? zz de hulpmiddelen onderhouden, die in de behandelruimte aanwezig zijn? zz het onderhouden van de behandelruimte bewaakt, zowel technisch als hygiënisch? zz gezorgd voor de begeleiding van stagiaires van de Opleiding voor Logopedie conform de afspraken die er met de betreffende hogeschool zijn gemaakt? zz zorg gedragen voor een documentatiesysteem over het eigen beroep en de ontwikkelingen daarin? zz beschikking over recente literatuur over verschillende logopedische onderwerpen? zz recente informatie over regelingen binnen de gezondheidszorg met betrekking tot de logopedie en dit toegepast indien van toepassing? zz voorlichtingsmateriaal voor verschillende doelgroepen in de instelling?
Ja
Nee
□
□
□
□
□
□
□
□
□ □ □ □ □ □ □
□ □ □ □ □ □ □
□
□
□ □ □ □ □
□ □ □ □ □
□
□
□ □
□ □
□ □
□ □
52
Aanvullende opmerkingen ten aanzien van beheer:
KWALITEIT
Belangrijkste aandachtspunten met betrekking tot logopedische standaarden voor beheer
53
Literatuur Albers, G. e.a.: Centrale ontwikkeling en legitimering van logopedische standaarden. Nijmegen, 1996. Uitgave Hogeschool Nijmegen. Appelman, A.: Onderzoek onderzocht: algemene standaarden en meetinstrumenten voor kwaliteitszorg. Lezing op symposium, januari 1993, Nijmegen. Arts, I. e.a.: Implementatie van de logopedische standaarden en het meetinstrument. Nijmegen, 1998. Uitgaven van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Broekhuizen A., H. ter Horst en S. Meijs: Uniforme en gelegitimeerde kwaliteitsstandaarden en bijbehorende meetinstrumenten voor logopedisten in het Onderwijs. Januari 2001, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Hendriks, L, Hollands, L e.a: Elementen van kwaliteitszorg. 1997, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen / CBO. Kalf, H., J. de Beer. (2004). Evidence-based logopedie. Logopedische handelen gebaseerd op wetenschappelijke evidentie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Kuipers, H. (2007). Methodisch handelen in de logopedie. Assen: Van Gorcum Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie. (2001). Beroepscode voor logopedisten. Woerden: NVLF. Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie. (2003). Beroepsprofiel logopedist. Woerden: NVLF. Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie. (2009). Richtlijn Verslaglegging. Woerden: NVLF. Meulenberg-Brouwer, A., H. van der Pol-Top, C. Kuiper. (2008). Dialoog. Een theoretisch en praktisch perspectief op de beroepsrollen van de logopedist. Utrecht: Lemma Uitgeverij.
KWALITEIT
Schellekens, W. en W. den Hartog: Richtlijnen zijn hulpmiddel voor betere zorg. ZetN, juni 2000. Willems, M., M. Verhoef, S. Berdenis van Berlekom, M. Ketelaar, J.W. Gorter. (2010). Gezinsgericht werken in de kinderrevalidatie. Geen methode, maar een attitude. Keypoint. Oktober 2010, 15 – 17.
54
Begrippen / Afkortingen / Wetten Afkortingen ALS
Amyotrofe laterale sclerose
CVA
Cerebro Vasculair Accident
COPD
Chronic Obstructive Pulmonary Disease
DBC
Diagnosebehandelcombinatie
DCD
Developmental Coördination Disorder
DTL
Directe Toegankelijkheid Logopedie
ICF
International Classification of Functioning, Disability and Health
ICF-CY
International Classification of Functioning, Disability and Health Children and Youth
NAH
Niet-Aangeboren Hersenletsel
NMA
NeuroMusculaire Aandoening
NVLF
Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie
RAP
Revalidatie Activiteiten Profiel
SMART
Specifiek Meetbaar Acceptabel Realistisch Tijdgebonden
KWALITEIT
Begrippen Ambulante vroegbehandeling
Behandeling die zich richt op gezinnen met: een risicokind door vroeggeboorte, ziekte of aangeboren aandoening, een baby, peuter of kleuter met een ontwikkelingsvertraging of een kind met een mentale, motorische of meervoudige handicap.
Anamnese
Gesprek waarin de (medische) voorgeschiedenis van de (logopedische) stoornis / ziekte besproken wordt. Daarnaast komt ook de fysieke en sociale context van de revalidant aan bod en wordt er gesproken over de hulpvraag en de verwachting ten aanzien van de logopedische therapie.
55
KWALITEIT
Behandeling
Een “totale” behandeling door een logopedist / binnen een afdeling logopedie. De behandeling wordt gekenmerkt door: zz een eerste zorgcontact zz een of meerdere behandelsessies zz een behandelevaluatie waarna de logopedische behandeling (door de logopedist) wordt beëindigd. De logopedische behandeling bij mensen met een meervoudige beperking bestaat uit directe behandeling, maar voor een groot deel ook uit indirecte behandeling. Zie ook: indirecte behandeling en directe behandeling.
Behandelovereenkomst
Revalidanten en hulpverleners hebben rechten en plichten. Deze staan vastgelegd in de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO). Deze wet is van belang voor iedereen die met medische zorg te maken krijgt. Zodra een hulpverlener een revalidant gaat onderzoeken of behandelen, is er sprake van een geneeskundige behandelingsovereenkomst. De wet heeft tot doel de rechtspositie van de revalidant te versterken. www.minvws.nl Zowel de revalidant als de hulpverlener hebben op grond van deze wet een aantal rechten en plichten. Volgens deze wet is de revalidant de opdrachtgever en moet hij kunnen instemmen met een behandeling. Daarom is het van belang dat de hulpverlener de revalidant informeert over wat er met hem aan de hand is, welke behandeling hij adviseert, wat de eventuele gevolgen en nadelen zijn, en of er alternatieven bestaan. De behandelafspraken staan vastgelegd in de behandelovereenkomst.
Belastbaarheid
De mate waarin de revalidant en/of het revalidantsysteem belast kan worden.
Belasting
Een (mentale en/of fysieke) last of gewicht dat gedragen moet worden of dat op een individu rust.
Beroepscode
Logopedisten zijn gebonden aan normen en waarden vastgelegd in gedragsregels. Deze regels zijn te vinden in de ”beroepscode voor logopedisten”. Het hebben van een code betekent voor de beroepsbeoefenaren een manier om de beroepsgroep als professie gestalte te geven. Daarmee geeft de logopedist aan tot een speciale groep te behoren met eigen normen voor het gedrag, met een eigen traditie en eigen groepsbewustzijn.
Beroepsprofiel
Een gestructureerde verzameling uitspraken over taken die als regel in de beroepsuitoefening van de logopedist voorkomen. Het is geen toetsingsinstrument maar een uitgebreide deskundigheidsomschrijving. Op basis van het algemene beroepsprofiel zijn speciale beroepsprofielen ontwikkeld voor de verschillende werkvelden die als basis dienen voor de standaarden. De standaarden zijn ontwikkeld op basis van het beroepsprofiel van 2003.
56
KWALITEIT
Cerebrale parese
Cerebrale parese is een parapluterm waarbij de kenmerken zijn dat: zz het een houding- / bewegingsstoornis is waarvan de basis ligt in een beschadiging van de hersenen zz die voor de eerste verjaardag heeft plaatsgevonden Cerebrale parese uit zich op de volgende manieren zz Spastisch: (krampachtige; verhoging van de spierspanning) * Unilateraal (1 zijdig, hemiparese) (+ 80%) * Bilateraal (2 zijdig, diplegie, tetraparese (ook wel quadriplegie genoemd)) zz Dyskinetisch: (zich af en toe herhalende tijdelijke bewegingen * Athetose (onophoudelijke krampachtige langzame buig- en strekbewegingen van vingers en tenen) (+ 20%) * Chorea (plotselinge onwillekeurige gecoördineerde bewegingen) * Dystoon (labiliteit van de tonus (spierspanning) door verbreking van het evenwicht in het vegetatieve zenuwstelsel) zz Atactisch: (onzekere gang, veroorzaakt door gebrekkige samenwerking van de spieren bij aandoeningen van het zenuwstelsel) (+ 1-5%). Een zeer klein percentage valt niet onder de bovengenoemde indeling.
Cluster 3 school MGLG
School voor kinderen met een meervoudige / lichamelijke beperking die samenwerkt met een revalidatiecentrum waardoor revalidatiebehandeling op de schoollocatie mogelijk is.
Coachen
Persoonlijke begeleiding van (het revalidantsysteem van) de revalidant in het leren omgaan met de aanwezige (logopedische) stoornissen.
Cognitie
Het leervermogen van een revalidant dat uitgesplitst is in cognitieve functies als waarneming, aandacht, inprenting, geheugen, oriëntatie, denken, taalgebruik, executieve functies en vaardigheden.
Cognitieve revalidatie
Cognitieve revalidatie, heeft tot doel revalidanten met cognitieve problemen, als gevolg van hersenletsel, te helpen. Veel van deze revalidanten hebben beroertes of traumatisch hersenletsel opgelopen, waardoor het functioneren in het professionele en dagelijks leven beperkt word. Door middel van cognitieve revalidatie wordt geprobeerd het welzijn, het sociaal functioneren en vaardigheden te verbeteren.
Communicatiehulpmiddelen
Voorwerpen of instrumenten die een revalidant gebruikt ten dienste/ten behoeve van de communicatie.
Co-therapeut
Een co-therapeut is een mantelzorger die geregeld meegaat naar de logopedische sessies met als doel de revalidant thuis te kunnen helpen met de oefeningen.
Diagnose
De medische diagnose is de naam van de bij een revalidant vastgestelde ziekte of aandoening. De aard van ziekte of aandoening en de aard van de lichamelijke en geestelijke toestand van een revalidant, zijn bepalend voor de logopedische diagnose (en behandeling). De logopedist behandelt de logopedische gevolgen van ziekte, niet de ziekte zelf. Voor de diagnosestelling van de logopedische gevolgen van ziekte wordt gebruik gemaakt van het ICF-logopedie.
57
KWALITEIT
Directe behandeling
De tijd waarbij de revalidant bij de zorgverlener aanwezig is. Hieronder valt echter ook de tijd die de logopedist besteedt aan het ontwerpen en eventueel uitvoeren van een communicatiehulpmiddel.
Dossier
Alle documenten die op een revalidant betrekking hebben, dit kan zowel een papieren als een elektronisch dossier zijn. In deze standaard wordt met dossier het medisch dossier van de revalidant bedoeld.
Evidence based practice
Het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijs om beslissingen te nemen voor individuele revalidanten.
Exploratieve interventie
Observerend/onderzoekend onderzoeken.
Gezinsgericht werken
Bij gezinsgerichte zorg voeren ouders zelf de regie over de behandeling van hun kind. Zorgverleners erkennen dat ouders de experts zijn wat betreft de behoeftes van hun kind. Het stimuleert partnerschap tussen ouders en zorgverleners. Bij de gezinsgerichte zorg wordt er vanuit gegaan de ouders hun kinderen het beste kennen en het beste voor hun kinderen willen, dat elk gezin uniek is en het kind optimaal functioneert als het gezin goed draait. Gezinsgerichte zorg betekent niet dat ouders alles krijgen wat ze willen of dat zij alleen verantwoordelijk zijn voor beslissingen die genomen worden. In het begin als ouders net te horen hebben gekregen dat hun kind ziek is of een beperking heeft, zal de invloed van de zorgverlener groter zijn. Ook als er veiligheidsrisico’s zijn of de ontwikkeling van het kind bedreigd wordt, is het de verantwoordelijkheid van de medisch professional om in te grijpen. Gezinsgerichte zorg vraagt vooral om een andere manier van zorgverlening. het vraagt van zorgverleners dat ze gezinnen in staat stellen beslissingen te nemen en zelf te bepalen op welke manier en in welke mate zij betrokken willen zijn bij de zorg. Het vraagt om maatwerk en aandacht voor de zorgbehoefte van het hele gezin en niet uitsluitend voor de ziekte/beperking van het kind (Willems et al 2010).
Heteroanamnese
Gesprek met het revalidantsysteem waarin de (medische) voorgeschiedenis van de (logopedische) stoornis / ziekte besproken wordt. Daarnaast komt ook de fysieke en sociale context van de revalidant aan bod en wordt er gesproken over de hulpvraag en de verwachting ten aanzien van de logopedische therapie.
Interdisciplinaire samenwerking
Meerdere vakgebieden werken samen aan de oplossing van een probleem en geven hiervoor hun eigen bijdrage vanuit de eigen deskundigheid.
Indirecte behandeling
De tijd die de zorgverlener besteedt aan o.a. het informeren van de revalidatiearts, overleg met andere teamleden, het registreren van de gegevens enzovoorts. Onder indirecte behandeling wordt ook verstaan het adviseren van de revalidantsysteem van de revalidant in het omgaan met de logopedische beperkingen van de revalidant. Dit is een belangrijk onderdeel in het werk van logopedisten die werken met deze doelgroep. De revalidant is hier doorgaans niet bij aanwezig.
behandelen
en
behandelend
observeren/
58
KWALITEIT
Interventie
Een bewuste en doelgerichte handeling ten behoeve van een individu of groep om hierdoor verandering in stoornis, beperking en/of handicap of behoud van de huidige functies te bewerkstelligen.
Kortdurende behandeling
Behandeling die na enkele behandelsessies afgerond is.
Kwaliteitsregister Paramedici
Het Kwaliteitsregister Paramedici is een vrijwillig register voor een groot aantal paramedische beroepsgroepen, o.a. logopedisten. Via het kwaliteitsregister wordt eenmalig geregistreerd of een paramedicus voldoet aan de opleidingseisen van de Wet BIG (Beroepen in de individuele Gezondheidszorg). Vervolgens wordt periodiek (elke vijf jaar) geregistreerd of een paramedicus beschikt over actuele kennis en ervaring. Alleen wanneer aan de door de beroepsgroep gestelde eisen wordt voldaan, behoudt de geregistreerde paramedicus zijn of haar kwaliteitsregistratie.
Methodisch logopedisch handelen
Methodisch logopedisch handelen ondersteunt de logopedist in het bewust, doelgericht, systematisch en procesmatig professioneel handelen met revalidanten. Het verhoogt de revalidantgerichtheid en interdisciplinaire samenwerking.
Nietrevalidantgebonden tijd
Dit zijn de werkzaamheden die niet direct van invloed zijn op de behandeling van de revalidant. De niet-revalidant gebonden handelingen vallen buiten de behandelingsduur zoals administratie die niet direct gerelateerd is aan de revalidant, het bijwonen en/of geven van cursussen, het voeren van werkoverleg.
Onderzoek
Deze term wordt op twee manieren gebruikt: 1. Onderzoek (in brede zin): alle mogelijke bronnen/technieken die de logopedist inzet om alle mogelijke informatie te verzamelen, die bijdraagt aan het stellen van de logopedische diagnose (“inventarisatie”). 2. Onderzoek (in engere zin): het logopedisch onderzoek dat de logopedist inzet om de communicatieve vaardigheden en/of eten en drinken van de revalidant in kaart te brengen: via gesprek, observatie, vragenlijst en/of test (“onderzoek”). Ook deze informatie draagt bij aan het stellen van de logopedische diagnose.
Prognose
Voorspelling van het verloop van de klacht/het probleem/de stoornis.
59
KWALITEIT
Protocol
Een protocol is een systematische beschrijving van een afgebakend concreet zorgaanbod, waarbij het aandeel van de (verschillende)2 discipline(s) in tijd, inhoud, organisatorische voorwaarden en verantwoording wordt vastgelegd. Protocollen zijn voorschriften of regels die in de praktijk van beoefenaren in de gezondheidszorg worden gehanteerd. Deze zijn vaak afgeleid van richtlijnen. Een protocol gaat vooral in op de organisatorische context op de werkvloer en geeft aan hoe iets gedaan moet worden. Protocollen worden daarom meestal lokaal ontwikkeld, waarbij er gekeken wordt naar mogelijkheden en beperkingen van de lokale situatie. Protocollen maken ook deel uit van de professionele standaard en hebben dezelfde juridische betekenis als richtlijnen.
Revalidant
Een revalidant (van de instelling) met een zorgvraag
RAP-systematiek
Dit model, RAP (Revalidatie Activiteiten Profiel), is een methodiek waarbij de gemeenschappelijke doelstellingen die het revalidatieteam nastreeft expliciet worden geformuleerd en vastgesteld. De wensen en mogelijkheden van de revalidant en/of het revalidantsysteem vormen het uitgangspunt voor deze gemeenschappelijke doelstellingen.
Revalidantgebonden tijd
Revalidantgebonden tijd/handelingen kan opgedeeld worden in twee delen namelijk: de directe behandeltijd en de indirecte behandeltijd.
Revalidantsysteem
Alle mensen die deel uitmaken van het dagelijks leven van een revalidant (partner, ouder(s), mentor(en)/curator(en)/ bewindvoerder(s), verzorger(s)/begeleider(s), familie, vrienden en collega’s, leerkracht, klassenassistent).
Revalidatiearts
Verwijzend en/of behandelend specialist.
Richtlijnen
In richtlijnen wordt over het algemeen de actuele stand van kennis ten aanzien van een bepaald klinisch probleem neergelegd in de vorm van aanbevelingen voor de wijze van handelen in concrete situaties. Wil een beroepsbeoefenaar daadwerkelijk kwalitatief goede zorg verlenen dan dient hij rekening te houden met deze aanbevelingen. De aanbevelingen zijn doorgaans gebaseerd op de ‘gemiddelde patiënt’. Zonodig kan een beroepsbeoefenaar op basis van zijn professionele autonomie afwijken van een richtlijn. Soms is dit zelfs noodzakelijk. Als van een richtlijn wordt afgeweken, dient de beroepsbeoefenaar dit wel te beargumenteren en te documenteren.
Secundaire communicatiestoornissen
Stoornissen in bijvoorbeeld pragmatiek, prosodie, begrijpen van metaforen, de clou begrijpen; komt voor bij rechterhemisfeerletsel of traumatisch hersenletsel.
Standaarden
Professioneel overeengekomen uitvoeringsniveau voor het logopedisch handelen. Of: (kwaliteits-)standaarden kunnen worden gedefinieerd als een door de beroepsgroep in een bepaald werkveld overeengekomen niveau van zorg en zijn dus de norm voor het handelen of de norm of streefniveau van een specifieke beroepsgroep.
60
KWALITEIT
Therapeutische dreumesgroep
De Dreumesgroep richt zich op kinderen in de leeftijd van één tot twee jaar met een (motorische) ontwikkelingsstoornis of een functiebeperking. Samenwerking met de ouders is een belangrijk onderdeel van het behandelproces. Daarom bezoeken kind èn ouder één maal per week de Dreumesgroep. Aan de hand van thema´s krijgen ouders instructie en informatie over de ontwikkeling en opvoeding van hun kind. Daarnaast is er ruimte voor individuele poliklinische begeleiding van het kind bij de verschillende behandelingen. Ook is het mogelijkheid om contact te leggen met andere ouders.
Therapeutische kleutergroep
In de therapeutische kleutergroep kunnen kinderen geplaatst worden met verschillende diagnoses. Plaatsing in deze groep wordt bepaald door de vraag om revalidatiebehandeling gecombineerd met school(advies). In de kleutergroep wordt revalidatiebehandeling en onderwijs geboden aan kinderen (4-7 jaar) met een lichamelijke beperking, gedurende meerdere dagen per week. Onderwijs en therapieën wisselen elkaar af en worden ook wel tegelijk gegeven. Het onderwijs maakt deel uit van het revalidatieprogramma. Op deze manier kunnen alle behandelaars in het schooladvies betrokken worden, zodat de ouders een gerichte keuze kunnen maken. Uiteindelijk stromen sommige kleuters door naar de basisschool en anderen naar het speciaal onderwijs.
Therapeutische peutergroep
Bij therapeutische peutergroepen wordt intensieve revalidatiebehandeling gedurende twee of drie dagdelen per week gecombineerd wordt met deskundige revalidatiegroepsbegeleiding. De groepen worden ingedeeld op basis van het ontwikkelingsniveau van het kind. Het doel van de peutergroepen is kinderen in de leeftijd van twee tot vier jaar samen met hun ouders te begeleiden en een doorplaatsing naar een geschikte onderwijsvorm mogelijk te maken. Bij deze behandeling is een actieve bijdrage van ouders gewenst.
Transdisciplinaire samenwerking
Samenwerking tussen disciplines die ieders vakgebied overschrijdt.
Verwijzing
Schriftelijk verzoek van de revalidatiearts aan een andere discipline voor aanvullend onderzoek bij een revalidant. De revalidatiearts is hierdoor eindverantwoordelijk voor de behandeling van de revalidant.
Veilige situatie
Een situatie waarin de revalidant zich op zijn gemak voelt en waarin rekening is gehouden met de beperkingen van de revalidant (bijv. prikkelarme omgeving).
Volwassene
Een persoon van 18 jaar of ouder.
61
BIJLAGEN Bijlage 1: .Informatie over International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) In deze bijlage wordt ingegaan op het ontstaan van de ICF (International Classification of Functioning, Disability and Health). Meer informatie over het doel van de ICF en de toepassingen van ICF kan men vinden via: http:// www.rivm.nl/who-fic/icf.htm
Waarom ICF? Voordat de ICF gepubliceerd werd, maakten logopedisten gebruik van de coderingen van de ICIDH (International Classification of Impairments, Disabilities and Handicaps; Internationale Classificatie van stoornissen, beperkingen en handicaps). De ICIDH beschrijft problemen die mensen kunnen hebben in het functioneren. In de ICIDH wordt onderscheid gemaakt tussen drie niveaus van problemen in het functioneren: stoornissen, beperkingen en handicaps. De ICIDH is in 1980 gepubliceerd door de WHO (World Health Organization) en is een classificatie van ‘de gevolgen van ziekten’. Hoewel het niet zo bedoeld is, lijkt de ICIDH uit te gaan van een oorzakelijk verband tussen ziekten en problemen in het functioneren met een soort logische volgorde van ziekte, via stoornis en beperking naar handicap. De ICIDH beschrijft problemen in het functioneren los van de oorzaak.
KWALITEIT
Wat is de ICF? De ICF is de opvolger van de ICIDH en is gepubliceerd in 2001. Het biedt sindsdien begrippen voor het beschrijven van het menselijk functioneren (in neutrale termen) en problemen die daarin kunnen optreden. De ICF onderscheidt drie perspectieven: het perspectief van het lichaam (functies en anatomische eigenschappen), het perspectief van het menselijk handelen (activiteiten) en het perspectief van de mens als deelnemer aan het maatschappelijk leven (participatie). In tegenstelling tot de ICIDH bevat de ICF neutrale termen en zo nodig kunnen ook problemen worden aangeduid in het functioneren. In dat geval spreekt men over stoornissen (vanuit het eerste perspectief ), beperkingen (tweede perspectief ) en participatieproblemen (derde perspectief ). Naast het functioneren zelf zijn aan het ICF-schema ook die factoren toegevoegd die, naast ziekten, op het functioneren van invloed zijn: externe en persoonlijke factoren. Voorbeelden van externe factoren zijn werk of onderwijs. Voorbeelden van persoonlijke factoren zijn leefstijl en communicatiebehoeften. De ICF maakt deel uit van de Familie van Internationale Classificaties (FIC) van de WHO. Naast de ICF bevat de FIC ook de ICD–10 (International Statistical Classification of Diseases and Related Health Problems, tiende revisie) en een aantal andere gerelateerde en afgeleide classificaties. In de ICD-10 zijn ziekten, aandoeningen en letsels beschreven. De ICF is complementair aan de ICD-10, omdat de ICD-10 en de ICF gecombineerd kunnen worden; de ICD10 voor het beschrijven van ziekten, de ICF voor het beschrijven van het functioneren en eventuele problemen daarin.
62
Samenvattend: Met de ICD-10 kan de logopedist de ziekten beschrijven (verwijsdiagnose, nevenpathologie) en met de ICF kan de logopedist het menselijk functioneren en problemen daarbij beschrijven. De ICF vult de ICD-10 dus aan en kijkt daarmee verder dan mortaliteit en ziekte.
Wat is de ICF-CY? In 2008 is er een aparte versie van de ICF verschenen voor kinderen en jeugdigen, de ICF-CY (Children and Youth). In de ICF-CY staan alle klassen uit de oorspronkelijke ICF, maar daarnaast zijn klassen toegevoegd die voor het beschrijven van het functioneren van (het zich ontwikkelende) kind van belang zijn.
Wat is de ICF afgeleide versie voor de logopedie? Niet alle begrippen, die in de ICF en ICF-CY staan, zijn relevant voor de logopedie. Bovendien zijn sommige delen van de ICF te globaal voor gebruik door logopedisten. Daarom is er van de officiële Nederlandse vertaling van de ICF-CY een afgeleide versie gemaakt voor de logopedie. De afgeleide versie voor de logopedie is dus wel gebaseerd op de ICF, maar in deze afgeleide versie zijn alle niet relevante items weggelaten. Waar nodig is een verdere detaillering aangebracht door extra klassen toe te voegen met voor de logopedie relevante items. Hoewel hier gesproken wordt over de ICF-logopedie, zou ICF-CY-logopedie in feite een betere benaming zijn. Gekozen is voor de kortere naam. De NVLF heeft voor het maken van de afgeleide versie van de ICF voor de logopedie bij de WHO toestemming gevraagd. Deze toestemming is verleend onder bepaalde voorwaarden. Een van de voorwaarden is dat deze afgeleide versie niet wordt gebruikt voor commerciële doeleinden. Dit betekent dat ook de leden van de NVLF deze afgeleide ICF niet voor commerciële doeleinden mogen gebruiken. Hiervoor worden de leden gevraagd te tekenen als ze de afgeleide ICF opvragen bij de NVLF.
KWALITEIT
Samenvatting Classificatie
Beschreven domeinen
ICIDH (1980)
Consequenties van ziekten in termen van stoornissen, beperkingen en handicaps
International Classification of Impairments, Disabilities and Handicaps ICD-10 (1997)
Ziekten, syndromen
International Statistical Classification of Diseases and Related Health Problems ICF (2001)
Classificatie van functies, anatomische eigenschappen, activiteiten, participatie, persoonlijke factoren en externe factoren
International Classification of Functioning, Disability and Health
63
ICF-CY (2008) International Classification of Functioning, Disability and Health Children and Youth
Gebaseerd op de ICF en de ICF-CY. In deze afgeleide versie zijn alle niet relevante items weggelaten. Waar nodig is een verdere detaillering aangebracht door extra klassen toe te voegen met voor de logopedie relevante items. .
KWALITEIT
ICF afgeleide versie voor de logopedie (2009)
Classificatie van functies, anatomische eigenschappen, activiteiten, participatie, persoonlijke factoren en externe factoren. Er zijn klassen toegevoegd die voor het beschrijven van het functioneren van (het zich ontwikkelende) kind van belang zijn.
64
FOCUSGROEPEN Bij de ontwikkeling van de standaarden Revalidatie is een aantal leden actief betrokken geweest. Langs deze weg willen we de volgende personen specifiek bedanken
KWALITEIT
Mw. Ph.E.G. Berns Mw. M.K. Bil Mw. A.J. van der Brugge - Melse Mw. G.A. Donkerbroek Mw. W.G.C. Faber Mw. J. Feiken Mw. C.M. van Gent Mw. E. Gielen – Vindevoghel Mw. M.M.F de Grauw Mw. W. Happee Mw. S.J.P. Hensing Mw. H. Hoogland-Assen Mw. E. de Jonge Mw. T.A.G. Klein Goldewijk Mw. A.L. Kuipers Mw. H.M.M. van der Linden Mw. F. Nouwens Mw. J.A. Otten Mw. N.M.T. Pieterse Mw. G.J.M. Rokebrand-Ravestein Mw. J.S. de Rijk-Blom Mw. L.M. Sietsma Mw. H.J. Timmers Mw. M.M. J. Vermeulen Mw. C. Voogd Mw. A.G.M. Vriend Mw. E. van Wijk-van Leeuwen
65
66
KWALITEIT