SCHOOLWETGEVING Module: ‘Identiteit in ontwikkeling’
DE KINDERRECHTEN Op 20 november 1989 werd het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind door de Verenigde Naties goedgekeurd. De internationale controle op de naleving van het Kinderrechtenverdrag gebeurt door het Comité voor de Rechten van het Kind te Genève. Dit Comité van de Verenigde Naties is samengesteld uit tien onafhankelijke deskundigen. Elke Staat die het Verdrag geratificeerd heeft, moet op regelmatige tijdstippen een rapport opstellen over de situatie van kinderrechten in het eigen land. Dit rapport wordt dan ter bespreking voorgelegd aan het Comité. Met dit rapport kunnen landen ook hulp en advies vragen om sommige bepalingen van het Verdrag te realiseren. De Vlaamse kinderen hebben een spreekbuis gekregen naar het Vlaams Parlement via de oprichting van het Kinderrechtencommissariaat. Er is een Vlaamse Kinderrechtencommissaris die werkt aan de belangenbehartiging en de verdediging van de rechten van het kind. Op basis van de contacten met verschillende gesprekspartners uit het middenveld en op basis van de meldingen van kinderen en jongeren doet het Kinderrechtencommissariaat structurele aanbevelingen aan het Vlaams Parlement in een jaarlijks verslag. Dit verslag moet ook verspreid worden naar het grote publiek. Naar kinderen en jongeren moet er een vertaling zijn, zodat zij goed begrijpen waar het Kinderrechtencommissariaat voor staat. De rechten en plichten van ouders en hun schoolgaande kinderen staan beschreven in de infobrochure en het schoolreglement. Er is ook een omzendbrief die het ouderlijk gezag beschrijft in onderwijsaangelegenheden. Ook kinderen die uit het buitenland komen, hebben rechten als zij verblijven op ons grondgebied. Zo organiseert de Vlaamse overheid het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers om hen vertrouwd te maken met de onderwijstaal. Er is trouwens recht op onderwijs voor alle kinderen die op het Belgisch grondgebied verblijven, ook voor de kinderen van mensen die hier illegaal aanwezig zijn. Het Vlaams onderwijsbeleid wil hier bij aansluiten door het recht op onderwijs, als internationaal gewaarborgd en fundamenteel recht op onderwijs te vrijwaren voor alle kinderen, ook deze zonder een wettig verblijfsstatuut. Decreet van 15.05.1991 houdende goedkeuring van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, aangenomen te New York op 20.11.1989 Decreet van 15.07.1997 kinderrechtencommissariaat en kinderrechtencommissaris
houdende instelling
oprichting van het
van ambt
een van
Decreet van 18.07.2008 houdende het voeren van een Vlaams jeugd- en 1
kinderrechtenbeleid BaO/2002/01 (08.02.2002)
-
Informatie
bij
eerste
inschrijving
en
schoolreglement
BaO/2006/03 - Onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers (30.06.2006) GD/2003/03 – Het recht verblijfsstatuut (24.02.2003)
op
onderwijs
voor
kinderen
zonder
wettig
NO/2005/01 (13AC) – Ouderlijk gezag in onderwijsaangelegenheden
HET INSCHRIJVINGSRECHT Vanaf 1 september 2012 geldt een nieuw inschrijvingsrecht in Vlaanderen. Het inschrijvingsrecht is een ‘set regels’ waardoor de maatschappij er zich van verzekert dat kinderen op een correcte wijze in scholen ingeschreven worden. Het geeft aan zowel schoolbesturen als leerlingen en ouders meer rechtszekerheid bij het inschrijvingsproces. Deze set regels houdt ook rekening met de diversiteit aan scholen en regio’s en voorziet daarom verschillende (keuze)mogelijkheden zodat scholen/regio’s maximaal kunnen inspelen op de lokale context. Uitgangspunten van het inschrijvingsrecht ° het realiseren van optimale leer- en ontwikkelingskansen voor alle leerlingen (voor het basisonderwijs moeten kinderen deze optimale leer- en ontwikkelingskansen in een school in hun buurt kunnen vinden); ° het vermijden van uitsluiting, segregatie en discriminatie; ° het bevorderen van sociale mix en cohesie; ° Brussel-Hoofdstad: bescherming van de gelijke onderwijsen inschrijvingskansen voor Nederlandstaligen + behoud van het Nederlandstalig karakter van het door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs. RECHT OP INSCHRIJVING Elke leerling heeft recht op inschrijving in de school of vestigingsplaats, gekozen door zijn ouders. Als de leerling ouder dan 12 jaar is, dan gebeurt de schoolkeuze in samenspraak met de leerling. Leerlingen die voldoen aan de toelatingsvoorwaarden en wiens ouders het pedagogisch project en het schoolreglement voor akkoord hebben ondertekend, worden chronologisch ingeschreven. Indien leerlingen met een verslag voor toegang tot het buitengewoon onderwijs zich willen inschrijven in het gewoon onderwijs, maakt het verslag deel uit van de informatie die de ouders overmaken aan de school bij de inschrijving. De school verbindt zich er dan toe een overleg te organiseren met de ouders, het CLB en de klassenraad.
2
De inschrijving van een leerling in een school geldt voor de duur van de hele schoolloopbaan in die school. Uitschrijving kan enkel bij: - definitieve uitsluiting als tuchtmaatregel; - uitschrijving aan het einde van het schooljaar omwille van een nietakkoordverklaring met een gewijzigd schoolreglement; - een schoolverandering. Het schoolbestuur kan wel aan zijn leerlingen vragen om jaarlijks te bevestigen of zij ingeschreven wensen te blijven. Op basis hiervan kan het schoolbestuur de verdeling van de leerlingen over de verschillende klasgroepen organiseren en het volgende schooljaar optimaal voorbereiden en plannen. De leerling en/of zijn ouders zijn niet verplicht deze vraag te beantwoorden. Op basis hiervan kan een leerling nooit uitgeschreven worden. Het schoolbestuur van een basisschool waar de capaciteit van het kleuteronderwijs groter is dan deze van het lager onderwijs kan er toch voor opteren om bij de overgang tussen beide onderwijsniveaus een herinschrijving te vragen ook al gaat het om één en dezelfde school. Ouders weten dan bij voorbaat dat de leerlingen van het kleuteronderwijs niet automatisch doorstromen naar het lager onderwijs van dezelfde school. Bij de herinschrijving gelden de regels van een nieuwe inschrijving, inclusief de voorrangsregeling. CAPACITEIT BEPALEN Elke basisschool in Vlaanderen is verplicht capaciteit te bepalen en bekend te maken. Capaciteit is het totaal aantal leerlingen dat een schoolbestuur als maximaal aantal leerlingen ziet. Een school bepaalt zelf haar capaciteit(en). Ze doet dat vóór de start van de inschrijvingen, en moet deze capaciteiten bekend maken aan alle belanghebbenden (CLB, ouders, eventueel het lokale bestuur, enz.). De school communiceert de capaciteiten minstens aan het LOP, dat de verdere communicatie aan de belanghebbenden eventueel kan opnemen. Het LOP kan daarover afspraken maken.
De school MOET capaciteit bepalen □ op schoolniveau; □ per vestigingsplaats; □ per onderwijsniveau (kleuter- en lager onderwijs). De school MAG daarnaast ook capaciteit bepalen □ per geboortejaar (mag alleen in het kleuteronderwijs); □ per leerjaar (mag alleen in het lager onderwijs); □ voor anderstalige nieuwkomers (min. 4 voor scholen/vestigingsplaatsen met capaciteit tem 100lln, min. 8 voor scholen/vestigingsplaatsen met capaciteit vanaf 101lln)
3
Scholen, gelegen op een campus, kunnen capaciteit bepalen en een inschrijvingsregister hanteren op niveau van de campus. De capaciteiten worden dan op niveau van de campusschool op dezelfde niveaus vastgelegd als hierboven aangegeven. Aanpassen van de capaciteit Na de start van de inschrijvingen kan de school beslissen om haar capaciteit te verhogen, ook wanneer de school reeds leerlingen heeft geweigerd op basis van capaciteit. Dit kan enkel mits toestemming van het LOP. Hierover worden binnen het LOP afspraken gemaakt. Opgelet! Indien er leerlingen geweigerd werden, moeten bijgekomen plaatsen eerst ingevuld worden met de leerlingen die in het inschrijvingsregister staan als niet-gerealiseerde inschrijvingen (in chronologische volgorde). Een school kan nooit de capaciteit verlagen na de start van de inschrijvingsperiode. Na de start van de inschrijvingen kan de school beslissen om haar capaciteit te verhogen, ook wanneer de school reeds leerlingen heeft geweigerd op basis van capaciteit. De capaciteit verhogen kan op voorwaarde dat de andere scholen in de gemeente op de hoogte gebracht worden van de capaciteitsverhoging (buiten een LOP-gebied). Opgelet! Indien vóór de capaciteitsverhoging, reeds leerlingen geweigerd werden, moeten de bijgekomen plaatsen eerst ingevuld worden met de leerlingen die in het inschrijvingsregister staan genoteerd als niet-gerealiseerde inschrijvingen (in chronologische volgorde). Een school kan nooit de capaciteit verlagen na de start van de inschrijvingsperiode. CONTINGENTERING EN SOCIALE MIX Sociale mix is één van de uitgangspunten van het inschrijvingsrecht. Het instrument om die sociale mix te realiseren is de dubbele contingentering (=voorrangsperiode voor indicator- en niet-indicatorleerlingen). Doel van de dubbele contingentering is te komen tot een evenredige verdeling van indicator- en niet-indicatorleerlingen over de scholen in hetzelfde gebied en/of tot een weerspiegeling van de buurt. Elke school voor gewoon onderwijs in LOPgebied is verplicht de dubbele contingentering toe te passen voor de ‘instroomjaren’: □ De twee jongste geboortejaren in het kleuteronderwijs □ Het eerste leerjaar van het lager onderwijs (ook in basisscholen) Voor de overige geboortejaren en leerjaren mag een school ook dubbele contingentering toepassen, maar is ze daartoe niet verplicht. Een school buiten het LOP-gebied is niet verplicht om een voorrangsperiode voor indicator- en niet-indicatorleerlingen te organiseren, maar mag dit uiteraard wel.
4
Indicator- en niet-indicatorleerlingen Een indicatorleerling is een leerling die aan één van deze twee, of aan beide indicatoren voldoet: □ Het gezin ontving een schooltoelage tijdens het schooljaar vóór het schooljaar waarvoor de leerling zich inschrijft, of het schooljaar dààrvoor. □ De moeder heeft géén diploma secundair onderwijs, getuigschrift van het tweede jaar van de derde graad, of daarmee gelijkgesteld studiebewijs. Een leerling die aan geen van beide elementen voldoet is een nietindicatorleerling. Dubbele contingentering:
Stap 1: Binnen het LOP worden afspraken gemaakt over de concretisering van de dubbele contingentering. Buiten een LOP-gebied kiest een school zelf of ze dubbele contingentering toepast of niet. Enkel aanmeldende scholen zijn verplicht tot dubbele contingentering. Het LOP (of het schoolbestuur buiten een LOP-gebied) houdt in ieder geval rekening met de relatieve aanwezigheid (=% indicator- en nietindicatorleerlingen binnen de scholen van (een deelgebied van) het LOP). Ook andere elementen kunnen in overweging genomen worden bij de bepaling van de contingenten. Doelstelling moet echter altijd zijn te komen tot sociale mix en segregatie te vermijden of te doorbreken. Stap 2: Een school bepaalt, op de door het LOP afgesproken manier, binnen haar capaciteit twee contingenten. 1. het contingent van leerlingen dat beantwoordt aan minstens één indicator (= contingent indicatorleerlingen); 2. het contingent van leerlingen dat aan geen van beide indicatoren beantwoordt (= contingent niet-indicatorleerlingen). Stap 3: Zittende leerlingen en reeds ingeschreven leerlingen per contingent bepalen De school brengt zittende leerlingen en de leerlingen van de voorgaande voorrangsgroepen (broers/zussen, kinderen van personeel) onder in het contingent waartoe ze behoren, om het aantal vrije plaatsen per contingent te bepalen. Stap.4: Voorrang voor indicator- en niet-indicatorleerlingen De leerlingen die zich komen inschrijven, worden ingeschreven in het contingent waartoe ze behoren. Indien een van beide contingenten (bijv. A) bereikt is, kan de school enkel nog leerlingen van het andere contingent (B) inschrijven. De leerlingen die zich nog komen aanbieden voor het contingent A worden ‘uitgesteld ingeschreven’. Indien er aan het einde van de voorrangsperiode bijvoorbeeld nog 4 plaatsen
5
vrij zijn in contingent B, kunnen de 4 eerste leerlingen uit contingent A die uitgesteld ingeschreven werden alsnog definitief worden ingeschreven.
Inschrijvingsperiodes en startdata: wie schrijf ik wanneer in? Binnen een LOP worden afspraken gemaakt over de inschrijvingsperiodes. Doel is te komen tot een gemeenschappelijk inschrijvingsbeleid in de scholen. LOP’s kunnen dus specifieke data of bijkomende afspraken vastleggen, maar respecteren daarbij steeds het decreet inschrijvingsrecht. Buiten een LOP-gebied bepaalt het inschrijvingsrecht enkel dat specifieke groepen voorrang hebben bij de inschrijvingen. Ook de volgorde van deze groepen is decretaal vastgelegd. Eerst de voorrangsgroepen, dan de vrije inschrijvingen!
Volgorde van de voorrang in het gewoon basisonderwijs
Verplichting of keuze
Duur van de voorrangsperiode
Leerlingen van dezelfde leefentiteit (‘broers en zussen’)
verplicht
minimum 2 weken
Kinderen van personeel.
verplicht
geen minimumduur
Enkel voor Brussel: Nederlandstaligen (= kinderen met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is)
verplicht
minimum 2 weken
Binnen een LOP: verplicht voor de ‘instroomjaren’ Buiten een LOP: enkel verplicht voor aanmeldende
minimum 2 weken
Indicator- en niet-indicatorleerlingen
6
scholen Starten met inschrijven: Een leerling kan ten vroegste worden ingeschreven in het schooljaar, voorafgaand aan het schooljaar waarvoor men inschrijft. Bij het bepalen van de startdatum van de inschrijvingen zijn er twee basisregels: Binnen een LOP: 1. De volgorde van de voorrangsgroepen en de vroegste startdata daarvan worden gerespecteerd. Voorrangsgroepen kunnen worden samengenomen en/of er kan vroeger gestart wordt met inschrijven, maar dan is de school verplicht elke leerling die zich aanmeldt (uit de betreffende groepen) in te schrijven. 2. De startdata van de voorrangsperiodes en de vrije inschrijvingsperiode zijn voorwerp van afspraken binnen het LOP. Buiten een LOP: 1. Beginnen met de voorrangsgroepen ‘broers en zussen’ en ‘kinderen van personeel’ 2. Om de datum waarop u start met inschrijven te kunnen bepalen, moet je eerst een inschatting maken van de vraag naar het aantal inschrijvingen in uw school. Onderstaand schema geeft de decretaal bepaalde vroegste startdata weer. LOP’s kunnen beslissen later te starten met inschrijven, maar niet vroeger.
Vanaf de 1e schooldag van september (van het voorafgaande schooljaar)
Binnen een LOP: De school KAN kinderen uit de voorrangsgroepen (‘broers en zussen’, en ‘kinderen van personeel’) apart of samen inschrijven. Voorwaarde: de school mag geen enkele leerling uit die groepen weigeren. Buiten een LOP: De school KAN alle kinderen inschrijven vanaf 1 september.
Ten vroegste vanaf 1ste schooldag van maart (van het voorafgaande schooljaar)
Binnen een LOP: De school schrijft alle kinderen in en begint daarbij met de voorrangsgroep indicator- en niet-indicatorleerlingen. De school KAN voorrangsgroepen samen nemen. Voorwaarde: de school mag geen enkel kind uit die groepen weigeren. De school MOET dubbele contingentering toepassen
7
Buiten een LOP: De school schrijft alle kinderen in en begint daarbij met de voorrangsgroepen. De school KAN voorrangsgroepen samen nemen. Voorwaarde: de school mag geen enkel kind uit die groepen weigeren. De school KAN dubbele contingentering toepassen
WEIGEREN U noteert elke leerling die zich aandient voor inschrijving op een registerblad van het inschrijvingsregister. Zolang de capaciteit niet bereikt is, gaat het om een gerealiseerde inschrijving. Indien de capaciteit bereikt is, of er eventueel een andere reden is waarom u de inschrijving niet kan realiseren, gaat het om een niet-gerealiseerde inschrijving (=’weigering’). Een leerling weigeren kan enkel in decretaal bepaalde gevallen.
Een school MOET een leerling weigeren: • als de leerling niet aan de toelatingsvoorwaarden voldoet (op het moment van de instap); • als de inschrijving er op gericht is om continu te alterneren tussen verschillende scholen; • als de capaciteit is bereikt. Een school in het basisonderwijs KAN (maar moet niet) daarnaast enkel een leerling weigeren: •
• •
als de leerling omwille van tucht uitgesloten is geweest in die school (in de loop van het voorvoorgaand, het voorgaand of het lopend schooljaar); als de vooraf bepaalde capaciteit voor anderstalige nieuwkomers is bereikt; als de leerling een inschrijvingsverslag voor het buitengewoon onderwijs heeft en na afweging de draagkracht van de school te beperkt blijkt te zijn.
8
AANMELDEN Aanmelden is het kenbaar maken van een intentie tot inschrijven voor een bepaald schooljaar in één of meerdere scholen of vestigingsplaatsen waarbij een volgorde van keuze wordt aangeven. Aanmelden kan in één school of tegelijk voor meerdere scholen of vestigingsplaatsen (= centrale aanmeldingsprocedure). Een aanmeldingsdossier van een school, gelegen binnen LOP-gebied, moet worden goedgekeurd door het LOP – ook wanneer het om een individuele school gaat die wenst aan te melden. De redenen om gebruik te maken van een aanmeldingsprocedure zijn tweeledig: □ optimaliseren van het inschrijvingsproces; □
streven naar sociale mix
De LOP’s van Antwerpen, Brussel en Gent zijn verplicht tot aanmelden.
Buiten een LOP-gebied: Indien aangemeld wordt, MOET ook gestreefd worden naar sociale mix via dubbele contingentering.
Ordenen van de aangemelde leerlingen: Aangemelde leerlingen worden geordend aan de hand van een aantal decretaal bepaalde criteria én met het oog op een evenredige verdeling van indicator- en indicatorleerlingen.
1. De twee eerste voorrangsgroepen worden bovenaan gerangschikt: □ Eerst leerlingen van dezelfde leefentiteit (‘broers en zussen’); □ Dan kinderen van personeel; Als deze voorrangsgroepen in een aparte voorrangsperiode werden ingeschreven of aangemeld, moeten deze groepen niet meer bovenaan gerangschikt worden. Als de capaciteit reeds bereikt is binnen de voorrangsgroep broers/zussen of kinderen van personeel, worden deze leerlingen gerangschikt volgens de volgende stappen binnen de ordeningsprocedure.
9
2. Daarna volgt – enkel voor Brussel – de voorrang voor Nederlandstaligen. 3. De rangorde in de restgroep wordt bepaald op basis van volgende ordeningscriteria: a. afstand domicilie kind – school/vestigingsplaats; b. afstand werk – school; c. plaats school/vestigingsplaats in keuze ouders (enkel in combinatie met a, b of d); d. toeval (enkel in combinatie met a, b of c). en de leerlingen worden binnen het juiste contingent geplaatst. Het LOP bepaalt in overleg welke van deze criteria gebruikt worden bij de rangordening.
Binnen een LOP: De aanmeldingsprocedure leidt tot een lijst van gunstig en niet-gunstig gerangschikte leerlingen, per school. Het resultaat van de aanmeldingen moet gecommuniceerd worden aan de ouders. Deze communicatie kan gemandateerd worden aan het LOP. De manier waarop deze communicatie verloopt is in geval van een centrale aanmelding op niveau van het LOP in ieder geval onderwerp van afspraken binnen het LOP. Buiten een LOP: De volgorde van de aanmeldingen worden overgenomen in het inschrijvingsregister. Een toewijzing is nog geen gerealiseerde inschrijving. Na ontvangst van de melding aan welke school de leerling toegewezen werd, krijgen de ouders een bepaalde tijd om hun kind daadwerkelijk te gaan inschrijven.
INSCHRIJVINGSREGISTER Het decreet basisonderwijs bepaalt dat een schoolbestuur voor elk van zijn scholen alle gerealiseerde, uitgestelde en niet-gerealiseerde inschrijvingen chronologisch in een inschrijvingsregister noteert. Deze bepaling is van toepassing op elke school van het gewoon en buitengewoon onderwijs, behalve op scholen van het type 5 die geen capaciteit bepalen. Het inschrijvingsregister inschrijvingen gelden.
wordt
bijgehouden
Het schoolbestuur beslist zelf hoe ze wijzigingen) bijhoudt. Dat kan schoolsoftwareleveranciers beschikken inschrijvingsregisters te integreren in scholen.
per
schooljaar
waarvoor
de
het inschrijvingsregister (en ook elektronisch of op papier. over de nodige informatie om de schoolsoftwarepakketten voor
de De de de
10
Elk model bestaat uit drie delen: 1. Het capaciteitenblad: Op het capaciteitenblad noteert het schoolbestuur alle capaciteiten die ze voor de school, vestigingsplaats of campus heeft vastgelegd. Bij een capaciteitsverhoging noteert het schoolbestuur de nieuwe capaciteit op het capaciteitenblad. 2. De leerlingenfiche: Op de leerlingenfiche houdt het schoolbestuur van elke leerling die zich voor inschrijving in de school, vestigingsplaats of campus komt aanbieden, een aantal gegevens bij. De ouder ondertekent deze fiche. 3. Het registerblad: Op het registerblad wordt het verloop van de inschrijvingen chronologisch, en indien van toepassing ook per contingent bijgehouden. Voor elke capaciteit die het schoolbestuur heeft vastgelegd, moet ze een afzonderlijk registerblad opmaken.
Het M-decreet wijzigde de regels voor inschrijving in het gewoon basisonderwijs voor leerlingen die beschikken over een verslag voor toegang tot het buitengewoon onderwijs. De draagkrachtafweging wordt vervangen door een nieuwe regeling waarbij het begrip redelijkheid van aanpassingen centraal staat. Deze nieuwe regelgeving geldt vanaf 1 januari 2015 voor alle inschrijvingen vanaf het schooljaar 20152016.
Het M-decreet maakt een belangrijk onderscheid tussen ‘een verslag voor toegang buitengewoon onderwijs’ en een ‘gemotiveerd verslag’ voor leerlingen die recht hebben op geïntegreerd onderwijs. Leerlingen met een gemotiveerd verslag kunnen niet ingeschreven worden onder ontbindende voorwaarde. Leerlingen met een verslag voor toegang buitengewoon onderwijs worden altijd ingeschreven onder ontbindende voorwaarde. Het verslag maakt deel uit van de informatie die ouders bij een vraag tot inschrijving aan de school overmaken. De school verbindt zich ertoe steeds een overleg te organiseren met CLB, ouders en klassenraad over de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in hetzij het gemeenschappelijk, het zij in een individueel aangepast curriculum.
Decreet basisonderwijs art. 37 (pag. 18-29) Decreet betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften van 21 maart 2014 (M-decreet) Besluit
van
de
Vlaamse
Regering
tot
bepaling
van
het
model
van 11
inschrijvingsregister en mededeling van niet-gerealiseerde inschrijving, de provinciale bemiddelingscel voor gemeenten gelegen buiten het werkingsgebied van het lokaal overlegplatform en de procedure voor de goedkeuring van de aanmeldingsprocedure door de Vlaamse regering na een negatief besluit van de Commissie inzake leerlingenrechten (13.07.2012). BaO/2012/01 – Inschrijvingsrecht en aanmeldingsprocedures in het basisonderwijs. BaO/2012/03 – Inschrijvingsregister basisonderwijs
DE LEERPLICHT In Vlaanderen bestaat geen schoolplicht, maar wel leerplicht. Een kind is leerplichtig in het jaar dat het zes wordt. De leerplicht duurt tot achttien jaar. Vanaf zestien jaar kan aan de leerplicht voldaan worden door het volgen van deeltijds onderwijs. In sommige gevallen kan voor een kind met een beperking of een handicap vrijstelling van leerplicht verkregen worden. Elk kind heeft leerrecht, zoals dat in het Kinderrechtenverdrag is vastgelegd. Ouders kunnen ook aan de leerplicht voldoen door hun kind huisonderwijs te geven. In de praktijk blijkt dit heel moeilijk te zijn. Sommige ouders sturen hun kind naar een privé-school en voldoen daarmee ook aan de leerplicht. Uiterlijk 15 kalenderdagen voor de aanvang van elk schooljaar herinnert het Agentschap voor Onderwijsdiensten via de geschreven pers of via de audiovisuele media alle ouders aan de leerplicht. De ouders worden hierbij gewezen op: - het bestaan van de leerplicht voor hun kinderen en hun verantwoordelijkheid terzake; - hun vrijheid om voor hun kinderen te kiezen voor huisonderwijs of onderwijs in een school; - de formaliteiten die bij een keuze voor huisonderwijs vervuld moeten worden, onder meer de mededeling aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten; - hun vrijheid om zelf een schoolkeuze te maken; - hun verplichting om ervoor te zorgen dat hun leerplichtige kinderen als leerling van een school zijn ingeschreven en die school regelmatig bezoeken; - de wijze waarop zij vrijstelling van leerplicht kunnen verkrijgen voor hun gehandicapte kinderen. Elke directie vraagt bij de eerste inschrijving van elke leerling het identificatienummer. Als de ouders dat identificatienummer niet wensen of niet kunnen geven, vraagt de directie het identificatienummer aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten.
12
Elke directie bezorgt voor het betrokken schooljaar aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten uiterlijk de dertiende schooldag een lijst met de identificatiegegevens van de leerlingen die uiterlijk de derde schooldag werden ingeschreven. Door de vergelijking van alle ingestuurde lijsten door de scholen, met uittreksels uit het Rijksregister gaat het Agentschap voor Onderwijsdiensten voor het einde van de eerste trimester na welke leerplichtigen niet in een school zijn ingeschreven en welke leerlingen in meerdere scholen zijn ingeschreven. Ook in het basisonderwijs komt spijbelen al voor, maar dan is het meestal met het medeweten van de ouders. We spreken dan over problematische afwezigheden. Wanneer de problematische afwezigheden zich opstapelen kan het fenomeen uitgroeien tot een zorgwekkend dossier. Uiteraard wordt zo’n dossier samen met het begeleidend CLB uitgewerkt. Tenslotte kan een zorgwekkend dossier aanhangig gemaakt worden bij het departement onderwijs. Eventueel wordt het dossier aan de Jeugdrechtbank gegeven voor verder gevolg. De lokale besturen (het gemeentebestuur, het stadsbestuur) verlenen hun medewerking aan het bevorderen van het regelmatig schoolbezoek en het aanpakken van spijbelgedrag van leerplichtige leerlingen in de scholen gelegen op hun grondgebied. Zij kunnen hiertoe zelf acties ondernemen of de acties van de lokale actoren coördineren of ondersteunen. In voorkomend geval werkt het lokaal bestuur hiervoor samen met het lokaal overlegplatform. Als er geen LOP is, overlegt het lokaal bestuur hierover met de lokale onderwijsactoren, tenminste met de scholen en de CLB’s. Uitgaande van de fundamentele mensenrechten en het respect voor de menselijke waardigheid worden vreemdelingen die zich in België bevinden zonder wettig verblijfsstatuut expliciet als doelgroep beschouwd binnen het Vlaamse minderhedenbeleid. Het opvangbeleid is erop gericht opvang en bijstand te verlenen om tegemoet te komen aan de noodsituatie waarin zij zich bevinden. Het onderwijsbeleid wil hier bij aansluiten door het recht op onderwijs, als internationaal gewaarborgd en fundamenteel recht op onderwijs te vrijwaren voor alle kinderen, ook deze zonder een wettig verblijfsstatuut. Het betreft hier dus kinderen waarvoor geen bewijs van wettig verblijf kan worden voorgelegd, zoals een inschrijving in het bevolkingsregister, een voorlopige of definitieve inschrijving in het vreemdelingenregister of een inschrijving in het wachtregister als asielzoeker. Vanaf de zestigste dag na de dag waarop ouders en hun kinderen werden ingeschreven in het vreemdelingen- of in het bevolkingsregister van de gemeenten van hun verblijfplaats dienen zij hun leerplichtige kinderen in te schrijven in een school en ervoor te zorgen dat ze regelmatig naar school gaan.
Wet betreffende de leerplicht (29.06.1983) Decreet Basisonderwijs: art. 26 (25.02.1997)
13
Decreet betreffende (30.11.2007)
het
flankerend
onderwijsbeleid
op
lokaal
niveau
Besluit van de Vlaamse regering betreffende de controle op de inschrijvingen van leerlingen in het basisonderwijs (12.11.1997) GD/2003/03 – verblijfsstatuut
Het
recht
op
onderwijs
voor
kinderen
zonder
wettig
GETUIGSCHRIFTEN BASISONDERWIJS Voor zover haar school/scholen voldoen aan de voorwaarden die de subsidiërende overheid oplegt, kan elk schoolbestuur op voordracht en na beslissing van de klassenraad een getuigschrift basisonderwijs uitreiken aan de regelmatige leerlingen uit het gewoon lager onderwijs. De klassenraad oordeelt autonoom of een regelmatige leerling in voldoende mate die doelen uit het leerplan die het bereiken van de eindtermen beogen, heeft bereikt om een getuigschrift basisonderwijs te bekomen. De klassenraad kijkt bij de toekenning van het getuigschrift basisonderwijs naar het totaalbeeld van het kind. Het gaat dus noch om een verenging tot enkele leergebieden, noch om een afvinken van alle leerplandoelen. Elke leerling die het getuigschrift basisonderwijs bij het voltooien van het lager onderwijs niet behaalt, heeft recht op een verklaring met de vermelding van het aantal en de soort van gevolgde schooljaren lager onderwijs, afgeleverd door de directie. Naast deze verklaring heeft de leerling recht op een schriftelijke motivering met inbegrip van bijzondere aandachtspunten voor de verdere schoolloopbaan. Aan leerlingen uit het buitengewoon lager onderwijs kan het getuigschrift basisonderwijs uitgereikt worden indien de leerdoelen van het gevolgde handelingsplan door de onderwijsinspectie als gelijkwaardig worden beschouwd met die van het gewoon lager onderwijs. In het kader van het streven naar planlastvermindering wordt vanaf 1 september 2015 de procedure voor de toekenning van het getuigschrift basisonderwijs vereenvoudigd. Scholen moeten geen lijsten en geen afzonderlijk dossier per leerling meer samenstellen. Enkel de notulen met de beraadslaging van de klassenraad blijven behouden. Na 20 juni beslist de klassenraad op grond van alle beschikbare informatie over de toekenning van het getuigschrift basisonderwijs. Vanaf het schooljaar 20152016 moet hiertoe geen afzonderlijk dossier per leerling meer aangelegd worden. De beraadslaging van de klassenraad wordt schriftelijk vastgelegd. Elk lid van de klassenraad is tot geheimhouding daarover verplicht. De notulen van de beraadslaging van de klassenraad worden opgenomen in een speciaal register en
14
worden gedurende 15 jaar op school bewaard, waar ze door de onderwijsinspectie kunnen geraadpleegd worden. In dit register worden naast de naam, voornaam en geboortedatum van elke leerling vermeld of het getuigschrift basisonderwijs al dan niet werd uitgereikt. Vanaf het schooljaar 2015-2016 vervallen dus ook de afzonderlijke lijsten waarop deze gegevens genoteerd dienden te worden. De notulen worden ondertekend door de voorzitter en alle leden van de klassenraad. De beslissing omtrent het toekennen van het getuigschrift basisonderwijs wordt uiterlijk op 30 juni aan de ouders meegedeeld. Beroepsprocedure Ouders die niet akkoord gaan met het niet verkrijgen van het getuigschrift basisonderwijs kunnen een overleg vragen met de directeur (of zijn afgevaardigde). De bedoeling van dit overleg is om alsnog tot een overeenkomst te komen zonder dat de formele beroepsprocedure opgestart moet worden. De termijn waarbinnen dit overleg moet plaatsvinden, is vastgelegd in het schoolreglement. De school kan dit overleg niet weigeren en er moet een schriftelijk verslag van gemaakt worden. Na dit overleg kan de directeur (of zijn afgevaardigde) beslissen om de klassenraad opnieuw te laten samenkomen. De klassenraad kan dan het getuigschrift alsnog toekennen of bij de oorspronkelijke beslissing blijven. Wanneer de ouders niet akkoord gaan met de beslissing (om de klassenraad niet bijeen te roepen of om het getuigschrift niet toe te kennen) dan wijst de school de ouders schriftelijk op de mogelijkheid tot beroep bij de beroepscommissie. De ouders stellen het beroep in bij het schoolbestuur. Ze dateren en ondertekenen het beroep en vermelden ten minste het voorwerp van het beroep, met beschrijving van de feiten en met een motivering van de bezwaren die ze inroepen. Ze kunnen overtuigingsstukken bijvoegen. De beroepscommissie moet bestaan uit interne leden én externe leden. Interne leden behoren tot de klassenraad die het getuigschrift basisonderwijs niet heeft toegekend. Als intern lid moet in elk geval de directeur (of zijn afgevaardigde) in de beroepscommissie zetelen. Externe leden zijn personen die niet behoren tot het betrokken schoolbestuur en ook niet behoren tot de school die het getuigschrift basisonderwijs niet uitreikte. Indien het beroep ontvankelijk is, kan de beroepscommissie tot de beslissing komen dat het getuigschrift basisonderwijs toch uitgereikt wordt, of de eerste beslissing tot niet uitreiking van het getuigschrift bevestigen. Decreet basisonderwijs art. 53 + 54 BaO/98/11 – Het uitreiken van het getuigschrift basisonderwijs in het gewoon basisonderwijs
15
TAALREGELING Sinds 1 september 2004 behoort het leergebied Frans verplicht tot het onderwijsaanbod in het vijfde en zesde jaar van het gewoon lager onderwijs en in Brussel vanaf het eerste leerjaar. Vanaf 1 september 2009 vervalt de regeling m.b.t. het meer uitgebreide verplichte aanbod Frans in Brussel en de taalgrensgemeenten. Het is in Brussel aangewezen om een soepele regelgeving inzake Frans op te leggen, zodat een andere invulling mogelijk wordt voor kinderen die omwille van hun thuistaal de eindtermen Frans reeds (grotendeels) bereikt hebben. Veel leerlingen hebben als thuistaal immers het Frans. Voor deze leerlingen kan de onderwijstijd efficiënter aangewend worden, bv. door meer onderwijs Nederlands te geven. Het aantal lestijden Frans dat gegeven wordt, kan door de school bepaald worden in functie van de instroomkenmerken van de leerlingen. Wet houdende taalregeling in het onderwijs (30.07.1963) Hoofdstuk III: Tweede taalonderricht VREEMDETALENINITIATIE Sinds 1 september 2014 kan vreemdetaleninitiatie in het gewoon basisonderwijs niet meer in alle talen, enkel in het Frans, Engels en Duits (Frans en Duits als andere landstalen in België en Engels als belangrijke wereldtaal). Als een school kiest voor vreemdetaleninitiatie, dan moet altijd eerst taalinitiatie in het Frans aangeboden worden. Het schoolbestuur beslist over de invulling van het facultatief vreemdetalenonderwijs, maar houdt hierbij rekening met de inspraakorganen: schoolraden, LOC, BOC en ABC. Ouders en personeel moeten immers ook inspraak hebben in deze materie. Het is aangewezen dat de visie en de aanpak van het vreemdetalenonderwijs wordt ingepast in het schoolwerkplan van de school. BaO/2004/02 – Onderwijs en initiatie in vreemde talen in het gewoon basisonderwijs VEREISTE TAALKENNIS PERSONEEL Om een betrekking in het onderwijs te kunnen uitoefenen en in aanmerking te komen voor een salaris moet een personeelslid voldoen aan een aantal reglementair bepaalde aanstellingsvoorwaarden. Eén van deze aanstellingsvoorwaarden stelt dat een personeelslid moet voldoen aan de taalvereisten: - de kennis van het Nederlands als onderwijstaal;
16
- de kennis van Frans als verplichte taal in het basisonderwijs. Met ingang van 1 september 2009 zijn de voorwaarden inzake de taalvereisten bij een aanstelling in het onderwijs gewijzigd. De nieuwe voorwaarden zijn opgebouwd op basis van het Europees Referentiekader voor Talen (ERK). Het ERK kent zes niveaus van taalkennis: - niveau A = taalkennisniveau van de basisgebruiker; - niveau B = niveau van de onafhankelijke gebruiker; - niveau C = niveau van de vaardige gebruiker. Bij elk niveau is er nog een tussenniveau: A1, A2, B1, B2, C1, C2. Voor een aanstelling in het basisonderwijs in een ambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel is C1 vereist. Voor een ambt in het basisonderwijs in een ambt dat niet behoort tot het bestuurs- en onderwijzend personeel (bv. administratief personeel) is B2 vereist. Als het personeelslid daarenboven als onderwijzer belast is met het onderricht van Frans als verplichte tweede taal in de derde graad moet dit personeelslid eveneens de vereiste kennis van het Frans aantonen: - lezen en schrijven = B1; - luisteren en spreken = B2. PERS/2010/01 – Vereiste taalkennis bij een aanstelling in het onderwijs
KOSTENBEHEERSING De kosteloosheid van het basisonderwijs is een principe dat op diverse plaatsen ingeschreven is. Zo is de kosteloze toegang tot het leerplichtonderwijs in België door de Grondwet gegarandeerd. Ook het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind stelt dat het primair onderwijs kosteloos moet zijn. Absolute kosteloosheid Sinds 2001 bepaalt het decreet basisonderwijs reeds dat scholen geen kosten kunnen doorrekenen voor materialen en activiteiten die nodig zijn om de eindtermen te bereiken en de ontwikkelingsdoelen na te streven. Om scholen en ouders duidelijkheid te verschaffen van wat onder deze kosteloosheid in functie van de ODET valt, heeft het Vlaams Parlement een lijst vastgelegd van wat een basisschool gratis ter beschikking moet stellen van de leerlingen. (bijlage 1) Scherpe maximumfactuur Binnen de scherpe maximumfactuur vallen de kosten die gepaard gaan met activiteiten of verplichte materialen die niet noodzakelijk zijn voor de ODET en waarvan de ouders het te besteden bedrag niet zelf kunnen bepalen (bv. toneelbezoek, sportactiviteiten, ééndaagse uitstappen). Scholen rekenen voor deze ‘verlevendiging’ veelal ook kosten door aan de ouders. Het is absoluut de bedoeling dat scholen verder in de mogelijkheid blijven om in
17
functie van het pedagogisch project eigen accenten te leggen. Eén uitzondering: kledij die de school verplicht oplegt aan de ouders kan uit het bedrag van de scherpe maximumfactuur gehaald worden. Bedrag scherpe maximumfactuur voor het schooljaar 2015-2016: - kleuter: 45 euro - lager: 85 euro Meerdaagse extramuros Om eventuele excessen te vermijden, is sinds 1 september 2008 een maximumfactuur voor meerdaagse extramuros activiteiten ingevoerd. Voor het kleuteronderwijs mag geen bijdrage meer gevraagd worden aan de ouders. Dat betekent niet dat scholen met hun kleuters niet op meerdaagse uitstap mogen gaan. De praktijk wijst uit dat heel weinig scholen dit doen. Voor het schooljaar 2015-2016 bedraagt het geïndexeerde basisbedrag van de maximumfactuur voor het volledig lager onderwijs (dus niet per leerjaar!) 410 euro. Verplicht gespreide betaling Scholen beslissen autonoom op welke manier ze de bedragen opvragen aan de ouders. Dit kan met een trimesteriële betaling of via een maandelijkse factuur, … Scholen kunnen deze bijdragen alleszins niet in één keer opvragen. Het is een verplichting voor de scholen om te voorzien in de mogelijkheid tot een betaling over minstens drie keer, verspreid over het schooljaar.
Bijdrageregeling Alle kosten die niet onder ODET, de scherpe maximumfactuur en/of de maximumfactuur voor meerdaagse uitstappen vallen, maar die een school toch aan de ouders wenst door te rekenen, dienen opgenomen te worden in de bijdrageregeling. Het gaat hier veelal om services die de school aan de ouders aanbiedt en waar de ouders geen gebruik van hoeven te maken: het toezicht, de maaltijden, drankjes, aanbod aan sport of lessen Frans na de schooltijd, … De bijdrageregeling dient besproken te worden in de schoolraad en bij het begin van het schooljaar meegedeeld te worden aan de ouders. Basisuitrusting Kinderen die naar school gaan, hebben een bepaalde basisuitrusting nodig: een boekentas, kaften, een pennenzak, … De bedoeling is dat ouders deze producten naar eigen inzicht op de vrije markt kunnen aankopen, zodat ze ook de prijsmarge zelf in de hand hebben. De school komt hier in principe niet tussen. Indien de school deze basisuitrusting zodanig begint te specifiëren met als gevolg dat de prijsmarge voor ouders volledig wegvalt, dan veroorzaakt de school zelf dat de basisuitrusting naar de categorie van de scherpe maximumfactuur moet verhuizen.
18
Leren zwemmen Sinds 1 september 2000 heeft elke leerling lager onderwijs, zowel in het gewoon als in het buitengewoon onderwijs, recht op één schooljaar gratis zwemmen. Dit betekent dat het schoolbestuur voor elke leerling gedurende één schooljaar de kosten voor het vervoer naar en van het zwembad en de kosten van de toegangsprijs tot het zwembad draagt. Kunnen zwemmen behoort tot het pakket basisvaardigheden dat haalbaar en wenselijk wordt geacht voor alle kinderen die de basisschool verlaten. Het is dan ook belangrijk dat de school haar maatschappelijke opdracht vervult en er voor zorgt dat alle kinderen de kans krijgen om voldoende redzaamheid te ontwikkelen, ook in het water. Het decreet basisonderwijs bepaalt (art. 27) dat er geen bijdragen kunnen gevraagd worden voor kosten die gemaakt worden om een eindterm te realiseren of een ontwikkelingsdoel na te streven. De verplichte kosteloosheid van het zwemmen is beperkt tot één schooljaar per leerling in het lager onderwijs. Ervaring met buitenschoolse zwemcursussen toont aan dat een beperkte maar gerichte instructie van gemiddeld 15 sessies in een periode dat het kind er motorisch klaar voor is, succesvol is voor de meeste kinderen. Binnen de schoolcontext betekent dit dat een aanbod van intensief zwemonderricht gedurende een schooljaar meestal volstaat om de beoogde doelstelling te bereiken. Het schoolbestuur beslist met toepassing van de reglementering inzake medenzeggenschap over het zwemmen. Dit houdt in dat de directeur met de ouders in de schoolraad het volgende zal bespreken: - aan welke leerlingengroep(en) het gratis zwemmen aangeboden wordt; - of er aan andere leerlingengroepen zwemmen aangeboden wordt en welke bijdrage hiervoor wordt gevraagd aan de ouders. BaO/2007/05 – Kostenbeheersing in het basisonderwijs BaO/2000/4 – Zwemmen
STUDIEFINANCIERING - SCHOOLTOELAGE Heel wat scholen deden al inspanningen om het onderwijs voor ouders zo betaalbaar mogelijk te houden. In sommige scholen lagen de kosten hoog, waardoor sommige kinderen uit minder begoede gezinnen de facto nooit naar deze scholen zouden kunnen gaan. De bedoeling van de maximumfacturen is dergelijke uitsluitingsmechanismen te vermijden. Door de maximumfacturen moeten scholen bewuster omgaan met de kosten die ze veroorzaken voor ouders en zekere keuzes maken in hun initiatieven. Dit vraagt van sommige scholen, maar ook van sommige ouders, een
19
mentaliteitswijziging: duur onderwijs is niet noodzakelijk het beste onderwijs en goedkoop onderwijs kan zeer goed onderwijs zijn. Voor sommige ouders zullen de kosten van het onderwijs, hoezeer men ook poogt te beperken, nog steeds moeilijk om dragen zijn. Voor minderbegoede gezinnen is er vanaf 1 september 2008 een schooltoelage voor het basisonderwijs. Deze schooltoelage kan ouders helpen om de kosten van de maximumfacturen en de basisuitrusting mee te helpen betalen. Ouders kunnen een school- of studietoelage aanvragen voor een school- of academiejaar. Er bestaan schooltoelagen voor kleuters, leerlingen in het lager onderwijs en leerlingen in het secundair onderwijs. Voor studenten in het hoger onderwijs is er een studietoelage. Schooltoelagen hebben tot doel een bijdrage te leveren aan de democratisering van het onderwijs door financiële drempels weg te werken. De schooltoelagen mogen alleen worden gebruikt om de kosten te dekken voor het onderhoud van de rechthebbende en het door hem gevolgde onderwijs. Gemeenschapsbijdrage in het kostgeld van leerplichtige leerlingen van wie de ouders geen vaste verblijfplaats hebben De gemeenschapsbijdrage wordt toegekend aan de schoolbesturen van de erkende tehuizen en van de andere internaten waar leerplichtige kinderen van wie de ouders geen vaste verblijfplaats hebben, kunnen verblijven. De schoolbesturen brengen deze gemeenschapsbijdrage in mindering van het kostgeld van de in aanmerking komende leerlingen. De gemeenschapsbijdrage kan enkel worden verleend voor leerplichtige leerlingen van wie de ouders geen vaste verblijfplaats hebben. Hiermee worden schippers en foorreizigers bedoeld.
Decreet betreffende (08.06.2007)
de
studiefinanciering
van
de
Vlaamse
Besluit van de Vlaamse Regering van 07.09.2007 studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap
Gemeenschap
betreffende
de
BaO/2007/05 – Kostenbeheersing in het basisonderwijs NO/2007/02 – Gemeenschapsbijdrage in het kostgeld van leerplichtige leerlingen van wie de ouders geen vaste verblijfplaats hebben
20
SCHOOLBESTUUR Volgens het Decreet Basisonderwijs is een schoolbestuur: “de inrichtende macht zoals bedoeld in artikel 24§4 van de Grondwet: de rechtspersoon of de natuurlijke persoon die verantwoordelijk is voor één of meer scholen. Een aantal voorbeelden uit het decreet basisonderwijs waaruit het belang van een schoolbestuur blijkt: Artikel 7§2: Het schoolbestuur bepaalt vrij de organisatie van zijn kleuteronderwijs en lager onderwijs. Het legt die organisatie vast in het schoolwerkplan met dien verstande dat het gewoon lager onderwijs steeds volledig moet worden georganiseerd. Dit betekent dat leerlingen tussen 6 en 12 jaar er ononderbroken hun lager onderwijs moeten kunnen volgen. Artikel 37: Een schoolbestuur moet voor elk van zijn scholen een schoolreglement opstellen dat de betrekkingen tussen het schoolbestuur en de ouders en leerlingen regelt. Artikel 38: Ieder schoolbestuur bepaalt de inhoud van het basisonderwijs in zijn scholen en bepaalt vrij zijn eigen pedagogische en onderwijskundige methodes. Artikel 44: Een schoolbestuur kan oordelen dat de vastgelegde ontwikkelingsdoelen en eindtermen onvoldoende ruimte laten voor zijn eigen pedagogische en onderwijskundige opvattingen en/of ermee onverzoenbaar zijn. In dat geval dient het schoolbestuur bij de Vlaamse regering een afwijkingsaanvraag in. Artikel 47: Ieder schoolbestuur maakt voor elk van zijn scholen een schoolwerkplan. Artikel 51: Een schoolbestur mag informatie verstrekken over het eigen opvoedings- en onderwijsaanbod, maar het mag geen oneerlijke concurrentie voeren. Artikel 62: Een school kan erkend worden indien zij georganiseerd is onder de verantwoordelijkheid van een schoolbestuur. Artikel 125quater: Het schoolbestuur beslist over de toetreding van zijn school/scholen tot een scholengemeenschap.
SCHOLENGEMEENSCHAPPEN Een scholengemeenschap is een samenwerkingsverband dat wordt opgericht: - bij beslissing als de scholengemeenschap wordt gevormd door scholen van hetzelfde schoolbestuur; - bij overeenkomst als de scholengemeenschap wordt gevormd door scholen van verschillende schoolbesturen. De beslissing of de overeenkomst regelt de organisatie en de werking van de scholengemeenschap.
21
Een scholengemeenschap omvat meerdere scholen basisonderwijs die al dan niet behoren tot eenzelfde schoolbestuur en/of eenzelfde onderwijsnet. Elke scholengemeenschap bevat zowel kleuter- als lager onderwijs en telt op de eerste schooldag van februari van het schooljaar voorafgaand aan de start van de scholengemeenschap ten minste 900 leerlingen. Een scholengemeenschap behoort tot één van de volgende contingenten: - gemeenschapsonderwijs: maximum 44 scholengemeenschappen - gesubsidieerd officieel onderwijs: maximum 95 scholengemeenschappen - gesubsidieerd vrij confessioneel onderwijs: maximum 248 scholengemeenschappen - gesubsidieerd vrij niet-confessioneel onderwijs: maximum 5 scholengemeenschappen Volgende bevoegdheden worden op het niveau van de scholengemeenschappen uitgeoefend. De scholengemeenschap maakt afspraken over: - de aanwending van scholengemeenschap
de
puntenenveloppe
toegekend
aan
de
- het zorgbeleid in de scholen van de scholengemeenschap !de aanwending van de puntenenveloppe voor het voeren van een zorgbeleid toegekend aan de scholengemeenschap !de scholengemeenschap duidt een personeelslid aan in het ambt van zorgcoördinator als aanspreekpunt voor de overheid, betreffende de kleuterparticipatie binnen de scholengemeenschap - de aanwending van de punten beleids- en ondersteunend personeel die op het niveau van de scholengemeenschap kunnen worden samengelegd - de wijze waarop de puntenenveloppe voor ICT aangewend wordt binnen de scholengemeenschap -
de wijze waarop de school voor buitengewoon basisonderwijs haar deskundigheid ter beschikking stelt (voor zover er een school voor buitengewoon onderwijs deel uitmaakt van de scholengemeenschap)
-
het opnemen van bijkomende scholen in de scholengemeenschap
-
algemene afspraken inzake functiebeschrijvingen en evaluaties
-
de interne afstemming van het personeelsbeleid binnen de scholengemeenschap
22
De scholengemeenschap kan het initiatief nemen om afspraken te maken omtrent de volgende aangelegenheden: - de overdracht van lestijden en uren uit het urenpakket - de inhoud en de toepassing van de engagementsverklaring - de overdracht van punten zorg naar andere scholengemeenschappen, teneinde speciale projecten met betrekking tot zorg mogelijk te maken - het gebruik van de infrastructuur
Decreet Basisonderwijs BaO/2005/11 – Scholengemeenschappen basisonderwijs BaO/2005/12 – Puntenenveloppen voor scholen en scholengemeenschappen Basisonderwijs
23