JAARGANG 3 • MAART 2003 • NUMMER 1
JONG c
AAN DE AMSTEL
N I E U W S B L A D O V E R D E J E U G D Z O R G I N D E A G G L O M E R A T I E A M S T E R DA M
Thema: vroegtijdige signalering
Speciaal onderwijs op de schop 2
Inspectie tevreden over Amsterdamse pleegzorg De Inspectie Jeugdhulpverlening en Jeugdbescherming meldde onlangs dat ze tevreden was over de manier waarop SaC-Amstelstad Jeugdzorg het pleegzorgbeleid op papier heeft gezet. Dit betekent namelijk een enorme vooruitgang met enkele jaren gelden, toen het nog vrij onduidelijk was welke eisen aan pleegzorg werden gesteld. De Inspectie Jeugdhulpverlening en Jeugdbescherming kwam tot haar conclusie na een landelijke onderzoek, waarbij ook SaC-Amstelstad Jeugdzorg was betrokken. Doel was om te kijken of de pleegzorg aan de wettelijke vereisten voldeed. Dit bleek dus het geval bij het pleegzorgbeleid. Kritiek had de inspectie op de implementatie van dat beleid. Zo bleek uit dossiers en verslagen niet altijd of het hulpverleningsplan was afgestemd met de cliënt. Uiteindelijk bleek dat de werkers het hulpverleningsplan wel afstemden met de cliënt, maar dit niet aftekenden in het contactjournaal zodat het niet terechtkwam in het officiële dossier.
c
Bureau Jeugdzorg start spreekuren
De jeugdzorg zet zich ook in voor de allerkleinsten, voor de nul tot vierjarigen. De reden hiervoor is simpel: door problemen vroegtijdig te signaleren, kunnen ze vaak nog relatief makkelijk worden verholpen. Of, zoals een kinderarts in dit nummer zegt: ‘Je kunt hen nog met vrij eenvoudige middelen op het goede spoor krijgen. Zo voorkom je dat problemen op latere leeftijd uit de hand lopen.’
De kracht van de eigen familie 3 Shoppen met opvoedvragen 4
Lees verder op blz. 5 DOOR: SUZAN HILHORST
Bitter voorteken of pubergedrag? De AIVD spreekt over de identiteitscrisis van jonge Marokkanen en het risico dat ze lopen geronseld te worden. Enkele weken geleden stond Nederland op zijn kop nadat in Amsterdam twee Marokkaanse jongens waren vertrokken naar Tsjetsjenië. ‘Voor de heilige oorlog’, dacht een van de moeders. Hoe groot acht de jeugdzorg de kans dat moslimjongeren in Amsterdam ten prooi vallen aan de extremistische strijders van de jihad?
De zes Amsterdamse vestigingen van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam hebben in navolging van Amstelveen, Hoofddorp, Purmerend en Zaandam ook spreekuren ingesteld. Mensen kunnen tijdens spreekuurtijden contact opnemen met een medewerker van Bureau Jeugdzorg via het algemene aanmeldnummer 0900 –200 300 4. Het spreekuur in Amsterdam is elke werkdag van 10.00 tot 12.00 uur en van 14.00 tot 16.00 uur. Het spreekuur in Amstelveen en Hoofddorp is van 13.30 tot 14.30 uur. In Purmerend en Zaandam is het spreekuur van 10.00 tot 11.00 uur.
c
Taskforce wil meer geld voor wachtlijsten Het kabinet moet jaarlijks 25 miljoen euro extra uittrekken voor jeugdzorg om de wachtlijsten weg te werken. Dit concludeerde de Taskforce Wachtlijsten Jeugdzorg 5 februari 2003 in zijn analyse van de wachtlijsten in de jeugdzorg. De taskforce wees de toenemende vraag naar jeugdzorg aan als de belangrijkste oorzaak van de groeiende wachtlijsten. Ze constateerde verder dat er een structureel tekort is aan capaciteit in de jeugdzorg. De toenemende vraag is lange tijd niet vertaald in een evenredige groei van het budget, waardoor de wachtlijsten steeds langer werden. Eenmalig toegekende middelen, zoals de tien miljoen euro eind 2001, blijken niet voldoende om het probleem op te lossen. Zonder een structurele verhoging van het budget zullen de wachtlijsten blijven bestaan, aldus de taskforce.
c
Nieuw aanmeldnummer Bureau Jeugdzorg in werking Het nieuwe algemene aanmeldnummer van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam is in gebruikgenomen. Mensen kunnen het nummer 0900 – 200 300 4 tegen lokaal tarief bellen als zij een jeugdige tot en met 18 jaar willen aanmelden. Wanneer er al contact is met een medewerker op een van de kantoren, kunnen mensen het betreffende kantoornummer bellen.
c
‘I
n zekere zin verschilt de identiteitscrisis waar moslimjongeren in verkeren niet zo erg met die van andere jongeren’, zegt Samira El Yandouzi, hulpverlener bij Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam. ‘Met het verschil dat islamitische jongeren door de huidige situatie in de wereld vaker worden geconfronteerd met hun “anderszijn”.’ El Yandouzi acht de kans dat jongeren worden geronseld niet groot. ‘We moeten niet vergeten dat deze jongens in Nederland zijn geboren en getogen. Het is niet zozeer de oorlog die hen bezighoudt maar meer de frustratie omdat ze in een negatief daglicht worden gezet.’ Ook GertJan Ankersmit, Boppi-medewerker in Amsterdam, ziet het niet gauw gebeuren dat moslimjongeren worden gerekruteerd: ‘De moslimjongeren die ik spreek staan te veel in de Nederlandse samenleving.’
FOTO: PETER HILZ/HH
KORT
c
Jongeren bekijken een autoboek in de ontmoetingsruimte van de moskee. ‘De meeste moslimjongeren staan teveel in de Nederlandse samenleving.’
schrikt. Het is een tegenactie; “Jullie vinden ons slecht? Dan gedraag ik me ook slecht”.’
Open en eerlijk Geen keus Op de website Maroc.nl, een discussiesite voor Marokkaanse jongeren, schrijft iemand: ‘Ik heb geen keus, mijn identiteit wordt zwart gemaakt. Islam is meer dan een geloof, het is een levenswijze. Als iemand je levenswijze wil veranderen, kom je in opstand.’ Hoe kijkt El Yandouzi tegen pro-Al Qaedasignalen van moslimjongeren aan? ‘Elke jongere is bezig met zijn identiteit. Vooral Marokkaanse jongeren missen het gevoel onderdeel te zijn van deze samenleving. Ze voelen zich buitengesloten. Wanneer een jongere de straat op gaat met een T-shirt van Bin Laden betekent dat naar mijn mening niet automatisch dat hij voor Al Qaeda is. Vaak weten ze niet eens waar Bin Laden voor staat. Ze willen provoceren omdat ze weten dat de samenleving er van
1
De vraag blijft wat de twee Marokkaanse jongeren nu echt heeft bewogen om naar Tsjetsjenië te vertrekken. Zowel Ankersmit als El Yandouzi menen dat het niet verstandig is ronselen uit te sluiten. Ankersmit: ‘Ik probeer over de oorlog te praten maar het blijft een lastig onderwerp voor de meeste pubers. Wanneer ik vermoedens heb dan probeer ik dat te bespreken. Een open en eerlijk contact blijft belangrijk.’ Dan nog kun je je afvragen of jongeren het ook daadwerkelijk zullen vertellen als er iets speelt. Ankersmit: ‘Dat proberen we wel te bereiken, maar het is inderdaad nog onduidelijk of we daarin slagen.’ El Yandouzi: ‘Door gesprekken met de jongere, zijn ouders en de school kan duidelijk worden wat een jongere echt denkt of van plan is. Signalen moeten we altijd serieus nemen.’
c DOOR: MARTIN GERRITSEN
‘Jong aan de Amstel’ is een gezamenlijke uitgave van vier instellingen voor de jeugdzorg in de agglomeratie Amsterdam: Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam, Afra Boddaert PPI, MKD ’t Kabouterhuis en SaC-Amstelstad Jeugdzorg. ‘Jong aan de Amstel’ verschijnt vier keer per jaar. De artikelen in dit blad vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de organisaties. Evenmin kunnen aan de inhoud van dit blad rechten worden ontleend. Overname artikelen Overname van artikelen uit ‘Jong aan de Amstel’ is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. Hoofdredactie Martin Gerritsen Kernredactie Sanne Bender (SaC-Amstelstad Jeugdzorg) Anita van Ewijk (Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam) Hans van der Jagt (Afra Boddaert PPI) Inez Zuiderveld (MKD ’t Kabouterhuis) Redactie Rik van Beijma (SaC-Amstelstad Jeugdzorg) Herbert Budde (Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam) Nicola Offergelt (Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam) Annette van der Poel (SaC-Amstelstad Jeugdzorg) Loeki Stoeller (Afra Boddaert PPI) Vaste medewerkers Marnix de Bruyne, Tamara Franke, Corina de Feijter, Suzan Hilhorst, Dorine Mobron, Maarten Terlage en Ellen de Vries. Redactie-adres Jong aan de Amstel - Fred. Roeskestraat 73 1076 EC Amsterdam - email:
[email protected] Ontwerp en DTP Roggeveen | Grafisch Ontwerp Druk Rob Stolk BV
Speciaal onderwijs op de schop De zorg moet naar het kind worden gebracht en niet het kind naar de zorg. Dat was in 1991 het idee van het project “Weer Samen naar School”. Op 1 augustus 2003 is het ook zo ver. Dan treedt onder andere de Wet op de Expertisecentra in werking en zal het aangezicht van het speciaal onderwijs drastisch veranderen.
FOTO: PETER HILZ/HH
COLOFON
K
JEUGDZORG De jeugdzorg in de agglomeratie Amsterdam Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam is verantwoordelijk voor de intake van cliënten. Deze organisatie vormt als het ware de voordeur voor de jeugdzorg. Hier wordt ook vastgesteld welke hulp de jongeren en hun ouders nodig hebben. Als kan worden volstaan met kortdurende, eenvoudige hulp, dan wordt deze door Bureau Jeugdzorg verleend. Indien er meer nodig is, dan leidt Bureau Jeugdzorg de cliënt naar een zorgprogramma. Deze programma’s worden uitgevoerd door drie instellingen voor Hulp Op Indicatie (HOI): Afra Boddaert PPI, MKD ‘t Kabouterhuis en SaC-Amstelstad Jeugdzorg. Zij bieden zowel ambulante als residentiële hulp.
inderen moeten zoveel mogelijk onderwijs kunnen volgen in hun eigen leef- en woonomgeving. Daarnaast moeten basisscholen leerlingen met extra problemen zorg en aandacht kunnen geven. Daartoe moet uiteindelijk de instelling van de Regionale Expertise Centra (REC’s) leiden. Een eerste stap in die richting werd reeds vijf jaar geleden gezet. Met de invoering van de Wet op het Primair Onderwijs verdwenen in 1998 onder andere de speciale scholen voor moeilijk lerende kinderen (MLK), de scholen voor leerlingen met opvoedingsproblemen (LOM) en hun afdelingen voor In Ontwikkeling Bedreigde Kleuters (IOBK). Zij vormen tegenwoordig de speciale scholen voor basisonderwijs. Het zijn scholen met kleinere groepen en deskundigen om leerlingen te helpen. Ze vallen echter onder het regulier onderwijs en niet langer onder het speciaal onderwijs.
Vier clusters
Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam Jan Luijkenstraat 76 - 1071 CT Amsterdam tel.: 0900-200 300 4 - website: www.bja.nl Afra Boddaert PPI Plantage Middenlaan 33 - 1018 DB Amsterdam tel.: 020-555 83 33 - website: www.abppi.nl email:
[email protected] MKD ‘t Kabouterhuis Amsteldijk 196 - 1079 LK Amsterdam - tel.: 020-644 53 51 website: www.kabouterhuis.nl - email:
[email protected] SaC-Amstelstad Jeugdzorg Fred. Roeskestraat 73 - 1076 EC Amsterdam tel.: 020-540 05 00 - fax.: 020-644 08 64 email:
[email protected] website: www.sac-amstelstad.nl
Op 1 augustus 2003 wordt de tweede en voorlopig laatste stap gezet in de vernieuwing van het speciaal onderwijs. Speciale scholen zullen dan in vier clusters (zie kader) moeten gaan samenwerken in een REC. Er zal dan bijvoorbeeld niet meer worden gesproken over bijvoorbeeld ZMOK-scholen, maar Cluster 4-scholen. Doel van de samenwerking in REC’s is enerzijds het versterken van de onderwijssoort en anderzijds het aanbieden van de deskundigheid in het speciaal onderwijs aan derden. Dit laatste moet onder andere vorm krijgen in het aanbieden van ambulante begeleiding aan leerlingen die nog in het reguliere onderwijs zitten.
Een leerling op tot wat voor kort nog een LOM-school heette. De veranderingen in het speciaal onderwijs moeten leiden tot een beter aanbod en een betere kwaliteit.
leerling tot het speciaal onderwijs. Vanaf 1 augustus 2003 is dat de aan het REC verbonden Commissie voor Indicatiestelling. Deze is voor cluster 4 – het cluster waar de jeugdzorg het meest te maken zal krijgen – ondergebracht bij het Gemeentelijk Pedologisch Instituut. Commissievoorzitter Hanny van der Heide: ‘De commissie kijkt niet naar de vraag of een kind op school geholpen kan worden. We kijken niet naar de mogelijkheden voor hulpverlening. De commissie beoordeelt alleen of een kind voldoet aan de criteria voor het speciaal onderwijs.’ Op die manier kunnen alleen nog die kinderen in het speciaal onderwijs instromen die ook daadwerkelijk aan de criteria daarvoor voldoen. Ouders krijgen daarnaast de mogelijkheid om met behulp van “het rugzakje” zelf een school voor hun kind te zoeken. Zij kunnen bijvoorbeeld een school zoeken in het regulier onderwijs en het geld uit het rugzakje gebruiken om extra ondersteuning in te kopen. In hoeverre van die mogelijkheid gebruik gemaakt zal worden is vooralsnog onduidelijk. Niet alle basisscholen zullen immers bereid zijn een kind met een indicatie voor cluster 4-onderwijs op te nemen. Wel wordt algemeen verwacht dat de instelling van de REC’s zal leiden tot een kwaliteitsimpuls voor het speciaal onderwijs. Zo moeten scholen binnen een regio zodanig samenwerken dat er geen overlap of hiaat in het aanbod ontstaat en verder moet door samenwerking en integratie meer deskundigheid ontstaan.
Rugzakje
c
Twee belangrijke wijzigingen springen in het oog. Dat is namelijk de nieuwe toelatingsprocedure en de invoering van de leerlinggebonden financiering oftewel “het rugzakje”. Nu beslist een school nog over de toelating van een
REC BovenAmstel is het REC dat verantwoordelijk is voor het cluster 4-onderwijs in het grootste deel van de stadsregio Amsterdam. REC BovenAmstel, Plantage Middenlaan 33, 1018 DB Amsterdam. Tel.: 020 – 555 83 64.
De clusters en hun schoolsoorten
Functies van een expertisecentrum
Cluster 1: Scholen voor visueel gehandicapte kinderen. Cluster 2: Scholen voor dove kinderen, slechthorende kinderen en kinderen met
• • • •
ernstige spraakmoeilijkheden.
Cluster 3: Scholen voor zeer moeilijk lerende kinderen, langdurig (somatische) kinderen
Het Het Het Het
instandhouden van een Commissie voor Indicatiestelling. ondersteunen van ouders bij de aanmelding van hun kind. ondersteunen van ouders bij het zoeken naar een geschikte school. coördineren van de ambulante begeleiding van leerlingen in het regulier onderwijs.
en lichamelijk gehandicapte kinderen.
Cluster 4: Scholen voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen, langdurig (psychiatrisch) zieke kinderen en scholen verbonden aan pedologische instituten.
2
c DOOR: MARTIN GERRITSEN
De kracht van de eigen familie De Eigen-Krachtconferentie lijkt een succes. De nieuwe hulpvorm werd in 2000 in Nederland geïntroduceerd en won in december 2002 een prijs voor het meest vernieuwende project in de jeugdzorg. Kenmerk van de Eigen-Krachtconferentie is dat de familie zelf een oplossing vindt.
SaC-Amstelstad verbetert bereikbaarheid pleegzorg
maar onder voorwaarden. Er moest een goede begeleiding komen, er moest naschoolse opvang komen voor m’n zusje en m’n broertje moest een nieuwe school vinden. Alles zou een keer per maand worden geëvalueerd met m’n moeder, m’n zus en de gezinsvoogd.’
SaC-Amstelstad Jeugdzorg heeft onlangs een Servicepunt Pleegzorg ingesteld om de bereikbaarheid van haar afdeling pleegzorg te verbeteren. Daarbij besloot de instelling ook om de begeleiding van pleegouders meer af te stemmen op de behoefte. Aanleiding hiervoor waren de uitkomsten van een onderzoek van vier studenten naar de cliënttevredenheid bij Amstelstad. Jeugdzorginstellingen moeten sinds twee jaar de tevredenheid van hun cliënten meten na afsluiting van het hulpverleningsprogramma. Amstelstad – dat toen nog niet was gefuseerd met het SaC - haalde hier een gemiddeld rapportcijfer van 7. Dat stemde tot tevredenheid, maar het managementteam wilde tegelijkertijd weten waarom sommige mensen de hulpverlening een onvoldoende gaven. Vier studenten van de Hogeschool van Amsterdam wisten zestien ontevreden cliënten op te sporen. Het bleken voor het merendeel pleegouders te zijn. Zij waren vooral ontevreden over de telefonische bereikbaarheid, de frequentie van de begeleiding en de wisseling van pleegzorgwerkers. Met de instelling van het Servicepunt en de bijstelling van de begeleiding hoopt SaC-Amstelstad Jeugdzorg de belangrijkste oorzaak van de klachten weg te nemen. Alleen de wisseling van pleegzorgwerkers bleek een lastig op te lossen probleem, mede gezien de mobiliteit op de arbeidsmarkt.
Goed waardeloos De praktijk bleek weerbarstig. Het lukte de moeder niet de voorwaarden na te leven. Ze kwam terecht in een opvangcentrum, haar zusje woont nog steeds op Graces kamer en haar broertje staat op een wachtlijst voor het OZC. ‘Goed waardeloos’, zegt Grace. Ze is vooral boos dat haar broertje eerst van de wachtlijst is gehaald om er later weer op te komen. De woede geldt echter de zaken erna en niet de conferentie: ‘Door die conferentie zijn er duidelijke afspraken gemaakt. We waren immers gedwongen om uren bij elkaar te zitten. Bovendien is het handig om alles te weten, bijvoorbeeld ook over hoe het op school gaat.’ De Eigen-Krachtconferentie won 16 december 2002 de Simon Slootenprijs van Vedivo – de koepel voor de (gezins)voogdij en jeugdreclassering - en de Raad voor de Kinderbescherming. Deze prijs wordt jaarlijks toegekend aan het meest vernieuwende project in de jeugdzorg.
‘M
ijn broertje en mijn zus woonden nog bij mijn moeder’, vertelt de 22-jarige Grace in haar kamer in de Staatsliedenbuurt. ‘Maar ze had problemen met de opvoeding en werd op een gegeven moment uit huis gezet.’ Dat was aanleiding om in te grijpen. Haar veertienjarige zusje en twaalfjarige broertje zouden uit huis worden geplaatst. Maar was dat wel de beste oplossing? Zo ontstond het idee om een Eigen-Krachtconferentie te houden.
Maori’s De Eigen-Krachtconferentie is ontwikkeld in NieuwZeeland. Daar bespreken de Maori’s hun problemen met elkaar, zonder hulp van buitenaf. De conferenties werden in 2000 in Nederland geïntroduceerd. De zaken waarvoor ze worden ingezet zijn zeker niet de makkelijkste. Wat doen we met het kind van een moeder met ernstige psychische problemen? Hoe gaan we om met een zoon die de rest van het gezin tiranniseert? Doel is telkens dat de familie zelf een oplossing zoekt. Een onafhankelijk coördinator bereidt een bijeenkomst voor, waarin het kind, de familie en belangrijke anderen samen een plan kunnen maken.
Om redenen van privacy is de naam van Grace gefingeerd. Meer informatie over de Eigen-Krachtconferentie kunt u krijgen bij de Eigen Kracht Centrale te Voorhout (0252 – 21 91 11) of voor het ROA-gebied bij Lineke Joanknecht (020 – 593 65 22,
[email protected]) Kijk ook op de website: www.eigen-kracht.nl.
c
Platform Jeugdcriminaliteit wil meer samenwerking
Partycentrum
Het Arrondissementaal Platform Jeugdcriminaliteit (APJ) heeft in januari 2003 een projectleider netwerken ingesteld. Aanleiding was de constatering dat er in Amsterdam vele overleggen zijn waar de jeugdproblematiek en jeugdcriminaliteit worden besproken. Maar wie doet nu wat? Het APJ in een persbericht: ‘Het APJ is van mening dat de efficiëntie van de netwerken verbeterd kan worden. Zo is de afstemming tussen de verschillende overleggen nu niet optimaal, is er soms overlap en is er te weinig aansluiting tussen uitvoerend en beleidsniveau.’ De projectleider netwerken moet nu gedurende twee jaar alle netwerken op het gebied van jeugdcriminaliteit in kaart te brengen en kijken hoe deze beter kunnen worden vormgegeven. Uiteindelijk doel is meer samenhang wat weer moet leiden dat de jeugdstrafrechtsketen zodanig wordt ingericht dat op elke jongere die met het strafrecht in aanraking komt snel, vroegtijdig en consequent wordt gereageerd. Margreet Wiegand is aangesteld als projectleider. Zij werkte tien jaar bij de Raad voor de Kinderbescherming. Nu werkt zij onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie. Margreet Wiegand: 020 – 559 50 39 of
[email protected]
ILLUSTRATIE: WIM STEVENHAGEN
Dat gebeurde ook in het geval van Grace. ‘De coördinator ging eerst bij iedereen langs. Ze vroeg wat we belangrijk vonden en wat onze positie was.’ Dat resulteerde uiteindelijk in een bijeenkomst in een zaal in een partycentrum. Daar kwamen Grace, haar moeder, haar broertje, haar zusje, haar twee oudere zussen, vrienden van haar zussen en leraren van de kinderen bij elkaar. De gezinsvoogd en de begeleiders waren in het centrum aanwezig voor eventueel advies, maar namen niet zelf deel aan de conferentie. De familie moest immers zelf tot een oplossing komen. Grace: ‘Iedereen schreef eerst op wat ze wilden. Daaruit bleek dat we eigenlijk allemaal hetzelfde wilden. Maar we hoorden ook voor het eerst wat mijn broertje en zusje belangrijk vonden. Ze wilde “quality time” met m’n moeder, ze wilden een eigen ruimte en ze wilden meer leuke dingen doen met m’n moeder. We zochten aan de hand van die punten een oplossing en besloten dat de kinderen nog even thuis konden blijven,
Hoogleraar wil massale opvoedingsondersteuning Prof. dr mr. J.C.M. Willems wil massale opvoedingsondersteuning om zo kindermishandeling te voorkomen. Daarvoor pleitte hij op het congres ‘Recht op zorg van het gehandicapte kind’ dat de William Schrikker Stichting hield ter gelegenheid van haar zestigjarig bestaan. ‘Hordes kinderen lopen nog steeds vermijdbare ontwikkelingsbeschadigingen op.’
W
illems werd 1 december 2002 benoemd als hoogleraar “Rechten van het kind” aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij was daarmee de eerste hoogleraar op deze post. De vijftigjarige Willems is gespecialiseerd in kindermishandeling en opvoedingsrecht. Hij is ook medeoprichter en bestuurslid van de Reflectie- en Actiegroep Aanpak Kindermishandeling (RAAK). Willems is warm voorstander van opvoedingsondersteu-
KORT
c
Bureau Jeugdzorg opent De Wildenborgh
ning. Hij meent dat tijdige en massale opvoedingsondersteuning kindermishandeling kan voorkomen. Hij zei op het congres van de William Schrikker Stichting: ‘Opvoedingsondersteuning moet vroeger, massaler en massiever. Vroeger wil zeggen prenataal te beginnen. Massaler betekent in principe voor alle ouders. Massiever houdt in degelijker, deskundiger, minder vrijblijvend en waar nodig langdurig en intensief. De omvang van vermijdbare ontwikkelingsbeschadiging in combinatie met onze kennis over vroege kind- en hersenontwikkeling laten geen twijfel bestaan. Investeringen vanaf het begin van het leven en in (aanstaande) ouders zijn enorm belangrijk en absoluut noodzakelijk.’
Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam opent 10 april om 14.00 uur haar nieuwe locatie AmsterdamZuidoost aan de Wildenborgh 9 in Diemen. Dit gebeurt in aanwezigheid van cliënten, relaties en andere geïnteresseerden. Het gerenoveerde gebouw is van binnen beschilderd door “tatoeagekoning” Henk Schiffmacher en negen jongeren.
Geïnteresseerden kunnen de publicatie “Recht op zorg van het gehandicapte kind” voor e 11,90 bestellen bij de William Schrikker Stichting: 020 – 398 97 77.
c 3
D O O R : TA M A R A F R A N K E
Shoppen met opvoedvragen Peuterleidsters die plotseling worden geconfronteerd met afwijkend gedrag. Ouders die met de handen in het haar zitten en niet meer weten wat ze met hun lieve koter aanmoeten. Opvoedwinkels en opvoedtelefoon bieden hen uitkomst. Iedereen is welkom, vaak anoniem en bijna gratis. Een greep uit hetgeen de agglomeratie Amsterdam op dit gebied te bieden heeft.
‘S
laapproblemen staat op de eerste plaats van meest gestelde vragen. Gevolgd door vragen over opvoedingsaanpak in het algemeen, driftbuien en koppig en opstandig gedrag’, zegt Nathanya van Lith, teamleider Steunpunt Opvoeding Amstelland en de Meerlanden en regiocoördinator bij de opvoedtelefoon agglomeratie Amsterdam. ‘In principe kunnen allerlei opvoeders met vragen over ontwikkeling en opvoeding van kinderen tot achttien jaar bij ons terecht. Dus niet alleen ouders, maar ook professionals. In 2001 ontvingen we landelijk circa 5500 telefoontjes, maar het grootste deel van de bellers zijn ouders. Je merkt dat de consultatiebureaus vaak weinig tijd hebben, evenals huisartsen. Groot voordeel van de opvoedtelefoon is dat je kunt bellen wanneer het jou uitkomt, anoniem en goedkoop is (20 cent per minuut – redactie). Onze belangrijkste functie is dat ouders hun hart kunnen luchten en steun en feedback krijgen. Verder zijn de gesprekken voorlichtend en adviserend van karakter. Meestal is één gesprek dan voldoende. Maar als ouders meer hulp nodig hebben verwijzen we door naar een huisarts, opvoedbureau of Bureau Jeugdzorg.’
Winkels Ook voor de opvoedwinkels geldt dat laagdrempelig en goedkoop voorwaarden zijn. Cursusaanbod en openingstijden verschillen per winkel, maar het principe is hetzelfde: informatie geven aan alle opvoeders van kin-
deren tot achttien jaar, dus ook de beroepsmatige. Je kunt vrijblijvend binnenlopen voor informatie, tijdschriften en boeken lezen en video’s kijken. Ze hebben elke maand een wisselend thema, bieden themabijeenkomsten, cursussen - sommige zelfs in het Turks - of een persoonlijk gesprek. En omdat ze alle partners in het hulpverleningsnetwerk kennen, wordt er wanneer het nodig is, goed doorverwezen. ‘Misschien lijkt het of er wildgroei aan opvoedwinkels plaats vindt, maar dat is toch niet het geval’, zegt Rafia van Mengden heel stellig. Van Mengden is coördinator van de opvoedwinkel ZuiderAmstel, een initiatief van Welzijnsinstelling Alcides. ‘Een opvoedwinkel is inderdaad niet beschermd, maar niet iedereen begint zomaar. Je hebt een netwerk, contacten en samenwerkingsverbanden binnen de hulpverlening nodig. Anders kun je dit niet aanbieden en zeker niet bijna gratis. Natuurlijk zie je ook particuliere orthopedagogische bureautjes, maar die hebben een andere functie. Bij ons kan iedereen binnenlopen.’ Ook Van Mengden benadrukt dat ze met name preventief werken. ‘Wij zijn een welzijnsinstelling en ons doel is natuurlijk voorkomen. We willen samen met de ouders voorkomen dat zij of de kinderen in de problemen komen, waarbij het welzijn van de kinderen voorop staat. Vaak kan een luisterend oor een negatieve spiraal doorbreken, waardoor meteen een betere sfeer in huis ontstaat.’
Geen afspraak Bij de Opvoedwinkel in Zaandam hoef je nooit een afspraak te maken, ook niet voor een persoonlijk gesprek. ‘Om de drempel zo laag mogelijk te maken’ zegt Edith van Walsum die voor Bureau Jeugdzorg drie dagen per week in de opvoedwinkel Zaanstreek Waterland werkt. ‘Soms voelen ouders toch een zekere gêne om over problemen met hun kind te praten. Het zijn overigens niet alleen problemen, ouders komen ook met vragen over de ontwikkeling van hun kind. En vragen over de pubertijd, of wat te doen met drukke kinderen. Het mooie van de cursussen is dat ouders merken dat andere ouders met dezelfde problematiek zitten en soms ook knettergek worden en het dus niet aan jou als ouder ligt.’
Opvoedwinkel ZuiderAmstel, Vechtstraat 90 Amsterdam. Open inloop van maandag t/m vrijdag 9.30 12.30 uur. Tel.: 020 – 661 10 63. Opvoedwinkel Zaanstreek Waterland, Westzijde 33 Zaandam. Open inloop van maandag t/m vrijdag 9.00 – 17.00 uur. Tel.: 075 – 655 52 60. Website: www.steunpuntopvoeding.nl. De opvoedtelefoon is een landelijke informatie en advieslijn. Elke werkdag bereikbaar van 9.00 – 17.00 uur en op maandag, dinsdag en woensdag ook ‘s avonds van 19.00 – 21.30 uur. Tel.: 0900 – 821 22 05. www.opvoedtelefoon.nl
OPINIE Een opvoedcursus voor zwangere vrouwen? Onzin!
FOTO: SAKE RIJPKEMA.
Aanstaande ouders moeten tijdens hun zwangerschap al adviezen krijgen over de opvoeding. Daarvoor pleitte de Reflectie- en Actiegroep Aanpak Kindermishandeling (RAAK) onlangs. Het zou mishandeling en verwaarlozing voorkomen kunnen worden. Onzin, menen drie professionele opvoeders.
Een bijneenkomst voor jonge moeder in de Opvoedwinkel ZuiderAmstel.
‘B
elerend en bevoogdend’, is de eerste reactie van Edith van Walsum van de Opvoedtelefoon. ‘Ik ben absoluut geen voorstander van het verplicht stellen van dergelijke cursussen. Ten eerste heeft lang niet iedereen er behoefte aan en ten tweede is het nutteloos om dergelijke cursussen te geven voordat het kindje er is. Je doet tenslotte ook geen hondengehoorzaamheidscursus voordat je een hond hebt. Ik ben van mening dat ouders meer baat hebben bij een bezoek aan een opvoedwinkel.’ Rafia van Menden van de Opvoedwinkel ZuiderAmstel is het met Van Walsum eens. ‘Als ouders een cursus willen volgen lijkt het me prima. Maar ik geloof niet in een verplichte cursus waar ze met tegenzin heen gaan. Het
lijkt mij goed dat zwangere vrouwen er op gewezen worden dat dergelijke cursussen bestaan. Het moet meer inburgeren in de samenleving, maar verplichten is onzinnig. Evenals het verplichtstellen voor de zogenaamde risicogroepen. We weten ondertussen allang dat een goede opleiding geen garantie is voor een goede opvoeding.’
Roze wolkje ‘Wanneer je zwanger bent, ben je bezig met je zwangerschap, de baby en de bevalling en helemaal nog niet met de opvoeding’, zegt Nathanya van Lith van de Opvoedwinkel Zaanstreek Waterland. ‘Je hebt nog geen idee wat voor opvoeder je bent. Je hebt geen referentie-
4
kader van jezelf in de nieuwe situatie, dus zo’n cursus is een losse flodder die niet aankomt. Je hebt veel meer aan gerichte informatie. Mensen nemen pas informatie op als ze er een vraag over hebben. Ik denk wel dat het goed is als er bijvoorbeeld op scholen meer informatie wordt gegeven over wat ouderschap inhoudt. Een beetje het roze wolkje eraf halen. Je kunt ook extra informatie geven aan de zogenaamde risicogroepen. Maar ik ben tegen het verplichtstellen van degelijke cursussen.’
THEMA.. VROEGTIJDIGE SIGNALERING De wat oudere leeftijdsgroep voor wie de jeugdzorg werkt, krijgt vaak de meeste aandacht in de media. Dit is logisch, want het springt direct in het oog als er iets misgaat met jongeren in de leeftijd van twaalf tot achttien jaar. Zeker als dat zich ook nog eens uit in onaangepast of crimineel gedrag. De jeugdzorg zet zich echter ook in voor de allerkleinsten, voor de nul tot vierjarigen. De reden hiervoor is simpel: door problemen vroegtijdig te signaleren, kunnen ze vaak nog relatief makkelijk
c
worden verholpen. Of, zoals een kinderarts in dit nummer zegt: ‘Je kunt hen nog met vrij eenvoudige middelen op het goede spoor krijgen. Zo voorkom je dat problemen op latere leeftijd uit de hand lopen.’ Reden genoeg voor ‘Jong aan de Amstel’ om in een thema aandacht te besteden aan deze nog onderbelichte tak. Juist omdat om dit gebied veel wordt samengewerkt met de kinderopvang en de gezondheidszorg.
FOTO: SAKE RIJPKEMA.
c
Leidster in een Amsterdams kinderdagverblijf. Jo Hermanns: ‘Bouw een keten van zorg en waakzaamheid rond het kind.’
DOOR: CORINA DE FEIJTER
’Kinderen zijn soms weerbaarder dan we denken’ Je verdiepen in ouders en kinderen en niet via screeningslijstjes ontwikkelingsstoornissen bij kinderen opsporen. Dat moet volgens hoogleraar pedagogiek prof. dr. Jo Hermanns het uitgangspunt zijn bij het opsporen van ontwikkelingstoornissen bij kinderen. ‘Anders krijg je het echte probleem niet te pakken.’
J
o Hermanns stelt dat hulpverleners voorzichtig met vroegsignalering moeten omgaan. Een risicofactor leidt immers niet altijd tot een probleem. Hermanns: ‘Bepaalde risicofactoren, zoals de aanleg van een kind voor ADHD of relatieproblemen van de ouders, kunnen leiden tot een stoornis bij een kind. Maar uit onderzoek blijkt dat de meeste kinderen ondanks de vele risicofactoren uiteindelijk zonder al te veel problemen opgroeien. Slechts 30 procent van de kinderen krijgt problemen als ze opgroeien in meervoudige risicosituaties. Het leven kent een bepaalde mate van onvoorspelbaarheid en kinderen zijn soms weerbaarder dan we denken. Ze komen later toch goed terecht.’ Hermanns wijst op nog een risico bij vroegsignalering. ‘Sommige kinderen worden daardoor gestigmatiseerd, met als gevolg dat ze juist problemen krijgen. Je kunt ook te vroeg zijn met het bieden van hulp.’ Daarom moet er niet klakkeloos met screeningslijstjes worden gewerkt: ‘We hebben gezocht naar effectieve methoden
om problemen bij kinderen te signaleren, maar het effect van dergelijke screeningslijstjes is gering. De echte problemen krijg je niet te pakken.’
Zinvol signaleren Op welke manier moet vroegsignalering wel gestalte krijgen? Hermanns: ‘De hulpverlening wil snel op een wetenschappelijke manier bepalen wat er met een kind aan de hand is. Maar in plaats van testen en screenen doen hulpverleners er beter aan zich te verdiepen in het kind en de ouders. Ze moeten goed luisteren naar de ouders en erachter zien te komen hoe die het ouderschap en de opvoeding beleven. Hebben de ouders nog grip op de situatie? Vraaggerichte zorg dus. De Universiteit van Amsterdam heeft daarom in opdracht van de gemeente Amsterdam een gespreksprotocol ontwikkeld voor het consultatiebureau. Thema’s die aan de orde komen zijn bijvoorbeeld: hoe is het kind, krijgt het gezin sociale steun, heeft de moeder nog genoeg energie
5
voor zichzelf?’ Ook voor leerkrachten ziet Hermanns een taak weggelegd. ‘Ze moeten weer in contact komen met ouders. 90 Procent van de ouders zit wel eens in de problemen met hun kinderen. Dat moeten we niet dramatiseren, maar we moeten wel nagaan of er wat aan de hand is. Dat is zinvol vroegtijdig signaleren.’
Waakzaamheid Hermanns pleit voor waakzaamheid. ‘Maar die maatschappelijke opdracht hebben we weggehaald bij de professionals die met kinderen werken. Individuele werkers kunnen hun verantwoordelijkheid voor het kind met problemen daarom niet meer waarmaken. Welke leerkrachten gaan nog op huisbezoek? Welke verpleegkundige in de jeugdgezondheidszorg kan nog bij ouders langsgaan? Daar is geen tijd voor.’
Geen nieuw project Waar moet de vroegsignalering dan plaatsvinden. Hermanns denkt daarbij zeker niet aan weer een nieuw project. Hij vond onlangs in een onderzoek dat er in ons land 5600 projecten voor kinderen zijn. ‘Maar die zijn te hoogdrempelig, hebben een te laag bereik of zijn te weinig bekend. Het is beter om aan te sluiten bij basisvoorzieningen waar mensen al komen, zoals ouder- en kindzorg. Bouw een keten van zorg en waakzaamheid rondom het kind in plaats van, zoals we nu doen in onze zorgketen, het kind van hand tot hand door te geven binnen een keten.’
THEMA.. VROEGTIJDIGE SIGNALERING
D O O R : M I C H E L VA N D I J K
Betere samenwerking leidt tot snellere hulp
K
inderarts Marian Sanders zucht. ‘Het is jammer dat je in Amsterdam vaak drie tot zes maanden op de vereiste hulp moet wachten. Heb je net de ouders gemotiveerd om hun jonge kind aan te melden voor logopedie of speltherapie, moeten ze vervolgens maanden wachten.’ Dat terwijl volgens Sanders, die in het LucasAndreasziekenhuis werkt, juist bij jonge kinderen snel ingrijpen belangrijk is. ‘Je kunt hen nog met vrij eenvoudige middelen op het goede spoor krijgen. Zo voorkom je dat problemen op latere leeftijd uit de hand lopen.’
De vroegtijdige signalering lijkt in verschillende delen van de stad te fungeren als cement tussen de gezondheidszorg en de jeugdzorg. Waar vroeger nogal eens langs elkaar werd gewerkt, ontstaan nu samenwerkingsverbanden. Ook de nieuwe ouder- en kindcentra willen nauwer samenwerken met de jeugdzorg. ‘Juist bij deze kinderen moet je zo snel mogelijk handelen.’
Werkzaam West Tot voor kort liep die vroegtijdige signalering niet altijd even soepel. Instanties werkten langs elkaar heen en wachtlijsten belemmerden een snelle hulpverlening. Sanders: ‘De hulpverleners werken met de beste intenties, maar iedereen vindt op zijn eigen manier het wiel uit.’ De kinderartsen van het Lucas-Andreasziekenhuis namen daarom twee jaar geleden het initiatief voor het overlegorgaan “Werkzaam West”. Hulpverleners in de regio, onder wie kinderartsen, wijkverpleegkundigen, jeugdpsychiaters en jeugdhulpverleners ontmoeten elkaar meerdere keren per jaar voor overleg. Sanders: ‘”Werkzaam West” biedt hulpverleners de kans hun ervaringen te delen. We leren van elkaars mislukkingen en succesverhalen en werken aan een gezamenlijke aanpak van problemen bij jonge kinderen.’
FOTO: SAKE RIJPKEMA
Expertisegroep Noord West is niet het enige deel van de stad waar men de handen ineensloeg om onder andere verwaarlozing van jonge kinderen sneller aan te pakken. Zo adviseerde een taakgroep in Amsterdam-Noord, onder leiding van Ellen Bakker, teammanager Bureau Jeugdzorg Amsterdam-Noord, de directies van de hulpinstellingen in Amsterdam-Noord meer samen te werken. In de taakgroep zaten onder andere vertegenwoordigers van het VTO-team (Vroegtijdige Onderkenning – red.), MKD ‘t Kabouterhuis en artsen van de GG&GD. Bakker: ‘Ons belangrijkste advies: breng alle deskundigen bij elkaar in één overleg. We noemen dat een expertisegroep. Je
Het consultatiebureau Kraijenhoffstraat in de Czaar Peterbuurt. Korte lijnen en duidelijke afspraken moeten hier leiden tot betere hulp.
DOOR: MARNIX DE BRUIJNE
Steun voor leidsters in kinderopvang Kinderdagverblijven en peuterspeelzalen missen vaak de mankracht of deskundigheid om kinderen met een ontwikkelingsstoornis goed op te vangen. Gelukkig kunnen leidsters in Amsterdam dan aankloppen bij de GG en GD, de Ondersteuning Kinderen in Dagopvang (Okido) en het project Pas op de peuters (Pop). ‘Het gevaar bestaat dat leidsters het te lang alleen proberen, met overigens de beste bedoelingen.’
‘E
ens kijken: zuurstofgebrek nog voor de geboorte, infecties erna, vader vertrokken bij de geboorte, vermoedelijk een taalachterstand omdat de moeder uit Ghana komt… Risicofactoren genoeg’, zegt Bert Doets, kinderpsycholoog bij de GG en GD. Hij leest het dossier met de ontwikkelingsgeschiedenis van een jongetje dat net is aangemeld bij de VTO-coördinatie van de GG&GD (Vroegtijdige Onderkenning Ontwikkelingsstoornissen). ‘Maar’, vervolgt hij, ‘het jongetje ontwikkelde zich na de geboorte goed. Hij is slim, hooguit wat druk; een grenzenloos kind. Wie weet wordt het nog een topvoetballer.’ Zijn kinderdagverblijf meldde hem echter in januari aan omdat hij leidsters aanvloog en hen beet. Doets: ‘Ik ga nu zelf naar het kinderdagverblijf voor verder overleg, ook met de ouders.’ De coördinator van het VTO is blij dat het kinderdagverblijf tijdig aan de bel trok: ‘De jongen gaat in mei naar de basisschool. Ze hadden kunnen denken: “we rekken het wel tot de jongen vier is”. Maar op de basisschool kan het weer een half jaar duren voor de leerkrachten door hebben dat er iets mis met hem is. Dat is ook een reden dat we in dit geval in
actie komen. Hoe jonger je ingrijpt, hoe beter.’ Dat gebeurt lang niet altijd omdat niet altijd duidelijk is hoe blijvend bepaald gedrag is en omdat leidsters niet snel een kind willen opgeven. Ze proberen het dan soms te lang alleen, vaak met de beste bedoelingen.
Ontwikkelingsgeschiedenis Vorig jaar zijn 125 kinderen bij de VTO-coördinatie aangemeld. Ouders, kinderdagverblijven en - vooral - consultatiebureaus zijn de belangrijkste “leveranciers”. Doets kan er niet genoeg op hameren: ‘Raadpleeg bij twijfel over een kind allereerst het consultatiebureau. Dat kent de ontwikkelingsgeschiedenis van het kind en eventuele risicofactoren.’ Hij geeft een voorbeeld: ‘Als een kind niet luistert, kan een gehoorstoornis de oorzaak zijn. Druk gedrag kan weer een gevolg zijn van allergie of een andere lichamelijke aandoening. Zulke dingen worden te vaak over het hoofd gezien.’ Doets waarschuwt voor de neiging “te veel te interpreteren”: ‘Als het kind uit een achterstandsgezin komt, wordt soms te snel gedacht dat opvoeding en omgeving
6
de oorzaak zijn van bijvoorbeeld een trage ontwikkeling van spraak- en taalfuncties. Maar je moet in zo’n geval een logopedist raadplegen.’
Aandacht en stimulering Voor een kind dat extra aandacht en stimulering nodig heeft, kan een kinderdagverblijf een beroep doen op Okido (Ondersteuning kinderen in reguliere dagopvang). Bijna eenderde van de kinderdagverblijven in Amsterdam deed dat vorig jaar, voor in totaal 105 kinderen. ‘Een kind met het syndroom van Down kan lief en makkelijk zijn, maar kan ook steeds ergens op klimmen en zich naar beneden laten vallen. Als je nog veertien kinderen in de groep hebt, kun je dat niet aan. Wij stellen geld beschikbaar voor extra mankracht of sturen iemand die de deskundigheid bij de leidster vergroot’, vertelt Botty Veenstra de coördinator van Okido. Soms zijn de tips simpel. Zoals bij een “extreem druk” kind - onder de vier wordt de diagnose ADHD nauwelijks gegeven - dat weigerde te gaan zitten als de leidster de kinderen in een kring zette om voor te lezen. ‘Een van onze speciale leidsters gaf het advies de kinderen aan tafel te zetten. Dit werkte: de tafel zorgde voor extra zekerheid, waardoor het kind wel bleef zitten.’ Okido helpt ook veel kinderen met een zichtbare handicap. Veenstra: ‘Kinderen met het syndroom van Down zijn in zekere zin eenvoudige gevallen: het is duidelijk waar ze last van hebben en er bestaan speciale “stap-
THEMA.. VROEGTIJDIGE SIGNALERING
MKD ’t Kabouterhuis
hebt dan in één klap alle informatie en expertise beschikbaar en kunt direct zaken doen. Daarmee boek je enorme tijdswinst. Nu zijn alle schakels, van indicatiestelling tot zorgtoewijzing, teveel achter elkaar gerangschikt. Dat kost tijd. Juist bij deze kinderen moet je zo snel mogelijk handelen.’ Tijdwinst was ook het argument voor de taakgroep om kortere verwijsroutes voor te stellen. Bakker: ‘Wij vinden dat plaatsing van een kind bij bijvoorbeeld Afra Boddaert PPI ook met een verkorte indicatieroute mogelijk moet zijn.’ De meeste directies ontvingen de voorstellen positief. Bakker: ‘We brengen sommige adviezen nu al in praktijk. Zo hebben we de afgelopen zomer vijf kinderen versneld geplaatst bij Afra Boddaert PPI. Dat wil zeggen zonder voorafgaand onderzoek, maar vanuit onze inschatting dat kind en gezin gebaat zijn bij plaatsing.’
Van de vier grote jeugdzorginstellingen in Amsterdam heeft MKD ’t Kabouterhuis het meest te maken met de jongste kinderen. Hieronder een beknopt overzicht van het hulpaanbod van MKD ’t Kabouterhuis. Dagbehandeling ‘t Kabouterhuis biedt behandeling aan jonge kinderen tot zeven jaar en hun gezin. Ze richt zich op kinderen met ernstige gedragsproblemen, ontwikkelingsachterstanden of ontwikkelingsstoornissen. Vaak is er ook sprake van een problematische opvoedingssituatie. De dagbehandeling vindt plaats in Amsterdam-Noord, Amsterdam-West, Amsterdam-Zuid en Hoofddorp. Het MKD onderzoekt eerst de hulpvraag van ouders en biedt vervolgens hulp die zowel is gericht op de ontwikkeling van het kind als op de ouders en hun gezinssituatie. Hierbij kunnen verschillende disciplines samenwerken: orthopedagogisch medewerkers, gezinsbegeleiders, video-hometrainers, logopedisten, fysiotherapeuten, gedragswetenschappers, kinderartsen en kinderpsychiaters. Kinderen van vier jaar en ouder kunnen een aantal dagdelen kleuteronderwijs volgen. ‘t Kabouterhuis werkt hiervoor samen met de Professor Waterink school.
Ouder- en Kindcentra Er gebeurt trouwens nog meer in Amsterdam-Noord op het gebied van de preventieve zorg voor kleine kinderen. Op 21 maart openen de eerste twee Amsterdamse Ouder- en Kindcentra (OKC’s) in Noord hun poorten. De nieuwe centra dienen als voorbeeld voor de consultatiebureaus “nieuwe stijl” in de rest van de stad. Ouders met kinderen van negen maanden tot vier jaar kunnen er terecht met vragen over de gezondheid, ontwikkeling en opvoeding van hun kind. In het OKC werken verloskundigen, kraamverzorgsters, het consultatiebureau en opvoedingsondersteuning samen. Projectleider Annemiek van Woudenberg legt uit: ‘Met de Ouder- en Kindcentra halen we meer vroegsignalering en opvoedingsondersteuning in huis, dan voorheen vanuit de consultatiebureaus mogelijk was.’ Ook streeft Van Woudenberg naar betere afstemming met de steunpunten opvoeding. ‘Het consultatiebureau signaleert vragen of problemen in de ontwikkeling van het kind en verwijst als dat nodig is. In dat laatste geval moeten we het opvoedingssteunpunt waarnaar we verwijzen natuurlijk wel goed informeren voor welke problemen ondersteuning nodig. Door de lijnen kort te houden, duidelijke afspraken te maken en meer voorzieningen in hetzelfde gebouw onder te brengen, kunnen we ouders en kind beter helpen.’
Nieuwe ontwikkelingen ’t Kabouterhuis kent naast de reguliere dagbehandeling de volgende ontwikkelingen binnen de hulpverlening • een auti-leefgroep. Vier kinderen met een ernstige autistische stoornis worden begeleid door twee gespecialiseerde leidsters. Doel is het stimuleren van de algehele ontwikkeling en het verminderen van het autismespecifieke probleemgedrag; • ambulante gezinsbehandeling voor ouders en kinderen tot acht jaar. Hulpverleners werken in de thuissituatie aan de hulpvraag van ouders en kind (zie ook de achterpagina). In samenwerking met de poli voor baby’s en peuters van het Paedologisch instituut kan indien nodig een diagnostiektraject worden ingezet; • actief beleid voor de groep jonge kwetsbare kinderen
van anderhalf tot vier jaar in samenwerking met consultatiebureaus en kinderartsen. Deze kinderen hebben veelal een medische problematiek in combinatie met ontwikkelingsachterstanden. In nauwe samenwerking met ouders wordt zowel thuis als in de groep gewerkt aan een optimale ontwikkeling van het kind. • initiatieven om concreet te werken aan de problemen in de thuissituatie om nog beter aan te sluiten bij de hulpvraag van ouders. Zo startte in september 2002 een sociaal-emotionele vaardigheidstraining voor onderbouwkinderen. Deze kinderen krijgen wekelijks zes dagdelen onderwijs en twee dagdelen sociaal-emotionele vaardigheidstraining. De ouders worden ondersteund in de thuissituatie waarbij ook aandacht is voor de vrijetijdsbesteding van hun kind.
Expertise ‘t Kabouterhuis zet haar deskundigheid ook in ter ondersteuning van of samen met andere instellingen: • ’t Kabouterhuis doet mee aan het samenwerkingsverband Okido (zie het artikel op de volgende pagina). • de Professor Waterink school kan ambulante ondersteuning bieden aan de leerkracht van een kind, dat voorheen op ‘t Kabouterhuis geplaatst was en nu de overstap maakt naar het (speciaal) basisonderwijs. • ‘t Kabouterhuis biedt diagnostiek aan cliënten van Bureau Jeugdzorg en het VTO. Zo verzorgt zij voor het VTO verschillende onderzoeken en observaties. De diagnostiek voor Bureau Jeugdzorg vindt plaats met consultatieplaatsingen op ‘t Kabouterhuis.
Meer informatie MKD ’t Kabouterhuis: 020 – 644 53 51
penplannen” om ze te begeleiden. Met extra mankracht kan zo’n kind meestal in de reguliere opvang blijven.’ Maar dat geeft nu juist problemen: het personeelstekort voor peuterleidsters is nog altijd nijpend. ‘Soms kunnen dagverblijven niemand vinden, hoewel wij geld beschikbaar hebben gesteld voor extra begeleiding.’
Heel praktisch van aard is het POP-project van Afra Boddaert PPI in Amsterdam-Noord, waarbij zes peuterspeelzalen zich hebben aangesloten. Het project ontstond omdat peuterspeelzalen zich met sommige “moeilijke kinderen” geen raad wisten. ‘We filmen wat in de groep gebeurt en bekijken de videobeelden met de leidsters, maar ook met de ouders,’ vertelt Nanda Schop, coördinator van het project. ‘In het begin zag je dat leidsters kinderen ergens op aanspraken zonder hun gezicht te zien. Of dat ze te snel “even rustig” riepen richting een kluwen kinderen, zonder te kijken wat het lawaai veroorzaakte. Een keer zat een kind met een hijskraan met zo’n grijper achter kinderen aan, die hard gilden. De leidster dacht dat hij hen pestte. Op de camerabeelden zag je dat hij met een spel bezig was en dat de kinderen enthousiast meespeelden. Toen de leidster ingreep, zag je het kind echt verbaasd kijken.’ Schop vindt de videocamera een uitkomst. ‘Toen we begonnen, dachten we dat veel meer peuters niet te handhaven waren. Uiteindelijk zijn ze op een of twee na allemaal gebleven, nadat de leidsters hen anders benaderden. Soms daagt een kind de leidster uit omdat hij zich verveelt. Dat kun je zien op de videobeelden. Door dan bijvoorbeeld een puzzel met hem te doen, kun je uit die negatieve spiraal komen.’
FOTO: SAKE RIJPKEMA
POP
Coördinatie VTO. Tel.: 020 – 555 52 44. Leidsters kunnen eventueel anoniem bellen. Okido werkt voor heel Amsterdam, behalve Amsterdam-Noord. Tel.: 020 – 412 14 94. POP. De aanmelding loopt via Stichting Buurtwerk Noord. Nanda Schop is te bereiken via Afra Boddaert PPI. Tel.: 020 – 634 91 91.
7
Leiders op een kinderdagverblijf kunnen bij verschillende instanties terecht als zij problemen bij een kind vermoeden. ‘Hoe eerder je ingrijpt, hoe beter’.
Marlon Snoeren: ‘We kunnen mensen nu ook thuis helpen’ ’Ik hou van afwisseling’, zegt Marlon Snoeren. Ze werkt als groepsleidster in MKD ’t Kabouterhuis Zuid en sinds twee jaar ook als ambulant werker. Die combinatie bevalt haar: ‘Je hebt soms op de groep het gevoel dat je ouders thuis wilt helpen.’
‘I
FOTO: JAAP MAARS
k kwam hier vijftien jaar geleden werken en eerlijk gezegd vind ik het nog steeds boeiend en interessant. We leren steeds nieuwe methodieken, en kinderen en ouders zijn ook altijd weer anders. Daardoor wordt dit werk nooit routine. ‘’t Kabouterhuis is de laatste jaren bezig om het hulpaanbod beter af te stemmen op de hulpvraag van de ouders. We kijken of een kind het wel nodig heeft om vijf dagen per week naar ’t Kabouterhuis te gaan. Of dat ambulante gezinsbehandeling in zo’n geval misschien beter op zijn plaats is. Dat werken in de thuissituatie met ouders en kind, leek mij een nieuwe uitdaging en zo kwam ik in het ambulante werk terecht. Ik werk nu twee dagen op ’t Kabouterhuis en twee dagen ambulant. ‘In principe staan mijn bezigheden als groepleidMarlon Snoeren: ‘Het is bevredigend ster en ambulant werker als het lukt de negatieve spiraal te los van elkaar en toch doorbreken.’ heeft het weer veel met elkaar te maken. Je kunt bijvoorbeeld een kind een paar jaar in de groep hebben en resultaten zien, maar het gevoel hebben dat je de ouders ook thuis meer wilt helpen. En dat is wat je ambulant kunt doen.’
T E K S T: M O N I Q U E J A N S E N FOTO: SAKE RIJPKEMA
Video-hometraining
DE CLIENT
DE WERKER
D O O R : WA L D E M A R N O Ë
Amria Laonsri, moeder van Zakaria
c
’Ik kan het iedereen aanraden’ ‘Zonder die training zat Zakeria niet rustig te tekenen, terwijl ik met je praat. Dan had hij al lang alles van tafel gegooid, was overal opgeklauterd en had voortdurend de aandacht opgeëist. ‘Vorig jaar zomer was ik de wanhoop nabij. Ik zat de hele dag thuis met een hyperactief kind, dat ik geen moment uit het oog kon verliezen. ’s Nachts werd hij vaak wakker omdat hij in zijn slaap voortdurend woelde en draaide. Ik sliep bijna geen enkele nacht door. Via de kinderarts en Bureau Jeugdzorg, kwam ik bij ‘t Kabouterhuis terecht. ‘Ik had nog nooit gehoord van video-hometraining en liep in het begin niet over van enthousiasme. Ik vond het nogal wat dat iemand je thuis komt observeren, maar ik had geen keus en besloot het een kans te geven. Met succes. Yvon komt nu twee keer per week. De ene keer filmt ze me terwijl ik met Zakaria bezig ben en de keer daarop bekijken we samen de band. Ze wijst me op dingen die ik goed doe en geeft tips hoe
ik zaken kan veranderen die wat minder gaan. ‘Zo kwam ik erachter dat ik helemaal geen oogcontact met Zakaria maakte. We zaten naast elkaar met lego te spelen, maar ik keek hem geen enkele keer aan. Verder leerde ik dat alleen verbieden geen zin heeft. Het is nu eenmaal een druk jongetje dat zich snel verveelt. Dus in plaats van te zeggen dat iets niet mag, probeer ik hem een alternatief aan te bieden. ‘Nu ga ik veel meer erop uit met hem; naar de speeltuin of naar het speelkasteel in Zaandam. Dan raakt hij zijn teveel aan energie kwijt.’
‘Als ambulant werker begeleid ik mensen in het voortraject. Dat betreft kinderen die op de wachtlijst staan. Het is dus voorbereidend werk. En zo kun je ook in het natraject een stukje zorg geven, dus vanaf het moment dat een kind is uitbehandeld. ‘Maar ik heb vooral te maken met zelfstandige trajecten als de kinderen hier nog verblijven. Een belangrijk onderdeel van de ambulante zorg is de video-hometraining; ik neem ouder en kind op in hun dagelijkse omgang met elkaar. Bij mijn volgende bezoek bekijken we de scènes en de belangrijkste vraag die we daarbij stellen is: wat gebeurt er nu precies? Meestal zien de ouders al snel wat er misgaat in de communicatie met hun kind. Het kan natuurlijk ook zijn dat er iets aan de hand is met het kind.’
Negatieve spiraal doorbreken ‘Ik vind het het meest bevredigend als het me lukt de negatieve spiraal te doorbreken waarin ouders met hun kind terecht zijn gekomen. Soms kom je ouders tegen die al zó lang met hun kind “bezig” zijn en die iets hebben van: ik doe dit, ik doe dat, maar niets werkt . Daardoor zijn ze soms alleen nog maar gericht op de negatieve dingen. Met video-opnames, spelbegeleiding en gesprekken probeer ik het positieve te benadrukken. Door hen te zeggen: kijk, dit gaat wél heel goed. Of: probeer dat nog eens, dat werkte goed. Zo zien ouders uit zichzelf weer de positieve dingen.’
Zakaria is een van de pupillen van MKD ’t Kabouterhuis.
c 8