CONCEPT
Schoolondersteuningsprofiel “Wat heeft uw kind nodig? Wat kunnen wij bieden?”
(Naam van de school) StichtingOpenbaar Onderwijs aan de Amstel September 2015 1
2
Voorwoord We leven in een overgangsfase waarbij we het industriële tijdperk afsluiten en op weg zijn naar iets nieuws. Er is sprake van maatschappelijke onrust, politieke verschuivingen, oorlogen en technologie die zich in een razend tempo ontwikkelt. Robots nemen ons werk over, zelfsturende auto’s, doorbraken in nano- en gentechnologie. En niet te vergeten het worldwideweb, waarmee we waar ook ter wereld met elkaar en kennis verbonden zijn. Als mens moeten wij leren omgaan met deze vernieuwing en het onderwijs vormt hierop geen uitzondering. De leerkrachten worden geconfronteerd met allerlei nieuwe educatieve ontwikkelingen en/of nieuwe vormen van onderwijs. Het gebruik van digitale schoolborden en tablets dwingt hen tot een andere manier van lesgeven. Er is veel meer relevante informatie beschikbaar en leerlingen kunnen via internet actief mee zoeken. Verder is er de ontwikkeling van passend onderwijs dat het regulier onderwijs de verantwoordelijkheid geeft aan elke leerling een passende plek te bieden. De kinderen moeten worden gestimuleerd om eigen keuzes te maken, om ervoor te zorgen dat zij zich in het komende tijdperk staande kunnen houden en een zinvolle bijdrage kunnen leveren aan de eigen leef-, werk- en woonomgeving. De overheid let scherp op de kwaliteit en de opbrengsten en dat gebeurt door besturen, scholen en leraren zich steeds meer te laten verantwoorden. De macht ligt steeds minder bij centrale, bureaucratische organisaties, de politiek en de traditionele organisaties. De mensen steeds autonomer, omdat ze zelf de hulpbronnen, zoals kennis, informatienetwerken en social media, in handen hebben. Ze organiseren zich van onderop in netwerken en gemeenschappen. Als de samenleving zo snel verandert, dan kan het niet anders dat het onderwijs mee moet veranderen, dat leidt geen twijfel. De vraag is vooral: • Hoe dienen scholen leerlingen voor te bereiden op de samenleving van nu en de toekomst? • Is het niet beter en effectiever het overbrengen van kennis deels te realiseren door de nieuwe technologie, zodat scholen zich meer kunnen richten op socialisatie? • Is blended learning (een mix van leren met en zonder technologie) de toekomst voor het nieuwe onderwijs? Conclusie: Levenslang leren wordt een realiteit.
3
1. Inleiding “..Het kind is oneindig veel meer dan zijn of haar etiket..’ Peter Bovelander, juli 2014 Per 1 augustus 2014 is de wet op passend onderwijs ingetreden. Het schoolbestuur van de school waar ouders hun kind aanmelden, is vanaf dan wettelijk verplicht voor passend begeleiding te zorgen. Dat kan op de school van aanmelding zijn, maar het kan ook op een andere school zijn. Ook de financiering van passend onderwijs gaat veranderen. Ons schoolbestuur zal de komende jaren meer geld binnen krijgen voor passend onderwijs. Dat komt, omdat wij weinig kinderen naar het speciaal (basis)onderwijs verwijzen en daar worden we voor beloond. Scholen krijgen vanaf 1 augustus een vast bedrag om bijzondere begeleiding mogelijk te maken en het leerlinggebonden budget verdwijnt. In Amsterdam is er gelukkig voor gekozen om af te rekenen met tijdrovende en durebureaucratie die het gevolg was van ‘teveel lagen’. Er is besloten om veel van de verantwoordelijkheden met bijbehorend budget bij de schoolbesturen te leggen. Ons bestuur heeft vervolgens ook het grootste deel van de verantwoordelijkheden en budget weer bij de scholen gelegd. Zodoende hebben wij meer ruimte om zelf keuzes te maken en is er meer geld voor het begeleiden van kinderen. Een nieuw begrip is het ‘schoolondersteuningsprofiel’. Scholen zijn verplicht om dat te schrijven. Voor ons is hetdocument vooral bedoeld voor ouders. Passend onderwijs gaat over hun kind of kinderen. Het moet duidelijk maken wat de school te bieden heeft op het gebied van passend onderwijs, hoe de school te werk gaat en welke ambities de school heeft om zaken te verbeteren of te verdiepen. Het gaat hier dus om ouders goed informeren en de juiste verwachtingen creëren. Het is gebleken dat dat heel belangrijk is voor ouders, zeker als een kind bijzondere aandacht nodig heeft. Daarnaast is het document ook bedoeld voor de school zelf. Het geeft de schoolde mogelijkheid om het aanbod beter te formuleren, explicieter na te denken over principiële keuzes en scherper in beeld te hebben welke verbeteringen nodig zijn. Tot slot is het ook een verantwoordingsdocument. De scholen en hun schoolbestuur kunnen zo aangeven hoe zij hun maatschappelijk en wettelijke plicht vervullen. Het schoolondersteuningsprofiel is gebaseerd op de visie van stichting Openbaar Onderwijs aan de Amstel. Het gaat hier om een levend document dat jaarlijks wordt geactualiseerd. Namens de ouders en het schoolteam is de medezeggenschapsraad een belangrijk orgaan om de vinger aan de pols te houden en met de school mee te denken over dat wat goed is voor de kinderen. In ieder geval moet elk geactualiseerd schoolondersteuningsprofiel ter advies worden voorgelegd aan de medezeggenschapsraad. Alle scholen van stichting Openbaar Onderwijs aan de Amstel hanteren dezelfde indeling voor dit document. In ons schoolondersteuningsprofiel worden de volgende onderdelen behandeld: • Algemene informatie • Een beknopte visie op passend onderwijs • Analyse van de onderwijsbehoefte van onze kinderen • De basisondersteuning • Onze werkwijze (ondersteuningsroute)
4
• • • • • •
2.
Onze arrangementen voor extra ondersteuning Ouderbetrokkenheid Geschillen Onhoudbare situaties Ambitie en ontwikkeltrajecten Begroting
Algemene informatie
OBS De Witte olifant Brinnummer: 20VK Openbaar onderwijs aan de Amstel Nieuw Uilenburgerstraat 96 1011LX Amsterdam Siebe Hentzepeter a.i. Regulier onderwijs Aantal leerlingen: 345 Aantal groepen: 13
3.
Visie op passend onderwijs
3.1 Visie van stichting Openbaar Onderwijs aan de Amstel In veel publicaties wordt passend onderwijs vooral neergezet als ‘iets wettelijks’.Het schoolbestuur van de school waar ouders hun kind aanmelden, is vanaf dan wettelijk verplicht voor passend begeleiding te zorgen. Dat kan op de school van aanmelding zijn, maar het kan ook op een andere school zijn. Minstens net zo vaak krijgen de financiële gevolgen de aandacht. Scholen krijgen namelijk vanaf 1 augustus een vast bedrag om bijzondere begeleiding mogelijk te maken en het leerlinggebonden budget verdwijnt. Het belangrijkste gevolg van passend onderwijs is volgens onze stichtingeen andere. Het onderstreept wat we allemaal al weten, namelijk dat het
5
kunnen omgaan met verschillen tussen kinderen hoort tot de ‘core business’ van het onderwijs. Ons onderwijs moet zo passend mogelijk zijn. Dat leidt tot het uitgangspunt om kinderen zoveel mogelijk in de gewone basisschool te willen begeleiden en zoveel mogelijk in de eigen klas, door de eigen leerkracht. Pas als dat echt niet kan, hebben scholen vormen van extra ondersteuning en pas als dat niet voldoende is, kan het speciaal (basis)onderwijs tijdelijk of permanent een uitkomst zijn. Passend aanbod? Ons aanbod zal daarbij nooit 100% passend kunnen zijn voor elk kind. Daarvoor zijn de groepen te groot en de tijd en de middelen te beperkt. Los daarvan, denken wij dat een 100% passend aanbod onze kinderen niet goed voorbereid op de toekomstige samenleving die dat namelijk zeker niet is. Wij zien het als onze uitdaging om samen met ouders hiervoor de juiste balans te vinden. Wat heeft uw kind nodig? Passend onderwijs betekent ook dat we niet langer allerlei etiketten die in het verleden zijn bedacht centraal stellen, maar dat we de focus richten op wat het kind aan begeleiding van ons vraagt, wat het wel goed kan en wat dat voor ons onderwijs betekent. Het gaat om alle kinderen en niet alleen om de kinderen die ‘ergens moeite mee hebben’. De onderwijsbehoeftes van alle kinderen wegen bij ons even zwaar. In het bijzonder willen we aangeven dat kinderen die makkelijk leren of hoogbegaafd zijn net zoveel recht hebben op bijzondere begeleiding als de kinderen die moeilijk leren.Dat betekent dat we altijd goed zullen afwegen of passend onderwijs voor het ene kind wel passend onderwijs is voor de andere kinderen. Die afweging zal bepalen of en hoe we een kind op onze school kunnen begeleiden. Welke kinderen we niet kunnen begeleiden Van onze school mag u verwachten dat wij een breed repertoire hebben als het gaat om kinderen met bijzondere onderwijsbehoeftes. Desondanks zijn er kinderen die wij op onze school niet kunnen begeleiden en waarvan wij vinden dat ze het recht moeten hebben op speciaal (basis)onderwijs. Het is goed om daar eerlijk en heel duidelijk over te zijn. Het gaat om de volgende drie categorieën: a) Kinderen die meerdere uren per dag een individuele begeleiding nodig hebben bij het leren en/of het functioneren in een groep en/of voor wie voortdurend medisch personeel in de buurt moet zijn; b) Kinderen met een ernstige gedragsproblematiek waardoor het functioneren in een grote groep niet veilig en/of werkbaar is voor het kind zelf, de andere kinderen en de leerkracht; c) Kinderen die door andere omstandigheden redelijkerwijs niet veilig en werkbaar kunnen functioneren in een grote groep in het regulier onderwijs; Kans om kwaliteit te versterken Wij zien passend onderwijs als een kans om onze kwaliteit te versterken en ons repertoire te verbreden. De ruimte die we binnen Amsterdam en van ons schoolbestuur krijgen, biedt mogelijkheden voor innovatie, creativiteit en ondernemerschap. Dat vraagt van ons een houding die gericht is op het per kind zoeken naar goede aanpakken en het uitproberen van mogelijke oplossingen. Elk teamlid zal het normaal moeten vinden om het eigen functioneren kritisch tegen het licht te houden en grenzen en mogelijkheden duidelijk aan te geven. Werken aan kwaliteit is bij ons altijd gericht op de complete ontwikkeling van een kind. Hoe laten we aantoonbaar zien dat we daarin van waarde zijn? Uitslagen op cito-
6
toetsenvormen daarbij slechts één van de indicatoren om dat vast te stellen. Benutten van expertise Wij geloven dat het met passend onderwijs tijd is geworden om meer dan nu al gebeurt gebruik te maken van de kennis en expertise binnen ons team, binnen onze stichting en bij netwerken en kenniscentra. Daar moeten we de samenwerking gaan zoeken! Uitdaging Wij zien het als onze grootste uitdaging om het zo te organiseren dat we ook daadwerkelijk de tijd hebben om creatief en innovatief te zijn en van elkaar te leren. Wij willen dat kinderen en ouders voelen dat het team van de (naam van de school) alles uit de kast haalt voor de beste begeleiding van alle kinderen en daar zichtbaar lol in heeft. 3.2 Schoolspecifieke visie De drie basisbehoeften van ieder mens: relatie, competentie en autonomie (Luc Stevens) zijn de uitgangspunten van ons onderwijs. Dit betekent dat ons onderwijs: • leerlingen helpt te worden wie ze (kunnen) zijn, hun talenten te ontwikkelen, • de wereld van leerlingen verruimt in ontmoeting met anderen, • leerlingen erop voorbereidt te participeren in de samenleving en daaraan hun eigen, waardevolle bijdrage te kunnen leveren. Daarnaast neemt de school vanuit die onderwijsvisie, samen met de ouders, haar verantwoordelijkheid voor afgestemde zorg rondom leerlingen. Doel De school wil leerlingen voorbereiden op de samenleving door geleerde kennis en vaardigheden zo veel mogelijk betekenis te geven in de samenleving. Leerlingen komen daarom zoveel mogelijk in aanraking met de samenleving gedurende hun schoolperiode. Wat de leerlingen in theorie hebben geleerd, ervaren ze in de praktijk en ze leren in die praktijk. Door wat leerlingen hebben geleerd, leveren zij een bijdrage aan de (mensen in) de omgeving. Zo krijgt leren betekenis wat van invloed is op de motivatie van de leerlingen. School en samenleving leren van elkaar en houden elkaar scherp om optimale prestaties te leveren en te innoveren. Werkwijze Leerlingen leren door oefening in en interactie met de samenleving. Zo creëert de school samen met de samenleving actuele onderwijsvormen voor leerlingen en innoveert de school in interactie met de samenleving. Uiteraard blijven de leraren de onderwijsprofessionals in dit proces. Zij zijn actief en weten welke betekenis hun vak in deze samenleving heeft en hoe deze steeds weer verandert.
7
Leerlingen worden gegroepeerd op grond van overeenkomstige kenmerken. Aan iedere leerling worden optimale kansen geboden op ontwikkeling van zijn talenten. In de onderwijsarrangementen beschrijven we wat het onderwijsaanbod is voor de leerlingen, passend bij de behoeften en mogelijkheden van verschillende groepen leerlingen. Er is concreet te zien wat de school iedere dag doet om leerlingen de leerdoelen door de leerjaren heen te laten behalen, die aansluiten bij hun advies op vervolgonderwijs. Bij het opstellen van de arrangementen wordt kritisch gekeken naar de inzet van de methoden. De methoden worden afgezet tegen de te behalen doelen. Zo wordt kwalitatief goed en gedifferentieerd onderwijs geboden dat recht doet aan verschillen tussen leerlingen. De vier arrangementen zijn dekkend voor het onderwijsaanbod aan alle leerlingen: • Basisarrangement: de basisstof met de basisaanpak waaraan de meeste leerlingen voldoende hebben. • Verrijkt arrangement: voor leerlingen die meer aankunnen dan het basisarrangement en naast de basis ook een verrijkt aanbod krijgen, aangeduid met compacten, verdiepen en verbreden. • Intensief arrangement: voor leerlingen die niet voldoende hebben aan het basisarrangement en dus extra instructie en extra leertijd krijgen. • Zeer intensief arrangement: enkele leerlingen die niet voldoende hebben aan het intensieve arrangement en naast basis en intensieve aanpak zeer intensieve zorg krijgen. Vaak zijn dit individuele trajecten. We gaan uit van drie leerstandaarden (Onderwijsraad 1999): • Voldoende standaard: de vaardigheidsscore van 75% van de leerlingen bereikt. • Minimum standaard: 10-15% leerlingen die niet aan de voldoende standaard voldoen. • Gevorderde standaard: voor ongeveer 25% leerlingen die verdieping van de lesstof aankunnen. De leerkracht differentieert in wat leerlingen nodig hebben om het gestelde doel te bereiken door meer instructie, de opbouw van de instructie, de begeleiding en ondersteuning, de tijd en mogelijkheden om te oefenen. De leerdoelen zijn voor alle leerlingen dezelfde. Niet de doelen worden aangepast, maar het aanbod wordt afgestemd, zodat de leerling het doel kan bereiken. Deze manier van werken, convergente differentiatie, maakt het mogelijk om gedifferentieerd onderwijs te organiseren,dat recht doet aan verschillen tussen leerlingen, maar wel uitvoerbaar blijft. Na elke toets ronde, na afname van de M- en E-toetsen, volgt een groepsbespreking waarin intern begeleider en leerkracht samen nagaan aan welke standaard elke leerling voldoet, aan welk onderwijsarrangement deze leerling moet worden toegewezen en of er eventuele aanpassingen nodig zijn. De vier arrangementen vormen samen het groepsplan.
8
Ouders spelen een belangrijke rol. Zij kennen hun kind het beste en zij brengen vanwege hun posities in de samenleving belangrijke kennis en vaardigheden de school binnen. Regelmatig worden ouders ingezet voor de scholing en innovatie van de school. Ouders en leraren ondersteunen elkaar om hun rollen zo goed mogelijk te kunnen vervullen. Excursies dragen bij aan een goede ontwikkeling van de leerling. Leerlingen en soms ouders en anderen zijn betrokken bij de inhoud en vormgeving van excursies. In situaties waarin meer professionals zijn betrokken bij een leerling, wordt zo goed mogelijk proactief afgestemd tussen de leerling, zijn ouders en de professionals.
4. Onderwijsbehoefte van onze kinderen 4.1 Inleiding Met onderwijsbehoefte bedoelen we dat wat een kind nodig heeft om zich zo goed mogelijk te kunnen ontwikkelen. Het bedienen van drie niveaugroepen valt binnen het standaardrepertoire van een leerkracht. Er zijn kinderen voor wie dat niet genoeg is. Dan zal de leerkracht meer moet kunnen of in sommige gevallen zal hij of zij extra ondersteund moeten worden. Deze kinderen bepalen de ‘zwaarte van de groep’. Voor hen ligt er een specifiek van plan voor de ondersteuning. In sommige gevallen is dat een zogenaamd ontwikkelingsperspectief. Een ontwikkelingsperspectief beschrijft vanuit een aangepast eindniveau hoe het aanbod en de begeleiding er uit moet zien. Inzicht in de onderwijsbehoefte en de spreiding van deze kinderen over de groepen kan de directeur helpen bij het maken van de juiste keuzes over de inzet van personeel en middelen. Overigens is het begrip ‘zwaarte van de groep’ een relatief begrip. De ene leerkracht kan de zwaarte van een groep anders ervaren dan een andere leerkracht. We mogen bijvoorbeeld van een ervaren leerkracht meer verwachten dan een startende leerkracht. 4.2 Ondersteuningsmatrix In onderstaande matrix is weergegeven hoe de verdeling is op schoolniveau van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Ondersteuningsmatrix op schoolniveau Meervou Gedra Gemidde Aantal lde kinderen dige g/ Groepsg met onderste soc.e rootte groeidoc uning mo ument 27 11 18 13
reke nen
taa l
werkho uding
Fysi ek/ med isch
MB/ HB
Cl. 1
Cl. 2
Extra onder st.
7
19
3
3
65
1
3
8
9
4.3 Kenmerken van de populatie. Uit de schoolanalyse is gebleken dat de resultaten op alle vakgebieden en leerjaren boven het landelijk gemiddelde zijn. Vanaf het schooljaar 2015-2016 vullen alle leerkrachten minimaal twee keer per jaar het groepsoverzicht (zie bijlage 1 en 2) in. Het groepsoverzicht bestaat uit een aantal variabele dat toewerkt naar een indeling basis, plus en min aanpak. Deze aanpakken vormen op OBS De witte olifant de basisondersteuning. In onderstaande matrix is een weergave hoeveel procent gemiddeld van de populatie per vakgebied en leerjaar het basis, plus of min aanbod krijgen aangeboden. Leerjaar Aanpak 1/2 3 t/m 8
Reken/wiskunde RvK + basis 35% 30% 35% 25% 60% 15%
Spelling TvK + basis 30% 30% 25% 50%
40% 25%
Technisch lezen
Begrijpend lezen
+ 35%
+ -
basis 50%
15%
basis -
-
4.4 Gevolgen voor aanbod Op basis van de informatie uit paragraaf 4.2. en 4.3 heeft OBS De Witte Olifant het volgende nodig om het aanbod te organiseren: 4.4.1. Aanbod Basisondersteuning: • Basis: de basisstof met de basisaanpak waaraan de meeste leerlingen voldoende hebben. • Verrijkt: voor leerlingen die meer aankunnen dan het basisarrangement en naast de basis ook een verdiepte aanpak krijgen, aangeduid met compacten en verrijken. • Intensief: voor leerlingen die niet voldoende hebben aan het basisarrangement en dus extra instructie en extra leertijd krijgen. • Eigen leerlijn: leerlingen waar een ontwikkelingsperspectief voor is opgesteld naar aanleiding van intern en extern onderzoek. De volgende vormen van ondersteuning kan worden ingezet om de basisondersteuning te versterken: • MRT • Cluster 1 • Cluster 2 • Dyslexie • Dyscalculie
10
• •
MB/HB Inzet SA/BPO/OKA
4.4.2. Scholing Het hele team volgt het schooljaar 2015-106 en 2016-2017 een scholing van Novilo ‘Talent onderwijs in de praktijk’. Dit bestaat uit teambijeenkomsten, intervisies en kenniscolleges. In het kader van een lerende organisatie krijgt het team in het schooljaar 2015-2016 vanuit de stuurgroep KPO scholing in het verbeteren van het spellingonderwijs op OBS De witte olifant. De stuurgroep wordt op de achtergrond geadviseerd door Tineke Drewes van de BMC-groep
5. Basisondersteuning van de school 5.1 Inleiding Passend onderwijs stelt eisen aan de basiskwaliteit van onze school. We noemen dat ‘basisondersteuning’. Een sterke basisondersteuning zorgt ervoor dat de middelen voor extra ondersteuning terechtkomen bij de kinderen die dat het hardst nodig hebben. Als we de kwaliteit van de basisondersteuning willen aangeven, komen we bij een aantal vragen uit. Hoe wordt het personeel ingezet? Wat is de kwaliteit van het team en wat vond de inspectie van onze kwaliteit? Hoe zorgen we dat de kwaliteit verbetert en op peil blijft? Welke specifieke know how hebben we in huis? Wat is ons aanbod voor lichte ondersteuning zoals een dyslexie-aanbod? 5.2 Inzet personeel Ontwikkeling van kennis, inzicht, vaardigheid en leren is o.a. afhankelijk van de ontwikkelingsdrang van het kind zelf, instructie, beschikbare informatie, hulp, ouders/verzorgers en leraren. Bij sommige kinderen verloopt dit niet zo vanzelfsprekend. Doordat er altijd meerdere leerlingen in een groep zijn, is opvoeden en leren in een schoolsituatie een complex dynamisch systeem. Het samenspel tussen leerling, leraren, andere volwassen en medeleerlingen is bepalend voor de ontwikkeling van ieder individueel kind. Voor het realiseren van passend onderwijs is het wenselijk een leerling niet altijd met anderen of met “gemiddelden” te vergelijken, maar te kijken naar de unieke ontwikkeling van de leerling zelf. Leerlingen die afwijken van het gemiddelde doen een groot beroep op de pedagogische en didactische bekwaamheid van de leraar. Hoe realiseren wij passend onderwijs en stimuleren wij de leerlingen om optimaal gebruik te maken van hun talenten en het best uit zichzelf te halen? Er wordt uitgegaan van mogelijkheden i.p.v. beperkingen en dit geldt ook voor de leerlingen die bovengemiddeld presteren. Om dit te realiseren wordt het team geschoold en worden de opbrengsten twee keer per schooljaar geanalyseerd en besproken (zie jaarverslag). Onze basisondersteuning bestaat onder andere uit de volgende elementen:
11
•
• • • •
Inzet intern begeleider(s) 1.0 WTF. Gebleken is dat dit jaar, door een onvoldoende overdracht tussen IB, er veel achterstallige werkzaamheden opgepakt en uitgevoerd moesten worden. In overleg met directie heeft IB prioriteiten gesteld. Daarnaast is een profielschets ontworpen, zie bijlage 4. Begin 2016 wordt bekeken hoever IB alle werkzaamheden kan uitvoeren. Ambulante leerkracht vanuit cluster 1& 2 die leerkrachten begeleiden. Daarnaast werkt school samen met de School Adviseur en Begeleider passend Onderwijs. Deze disciplines worden op afroep geraadpleegd en ingezet. Orthopedagoog wordt op afroep geraadpleegd. Voor onderzoek en advies. Twee ambulante leerkrachten die leerkrachten ondersteunen bij het hanteren en uitvoeren van het dyslexieprotocol en het begeleiden van groepjes leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften. Twee deels vrij geroosterde leerkrachten die voor de groepen 1 t/m 8 een verrijkt aanbod verzorgen voor de mb- hb leerlingen.
5.3 Typering basiskwaliteit van het team Leerkrachtcompetenties • pedagogisch vakmanschap, basishouding van de leerkracht, o positief met hoge verwachtingen o afstemming o uitdagende ondersteuning o balans tussen structuur en ‘vrijheid • goed klassenmanagement, preventie van gedragsproblemen, o duidelijk zijn, alert zijn, de betrokkenheid van leerlingen versterken, rondes lopen, orde houden o regels, routines, rust en voorspelbaarheid o time management o werksfeer o goed gebruik van de ruimte • didactisch vakmanschap: wat onderwezen wordt, hoe onderwezen wordt: o doelen o tijd o leerlijnen en leerinhoud o kwaliteit aanbod o directe instructie o feedback o convergente differentiatie o monitoring
12
• • •
rolmodel’ samenwerken met de ouders bewustzijn van de eigen subjectiviteit
5.4 Informatie uit een recent inspectiebezoek of verbetertraject Inspectie (14 november 2013): De inspectie concludeert dat de onderwijskwaliteit op obs De Witte Olifant op de onderzochte onderdelen grotendeels op orde is. Uit het onderzoek is gebleken dat de school op die gebieden nauwelijks tekortkomingen kent. Om die reden wordt het reeds aan de school toegekende basisarrangement gehandhaafd. De bevindingen zullen worden betrokken bij de eerstvolgende risicoanalyse, waarbij opnieuw de vraag aan de orde is of het toezichtarrangement eventueel moet worden aangepast. Eén onderdeel van de kwaliteitszorg, de evaluatie van het onderwijsleerproces, beoordeelt de inspectie als onvoldoende. Indeelplan 1,2,& 3 van KPO spelling (zie bijlage 5) zijn acties geformuleerd om dit actiepunt te ondervangen. KPO (februari 2015): Het kwaliteitsonderzoek is uitgevoerd om antwoord te vinden op onderstaande onderzoeksvraag: Hoe verbeteren wij het aanbod en de opbrengsten van het spellingonderwijs op De Witte Olifant? Om deze vraag te beantwoorden hebben we zes domeinen die bijdragen aan goed onderwijs gezocht. In elk van deze domeinen zijn aanknopingspunten voor verbetering van het spellingonderwijs (en uiteindelijk de resultaten) te vinden. De gemeenschappelijke kwaliteit van het pedagogisch-didactisch handelen is in kaart gebracht door zes domeinen te analyseren. Op het gebied van aanbod concluderen we dat het aanbod in principe voorhanden is. Er zou nog meer lijn kunnen komen in het gebruik van de methode over de verschillende laarjagen heen. Hiernaast bevat het huidige aanbod nog weinig handvatten om goed te differentiëren. Het pedagogisch klimaat op de Witte Olifant is veilig en ondersteunend, dit is een belangrijke voorwaarde voor het geven van goed onderwijs. Het uitdagende karakter kan nog meer tot zijn recht komen. Er is bijvoorbeeld nog weinig ondersteuning en uitdaging door de leeromgeving op het gebied van spelling en deze doorgaande lijn is nog niet zichtbaar in de school. Hiernaast zien we in de lessen wel positieve verwachtingen maar nog weinig expliciete hoge verwachtingen. Op het gebied van effectieve lestijd zien we dat er voldoende lestijd is ingeroosterd. Het is echter de vraag of al deze tijd voor alle leerlingen wel effectief aan spelling wordt besteed. We denken dat de tijd effectiever besteed wordt als er doelgerichter gewerkt wordt en er meer wordt ingespeeld op verschillen tussen leerlingen. Op het gebied van het didactisch handelen vinden we de belangrijkste verbeterpunten voor het team van de Witte Olifant. Deze liggen niet in de voorwaarde van het klassenmanagement, deze is doelmatig en daardoor is er rust en tijd in de groepen. De
13
spellinglessen kunnen echter doelgerichter. Het uitgaan van doelen in plaats van activiteiten zal leiden tot meer gestructureerde uitleg (waarin aandacht is voor de betreffende categorie en strategie) en het wordt makkelijker voor leerkrachten om feedback te geven. Ook het meer en beter van activeren van leerlingen waardoor ze interactief oefenen met de strategieën zal naar ons idee leiden tot een effectiever gebruik van de lestijd en tot een beter begrip bij de leerlingen. Het uiteindelijke doel is dat de leerlingen spellingbewust zijn en de transfer van spelling kunnen maken naar andere vakgebieden en het dagelijkse leven. Op al deze onderdelen hebben we goede praktijken gezien, leerkrachten op de Witte Olifant kunnen van elkaar leren door gezamenlijk na te denken over hoe een goede en effectieve spellingles eruit zou moeten zien, en dit uit te proberen. Om de lespraktijk af te kunnen stemmen op verschillen tussen leerlingen is het systeem van leerlingenzorg en het analyseren van verschillende resultaten van belang. Op het gebied van spelling kan op de Witte Olifant een volgende stap gemaakt worden. Het systeem voor zorg met een groepsplancyclus is duidelijk en gestructureerd. Ook zijn alle gegevens (onder andere methodegebonden en methode ongebonden toetsresultaten) beschikbaar. Er is op de school dus zicht op welke categorieën leerlingen uitvallen. De reden waarom leerlingen op een bepaalde categorie uitvallen (omdat ze die categorie niet begrijpen, of omdat ze het moeilijk vinden te bepalen welke categorie ze moeten toepassen), is nog minder duidelijk voor de leerkrachten. Dit zou de analyse meer diepgang kunnen geven. Deze diepgang zal ook een effect hebben op het reflecteren op het eigen handelen van de leerkrachten. Als duidelijk is waarom leerlingen uitvallen dan volgt logischerwijs wat een leerkracht zou moeten doen. Vervolgens kunnen er betere doelen gesteld worden tijdens de lessen (dit sluit aan bij het doelgerichter werken als advies bij vraag 2). Op deze manier zal de afstemming veel zichtbaarder en doelgerichter worden. Ook het evalueren van de hele cyclus is dan een logische stap. We raden het team van de Witte Olifant en de IB-ers aan om het onderzoekend onderwijzen schoolbreed gezamenlijk verder te ontwikkelen. Het team staat open om gezamenlijk en van elkaar te leren. We verwachten dan ook dat als dit op een doelgerichte manier schoolbreed aangepakt wordt en de link met de vakdidactiek gemaakt wordt, er grote verbeteringen op het gebied van het spellingonderwijs te realiseren zijn. In 2014-2015 zijn door het KPO leerteam drie deelplannen geschreven waarin doelen zijn opgenomen voor schooljaar 2015-2016 en 2016-2017. Tijdens de studiedag op 19 november zijn de acties van deelplan 1 weggezet in concrete acties per week, zie bijlage 6. Deze werkwijze willen wij, in het kader van een lerende organisatie, ook gaan hanteren voor de andere vakgebieden.
5.5 Bewaken van de kwaliteit te houden Om de kwaliteit van ons onderwijs verder te verbeteren zijn de formatie, jaarplan en de professionalisering conform de uitgangspunten van het schoolplan en de CAO gemaakt. De doelen zijn: • verder ontwikkelen van het kwaliteitsdossier • verder ontwikkelen van het P.O.P. • leerkrachten hanteren de leerlijnen en maken een groepsplan voor de basisvaardigheden • intern begeleiders en directie hebben kennis van opbrengstgericht werken
14
• • • •
verbeteren van het onderwijsinhoudelijke aanbod voor meer- en hoogbegaafde leerlingen de ib-ers analyseren de opbrengsten van de basisvaardigheden en presenteren dit aan het team schoolstandaarden worden geïntroduceerd en vastgesteld taakomschrijving intern begeleiders en bouwcoördinatoren worden gemaakt en vastgesteld
Visie Gezien de grote veranderingen in de maatschappij moet de visie van de Witte Olifant worden geëvalueerd en opnieuw vastgesteld. Scholing Op basis van de schoolanalyse wordt het team op twee onderwerpen geschoold: 1. meer- en hoogbegaafdheid o.l.v. Novilo (zie verder het schoolplan) 2. spellingonderwijs o.l.v. KPO (zie verder het schoolplan) Overige zaken Er worden groepsbezoeken gepland en uitgevoerd op basis van de verbeterplannen Spelling en aanbod meer- en hoogbegaafde leerlingen. Deze bezoeken worden nabesproken en vastgelegd Datamuur en groepsplannen Een datamuur is een hulpmiddel om leerlingen met vergelijkbare instructiebehoefte te clusteren op basis van toetsresultaten (data). Zo ontstaan er drie subgroepen: • basisgroep • zorggroep • plusgroep Het groepsplan is een beschrijving van het onderwijsaanbod in een bepaalde periode: • Wat is het doel (meetbaar, minimumdoelen voor alle leerlingen, hogere doelen voor de leerlingen die dat aan kunnen) ? • Welke leerstof / activiteiten bied ik aan om dat doel te bereiken? • Hoeveel tijd besteed ik daaraan? • Hoe organiseer ik dat? • Hoe ga ik na of het doel aan het eind van de periode bereikt is? • Alle leerlinge doen mee met het groepsplan De volgende afspraken zijn gemaakt:
15
• • • • • • • •
keuze voor de cyclus convergente differentiatie; hanteren van het IGDI-model en klassenmanagement; handelingsgericht werken; maken van een groepsoverzicht m.b.v. een datamuur; clusteren van leerlingen HGW, wisselend naar competentie, naar vaardigheden, naar leerstijl, naar interesse enz.; groepsbesprekingen gaan volgens de uitgangspunten van HGW; de leerkracht noteert de gegevens en gesprekken in ParnasSys; sterke kanten van de leerling worden benadrukt.
De volgende acties zijn ondernomen: • er worden groepsplannen gemaakt voor de rekenen, technisch lezen, begrijpend lezen en spelling (basisvaardigheden); • de groep wordt in 3 niveaus ingedeeld; • elke cyclus HGW wordt afgesloten met een groepsbespreking; • de schoolanalyse wordt 2x per schooljaar met het team besproken; • leerkracht en intern begeleider bespreken het groepsplan; • intern begeleiders, directeur leggen klassenbezoeken af voorafgaand aan de groepsbespreking De opbrengsten zijn: • de leerkrachten kunnen groepsplannen maken; • de leerkrachten werken op drie niveaus a.d.h.v. het groepsplan; • de leerkrachten krijgen n.a.v. de schoolanalyse inzicht hoe de school er kwalitatief voorstaat (schoolstandaard); • de leerkrachten hebben inzicht wat data betekent. Levenslang leren De samenleving heeft behoefte aan creativiteit, probleemoplossend vermogen, samenwerking, culturele en morele sensitiviteit, zorgzaamheid en vakmanschap. Om leerlingen goed te kunnen voorbereiden op de toekomst zijn de volgende ontwikkelingen belangrijk: 1. meer aandacht voor de ontwikkelingen van vaardigheden om te leren zoals samenwerken, creatieve oplossingen bedenken, omgaan met ICT; 2. meer aandacht voor leren van conceptuele kennis (inzichten); 3. meer gebruik maken van andersoortige leeractiviteiten die door technologische ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden; 4. leerkrachten moeten meer gebruik maken van de beschikbare kennis over het leren van leerlingen; 5. meer aandacht bij het ontwerpen van leeractiviteiten hoe om te gaan met verschillen tussen leerlingen
16
6. leerkrachten zijn niet de volger van de methode, maar gebruik deze als leidraad (leerlijn) of als bron voor opdrachten 5.6 Specialismen in het team (overzicht) In het team hebben wij de beschikking over de volgende specialismen: • leerkrachten die scholing meer- en hoogbegaafdheid hebben gevolgd; • leerkracht met afgeronde opleiding orthopedagogiek • leerkrachten met opleiding intern begeleider • leerkracht met opleiding “RT voor het jonge kind” • leerkracht met werkervaring in het Kabouterhuis • leerkrachten die de Kanjertraining hebben gevolgd
6. Onze werkwijze, de ondersteuningsroute De procedure voor het bieden van ondersteuning aan kinderen noemt men in het onderwijs “de ondersteuningsroute”. Binnen onze stichting is die ondersteuningsroute verdeeld in vijf fasen. Fase 1: Vroeg signaleren De route begint al voordat het kind op school komt. Dan al moet er zicht zijn op bijzondere ondersteuningsbehoeftes. Als een kind ingeloot of automatisch geplaatst wordt in het kader van het toelatingsbeleid moet de school direct na die loting intakegesprekken voeren om zo te kijken of er voor een kind bijzondere ondersteuning nodig is. Als het kind een bepaalde ondersteuning nodig heeft en de school het niet kan bieden, zoekt de school samen met het bestuur naar een alternatief binnen de stichting. En als het binnen de stichting niet lukt, wordt er bij andere stichtingen aangeklopt.Als men verwacht dat het kind in eerste instantie beter kan starten in het speciaal onderwijs, wordt de onderwijsadviseur van het samenwerkingsverband ingeschakeld. Het komt voor dat ouders niet alles vertellen tijdens de intake en problemen al snel zichtbaar worden vanaf de eerste schooldag. In dat geval trekken leerkracht en intern begeleider meteen aan de bel bij de adviseur passend onderwijs. Gezamenlijk wordt dan met ouders gekeken wat er moet gebeuren om tot de juiste begeleiding te komen. Fase 2: Leerkracht geeft ondersteuning op maat Als het kind eenmaal op school zit, zal de leerkracht zorgen voor een passend aanbod in de klas op basis van eigen vaardigheid en overleg met andere collega’s. De leerkracht beschrijft de organisatie van de ondersteuning in een groepsplan en soms in een individueel plan. De leerkracht blijft altijd verantwoordelijk voor het kind in het verdere proces en neemt het initiatief voor de te zetten stappen. Zo
17
kan een leerling in deze fase worden ingebracht in de leerlingbespreking intervisiestyle. In het kader van een lerende organisatie wordt het voeren van een onderwijsinhoudelijk dialoog gestimuleerd middels deze vorm van bespreken (zie bijlage 2). Er zijn drie geplande oudergesprekken per jaar waarin de ontwikkeling van het kind wordt besproken. Tussentijds kan dat ook als het nodig is, en zeker als de leerkracht over een specifieke aanpak wil spreken. Fase 3. De leerkracht heeft advies nodig De leerkracht geeft bij de intern begeleider aan dat ondanks allerlei pogingen de gewenste ontwikkeling achter blijft. Er wordt een overleg gepland met de ouder(s). De intern begeleider, ouder(s) en leerkracht stellen in een gesprek vast wat er nodig is om de juiste ondersteuning te kunnen bieden. De leerkracht kan het initiatief nemen om de ontwikkeling van een kind aan te kaarten, maar het initiatief kan ook door de intern begeleider genomen worden tijdens een groepsbespreking of observatie. Ook ouders kunnen dat initiatief nemen. Hoe het ook zij, de leerkracht blijft verantwoordelijk voor het zoeken naar de juiste ondersteuning van het kind en het contact met de ouder(s). De aanpak wordt opgenomen in het groepsplan en soms in een individueel plan. Afhankelijk van de situatie is het mogelijk om in deze fase te starten met het groeidocument, maar dat is in deze fase nog niet verplicht. Fase 4. Ondersteuningsteam bijeen, start groeidocument Als fase 3 onvoldoende effect heeft, roept de intern begeleider eenondersteuningsteam bijeen. In het ondersteuningsteam zitten in ieder geval de schooldirecteur, intern begeleider, betrokken leerkracht, relevante deskundige(n) en de ouder(s). De schooldirecteur kan per situatie vaststellen wie nog meer aansluiten bij het ondersteuningsteam. Zo maakt de directeur een inschatting of de adviseur passend onderwijs ingeschakeld moet worden. Dat heeft vooral te maken met de complexiteit van de ondersteuningsbehoefte en de wijze waarop het contact met ouders verloopt. Als dat contact niet naar wens verloopt, is het aan te raden om de adviseur passend onderwijs te betrekken. Verder kunnen nog aanschuiven: de begeleider passend onderwijs (BPO), een schoolpsycholoog, schoolarts, jeugdzorg, leerplicht, specialisten uit het speciaal (basis)onderwijs, schoolmaatschappelijk werk, wijkagent. Een nieuwe stedelijke functie is die van ouder en kindadviseur. Deze persoon is voor de school degene die de hulpverlening coördineert als de thuissituatie om aandacht vraagt of zorgelijk is. De ouder- en kindadviseur kan ook een rol spelen in het ondersteuningsteam van onze school. Het ondersteuningsteam blikt terug op voorgaande fasen in de ondersteuningsroute. Van daaruit wordt bekeken welke stappen gezet moeten worden en wie daarin wat doet. Dit is dus ook de fase waarin school verplicht is te starten met het groeidocument. Voorgaande plannen worden in het groeidocument opgenomen. Als het ondersteuningsteam over voldoende informatie omtrent de onderwijsbehoefte beschikt, stelt het ondersteuningsteam vast: a) of de school het kind zou moeten kunnen begeleiden b) of er nog andere mogelijkheden zijn voor in de klas; c) of extra ondersteuning aan de orde is.
18
Ondersteuning die uit deze fase voortvloeit, kunnen we achteraf als “extra ondersteuning” verantwoorden, tenzij het ondersteuningsteam constateert dat bepaalde interventies in de voorgaande fasen niet zijn benut. Als extra ondersteuning nodig is, wordt bekeken welke arrangementen de school heeft en welke arrangement voldoet aan de onderwijsbehoefte van het kind. De uitvoering en bijstelling van het groeidocument kan alleen met toestemming van de ouders starten. Ook tijdens de uitvoering worden ouders nauw betrokken. Als er onvoldoende zicht is op de onderwijsbehoefte, zal het ondersteuningsteam het voorstel doen om een onderzoek te laten doen dat leidt tot een handelingsgerichte diagnose. De directeur kan hiertoe besluiten na instemming van de ouders. Als er sprake is van een onhoudbare situatiedoor het gedrag van het kind en er veel onduidelijkheid is over de onderwijsbehoefte, zal gebruik worden gemaakt van een stedelijke time out voorziening (observatieplaats). Van daaruit wordt dan bekeken wat er in het belang van het kind verder moet gebeuren. Fase 5. Overplaatsing naar een andere school Het kan zijn dat de ondersteuning in de klas aangevuld met extra ondersteuning niet voldoende is waardoor de ontwikkeling van het kind in gevaar komt. Als de juiste ondersteuning niet geboden kan worden, zal de onderwijsadviseur van het samenwerkingsverband om advies worden gevraagd. Dat kan alleen met een groeidocument waaruit blijkt dat de voorgaande fasen zijn doorlopen en er dus van alles is geprobeerd. In deze fase moet de directeur de adviseur passend onderwijs betrekken. Ook ouders hebben hun deel van het groeidocument ingevuld. Als ouders dat niet willen doen, dan kan school besluiten om een onvolledig groeidocument naar de onderwijsadviseur te sturen. Er kunnen ook omstandigheden zijn waardoor die overplaatsing met grote spoed moet plaatsvinden. In dat geval wordt de noodprocedure gestart door een aanvraag te doen bij de stedelijke coördinator noodprocedure. Deze coördinator heeft de mogelijkheden om een spoedplaatsing te realiseren.
7. Welke aanvullende hulp kunnen wij bieden (arrangementen)? 7.1 Inleiding Sommige kinderen hebben aan de aanpak van de leerkracht niet genoeg.Voor die kinderen moeten er aanvullende arrangementen bestaan. Dat kan in de klas of buiten de klas zijn.Het kan met behulp van extra expertise, speciale leerkrachten, onderwijsassistenten en materialen. Het is een aanvullend aanbod op de reguliere aanpak van de leerkracht. We onderstrepen het woord ‘aanvullend’ , omdat dat wat de leerkracht biedt nooit los mag staan van het arrangement. 7.2 Leerlinggebonden financiering cluster 1 en 2 Kinderen die een ondersteuningsbehoefte hebben die vallen in cluster 1 en 2 (taal- en spraak) krijgen nog wel leerlinggebonden
19
financiering en dus ook een leerlinggebonden begeleiding. Ouders kunnen hierover in gesprek met school en school zorgt er met de aanbieders van die ondersteuning voor dat het juiste arrangement wordt geboden. 7.3Beschrijving arrangementen binnen de school Beschrijf hier je arrangementen (bedoeling van de arrangementen, opzet, organisatie, afstemming met aanbod in de klas). Het gaat hier ook om de bovenschoolse arrangementen die je gebruikt èn de inzet van begeleiders passend onderwijs (voormalige AB-ers). • Cognitief: leerachterstanden, leerproblemen, leervoorsprong • Gedrag: weerbaarheid, taakgerichtheid, zelfstandigheid, sociale vaardigheid, emotieregulatie, Hieronder staan de arrangementen die volgens de wet Passend Onderwijs verplicht zijn. Je kunt hier beschrijven wat je op die onderdelen al te bieden hebt: 1. Dyslexie en dyscalculie: protocol wordt gevolgd. 2. Meer en hoogbegaafde kinderen: werkgroep die beleid uitzet. De leerlingen krijgen tijdens gymtijden en rostervrije vrijdagen een verrijkt aanbod. Dit bestaat uit twee varianten te weten: light en intensief. 3. Kinderen met een lagere intelligentie: werken middels een eigen leerlijn. 4. Leerlingen met een lichamelijke handicap: cluster 3 één leerling die begeleid krijgt aangeboden door de ambulant begeleider. 5. Sociale veiligheid en gedrag: pestprotocol, inzet BPO/SA, kanjertraining en gevolgd middels KANVAS. 6. Protocol voor medisch handelen : protocol
8. Ouderbetrokkenheid 8.1 Inleiding Een kind heeft niet alleen recht op goed onderwijs, maar het heeft ook recht op een goede samenwerking tussen school en zijn of haar ouder(s). Alleen dan kan een kind zich goed ontwikkelen. Dat legt een grote verantwoordelijkheid bij beide partijen. 8.2Ouders als ervaringsdeskundige Uitgangspunt is dat ouders de rol hebben van ‘ervaringsdeskundige’. Sterke schoolteams werken al zo met ouders, maar dat is per 1 augustus 2014 de norm geworden. De ervaring en inzichten van ouders worden gebruikt om de juiste ondersteuning voor een kind te formuleren. Ouders zullen dit verschil merken op het moment dat hun kind bijzondere aandacht nodig heeft. Zij krijgen niet meer een plan toegelicht dat moet worden ondertekend. Nee, eerst worden ouders uitgenodigd voor een gesprek om de situatie goed te bespreken, realistische doelen te stellen en het beste plan te bedenken. Daarna komt er een document waarin dat wordt vastgelegd. Duidelijk moet wel zijn dat de school altijd de regie voert over het realiseren van de zorgplicht tijdens schooltijd.
20
8.3Intentieverklaring educatief partnerschap Wij willen graag met ouders een duurzame samenwerking aan die vraagt om een afstemming van wederzijdse verwachtingen. Dit kan in een duidelijke intentieverklaring. Hoewel dit niet een bindend document is, is het wel goed voor de samenwerking dat bepaalde intenties expliciet door school en ouders worden benoemd en onderschreven.Het gaat dan om de volgende intenties: • Ouders worden door school gezien en behandeld als waardevolle ervaringsdeskundigen om tot de juiste ondersteuning van hun kind te komen. • Ouders worden door school intensief betrokken bij de ondersteuning van hun kind als het kind om bijzondere aandacht vraagt. • School investeert in een goede verstandhouding (goed luisteren, inleven in situatie van de ouder(s), oog hebben voor wensen en behoeften van de ouder(s), open en duidelijk zijn, betrouwbaar zijn, etc.) • School zorgt ervoor dat er alles is gedaan om wrijving in de samenwerking te voorkomen en te verhelpen, inclusief het inschakelen van externe hulp daarbij. • Ouders hebben kennisgenomen van het aanbod, de mogelijkheden, beperkingen en de werkwijze van de school, zoals vastgelegd in de schoolgids en dit schoolondersteuningsprofiel. • Ouders geven blijk van vertrouwen in de expertise van de school om tot de juiste ondersteuning te komen. • Ouders onderschrijven dat de regie over de wijze waarop de ondersteuning tot stand komt bij de school ligt en dat de schooldirecteur uiteindelijk besluit welke ondersteuning de school biedt. • Ouders willen meewerken mee aan onderzoeken die de school noodzakelijk acht om tot de juiste ondersteuning te komen;
9. Geschillen 9.1 Inleiding Ondanks de intentieverklaring en de inspanningen van school en ouders om goed samen te werken, kan het zijn dat school en ouders niet meer op één lijn staan. In dit hoofdstuk omschrijven we wat dan de te nemen stappen zijn. 9.2 Klachtenafhandeling Als ouders ontevreden zijn over de handelwijze van de school, bespreken zij dat eerst met het teamlid waar het om gaat. Als dat de onvrede niet wegneemt, gaan ouders naar de schooldirecteur. Als dat niet helpt, kunnen ouders een schriftelijke klacht indienen bij het bestuur. Op dat moment is de geldende klachtenprocedure van Openbaar Onderwijs aan de Amstel van toepassing. Ouders worden gehoord, school wordt gehoord, het bestuur formuleert standpunt en zoekt naar een oplossing.
21
9.3 Stagnerende samenwerking en het voorkomen van een escalerend conflict Het kan ook zijn dat er sprake is van een stagnerende samenwerking tussen school en ouder(s) die nadelig is voor de begeleiding van het kind. Het kan bijvoorbeeld gaan om situatie waarin: 1. ouders geen toestemming willen geven aan een onderzoekstraject dat de school noodzakelijk acht; 2. ouders de school geen of slechts gedeeltelijk inzage geven in een onderzoeksrapport dat relevant is voor de begeleiding van het kind. 3. ouders het niet eens zijn met een bepaalde ondersteuning die de school wil verzorgen of deze ondersteuning niet toereikend vinden; 4. ouders het niet eens zijn met de manier waarop de school een onhoudbare situatie wil de-escaleren; 5. ouders het niets eens zijn met de school om hun kind over te plaatsen naar een geschiktere school (Dat kan een andere reguliere basisschool zijn of het speciaal (basis)onderwijs). Binnen onze stichting zijn wij erop gebrand om een ‘dreigende escalatie’ te voorkomen, omdat het belang van het kind in het geding is. We hanteren een procedure bestaande uit vier opschalende escalatiefases. Fase 1: De schooldirecteur krijgt van de leerkracht en/of de ouder(s) te horen (of merkt) dat de samenwerking tussen leerkracht en ouder(s) stagneert en stelt vast dat de ontwikkeling van het kind door de situatie wordt bedreigd. Hij/zij treedt op als bemiddelaar en trekt in de meeste gevallen de situatie in een paar gesprekken weer vlot, zodat de begeleiding van het kind niet meer onder druk komt te staan. Als situatie is opgelost wordt dit schriftelijk vastgelegd. Fase 2: Ondanks de interventie van de directeur blijft de samenwerking stagneren. De schooldirecteur schakelt het schoolbestuur in die zelf kan bemiddelen. Een expert kan ingeschakeld worden als het vermoeden bestaat dat de ouder of één van de ouders leidt aan een psychische aandoening waardoor ondersteuning in de communicatie nodig is. Overigens zal de school dan geruime tijd begeleid moeten worden in de gesprekken met deze ouder(s). Bij een verschil van inzicht over de noodzakelijke ondersteuning kan de schooldirecteur bij het samenwerkingsverband een second opinion aanvragen. De schooldirecteur informeert de ouders altijd over de te nemen stappen. Deze interventie betekent in veel gevallen dat de samenwerking weer beheersbaar is. Als dat zo is, wordt dit schriftelijk vastgelegd. Fase 3: Als de bemiddeling of second opinion onvoldoende effect heeft gehad op de samenwerking, vraagt het schoolbestuur aan ouders en school deel te nemen aan een mediationtraject met een externe mediator. Het schoolbestuur regelt en financiert die mediation. De inhoud van een mediation kan niet worden vastgelegd, maar de schooldirecteur kan wel vastleggen of het traject succesvol is verlopen.
22
Fase 4. Als ouders echt niet mee willen werken aan mediation of als mediation niet heeft geleid tot een goede samenwerking, zal het schoolbestuur bepalen hoe ernstig de situatie is voor het kind èn voor de school. Als het schoolbestuur vaststelt dat de situatie aantoonbaar onwerkbaar is voor de school en/of de ontwikkeling van het kind ernstig wordt bedreigd, zal het bestuur de verwijderingsprocedure starten en een zorgmelding doen. Dat betekent de situatie geforceerd wordt om ervoor te zorgen dathet kind de ondersteuning kan krijgen waar het recht op heeft. De procedure start met een brief aan de ouders waarin het bestuur het voorgenomen verwijderingsbesluit kenbaar maakt en die ook mondeling aan de ouders wordt toegelicht. Gedurende 8 weken heeft het bestuur een verplichting om aantoonbaar te proberen een andere school voor het kind te vinden, dat kan een gewone basisschool zijn, maar ook een school voor speciaal (basis)onderwijs. Voor aanvang van de verwijderingsprocedure wordt het samenwerkingsverband, de ouder- en kindadviseur, de leerplicht en onderwijsinspectie ingelicht. Na 8 weken neemt het college een definitief besluit omtrent verwijdering. Voordat het bestuur een definitief besluit neemt, moeten ouders zijn gehoord. Ouders kunnen binnen 6 weken bezwaar maken tegen het definitieve verwijderingsbesluit, maar dit heeft geen opschortende werking voor de verwijdering. 10. Medezeggenschapsraad De medezeggenschapsraad heeft adviesrecht als het gaat om het schoolondersteuningsprofiel. Op (datum) heeft de medezeggenschapsraad positief geadviseerd over ons schoolondersteuningsprofiel. Elk schooljaar moet dit schoolondersteuningsprofiel bijgewerkt worden. Elke bijgewerkte versie wordt ter advisering voorgelegd aan de medezeggenschapsraad. De medezeggenschapsraad speelt geen rol bij geschillen. Geschillen worden in eerste instantie door de directeur behandeld en als ouders daar niet tevreden over zijn, gaat het geschil naar het schoolbestuur. De medezeggenschapsraad kan wel signalen die opgevangen worden, bespreken met de schooldirecteur. 11. Onhoudbare situaties 12. 11.1 Inleiding Per jaar kan er door het gedrag van een kind een onhoudbare situatie ontstaan. Het kind kan een gevaar voor zichzelf en de omgeving zijn en/of het onderwijs in de klas ernstig verstoren. Dit is een verdrietige situatie voor het kind en de ouder(s), maar het is ook bedreigend voor de andere kinderen en geeft de school een machteloos gevoel. Hoe extreem het gedrag ook is, het kind heeft er recht op om snel uit de situatie gehaald te worden en de begeleiding te krijgen die op dat moment nodig is. Voor iedereen is het belangrijk te weten hoe de school dan handelt. De scholen binnen onze stichting handelen volgens het volgende stappenplan.
11.2 Stappenplan
23
1. De schooldirecteur neemt direct contact op met het schoolbestuur. De directeur haalt het kind tijdelijk uit de situatie waar de escalatie heeft plaatsgevonden. Schorsen is daarbij een mogelijkheid, maar het kind kan ook tijdelijk in een andere groep geplaatst worden. De tijd wordt dan gebruikt om de vervolgstappen te zetten. 2. De schooldirecteur arrangeert direct na het incident een overleg met ouder(s), leerkracht en intern begeleider, vertegenwoordiger van het bestuur om de onhoudbare situatie te bespreken en om met elkaar te bespreken welke stappen gezet kunnen gaan worden. Het kan zijn dat de oplossing binnen de eigen school wordt gevonden. Indien nodig wordt de leerplichtambtenaar betrokken. 3. Als duidelijk wordt dat de oplossing niet binnen de school gevonden kan worden, onderzoekt het bestuur of een andere school binnen de stichting de expertise heeft om het kind te begeleiden. Als dat zo is, zal het bestuur die overplaatsing coördineren. Eventueel wordt een tijdelijke oplossing georganiseerd. Het is de taak van de directeur om daar bekostiging voor te vinden. 4. Als het bestuur vaststelt dat het gedrag niet binnen het regulier onderwijs kan worden begeleid, zal de noodprocedure gestart worden. Dat betekent dat het kind met spoed in het speciaal onderwijs geplaatst kan worden. Het kan ook zijn dat het kind in eerste instantie geplaatst wordt op een observatieschool. Dit is een optie als er nog teveel onduidelijkheden zijn omtrent de onderwijsbehoefte van het kind. Op de observatieschool krijgt het kind onderwijs èn wordt het onderzocht. Daaruit kan volgen dat het kind geplaatst moet worden in het speciaal onderwijs of dat het kan terugkeren naar het gewone basisonderwijs. 13. Ambities en ontwikkeltrajecten In dit stuk beschrijf je de speerpunten op schoolniveau ten aanzien van passend onderwijs en geef globaal aan wat je gaat ondernemen dit schooljaar. Je kunt daarbij voor de uitwerking verwijzen naar het jaarplan. 13.1 Inleiding Elke school krijgt een schoolbudget waaruit verschillende zaken betaald moeten worden (salaris, huisvesting, onderwijsmaterialen, scholing, etc.) aan dit budget wordt een bedrag voor passend onderwijs toegevoegd. Dit is maar voor een deel geoormerkt, namelijk minimaal € 69,-- per leerling moet aan een vorm van extra ondersteuning worden besteed. De rest van de middelen zijn lumpsum. In onderstaand overzicht laten we zien welke bedragen aan passend onderwijs worden besteed. Deze begrote uitgaven zouden moeten passen binnen de totaalbegroting van de school. 13.2 Begroting 2015 De inkomsten zorgmiddelen zijn op de begroting terug te vinden onder 8114 (rijksvergoeding zorg) en 8240 (vergoeding schoolbegeleiding Stadsdeel). De uitgaven boeken wij onder 3150 ( nascholing), 3200 (personeel derden op factuur basis), 3210 (schoolbegeleidingsdienst) en 4501 (leermiddelen en activiteiten).
24
Het ziet er qua begroting als volgt uit: Inkomsten 2015 8114: € 56.342 8240: € 9.287
2016 € 64.807 € 7.694
Uitgaven 3150: € 8.000 3200: € 1.000 3210 € 9.287 4501 € 30.000
€ 4.000 € 10.000 € 10.000 € 30.000
Basisondersteuning Kostendrager SWV B
FTE
Begroot
3010 Inzet formatie basisondersteuning 1,6471
1,6471
€ 92.019
3200 Inhuren derden basisondersteuning: RT op basis uurtje factuurtje
€
2.000
RT losse uren
€
1.500
KPO subsidie 50% schatting bijdrage school
€
6.000
Novilo HB/MB subsidie schatting
€
5.000
3150 Scholing
3210 Schoolbegeleidingsmiddelen
25
Bijdrage Stadsdeel € 23,82 per lln.
€
Subtotaal
7.693
€ 114.212
Extra ondersteuning (begeleiding van kinderen en leerkracht 3010 Inzet formatie AB-er dagdeel per week
0,1000
€ 5. 000
3200 Inhuren derden Wens ondersteuning bij uitvoeren dyslexie en dyscalculie 4501 Materialen 15 nieuwe Cito LVS mappen x € 300
€ 4.500
Subtotaal
€ 9.500
Minimum bedrag voor extra ondersteuning
Totaal uitgaven
€ 123.712
8114 Rijksvergoeding zorg (via SWV)
€ 56.342
8240 Gemeentelijke subsidie (SBM)
€
9.287
Totaal inkomsten
€ 65.629
Saldo
€ - 58.083
Bijsluiter bij het financiële overzicht
26
1. De inkomsten voor passend onderwijs bestaan uit twee onderdelen: a. 8114. Dat is geld dat het bestuur van OOadA van het SWV krijgt en vervolgens heeft verdeeld over de 22 scholen. b. 8240. dat is de gemeentelijke subsidie voor schoolbegeleidingsmiddelen (SBM). 2. Vorig jaar ontstond er onduidelijkheid over de financiële mogelijkheden voor het uitvoeren van het SOP. Vandaar dat nu benadrukt wordt dat de totaalbegroting leidend is voor de financiering van het SOP. Alleen € 69 per leerling is geoormerkt geld voor extra ondersteuning (vorig jaar was dat € 34). De rest van de inkomsten vanuit het SWV is lumpsum. Het moet duidelijk worden welk bedrag aan passend onderwijs wordt uitgegeven en waarom niet meer of minder (integrale keuzes). De schoolbegeleidingsmiddelen zijn overigens geoormerkt en moeten worden geboekt op 3210 (geen kostendrager nodig). 3. het is dit jaar verplicht om in het financiële overzicht de namen van de medewerkers (eigen formatie) aan te geven die ingezet worden voor passend onderwijs en om welk deel van hun aanstelling (fte) het gaat. 4. het gebruik van kostendragers voor uitgaven vanuit de schoolexploitatie is essentieel voor de financiële verantwoording. Voor uitgaven in de basisondersteuning is de kostendrager SWVB (B=basis). Voor uitgaven voor extra ondersteuning is de kostendrager SWVE (E=extra). 5. Het kan zijn dat er meer uitgaven begroot worden voor passend onderwijs dan de totaalinkomsten passend onderwijs die de school binnenkrijgt. Dan is het bedrag in de balk ‘saldo’ negatief. Dat is geen probleem zolang die uitgaven passen binnen een kostendekkende totaalbegroting van de school. 6. Er moet sprake zijn van een gezonde balans in de uitgaven basisondersteuning en extra ondersteuning. Geeft een school een groot deel van het geld voor passend onderwijs uit aan extra ondersteuning dan leidt dat wel tot de kritische vraag hoe de school investeert in de basisondersteuning.
27
Bijlage 1: werkwijze groepsoverzicht
Werkwijze groepsoverzichten.
In deze werkwijze staat beschreven wanneer en op welke manier je het groepsoverzicht invult. Naast het noteren van afspraken is een ‘good practise’ voorbeeld opgenomen in bijlage 1 van deze werkwijze.
De volgende gegevens worden geraadpleegd bij het invullen van het groepsoverzicht: •
LVS Cito midden en eind.
•
LVS methodegebonden toetsresultaten
•
LVS Zien
•
(Les)observaties
•
Het werk van de leerlingen
•
Notities ParnasSys
•
(medische) onderzoeksresultaten
De leerlingen worden voor de vakgebieden RW, SP, taal, TL en BL in Aanpakken ingedeeld. In het format groepsplan staan standaard een aantal onderwijsbehoeften beschreven. Indien leerlingen naast deze onderwijsbehoeften, o.b.v. boven vernoemde gegevens, specifieke onderwijs behoeften hebben, worden deze in het groepsoverzicht genoteerd. (In bijlage 2 zijn voorbeelden van onderwijsbehoeften opgenomen). Over het algemeen geldt dat leerlingen in Aanpak 2 geen specifieke onderwijsbehoeften hebben, maar de leerlingen in Aanpak 1 en Aanpak 3 echter wel.
28
Stappenplan: Opstellen Groepsoverzicht Fase 1: Waarnemen Groepsanalyse •
Analyseer aan de hand van het analyse model en het overzicht ‘Groepsanalyse’ uit Parnassys je groepsresultaten.
•
Bekijk per leerling aan de hand van de Niet methode toets verzamelstaat (uitdraai Parnassys) of de leerling:
1. De verwachtte gemiddelde groei heeft doorgemaakt; 2. In vaardigheid achteruit is gegaan; 3. Een snellere groei heeft doorgemaakt dan gemiddeld; •
4. Vul het ‘4 stromen schema’ in om de opvallende leerlingen in beeld te brengen;
•
5. Hang deze twee modellen in Parnassys bij ‘notities groep’.
Categorie 2 en 3 leerlingen vragen om extra alertheid bij het opstellen van het groepsplan.
Fase 2: Begrijpen Groepsoverzicht A. Print uit ParnasSys het overzicht vaardigheidsgroei. Neem als meetmomenten bij de vakken RW, SP, DMT en WS versie-M naar versie-E en de versie-E naar versie-M. Voor BL kijk je naar de vaardigheidsgroei van versie-M naar versie-M. Noteer in het format Groepsoverzicht bij fase 1: ‘Toetsen’ de opvallende zaken. B. Noteer bij fase 1 ook welke hiaten de leerling heeft in de leerstofkennis op basis van de resultaten van de methodetoetsen. C. Bij de leerlingen die NAAST het standaard aanbod uit aanpak 1, 2 of 3 nog iets extra’s nodig hebben, noteer je in fase 1 in het format Groepsoverzicht de belemmerende en protectieve factoren in. Bij fase 2 noteer je de specifieke onderwijsbehoeften. Dit doe je dus NIET voor ALLE leerlingen. D. Noteer in fase 3 de instructiebehoefte (aanpak 1, aanpak 2 of aanpak 3) van de leerling in op basis van de respons op instructie. Doe dit als volgt: •
Is de vaardigheidsgroei is voldoende gegroeid dan is de respons goed.
•
Is de vaardigheidsscore gedaald dan is de respons onvoldoende. De leerling heeft een intensiever aanbod nodig.
29
•
Is de vaardigheidsscore gestegen beoordeel dan of de leerling nog voldoende uitdaging krijgt binnen de aanpak waar de leerling in zit.
Fase 3: Plannen Bepalen van instructiebehoeften Cluster de leerlingen in drie subgroepen aan de hand van onderstaande tabel. Als er een groot verschil tussen de resultaten op de methodetoetsen en de resultaten op de niet-methode gebonden is toets kun je samen met de intern begeleider besluiten om van deze indeling af te wijken. Instructiegroep
Aanpak 3
Ontwikkeling
-
Vaardigheidsscore en Niveau I of II voldoende en onvoldoende vooruitgang;
Aanpak 2
-
Vaardigheidsscore en Niveau III voldoende en onvoldoende vooruitgang
Aanpak 1
-
Vaardigheidsscore en Niveau IVen V voldoende en onvoldoende vooruitgang.
Eigen leerlijn met aangepaste doelen (OPP)
-
Vaardigheidsscore en Niveau V (IV) met onvoldoende vooruitgang.
Afspraken: Het groepsoverzicht wordt minimaal twee keer per jaar, te weten 31 augustus 2015 en 5 februari 2016, aanscherpt en op de L-schijf in het map groepsoverzichten opgeslagen. Alleen de meest recente versie is opgeslagen. Het groepsoverzicht vormt de basis voor de groepsplannen en de groepsbespreking. Op basis van tussentijdse evaluaties wordt het groepsoverzicht indien nodig aangepast.
30
Bijlage 2: format groepsoverzicht groep 1-2 en groep 3-8
31
Schooljaar:
Fase 1: Waarnemen/signaleren
Fase 2: Begrijpen/analyseren
Fase 3: Clusteren
Periode:
Toetsen: methodegebonden en LVS
Voor elk kind de handreiking: hoe leert deze leerling het beste?
Vul per vakgebied de clustering aan
Groep: Lkr:
Gegevens uit observaties en gesprekken met collega’s, leerlingen en hun ouders. Informatie over het leerproces (wat kan kind wel/niet) , concentratie, motivatie, taakaanpak, reactie van kind op aanpakken, sociale vaardigheden, thuistaal (NT2 , VVE) onderzoeksgegevens (medisch, IQ onderzoek, diagnose e.d.)
(RW, SP, Taal, BL en TL)
Wat heeft dit kind nodig om zich te kunnen ontwikkelen? Wat zorgt ervoor dat dit kind zich competent voelt, dat zijn inbreng er toe doet en dat het kind erbij hoort en zich gewaardeerd voelt? Wat heeft het kind nodig gezien zijn leerstijl, zelfbeeld of eigen 'aardigheden'?
Onderwijsbehoeften (OWB): alleen invullen bij die leerlingen die extra begeleiding nodig hebben op dat gebied! 1. Doelen voor dit kind? 2.Wat heeft dit kind nodig om deze doelen te kunnen bereiken? Gebruik de hulpzinnen instructie, opdrachten, activiteiten, werkvormen, materialen, taken, leeromgeving, feedback, groepsgenoten, leerkracht. Voornaam en achternaam
Toetsscores, analyses
Stimulerende factoren.
Belemmerende factoren.
Specifieke onderwijsbehoeften
Clusteren: Aanpak 1, 2 of 3 TvK
32
RvK
Doublu re/ zijinstr omer.
Interne externe contacten
Nivea u van zorg
Zoals AB, TOS, RT, Plusklas, BJA, Semmi e.d.
(1,2,3 ,4 of 5)
Schooljaar:
Fase 1: Waarnemen/signaleren
Fase 2: Begrijpen/analyseren
Fase 3: Clusteren
Periode HGW – cyclus:
Toetsen: methodegebonden en LVS
Voor elk kind de handreiking: hoe leert deze leerling het beste?
Vul per vakgebied de clustering aan
Gegevens uit observaties en gesprekken met collega’s, leerlingen en hun ouders. Informatie over het leerproces (wat kan kind wel/niet) , concentratie, motivatie, taakaanpak, reactie van kind op aanpakken, sociale vaardigheden, thuistaal (NT2 , VVE) onderzoeksgegevens (medisch, IQ onderzoek, diagnose e.d.)
Groep:
Lkr:
(RW, SP, TL en BL)
Wat heeft dit kind nodig om zich te kunnen ontwikkelen? Wat zorgt ervoor dat dit kind zich competent voelt, dat zijn inbreng er toe doet en dat het kind erbij hoort en zich gewaardeerd voelt? Wat heeft het kind nodig gezien zijn leerstijl, zelfbeeld of eigen 'aardigheden'?
Onderwijsbehoeften (OWB): alleen invullen bij die leerlingen die extra begeleiding nodig hebben op dat gebied! 1. Doelen voor dit kind? 2.Wat heeft dit kind nodig om deze doelen te kunnen bereiken? Gebruik de hulpzinnen instructie, opdrachten, activiteiten, werkvormen, materialen, taken, leeromgeving, feedback, groepsgenoten, leerkracht. Namen van leerlingen
Toetsscores, analyses en conclusies
Stimulerende factoren.
Belemmerende factoren.
Onderwijsbehoeften
Clusteren:
doublure
+, - of basisgroep r s w p
t l
b l
Interne externe contacten Zoals AB, TOS, RT, Plusklas, BJA, Semmi e.d.
Nive au van zorg
(1,2, 3,4 of 5)
1.J 2. 3. 4.
33
Bijlage 3: werkwijze leerlingbespreking intervisiestyle
Protocol Leerling bespreking intervisiestyle Op obs. De Witte olifant wordt twee keer per jaar een groepsbespreking gevoerd. Naast het bespreken van het groepsoverzicht en de geëvalueerde groepsplannen, krijgen de leerkrachten ook de gelegenheid leerlingen aan te melden voor een leerling-bespreking. De leerling-besprekingen worden twee keer per schooljaar gevoerd en staan gepland op vaste momenten die zijn opgenomen in de zorgjaarkalender. Ouders/verzorgers worden altijd op de hoogte gesteld indien hun kind wordt besproken tijdens de leerling bespreking en krijgen na afloop een terugkoppeling van de leerkracht. Op obs. De Witte Olifant wordt de leerling bespreking middels een intervisievorm georganiseerd. De leerkrachten van de onderbouw vormen een samen een intervisiegroep, zo ook de leerkrachten van de middenbouw en de leerkrachten van de bovenbouw. Op deze manier wordt er met elkaar gesproken over de onderwijsinhoud, wordt elkaar expertise gebruikt en dragen we een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor onze leerlingen. Middels een aanmeldformulier (zie bijlage 1) wordt de ondersteuningsvraag van de leerkracht ingebracht e/o de onderwijsbehoeften van de leerling als uitgangspunt gebruikt (zie bijlage 2). Dit aanmeldformulier ontvangen de leden van de intervisiegroep 5 werkdagen van te voren. Obs. De Witte Olifant hanteert het uitgangspunt van de 1-zorgroute. Leerlingen met het niveau van zorg 1, 2, 3 of 4 kunnen ingebracht worden door de leerkracht. De gemaakte afspraken worden door de leerkracht vastgelegd ( zie bijlage 3) en het aanmeldformulier leerling- bespreking voorzien van het gekozen advies wordt opgenomen in het digitale leerlingendossier in Parnassys. IB monitort dit proces. De intern begeleider stelt voor de leerling-bespreking intervisiestyle een agenda op. Ook het stramien van bespreken staat op deze agenda duidelijk genoteerd (zie bijlage 4).
34
Bijlage 4: Taken en activiteiten van de interne begeleider De interne begeleider is in staat om leerkrachten te coachen en te ondersteunen. De interne begeleider zorgt ervoor dat er expertise binnen de school aanwezig is. Samen met de schoolleider borgt de interne begeleider vernieuwingen binnen de school. Het waarborgen van een effectieve leerlingenzorg is uiteraard ook één van de kerntaken van de interne begeleider.
De interne begeleider: Coacht en ondersteunt leerkrachten • • • • • • • •
stimuleert en begeleidt lkr. bij het aanbieden van effectief onderwijs; stimuleert en begeleidt leerkrachten bij het toepassen van de juiste didactiek; voert klassenconsultaties uit ter ondersteuning en verbetering van de leerkrachtvaardigheden; voert feedbackgesprekken met de lkr. n.a.v. de klassenconsultaties; coacht lkr. waar nodig om hun onderwijs te optimaliseren; begeleidt lkr. bij het maken van groepsplannen en bespreekt gemaakte groepsplannen met de betreffende lkr.; evalueert uitgevoerde groepsplannen met de lkr.; leidt indien nodig intervisiebijeenkomsten.
Brengt expertise binnen de school • • • •
houdt literatuur bij en is op de hoogte van de “evidence based” vernieuwingen; communiceert over vernieuwingen met lkr.; stimuleert vernieuwingen in de didactiek van het onderwijs; zorgt desgewenst voor bijeenkomsten met externe deskundigen om het team te informeren over recente ontwikkelingen.
Borgt vernieuwingen binnen de school • • • •
legt veranderingen in beleid vast (samen met de schoolleider); evalueert het geborgde beleid met de directie en stelt het beleid eventueel bij; laat geborgde onderwerpen met regelmaat terugkomen op de agenda van de teamvergadering; stimuleert lkr. in het vasthouden van veranderingen door het uitvoeren van klassenconsultaties en het vastleggen van afspraken in de klassenmap;
35
• • • •
coacht en schoolt nwe. lkr. in de principes van effectief onderwijs; coacht lkr. die van jaargroep wisselen in de kennis en vaardigheden die de nwe. groep vraagt; heeft contacten met externe deskundigen om op de hoogte te blijven van recente ontwikkelingen; zorgt voor de uitvoering van de afspraken over transfer binnen de hele school.
Waarborgt effectieve leerlingenzorg • • • • • • • • • • • • • • • •
bewaakt de toetskalender en plant de toetsafnames; heeft kennis van de toetsafname en ziet erop toe dat lkr. de toetsen volgens de handleiding afnemen; coördineert en controleert de toetsafname, de invoering van de gegevens in ParnasSys (LVS) en het maken van groepsplannen n.a.v. de toetsresultaten; interpreteert samen met de lkr. toetsresultaten op groepsniveau; interpreteert na de analyse op groepsniveau samen met de lkr. de toetsresultaten op individueel niveau (indien nodig); bespreekt met de lkr. de principes van effectief onderwijs en onderzoekt samen met de lkr. waar deze nog aangescherpt kunnen worden; kent de normen voor de hoeveelheid tijd en extra tijd die wekelijks moet worden besteed aan de basisvaardigheden en overige vakken en controleert dit in de weekplanning van de lkr.; is verantwoordelijk voor de goede afstemming tussen de instructie in de RT-tijd en de instructie in de groep; presenteert 2x per jaar de opbrengsten van de school; beschrijft de opbrengsten en het HGW in het jaarverslag; heeft wekelijks overleg met de schoolleider over de kwaliteitszorg van de school; heeft desgewenst contact met de ouder(s) van een risicoleerling. Werkt samen met ketenpartners bij lln met specifieke onderwijsbehoeften; vraagt aan/organiseert arrangementen voor lln met specifieke onderwijsbehoeften; adviseert/ondersteunt lkr. bij het uitwerken van eigen leerlijnen voor lln met specifieke onderwijsbehoeften; werkt in een (buitenschools)netwerk zoals netwerk ib van OOadA, OKT e.d.
36
Bijlage 5: Deelplannen KPO
ONTWIKKELPLAN Deelplan 1: Ontwikkeling didactisch handelen (!) (voorwaardelijk): leerstofaanbod, leeromgeving & klassenmanagement
Eigenaar
Uitgangssituatie
: Marjolein en Chantal
Er mist afstemming over de doorgaande leerlijn van de methode. Het huidige aanbod biedt te weinig handvatten om goed te differentiëren. Tevens moeten er duidelijk afspraken gemaakt worden hoe wij differentiëren (één lijn). Er is matig sprake van een rijke leeromgeving, dit moet kwalitatief omhoog en zichtbaar zijn in de hele school. Ook de afspraken omtrent uitgestelde aandacht moeten geborgd worden. De lessen gaan te weinig uit van doelen. Leerkrachten starten nog te vaak met een activiteit niet passend bij de spellingcategorie die centraal staat tijden de les. Focus daarop moet gaan leiden tot een doelmatigere en meer gestructureerde uitleg. 37
Er zijn geen duidelijke afspraken met betrekking tot effectief benutten van de lestijd en het aantal spellingmomenten per week. (de tiplessen worden niet in elke klas aangeboden).
Doelstelling(en)
Elke leerkracht hanteert hetzelfde spellingbouwwerk (op basis van Spelling in Beeld): • • • •
• •
• Prestatie-indicator(en) /mijlpalen
Onze kinderen horen de spelling categorieën op dezelfde manier, te weten….. (check spelling taal nieuwste editie bij levering dan …. invullen ) Er zijn heldere afspraken over welke regels/woorden bij welke categorieën zijn ingedeeld Er zijn heldere afspraken over de overgang van kleuterbouw naar groep 3 en van groep 3 naar groep 4 (Inzichtelijk, VLL en Spelling in Beeld), in spellingtaal en leeromgeving Er zijn afspraken over wat standaard aangeboden wordt aan alle leerlingen binnen en naast de methode (aanvulling van Kees Vernooy, educatieve software, basis-aanbod verrijking en basis-aanbod remediering, tip- en toplessen, inclusief alsnog-herhaal aanbod vanaf groep 5) Nieuwste editie voorziet hier misschien afdoende in, zodat bovenstaand niet meer nodig is….Zo ja dan borgen we wat we teambreed gaan inzetten en afspreken aan extra’s . Onze leeromgeving is zo, dat voor elk kind het spellingbouwwerk (visueel) zichtbaar & begrijpelijk is. Hierin is een doorgaande lijn herkenbaar De kinderen zijn gewend om om gaan te gaan met uitgestelde aandacht (door middel van het stoplicht). Hierin is een doorgaande lijn. De groepsadministratie bevat een jaarplanning van de leerstof en het gerealiseerde leerstofaanbod van het moment (onderbouw beredeneerd en gerealiseerd) • Op de eerste teambijeenkomst in aug. komt de taalspecialist van Zwijssen de nieuwste editie toelichten (workshop). • Augustus na pv 1 zijn de afspraken over welke regels/woorden bij welke categorieën horen geborgd. • Na studiedag 1 is de overgang van gr 2 naar 3 en van 3 naar 4 en de overgang tussen hogere leerjaren vastgelegd en geborgd. (werkvorm voor studiedag wordt voorbereid door kpo groep ) • In september checken alle leerkrachten met IB hun groepsmappen. • In januari is de leeromgeving op spellinggebied zichtbaar verbeterd.( Check middels flitsbezoeken van IB en collegiale consultaties bij elkaar). 38
• •
Implementatie
Evaluatie
Eind augustus voert 100% van het team het GIP-model goed uit. Dit wordt tussentijds gemonitord door IB en zal een vast agendapunt zijn tijdens PV’s en bouwvergaderingen. Deelplan twee zoemt verder in op de uitvoering van het IGDI-model en “de “ complete spellingles. Dit proces beslaat jaar 1 en 2 en is afhankelijk van het niveau per leerkracht.(coaching op maat ).
•
Tijdens de eerste PV zijn vanuit KPO werkgroep de regels vastgesteld over welke regels/woorden bij welke categorieën zijn ingedeeld. Deze worden duidelijk op papier gezet en digitaal geborgd als een agendapunt op de PV. Uitgangspunt de taal van de vernieuwde versie van de methode spelling in beeld. • Op de eerste studiedag na de herfstvakantie wordt met de leerkrachten van de groepen 1/2, 3 en 4 naar de overgang gekeken van Inzichtelijk, VLL en Spelling in Beeld. De verslaglegging wordt uitgewerkt door KPO Spelling groep. Overige teamleden wordt gevraagd hier binnen twee weken op te reageren. • Bij de startgesprekken van het nieuwe schooljaar krijgen alle leerkrachten van IB de afspraken over hoeveel tijd er wekelijks aan spelling wordt besteed en hoe vaak je een spellingles per week geeft. IB houdt hiervoor de richtlijnen van de inspectie van onderwijs aan en eerder gemaakte afspraken met het team. De groepsadministratie bevat een jaarplanning van de leerstof en het gerealiseerde leerstofaanbod van het moment (onderbouw beredeneerd en gerealiseerd). Tijdens de startgesprekken bekijken IB en leerkracht de klassenmap. • Op de eerste studiedag na de herfstvakantie wordt middels een presentatie het team geïnspireerd hoe onze leeromgeving voor elk kind het spellingbouwwerk (visueel) zichtbaar & begrijpelijk maakt. Hierin is een doorgaande lijn herkenbaar. In januari 2016 zullen feedback gesprekken gehouden worden middels collegiale consultaties. • Tijdens de eerste schoolweken maakt IB gebruik van flitsbezoeken en kijk dan specifiek naar de uitvoering van het GIPmodel. Middels feedback gesprekken worden eventuele ontwikkelpunten besproken. De periode tot de kerstvakantie staan in het teken van de uitvoering van het IGDI-model. Na de kerstvakantie wordt de verdieping realiseert middels lessonstudie Startgesprek: lestofaanbod accuraat en zichtbaar in klassenmap inclusief lestijd, en aantal spelling lessen per week Flitsbezoeken: GIP-model voldoende Collegiale consultatie: feedback op leeromgeving (Flits)bezoeken: IGDI-model. Op basis van deze bezoeken wordt er vervolgens gestart met lessonstudie.
39
Borging
Klassenmap: check Notulen PV: Verslaglegging studiedagen Verslaglegging feedback gesprekken Nabespreking met directie en KPO spellingteam. Verslaglegging richting team en dit borgen.
Communicatie
Op de eerste ouderavond worden de ouders ingelicht over het tweejarenplan spellingonderwijs Witte Olifant. De ouderavond zal daarom bestaan uit een algemeen deel met als speerpunt spelling, verzorgt door directie en ib (powerpoint). Daarna vindt er zoals gebruikelijk een presentatie plaats in de klassen zelf.
(Financiële)
Zie subsidieaanvraag Annemarie.
Middelen
40
ONTWIKKELPLAN Deelplan 2: Ontwikkeling didactisch handelen (!I): instructie en strategieën voor denken en leren
Eigenaar
:
Uitgangssituatie
Doelstelling(en)
In elke spellingles op de Witte Olifant zijn vier kernelementen herkenbaar: 1. Het doel van de spellingles is betekenisvol voor kinderen 2. De uitleg voldoet aan de vakdidactische principes (effectief inoefenen – op basis van literatuur Spelling op zn Best) – verder concretiseren – wat zijn de vakdidactische principes? (Helder uitleg!) 3. De uitleg is activerend 4. Er wordt tijdig en adequaat feedback gegeven Leerkrachten hebben de vaardigheden om: Kinderen de strategie te leren om een spellingcategorie toe te passen; Kinderen de strategie te leren om (zelfstandig) spelling categorieën te herkennen en toe te passen (stappenplan) Transfer & Leren leren!
41
Prestatie-indicator(en) /mijlpalen Implementatie
Evaluatie
Borging
.
Communicatie (Financiële) Middelen
ONTWIKKELPLAN Deelplan 3: ontwikkeling analyse en afstemmingsvaardigheden en het uiten van hoge verwachtingen.
Eigenaar
:
42
Uitgangssituatie
Aantekeningen voor de uitgangssituatie: Systeem: methode afhankelijke toetsen, methode onafhankelijk toetsen en groepsplannen. Dit is schoolbreed aanwezig. Praktijk: analyseren, evalueren en reflecteren behoeft nog aandacht. (basis voor analyse is “nieuwsgierig worden hoe een leerling leert”. Groepsbespreking: een document waarop concrete dagelijkse doelen op basis van analyse en reflectie ook in vaardigheidsscores staan geformuleerd Schoolanalyse: er worden per leerjaar per vakgebied per aanpak schoolstandaarden geformuleerd.
Doelstelling(en)
• •
De leerkrachten op de OBS Witte Olifant analyseren de toetsen zoals beschreven staat in het stappenplan; “Hoe analyseer ik mijn spellingtoetsen” ( protocol: observaties leerlingen, vergelijking) methodetoetsen en onafhankelijke toetsen, voeren diagnostische gesprekken en afnemen PI dictee (diagnstiserend afnemen))
Het groepsoverzicht betreft: •
een document waarin de onderwijsbehoeften geformuleerd staan in doelen zodat de leerkracht weet welke aanpak het beste past bij de desbetreffende leerling(en)
Het groepsplan betreft:
43
• •
een document wat leerkrachten als ondersteunend en praktisch ervaren voor het spellingonderwijs in de klas een document waarop basis van analyses (specifiek) doelen en aanpak staan opgenomen die terug te vinden zijn in de groepsadministratie (dag/weekplanning)
o
de leerkracht is in staat middels het instrument ‘kijkwijzer spellingles’ te reflecteren op het eigen vakdidactisch en pedagogisch handelen op basis van observaties van IB of collegiale consultatie lesverloop bespreken vanuit relevante vakdidactische en pedagogische kaders van het dagelijks handelen (kleine cyclus) zijn terug te vinden in de groepsadministratie
Reflectie:
o o • • •
De leerkracht heeft een ruime kennis wat de leerlijnen voor het spellingonderwijs betreft en weet welke didactiek en orthodidactiek toegepast dient te worden om goed spellingonderwijs te geven Metacognitie: het voeren van reflectiegesprekken met leerlingen waar de focus van het gesprek ligt op hoe het lesdoel behaald is. Middels vragen als wat ging er goed, hoe heb je je taak aangepakt en wat ga je de volgende keer anders doen. Naast het hanteren van de methode is de leerkracht bekend met welke bronnen geraadpleegd worden voor een nog specifiekere afstemming voor sterke en zwakke spellers
Prestatie-indicator(en) /mijlpalen Implementatie
Evaluatie
Borging
44
Communicatie
(Financiële) Middelen
45
Bijlage 6: KPO weekplanning
46
47
48