Witboek Sociaal Beleid Voorbeelden van sociaal beleid in de provincies
Witboek Sociaal Beleid Voorbeelden van sociaal beleid in de provincies
Inhoud
Witboek Sociaal Beleid
5
Inleiding
6
Provincie Groningen
8
Provincie Fryslân
10
Provincie Drenthe
12
Provincie Overijssel
14
Provincie Gelderland (1)
16
Provincie Gelderland (2)
18
Provincie Flevoland
20
Provincie Utrecht
22
Provincie Noord-Holland
24
Provincie Zuid-Holland
26
Provincie Zeeland (1)
28
Provincie Zeeland (2)
30
Provincie Noord-Brabant
32
Provincie Limburg
3
Provincies in actie Elke dag kom ik in de media en ‘in het echt’ problemen tegen van mensen en groepen, die om een oplossing vragen. Gelukkig heb ik als provinciebestuurder daarvoor mogelijkheden, die ik graag wil inzetten om aan een betere en rechtvaardiger samenleving te werken, waarin mensen tot hun recht kunnen komen. Het werken aan en in de samenleving doe je nooit alleen, maar steeds in samenwerking met bestuurders van gemeenten en maatschappelijke organisaties. Zij spelen de hoofdrol. De kernkwaliteiten van de provincie zijn kennis en kapitaal. Die zetten wij in om gewenste ontwikkelingen op gang te brengen en te ondersteunen, om mensen en groepen met elkaar in contact te brengen en ze te stimuleren zaken aan te pakken die aangepakt moeten worden. Daarvoor bestaat geen standaardaanpak. Het hangt helemaal af van de situatie en de behoeften. De provincies gaan daarbij systematisch te werk. Ze maken een grondige analyse van de problemen in hun provincie, al dan niet per regio. Vervolgens organiseren zij daarover een debat met vele betrokkenen en belanghebbenden, die samen prioriteiten stellen. Tenslotte wordt een agenda opgesteld: wie doet wat en wanneer, en welke ondersteuning is nodig? Daarbij is ook het provinciebestuur aanspreekbaar. In dit witboek treft u een baaierd aan van projecten waarin provincies een rol spelen of hebben gespeeld; van ondersteuning van jongereninitiatieven tot het faciliteren van kennisontwikkeling; van domotica tot dorpswinkels. Soms komt het idee van de provincie. Veelal ondersteunen wij initiatieven van onderop; initiatieven van gemeenten, stichtingen of maatschappelijke ondernemers. De provincies ondersteunen met geld en kennis. Ook de provincie gesubsidieerde ondersteuningsorganisaties op het gebied van maatschappelijke ontwikkeling staan daarvoor ter beschikking. Voor alle projecten geldt dat samenwerking de basis is, waarbij de provincie zich opstelt als partner. Als, om met één van de geïnterviewden te spreken, ‘ontwikkelingspartner’. In alle projecten draait het om mensen, wensen van mensen. Mensen die mogelijkheden zien en willen benutten. Een onvoorspelbaar en razend boeiend terrein. Dit witboek biedt u een rijke staalkaart van het provinciale werk op het terrein van zorg en welzijn. Ik hoop dat het u informeert én inspireert.
Hans Esmeijer Gedeputeerde voor zorg en welzijn, provincie Gelderland Portefeuillehouder sociaal beleid van het IPO-bestuur
Witboek Sociaal Beleid
5
Provincie Groningen
De provincie Groningen heeft 200.000 euro beschikbaar gesteld om gemeenten te ondersteunen bij de opzet van een lokaal loket wonen, welzijn en zorg. Doel van het nieuwe loket is dat iemand die zorg of maatschappelijke ondersteuning nodig heeft, niet meer te maken krijgt met allemaal verschillende instanties. Hij kan voor alle diensten terecht bij één loket.
De kunst van het verbinden
Ondersteuning voor lokale loketten wonen, welzijn en zorg Het ondersteuningsaanbod met de naam ‘De kunst van het verbinden’ komt tegemoet aan een van de prestatievelden binnen de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo): het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning. Achtergrond van het ondersteuningsaanbod is dat ouderen en mensen met een handicap zo lang mogelijk zelfstandig willen wonen en actief willen deelnemen aan de samenleving. Bij het zoeken van een weg door het aanbod ervaren veel mensen het gevoel van het kastje naar de
6
muur te worden gestuurd. Eén loket moet dit probleem oplossen.
Gemeenten voeren regie De provincie Groningen is een sterk voorstander van vermaatschappelijking van de zorg. Om dit te realiseren moeten alle partijen op het gebied van wonen, welzijn en zorg lokaal met elkaar samenwerken: zorgvragers, de vrijwillige thuiszorg en mantelondersteuning, zorgaanbieders, ziektekostenverzekeraars, welzijnsinstellingen en
woningbouwcorporaties. Gemeenten zijn de aangewezen partij om hierover de regie te voeren en te zorgen voor afstemming. De oprichting van een lokaal loket voor wonen, welzijn en zorg draagt hier zeker aan bij. De provincie Groningen ondersteunt de gemeenten bij het voeren van de regie met concrete projecten. ‘De kunst van het verbinden’ is één zo’n project. Alle 25 gemeenten hebben gebruik gemaakt van het ondersteuningsaanbod van de provincie. Inmiddels zijn overal lokale loketten gerealiseerd.
Witboek Sociaal Beleid
De kracht zit in de samenhang Caroline Rietman is beleidsmedewerker welzijn in de gemeente Winsum.
Bij ons, en zeker in onze buurgemeente De Marne waar we veel mee samenwerken, bestond al langer het idee om een loket in te richten voor verschillende welzijns- en zorgzaken. De aanleiding was dat we in de uitvoering regelmatig knelpunten tegenkwamen. Zo is het toch vreemd dat, wanneer je vanuit de Wvg voor veel geld een traplift laat aanleggen, een paar maanden later blijkt dat die persoon er toch niet kan blijven wonen. Feitelijk wil je je klanten op het héle brede gebied van wonen, welzijn en zorg informatie aanbieden. Uitgangspunt was ook dat het loket in principe budgettair neutraal zou draaien. Zo verrichten Wvg-medewerkers en de medewerkers van MEE Groningen ook loketdiensten. Het was voor ons een extra gelukje dat we vanwege de verhuizing van onze afdeling Sociale Zaken geen aparte ‘gebouwelijke’ voorzieningen hoefden te treffen. Voor de opzet van het loket stelde de provincie geld beschikbaar. Daardoor kon de gemeente onder meer het informatiesysteem INVIS aanschaffen. Daarnaast draaiden beide gemeenten met subsidie van de provincie mee in een pilot cliëntondersteuning, om de inhoud en ook de grenzen daarvan te leren kennen. De provincie was financier en trekker van de provinciale klankbordgroep. Het loket draait sinds september 2005. In het begin hadden we vrij veel Wvgaanvragen, maar kortgeleden is ook de huishoudelijke verzorging erbij gekomen. Wij waren echt klaar om de Wmo uit te voeren. Ik hoop nu dat het loket snel breder wordt gebruikt. Daarvoor zullen wij er ook nog onderdelen aan toevoegen. De eerste reacties zijn positief, zo bleek ook uit een klanttevredenheidsonderzoek in onze buurgemeente De Marne. Maar het loket is nog te weinig bekend. Daarom zullen we nog flink wat aan publiciteit moeten doen. De kracht van het loket zit in de samenhang. Dat betekent dat je een brede kijk aan de dag legt als iemand met de vraag komt hoe hij zich moet aanmelden voor het verzorgingshuis. Want dan kan het ook zijn dat iemand geholpen is met een maaltijdvoorziening, een vervoersvoorziening of een activiteit op welzijnsgebied.
Lokaal loket Elk lokaal loket geeft informatie en advies op het gebied van wonen, welzijn en zorg. Enkele loketten (zoals in De Marne en Winsum) bieden ook cliëntenondersteuning vanuit het loket. Mensen kunnen het bezoeken, bellen en raadplegen via internet. Daarnaast bestaat ook de mogelijkheid van huisbezoek. Het loket kan op één centrale plaats gevestigd zijn (bijvoorbeeld een balie in een gemeentehuis), maar het kan ook dependances hebben
Witboek Sociaal Beleid
(bijvoorbeeld in een multifunctioneel centrum). De invulling hangt af van de wensen van de gemeente. Een goed loket houdt in ieder geval rekening met de doelgroep en bestaat uit vier varianten: fysiek, telefonisch, digitaal en mobiel.
Aanbod provincie Het aanbod van de provincie is mede gebaseerd op een geslaagde proef in de gemeente Hoogezand-Sappemeer en de gemeente Stadskanaal en bestaat uit de
Gedeputeerde Ineke Mulder: De provincie Groningen onderschrijft de filosofie die ten grondslag ligt aan de Wmo. Iedereen moet mee kunnen doen in de samenleving, zo nodig met ondersteunende voorzieningen op het gebied van wonen, welzijn en zorg. Het lokale loket is hierbij een absolute noodzaak. Voor informatie, advies en ondersteuning op dit gebied kan iedereen terecht op een centrale plek. Mensen weten waar ze moeten zijn en niemand wordt nog van het kastje naar de muur gestuurd. Ik ben dan ook zeer verheugd dat in Groningen alle 25 gemeenten de lokale loketten inmiddels hebben gerealiseerd, in gezamenlijke actie met de provincie.
volgende onderdelen: – een draaiboek, – beschikbaarheid van het Interactief Vraaggestuurd Informatie Systeem (INVIS), – ondersteuning bij de invoering van INVIS, – onderzoekscapaciteit, – procesbegeleiding, – volgen van de ontwikkelingen binnen de Wmo, – (en al eerder) ondersteuning bij de voorbereiding op de regierol van de gemeente in de Wmo.
7
Provincie Fryslân
De toekomst rooskleuriger zien
Vastlopers in Fryslân Veel jongeren in de leeftijd van 16 tot 18 jaar met een IQ van minder dan 70 lopen vast in het speciaal onderwijs. Om ervoor te zorgen dat deze jongeren op een goede manier worden begeleid naar school of werk, en om te voorkomen dat ze hangjongeren worden met ‘verkeerde vrienden’, is het project Vastlopers bedacht.
Voor de afgebakende leeftijdsgroep zijn geen financiële middelen beschikbaar voor een toeleidings- en reïntegratietraject. Daarom komen ze nogal eens doelloos thuis te zitten, zonder baan en vaak zonder perspectief. Vanaf hun achttiende komen ze in aanmerking voor begeleiding, maar de praktijk wijst uit dat deze jongeren zonder papieren dan al moeilijker plaatsbaar zijn.
8
Hoe werkt het? Het traject Vastlopers begint met de aanmelding van een jongere door een stagedocent. Vervolgens voeren de stagedocent, een medewerker van re-integratiebedrijf STAM en een medewerker van de ondersteuningsorganisatie MEE een intakegesprek. Dit gesprek moet een zo goed mogelijke omschrijving opleveren van wat de jongere nodig heeft om
zijn of haar school af te maken en, uiteindelijk, een baan te vinden. Voor de scholing waar het hier om gaat blijven de doelen die voor praktijkonderwijs gelden gewoon overeind. Cedin, instituut voor onderwijsbegeleiding, kan docenten helpen bij het zo goed mogelijk begeleiden van de Vastlopers. De voorbereiding op een baan gebeurt in overleg met STAM. Dit re-integratiebedrijf gaat op zoek naar een geschikte stage- of werkplek voor de jongeren. De jongeren worden tijdens het werk begeleid. Maar ze worden bijvoorbeeld ook van huis opgehaald wanneer ze te laat dreigen te komen. Als het nodig is kunnen de jongeren ook woonbegeleiding krijgen.
Witboek Sociaal Beleid
Een vangnet rond de leerling Foeke Wink is stagecoördinator bij Zuiderpoort, school voor praktijkonderwijs in Sneek.
De doelgroep van het project waar het hier om gaat, bevindt zich binnen het praktijkonderwijs. Daarom zijn wij ook geen onbekende voor het re-integratiebedrijf en de onderwijsbegeleidingsdienst. Wij krijgen in toenemende mate te maken met echte probleemgevallen, die binnen de reguliere facilitering van het praktijkonderwijs niet of nauwelijks meer begeleidbaar zijn. Als school dragen wij voor de leerlingen een eerste verantwoordelijkheid. Zij staan bij ons ingeschreven op het moment van aanmelding bij Vastlopers. STAM BV is betrokken vanwege de ondersteuning en begeleiding richting arbeidsmarkt en MEE bij sociaal-emotionele problematiek en eventuele problemen in de thuissituatie. In het project Vastlopers span je met z’n drieën een vangnet rond de leerling. Die structurele en intensieve aanpak is wel nodig ook. Zonder de inzet van de faciliteiten vanuit Vastlopers hadden wij vorig jaar hoogstwaarschijnlijk vroegtijdig afscheid moeten nemen van een leerling. Als school waren we op een punt beland dat we ons afvroegen of we deze leerling meer konden bieden dan alleen maar onderdak en de regelmaat van schooluren. Met de faciliteiten uit Vastlopers kunnen we een extra impuls geven met als doel dat betrokkene aan de slag komt. Maar zelfs als de arbeidsmarkt een te hoog doel blijkt, ben je er toch met elkaar in geslaagd voor deze periode een vangnet te creëren en, in dit geval, de basis te leggen voor een hulpverleningstraject dat andere instanties na afloop van de school voortzetten. Wij zijn voorzichtig met dit project gestart, maar de ervaring is dermate positief dat we er meer gebruik van willen maken. Je ziet de problematiek onder leerlingen toenemen. Alleen daarom al zou ik de provincie zeer willen aanraden om het project Vastlopers voort te zetten. Met het oog op de toekomst.
Het eerste jaar Het totale project, dat drie jaar duurt, heeft ruimte voor 25 tot 40 jongeren van acht scholen. In het najaar van 2005 zijn zestien leerlingen aangemeld. Inmiddels zijn drie leerlingen uitgestroomd. Met iedere leerling zijn deskundigen met verschillende achtergronden bezig (geweest). Door de gerichte aandacht voor deze leerlingen worden hun beperkingen op de werkvloer sneller zichtbaar en kan eerder worden vastgesteld welke begeleiding nodig is. Daarnaast blijkt in veel gevallen de motivatie van de leerling toe te nemen omdat deze verschillende toekomstige banen kan uitproberen. Tenslotte zorgt de combinatie van acceptatie van beperkingen en
Witboek Sociaal Beleid
Gedeputeerde Jan Ploeg: Fantastisch dat deze jongeren, die toch tussen wal en schip dreigen te raken, nieuwe toekomstperspectieven krijgen dankzij Vastlopers. Sommige jongeren hebben net dat beetje extra nodig. Met Vastlopers kunnen ze dat krijgen.
toch werkervaring opbouwen er ook voor dat de jongeren de toekomst rooskleuriger gaan zien.
Wie werken mee? Het project is geïnitieerd door Cedin, instituut voor onderwijsbegeleiding, MEE Friesland en het re-integratiebedrijf STAM. Alle acht Friese praktijkscholen participeren in het project. Daarnaast worden organisaties rond de leerlingen, zoals gemeenten (leerplichtambtenaar), aanbieders op het terrein van jeugden gehandicaptenzorg en maatschappelijke opvang er bij betrokken. De provincie Fryslân en het CWI hebben gezorgd voor de financiering van de hele pilot.
Toen dit project in de etalage werd gezet was de provincie al bezig met een project rond dagbesteding voor probleemjongeren die meer is gericht op ontspoorde jongeren. De provincie wil het programma tegen schooluitval dit jaar dan ook breder trekken dan ‘Vastlopers’. Zij wil dat doen door het verbinden en versterken van wat er al is en het slechten van knelpunten. Zo kan voor verschillende categorieën jongeren een tweesporenbeleid worden gevoerd.
9
Provincie Drenthe
We schrijven 25 februari 2004. Ruim 230 vertegenwoordigers van dorpshuizen, dorpsverenigingen, welzijnsstichtingen, scholen en organisaties voor kinderopvang komen in Pesse bij elkaar voor een Drentse conferentie onder de welluidende titel ‘Combineren is de sleutel’. Hun gemeenschappelijke achtergrond: hoe houden we de basisvoorzieningen in het dorp, hoe brengen we initiatieven bij elkaar, hoe pak je dat combineren eigenlijk aan?
Voor en door het dorp
Multifunctionele Dienstencentra De honger naar informatie is groot. De organisaties achter de conferentie zijn blij verrast. Zij hakken als professionals dagelijks met het bijltje. STAMM CMO Drenthe richt zich op het versterken van de leefbaarheid. Het emancipatie adviesbureau ENOVA stimuleert zorgknooppunten in het landelijk gebied. De Brede Overleggroep Kleine Dorpen werkt al meer dan dertig jaar aan de leefbaarheid in het landelijk gebied. Stichting Dorpshuizen Drenthe ondersteunt dorpshuizen in de ruimste zin. En de provincie is bezig met de ontwikkeling van de stimulerings-
10
maatregel Multifunctionele Dienstencentra. Gedeputeerde Anneke Haarsma zegt een zinderende, actieve stemming in de zaal te voelen. Ze spreekt van een ‘convenant van Pesse’ en roept alle betrokken partijen op het ijzer te smeden nu het heet is. Vervolgens maakt ze bekend dat de provincie gedurende vier jaar 450.000 euro per jaar beschikbaar stelt voor de stimuleringsmaatregel. Het enthousiasme leidt er toe dat in elke gemeente voorzieningenbeleid en een bijpassend programma worden ontwikkeld. De organisaties bundelen hun krachten in een expertteam.
Na de gedeputeerde doet ook een afgevaardigde van het ministerie van SZW een duit in het zakje. Hij maakt bekend dat er 100 miljoen euro in het kader van het Europees Sociaal Fonds (ESF 3) beschikbaar komt voor lokale initiatieven in Nederland die gericht zijn op samenwerking tussen scholen, kinderopvang, buurt/welzijnswerk, sport en cultuur. Een geweldige stimulans.
Aan de slag De uitkomst van de dag? Iedereen gaat gewoon aan de slag met initiatieven. Er komen
Witboek Sociaal Beleid
Graag plannen op maat William Prinsen vertegenwoordigt de Brede Overleggroep Kleine Dorpen (BOKD) in Drenthe. Bij deze organisatie zijn ruim 130 dorpsbelangenorganisaties aangesloten.
Het hele organische bestaan van dorpshuizen is al zo oud als de weg naar Rome. Juist de kleinere dorpen hebben altijd al hun dorpshuis multifunctioneel gebruikt. Daarom moet je er in de eerste plaats voor waken dat er niet een concept uit de grond wordt gestampt dat leuk is bedacht door buitenstaanders, maar niet aansluit bij de lokale vraag. Er zal ongetwijfeld een mooie definitie van het begrip multifunctioneel dienstencentrum zijn. Maar wij hanteren hem niet, want het gaat erom of het wérkt. Een dienstencentrum kan, geheel afhankelijk van de lokale situatie en de wens van de bevolking, een dorpshuis zijn, of een dorpshuis met van alles eromheen, of een combinatie met een heel specifieke voorziening. Het kan zelfs zijn dat het dorp allang gewend is aan regionale voorzieningen die elders vandaan komen. Wij hebben altijd gezegd dat je ook de consequenties moet nemen van het prachtige proces dat je inzet. Dan kan het dus ook nodig zijn dat er in ‘steen’ wordt geïnvesteerd. De uitkomst na drie jaar? Er wordt provinciebreed gewerkt aan multidisciplinaire dienstencentra. Daarbij willen we ook echt van elkaar leren. Er is een projectleideroverleg, een expertteam, en de provincie en gemeenten trekken echt gezamenlijk op. Dat is wel eens anders geweest. Dan hadden gemeenten iets van ‘waar bemoei je je mee?’ en liet de provincie wel erg graag blijken dat zij de regie had. Maar nu kunnen we ons vanuit de lokale vraag inmengen in het proces. Dat is onze rol. Bedoeld om aan het eind van de rit een plan op maat te hebben met lokaal draagvlak; en geen voorzieningen waar buitenstaanders goede sier mee maken maar die vervolgens niet gebruikt worden. Of we tevreden zijn? In elk geval wel over de werkwijze, nu de provincie veel meer samenwerkt met de instellingen waar de kennis zit. En omdat je door de regeling, die voorziet in een bedrag per gemeente, niet meer bij elk project de hele subsidiemolen hoeft te doorlopen. Als er nu een kink in de kabel is, ligt die gelijk op tafel. Zo weten andere gemeenten ook meteen hoe zij deze kronkel voor kunnen blijven.
vooraf geen dikke nota’s of bureaucratische structuren. De vraag komt van onderaf. Behoeftepeilingen bij inwoners van een dorp en de visie van de gemeente bepalen welke voorzieningen en accommodaties nodig en haalbaar zijn. Om diensten te kunnen aanbieden worden desnoods onconventionele combinaties en samenwerking gezocht. De kunst daarbij is het verbinden van grote regionale organisaties (met middelen en professionele menskracht) met de lokale, kleinschalige behoefte (en vrijwillige inzet).
Witboek Sociaal Beleid
Gedeputeerde Anneke Haarsma: De wijze waarop gemeenten, dorpen en provincie het voorzieningenbeleid in de vorm van Multifunctionele Dienstencentra hebben aangepakt, heeft veel enthousiasme losgemaakt. Daardoor is veel energie ontstaan en gebeurt er momenteel heel veel in alle plattelandsgemeenten in Drenthe. Door de methode zijn de ontwikkelingen op de maat van het dorp en is er groot draagvlak. De methode Multifunctionele Dienstencentra, en met name de samenwerking met gemeenten en inwoners, is een voorbeeld voor veel van onze andere activiteiten.
Van onderop De regeling Multifunctionele Dienstencentra werd door elk van de tien gemeenten die ervoor in aanmerking kwamen, opgepikt en leverde 27 projecten op. De regeling Dagarrangementen en Combinatiefuncties (voor een doorlopend aanbod van kinderopvang, onderwijs, overblijf-, sport-, welzijns- en culturele activiteiten) leverde 21 aanvragen en een veelvoud van projecten op. Projecten van onderop, voor en door het dorp, en passend in gemeentelijk en provinciaal beleid. Intussen zijn, begin 2007, de eerste projecten
‘opgeleverd’. Vijf dienstencentra zitten in de fase van afronding en volgens de laatste opgave van de provincie zijn er nu achttien Dagarrangementen en Combinatiefuncties gestart. Maar de grote kracht is de stroomlijning van energie. Energie van onderop die door de verschillende overheden alleen maar wordt versterkt!
11
Provincie Overijssel
Soms hebben mensen in het landelijk gebied behoefte aan persoonlijke en praktische dienstverlening. Tegelijkertijd zijn er ervaren vrouwen en mannen uit dezelfde regio die deze dienstverlening tegen betaling kunnen leveren. ‘Huur een Noaber’ bemiddelt tussen beide. De provincie financiert het project.
Servicebureau in dienstverlening
Huur een Noaber ‘Huur een Noaber’ is eigenlijk een soort servicebureau op het gebied van persoonlijke en praktische dienstverlening. Zo is een noaber ingezet bij een mevrouw die het overzicht over haar huishouden aan het verliezen is, maar buiten het circuit van reguliere zorg wil blijven. Een keer per 14 dagen komt iemand een middag langs om hand- en spandiensten te verrichten en te helpen bij de planning voor mevrouw zelf. Ook is een noaber ingezet bij een slechtziende mevrouw die net in Ommen is komen wonen. De tuin bevatte zoveel obstakels dat ze moeilijk haar weg kon vinden. Dit euvel is verholpen. Een andere noaber is
12
ingezet om de hond uit te laten voor een vrouw van wie de partner plotseling in het ziekenhuis is opgenomen.
Achtergrond Leefstijlen veranderen, ook in het landelijk gebied. Steeds meer vrouwen en mannen combineren zorgtaken met betaalde arbeid. Maar voorzieningen die de combinatie van arbeid en zorg vergemakkelijken, zijn in het landelijk gebied onvoldoende aanwezig. Voor veel dagelijkse zaken moeten mensen in het buitengebied reizen of samenwerking regelen. De tweede reden voor ‘Huur een Noaber’ ligt
in de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Praktische en persoonlijke dienstverlening wordt binnen de nieuwe wetgeving niet meer aangeboden door de zorgaanbieders. Daarom is het ontwikkelen van nieuwe diensten, die voorzien in de behoefte, noodzakelijk. Tegelijkertijd moet worden gezocht naar nieuwe vormen van vrijwilligerswerk, want het aantal mensen dat op vrijwillige basis praktische en persoonlijke diensten wil verlenen, neemt af. Terwijl de vraag naar praktische en sociale diensten voor zelfstandig wonende ouderen de komende jaren zal toenemen.
Witboek Sociaal Beleid
Zo weten we elkaar te vinden Aimée von Martels is lid van de klankbordgroep ‘Huur een Noaber Ommen’. De groep vrouwen was nauw betrokken bij de ontwikkeling van het project en volgt nu ook de praktische uitvoering.
Wij zijn met elkaar nagegaan waar op het snijvlak van platteland, arbeid en zorg behoefte aan is. Ik heb zelf als fysiotherapeut in dit gebied gewerkt. Dan kom je vaak bij mensen thuis en dan merk je hoe groot de behoefte is aan steun bij eenvoudige klusjes. Even de planten water geven. De klok opwinden. Maar ook dat ze iemand zoeken die een paar uur mee kan naar het ziekenhuis. Natuurlijk doen mensen al heel veel voor elkaar. Tegelijkertijd merk je dat de vrijwilligerszorg afneemt, dat buren niet meer vanzelfsprekend klaar staan en dat sommige mensen er alleen voor staan. Het idee van ‘Huur een Noaber’ sloeg aan. Er is al gauw een flink groepje zorgverleners gekomen. Het leuke is ook dat er best vrouwen zijn te vinden die de zorg willen verlenen, maar dan op tijden die hen uitkomen. De behoefte begint merkbaar te worden, al loopt het nog geen storm. In deze hoek van Nederland is men nog een beetje afwachtend, zeker wanneer je ‘Huur een Noaber’ letterlijk gaat vertalen door ‘Nu moet ik m’n buurman voor een klusje gaan betalen’. De dienstverleners krijgen inderdaad een bescheiden vergoeding. Daarbij gaat het echt niet om grote bedragen. En het is ook niet de bedoeling dat je een noaber inhuurt om het hele huis buitenom te schilderen. Met het project wordt aan de ene kant voorzien in een vraag naar hulp bij kleine klussen en aan de andere kant in mensen die het werk willen en kunnen verrichten. Daarbij is minstens zo belangrijk wat er uit sociaal oogpunt gebeurt. Want het is prettig dat er iemand langskomt en het helpt wanneer er iemand met je meegaat tot in het ziekenhuis. Het project is ondergebracht bij de bestaande thuiszorgorganisatie. Die brengt de partijen bij elkaar, maar verder regelen de hulpvrager en dienstverlener het onderling. De ‘intake’ en de hoeveelheid papier zijn dus beperkt. De een is goed in koken, de ander in huishouden. Zo weten ze elkaar te vinden. Ik hoop dat we het project de komende jaren verder weten uit te bouwen. En wie weet, loopt het straks zo goed dat ze het idee ook in andere plaatsen overnemen!
De aanpak Onder begeleiding van Equivalent, Experts in Emancipatie, hebben vrouwen uit het landelijk gebied in twee werkateliers gezocht naar mogelijkheden om in te spelen op de veranderde leefstijlen. De combinatie van arbeid en zorg was het hoofdthema voor deze bijeenkomsten. Met de uitkomsten is ‘Huur een Noaber’ ontwikkeld en zijn partners gezocht om uitvoering te geven aan het plan. Deze partners zijn thuiszorgorganisatie VVT en Landstede educatie. Equivalent verzorgt het projectmanagement, VVT regelt de bemiddeling tussen vragers en
Witboek Sociaal Beleid
Gedeputeerde Jan Kristen: Huur een Noaber is een prachtig Overijssels project. Als Gedeputeerde heb ik de afgelopen jaren veel sociaalmaatschappelijke projecten langs zien komen, maar geen van de projecten sluit zo passend aan bij deze tijd: burenhulp, sociale verbanden en het vitaliseren van het platteland. De kracht van het project zit in de vernieuwende wijze van ondersteuning: ‘Huur een noaber’ vult de leemte in tussen vrijwillige dienstverlening en mantelzorg aan de ene kant en geïndiceerde zorg aan de andere kant. Wat mij vooral zo aantrekt in het initiatief, is dat het precies aansluit bij de basisgedachte van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo): meedoen, burgerparticipatie en onderlinge betrokkenheid. Bovendien snijdt het mes aan twee kanten: het biedt praktische steun aan hulpbehoevenden en schept tegelijkertijd betaalde arbeids- en ontwikkelingsmogelijkheden voor helpers. Ik kan mij goed voorstellen dat dit project in onze provincie navolging krijgt in meer gebieden, en ook steden. Ik sta daar voor de volle 100% achter.
aanbieders en Landstede heeft de training voor de aanbieders ontwikkeld. De provincie financiert het project en de gemeenten weten zich er nauw bij betrokken. Zij zien ‘Huur een Noaber’ als een praktische aanvulling op het aanbod binnen de Wmo.
Resultaten In Ommen en Losser zijn dertig aanbieders van zeer diverse diensten getraind en beschikbaar. In beide gemeenten is de bemiddeling tussen deze aanbieders en de vragers goed op gang gekomen. Er is ervaring met het opzetten van publiciteit en communi-
catie en met het ontwikkelen van een netwerkstructuur. De nieuwe aanpak blijkt een goede aanvulling op het aanbod dat thuiszorginstellingen en vrijwilligersorganisaties in beide gemeenten doen. Er is helderheid over de juridische, fiscale en verzekeringstechnische constructie waarbinnen de bemiddeling kan plaatsvinden. Mede aan de hand van de praktijkervaringen wordt nog gezocht naar de precieze kostprijs van de diensten en naar verschillende vormen van bemiddeling.
13
Provincie Gelderland (1)
Begin klein en groei verder
Stappenplan voor domotica Het gat tussen wat techneuten kunnen en wat ouderen willen, blijkt veelal te groot. Dus moet de eerste groep meer zicht krijgen in wat ouderen willen, terwijl ouderen zich meer moeten afvragen welke (technische) ondersteuning ze wensen. Domotica en de bijbehorende diensten kunnen de veiligheid en het woongemak voor zelfstandig wonende ouderen bevorderen. Maar die blijken vaak moeite te hebben om hun wensen en behoeften goed over het
14
voetlicht te brengen. Omdat dit vraagstuk zich overal in Gelderland voordoet en deze problematiek niet door individuele gemeenten kan worden opgepakt, is in opdracht van de provincie een ‘stappenplan’ ontwikkeld waarmee de gebruikers zelf worden betrokken bij de ontwikkeling van domotica. Er zijn zelfs twee versies van het stappenplan: één voor domotica-professionals en één voor ouderen en hun ondersteuners.
Invoering van domotica is vooral een zaak van de markt. Waar ‘de markt’ echter laat zien dat het allemaal nog niet vanzelf gaat, kan de overheid een rol met meerwaarde vervullen.
Zeven stappen De afgelopen jaren zijn in Gelderland verschillende wooncomplexen voor ouderen gerealiseerd waarin domotica is toegepast. In de praktijk blijkt echter vaak dat toegepaste domotica niet goed aansluit bij de wensen en behoeften van gebruikers en daardoor niet het verwachte comfort oplevert. Door middel van zeven stappen kunnen bewoners betrokken worden bij de ontwikkeling van domotica in hun eigen woonomgeving.
Witboek Sociaal Beleid
Kijk eerst eens wat iemand zelf kan Angela Scholten is clustermanager bij Stichting De Lichtenvoorde in Oost Gelre, die woonbegeleiding biedt aan mensen met een verstandelijke beperking. Zij heeft op enkele locaties meegewerkt aan de inzet van domotica om daarmee zowel bewoners als verzorgend personeel te ondersteunen.
Zelf je deur opendoen. Zelf het licht bedienen. Zelf bepalen wanneer je je gordijnen open en dicht doet. De toepassing van domotica kan geweldig bijdragen aan het gevoel van eigenwaarde van de cliënt. Eén cliënt van ons kreeg 60 procent meer levensvrijheid doordat ze niet meer continu is aangewezen op de hulp van anderen. Domotica heeft niet alleen met techniek, maar ook alles te maken met visie: kijk eerst eens wat iemand zelf kan. En ga dan na waar je dingen kunt aanvullen zonder het technisch en ingewikkeld te maken. Dat geldt trouwens ook voor andere doelgroepen, zoals ouderen en mensen met lichamelijke beperkingen. Bij ons levert de toepassing zelfs een kleine besparing van personeel op. Dat zorgt voor toegevoegde waarde. Het stukje tijd dat vrijkomt, kan nu worden gebruikt voor de sociaal-emotionele ondersteuning van cliënten. Een kop koffie, een luisterend oor en eens kijken waar nu écht de behoefte ligt. We hebben bij de provincie aangeklopt omdat we onvoldoende middelen hadden om al die elektronica te kunnen betalen. Van de verantwoordelijk ambtenaren tot en met de Gedeputeerde, we kregen er alle medewerking. Natuurlijk zijn het stimuleringsgelden, de provincie gaat dit niet zomaar structureel betalen. Maar door de bijdrage hebben we de investering wel rond gekregen. Via de provincie ontmoet je ook weer andere organisaties met goede voorbeelden. De provincie vormt een belangrijke spil in het informeren over alles wat al gedaan is en brengt mensen bij elkaar. Zo worden je netwerk, kennis en ervaring steeds groter. Natuurlijk moet je daar zelf ook tijd in stoppen. Maar daar krijg je ook wat voor terug.
Deze stappen gaan als volgt: 1. Welke wensen en behoeften hebben toekomstige bewoners? 2. Welk budget is beschikbaar? 3. Welke randvoorwaarden gelden er? 4. Stel een functioneel programma van eisen op. 5. Maak een keuze uit het aanbod en breng de kosten in beeld. 6. Zorg dat de bewoners goed geïnformeerd worden.
Witboek Sociaal Beleid
7. Evalueer het gebruik van domoticatoepassingen en pas te zijner tijd op grond van deze evaluatie het aanbod aan. Met deze stappen kan een domoticasysteem worden aangelegd dat echt aansluit bij de behoeften van de gebruikers. Daarbij is het adagium: begin klein en groei verder, omdat bij een geleidelijke invoering de kans groter is dat bewoners de toepassingen ook werkelijk gaan gebruiken.
Gedeputeerde Hans Esmeijer: De techniek staat ten dienste van mensen, niet andersom. Als domotica niet om de mens draait, draait het helemaal niet.
De provincie Gelderland zorgt voor introductie van het stappenplan bij de professionals. Waar betrokkenheid het centrale thema van dit project is, kon de betrokkenheid van cliëntorganisaties zoals de Samenwerkende Bonden van Ouderen in Gelderland, de Landelijke Organisatie Cliëntenraden en Zorgbelang Gelderland bij de ontwikkeling van het hele project natuurlijk niet ontbreken.
15
Provincie Gelderland (2)
Is het organiseren van intervisie en coaching voor gemeenteambtenaren een provinciale taak? In principe niet, maar als de druk op gemeentelijke apparaten zo hoog is als het afgelopen jaar, is het welkom dat de provincie deze ondersteuning biedt.
Scholingstraject voor gemeenteambtenaren
Pionieren in een warm bad Onder druk van de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) dreigden bij veel gemeenten andere beleidsontwikkelingen in het gedrang te komen. Zo ook het vergrijzingbeleid. De provincie Gelderland heeft met subsidie een intervisie- en coachingtraject voor gemeentelijke projectleiders ‘wonen, welzijn, zorg’ opgezet. Voor de burgers in Gelderland
16
betekent dit dat concrete projecten in hun gemeente, die inspelen op de vergrijzinggolf, in ieder geval geen vertraging oplopen. Bovendien hoeven gemeenten op deze manier niet ieder voor zich het wiel uit te vinden. Het Gelderse scholingtraject blijkt zeer in een behoefte te voorzien. Kennis en ervaringen worden gedeeld met collega’s van andere gemeenten die voor eenzelfde klus staan. Een
van de cursisten reageerde: “Het voelt als een warm bad, elke bijeenkomst weer. Het is heerlijk om je hart te luchten en van anderen te leren, juist omdat ik binnen mijn eigen organisatie de enige ben die dit werk doet.” Het zijn een beetje pioniers, de ambtenaren woonservicegebieden: in de eigen gemeente zijn geen productvoorbeelden voorhanden, intern is integratie van wonen, welzijn en zorg
Witboek Sociaal Beleid
Een hoop geworstel, maar niks leuker dan dat Gerard Borgonjen is ambtenaar Wonen, Zorg en Welzijn bij de gemeente Zutphen.
Woonservicegebieden vormen een antwoord op de vergrijzing die op ons afkomt. Een van de vragen is wie dat proces regisseert: de gemeente, de woningcorporatie, een andere partij? In het kader van het Gelders stedelijk ontwikkelingsbeleid deelden acht gemeenten in Gelderland al iets met elkaar. Een aantal van hen was al aan de gang met woonservicegebieden. Daar zit een samenspel achter van drie terreinen: wonen, zorg en welzijn. Het intervisie- en coachingtraject is bedoeld om gemeentelijke projectleiders woonservicegebieden verder toe te rusten en te bekwamen in het regisseren van dit soort complexe projecten. Begin 2006 zijn we gestart met een cyclus van tien bijeenkomsten. Het is een mix van intervisie- en themabijeenkomsten. Je praat er onder deskundige leiding, zonder maatschappelijke organisaties of bestuurders, met collega-ambtenaren aan de hand van concrete thema’s over het werk dat je doet. Het is tussen onze volle agenda’s door geweldig om te doen. Want je deelt ervaringen om er van te leren. Bij woonservicegebieden moet je aan vier dingen denken. Bij nieuwbouw of aanpassing houd je rekening met levensloopbestendig wonen; en wel zo dat het ook geschikt is voor mensen met een bepaalde zorgvraag. Daarnaast zorg je ervoor dat de zorg naar de mensen toegaat in plaats van andersom. Dat is een mega-beweging. Je moet ook de welzijnscomponent goed organiseren: de maaltijdvoorziening, klusjesdiensten, tuinonderhoud en persoonlijke alarmering. En tenslotte is het zaak om de fysieke woonomgeving op orde te hebben. Mensen die minder goed ter been zijn moeten zich toch goed kunnen verplaatsen. Alle acht gemeenten zijn hier in verschillende stadia op verschillende plekken mee bezig. Bij ons in Zutphen speelt de ontwikkeling van een servicecentrum als onderdeel van de herstructurering van een wijk, kleinschalige woningbouw voor dementerenden en de instelling van nachtmobiele teams voor onplanbare zorg. De wet- en regelgeving is nauwelijks op dit werk toegesneden. Het is altijd weer knutselen en tegen weerstand oplopen, trekken, duwen en masseren, zowel in- als extern. Echt een enorm geworstel, maar niks leuker dan dat. En het is daarbij wel leerzaam om als een soort lotgenoten met elkaar de successen en de lasten te delen. De provincie faciliteert het scholingtraject maar zit er zelf niet bij. Intussen probeert zij, in het kader van een heel programma voor ontgroening en vergrijzing, met een flinke hoeveelheid geld gemeenten, woningcorporaties en andere partijen te verleiden zich voor te bereiden op de vergrijzing en de gewenste vermaatschappelijking van de zorg. Dat pakt naar mijn mening geweldig goed uit.
nodig en extern moeten vijf à tien partijen met elkaar in zee. Aan ambtenaren de schone taak over dit alles de regie te voeren. De provincie heeft een scholingtraject laten ontwikkelen waarbij de door de cursisten ingebrachte casuïstiek de inhoud bepaalt. Wat bijvoorbeeld als partijen in het veld weigeren mee te denken over een welzijnsvisie? Wat is intern nodig om woonservicegebieden extern
Witboek Sociaal Beleid
te kunnen uitdragen? Welk deel van de gemeentelijke loketfunctie regel je centraal en welk decentraal? De ‘cursus’ duurt een jaar. Intervisie en coaching zijn belangrijke onderdelen. Volgens de eerder aangehaalde deelnemer weten de begeleiders tijdens de sessies een veilige omgeving te creëren: “Dat is ook noodzakelijk. Je moet je vrij kunnen voelen om over zaken te
Gedeputeerde Hans Esmeijer: Zeker waar beleidsondersteuners éénpitters zijn is de behoefte aan contact met collega’s groot. Integraal denken en werken komt je niet zomaar aanwaaien. Coaching en intervisie geven dan nuttige ondersteuning. De provincie maakt dit mogelijk.
vertellen die je lastig afgaan of waar je tegenaan loopt.” Dat de leergang succesvol is, blijkt uit het feit dat deelnemers voor steun of wijze raad ook buiten de cursus om contact hebben met elkaar.
17
Provincie Flevoland
Over drie zaken is iedereen in de jeugdzorg het eens. De zorgaanbieders en hulpverleners moeten vraaggericht werken. De hulpvraag van de jeugdige en zijn netwerk moet centraal staan. En de zorg moet zo kort en licht mogelijk zijn. ‘Eigen Kracht’ komt aan al deze eisen tegemoet.
De familie maakt zelf een plan
Op Eigen Kracht Het project ‘Eigen Kracht Flevoland’ sluit aan bij de ambitie van de provincie om die hulp te bieden waar jeugdigen en ouders om vragen; in preventieve zin helpt het project zo veel mogelijk te voorkomen dat jeugdzorg noodzakelijk is. Flevoland heeft voor het project een driejarige subsidie beschikbaar gesteld. The Family Group Conference oftewel ‘Eigen krachtconferentie’ is afkomstig uit NieuwZeeland. Het model stamt uit de Maori-traditie
18
en is inmiddels opgenomen in de wetgeving van Nieuw-Zeeland. De wet bepaalt dat de familie voor het reguliere jeugdzorgtraject begint, eerst de kans krijgt een bijeenkomst met familie en vrienden te organiseren om te kijken of zij op eigen kracht een oplossing kan vinden.
Zeggenschap Bij een ‘Eigen krachtconferentie’ bundelen familie en naasten hun krachten. Zij behouden
hun zeggenschap en maken zelf een plan voor hulp. Het gaat om het vinden van oplossingen binnen de kring van mensen die om het kind en het gezin geven. Een neutrale coördinator helpt de conferentie voor te bereiden en uit te voeren. In een besloten gedeelte beslist de familie wie wat doet en of er hulp van buiten nodig is. De ervaringen met ‘Eigen Kracht’ in verschillende provincies zijn positief. Hulpverlening na een ‘Eigen krachtconferentie’ blijkt meer effect
Witboek Sociaal Beleid
Aanbod bij de voordeur van de jeugdzorg Marjolein Kendall is als gedragswetenschapper werkzaam bij Stichting Jeugdhulpverlening Flevoland. Zij ziet hoe de meerwaarde van het model Eigen Kracht in praktijk uitpakt.
Dit is het echt waard, want gemotiveerde cliënten leveren het beste werk af en mensen zijn vooral gemotiveerd als ze zelf zicht, inzicht en controle over hun situatie houden of weer krijgen. Bij de ‘Eigen krachtconferenties’ wordt gebruik gemaakt van de eigen kracht uit het netwerk van de jeugdige en het gezin zelf. De conferentie vindt plaats zonder hulpverleners. Er wordt dus niets aangedragen en verzonnen door anderen. Het moet niet van anderen, maar hangt vooral af van wat mensen zelf willen en kunnen. Zo pakt het in praktijk ook uit. De hulp die wordt bedacht en geboden, is vaak ook een stuk gevarieerder als gezinnen er zelf mee aankomen. Wij kunnen een buurvrouw niet vragen om iemand te helpen. Maar als de betrokkenheid er is, alleen al door de opkomst op zo’n dag, kan er al heel veel gebeuren. Laatst hadden we een conferentie van een jong meisje. Haar ouders kwamen jammer genoeg niet. Maar enkele buurvrouwen en haar vriendinnetjes met hun ouders lieten zien dat ze er toch niet alleen voorstaat. Eén buurvrouw had een brief geschreven om haar betrokkenheid te uiten. Die hangt nu ingelijst boven haar bed, zodat ze steeds weer even kan lezen dat er best mensen om haar heen staan. Zo zie je nog los van het eindresultaat dat een conferentie zelf al heel veel betekent. In de hele provincie zijn al enkele tientallen conferenties gehouden. Ze worden overigens ook door scholen, gezondheidscentra, consultatiebureaus en via de politie aangevraagd en aangeboden. Het is heel goed dat het aanbod bij de voordeur van de jeugdzorg, en als het kan nog eerder, wordt gedaan. De mogelijkheid zou zelfs standaard moeten worden aangeboden. De provincie zag het belang van de nieuwe aanpak in en maakte er dus ook geld voor vrij. Dat is een belangrijke stap geweest voor de trainingen en de uitvoering. Doordat het nog wat onbekend is wordt er verhoudingsgewijs nog te weinig gebruik van gemaakt. Hulpverleners vinden het zelf ook eng om zich los te moeten maken. Ons advies: vooral doorgaan. Als je er als hulpverlener of cliënt eenmaal mee te maken hebt gehad, wil je het vanzelf aan anderen doorvertellen.
te hebben doordat familie en vrienden betrokken zijn bij het vinden en kiezen van oplossingen. Bovendien is volgens onderzoek 80 procent van de hulp die wordt gegeven, afkomstig uit de eigen kring van familie en vrienden. Het draagvlak is groot en de verantwoordelijkheid wordt gedeeld.
Flevolandse aanpak Na een jaar van voorbereiding heeft de provincie Flevoland in 2005 gekozen voor
Witboek Sociaal Beleid
Eigen Kracht als “kans voor families om de regie en daarmee de verantwoordelijkheid te houden voor de aanpak van hun problemen, de oplossingen in een zelf gemaakt plan – en daarbij ook nog samen te werken met hulpverleningsinstellingen”. De provincie heeft middelen beschikbaar gesteld voor 73 conferenties, de aanstelling van een regiomanager en een vijftal tweedaagse training voor professionals. Daarnaast levert elke instelling een contactpersoon.
Gedeputeerde John Bos: Juist doordat familie, buren en andere betrokkenen hun krachten bundelen, ontstaat een haalbaar plan waarbij iedereen zich medeverantwoordelijk voelt voor de uitvoering. De oplossing komt van binnenuit; mensen hebben de sleutel tot succes dus zelf in handen. Dat vind ik het mooie van de ‘Eigen krachtconferentie’.
Tot begin december hebben zich 25 families uit de hele provincie aangemeld. Dat is een zeer positief aantal. De instellingen zullen dit jaar een plan van aanpak opstellen met daarin afspraken over het aanbieden van ‘Eigen krachtconferenties’ aan cliënten. De provincie zal later dit jaar, op grond van de evaluatie en de uitkomsten uit het begeleidend onderzoek, beslissen of zij het project ook op termijn wil voortzetten.
19
Provincie Utrecht
Steeds meer bedrijven hebben de behoefte iets te willen doen voor de maatschappij. Daarnaast zijn veel maatschappelijke en vrijwilligersorganisaties actief voor de samenleving. Zij zoeken ondersteuning. Om bedrijven en vrijwilligersnetwerken met elkaar te verbinden en de samenwerking te bevorderen is een Taskforce voor maatschappelijk betrokken ondernemen in het leven geroepen.
Duizend kansen voor bedrijf en samenleving
Taskforce voor maatschappelijk betrokken ondernemen Met ondersteuning van de provincie Utrecht zal de Taskforce tien lokale samenwerkingsverbanden tussen bedrijven, maatschappelijke organisaties en gemeenten ontwikkelen. Zij zal ‘matches’ tot stand laten komen waarin maatschappelijke organisaties en Utrechtse bedrijven samenwerken. De Taskforce stimuleert het proces met advies, kennis en ondersteuning. Zij werkt daarbij samen met bestaande lokale netwerken en makelaars op het gebied van maatschappelijk betrokken ondernemen. Lokale makelaars zijn professionals die, vaak op non profit-basis, maatschappelijke organisaties en bedrijven bij elkaar brengen. Op dit moment zijn in Nederland 28 makelaars
20
actief. Vier daarvan werken in de provincie Utrecht: Matchpoint Amersfoort, Platform Houten, Vrijwilligerscentrale Utrecht en Samen voor Zeist. De Taskforce spant zich in om de samenwerking en kennisuitwisseling tussen de makelaars regionaal te versterken.
Instrumenten De Taskforce werkt met de volgende instrumenten: 1. In de workshop ‘Goede Zaken’ wordt maatschappelijke en vrijwilligersorganisaties geleerd om maatschappelijk betrokken ondernemen zoveel mogelijk zelfstandig op te pakken. Welke kennis, vaardigheden en helpende handen hebben we nodig? Hoe van
wens naar werkelijkheid te komen? Welk bedrijf past daarbij? Tot welke bedrijven moeten we ons dan wenden? De belangstelling is groot. Inmiddels hebben ruim 200 deelnemers de training gevolgd. 2. De ‘Beursvloer’ is een dynamisch evenement waar maatschappelijke behoeftes worden verhandeld. Wat de één over heeft of graag wil aanbieden is voor de ander zeer gewenst. Het is een methode die erg succesvol blijkt in het bijeenbrengen van partijen die elkaar in het dagelijks (bedrijfs)leven niet zo vaak tegenkomen. Er komen direct ‘matches’, oftewel verbintenissen tussen bedrijven en vrijwilligers- en maatschappelijke organisaties tot stand en er worden contacten gelegd voor
Witboek Sociaal Beleid
Bedrijfsleven geeft sollicitatietraining Vijfentwintig bedrijven uit De Bilt en omstreken doen mee met een grootschalig sollicitatieproject van het Groenhorst College in Maartensdijk.
Meer dan honderd VMBO-leerlingen uit klas 4 worden in een aantal stappen voorbereid op het solliciteren naar een baan. Ter afsluiting van het project gaat iedere leerling op sollicitatiegesprek bij één van de deelnemende bedrijven. Eerst krijgen de leerlingen les in het schrijven van een sollicitatiebrief. Aan bod komen het opstellen van een brief met CV en hoe je jezelf het beste kunt presenteren. De brieven zijn gericht aan 25 deelnemende bedrijven die lid zijn van Rotaryclub De Bilt. Er wordt gesolliciteerd op fictieve advertenties. Vervolgens krijgen de leerlingen op school een workshop ‘presentatie’, die wordt gegeven door Randstad Uitzendbureau. Met behulp van rollenspellen wordt aandacht besteed aan de houding, de kleding en motivatie van de sollicitant. Nadat alle facetten van het solliciteren zijn belicht, gaan de leerlingen bij het aangeschreven bedrijf op sollicitatiegesprek. Na afloop van dit gesprek wordt met de sollicitant besproken wat er goed en minder goed is gegaan, zodat hier bij een volgende sollicitatie op gelet kan worden. Ter afronding van het project zullen medewerkers van de Rabobank aan een kleine groep leerlingen nog extra training geven. Het project is tot stand gekomen tussen enerzijds het Groenhorst College en Rotary De Bilt en anderzijds het jongerencentrum Sojos en bedrijven die op de Beursvloer De Bilt een match hadden gemaakt. Beide partijen wilden iets opzetten om jongeren te ondersteunen bij het solliciteren naar een baan. Dat heeft geleid tot dit grootschalige sollicitatieproject. Petra Navarro is decaan van het Groenhorst College en coördinator van klas 4. Zij vindt het een erg leuk en leerzaam project: “Het is voor onze leerlingen spannend, want het is natuurlijk een grote stap om voor het eerst echt naar bedrijven toe te gaan. Zij leren dat solliciteren niet zomaar wat is. Daar moet je je goed op voorbereiden.” Voor de school zullen de contacten die op de Beursvloer begonnen, naar zij hoopt, straks ook na het sollicitatietraject een duurzame samenwerking opleveren.
langdurige partnerschappen. Bij de gemeenten De Bilt en Heuvelrug heeft dit geresulteerd in ruim 150 matches. 3. Gemeenten die een lokaal netwerk willen starten, kunnen tegen minimale kosten een eigen MatchBeheerSysteem (MBS) aanschaffen. Dit systeem is gekoppeld aan de eigen lokale website. Het systeem maakt de resultaten/matches zichtbaar van maatschap-
Witboek Sociaal Beleid
pelijk betrokken ondernemen. De matches kunnen ter inspiratie worden gebruikt in digitale nieuwsbrieven, persberichten en andere vormen van publiciteit.
Eerste resultaten Een groot aantal gemeenten heeft aangegeven interesse te hebben in het starten van een lokaal netwerk of het organiseren van gerichte
Gedeputeerde Annie Kamp: De provincie zelf draagt ook haar steentje bij. Maatschappelijk betrokken ondernemen is ook voor een overheidsorganisatie de gewoonste zaak van de wereld. Zo doen we voor het tweede jaar mee met de ‘Make A Difference Day’ en stellen we vergaderruimtes beschikbaar voor vrijwilligersorganisaties. Bovendien stimuleren we binnen het provinciehuis dat de jaarlijkse team-uitjes op een maatschappelijke manier worden ingevuld. Verder noem ik de stage van 25 scholieren in het provinciehuis. Alleen maar goed. Voor de scholieren, maar ook voor ons.
actie voor maatschappelijk betrokken ondernemen. Op dit moment worden veertien gemeenten ondersteund door de Taskforce. Het project maakt deel uit van het thema ‘versterken vrijwilligerswerk en mantelzorg’ in het provinciale programma de Sociale Agenda.
21
Provincie Noord-Holland
De provincie Noord-Holland wil gemeenten met kleine kernen helpen bij het op peil houden of verbeteren van het voorzieningenniveau door de realisering van een eigentijdse dorpswinkel.
Een denkbare combinatie: buurtwinkel met dagbesteding
De terugkeer van de dorpswinkel Het doel van het dorpswinkelproject is het terugbrengen, handhaven of ontwikkelen van zowel publieke als private voorzieningen in kleine kernen in het landelijk gebied. Door de combinatie van diensten wordt het economisch rendabel om ook in kleine kernen een locatie te handhaven of opnieuw te vestigen. In opdracht van de provincie heeft een bedrijfskundig adviseur vijf mogelijke vormen van dorpswinkels financieel en organisatorisch
22
uitgewerkt. Per concept is aangegeven in welke situatie de levensvatbaarheid het grootst is. De concepten lopen uiteen van een sterk commercieel ingestoken buurtsuper tot en met een op diensten gericht servicepunt in een dorpshuis of andere centrale locatie in het dorp. Uitzonderingen daargelaten, zal in kernen met minder dan tweeduizend inwoners een commerciële buurtwinkel economisch gezien niet haalbaar zijn. Daarom moet in kleinere kernen vooral worden gekeken naar combina-
ties van een buurtwinkel met dagbesteding van gehandicapten (buurtwinkel plus concept), of van dienstenleveranciers gecombineerd met een dorpshuis of verzorgingshuis. Met de uitgewerkte concepten in de hand wordt het voor gemeenten makkelijker om toe te werken naar de realisatie van een dorpswinkel.
Betrokkenheid Het traject om te komen tot een concrete voorziening neemt veel tijd en vergt grote
Witboek Sociaal Beleid
Met alle krachten samenwerken Robbert Jan Piet is wethouder in Heerhugowaard en bestuurslid van de Vereniging Noordwest 8, waarin de regio’s Noordkop, West-Friesland en Noord-Kennemerland samenwerken.
Wat mij betreft gaat het niet om grote papieren analyses, maar kijken we naar de bestaande kracht en energie in het veld. Een bank die interesse heeft. De gemeente die de Wmo ook in kleine kernen uitvoert. Of de woningbouwvereniging en andere organisaties, die al dan niet digitaal hun diensten aanbieden. In tegenstelling tot de beeldvorming is het landelijk gebied een rijk gebied. Met een sterke sociale cohesie, een gevarieerd verenigingsleven en een aardig vermogen aan bedrijven en woningen. Maar een aantal dingen moet je er anders organiseren, omdat de bevolkingsdichtheid niet hoog is. Toen de provincie inventariseerde wie interesse had voor het dorpswinkelproject, hebben wij ons meteen aangemeld. Als grootste van de kleinere gemeenten werpt Heerhugowaard zich op om de regionale gedachte uit te dragen. Daarin werk je als gemeente en provincie samen en dat gaat heel goed. Vroeger had je met de provincie te maken in de vorm van toelating – denk maar aan ruimtelijke ordening – maar tegenwoordig is zij veel meer ontwikkelingspartner. Op ruimtelijk gebied is echt sprake van publiek publieke samenwerking. Ook in onze polder willen we zoveel mogelijk proberen te betekenen voor de kwaliteit van het leven van onze inwoners. Dat betekent met alle krachten samenwerken en daarbij heel flexibel zijn. In onze landelijke kern De Noord hebben we een bibliotheek die negen uur per week open is. Als je ook andere organisaties en bedrijven in het gebouw opneemt, kun je met elkaar tot kostenreductie komen. Zo kan de Rabobank in het dorp blijven, kan de woningbouwvereniging toch een spreekuur voor de bewoners houden en kun je er het welzijnswerk professioneel organiseren. Misschien kan de bibliotheek dan zelfs wel naar een dubbel aantal openingsuren! Op deze manier valt er voor elke partij iets te winnen en kunnen we met elkaar het dienstenniveau verhogen. En natuurlijk moet je bestaande voorzieningen, zoals een supermarkt, niet wegconcurreren maar koesteren.
bestuurlijke betrokkenheid. De reden daarvoor is dat veel partijen moeten samenwerken die dat nog niet altijd gewend zijn te doen. Een sterke regie, bij voorkeur vanuit de gemeente, is in dat geval onontbeerlijk om voortgang in het proces te houden. De provincie ondersteunt de gemeenten bij deze regierol door deskundigheidsbevordering, subsidie en de inzet van een van de steunfunctie-instellingen: PRIMO-NH (Provinciaal Instituut voor Maatschappelijke Ontwikkeling in Noord-Holland).
Witboek Sociaal Beleid
De provincie stelt in 2007 een deelverordening vast waarmee alle gemeenten in de provincie de mogelijkheid krijgen om het voorzieningenniveau in hun gemeente op peil te houden of te verbeteren door het realiseren van een ‘dorpswinkel’. De provincie subsidieert gemeenten bij het opstellen van haalbaarheidsonderzoeken, bedrijfsplannen en bij eenmalige investeringen voor het opstarten van een dorpswinkel. Daarnaast ondersteunt de provincie gemeenten bij het vergaren van
Gedeputeerde Rinske Kruisinga: Leefbaarheid wordt ten eerste vormgegeven door de mensen zelf. Namens de overheid wil ik hen daarbij zo veel mogelijk helpen door de primaire voorzieningen ook in de kleine dorpen te houden. Met het dorpswinkelproject willen we dat bereiken door de combinatie van profit- en non-profit voorzieningen. Als provincie stimuleren, ondersteunen en faciliteren we lokale initiatieven op dit vlak. Dat vind ik een rol die goed bij de provincie past. Het is een voorbeeld van actief bijdragen aan de gewenste ontwikkelingen, die we in onze strategische plannen hebben opgeschreven.
informatie en ervaring van elders door het organiseren van themabijeenkomsten en het laten uitvoeren van onderzoeken. Exploitatiekosten worden niet door de provincie gesubsidieerd. Vorig jaar voerden vijf gemeenten een haalbaarheidsonderzoek uit. De gemeente Heerhugowaard opent dit jaar de eerste Noord-Hollandse dorpwinkel in het dorp ‘de Noord’.
23
Provincie Zuid-Holland De provincie Zuid-Holland constateerde een kennislacune in het sociale domein bij maatschappelijke organisaties, gemeenten en vrijwilligersorganisaties. Veel kennis uit projecten wordt niet gedeeld, waardoor op vele plaatsen het wiel opnieuw werd uitgevonden. Daarom is op initiatief van de provincie Netwerken Sociale Initiatieven (NSI) gestart.
Kennis maken doe je samen
Netwerken Sociale Initiatieven NSI Zuid-Holland is een kennisnetwerk waarin kennis wordt gehaald, gebracht, gedeeld en ontwikkeld. Het beoogt de beleidsontwikkeling en -uitvoering in het werken aan een sociale samenleving te verbeteren. NSI heeft als uitgangspunten: vraagsturing en ‘wat werkt in de praktijk’. De klantgroepen zijn beleidsmedewerkers, bestuurders en managers bij gemeenten, maatschappelijke organisaties en vrijwilligersorganisaties. NSI onderzoekt de kennisbehoefte en het -aanbod van projecten en
24
netwerken van klanten. Zij doet dat door persoonlijke netwerkgesprekken en door digitaal te zoeken naar achtergronden en netwerkcontacten van belangrijke thema’s als vrijwilligerswerk en participatie, inburgering en integratie en de Wet maatschappelijke ondersteuning. NSI is een analyserende en lerende organisatie. Kennis en kennissen worden toegankelijk en overzichtelijk gepresenteerd in de etalages en de kennisdossiers van de website www.nsi-zh.nl.
Wat gebeurt er? NSI organiseert en ontwikkelt in samenwerking met andere organisaties verschillende praktijkbijeenkomsten en digitale kennisdossiers. De 280 ingeschreven organisaties plaatsen praktijkervaringen met projecten of publicaties in de etalages van de website en voegen eigen bijeenkomsten aan de digitale agenda toe. Ingeschreven webgebruikers ontvangen wekelijks per e-mail vraaggestuurde en themagerichte kennis. De digitale NSI-zine geeft informatie over wat er in de netwerken
Witboek Sociaal Beleid
Met trots kennis delen Rein van Baar is directeur bij HOF Promotie Haags Vrijwilligerswerk, een professionele ondersteuningsorganisatie voor vrijwilligers.
Wij hebben projecten lopen waar we echt trots op zijn. Daarom willen we ze graag laten zien. En we willen kennis delen. Daarvoor leent een kennisnetwerk als NSI zich goed. Dat waren onze redenen om vanuit het vrijwilligerswerk projecten aan te dragen. Ik noem het idee van de internetboekhouding voor vrijwilligersorganisaties. Met internet kun je heel goed ondersteuningsactiviteiten organiseren. Het net is niet alleen een communicatiemedium maar ook een interactieve manier van werken. Daarnaast hebben we het project ‘Levensboeken’ aangedragen. Vrijwilligers tekenen het levensverhaal van ouderen op en stellen zo een levensboek samen. Wat daarmee gebeurt, hangt van de ouderen zelf af. Het is voor vrijwilligers leuk om te doen, omdat ze in zo’n vorm van persoonlijk contact met ouderen zelf de baas blijven over de situatie. En het levert ons een kweekvijver van vrijwilligers op, want in het verlengde hiervan wil een aantal vanzelf ook iets anders doen. Tenslotte hebben wij de vrijwilligerspas aangedragen. Deze pas waardeert vrijwilligers letterlijk met verschillende aanbiedingen, zoals bijvoorbeeld vrijkaartjes voor voorstellingen en evenementen. Op deze manier kunnen wij met vrijwilligers communiceren. Tegelijk krijgen we zo een steeds beter databestand van alle vrijwilligers in de stad. Het zou het waard zijn om die pas nationaal in te voeren, want het levert de welzijnsector belangrijke beleidsinformatie op. Albert Heijn werkt niet voor niks met bonuskaarten en airmiles. Mijn ervaring met NSI is dat het netwerk nog wat hapsnap blijft. De uitwisseling is nogal vrijblijvend. Maar wij hebben natuurlijk wel de behoefte om met gelijkgezinde organisaties projecten verder te ontwikkelen, te delen en dingen aan elkaar door te geven. Zo staan wij voor de boeiende vraag hoe we koppelingen tussen oude en nieuwe Hagenaars vormgeven, maar ook hoe we die ontmoetingen registreren en de resultaten ervan aantonen. Dat soort dingen kun je als overheid digitaal ondersteunen. Maar er zijn ook congressen en conferenties voor nodig en niet te vergeten: fysieke contacten. Want computers communiceren niet.
gebeurt en wat inspirerende bijeenkomsten en projecten voor klantgroepen zijn. Er is duidelijk behoefte aan deskundigheidsbevordering in digitaal netwerken en digitaal samenwerken. NSI is ook de Zuid-Hollandse partner van Kanaal Sociaal (zie www. kanaalsociaal.nl), een digitaal samenwerkingsverband tussen verschillende landelijke en provinciale kennisnetwerken voor het sociale domein. Hierbij hebben zich al 3.300 organisaties ingeschreven.
Witboek Sociaal Beleid
Afstemming provincie De rollen van NSI zijn die van adviseur, toeleverancier, netwerkorganisator en van kennismakelaar die ‘digitaal met fysiek’ verbindt. De provincie Zuid-Holland is financier, adviseur over thematische prioriteiten, leverancier van kennis, gebruiker en partner in de organisatie van praktijkbijeenkomsten en de ontwikkeling van kennisdossiers. De provincie Zuid-Holland faciliteert dus, neemt initiatieven en bevordert innovaties.
Gedeputeerde Lennie Huizer: We steken veel geld en energie in methodiekontwikkeling. Hierbij vragen we ons onvoldoende af: is dit probleem ook elders aan de orde geweest, en hoe is dat daar dan opgepakt? Aan de andere kant: als we een succesvol project hebben – dan dragen we dat onvoldoende uit. In Zuid Holland hebben we het NSI daarom in het leven geroepen: voor het verzamelen, verspreiden en genereren van kennis op het brede sociaalmaatschappelijke terrein.
NSI verbindt kennis in het sociale domein en stimuleert organisaties om opgedane kennis via haar website toegankelijk te maken voor collega’s. De netwerkcontacten van NSI profiteren van ‘digitale inspiratiebronnen’ over wat werkt in de praktijk. Gezien de groei in het aantal etalages, kennisdossiers, netwerkcontacten en bezoekers van de website willen organisaties elkaar graag leren kennen. Want: “Kennis maken doe je samen!”
25
Provincie Zeeland (1)
De provincie Zeeland heeft een stimuleringsregeling voor het preventief aanpassen van eengezinswoningen in het leven geroepen. Achtergrond hiervan is dat er veel geschikte woningen voor ouderen nodig zijn.
Wie de woning houdt, passe haar aan
Stimuleringsregeling voor preventief aanpassen Bij het aanpassen van de bestaande woningvoorraad wordt – ten onrechte – vaak alleen aan flats en appartementencomplexen gedacht. Tot nu toe is weinig aandacht besteed aan het aanpassen van eengezinswoningen om die geschikt te houden voor bewoning door ouderen. De woningen zullen nooit 100 procent geschikt worden, maar met wat kleine aanpassingen
26
kom je een heel eind. Bovendien sluit het aanpassen van eengezinswoningen aan bij de wens van veel ouderen om zo lang mogelijk in de eigen woning en vertrouwde woonomgeving te kunnen wonen. De provincie Zeeland signaleerde dat nog maar weinig gemeenten hierop beleid voerden. terwijl in Zeeland 87 procent van de woningvoorraad uit eengezinswoningen bestaat. Een
positieve uitzondering was de gemeente Veere, die met een beperkt budget en de inzet van vrijwilligers eigenaar/bewoners met succes probeert te overtuigen van het nut van kleine aanpassingen in de eigen eengezinswoning. De provincie heeft dit initiatief omarmd en een goed bezochte conferentie aan het onderwerp gewijd. Behalve het voorbeeld van de gemeente Veere kwam ook
Witboek Sociaal Beleid
Succes door lage drempel Madeleine van Kempen is beleidsmedewerker Wonen, Werken en Recreatie in Veere. Deze gemeente geldt als voorbeeldgemeente. Vandaar dat ook wel gesproken wordt van het ‘Veerse model’.
Wij kennen al ruim drie jaar een gemeentelijke stimuleringsregeling. Veere wil haar inwoners stimuleren om zo lang als verantwoord is in de eigen woning te kunnen blijven wonen. Daarbij richten we ons op het segment waarin de bewoner ook eigenaar is. Het gaat om simpele, maar effectieve aanpassingen: een verhoogd toilet, beugels en een lagere instap voor in de douche. En het is maar een bescheiden financiële bijdrage die wij leveren: een tegemoetkoming in de kosten, met een maximum van 1.000 euro. De aanvragen worden heel eenvoudig afgehandeld. Mensen zijn vrij om het werk door een aannemer, zelf of bijvoorbeeld door hun kinderen te laten doen. Eerst komt een deskundige vrijwilliger van Stichting Welzijn Veere langs om de aanvraag in behandeling te nemen en met elkaar het aanvraagformulier in te vullen. Hij doet ook de nacontrole en als alles akkoord is, maken wij de subsidie over. Of het werkt? Nou en of! De ervaringen zijn heel positief. Alleen zullen we er nog beter over moeten communiceren, want er mogen best meer dan twintig aanvragen per jaar worden ingediend. Het succes zit in de laagdrempeligheid. Er is geen ingewikkelde administratieve afhandeling en een groot deel van het werk wordt gedaan door vrijwilligers die er ook echt plezier in hebben. De provincie heeft het voorbeeld graag overgenomen en stelt nu subsidie beschikbaar om andere gemeenten te helpen zelf een dergelijke regeling op te zetten. Dat juichen wij natuurlijk van harte toe, want het werkt echt.
Gedeputeerde Harry van Waveren: Het aanpassen van eengezinswoningen is een belangrijk onderwerp is, want wie wil er nu niet op zijn oude dag blijven zitten waar je zit? En we zullen ook wel moeten, want tegen het toenemend aantal ouderen in Zeeland valt nauwelijks op te bouwen. Voor Zeeland betekent dat we extra moeten kijken naar eengezinswoningen, want schrik niet: 87 procent van de Zeeuwse woningvoorraad is eengezinswoning. Daarom moeten we extra kijken naar mogelijkheden die bestaande eengezinswoningen bieden. Wie de woning houdt, passe haar aan!
eengezinswoningen onderzoek onder de titel ‘Wie de woning houdt, passe haar aan’ van het kenniscentrum Aedes Actiz uitgebreid aan bod.
Baas in eigen huis Om andere Zeeuwse gemeenten zover te krijgen dat zij dit voorbeeld volgen, heeft de provincie de Stimuleringsregeling Preventief Aanpassen Eengezinswoningen in het leven
Witboek Sociaal Beleid
geroepen. Inmiddels heeft de gemeente Borsele als eerste gemeente provinciale subsidie ontvangen voor haar project ‘Baas in eigen huis’. Zij kreeg een bedrag van 25.000 euro. ‘Baas in eigen huis’ moet ervoor zorgen dat ouderen langer in hun eigen huis kunnen blijven wonen. Met de subsidie organiseert de gemeente een startbijeenkomst, informatiebijeenkomsten in de dorpen, het werven en
instrueren van vrijwilligers met bouwkundige en/of financiële kennis, folders en adviezen en kleine subsidiepremies voor woningaanpassingen.
27
Provincie Zeeland (2)
Het zoeken naar nieuwe oplossingen voor het voorzieningenniveau op het platteland heeft in Zeeland een innovatieve uitwerking gekregen in de biblioservicebus.
Je kunt er boodschappen doen op een breed terrein
Biblioservicebus provincie Zeeland De biblioservicebus Zeeland heeft standplaatsen in de kleine kernen van Schouwen Duiveland, Noord Beveland en Veere. Het is een hypermoderne bibliobus, die is ingericht als mobiele multifunctionele ruimte met informatiezuil en publiekscomputer, die via draadloze verbinding zijn
28
aangesloten op internet. In de Biblioservicebus werken de Zeeuwse Bibliotheek, de Rabobank, RAAF Open systemen en Logica CMG samen: een uniek treffen van publieke en private sector. Het initiatief kreeg al snel het effect van ‘zwaan kleef aan’. In de bus is het mogelijk om boeken te lenen; postzegels, toeristische routes en
cadeaubonnen te kopen; kaartjes voor culturele evenementen te bestellen; vacaturesites te bezoeken; geld te pinnen; overheidsinformatie te raadplegen; vervoersbewijzen te bestellen; websites met zorginformatie te raadplegen; aangiftes te doen bij de politie. De bus geldt landelijk en Europees als een zeer
Witboek Sociaal Beleid
Een bus vol essentiële voorzieningen Bert Stuit is ambtenaar kunst en cultuur bij de gemeente Schouwen Duiveland. Hij hielp mee bij de ontwikkeling van de biblioservicebus.
Ik mag wel zeggen dat ik affiniteit met het onderwerp heb. Ik zie zelf wat er bij ons op Schouwen Duiveland gebeurt als je naar het theater wilt of postzegels of een buskaart moet kopen. Dan ben je aangewezen op het postkantoortje in een van de grote kernen. Maar nu komt de biblioservicebus in je dorp en kun je op deze manier binnenkort zelfs van de Kunstuitleen gebruik maken. Er was duidelijk behoefte aan een breder pakket dan de bibliobus met boeken en cd-roms kon bieden. Want er zijn hier veel kernen die geen enkele voorziening meer hebben. Dat treft in de eerste plaats ouderen, maar het kan ook jongeren weerhouden om zich hier te vestigen. Samen met onder meer de Rabobank, die ook in kleine kernen bewust dienstverlening wil bieden, hebben we voortgeborduurd op de basis van de bibliobus. De nieuwe truck die nu door Zeeland rijdt, kent een optelsom van voorzieningen die passen bij een normaal leven: OV-kaartjes, theatertickets, een balie van TNT-post, de VVV, het CWI en TempoTeam. Mensen die van een rolstoel gebruik maken, zijn verbaasd dat ook zij zo gemakkelijk naar binnen kunnen. Hebben we als gemeenten met elkaar geregeld! De dienstverlening wordt nog verder versterkt. De servicebus staat niet meer alleen bij scholen, maar ook bij grote evenementen. Je kunt er zelfs de dorpshuizen bij betrekken. Zo wordt het echt een ontmoetingspunt. De interesse voor de bus is groot. Ook van buiten de provincie trouwens, maar dan voor het idee erachter. Terecht, want het is een innovatief verhaal dat een goede rol kan vervullen op het platteland. Geen wonder dat intussen ook de ministeries van LNV en EZ belangstelling hebben. Maar het initiatief lag bij de Zeeuwse bibliotheek. Gedeputeerde Van Heukelom heeft zich er persoonlijk sterk voor gemaakt. Had de provincie dat niet had gedaan, dan was de truck er denk ik niet gekomen. De bus brengt essentiële voorzieningen dicht bij de mensen. Je kunt er boodschappen doen op een breed terrein. Weliswaar geen levensmiddelen, maar wel voor optimale dienstverlening. De aanwezigheid van deze voorzieningen kan wel degelijk een rol spelen bij het besluit om op het platteland te gaan wonen. De bus zal hier een steeds voornamere rol spelen. Het is zonder meer een belangrijke noviteit voor het platteland.
innovatief project en heeft in juni 2006 de Plattelandstrofee gewonnen, een jaarlijkse prijs voor het meest innovatieve project binnen het programma Vitaal platteland Zeeland. Aan het project is door de provincie Zeeland zowel vanuit de beleidsprogrammering sociale zorg als bibliotheekvernieuwing en uit Europese
Witboek Sociaal Beleid
Gedeputeerde George van Heukelom: Het ‘ei van Columbus’ is naar mijn mening niet het bouwen of verbouwen van een gebouw of bus, maar het bijeenbrengen van partijen en het bedenken van praktische en duurzame organisatievormen, die met concrete behoeften in de kernen aan de slag gaan. Van oudsher is ondernemerszin onder de Zeeuwen genoegzaam aanwezig. Wanneer dit gekoppeld wordt aan het lef om te experimenteren met ongebruikelijke combinaties en gedeelde verantwoordelijkheden, kan er gebouwd worden aan de nieuwe sociale infrastructuur voor het platteland.
gelden (Leader +) subsidie verleend. Het initiatief lag in eerste instantie bij de Zeeuwse Bibliotheek. In de projectfase is veel tijd, geld en onderzoekswerk besteed aan de computersystemen, optimale inrichting van de bus, toegankelijkheid, werving van organisaties die hun producten willen ‘verkopen’ via de bus
en scholing van personeel. Doordat de belangstelling voor het initiatief van meet af aan enorm was, is relatief veel tijd besteed aan public relations.
29
Provincie Noord-Brabant
“We vinden het belangrijk dat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen functioneren in hun eigen leefsituatie. En we vinden het belangrijk dat ouderen zoveel mogelijk worden betrokken bij hun eigen beleid”, zegt de provincie Noord-Brabant. Haar project ‘Is uw gemeente ouderenproof?’ sluit hier naadloos op aan.
Provincie stimuleert beleid van en voor ouderen
Is uw gemeente al ouderenproof? Het ouderenproof-label is hét provinciale keurmerk voor gemeenten met een echt gedragen ouderenbeleid. Intussen is het merendeel van de 68 Brabantse gemeenten ‘Ouderenproof’. Deelname aan het project is interessant, zelfs als een gemeente al een goed ontwikkeld ouderenbeleid heeft. Want het betrekt ouderen actief bij het gemeentelijk beleid en zorgt ervoor dat ouderen actief meedenken over hun eigen leefomgeving en het verbeteren daarvan. Elke gemeente die met ‘Ouderenproof’ begint, gaat werken met een speciale ouderenproof-
30
groep. Dit is een groep van betrokken ouderen uit de eigen gemeente, die zich themagewijs buigt over de leefomstandigheden van 55plussers. Het resultaat moet een zo compleet mogelijk overzicht zijn van lokale verbeterpunten. Die punten kunnen variëren van een helling voor rolstoelgebruikers tot de aanpassing van woningen en het opstarten van een consultatiebureau voor ouderen. Maar ook het voorlichtingsbeleid van de gemeente kan worden doorgelicht, terwijl ook gekeken wordt of trottoirs wel geschikt zijn voor rollators en ouderen wel veilig wegen kunnen oversteken.
De provincie faciliteert elk ouderenproofproject. Zij geeft subsidie voor training, secretariële ondersteuning en onkosten. Daarnaast zorgt de provincie voor procesbegeleiding in de vorm van een speciale ambassadeur.
Niet alleen plannen Gemeenten met een ouderenproof-label laten het niet bij plannen alleen. Aan het begin van het project sluiten de betrokken partners een convenant. Daarmee waarborgen gemeente, zorg- en welzijnsinstellingen, ouderenorgani-
Witboek Sociaal Beleid
Hoe concreter, hoe meer mensen Piet Smeekens is ouderenambassadeur. Hij wordt ingezet om projecten in de gemeenten van de grond te trekken. Dat gaat via het principe ‘ouderen voor ouderen’. Net gepensioneerd, hoort Smeekens zelf ook tot de doelgroep.
Gedeputeerde Brigite van Haaften: Heel veel oudere Brabanders kunnen een voorbeeld zijn voor de
Gemeenten zijn het veld waar het echt gebeurt en in heel veel gemeenten is al gigantisch veel tot stand gebracht. Met name jonge ouderen zijn graag actief. Het kost in geen enkele gemeente moeite om vrijwilligers voor het ouderenproofproject te vinden. Zij doen graag mee. Het is ook fijn om, als je net met vut bent, je nog verdienstelijk te maken voor de gemeenschap en je betrokken te weten bij het beleid voor ouderen. Eerst inventariseer je hoe het er in jouw gemeente voorstaat. Daarna doe je in themagroepen voorstellen ter verbetering. En als je het daar met elkaar over eens bent, begint de fase van de verankering. Daarin zorg je dat er gebeurt wat je met elkaar hebt afgesproken en sta je open voor nieuwe signalen. In veel gemeenten zitten we al in die tweede fase. Als je eenmaal begonnen bent, zet je door ook! Vooral de dingen dichtbij huis trekken aandacht. Zo brengen ouderen in Bergeijk samen met gemeentewerken in alle kernen de ‘hobbels en bobbels’ voor rollators en dergelijke in kaart. Vervolgens neemt de gemeente daar vanuit het reguliere onderhoud ook maatregelen op. Het is niet spectaculair allemaal, maar wel de eerste keer dat ze luisteren naar wat de gebruikers ervan vinden. Dat gebeurde voorheen veel minder. Toen waren er ook wel signalen van ouderen bij gemeenten, maar als die van individuen komen is dat toch wat anders dan wanneer er sprake is van een collectief gegeven. Als je dit vergelijkt met de inspraak die twintig jaar geleden rond bijvoorbeeld de ruimtelijke ordening werd georganiseerd, zijn we behoorlijk opgeschoten. Toen was je al blij als je dertig mensen bij elkaar kreeg. Nu trekken we met gemak drie- tot vierhonderd ouderen voor een startbijeenkomst in één gemeente. Je zou deze methode ook heel goed kunnen gebruiken voor andere doelgroepen in de samenleving. De provincie heeft volkomen gelijk als zij zegt dat ‘het in de gemeenten gebeurt’. Maar door middelen in te zetten trekt zij wel net de mensen en gemeenten over de streep. Daarbij geldt: hoe concreter, hoe meer mensen erop intekenen. Dat zie je wel aan het project ‘Blijvend thuis in eigen huis’. We zijn lokaal niet bezig met de hoogte van de AOW. Dat zoeken ze in Den Haag maar uit.
jongere generaties. Ik vind NoordBrabant met recht een bron van talent. Talent dat te vinden is in iedere generatie. En talent moet je benutten. Die bron van talent is bijvoorbeeld heel erg zichtbaar gemaakt in het project ‘Is uw gemeente Ouderenproof?’ dat de provincie NoordBrabant de laatste jaren stevig heeft gestimuleerd. In ‘Is uw gemeente Ouderenproof?’ hebben ouderen in bijna alle Brabantse gemeenten plannen gemaakt voor gemeentelijk ouderenbeleid en hebben ze aangegeven welke voorzieningen de gemeente voor ouderen moet realiseren. Deze gemeenten mogen blij zijn met het meedenken van al die ervaren burgers. De rapporten met voorstellen moeten daadwerkelijk deel uit gaan maken van het gemeentelijk beleid. Daar hebben de gemeenten trouwens ook voor ‘getekend’. Maar bovendien helpt het de gemeenten bij het vormgeven van het onderdeel ouderenbeleid binnen de Wet Maatschappelijke Ondersteuning
saties en woningcorporaties dat de knelpunten ook echt worden opgelost. Ook bij de uitvoering spelen ouderen een belangrijke rol. Zo stimuleert de provincie een beleid van en voor ouderen. Het voordeel voor gemeenten is bovendien dat ‘Ouderenproof’ helpt bij het invullen van de taken in de WMO. De ‘MEEDOEN-wet’. Er zullen weing projecten zijn die meer hebben opgeleverd op het gebied van burgerparticipatie dan ‘Ouderenproof’. De bijeenkomsten in de Brabantse gemeenten werden door ruim 14.000 Brabantse ouderen bijgewoond. Ruim
Witboek Sociaal Beleid
3.000 ouderen draaiden in werkgroepen mee. Daaruit zijn dik 1.500 voorstellen voortgekomen. En er volgen er nog meer. In praktisch elke deelnemende gemeente is het resultaat zichtbaar. Van de komst van ontmoetings- en hobbycentra of een oudereninfopunt in de bieb tot een heus ‘pinkapelleke’ in Ulicoten (gemeente BaarleNassau). Daar wisten ouderen na het verdwijnen van het Rabo-filiaal voor elkaar te krijgen dat in een bijgebouwtje van de kerk toch flappen getapt kunnen worden.
(WMO) die per 1 januari 2007 van kracht is geworden. Krijgen ze zomaar aangereikt! Pure winst bij een wet die ‘meedoen’ als basis heeft. Bovendien is ‘Ouderenproof’ een geweldig voorbeeld voor de jongere generaties waar het gaat om het benutten van talenten en om ‘MEEDOEN’ in de maatschappij.
31
Provincie Limburg
Binnen Provinciale Staten van Limburg werd de vraag gesteld hoe de (financiële) ondersteuning van topsport kan bijdragen aan de versterking van breedtesport in de provincie. Het ‘Huis voor de Sport Limburg’ en ‘Topsport Limburg’ hebben een plan ontwikkeld, waarin de gestelde vraag ruimer is beantwoord.
Go for Gold, haal het beste uit jezelf
Topsport als stimulans voor breedtesport In het topsportplan is ook de meer waarde voor andere sectoren waaronder zorg, onderwijs, economie en toerisme meegenomen. Het plan is ontwikkeld met medewerking van het bedrijfsleven, onderwijsinstellingen, topsportverenigingen, topsportevenementen, zorginstellingen en gemeenten. Het plan vormt de basis van meerdere deelprojecten en heeft een looptijd van ten minste twee jaar (2006 en 2007).
Doelen Het plan beoogt in de eerste plaats een toename van de sportdeelname bij alle doelgroepen – van jong tot oud, kansarm of
32
kansrijk – door de aantrekkingskracht van topsportevenementen. Het is dan ook gericht op de realisatie van grootschalige incidentele topsportevenementen (WK en EK wielrennen, aankomstetappe Tour de France, WK volleybal voor gehandicapten) en op ondersteuning van Limburgse topsportevenementen, topsportverenigingen en jonge Limburgse sporttalenten. Limburg zet verder hoog in op ondersteuning van de infrastructuur voor vrijwilligers en op een vernieuwend, aantrekkelijk en educatief onderwijsaanbod voor Limburgse jongeren. Het topsportplan staat ook voor intensieve samenwerkingsverbanden tussen onderwijs,
sport en bedrijfsleven, gericht op productvernieuwing, gezondheidsverbetering, stageplaatsen, werkgelegenheid en financiële ondersteuning van breedtesportactiviteiten. Daarbij gaat het uiteraard om een sociaal veilige sportomgeving. Zo behoort ook de aanpak van seksuele intimidatie tot een van de doelen. Het geheel moet, met de uitstraling die sport kan hebben, een krachtige impuls opleveren voor de toeristische sector en het imago van Limburg.
Witboek Sociaal Beleid
Sport is een prima uithangbord Gerard van der Zanden is manager Communicatie van DSM Nederland.
DSM heeft alles met sport van doen. Het hoofdkantoor van DSM is al meerdere jaren sponsor van NOC*NSF. Wij zien dat sponsorschap breed: de topsport een hart onder de riem steken en een voorbeeldfunctie voor breedtesport en onze eigen werknemers. ‘Wellness’ en welzijn van personeel worden steeds belangrijker. Sport is een prima uitgangbord. Wij hopen dat het voorbeeld dat we hiermee stellen, veel wordt gekopieerd. Zoals het hoofdkantoor van DSM het NOC*NSF heeft geadopteerd, zo ondersteunt DSM Limburg wat tegenwoordig Topsport Limburg heet. Daarmee steunen we, dicht bij de mensen waar het om gaat, de sport ook in de breedte. Want we willen niet alleen de toppers in de watten leggen maar ook de groei van de jeugd bevorderen. Met de provincie hebben we duidelijk de afspraak gemaakt dat we geen financier zijn maar partner. Topsport Limburg kan ons immers prima helpen bij het geven van voorbeelden, waardoor ons personeel nog meer gaat sporten. Zo kan de driehoek provincie, Topsport Limburg en DSM ook echt wat voor elkaar betekenen. Als laatste speelt natuurlijk het profiel van ons bedrijf. DSM is geen charitatieve instelling. Wij kunnen bijvoorbeeld de talentafdelingen aan de topsportacademies helpen om zichzelf te ontwikkelen, maar we willen er ook graag technologisch aan bijdragen door slimme voeding en innovatieve materialen. Allemaal dingen waar wij toevallig goed in zijn. Je zou de samenwerking nog verder kunnen bevorderen door vanuit de talentacademies een uitwisseling op gang te brengen tussen artsen, fysiotherapeuten, voedingsdeskundigen, hersteltrainers en allerlei takken van sport. Goed dat de provincie daar achteraanjaagt! Zoals wij sporters veel kunnen leren in termen van materiaal en voeding, kunnen omgekeerd onze managers veel leren in de zin van projectmatig aanpakken en een doel nastreven. Het is voor een bedrijf als het onze reuze interessant wanneer een topsporter, zeker als hij wereldkampioen is, ons komt vertellen hoe hij dat doel eigenlijk heeft bereikt. Daarbij is het zaak elkaar in die verschillende rollen te blijven respecteren. Wij hebben geen verstand van besturen, wel van managen en ontwikkelen. Daarbij moet je altijd uitgaan van elkaars kennis en kunde.
Resultaten Er is een methodiek ontwikkeld, de sportzuilenmethodiek, om met alle betrokken partijen per sporttak te komen tot een provinciaal sportplan. Ten aanzien van de sporttakken is een keuze gemaakt voor acht speerpuntsporten (atletiek, handbal, tafeltennis, triatlon, turnen, volleybal, wielrennen en zwemmen). De provinciale sportplannen zijn de basis voor de realisatie van doelen op het terrein van sport, zorg, onderwijs, economie/toerisme. De samenwerking tussen de diverse partijen uit het bedrijfsleven, het onderwijs, de zorg, de overheid en de sport is het grootste resultaat tot nu toe. Onder de vlag van
Witboek Sociaal Beleid
‘Go for Gold, haal het beste uit jezelf’ hebben diverse partijen zich verenigd in het belang van de sport en de overige sectoren (zie www.go-for-gold.nl). Deze intensieve samenwerking, waarbij alle partners ‘meeontwikkelen’, is de basis voor de realisatie van de gestelde ambities. Als onderdeel van het totaalplan hebben drie grootschalige topsportevenementen plaatsgevonden: het WK zitvolleybal, de aankomstetappe van de Tour de France in Valkenburg aan de Geul en het EK wielrennen voor junioren en beloftes. Daarnaast hebben, onder impuls van het topsportplan, in samenwerking met het onderwijs en sportverenigingen ver-
Gedeputeerde Odile Wolfs: Het topsportplan brengt organisaties uit de sport, het onderwijs, het bedrijfsleven, de zorg en de verschillende overheden samen. Dat geeft een geweldige impuls aan de sport in Limburg. Samenwerken en daarbij het beste uit jezelf halen is het devies. Topsporters uit onze provincie worden gevraagd en ingezet om die gezamenlijke doelen te ondersteunen. Daarmee vervullen zij een voorbeeldfunctie voor velen in Limburg.
schillende sportieve ‘side-events’ plaatsgevonden. Sommige hiervan hadden een educatief karakter, maar ze waren er ook op gericht om de structurele sportdeelname te vergroten. Daarnaast heeft de aankomstetappe van de Tour de France een impuls gegeven aan de toeristische sector en de provincie zelf nationaal en internationaal in de schijnwerpers gezet. Als onderdeel van het plan werd vorig jaar bij een aantal sporttakken in Limburg op provinciaal niveau samengewerkt om voor de betreffende sporttak tot een provinciaal sportplan te komen. Begin 2007 wordt het eerste provinciale sportplan (atletiek) opgeleverd.
33
Colofon Dit is een uitgave van het Interprovinciaal Overleg (IPO) Postbus 16107 2500 BC Den Haag Telefoon 070 888 12 12 Fax 070 888 12 80 www.ipo.nl Eindredactie: IPO Ontwerp: Haagsblauw, Den Haag Drukwerk: Onkenhout Groep, Almere IPO-publicatienummer: 265 Den Haag, februari 2007
Witboek Sociaal Beleid
35