Screeningsformulier voeten van reumapatiënten
Naam cliënt: Datum screening: Reumatische diagnose:
1 Anamnese Welke voetklacht staat het meeste voorop op dit moment? pijn vermoeidheid anders, nl.:
ja/nee ja/nee
Zijn uw klachten verergerd in het afgelopen (half )jaar? ja/nee Waar in/op de voet zitten de belangrijkste klachten? h h h h h h h h h
in de gehele voet (niet met 1 vinger aan te wijzen) onder de bal van de voet op de voetrug in/rond de grote teen in/rond de tenen 2 t/m 5 achterzijde van de hiel onder de hiel de huid van de voet anders, nl.:
M.A. van Putten, I.H.J. Ruys, Voeten en reuma, 10.1007/978-90-313-6624-8, © 2008 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
206
voeten en reuma
2 Inspectie Kijk naar de volgende punten en noteer deze op de aangegeven voettekening. Er zijn rode drukplekken aanwezig op de rechtervoet Er zijn rode drukplekken aanwezig op de linkervoet Er is overmatig eelt aanwezig op de rechtervoet Er is overmatig eelt aanwezig op de linkervoet Zwelling zichtbaar op de rechtervoet Zwelling zichtbaar op de linkervoet Wondje(s) aanwezig op de rechtervoet Wondje(s) aanwezig op de linkervoet
Teken in: r = roodheid e = eeltvorming w =wond(je) C = zwelling (omcirkel de gezwollen structuur)
ja/nee ja/nee ja/nee ja/nee ja/nee ja/nee ja/nee ja/nee
10 screeningsformulier voeten van reumapatiënten
207
3 Palpatie Er is een temperatuurverschil tussen linker- en rechtervoet
ja/nee
Zo ja, kruis dan aan waar de voet warmer aanvoelt. h h h h h h h
de gehele rechtervoet de rechtervoorvoet de rechtervoet ter hoogte van de tenen de gehele linkervoet de linkervoorvoet de linkervoet ter hoogte van de tenen anders, namelijk:
4 Specifieke testen test voor het oppervlakkige gevoel (monofilament 10 gram)
Het beschermende gevoel is afwezig (minus = ‘-’) of aanwezig (positief = ‘+’) op de aangegeven plaatsen De rechtervoet heeft een verminderd oppervlakkig gevoel ja/nee De linkervoet heeft een verminderd oppervlakkig gevoel ja/nee
test voor het diepe gevoel (stemvork 128 hertz)
De rechtervoet heeft een verminderd diep gevoel De linkervoet heeft een verminderd diep gevoel
ja/nee ja/nee
5 Blauwdrukken maak een statische blauwdruk
De rechtervoet heeft een afwijkende voetvorm De linkervoet heeft een afwijkende voetvorm
ja/nee ja/nee
208
voeten en reuma
maak een dynamische blauwdruk
De rechtervoet vertoont overdrukplaatsen De linkervoet vertoont overdrukplaatsen
ja/nee ja/nee
6 Schoeninspectie Deze reumapatiënt draagt passend schoeisel Deze patiënt draagt orthopedisch schoeisel
ja/nee ja/nee
Indien met ‘ja’ beantwoord: De orthopedische schoenen worden regelmatig op pasvorm gecontroleerd door de orthopedisch schoenmaker
ja/nee
Conclusies naar aanleiding van de screening de rechtervoet vertoont afwijkingen
ja/nee
Deze afwijkingen zijn in te delen in: h h h h h
pijn tekenen van overdruk: roodheid, eelt, wond(jes) vormveranderingen verminderd gevoel huidafwijkingen: – psoriasis – schimmelnagels – anders, namelijk:
de linkervoet vertoont afwijkingen
Deze afwijkingen zijn in te delen in: h pijn h tekenen van overdruk: roodheid, eelt, wond(jes) h vormveranderingen
ja/nee ja/nee
ja/nee
10 screeningsformulier voeten van reumapatiënten
h verminderd gevoel h huidafwijkingen: – psoriasis – schimmelnagels – anders, namelijk:
209
ja/nee ja/nee
Advies naar aanleiding van de screening (Hier kunnen meerdere keuzes worden aangekruist.) h De voetverzorging continueren h De volgende screening over een jaar (bij een niet veranderd beeld van de voeten) h De volgende screening over een half jaar (bij een wel veranderd beeld) h Een schoenadvies geven h Advies geven over het omgaan met een kwetsbare voet h Adviseren de huisarts c.q. behandelend specialist te raadplegen vanwege:
h Adviseren een podotherapeut te raadplegen vanwege de volgende klachten:
h
De volgende folders meegegeven:
210
voeten en reuma
Ruimte voor aantekeningen
Nawoord
Tot slot aandacht voor de vraag: is reuma te voorkomen? Het antwoord is na het lezen van hoofdstuk 1 t/m 4 van dit boek aan een ieder duidelijk: NEE, reuma is niet te voorkomen. De volgende vraag is dan: wat betekent het voor een mens? En vooral: wat betekent het voor zijn of haar voeten om reumapatiënt te worden? Ook dit antwoord is helder geworden, hopen wij, na het lezen van hoofdstuk 5 t/m 9. Voeten worden veelvuldig aangetast door een reumatische aandoening. Dit geldt zowel voor de huid, de nagels en de bouw als voor het functioneren van de voet. De rol van alle professionals die een voet of schoen van of voor een reumapatiënt in handen krijgen, is belangrijk. Samenwerking, bij voorkeur in een multidisciplinair team, maar mocht dat niet mogelijk zijn, dan in ieder geval op basis van goede intercollegiale contacten, is daarbij essentieel.
De rol van de voetverzorger Het beroep van voetverzorger komt steeds meer in een professioneel daglicht te staan. Dit is een groot voordeel voor de mensen die sterk afhankelijk zijn van deze professionele beroepsbeoefenaren. Kennis en vaardigheden zijn van groot belang voor het verzorgen van de voeten van mensen met een chronische aandoening. Reumapatiënten zullen steeds vaker een beroep gaan doen op de professionele voetverzorger. Zij verwachten, terecht, dat de voetverzorger op de hoogte is van bepaalde medische achtergronden. Daarnaast mogen zij ook van hen verwachten kennis te hebben van naastliggende vakgebieden. Anatomie, pathologie, schoenkennis en kennis van de organisatie van de gezondheidszorg in Nederland maken de voetverzorger tot de professional die hij of zij graag wil zijn. Vaardigheden om een kwetsbare voet te verzorgen én om deze perio-
M.A. van Putten, I.H.J. Ruys, Voeten en reuma, 10.1007/978-90-313-6624-8, © 2008 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
212
voeten en reuma
diek na te kijken op ontstane risicofactoren, veranderingen die om (para)medische hulp vragen, mogen van hem of haar verwacht worden. Samenwerking met een podotherapeut, al of niet in teamverband, komt steeds beter van de grond. De brancheorganisaties c.q. beroepsvereniging van beide beroepsgroepen juichen deze ontwikkeling toe. Overdracht van kennis en vaardigheden als basis van samenwerking wordt door hen nagestreefd. Daarbij zal iedere beroepsgroep de eigen identiteit moeten bewaken en bewaren. We praten immers over twee verschillend opgeleide en verschillend werkende groepen. Dit kan en mag samenwerking niet in de weg staan. Voetverzorgers dienen zich te realiseren dat kennis voorafgaat aan vaardigheden. Dit boek hoopt daar een bijdrage aan te leveren.
De rol van de podotherapeut Een soortgelijk verhaal als voor de rol van de voetverzorger geldt ook voor de rol van de podotherapeut. De erkenning van het beroep van podotherapeut is enorm toegenomen in de laatste jaren, niet in het minst door de erkenning vanuit de medische wereld. Deze erkenning is voor een groot deel gebaseerd op de grote waarde van de podotherapeut voor de diabetische voet. Gezien het grote aantal reumapatiënten zal de rol van de podotherapeut voor deze patiëntengroep in de komende jaren alleen nog maar toenemen. Dit betekent dat zij, naast kennis en vaardigheden, ook inzicht moeten hebben in de kennis en vaardigheden van voetverzorgers. De samenwerking tussen beide beroepsgroepen komt vooral tot uiting bij de behandeling van patiënten die chronisch ziek zijn. Door dezelfde uitgangspunten, hetzelfde screeningsformulier én dezelfde doelstellingen te hanteren, wordt samenwerking gemakkelijk, professioneel en een plezierige uitdaging. Dit boek hoopt een bijdrage te kunnen leveren aan dit proces.
De rol van andere professionals De woorden ‘multidisciplinaire samenwerking’ mogen geen loze kreet zijn. Chronische aandoeningen vragen altijd om gecombineerde zorg door verschillende professionals. Daarbij is het van
10 nawoord
213
belang van elkaar te weten wie welke bijdrage kan leveren. Vandaar dat er in dit boek zowel aandacht is voor voetverzorgers als voor podotherapeuten en orthopedisch schoen- en instrumentmakers. Maar ook andere disciplines kunnen hun voordeel doen met de kennis die is neergelegd in dit boek. Weten wat andere disciplines in hun mars hebben maakt samenwerking alleen maar gemakkelijker. Zo weet men immers wat de ander kan, kent en doet. Omgekeerd dienen voetverzorgers, podotherapeuten en orthopedisch schoen- en instrumentmakers zich ook te verdiepen in andere professionals die met chronische reumapatiënten te maken hebben. Kortom, men is nooit uitgeleerd!
Tot slot Elke professional die zich bezighoudt met de voeten van reumapatiënten, moet zich realiseren dat er een mens op die twee voeten staat. U behandelt een mens met een reumatische aandoening, die hulp vraagt voor de verzorging of behandeling van zijn of haar voeten. Naast de lichamelijke aspecten heeft iemand die lijdt aan een chronische, veelal pijnlijke, reumatische aandoening psychisch veel te verwerken. U bent een van de professionals die daarmee moeten leren omgaan. Geen gemakkelijke opdracht! De diverse casussen, beschreven bij elk hoofdstuk van dit boek, trachten u dit aan te geven en te verduidelijken. Wij, de auteurs, vonden het belangrijk om dit nogmaals te benadrukken. Naar wij hopen brengt dit boek u een stapje verder in uw kennis over en inzichten in de reumapatiënt met voetklachten.
Casus bij hoofdstuk 1
Mevrouw G., 67 jaar oud en zo gezond als een vis, heeft sinds enkele weken een gezwollen rechter enkel. Zij is een enthousiaste wandelaar en gaat regelmatig met vriendinnen de bossen in. Normaal gesproken kon zij daar zonder probleem twee à drie uur wandelen. Nu is dat er, tot haar grote verdriet, niet meer bij. Zij gaat naar haar huisarts, die haar vraagt of ze gevallen is of iets anders gebeurd is in de afgelopen weken. Mevrouw kan zich daar niets van herinneren. De klachten zijn langzamerhand opgekomen en bestaan nu al zeker 5 weken. De enkel is bij onderzoek inderdaad wat gezwollen, maar de functie ervan lijkt wel mee te vallen. Mevrouw zegt dat vooral bij lange wandelingen de enkel gaat opspelen. De huisarts besluit bloedonderzoek te doen om een mogelijke reumatische aandoening te kunnen opsporen. Aangezien de uitslagen van het bloedonderzoek ten minste 2 weken op zich laten wachten en mevrouw intussen zo ‘gewoon’ mogelijk haar dagelijks leven voortzet, komt zij ook bij de voetverzorger. Zij bezoekt deze trouw elke 6 weken en is zeer tevreden over de zorg die zij ontvangt. Eenmaal zittend in de behandelstoel opent zij het gesprek met de mededeling: ‘Ik heb waarschijnlijk reuma en ik kan straks helemaal niet meer lopen’. Dit wordt door mevrouw als een bijna vaststaand feit gebracht. De voetverzorger reageert geschrokken en zegt meteen: ‘Dat is dan zonde van die dure wandelschoenen die u laatst heeft gekocht!’
Beantwoord de volgende vragen 1 Kan mevrouw G., met alleen een sinds enkele weken dikke, pijnlijke enkel een reumatische aandoening hebben? Zo ja, is er
M.A. van Putten, I.H.J. Ruys, Voeten en reuma, 10.1007/978-90-313-6624-8, © 2008 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
216
voeten en reuma
dan sprake van artritis, artrose of artralgie? Zo nee, wat is dan de oorzaak van de klacht van deze mevrouw? 2 Mevrouw gaat er zelf al helemaal van uit dat er sprake is van ‘reuma’. Wat zou uw standpunt zijn op dit moment? 3 U weet blijkbaar dat mevrouw recent nieuwe wandelschoenen heeft gekocht. Op welk idee brengt dit gegeven u met het oog op haar klachten? 4 Mevrouw is op eigen houtje pijnstillers gaan slikken. Ze neemt 1-3 tabletten paracetamol per dag in, op dagen waarop ze veel pijn heeft. Ze heeft dit niet tegen de huisarts gezegd, maar meldt dit wel aan u. Wat is uw reactie?
Casussen bij hoofdstuk 2
Casus 1 Mevrouw B., 52 jaar, reeds jaren bij u onder behandeling voor haar voetverzorging, vertelt u dat zij sinds een paar weken last heeft van haar enkels. Na het tennissen, een sport die zij al jaren met veel enthousiasme beoefent, kan ze bijna geen trap meer op. Elke stap is pijnlijk en het duurt enkele dagen voordat zij dan weer zonder pijn kan lopen. Ze zou het jammer vinden als ze het tennissen op zou moeten geven. Daarom vraagt ze raad aan u: u bent immers de voetdeskundige!
Casus 2 U krijgt mevrouw F. voor haar vierwekelijkse voetbehandeling. Haar man is er dit keer niet bij. Zij komen anders altijd samen voor behandeling. Zij vertelt u het volgende verhaal. Haar man, de heer F., 74 jaar, ligt in het ziekenhuis voor een vaatoperatie. Hij ziet erg op tegen deze operatie en heeft die dan ook zo lang mogelijk uitgesteld. Tijdens het bezoekuur op de dag voorafgaand aan de operatie, moet mijnheer F. even naar het toilet. Hij blijft erg lang weg en zijn vrouw wordt ongerust. Samen met een verpleegkundige gaat zij hem zoeken en vindt hem, nog zittend op het toilet. Mijnheer F. zegt dat hij niet op kan staan, omdat zijn voet en vooral zijn grote teen rechts ineens zo pijnlijk is. De operatie is daarop voor onbepaalde tijd uitgesteld.
Casus 3 Mevrouw M., 63 jaar, komt voor het eerst bij de voetverzorger op bezoek. Zij heeft tot op heden zelf de voetverzorging gedaan, maar dit gaat haar steeds moeilijker af. Met name omdat zij nogal wat
M.A. van Putten, I.H.J. Ruys, Voeten en reuma, 10.1007/978-90-313-6624-8, © 2008 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
218
voeten en reuma
last heeft van haar rug. Ze kan bijna niet meer vooroverbuigen. Dit proces van stijfheid en pijn in haar onderrug duurt al enkele jaren. Nooit is het ervan gekomen om daarvoor naar de dokter te gaan.
Beantwoord de volgende vragen voor elke casus. 1 Aan welke reumatische aandoening uit welke hoofdgroep denkt u bij het lezen van deze casus? 2 Welk advies geeft u aan deze cliënten? Hoe legt u uit waarom u dit advies geeft? 3 Wat kunt u als voetverzorger bijdragen aan de multidisciplinaire zorg rondom deze (mogelijke) reumatische aandoeningen?
Casus bij hoofdstuk 3
Mevrouw W., 43 jaar, wordt al bijna tien jaar geconfronteerd met het feit dat zij continu pijn heeft. Na een knieoperatie zeven jaar geleden bleef zij klachten van haar gewrichten houden. Niet alleen van de geopereerde knie, maar ook in haar schouders, rug, armen en benen. Na uitgebreid onderzoek in het ziekenhuis waar zij als laborante op de prikdienst werkt, werd geen diagnose gesteld. Mevrouw kreeg te horen dat het wel over zou gaan op den duur! Lange tijd heeft zij doorgelopen met haar klachten. Aanvankelijk is haar huisarts niet erg begaan met haar: ze krijgt het advies minder hard te werken, zich wat vaker te ontspannen en wat meer te slapen. Maar juist het slapen is een probleem. Door de veelvuldige pijnklachten kan zij vaak niet of nauwelijks slapen. Gelukkig voor mevrouw W. komt er een nieuwe, jonge huisarts in de praktijk. Zij lijkt de klachten wel serieus te nemen en zet een uitgebreid onderzoek in gang. Bloedonderzoek levert niets op en ook de röntgenfoto’s laten geen afwijkingen zien. Toch is deze huisarts ervan overtuigd dat mevrouw W. geen aanstelster is en dat er serieus iets aan de hand is. Na enkele maanden van onderzoek wordt de diagnose ‘fibromyalgie’ gesteld. Dit tot opluchting bij mevrouw W., die eindelijk een naam voor haar ziekte hoort. Wel levert deze diagnose opnieuw veel vragen op. Onder andere over haar voetklachten. Zij heeft veel pijn onder de bal van beide voeten, maar kan daar zelf niets mee doen. Zelfs de gewone voetverzorging is soms een probleem. Met name in perioden van hevige pijn kan zij bijna geen nagelschaartje vasthouden, laat staan haar eigen nagels knippen.
Beantwoord de volgende vragen 1 Wat is fibromyalgie en hoe wordt het vastgesteld?
M.A. van Putten, I.H.J. Ruys, Voeten en reuma, 10.1007/978-90-313-6624-8, © 2008 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
220
voeten en reuma
2 Hoe ontstaat fibromyalgie? 3 Heeft de knieoperatie iets te maken met het ontstaan van fibromyalgie? 4 Hoe kan fibromyalgie worden behandeld? 5 Hoe zou uw voetverzorgingsadvies voor deze cliënt luiden?
Casus bij hoofdstuk 4
Mevrouw P., 68 jaar oud, is sinds vijf jaar cliënt in uw voetverzorgingspraktijk. Zij heeft al vijftien jaar reumatoïde artritis en heeft als gevolg daarvan veel voetklachten. Mevrouw heeft een brede voorvoet, met een ernstige hallux abductus valgus (scheefstaande grote teen) aan beide voeten. De andere tenen vertonen een toenemende klauwstand. In overleg met de podotherapeut voert u elke vijf weken een voetverzorgingsbehandeling uit, aangezien mevrouw vrij snel eeltvorming krijgt onder de bal van de voet. Ook heeft zij regelmatig last van likdoorns op haar tenen. Mevrouw gaat graag chic gekleed en draagt dan ook bijna altijd pumps. Deze schoenen zijn naar uw idee een bron van veel ellende voor haar. Helaas wil mevrouw niet luisteren naar uw goede adviezen en weigert zij om veterschoenen te gaan dragen. Wel slikt mevrouw grote hoeveelheden medicijnen (paracetamol, NSAID’s en DMARD’s) om de pijn te verlichten. Op eigen initiatief neemt mevrouw regelmatig meer medicijnen in dan voorgeschreven. Mevrouw lijkt alleen medicijnen te slikken als ze duidelijk pijn voelt en niet als de pijn wat minder is. Vandaag komt zij weer bij u in de praktijk. U stelt voor om de volgende keer wat extra tijd uit te trekken voor een screening van de voeten. Mevrouw gaat hier gretig op in en vertelt dat haar klachten toch flink toenemen. Ook vraagt zij of u iets weet van het nieuwe medicijn Vioxx, dat op de markt is gekomen. Van een vriendin, die ook reuma heeft, heeft zij dit gehoord. Haar vriendin heeft veel baat bij dit middel. Overigens: haar vriendin heeft een cursus voor mensen met een chronische reumatische aandoening gevolgd bij de thuiszorg en nu overweegt mevrouw P. ook naar deze cursus te gaan. Tijdens de cursus is ook voorlichting gegeven over voetoperaties. Mevrouw vraagt zich af of dat haar niet van al haar problemen af zou kunnen helpen.
M.A. van Putten, I.H.J. Ruys, Voeten en reuma, 10.1007/978-90-313-6624-8, © 2008 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
222
voeten en reuma
Beantwoord de volgende vragen. 1 Wat denkt u over de therapietrouw van mevrouw P.? Heeft een cursus volgen wel zin voor iemand als zij? 2 Wat denkt u over haar medicijngebruik? Kunt u haar adviseren of het zinvol voor haar is om Vioxx te gaan gebruiken? 3 De discussie over een kunstgewricht heeft u reeds eerder met de podotherapeut aangepast. Welke argumenten zijn er voor en tegen het ondergaan van een toch wel ingrijpende operatie?
Casus bij hoofdstuk 5
Een 45-jarige man komt sinds jaren bij u in de praktijk in verband met de behandeling van zijn nagels. Wanneer hij dit niet doet groeien de nagels van zijn grote tenen in. Voor zover u bekend heeft hij geen last van andere aandoeningen. Tijdens zijn laatste bezoek vraagt hij of u ook verstand heeft van de nagels van vingers. Aarzelend zegt u dat u daar wel wat vanaf weet, maar natuurlijk niet alles. U bent beter op de hoogte van teennagels. Uw cliënt wil weten of het normaal is dat zijn vingernagels gaan veranderen. Sinds enkele weken hebben diverse vingernagels een onregelmatig oppervlak gekregen. Wanneer u de vingernagels inspecteert, ziet u dat er in de meeste nagels putjes zitten. Verder is het u opgevallen dat sinds enkele maanden de hoek van de nagel van een linkerteen los ligt van het nagelbed. Dit verschijnsel ziet u nu ook aan enkele vingernagels. Er is zelfs een nagelplaat gespleten.
Beantwoord de volgende vragen. 1 Welk vermoeden heeft u wanneer u de nagelafwijking beoordeelt? 2 Welk advies geeft u aan uw cliënt? 3 Welke behandeling voert u uit aan de vinger- en teennagels?
M.A. van Putten, I.H.J. Ruys, Voeten en reuma, 10.1007/978-90-313-6624-8, © 2008 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
Casus bij hoofdstuk 6
Een 52-jarige dame, altijd keurig gekleed, met chique pumps, lijdt sinds vijftien jaar aan reumatoïde artritis. Om de zes weken komt ze bij u voor de verzorging van haar voeten. Door de afwijkende stand van haar handen is het haar onmogelijk om dat zelf te doen. Tijdens haar laatste bezoek klaagt mevrouw over de bal van haar voeten. Gedurende een maand treden hier pijnklachten op die geleidelijk aan steeds erger worden. Af en toe kan ze er zelfs niet van slapen. Verder vertelt zij u dat zij steeds meer moeite heeft met het lopen. Haar stappen worden steeds kleiner. In plaats van haar voeten af te wikkelen gaat ze in toenemende mate schuifelen. Ze maakt zich hier erg veel zorgen over en wil weten of er iets aan te doen is. Tijdens het behandelen zegt ze dat de laatste tijd de reumatoïde artritis erg actief is. Met name de enkels en de voorvoeten zijn aangedaan. Wanneer u de voorvoeten betast voelt u de kopjes van de middenvoetsbeentjes duidelijk zitten. Tijdens het staan valt het u meteen op dat de binnenenkel en middenvoet flink naar binnen zijn gekanteld (valgusstand).
Beantwoord de volgende vragen. 1 Verklaar waar u aan denkt bij deze bevindingen. 2 Welke oorzaken kunt u aangeven voor het ontstaan van deze aandoening? 3 Wat gaat u nu doen?
M.A. van Putten, I.H.J. Ruys, Voeten en reuma, 10.1007/978-90-313-6624-8, © 2008 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
Casus bij hoofdstuk 7
Een oudere dame met reumatoïde artritis benadert u telefonisch. Ze vertelt dat ze een pijnlijke voorvoet heeft. Met name de binnenen buitenzijde van de bal van de voet leveren pijnklachten op. Sinds enkele maanden zijn de voeten flink rood waardoor ze eigenlijk het liefst op blote voeten zou willen lopen. Maar dit is niet mogelijk; dan heeft ze het gevoel op knikkers te lopen.
Beantwoord de volgende vragen. 1 Verklaar waar u aan denkt bij deze bevindingen. 2 Welke oorzaken kunt u aangeven voor het ontstaan van deze aandoening? 3 Wat gaat u nu doen?
M.A. van Putten, I.H.J. Ruys, Voeten en reuma, 10.1007/978-90-313-6624-8, © 2008 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
Casus bij hoofdstuk 8
Casus 1
Twee jaar geleden is bij mevrouw S., 32 jaar oud, reumatoïde artritis vastgesteld. Daarvoor had ze al regelmatig gewrichtsklachten maar nooit zo veel dat ze beperkt werd in haar dagelijks leven. Ze had bijvoorbeeld na een dagje winkelen veel last van haar enkels en haar knieën. Door daarna rustig aan te doen verdwenen de klachten grotendeels. De laatste tijd zijn er echter afwijkingen aan haar vingerstanden. Hierdoor wordt ze ernstig beperkt in de beslommeringen van het dagelijks leven. Zelfs haar nagels kan ze niet meer knippen; daarvoor wordt u ingeschakeld. Tijdens de behandeling komt het gesprek terloops op diverse hulpmiddelen. U weet dat er aangepast bestek bestaat voor reumapatiënten. U vraagt aan uw cliënt of zij hier gebruik van maakt. Uw cliënt vertelt dat ze ondanks haar gestoorde handfunctie zichzelf goed kan redden. Licht geïrriteerd zegt ze: ‘Ik ben nog jong en zeker geen invalide. Die hulpmiddelen zijn voor bejaarden!’
Casus 2
De 74-jarige heer A. – hij heeft reumatoïde artritis – komt al jaren bij u voor zijn zeswekelijkse voetbehandeling. Uit de gesprekken die u in die tijd met hem heeft gevoerd weet u dat hij slecht op de hoogte is van zijn aandoening. De laatste tijd heeft hij zeer veel pijnklachten die veroorzaakt worden door afwijkende teenstanden. Aan de rechtervoet heeft hij een flink scheef staande, gedraaide grote teen. Hierdoor kruipt de tweede teen onder de derde teen van de rechtervoet. Hij heeft vooral last van de derde teen van zijn linkervoet. Dat is een hamerteen. Op de bovenzijde van de derde teen van zijn linkervoet is zelfs een wondje ontstaan. U vraagt zich af welke medicijnen de heer A. gebruikt. Hij vertelt u dat hij al jaren
M.A. van Putten, I.H.J. Ruys, Voeten en reuma, 10.1007/978-90-313-6624-8, © 2008 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
10 casus bij hoofdstuk 8
227
geen medicijnen neemt. Hij zegt: ‘Allemaal rotzooi. Wanneer ik die bijsluiters lees en alle bijwerkingen zie dan is het één grote troep. Volgens mij word ik daar nog veel zieker van!’
Beantwoord de volgende vragen. 1 Wat kunt u uit deze gegevens opmaken over de mate van acceptatie van de reumatoïde artritis bij de twee beschreven cliënten? 2 Op welke manier kunt u voorlichting geven aan deze cliënten?
Casus bij hoofdstuk 9
Tijdens uw middagpauze komt een wat oudere dame bij u langs voor wat informatie. Het blijkt dat haar broer gedurende twintig jaar pijnklachten heeft aan zijn voeten en diverse andere gewrichten. Wat later vertelt ze dat hij onder behandeling is van de reumatoloog. Het klinkt allemaal heel erg interessant, vooral wanneer ze beschrijft hoe de stand van de gewrichten is veranderd in de loop van de tijd. Uw interesse is nu gewekt en u wilt graag weten hoe de voeten van haar broer eruitzien. Mevrouw geeft de volgende beschrijving: – veel vocht rondom beide enkels; – de twee grote tenen (halluces) staan heel erg krom; – op de wreef zitten twee rare rode plekken; – klauwstand van diverse tenen; – gedurende vijftien jaar slechts één paar aangepaste schoenen. Vervolgens wilt u natuurlijk weten of er iemand is die regelmatig naar deze voeten kijkt. Dit blijkt niet het geval te zijn. De oudere dame wil graag dat u de voeten beoordeelt. In het bijzijn van de dame belt u haar broer op. Enigszins verrast maar ook wel opgelucht wil hij direct langskomen. Na een klein half uurtje staat uw nieuwe cliënt op de stoep. Wat u direct opvalt zijn de zeer versleten schoenen. Overdwars ziet u diverse flink schuinverlopende groeven in de neus. Later blijkt dat de binnenbekleding op diverse plaatsen is versleten, waardoor de huid tegen het leer wrijft.
Beantwoord de volgende vragen. 1 Verklaar waar u aan denkt bij al deze bevindingen. 2 Wat gaat u nu doen?
M.A. van Putten, I.H.J. Ruys, Voeten en reuma, 10.1007/978-90-313-6624-8, © 2008 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
10 casus bij hoofdstuk 9
229
3 Wat is uw schoenadvies voor deze cliënt met reumatische voetklachten? 4 Hoe ziet uw vervolgbehandeling eruit?
Casus bij hoofdstuk 10
U krijgt een nieuwe cliënt, de heer Z. De cliënt, 76 jaar oud, vertelt dat hij al 35 jaar ‘reumatiek’ heeft en dat hij gehoord heeft dat u zo goed voor voeten als de zijne kunt zorgen. Na een kennismakingsgesprek, waarbij u verneemt dat de voetverzorging al jaren in handen is van de echtgenote van de heer Z., stelt u voor, eerst de voeten te screenen alvorens met de behandeling te beginnen. Meneer Z. gaat akkoord, maar vertelt u direct dat hij geen enkel probleem heeft met zijn voeten. De reden waarom hij bij u komt is, dat zijn vrouw het knippen van zijn nagels niet meer aankan. Bij de screening noteert u onder andere de volgende gegevens: – De heer Z. heeft pijnlijke eeltknobbels onder de voeten. Deze klachten bestaan al jaren. – Beide voeten zijn gezwollen ter hoogte van de teengewrichten. Het oppervlakkige gevoel is verminderd in beide voeten. – Het diepe gevoel is geheel afwezig in de rechtervoet en nog enigszins aanwezig in de linkervoet. – De dynamische blauwdrukken laten flinke overdrukplaatsen zien onder de bal van de voet, van beide voeten. – De statische blauwdruk is breder dan de pasvorm van de schoenen. De schoenen zijn gemaakt van zeer slap leer, dat aan alle kanten meebuigt met de voeten.
Beantwoord de volgende vragen. 1 Wat wordt uw beleid voor deze cliënt? Onderbouw dit. 2 Hoe zal uw schoenadvies luiden? 3 Welke vier adviezen geeft u deze cliënt?
M.A. van Putten, I.H.J. Ruys, Voeten en reuma, 10.1007/978-90-313-6624-8, © 2008 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
Antwoorden van casus hoofdstuk 1
1 Ja, de mogelijkheid is zeker aanwezig dat mevrouw G. een reumatische aandoening heeft. Met deze gegevens is echter geen diagnose te stellen en moeten ook andere mogelijkheden, zoals (tijdelijke) overbelasting, in overweging genomen worden. Indien er werkelijk sprake is van een reumatische aandoening, dan kan er zowel sprake zijn van een artritis als van artrose. Gezien de zwelling van het gewricht, is artralgie geen optie meer. Immers, bij artralgie is er alleen sprake van pijn en geen zichtbare afwijking van het gewricht. Als er geen sprake is van een reumatische aandoening, is een tijdelijke overbelasting van voorbijgaande aard een mogelijkheid. Wellicht is er toch een trauma geweest, dat mevrouw zich niet kan herinneren of dat in haar ogen zo onbetekenend is geweest dat zij er niet aan denkt. In alle gevallen is het afnemen van een goed vraaggesprek (medische anamnese), door een getrainde (para)medicus, van groot belang. 2 Mevrouw G. heeft éénmaal het woordje ‘reuma’ gehoord en ziet zichzelf al in een invalidenkarretje rijden! U weet dat dat wellicht tot de mogelijkheden behoort, maar dat er een veel grotere kans is op een zodanig herstel, dat zij nog rustig jaren door kan lopen. Maar ... hoe gaat u haar dit vertellen? De ervaring leert, dat grofweg wegwuiven van de wellicht verkeerde veronderstelling niet werkt. Mevrouw bevestigen in haar pijngevoel, maar haar tevens laten blijken dat er ook nog andere toekomstbeelden mogelijk zijn, is een veel betere optie. Dit vraagt veel van uw tact en mensenkennis! 3 U weet dat mevrouw G. zo’n zes weken geleden nieuwe wandelschoenen heeft gekocht. Natuurlijk vraagt u direct hoe deze bevallen zijn bij het wandelen. Mevrouw antwoordt daarop, dat ze
M.A. van Putten, I.H.J. Ruys, Voeten en reuma, 10.1007/978-90-313-6624-8, © 2008 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
232
voeten en reuma
nogal stijf zijn in vergelijking met haar andere wandelschoenen, maar dat ze verder wel goed zitten. Erg overtuigend klinkt dit niet. Als u dit tegen haar zegt, antwoordt zij dat het toch echt heel goede wandelschoenen zijn, want ze hebben bijna 350 euro gekost! U legt uit, dat u denkt dat de schoenen wellicht de oorzaak kunnen zijn van haar klachten en biedt aan de schoenen na te kijken op de juiste lengte en pasvorm. De volgende dag brengt mevrouw haar schoenen en wat blijkt: ze zijn een hele maat te klein voor haar rechtervoet en een halve maat te klein voor haar linkervoet... 4 U adviseert mevrouw G. om bij het volgende bezoek aan de huisarts dit medicijngebruik wel te melden. Verder kunnen 1-3 tabletten paracetamol per dag, gedurende een korte periode (van maximaal 14 dagen), weinig kwaad bij een verder gezond persoon. Uw professionele advies moet echter zijn om te allen tijde met de huisarts te overleggen wat ze in geval van pijn het beste kan doen.
Antwoorden van casussen hoofdstuk 2
1 Casus 1: Het meest waarschijnlijk is artrose (hoofdgroep IV), maar ook verschillende ziektebeelden uit hoofdgroep I en II zouden in aanmerking kunnen komen. Casus 2: Dit is een typisch voorbeeld van een acute jichtaanval (hoofdgroep V). Casus 3: De stijfheid in de rug past het beste bij het syndroom van Bechterew (hoofdgroep I), maar ook artrose (hoofdgroep IV) of andere beelden uit hoofdgroep I en II zouden deze klachten kunnen verklaren. 2 Aanvullend onderzoek door een arts c.q. specialist (reumatoloog) is beslist noodzakelijk. Een niet-medicus kan niet verwijzen, maar wel adviseren! U adviseert dan ook alle drie cliënten naar de huisarts te gaan. Casussen 1 en 3: U legt uit dat u de klachten dermate ernstig vindt dat een arts ernaar moet kijken. Laat nooit merken dat u denkt aan een reumatische aandoening. Het is niet aan u om dit te bepalen. Wel probeert u uw cliënten ervan te overtuigen dat het belangrijk is dat zij de huisarts ook werkelijk gaan bezoeken. Casus 2: In het geval van de heer F. gaat u na, zodra u zijn vrouw weer ziet, of er nader onderzoek is gedaan naar de plotseling pijnlijke teen.
M.A. van Putten, I.H.J. Ruys, Voeten en reuma, 10.1007/978-90-313-6624-8, © 2008 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
234
voeten en reuma
3 De rol van de voetverzorger is als volgt. Casus 1: de normale voetverzorging wordt voortgezet. De voetverzorger vraagt naar de ontwikkeling van de enkelpijn. Regelmatig wordt nagevraagd of de huisarts een diagnose heeft gesteld. Noot bij deze casus: de huisarts heeft zelf de diagnose ‘artrose’ gesteld en mevrouw B. voor inlegzolen naar de podotherapeut gestuurd. Deze heeft sportzolen voor haar gemaakt en haar voor de voetverzorging terugverwezen naar de voetverzorger. Uw cliënt is tevreden met het resultaat van deze behandeling, al kan zij minder tennissen dan zij graag zou willen. Casus 2: de voetverzorging kan en mag niet eerder opnieuw plaatsvinden dan als de heer F. geheel klachtenvrij is. Indien de diagnose jichtaanval juist was, dan is het goed om na te gaan hoe de verdere behandeling daarvan verloopt. Regelmatig vragen naar eventueel teruggekeerde klachten en/of aanvallen geeft u een duidelijk beeld van het verloop van de ziekte. Noot bij deze casus: bij de heer F. werd vastgesteld dat het ging om een acute jichtaanval. Hiervoor is hij onder behandeling gekomen van een reumatoloog. De medicijnen helpen tot op heden goed, een tweede aanval is uitgebleven. De vaatoperatie is, met succes, twee maanden later alsnog uitgevoerd. Daarna heeft de voetverzorger haar behandelingen ook hervat. In de tussentijd is de voetverzorging van de heer F. in handen geweest van het (diabetes)voetenteam van het ziekenhuis. Dit hoefde echter niet zo te blijven: er was geen sprake meer van jicht bij de laatste controles. Casus 3: u voert de normale voetverzorging uit. U vraagt regelmatig naar de bevindingen van de huisarts. Noot bij deze casus: inderdaad bleek mevrouw M. het syndroom van Bechterew te hebben. Momenteel gaat het goed met haar. Voor de voetverzorging is zij voor de rest van haar leven op de voetverzorger aangewezen.
Antwoorden van casus hoofdstuk 3
1 Een cliënt met fibromyalgie heeft meestal meerdere klachten tegelijk: pijn, stijfheid, vermoeidheid en soms stemmingswisselingen. De pijn en stijfheid zitten vooral in de spieren en in het bindweefsel dat de gewrichten omhult. De aandoening zit niet in de gewrichten zelf. Daarom wordt deze vorm van reuma ook wel ‘wekedelenreuma’ genoemd. Immers, ons bewegingsapparaat bestaat uit harde delen (de botstukken die tezamen de gewrichten vormen) en zachte, weke delen (de spieren, banden en pezen). De diagnose ‘fibromyalgie’ wordt gesteld door een reumatoloog op basis van de anamnese (vraaggesprek) over de klachten en op basis van een onderzoek naar drukpijn op bepaalde plaatsen in het lichaam. In de reumatologie wordt pas van fibromyalgie gesproken, indien de cliënt aangeeft bij ten minste 11 (van de 18) drukpunten pijn te hebben. 2 We weten nog steeds niet hoe fibromyalgie ontstaat. Wel is inmiddels duidelijk dat het niet gaat om een ontstekingsziekte en dat het, voor zover nu bekend, niet erfelijk is. 3 Nee, zeer waarschijnlijk niet. Er zijn geen ‘uitlokkende factoren’ bekend, die meewerken aan het ontstaan van deze aandoening. 4 Alleen symptomatisch. 5 Het voetverzorgingsadvies bestaat uit het geven van voorlichting over de normale voetverzorging, maar wordt uitgebreid met het advies om de huid goed soepel te houden met een zachte olie of crème. Dit ter voorkoming van eeltvorming of kloven. Tevens krijgt mevrouw W. het advies dagelijks haar voeten te inspecteren op onregelmatigheden en bij het vinden van afwijkingen zo snel
M.A. van Putten, I.H.J. Ruys, Voeten en reuma, 10.1007/978-90-313-6624-8, © 2008 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
236
voeten en reuma
mogelijk contact op te nemen met haar voetverzorger. Juist bij deze cliënten is voorkomen veel belangrijker dan genezen! Mocht mevrouw door krachtsverlies in de handen de voetverzorging niet meer zelf op zich kunnen nemen, dan zal dit definitief door de voetverzorger moeten gebeuren.
Antwoorden van casus hoofdstuk 4
1 Het is slecht gesteld met de therapietrouw van mevrouw P. Zij volhardt in het dragen van de verkeerde schoenen, terwijl dit de bron is van veel ellende aan haar voeten. Daarnaast gaat zij een beetje haar eigen gang in het medicijngebruik. Ook dit duidt op een slechte therapietrouw. Het volgen van een cursus is echter altijd aan te raden. Immers, elk beetje helpt en wellicht gaat zij toch haar gedrag (enigszins) veranderen. Elke verandering in haar houding tegenover haar ziekte is winst. Kortom, u raadt deze cursus zeer sterk aan. 2 U bent niet de aangewezen persoon om vast te stellen welke medicijnen het meest geschikt zijn voor mevrouw P. U dient haar te adviseren contact op te nemen met haar behandelend arts om deze vraag nader te bespreken. Wel kunt u deze vraag aangrijpen om haar duidelijk te maken dat u vindt dat zij slecht omgaat met haar medicijnen. Het geven van voorlichting over regelmatig medicijngebruik en de voordelen daarvan kunnen dan automatisch aan bod komen. Over Vioxx mag u geen uitspraken doen. U kunt volstaan met de mededeling dat u weet dat dit nieuwe middel op de markt gekomen is, maar dat u niet weet in hoeverre dit voor haar geschikt zou zijn. 3 Reeds eerder heeft u met de podotherapeut gesproken over de (on)mogelijkheid van een nieuw MTP-1-gewricht voor mevrouw P., aangezien de stand van de grote teen oorzaak is van veel pijn. Samen bent u gekomen op het volgende rijtje van voors en tegens. Voor een operatie: – De pijn in het MTP-1-gewricht zal verminderen of verdwijnen.
M.A. van Putten, I.H.J. Ruys, Voeten en reuma, 10.1007/978-90-313-6624-8, © 2008 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
238
voeten en reuma
– De vorm van de voet zal verbeteren. Tegen een operatie: – Een dergelijke operatie vraagt een grote therapietrouw tijdens de revalidatie; u twijfelt beiden of mevrouw dit op zal kunnen brengen. – Mevrouw dient absoluut ander schoeisel te gaan dragen; ook hierover hebt u uw twijfels. – Indien mevrouw na de operatie geen andere schoenen gaat dragen, dan zal het verwachte positieve effect van de operatie uitblijven. Blijkbaar is de behandelend reumatoloog het met u eens, want hij raadt mevrouw de operatie af. Ook nu was het weigeren om ander schoeisel te gaan dragen het struikelblok.
Antwoorden van casus hoofdstuk 5
1 Putjesvorming (onyxis) komt zowel bij gezonde personen voor als bij personen met psoriasis. Wanneer deze putjes diep en onregelmatig van vorm zijn bestaat er echter een grote kans op psoriasis vulgaris of artritis psoriatica. Het loslaten van de nagelplaat van het nagelbed (onycholysis) komt bij meerdere ziektebeelden voor. Vanuit uw theoretische achtergrond weet u dat onycholysis een verschijnsel is dat kan optreden bij psoriasis vulgaris en artritis psoriatica. 2 U adviseert de cliënt om contact op te nemen met de huisarts. De huisarts kan de nagels zelf beoordelen of verwijzen naar de dermatoloog. Ook al vermoedt u de aanwezigheid van psoriasis, het is beter om dit niet aan de cliënt mede te delen. Uw deskundigheid ligt niet op het vlak van het stellen van een diagnose. Mocht u zeggen wat u vermoedt, dan kan dat een paniekreactie bij de cliënt veroorzaken, die misschien onterecht is. Wat u wel kunt doen is een briefje naar de huisarts sturen waarin u uw vermoeden uitspreekt. U vraagt de huisarts om een onderzoek te laten verrichten naar de oorzaak van deze nagelaandoening. 3 De vingernagels behandelt u niet. Wanneer u de vingernagels glad zou frezen kan de huisarts of dermatoloog de symptomen niet goed beoordelen. De teennagels verzorgt u zoals u dat altijd doet. Wanneer de nagels onderzocht zijn door een deskundige kunt u de gespleten nagel behandelen met behulp van acryliek.
M.A. van Putten, I.H.J. Ruys, Voeten en reuma, 10.1007/978-90-313-6624-8, © 2008 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
Antwoorden van casus hoofdstuk 6
1 De pijnlijke voorvoet kan het gevolg zijn van extra eeltvorming op de bal van de voet. Er kunnen zelfs likdoorns zijn ontstaan. Er kan tevens sprake zijn van een dunner vetkussen onder de bal van de voet. 2 Er kunnen verschillende oorzaken zijn voor deze eeltvorming. 3 Met name de standafwijking speelt een rol in het ontstaan van de klachten. Wanneer deze standafwijking te corrigeren is met behulp van een zool kan het looppatroon verbeterd worden, waardoor de klachten verminderen.
M.A. van Putten, I.H.J. Ruys, Voeten en reuma, 10.1007/978-90-313-6624-8, © 2008 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
Antwoorden van casus hoofdstuk 7
1 Door de reumatoïde artritis kan de voet veel breder zijn geworden. Hierdoor kan wrijving optreden met het schoeisel, waardoor er drukplekken ontstaan op de breedste punten van de voet. Meestal is dit ter hoogte van het kopje van het eerste en vijfde middenvoetsbeentje. De voet kan ook breder zijn geworden door het ontstaan van een hallux abductus valgus (scheefstaande gedraaide grote teen). Na verloop van tijd kan er zelfs extra botvorming ontstaan ter hoogte van het groteteengewricht (MTP1gewricht). Wanneer de voet breder is geworden ontstaan er meestal problemen met de pasvorm van confectieschoeisel. De bredere voet krijgt te maken met een wrijvingsprobleem waardoor er drukplekken worden gevormd. Op den duur kunnen deze zelfs uitmonden in ontstoken slijmbeurzen of wondjes. Mevrouw zou eigenlijk het liefst op blote voeten willen lopen omdat ze dan geen wrijving ondervindt van het schoeisel. Dit is haar echter niet aan te raden, want dan heeft ze het gevoel op knikkers te lopen. Het vetkussen van de bal van de voet is waarschijnlijk naar voren verschoven en dunner geworden, waardoor de kopjes van de middenvoetsbeentjes niet meer beschermd worden. Ter hoogte van de kopjes treedt overmatige eeltvorming op, hetgeen leidt tot pijnklachten wanneer ze op blote voeten gaat lopen. 2 Een scheefstaande gedraaide grote teen (hallux abductus valgus) kan ontstaan door: – familiaire aanleg; – te smalle neus van het schoeisel; – reumatoïde artritis. Het breder worden van de voorvoet kan ontstaan door: – ontstekingen en zwellingen van de gewrichtskapsels; – botbeschadigingen waardoor botstukken van stand en vorm veranderen.
M.A. van Putten, I.H.J. Ruys, Voeten en reuma, 10.1007/978-90-313-6624-8, © 2008 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
242
voeten en reuma
3 In eerste instantie wilt u de voeten van mevrouw zien. Dan wordt veel duidelijker waar de problemen zich afspelen en wat misschien de oorzaak zou kunnen zijn. Pijnklachten kunnen snel verminderen door verwijdering van het overmatige eelt. Het is uw cliënt aan te raden het eelt regelmatig te (laten) verwijderen. Er moet echter niet te veel eelt worden weggehaald, omdat anders de kopjes van de middenvoetsbeentjes minder beschermd worden, waardoor er weer meer pijnklachten gaan optreden. Daarna beoordeelt u het schoeisel op de pasvorm. Door middel van blauwdrukken kunt u mevrouw duidelijk maken waar de problemen zich bevinden. Het is zinvol een blauwdruk te maken, omdat u daar de locatie van de drukplekken duidelijk op kunt zien. Ook het plaatsen van de schoen op een blauwdruk kan verhelderend werken. Wanneer er sprake is van een hallux abductus valgus kunt u mevrouw verwijzen naar een podotherapeut. Er kan dan een ontlastende siliconenorthese of een podotherapeutische zool worden gemaakt. Natuurlijk moet dan wel rekening worden gehouden met de hoeveelheid ruimte die nodig is in de schoen. Wanneer het mevrouw niet meer mogelijk is om confectieschoeisel te dragen, kan orthopedisch schoeisel uitkomst bieden.
Antwoorden van casus hoofdstuk 8
1 Mevrouw S. is geïrriteerd wanneer u over hulpmiddelen begint. Zij wil niet dat iemand aan de buitenkant kan zien dat ze reumatoïde artritis heeft. Ondanks haar gestoorde handfunctie weet ze dit in het dagelijks leven zodanig te verbergen dat niemand ervan op de hoogte is. Hieruit blijkt dat ze haar ziekte niet accepteert. Waarschijnlijk is zij nog bezig het hebben van een chronische aandoening te verwerken. De heer A. is slecht op de hoogte van de behandelmogelijkheden van zijn ziekte. Ondanks de vele bijwerkingen van de medicatie zijn de voordelen op langere termijn groter dan de nadelen. Door geen medicijnen te nemen worden de complicaties na verloop van tijd erger. Het aantal gewrichtsbeschadigingen neemt toe. De stand gaat daardoor veranderen, met alle gevolgen van dien. Door goede voorlichting over het verloop van reumatoïde artritis en de behandelmogelijkheden is het mogelijk deze cliënt voldoende inzicht te geven. Hij accepteert het hebben van reumatoïde artritis maar door slecht inzicht in de behandelmethode verloopt de prognose van zijn ziekte ongunstiger. 2 Mevrouw S. is nog erg jong en moet wennen aan het idee dat zij een chronische aandoening heeft. Het gebruik van hulpmiddelen kan juist haar zelfstandigheid bevorderen. Tevens beschermt dat de gewrichten. Het gebruik van hulpmiddelen moet u echter niet opdringen aan deze cliënt. Hoogstens kunt u brochures bij thuiszorgwinkels aanvragen en uw cliënt daarmee informeren. Ook kunt u tips geven over hoe ze haar gewrichten het beste kan gebruiken, met de minste kans op overbelasting. Het is belangrijk om geen medelijden te tonen. Waardering voor de manier waarop ze problemen oplost in het dagelijks leven zal deze cliënt meer aanspreken.
M.A. van Putten, I.H.J. Ruys, Voeten en reuma, 10.1007/978-90-313-6624-8, © 2008 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
244
voeten en reuma
De heer A. is het meest gebaat bij voorlichting over het verloop van reumatoïde artritis met de bijbehorende medicatie. Door regelmatig te praten over de behandelmogelijkheden kunt u proberen hem inzicht te geven in zijn ziekte. Het is belangrijk om deze informatie regelmatig te herhalen en op eenvoudige wijze duidelijk te maken. De voorlichtingsfolders, verkrijgbaar bij de Nationale Reumalijn, zijn aan te raden. Deze folders zijn gemakkelijk leesbaar en geven veel duidelijkheid. Het adres is: Nationale Reumalijn, Postbus 76, 5100 AB Dongen. Het is belangrijk tijd te nemen voor de voorlichting. Regelmatige herhaling van informatie kan cliënten helpen deze te verwerken. Zo nodig kunnen zij er op een later tijdstip op terugkomen.
Antwoorden van casus hoofdstuk 9
1 Door de diverse afwijkende teenstanden is de kans erg groot dat meneer overmatige callusvorming heeft ontwikkeld. Tevens wilt u met eigen ogen zien hoe de rare rode plekken op de wreef eruitzien. Zijn dit verkleuringen of zijn het in feite wondjes? Het meest opmerkelijke van dit verhaal is dat meneer al vijftien jaar lang rondloopt op dezelfde orthopedische schoenen. Natuurlijk wilt u weten of dít schoeisel inderdaad het orthopedische schoeisel is, want misschien loopt hij altijd op déze schoenen in plaats van op de orthopedische schoenen. Het blijken de orthopedische schoenen te zijn. Dan moet er direct een belletje bij u gaan rinkelen. Door de reumatoïde artritis kunnen de voeten in zeer korte tijd een zeer afwijkende stand gaan innemen. Het eerste jaar krijgt iedere cliënt een wisselpaar. Daarna wordt er om de vijftien maanden nieuw orthopedisch schoeisel aangemeten. 2 U vraagt meneer of hij recent onder behandeling is geweest van een reumatoloog of revalidatiearts. Natuurlijk wilt u weten of hij zijn voeten inspecteert. U informeert tevens naar het laatste contact met de orthopedisch schoenmaker. Normaliter loopt iemand niet vijftien jaar met hetzelfde schoeisel. Waarschijnlijk is er iets misgegaan tijdens het maken van de controleafspraak. Bij het inspecteren van de schoenen blijkt dat de overdwars lopende groeven waarschijnlijk de oorzaak zijn van de ‘rare rode plekken’. Tevens zitten er diverse drukplekken op de tenen die in de toekomst problemen kunnen gaan veroorzaken. De rare rode plekken blijken twee wondjes te zijn die al lange tijd bestaan. Tot slot behandelt u de voeten; u verwijdert overmatige eelt en u verzorgt de nagels. Op de wondjes plakt u met een huidvriendelijke pleister een gaasje. U vraagt meneer of hij zo spoedig mogelijk contact opneemt met zijn behandelend arts.
M.A. van Putten, I.H.J. Ruys, Voeten en reuma, 10.1007/978-90-313-6624-8, © 2008 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
246
voeten en reuma
3 Door de kapotte binnenbekleding wordt de huid geïrriteerd. De diepe groeven in de schoenneus veroorzaken wonden. Diverse drukplekken wijzen erop dat de voet is veranderd en dat het huidige schoeisel niet meer past. Kortom, dit schoeisel veroorzaakt alle problemen. Uw cliënt kan deze schoenen niet meer dragen. Het zou beter voor hem zijn om tijdelijk pantoffels te dragen totdat hem nieuw orthopedisch schoeisel is aangemeten. 4 U stuurt een rapport naar de huisarts en naar de behandelend specialist. U beschrijft de toestand van de voeten en het feit dat het huidige schoeisel niet meer adequaat is vanwege de veranderde voetstand, de wondjes en diverse drukplekken. Ook vraagt u of de huisarts een verwijzing kan schrijven voor wondbehandeling door de podotherapeut of dermatoloog. Vervolgens kunt u informeren bij de orthopedisch schoenmaker of er in het verleden een controleafspraak is gemaakt. Een podotherapeut of een andere deskundige kan de wondjes behandelen. De voetverzorging kunt u blijven doen.
Antwoorden van casus hoofdstuk 10
1 Gezien de forse afwijkingen adviseert u de heer Z. om op korte termijn een podotherapeut te bezoeken. Deze kan de voeten verder in beeld brengen en eventueel voor aanpassingen zorgen, om het comfort in de schoenen te verhogen. U gaat zelf de voeten verzorgen. Tevens kondigt u aan dat u over een half jaar de screening wilt herhalen. Verder wilt u graag weten bij wie deze cliënt onder behandeling is voor zijn reuma. Ook of hij medicijnen slikt die een bloedverdunnend effect kunnen hebben. De anamnese is dan ook van groot belang voor u. 2 Het schoenadvies voor de heer Z. luidt, dat hij schoenen moet aanschaffen die voldoende hoog, lang en breed zijn. Aan de hand van de statische blauwdruk laat u zien waarom u dit zegt. Tevens geeft u uitleg over de voordelen van een stevige schoen voor een kwetsbaar paar voeten als de zijne. Wel geeft u hierbij aan, dat hij beter kan wachten met het aanschaffen van nieuwe schoenen tot hij bij de podotherapeut is geweest. Immers, mocht deze besluiten zolen voor hem te gaan maken, dan moet hij deze zolen meenemen bij het kopen van nieuwe schoenen. Dat is de ideale manier om te zien of de nieuwe schoenen een passende lengte- en breedtemaat hebben. Aangezien elke podotherapeutische zool aangepast wordt aan de individuele voet(afwijkingen), moeten de schoenen passen bij de zolen.
M.A. van Putten, I.H.J. Ruys, Voeten en reuma, 10.1007/978-90-313-6624-8, © 2008 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
248
voeten en reuma
3 U geeft, mondeling en bij voorkeur ook op papier: – voetverzorgingsadvies: hoe de voeten dagelijks dienen te worden verzorgd en geïnspecteerd; – schoenadvies; – advies voor het vragen van een verwijzing aan de huisarts of reumatoloog voor een consult bij de podotherapeut; – informatie over de gevolgen van neuropathie.
Test uw kennis!
Vragen bij hoofdstuk 1
De volgende vragen zijn beweringen waarop u alleen ‘juist’ of ‘onjuist’ kunt antwoorden. Lees elke stelling nauwgezet en kies uw antwoord. De goede antwoorden volgen op de vragen bij hoofdstuk 10. juist
onjuist
1 Een trauma is een ongeval.
h
h
2 Een palliatieve behandeling bestaat uit het genezen van een gewrichtsaandoening.
h
h
3 Artropathie betekent dat een gewricht versleten is.
h
h
4 Degeneratie betekent dat een gewricht met name kraakbeenschade heeft opgelopen.
h
h
5 Een gewrichtsontsteking of artritis verloopt altijd acuut.
h
h
6 Verlies van kwaliteit van leven betekent dat iemand invalide is geworden.
h
h
7 Een voorbeeld van een diartrose is het enkelgewricht.
h
h
8 Bij belasting van het enkelgewricht wordt de gewrichtssmeer in de enkel meer vloei-
h
h
h
h
h
h
baar. 9 Slijmbeurzen liggen op strategische anatomische plaatsen en zijn bij de geboorte reeds aanwezig. 10 Endorfine is een lichaamseigen stof, die aangemaakt wordt ter bestrijding van pijn.
M.A. van Putten, I.H.J. Ruys, Voeten en reuma, 10.1007/978-90-313-6624-8, © 2008 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
Test uw kennis!
Vragen bij hoofdstuk 2
De volgende vragen zijn beweringen waarop u alleen ‘juist’ of ‘onjuist’ kunt antwoorden. Lees elke stelling nauwgezet en kies uw antwoord. De goede antwoorden volgen op de vragen bij hoofdstuk 10. juist
onjuist
1 Bijna de helft van alle Nederlanders krijgt op latere leeftijd reumatische klachten.
h
h
2 Reumatoïde artritis is een typische mannenziekte.
h
h
3 Een slijmbeursontsteking wordt in de meeste gevallen veroorzaakt door wrijving.
h
h
4 De ziekte van Bechterew begint vaak aan het groteteengewricht (MTP1-gewricht).
h
h
5 De noduli van Heberden horen bij de aandoening ‘artrose’.
h
h
6 Reumafactoren komen ook bij gezonde mensen in het bloed voor.
h
h
7 Jeugdreuma is hetzelfde als juveniele chronische artritis (JCA).
h
h
8 De ziekte van Sjögren wordt onder andere gekenmerkt door de typische vlindervor-
h
h
h
h
h
h
mige huidafwijking in het gelaat. 9 Uitstralende pijn betekent dat de pijn zich op een andere plaats openbaart dan waar de afwijking zit. 10 Artritis psoriatica (AP) treedt op bij ongeveer 50% van alle mensen met psoriasis.
Test uw kennis!
Vragen bij hoofdstuk 3
De volgende vragen zijn beweringen waarop u alleen ‘juist’ of ‘onjuist’ kunt antwoorden. Lees elke stelling nauwgezet en kies uw antwoord. De goede antwoorden volgen op de vragen bij hoofdstuk 10. juist
onjuist
1 Wekedelenreuma geeft meestal pijn in gewrichten.
h
h
2 Een patiënt met sclerodermie heeft bij bloedonderzoek tekenen van een ontsteking.
h
h
3 Primaire myositis zal op latere leeftijd vaak ontaarden in een secundaire vorm van
h
h
4 De membrana fibrosa is de buitenste bindweefsellaag van peesscheden.
h
h
5 Paracetamol is een veel gebruikte pijnstiller. Bij pijn ten gevolge van wekedelenreu-
h
h
h
h
h
h
8 De meest voorkomende klacht bij fibromyalgie is vermoeidheid.
h
h
9 Een slijmbeursontsteking zal, zodra deze zich geopenbaard heeft, nooit meer volledig
h
h
h
h
myositis.
ma kan dit medicament pijnverlichting geven. 6 Lage rugpijn komt ook in de beroepsgroep van voetverzorgers voor. Aandacht voor de eigen houding tijdens het werk is een belangrijke preventieve maatregel. 7 Een van de drukpunten die getest worden bij een patiënt die verdacht wordt van fibromyalgie is de buitenzijde van het borstbeen.
genezen. 10 Slappe buikspieren bij een vrouw van 54 jaar worden de oorzaak geacht van haar chronische lage rugpijn. Het trainen van de buikspieren zal, ook op deze leeftijd, een positief effect hebben op de klachten.
Test uw kennis!
Vragen bij hoofdstuk 4
De volgende vragen zijn beweringen waarop u alleen ‘juist’ of ‘onjuist’ kunt antwoorden. Lees elke stelling nauwgezet en kies uw antwoord. De goede antwoorden volgen op de vragen bij hoofdstuk 10. juist
onjuist
1 Een reumaconsulent is uitsluitend werkzaam in een ziekenhuis.
h
h
2 Paracetamol is een pure pijnstiller.
h
h
3 NSAID’s hebben meer bijwerkingen dan paracetamol. Het voordeel van NSAID’s is
h
h
4 Vioxx is een voorbeeld van een NSAID.
h
h
5 Een kunstgewricht geeft dezelfde bewegingsuitslagen aan een gewricht als een ge-
h
h
6 Pijngedrag is mede afhankelijk van ervaringen uit het verleden.
h
h
7 Een synovectomie is een schoonmaakoperatie in een gewricht.
h
h
8 Door uitvoering van een artroscopie kan een gewrichtsoperatie eventueel achterwe-
h
h
9 Therapietrouw is hoog bij mensen met een chronische ziekte.
h
h
10 Het geven van voorlichting heeft over het algemeen een gunstig effect op therapie-
h
h
echter dat zij tevens een lichte ontstekingsremming geven.
zond gewricht.
ge blijven.
trouw.
Test uw kennis!
Vragen bij hoofdstuk 5
De volgende vragen zijn beweringen waarop u alleen ‘juist’ of ‘onjuist’ kunt antwoorden. Lees elke stelling nauwgezet en kies uw antwoord. De goede antwoorden volgen op de vragen bij hoofdstuk 10. juist
onjuist
1 Putjesvorming (onyxis) in de nagel is een typisch kenmerk van artritis psoriatica.
h
h
2 Bij onycholysis treedt loslating van de nagelplaat van het nagelbed op.
h
h
3 Het halve maantje is onderdeel van de matrix.
h
h
4 De onderste laag van de nagelplaat bestaat uit een harde hoornstof.
h
h
5 Olievlekvorming van de nagels is een specifiek kenmerk van reumatoïde artritis.
h
h
6 Verkalking van de nagels leidt tot verdikking, verbrokkeling en vergeling van de na-
h
h
7 Het gebruik van antibiotica kan verkleuringen van de nagelplaat tot gevolg hebben.
h
h
8 Symptomatische behandeling van een onychogrypose kan niet uitgevoerd worden
h
h
9 Een synoniem van onychogrypose is ramshoornnagel.
h
h
10 De ziekte van Bechterew kent geen specifieke nagelafwijkingen.
h
h
gelplaat.
door een voetverzorger.
Test uw kennis!
Vragen bij hoofdstuk 6
De volgende vragen zijn beweringen waarop u alleen ‘juist’ of ‘onjuist’ kunt antwoorden. Lees elke stelling nauwgezet en kies uw antwoord. De goede antwoorden volgen op de vragen bij hoofdstuk 10.
1 Wanneer een patiënt met reumatoïde artritis wonden aan de voeten heeft, maakt de
juist
onjuist
h
h
h
h
aanwezigheid van kunstgewrichten dit extra risicovol. 2 Een ernstige bijwerking van prednison is het ontstaan van een dunne huid. 3 De meeste patiënten met reumatoïde artritis hebben last van droge voeten.
h
h
4 Na een aanval van acute jicht treedt er na ongeveer 2 tot 10 dagen schilfering met
h
h
jeuk op. 5 Een reumaknobbel is een pijnlijke onderhuidse knobbel.
h
h
6 De ziekte van Raynaud kent kleurveranderingen van de tenen in 3 fasen. De eerste
h
h
fase wordt gekenmerkt door witte tenen. 7 Een standafwijking van de voet kan een gevoelsstoornis veroorzaken.
h
h
8 Bij artritis psoriatica is met name de huid van de buigzijde van armen en benen aan-
h
h
h
h
h
h
gedaan. 9 Bij chronische jicht kunnen urinezuurkristallen (jichttophi) voorkomen. Deze kristallen kunnen door de huid heen zichtbaar zijn. 10 Een typisch kenmerk bij de ziekte van Sjögren is overmatige transpiratie.
Test uw kennis!
Vragen bij hoofdstuk 7
De volgende vragen zijn beweringen waarop u alleen ‘juist’ of ‘onjuist’ kunt antwoorden. Lees elke stelling nauwgezet en kies uw antwoord. De goede antwoorden volgen op de vragen bij hoofdstuk 10. juist
onjuist
1 Bij een hamerteenstand raakt het topje van de teen de grond niet.
h
h
2 Een hallux abductus valgus is een scheefstaande grote teen.
h
h
3 Bij reumatoïde artritis kunnen zwellingen optreden aan vingers en/of tenen. Meestal
h
h
4 ‘Sausage toes’ kunnen optreden bij artritis psoriatica.
h
h
5 De knoopsgatdeformiteit is tegenovergesteld aan de zwanenhalsdeformiteit.
h
h
6 Een supraductusstand van meerdere tenen heeft een verminderde belasting van de
h
h
h
h
h
h
zijn de PIP-gewrichten aangedaan.
bal van de voet tot gevolg. 7 Bij reumatoïde artritis treden er regelmatig zwellingen op aan de tenen. Een siliconenorthese (ring) is aan te raden voor vermindering van de klachten. 8 Kenmerkend voor artritis psoriatica is het optreden van symmetrische gewrichtsontstekingen. 9 Bij de ziekte van Bechterew kan het eerste symptoom bestaan uit hielpijn.
h
h
10 Overmatige transpiratie (hyperhidrose) heeft een negatieve invloed op de bevesti-
h
h
ging van vilt en fleecy web.
Test uw kennis!
Vragen bij hoofdstuk 8
De volgende vragen zijn beweringen waarop u alleen ‘juist’ of ‘onjuist’ kunt antwoorden. Lees elke stelling nauwgezet en kies uw antwoord. De goede antwoorden volgen op de vragen bij hoofdstuk 10. juist
onjuist
h
h
h
h
h
h
4 Een sta-op-stoel wordt vergoed wanneer een patiënt moeite heeft met zitten.
h
h
5 Een scootmobiel dient bij de zorgverzekeraar aangevraagd te worden.
h
h
1 Een onderdeel van gewrichtsbescherming bestaat uit het bevorderen van het gebruik van de kleine gewrichten. 2 De WVG maakt deel uit van activiteiten van de gemeente. Vergoedingen voor het aanpassen van de woning (bijv. het verwijderen van drempels) worden vanuit deze instantie vergoed. 3 In de actieve fase van reumatoïde artritis bestaat de fysiotherapeutische behandeling uit het toepassen van warmtetherapie.
6 Ergonomische handgrepen duwen de vingers in de richting van de duim.
h
h
7 Voor patiënten met reumatische aandoeningen is het aan te raden om zo min moge-
h
h
8 Bij een multidisciplinaire behandeling zijn diverse hulpverleners betrokken.
h
h
9 Het geven voor voorlichting is een belangrijke taak van de Nationale Reumalijn.
h
h
10 Een chronische ziekte gaat vanzelf over na het toedienen van de juiste medicatie.
h
h
lijk te bewegen.
Test uw kennis!
Vragen bij hoofdstuk 9
De volgende vragen zijn beweringen waarop u alleen ‘juist’ of ‘onjuist’ kunt antwoorden. Lees elke stelling nauwgezet en kies uw antwoord. De goede antwoorden volgen op de vragen bij hoofdstuk 10. juist
onjuist
h
h
2 Hoge hakken hebben meer belasting van de voorvoet tot gevolg.
h
h
3 Met een verbrede voorvoet kan men het beste één tot twee maten grotere schoenen
h
h
h
h
h
h
h
h
7 Overmatige druk op de inlay uit zich door een lichte verkleuring van het leer.
h
h
8 Door een vlak looppatroon wordt een goede schokdemping bevorderd.
h
h
1 De eerste verstrekking van orthopedisch schoeisel wordt voorgeschreven door de huisarts.
kopen. 4 Een afwikkelbalk die proximaal van de kopjes van de middenvoetsbeentjes geplaatst is, veroorzaakt een vermindering van belasting van de voorvoet. 5 Hoe verder de afwikkelbalk naar de voorzijde van de schoen (distaal) is geplaatst des te korter de staplengte. 6 Bij een ondersteuning van de mediale voetboog wordt de verende werking van de boog bevorderd.
9 Tijdens de afwikkeling worden de voeten langer.
h
h
10 Bij een verstijfde kanteling van het hielbeen (calcaneus) naar de binnenzijde (rigide
h
h
valgusstand) wordt een corrigerende inlay toegepast.
Test uw kennis!
Vragen bij hoofdstuk 10
De volgende vragen zijn beweringen waarop u alleen ‘juist’ of ‘onjuist’ kunt antwoorden. Lees elke stelling nauwgezet en kies uw antwoord. De goede antwoorden volgen op de vragen bij hoofdstuk 10. juist
onjuist
h
h
2 De anamnese is het vraaggesprek bij aanvang van de screening.
h
h
3 Ochtendstijfheid en startstijfheid zijn bij een reumapatiënt hetzelfde fenomeen.
h
h
4 Het palperen van de temperatuurverschillen tussen beide voeten heeft als doel te be-
h
h
h
h
h
h
h
h
h
h
h
h
h
h
1 Een van de doelstellingen van het screenen van de voeten van een reumapatiënt is het vaststellen of voetverzorging door een professionele voetverzorger wel noodzakelijk is.
oordelen of er een actief reumatisch proces gaande is. 5 De test met het monofilament kan zowel met een monofilament van 10 gram als van 1 gram uitgevoerd worden. De uit de test verkregen informatie is gelijk en even waardevol. 6 Door een dynamische blauwdruk te maken van uw cliënt met reumatische klachten, krijgt u een indruk van de eventueel veranderde voetvorm. 7 Bij het beoordelen van de lengte van een damesschoen met een hakhoogte van 4 cm is het gebruik van een binnenmaatstok de beste methode. 8 Voor een cliënt met fibromyalgie, die zeer snel moe is, is het dragen van schoenen met een stevig contrefort (hielpartij) een echte noodzaak. 9 Het geven van voorlichting dient bij voorkeur zowel mondeling als schriftelijk te gebeuren. 10 De frequentie van screening van de voeten bij mensen met een reumatische aandoening moet ten minste jaarlijks plaatsvinden.
Test uw kennis!
Antwoorden
Antwoorden bij hoofdstuk 1 1 juist 2 onjuist 3 onjuist 4 juist 5 onjuist 6 onjuist 7 juist 8 juist 9 onjuist 10 juist
Antwoorden bij hoofdstuk 2 1 onjuist 2 onjuist 3 juist 4 onjuist 5 juist 6 juist 7 juist 8 onjuist 9 juist 10 onjuist
260
voeten en reuma
Antwoorden bij hoofdstuk 3 1 onjuist 2 juist 3 juist 4 juist 5 juist 6 juist 7 onjuist 8 onjuist 9 onjuist 10 juist
Antwoorden bij hoofdstuk 4 1 onjuist 2 juist 3 juist 4 onjuist 5 onjuist 6 juist7 7 juist 8 onjuist 9 onjuist 10 juist
Antwoorden bij hoofdstuk 5 1 juist 2 juist 3 juist 4 onjuist 5 onjuist 6 onjuist 7 juist 8 onjuist 9 juist 10 juist
10 test uw kennis!
Antwoorden bij hoofdstuk 6 1 juist 2 juist 3 onjuist 4 juist 5 onjuist 6 onjuist 7 juist 8 onjuist 9 juist 10 onjuist
Antwoorden bij hoofdstuk 7 1 onjuist 2 onjuist 3 juist 4 juist 5 juist 6 onjuist 7 onjuist 8 onjuist 9 juist 10 juist
Antwoorden bij hoofdstuk 8 1 onjuist 2 juist 3 onjuist 4 onjuist 5 onjuist 6 juist 7 onjuist 8 juist 9 juist 10 onjuist
261
262
voeten en reuma
Antwoorden bij hoofdstuk 9 1 onjuist 2 juist 3 onjuist 4 onjuist 5 onjuist 6 juist 7 onjuist 8 juist 9 juist 10 onjuist
Antwoorden bij hoofdstuk 10 1 onjuist 2 juist 3 onjuist 4 juist 5 onjuist 6 onjuist 7 onjuist 8 juist 9 juist 10 juist
Bronvermelding
De auteurs van dit boek hebben de kennis die in Voeten en reuma is verwerkt, verkregen dankzij een stroom van informatie, die zij zich in de loop der jaren eigen hebben gemaakt. Tevens is gebruik gemaakt van: Akker, Th.W. van den (1997). Het syndroom van Sjögren: ook huidafwijkingen. Nederlands tijdschrift voor Dermatologie & Venereologie, 7, 269272. Deland, J.T. & Wood, B. Rheumatology (ch. 28: Foot pain, p. 466-468). Folders Nationaal Reumafonds. Grifka, J.K. (1997). Shoes and insoles for patients with rheumatoid foot disease. Clinical Orthopaedics and related research, 340, 18-25. Herrick, A.L. & Clark, S. (1998). Quantifying digital vascular disease in patients with primary Raynaud’s phenomenon ans systemic sclerosis. Annals of the Rheumatic Diseases, 57, 70-78. Klippel, J.H. & Dieppe, P.A. Practical Rheumatology. Mason, M. & Currey, H. (1973). Klinische reumatologie (p. 27-29, 103). Leiden: Stafleu’s wetenschappelijke uitgeversmaatschappij. Plinck, E. & Peereboom-Wynia, J.D.R. Nagelafwijkingen, diagnose en differentiaaldiagnose. Janssen-Cilag. Postema, K. Orthopedisch maatschoeisel in de medische praktijk. Reuma & Trauma, 16, 11992, 14-18. Singh, D., Bentley, G. & Trevino, S.G. (1996). Fortnightly review: Callosities, corns, and calluses. British Medical Journal, 312, 1403-1406. Wessinghage, D. Pocket Atlas of Rheumatology (p. 94-111). Wollina, U., Barta, U., Uhlemann, C. & Hein, G. (1999). Nagelveränderungen bei rheumatischen Erkrankungen. Der Hautarzt, 8, 549-555.
Dit boek kwam voorts tot stand met fotografische bijdragen van: Angela Aprea Opleiding Podotherapie Firma Buchrnhornen Firma Boeren Medical Firma Bosman
M.A. van Putten, I.H.J. Ruys, Voeten en reuma, 10.1007/978-90-313-6624-8, © 2008 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
264
voeten en reuma
Robert van Lith Ton Wessels J. van der Stek, medisch fotograaf, Rotterdam Pieter Kouwenberg en Frans Buchrnhornen leverden zeer gewaardeerde bijdragen aan hoofdstuk 9.
Ruimte voor aantekeningen
M.A. van Putten, I.H.J. Ruys, Voeten en reuma, 10.1007/978-90-313-6624-8, © 2008 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
Register
A ACTH (adrenocorticotroop hormoon) 61 acuut reuma 15, 49, 103 AD (arthrosis deformans) 46, 118, 190 adrenocorticotroop hormoon (ACTH) 61 afweercellen 34 algemene malaise 32 anamnese 35, 61, 186, 188, 191 anti-ontstekingsmedicijnen 76 antireumatica 78, 79 AP (artritis psoriatica) 41, 98, 100, 108, 122, 139, 142 arteriitis 119 arthritis urica 49, 127 arthrosis deformans (AD) 46, 118, 190 artralgie 14, 16 artritis 14, 16 –, artritis psoriatica (AP) 41, 98, 100, 108, 122, 139, 142 –, juveniele chronische artritis (JCA) 37, 38, 39 –, reumatoïde artritis (RA) 32, 68, 70, 96, 97, 113, 116, 139, 141, 163 –, juveniele chronische artritis (JCA) 43 artroscopie 85 artrose 14, 17, 22, 29, 46, 70, 138, 190 auto-immuunziekte 34, 127 autorijden 147 B Beau’s lines 103 Bechterew, ziekte van 30, 39, 41, 141, 142, 157, 166 bewegingsapparaat 14, 19, 23, 27 bezinkingssnelheid (BSE) 34, 46 bijwerkingen van pijnstillers 72 blauwdruk 186
–, dynamisch 199 –, statisch 199 bloeding, subunguaal 97 bloeduitstorting zie hematoom 97 bot, subchondraal 21, 22 botontkalking zie osteoporose 79 boutonnièredeformiteit zie knoopsgatdeformiteit 134 brace 148 bradykinine 25 Breemen zie Jan van Breemen 27 BSE (bezinkingssnelheid) 34, 46 bunion 140 bunionette 140 bursa zie ook slijmbeurs 23, 56, 66, 67, 113, 117, 137 bursitis zie slijmbeursontsteking bursitis, traumatisch 66 C calcinose 126 calor 16 capsulitis 17 capsulopathie 17 chronisch 16, 37, 42, 50, 58, 63, 73, 74, 78, 142, 148, 164, 189, 189, 211, 212 codeïne 75 contra-indicatie 83 contra-indicatie voor operatie 81, 82, 83, 105 contractuur 126 contrefort 170, 203 copinggedrag 149 corticosteroïden 79, 128, 142 cortisol 61 COX-II-remmers 78 creatinefosfaat (CRP) 34 crepitatie 17, 48
M.A. van Putten, I.H.J. Ruys, Voeten en reuma, 10.1007/978-90-313-6624-8, © 2008 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
268
voeten en reuma
CRP (creatinefosfaat) 34 cursussen 63
gewrichtssmeer zie synovia 20 gewrichtsvloeistof 20, 23 grondzoolpatroon 202
D deformiteit 134, 139 –, knoopsgat-/boutonnière- 133, 134, 139, 143 –, zwanenhals- 134, 139 degeneratie 16, 17, 46, 54, 64 diabetes mellitus 51, 79, 108, 126, 157, 177 diartrose 19 diffusie 20 DIP- (distale interfalangeale) gewrichten 42, 47, 118, 132, 133, 143, 142 DIP-gewrichten 32 disease modifying anti-rheumatic drugs (DMARD’s) 78 distorsie 58 DMARD’s (disease modifying anti-rheumatic drugs) 78 dolor 16 doorzettingsvermogen 148 dorsale flexie 19, 133, 138, 178 Dupuytren, ziekte van 53, 59
H half maantje 94, 97 hallux limitus 138, 139 hallux rigidus 139, 143 hallux valgus 138 helping hand 153, 171 hematoom 97 hemofilie 16 hemolytische anemie 43 hielpijn 39 histamine 25 hormonen 34 houdingsafwijking 54, 59 huisarts 36, 69, 106, 107, 126, 161, 179, 187, 209 huishoudelijk werk 152, 153 huisschoen 177 hyperextensie 133, 134, 135 hyperhidrose 116 hyponychium 94, 95, 100
E educatie 149 endorfinen 25 enthesiopathie 17 enthesitis 17 eponychium 94, 95 ergotherapeut 36, 63, 69, 72, 81, 149, 158 erythema palmare 32, 116, 120 extensie 19, 132
I ijstherapie 167 immobilisatie 148, 178 implantaat 87 implementatie artroplastiek 85 infraductusstand 134, 136, 139, 140 insertie 23, 55 insertietenalgie 17 internet 155, 188
F fasciitis plantaris 66, 142 fenomeen van Raynaud 45, 121, 125, 127 fibromyalgie 31, 49, 53, 60, 61, 63 fibrose 40 fibula 19 fiets 150 fysiotherapie 26, 63, 65, 151, 188
J Jan van Breemen 27 Jan van Breemen Instituut 28 JCA (juveniele chronische artritis) 37, 38, 39, 43 jeugdreuma zie JCA (juveniele chronische artritis) 37 jeuk 128, 156 jicht 31, 49, 51, 51, 68, 101, 109, 122, 127, 139, 143, 156, 164 juveniele chronische artritis (JCA) 37, 38, 39, 43
G gewrichtspijn 14, 43, 54, 167 gewrichtsreuma 14
269
10 register
K kaliloog 107 kijkoperatie 86 klimaat 55, 60 klittenbandsluiting 170 knoopsgatdeformiteit 133, 134, 139, 143 KOH-preparaat 107 kruk 155, 156 –, zadel- 168 kunstgewricht 72, 81, 82, 84, 85, 86, 129 kussens (zit-) 156 kuuroord 157 L lage rugpijn 53, 58, 59 Ledderhose, ziekte van 53, 59 leefstijl 158 leuconychia 101, 109 ligamenten 21, 22, 57 likdoorn 112, 114, 129, 137, 144, 165, 169, 181 lokale sclerodermie 44 lumbago zie lage rugpijn lunula zie half maantje M maatschappelijk werk 37, 69, 149, 158 maceratie 113 matrix 94, 97 mechanische stimulatie 25 melanoom 108 membrana fibrosa 21, 22, 23, 24, 56, 57 membrana synovialis 21, 23, 56, 57, 84 meniscus 22 monoarticulair 16, 189 monofilament, Semmes Weinstein 121, 184, 195, 197 MTP-gewricht 35, 131, 140, 143 MTP1-gewricht 50, 87, 138, 143 multidisciplinaire samenwerking 37, 69, 158, 179, 212 myalgie 17 myopathie 17 myositis 17 N nagelplaat 94, 95, 97, 98, 100, 101, 102, 103, 105, 106, 108, 109
Nationaal Reumafonds 28, 159, 163 nattechniek 101, 106, 114 nettoyage 83 noduli –, reumatoïde noduli zie reumaknobbel –, van Bouchard 47, 118 –, van Heberden 47, 118 NSAID’s (non steroidal anti inflammatory drugs) 76, 77, 164 O ochtendstijfheid 32, 36, 46, 47, 61, 76, 190 olievlekvorming 99, 100, 108 oligoarticulair 17, 38, 189 ontstekingsreuma 29, 30 onychogrypose 97, 110 onychomycose 96, 101, 108 onychorrhexis 97, 102, 109 onyxis 98, 109 operatie-indicatie 81 origo 23, 55 orthese 115, 135, 145, 160, 179 orthese, siliconen- 138, 144, 146 orthopedisch schoeisel 129, 146, 176, 177, 179, 208 orthopedisch schoeisel, eigen bijdrage 180 orthopedisch schoenmaker 115, 179, 180 osteoporose 79 osteotomie 84 overstrekking zie hyperextensie P pachyonychia 97, 108, 109, 110 paracetamol 75, 77 peesschede 17, 23, 57 peesschedeontsteking 49, 53, 63, 120 pericarditis 43 periost 21 pes planovalgus 139 pijnstillers 26, 63, 74, 76 pijnstillers, bijwerkingen 72 PMR (polymyalgia rheumatica 45 PMR (polymyalgia rheumatica) 30 podotherapeut 37, 66, 69, 72, 81, 83, 87, 90, 105, 115, 129, 138, 144, 146, 149, 158, 159, 179, 184, 187, 204 podotherapeut, maatschappelijke positie 212
270
voeten en reuma
polyarticulair 38, 189 polyartritis rheumatica acuta 49 polymyalgia rheumatica (PMR) 30, 45 postinfectieus 15 prednison 79, 96, 128 prostaglandinen 25 psychogeen reuma 60 psycholoog 37, 69, 149 PUVA-kuur 100, 162 R RA (reumatoïde artritis) 32, 68, 70, 84, 96, 97, 113, 116, 139, 141, 163 Raynaud, fenomeen van 45, 121, 125, 127 redressering 178 referred pain 48 Reiter, ziekte van 101, 121, 125, 139, 143 Remanit-draad 105 resectie 84 reuma, acuut 15, 49, 103 reumaconsulent 37, 69, 149 reumafobie 18 reumaknobbel 32, 97, 116, 117, 173 Reumapatiëntenbond 28, 160 reumatoïde artritis (RA) 32, 68, 70, 96, 97, 113, 116, 139, 141, 163 reumatoïde noduli zie reumaknobbel 117 revalidatiearts 36, 69, 149, 179 revalidatieschoeisel 177 revisieoperatie 87 risicofactoren 184 rollator 161 rubor 16 rupturen 32 röntgenfoto 34, 38, 85, 118, 167 S SA (spondylitis ankylopoetica) zie ook (ziekte van) Bechterew 30, 39 schoenadvies 68, 91, 138, 144, 209 schoenen 66, 68, 72, 84, 91, 111, 115, 116, 129, 139, 165, 169, 171, 185, 189, 190, 203 schoenenspreekuur 179 schoenlepel 161 schuurpapiernagels 100, 102, 110 sclerodermie 15, 30, 43, 45, 102, 110, 121, 126 –, lokaal 44
screening 88, 184, 185, 204 screeningsformulier 183, 185, 188, 191, 204 semi-orthopedisch schoeisel 177, 179 Semmes-Weinstein monofilament 121, 184, 195, 197 shore-waarde 145 Sjögren, syndroom van 30, 43, 102, 122, 125, 127 SLE (systemische lupus erythematodes) 30, 43, 104, 127 slijmbeurs 23, 33, 56, 66, 113, 117, 137 slijmbeursontsteking 25, 31, 49, 53, 57, 66, 68, 139 spierbuik 23, 55 spit zie lage rugpijn spondylitis 30, 39 spondylitis ankylopoetica (SA) zie ook (ziekte van) Bechterew 30, 39 sta-op-stoel 161 standafwijking 25, 32, 120, 131, 133, 138, 139, 152 Still, ziekte van 38 strekspasme 178 streptokok 49 stress 50, 54, 125, 191 stresshormoon 61 subacuut 16, 189 subchondraal bot 21, 22 subunguale bloeding 97 supraductusstand 134, 135, 139 symptomatische behandeling 14, 26, 62, 104, 115, 115, 125 synartrose 19 syndroom van Sjögren 30, 43, 102, 122, 125, 127 synovectomie 83 synovia 20, 21, 23, 73 synoviale membraan zie membrana synovialis 23 systeemziekte 29, 30, 43 systemische lupus erythematodes (SLE) 30, 43, 104, 127 T teleangiëctasieën 45 tenalgie 17 tendinitis 17, 31, 49, 53, 63
271
10 register
tendinose 17 tendopathie 17, 64 tendovaginitis 17, 64 tenotomie 84 thematisch schoeisel 177 thuiszorg 37, 162 thuiszorgwinkel 147 tibia 19 toilet 162, 163 tophi 50, 127 traumatische bursitis 66 tumor 16, 108 U ulnaire deviatie 134, 137, 139, 152, 155 ulnaire deviatie zie ook windswept deformatie 155 ultraviolet 162 urinezuur 49, 51, 164 urinezuuruitscheiding 50, 143 V valgiseren 170 vasculitis 96, 104, 127 verbandschoeisel 177 verbindweefseling zie fibrose vergoeding 63, 156, 163 vermoeidheid 46, 60, 70, 156, 163, 189, 191 vetersluiting 170
vilttherapie 112, 115, 129, 144, 160, 172, 173 voeding 164 voetverzorger 10, 18, 37, 59, 68, 69, 81, 83, 87, 96, 104, 106, 107, 114, 126, 145, 158 voetverzorger, maatschappelijke positie 211 vollemaansgezicht 79 W wandelstok 155, 166 warmte 16, 48, 57, 59, 72, 112, 166, 190, 194 waterbed 166 weersomstandigheden 34 wekedelenreuma 15, 29, 31, 49, 53, 68, 70 windswept deformatie 134, 137, 139, 140, 141, 143 worstentenen 143, 143 X X-foto zie röntgenfoto 167 Z Z-deformiteit 134, 135 zadel 167 ziekte van Bechterew 30, 40, 42, 141, 142, 157, 166 zadelkruk 168 ziekte van Reiter 101, 121, 125, 139, 143 ziekte van Still 38 zwanenhalsdeformiteit 134, 134, 139
272
voeten en reuma