Nr. 7 augustus 2010
Schelmenstreek Verenigingsorgaan van KNMG District Limburg
Inhoudsopgave Inspelen op zorg in een grijze samenleving
pag 3
Specialist ouderengeneeskunde komt over de drempel
pag 5
De verpleeghuisarts moet weloverwogen over de drempel komen...
pag 6
Palliatieve sedatie: Doen sterven of laten sterven
pag 9
Bestuursmutaties
pag 13
Agenda
pag 15
Kijk ook op onze website: www.knmglimburg.nl
*Productinformatie: zie elders in deze uitgave. AZCR0002
Van de voorzitter De afgelopen twintig jaar is het aantal mensen boven de 65 jaar in Limburg verdubbeld en de komende jaren zal dit aantal alleen nog maar toenemen. Er komen daarnaast ook steeds meer ouderen op hoge leeftijd die zo lang mogelijk thuis willen blijven wonen. Gelukkig worden ouderen ook steeds mondiger en willen meebeslissen over de aan hen geleverde zorg. Naast een groot aantal goed lopende initiatieven zijn er ook nog knelpunten. Recent is hierover het standpunt van de Federatie KNMG verschenen in een zeer handzaam en zeer goed leesbaar boek: ‘Sterke zorg voor kwetsbare ouderen’(1).
Inspelen op zorg in een grijze samenleving Een op de zes ouderen boven de 65 jaar hebben een verhoogde kwetsbaarheid. Om de zorg voor deze grote groep ouderen op een goede manier te laten verlopen is een optimale samenwerking tussen een groot aantal zorgverleners, zorg en verzorgingsinstanties en gemeenten, welzijnsorganisaties en woningbouw coöperaties onontbeerlijk. Ook bijscholing van medisch, verpleegkundig en paramedisch personeel wat betreft kennis over de geriatrie is onontbeerlijk. Gelukkig zijn er steeds meer zorgvernieuwende initiatieven. Eén initiatief vanuit Verenso, waarbij artsen ouderenzorg de patiënt thuis opzoeken om opname in een verpleeg of verzorgingstehuis te voorkomen kunt u in dit nummer van ‘De Schelmenstreek’ lezen. Wellicht zal dit initiatief discussie oproepen bij de huisartsen. We dienen ons echter te
Colofon Schelmenstreek is het communicatie-orgaan van de KNMG District Limburg en verschijnt drie keer per jaar.
Redactie Leo Baur (eindredactie), Brigitte van den Brand, Harry Houben, Paul Muijrens, Arno Parren, Hellen Römkes, Raymond Scholman, Frans Smeets, John Stefelmanns, Marieke Verspaget, Sevgi Yaylali Verder werkten aan dit nummer mee: Mieke Draijer en Jos Schols.
Redactie-adres Akerstraat 81, 6417 BJ Heerlen
Vormgeving Pascale Mali, Communicatie & Marketing Atrium MC
Druk SchrijenLippertz
Oplage
4.500
ISSN: 1878-8254 Advertenties: Hiervoor kunt u contact opnemen met dhr. Arno Parren Julianalaan 43 te Papenhoven. E-mail:
[email protected]. Kopij: Ingezonden stukken en reacties (maximaal 200 woorden) voorzien van naam, afdeling, telefoonnummer en e-mail adres komen voor plaatsing in aanmerking. De redactie kan ingezonden stukken inkorten of weigeren. Kan tot vrijdag 9.00 uur vier weken voor verschijning bij de redactie worden aangeleverd. Abonnement: De Schelmenstreek wordt gratis toegezonden aan leden van KNMG Limburg en haar relaties. De kosten van een abonnement bedragen Euro 12.60 per jaar. Neem hiervoor contact op met dhr. Parren. Bezorging: Voor vragen en klachten over de bezorging van de Schelmenstreek kunt u een e-mail sturen naar
[email protected].
realiseren dat de groep ouderen in de nabije toekomst zo groot zal worden dat hier geen plaats is voor een domein discussie maar eerder: Hoe kunnen wij als medici op een verantwoorde optimale manier de grote groep oudere patiënten behandelen. Een weloverwogen reactie op de beschouwingen van collega Draijer wordt gegeven door prof. dr. Jos Schols, hoogleraar verpleeghuisgeneeskunde, verbonden aan de Universiteit Maastricht. Schols stelt, dat de specialist ouderenzorg met name intramuraal het best tot zijn recht komt om de medische zorg te bieden aan de groeiende groep van ouderen met complexe fysieke en psychische pathologie. De toegevoegde waarde van de verpleeghuisarts in de extramurale zorg is volgens collega Schols allerminst bewezen. Schols ziet dan ook meer heil in intensieve samenwerking tussen huisarts en specialistouderenzorg dan een concurrentiestrijd. Er zijn niet alleen meer patiënten boven de 65 maar ook het aantal senior artsen in ons district neemt toe en zal in de toekomst alleen nog verder toenemen. Collega Frans Smeets heeft binnen het bestuur plaats genomen omdat hij in Midden Limburg grote ervaring heeft om aansprekende initiatieven voor artsen senioren op te zetten. Frans Smeets licht een klein tipje van de sluier op met zijn bijdrage ‘artsen senioren in het bos’. Helaas worden de curatief werkende artsen met enige regelmaat geconfronteerd met uitzichtsloos lijden. De nieuwe richtlijn palliatieve sedatie werd in maart in Horst aan de Maas gepresenteerd. Een samenvatting van de presentaties kunt u in dit nummer van de Schelmenstreek lezen. Tenslotte willen wij u alvast wijzen op de komende symposia en evenementen waarbij KNMG Limburg betrokken is. U kunt een samenvatting lezen in de agenda of op onze website http:www.knmglimburg.nl. Veel leesplezier. Namens het Bestuur van KNMG District Limburg Dr. Leo HB Baur, voorzitter
De volgende Schelmenstreek verschijnt in december 2010
Coverfoto: De Mobiele Intensive Care Unit (MICU) van de Ambulance dienst Zuid Limburg Beschikbaar gesteld door dhr. H. Coenen.
District Limburg Schelmenstreek 7 september 2010
Voetnoot: (1) Federatie KNMG. Sterke medische zorg voor kwetsbare ouderen. http:www.knmg.nl/publicatie/kwetsbare-ouderen
3
Het gaat om de juiste combinatie1
Productinformatie elders in deze uitgave.
Het behalen van strenge bloeddruk streefwaarden kan bij sommige patiënten een uitdaging zijn. Het komt dan vaak aan op het combineren van verschillende antihypertensiva om de gewenste bloeddruk daling te realiseren.2 Daarom introduceert DAIICHI SANKYO de verrassend sterke combinatie van olmesartan en amlodipine: SEVIKAR®. Zo komen uitdagende streefwaarden binnen handbereik.1
De verrassend sterke combinatie met olmesartan1 Referentie: 1. Chrysant et al. Clinic Ther 2008; 30: 587-604 . 2. Guidelines Committee. 2007 ESC/ ESH Guidelines for the Management of Arterial Hypertension. J Hypertens 2007; 25 (6): 1105-1187. 068NL-20100401-OLAML
4
Schelmenstreek 7 september 2010 District Limburg
De specialist ouderengeneeskunde komt over de drempel Ze profileren zich als 'specialist ouderengeneeskunde', maar in de praktijk zijn ze slechts voor een klein deel van alle ouderen beschikbaar. Specialisten ouderengeneeskunde die ook buiten de muren van het verpleeghuis patiënten opzoeken, vormen nog steeds een uitzondering. De wil om hier verandering in te brengen is zeker aanwezig, maar er moet eerst een aantal belemmeringen uit de weg worden geruimd. In Nederland wonen zo'n 70.000 mensen in een verpleeghuis. Zij krijgen medische zorg van ongeveer 1.550 specialisten ouderengeneeskunde en sociaal geriaters. Het beroep van de specialist ouderengeneeskunde verandert snel, vooral vanwege demografische ontwikkelingen. Nederland krijgt de komende decennia immers te maken met een enorme vergrijzing. Nu is bijna 14 procent van de Nederlandse bevolking 65 jaar of ouder, maar tot 2040 stijgt dit percentage tot ongeveer 25%. In de wereld van specialisten ouderengeneeskunde is echter iets vreemds aan de hand. Hulpbehoevende ouderen kunnen de komende decennia niet meer allemaal in een verpleeghuis terecht, omdat die wat betreft financiering en personele bezetting tegen hun grenzen aanlopen. Tegelijkertijd is er ook al jaren een oplossing in zicht, maar komt de realisering daarvan niet goed van de grond. Als specialisten ouderengeneeskunde namelijk meer extramuraal zouden gaan werken, kunnen ouderen langer in hun vertrouwde omgeving blijven wonen. Dat is prettig voor de ouderen zelf, goedkoper voor verzekeraars én ontlastend voor mantelzorgers en huisartsen. Een ideale oplossing dus. Toch blijft de extramurale zorg door specialisten ouderenzorg al jaren op een zeer beperkt percentage van hun werktijd steken. Slechts 20 procent van de verpleeghuizen krijgt regelmatig een verzoek van een huisarts om de expertise van een specialist ouderengeneeskunde in te zetten. Meestal consulteert de huisarts de specialist ouderengeneeskunde telefonisch. En áls de specialist ouderengeneeskunde al op pad gaat om patiënten te bezoeken, betreft dit in veruit de meeste gevallen bezoekjes aan verzorgingshuizen. Wat weerhoudt de specialist ouderengeneeskunde ervan om de wijk in te gaan? Mieke Draijer (40) is specialist ouderengeneeskunde in verpleeghuis Lindestede in Wolvega en voorzitter van Verenso, vereniging van specialisten ouderengeneeskunde en sociaal geriaters. Zij legt uit dat extramuraal werken wordt gehinderd door drie drempels: de wijze waarop deze zorg gefinancierd wordt, koudwatervrees bij specialisten ouderengeneeskunde en het feit, dat sommige huisartsen zich in hun broodwinning bedreigd voelen. Voor specialisten ouderengeneeskunde die aan huis bezoeken, is de vergoeding nog steeds niet goed geregeld, vindt Draijer. ‘Daardoor is het regelmatig liefdewerk oud papier. Maar je kunt natuurlijk van speciaDistrict Limburg Schelmenstreek 7 september 2010
Dit artikel is een bewerking van een artikel dat in januari 2009 verscheen in Arts & Auto, ledenmagazine van VvAA en wordt met toestemming van VVAA en Verenso gepubliceerd. Tekst: Anton van Tuyl
Mieke Draijer, voorzitter Verenso listen ouderengeneeskunde niet verwachten, dat ze problemen van de overheid gratis blijven oplossen. Ik grijp elke gelegenheid aan om politici hierop te attenderen. Per 1 januari 2009 wordt op basis van het ZZP (zorg zwaartepakket) berekend op welke AWBZ-vergoeding een patiënt recht heeft. De hoogte van de vergoeding wordt gebaseerd op de zorgvraag (oftewel: de zorg zwaarte) van de patiënt. Voor ouderen in een verpleeghuis wordt op basis van een ZZP zowel de (para-) medische zorg als de verpleging en verzorging vergoed. Maar wie nog thuis of in een verzorgingshuis woont, krijgt uit dezelfde ZZP alleen de verpleegkundige zorg vanuit de AWBZ vergoed. Specialistische medische behandeling of algemene medische zorg aan huis door een specialist ouderengeneeskunde is voor deze ouderen dus niet financieel gedekt, hoewel deze zorg wél geïndiceerd is.’ Mieke Draijer hoopt, dat mensen in een verzorgingshuis of thuiswonende ouderen hierover een klacht indienen bij hun zorgkantoor of een proefproces aanhangig maken. ‘Dit probleem moet worden opgelost.’ Over de overige twee drempels zegt Draijer: ‘Specialisten ouderen geneeskunde die al jaren binnen de vier muren van een verpleeghuis werken, moeten soms letterlijk en figuurlijk een drempel over om de wijk in te trekken. Tegelijkertijd zien huisartsen ons soms als concurrent. Dat is jammer, want wij kunnen de huisarts juist prima aanvullen, zonder zijn of haar plaats in te nemen. Bij sommige ouderen ga ik zelfs samen met de huisarts periodiek op bezoek.’ Ouderengeneeskunde is een vak apart. Ouderen hebben vaak een combinatie van aandoeningen. Hart- en vaatziekten, suikerziekte, geheugenproblemen, mobiliteitsbeperkingen, incontinentie en decubitus bijvoorbeeld. De specialist ouderengeneeskunde kent die combinaties en is ook vertrouwd met de onderlinge beïnvloeding van de bijbehorende medicijnen. ‘Wij kijken naar het totaalplaatje en zijn gespecialiseerd in deze leeftijdsgroep’, zegt Mieke Draijer. Ze geeft een voorbeeld: ‘Een oudere vrouw had een maagbloeding gehad door haar medicijnen tegen reuma.
5
De reumatoloog zei heel simpel: 'U mag die medicijnen nooit meer nemen!' Dat was wel heel kort door de bocht, want dat betekende dat die vrouw nooit meer zou kunnen lopen, met allerlei vervelende gevolgen voor haar gezondheid en welzijn.’ Ouderen hebben daarom een regisseur nodig voor hun gezondheid, meent Draijer. Zij vindt dat specialisten ouderengeneeskunde daartoe bij uitstek gekwalificeerd zijn. Mieke Draijer en haar collega-artsen uit verpleeghuis Lindestede in Wolvega gaan intussen steeds vaker de wijk in. Zo’n 30 procent van hun werk doen ze nu buiten het eigen verpleeghuis. Daarvan gaat het grootste deel naar zes verzorgingshuizen in de regio, waarmee een contract is afgesloten. ‘Maar op verzoek van de huisartsen zoeken we ook vaker ouderen thuis op’, zegt Draijer. ‘Om duidelijk te maken wat wij te bieden hebben, organiseren we in de Lindestede af en toe een informatieavond voor huisartsen. Dat werkt heel goed, omdat je zo misverstanden uit de weg kunt ruimen. Voor
zo'n avond vraag ik accreditatie aan, zodat de huisartsen die kennisoverdracht bij hun scholingspunten mogen tellen.’ Nederland telt drie opleidingsinstituten voor aio’s (artsen in opleiding tot specialist) die zich willen specialiseren tot specialist ouderengeneeskunde. De opleiding wordt aangeboden in Nijmegen, Amsterdam en Leiden. Voor 2009 en 2010 zijn er in totaal 112 opleidings¬plaatsen per jaar. Onlangs is de opleiding verlengd van twee naar drie jaar. De vernieuwde opleiding voorziet in diverse stages, zoals de ziekenhuis-, GGZ- en keuzestage. Bovendien wordt nu nadrukkelijker ingespeeld op de tijdgeest: specialisten ouderengeneeskunde gaan de komende jaren meer extramuraal werken om ouderen langer thuis te kunnen laten wonen. Dit betekent dat de specialist ouderengeneeskunde met nieuwe samen werkingsverbanden te maken krijgt.
De verpleeghuisarts moet weloverwogen over de drempel komen... Reactie van prof. Jos Schols, hoogleraar verpleeghuisgeneeskunde, Universiteit Maastricht, op artikel van mevr. M. Draijer In haar artikel, ‘de verpleeghuisarts komt over de drempel...’ komt mevrouw Draijer met de volgende statements: • Verpleeghuisartsen profileren zich als specialist ouderengeneeskunde maar zijn in de praktijk slechts voor een klein deel van alle ouderen beschikbaar....; • Het beroep van verpleeghuisarts verandert snel door vooral de demografische ontwikkelingen...; • Als verpleeghuisartsen meer extramuraal zouden gaan werken, kunnen ouderen veel langer in hun vertrouwde omgeving blijven wonen ..; • Slechts een klein deel van de verpleeghuizen krijgt regelmatig verzoeken een verzoek van een huisarts om de expertise van de verpleeghuisarts in te zetten; deze inzet geschiedt met name in verzorgingshuizen. • Extramuraal werken door de verpleeghuisarts komt om drie redenen moeilijk van de grond: door de wijze van finaciering van de zorg, door koudwatervrees bij veel verpleeghuisartsen en door concurrentie-angst bij huisartsen... Vervolgens spreekt mevr Draijer de hoop uit dat ouderen die thuis of in een verzorgingshuis wonen en AWBZ geïndiceerde zorg ontvangen, hun potentiële recht op medische zorg door een verpleeghuisarts claimen bij het zorgkantoor... Deze statements dagen zeker uit tot een reactie. Laten we om te beginnen terug gaan naar het nog maar recente verleden! Immers, pas in 1990 werd de verpleeghuisgeneeskunde in ons land officieel als medisch specialisme erkend. Dit betekent in feite dat het pas sinds twee decennia duidelijk is dat de medische zorg voor fragiele ouderen die verblijven in een verpleeghuis een eigen vakgebied rechtvaardigt. En uiteraard is dat een terechte beslissing geweest. De veelal pluriforme en complexe problematiek van psychogeriatrische en somatische verpleeghuisbewoners, die vaak een toestandsbeeld vertonen van multimorbiditeit met een breed scala aan stoornissen, beperkingen en handicaps, vereist echt een specifieke medische benadering. Verpleeghuisbewoners
6
hebben vanwege hun profiel namelijk nadrukkelijk behoefte aan een hoog intensieve medische zorg, die gekenmerkt wordt door een hogere tijdsintensiteit en vanwege de vaak aanwezige zorgproblemen (w.o. decubitus, ondervoeding, valincidenten, gedrags pro blemen, polyfarmacie etc.) ook sterkere continuïteit. Deze vorm van medische zorg, die intramuraal bovendien ingebed is in een prachtig multidisciplinair kader, past derhalve ook niet goed in de reguliere werkwijze van de huisarts en is ook niet te bieden via intermitterende bezoeken van medisch specialisten. Kortom, wij weten inmiddels in ons land dat de medische zorg in ver pleeghuizen niet iets is, dat je er als huisarts of specialist Schelmenstreek 7 september 2010 District Limburg
even bij doet. In het buitenland komt men daar ook steeds meer achter. Op zo’n erkenning als intramuraal specialist moet je dus heel trots zijn en als discipline keihard werken aan de verdere professionalisering en wetenschappelijke onder bouwing van het eigen vakgebied. Daarmee zijn we ook aan de slag gegaan. Er zijn inmiddels diverse verpleeg huisgeneeskundige richtlijnen beschikbaar en het onder zoek naar de kenmerken van verpleeghuisbewoners en naar hun complexe problemen inclusief mogelijke interventies daarvoor, is aan verschillende universiteiten geluikkig structureel van de grond gekomen (m.n. VUMC, Radboud Universiteit, LUMC en MUMC+). Maar in de toekomst is een nog veel grotere inspanning aan de orde; een inspanningsverplichting zelfs, die hard nodig is omdat het patiëntenprofiel van de verpleeghuisbewoner door de tijd heen nog steeds complexer wordt. Het verpleeghuis was en blijft immers de plaats waarin iemand pas terechtkomt als het thuis echt niet meer gaat! En, omdat tegenwoordig thuis veel meer medische en verpleegkundige zorg geboden kan worden dan vroeger, kunnen veel zorgbehoevende ouderen veel langer thuis blijven dan voorheen. Als ze dan uiteindelijk toch naar een verpleeghuis moeten verhuizen, komen ze daar veelal in een veel complexere toestand binnen; een toestand die vervolgens ook complexere medische zorg vereist. De verpleeghuisarts moet dus, vanwege de demo grafische ontwikkelingen en de ontwikkelingen in de oudernzorg, eerder doorevolueren tot een nog sterkere specialist voor intramuraal verblijvende, zwaar zorgbehoevende ouderen, dan zich simpelweg de naam specialist ouderengeneeskunde aanmeten om daarmee te hopen de extramurale markt te kunnen veroveren! De opkomst en ontwikkeling van specifieke aandachtsgebieden binnen de verpleeghuisgeneeskunde, zoals de gerontorevalidatie, palliatieve zorg en gespecialiseerde pschogeriatrie passen daar bovendien prima bij, terwijl ook de verpleeghuiszorg m.b.t. deze bijzondere aandachtsgebieden materieel en immaterieel gelukkig steeds meer zichtbaar wordt. Het blijft dus geweldig om intramuraal als echte dokter werkzaam te blijven en het is jammer dat daarover tegenwoordig vaak zo negatief gesproken wordt, terwijl de intramurale zorg toch de bakermat van (de erkenning van) het verpleeghuisgeneeskundig vakgebied vormt en ook de basis moet blijven voor de trots op ons vakgebied. Het actuele gebrek aan specialisten ouderengeneeskunde (verpleeghuisartsen) in ons land en het feit dat we deze artsen intramuraal juist hard nodig hebben om de transformatiefase waarin onze institutionele ouderenzorg op dit moment verkeert, goed door te komen en de intramuraal aanwezige bewoners de goede medische zorg te bieden, vereisen juist van alle verantwoordelijken op dit gebied, inclusief de beroeps vereniging VERENSO, dat ze veel energie steken in het behoud van goede en enthousiaste dokters binnen de instellingen. Facilitering van artsen is dus juist daar hard nodig.! ‘Specialisten ouderengeneeskunde blijven dus het hardste nodig intramuraal’! Van oudsher kiezen artsen die in verpleeghuizen willen werken ook juist daarvoor en ze kunnen er zich zeker District Limburg Schelmenstreek 7 september 2010
goed doorontwikkelen, zonder andere artsen in de weg te zitten.
Weloverwogen extramuraal aan de slag! Het is duidelijk dat de intramuraal opgedane kennis en kunde van de verpleeghuisarts in principe ook bruikbaar is buiten de muren van het verpleeghuis. Zoals aangegeven, blijven kwetsbare en hulpbehoevende ouderen nu al veel langer thuis en in het verzorgingshuis wonen dan vroeger. Dat dit heden ten dage mogelijk is geworden, is overigens nauwelijks te danken aan de (historische) inbreng van de verpleeghuisarts. Medische, verpleeg kundige en technologische ontwikkelingen vanuit de eerstelijn en tweedelijn zelf hebben hier in veel sterkere mate aan bijgedragen. De additioneel toegevoegde waarde van de verpleeghuisarts op dit punt is dus vooralsnog niet bewezen! Maar, zit men in de eerstelijn uberhaupt te wachten op de verpleeghuisarts? Sinds 1990 bestaat er voor huisartsen de mogelijkheid om de verpleeghuisarts in consult te roepen t.b.v. problemen waarmee men in de eerstelijn vastloopt. Financieel is daar geen enkele drempel voor aanwezig en het principe van broodroof speelt hier ook niet! Tot op heden wordt van deze mogelijkheid door huisartsen echter nauwelijks gebruik gemaakt. En ook in verzorgingshuizen, waar via het principe van substitutie van zorg door medewerkers uit het verpleeghuis al heel lang aanvullende advisering geboden kan worden ten behoeve van bewoners, wier zorglast de mogelijkheden van het verzorgingshuis te boven gaat, is de consultatieve samenwerking met huisartsen niet echt goed van de grond gekomen; nee eerder heeft de verpleeghuis bemoeienis in de verzorgingshuizen tot sterker territoriumgedrag bij de huisartsen geleid! De recente naamswijziging van verpleeghuisarts in specialist ouderengeneeskunde zal hier naar mijn verwachting weinig aan veranderen, ook al hoopt de beroeps vereniging anders! Dus, wie wacht er nu eigenlijk op de specialist ouderengeneeskunde? Het lijkt erop dat het vooral de specialist ouderengeneeskunde zelf is! Wat nodig is, is een genuanceerde paradigmaverandering! Primair gaat het er niet om dat de specialist ouderengeneeskunde rechtsom of linksom, al marktveroverend, in de eerstelijn zijn diensten gaat aanbieden. Nee..., vanuit zijn intramurale thuisbasis is de specialist ouderen geneeskunde, samen met andere collega medici, beschikbaar voor alle kwetsbare patiënten met complexe (zorg)problematiek, ongeacht de plaats waar zij verblijven...! Wat betekent dit nu voor fragiele ouderen in het ziekenhuis en de eerstelijn? Het is inmiddels zonneklaar dat het ziekenhuis, ondanks het feit dat er frequente kortdurende opnames van fragiele ouderen plaatsvinden, slechts een geringe rol speelt in de ouderenzorg. Nee, het ziekenhuis is eigenlijk maar een slechte plaats voor kwetsbare oude ren. Ouderenzorg is en blijft veel meer care dan cure. De meeste ouderenzorg vindt plaats in de eerstelijn! En die ouderenzorg in de eerstelijn dient in handen te zijn van
7
de huisarts én onder enige relevante voorwaarden ook te blijven, namelijk mits: • er keuzes zijn voor de huisarts; • hulp aanwezig is bij het maken van keuzes; • er adequate ondersteuning aanwezig is (i.e. praktijkondersteuners); • ouderengeneeskundigen (m.n. geriater en specialist ouderengeneeskunde) genoegen nemen met een voornamelijk een adviserende rol; • ouderengeneeskundigen bereid zijn om op deze wijze ondersteunend op te treden in de 1e lijn! Als de huisarts regie wil blijven voeren over de medische ouderenzorg in de eerstelijn moet de versterking van de intrinsieke ondersteuning (praktijkondersteuner) en extrinsieke ondersteuning (geriater en specialist ouderengeneeskunde) er voorts toe leiden dat kwetsbare ouderen in de eerstelijn tijdig opgespoord worden, waardoor tijdig met adequate integrale ondersteuning gestart kan worden. Een goede samenwerking met de geriater en specialist ouderengeneeskunde, waarbij deze beide specialisten, in de geest van bovenstaande randvoorwaarden voor de huisarts, adviserend kunnen bijdragen aan de zorg, kan de kwaliteit van deze ondersteuning fors verhogen. Huisartsen zullen zich immers veel vrijer gaan voelen om consulten aan te vragen! Dit alles kan er vervolgens ook toe leiden dat onnodige ziekenhuisopnames worden voorkomen; én in het geval ze toch onvermijdelijk zijn, dat ze dan zo veilig en kortdurend mogelijk verlopen. Optimale herstelzorgprogramma’s onder regie van in de gerontorevalidatie geschoolde specialisten ouderengeneeskunde, die na ziekenhuisopname plaatsvinden op herstelafdelingen van verpleeghuizen nieuwe stijl, zullen in de toekomst eveneens bijdragen aan de empowerment van de kwetsbare oudere en het systeem erom heen. Zelfs by-passen van ziekenhuisopnames kan er wellicht vaker mee gerealiseerd worden. Op weg dus naar een sterke positie van de kwetbare oudere in de eerstelijn! Het is goed dat er op dit gebied inmiddels diverse experimenten plaastvinden in het kader van het Nationaal Programma Ouderenzorg.
Slot In de afgelopen 10 jaar ben ik er zelf, ondanks én danks een deel van mijn wetenschappelijk werk dat gericht is op de samenwerking tussen huisarts en verpleeghuisarts, van overtuigd geraakt dat het geen zin heeft om een concurrentiestrijd met de huisarts aan te gaan. Het actuele transformatieproces in de ouderenzorg en de actuele preferenties van fragiele ouderen zelf sterken mij hierin nadrukkelijk. Ik ondersteun derhalve de koers van de beroepsvereniging VERENSO ook alleen maar daar waar men kiest voor een ondersteunende rol van de verpleeghuisarts in het ziekenhuis en de eerstelijn; dus niet daar, waar men ook inzet op de mogelijke rol van hoofdbehandelaar in de eerstelijn. Het zal inmiddels ook duidelijk zijn dat ik geen pleitbezorger ben van de naam specialist ouderengeneeskunde...; zeker niet in de betekenis die VERENSO uitdraagt. Ik kan er hoogstens nog enigszins warm voor lopen als deze naam gebruikt wordt in de eerder door mij aangegeven betekenis van een
8
sterke specialist voor intramuraal verblijvende, zwaar zorgbehoevende ouderen, die bovendien voor de huisarts en andere collega specialisten beschikbaar is als echte ‘specialist-consulent’. Uitdagingen en volop werk liggen er ook in dit scenario genoeg; het past bovendien goed bij de motieven die vaak ten grondslag liggen aan de keuze voor het ‘specialisme ouderengeneeskunde’. Ik kan me derhalve niet aan de indruk onttrekken dat veel specialisten ouderengeneeskunde hier eigenlijk stiekem blij mee zijn...
Veilig uitwisselen van elektronische 13 oktober patiëntengegevens 19.00 uur
Aansprakelijkheidsrisico voor artsen? Plicht tot informatiebeveiliging? Uitwisseling strijdig met beroepsgeheim? De KNMG en haar districten organiseren regionale bijeenkomsten over de juridische achtergronden van veilige uitwisseling van patiëntengegevens. Deze bijeenkomsten organiseert de KNMG in samenwerking met het Ministerie van VWS en Nictiz. De KNMG vindt veilige uitwisseling van patiënten gegevens belangrijk voor de kwaliteit van de zorgverlening. Daarom ziet zij het als haar taak artsen te informeren over de juridische achtergronden. De bijeenkomst starten om 18.00 uur. Aan de orde komen onder andere: • Privacywetgeving Wat is het wettelijk kader en wat zijn juridisch gezien de discussiepunten? Marie-José Bonthuis, IT-jurist gespecialiseerd in privacyvraagstukken • Aansprakelijkheidsrisico’s Welke risico’s loopt een arts? Kan een arts een claim krijgen van zijn patiënt door foute gegevens uit een ander ziekenhuis? Sjaak Nouwt, KNMG-jurist op het terrein van ICT, privacy en medisch beroepsgeheim Informatiebeveiliging. Wat houdt de plicht tot informatiebeveiliging precies in? Waar kan een arts mee beginnen? Jaap van der Wel, jurist en informaticus, gespecialiseerd in informatiebeveiliging in de zorg. Accreditatie is aangevraagd voor alle beroepsgroepen. Inschrijven: Aanmelden kan tot 1 oktober via e-mail onder vermelding van uw specialisme en BIG nummer bij:
[email protected] De bijeenkomst vindt plaats in ’t Gasthoes in Horst aan de Maas, Gasthuisstraat 25, 5961GA Horst (Horst Aan De Maas) Schelmenstreek 7 september 2010 District Limburg
Palliatieve Sedatie: Doen sterven of laten sterven Op dinsdag 9 maart 2010 werd in ’t Gasthoes in Horst aan de Maas door de Stichting Klinische Avonden van Vie Curi in samenwerking met Federatie KNMG en KNMG District Limburg een klinische avond georganiseerd betreffende het onderwerp ‘Palliatieve sedatie, doen sterven of laten sterven’. De avond werd met 80 collegae goed bezocht. Na een korte inleiding door de avondvoorzitter Albert Paping, huisarts kreeg Erick van Wijlick, beleidsadviseur van Federatie KNMG het woord. Hij gaf aan, dat het wettelijk kader rondom palliatieve sedatie en euthanasie nog steeds gevormd wordt door de wet BIG (beroepen in de gezondheidszorg),artikel 293 van het wetboek van strafrecht en de wet op de lijkbezorging. Van Wijlick noemde als definitie van palliatieve sedatie het opzettelijk verlagen van het bewustzijn van een patiënt in de laatste levensfase van een of meer onbehandelbare ziekte verschijnselen welke leiden tot ondraaglijk lijden en waarbij behandelingen onvoldoende effect hebben gehad. Tevens gaf hij heel duidelijk aan wat het verschil is tussen palliatieve sedatie en euthanasie. Daar waar palliatieve sedatie normaal medisch handelen is, valt euthanasie onder bijzonder medisch handelen. Doel van palliatieve sedatie is het verlichten van lijden. Euthanasie is het opheffen van lijden. Bij palliatieve sedatie wordt het lijden verlicht door het verlagen van het bewustzijn. Bij euthanasie wordt het leven beëindigd. Bij palliatieve sedatie is toestemming van de patient gewenst, indien dit mogelijk is. Euthanasie is strafbaar indien dit geschiedt zonder toestemming van de patient. Bij palliatieve sedatie is consultatie van een andere arts dan ook niet nodig. Bij euthanasie is consultatie verplicht. Palliatieve sedatie is een vergaande medische handeling waarbij de arts goed moet samenwerken met de verpleegkundige en minimaal eenmaal per dag de patient dient te bezoeken. Volgens de nieuwe richtlijn palliatieve sedatie is het gebruik van morfine zonder benzodiazepines een kunstfout en dient bij voorkeur gebruik gemaakt te worden van midazolam. Bij vragen kan men de website raadplegen: http://www.knmg.nl/dossiers/levenseinde. Vervolgens kreeg Liesbeth van Dijk, apotheker verbonden aan Vie Curi het woord. Zij gaf aan dat het doel van palliatieve sedatie het comfort van de patient is. Hierbij zijn er twee mogelijkheden: kortdurend en intermitterend en continue sedatie. De middelen die hiervoor gebruikt worden zijn geen van allen geregistreed voor palliatieve sedatie, maat mogen hiervoor volgens de richtlijn wel gebruikt worden: midazolam, levopromazine, propofol (alleen onder toezicht anesthesist), diazepam, lorazepam, clonazepam. Tenslotte kreeg collega Henk Hassing, longarts verbonden aan Vie Curi het woord. Hij somde nogmaals op welke beslissingen er zijn rondom het levenseinde: Niet Reanimeren, afzien van behandeling, abstineren, palliatieve sedatie en euthanasie. Hassing herhaalde dat er ten aanzien van euthanasie voldaan moet zijn aan District Limburg Schelmenstreek 7 september 2010
zorgvuldigheidseisen: ondraaglijk en uitzichtsloos lijden, een vrijwillig en weloverwogen verzoek, de patient dient op de hoogte te zijn van de huidige situatie en diens vooruitzichten, er is geen redelijke andere oplossing aanwezig, er is vooraf een andere onafhankelijk arts geconsulteerd en de procedure van levensbeeindiging is zorgvuldig. Het doel van consul tatie is het objectief toetsen van de zorgvuldigheidsceriteria, het voldoen aan de wettelijke plicht, het krijgen van steun van de consulent, het creeren van rust en zekerheid voor patient en familie en het introduceren van de mening van een onafhankelijke zorgverlener. Ten aanzien van palliatieve sedatie benadrukte, dat voor palliatieve sedatie aan de volgende voorwaarden voldaan moet zijn: bestaan van een of meer refractaire symptomen, een levensverwachting van minder dan twee weken, er een goed overleg en communicatie bestaat met de patient en zijn/haar naasten, er overleg is met andere hulpverleners, de arts voldoende deskundig is, er zonodig een palliatief consulent is geraadpleegd, de arts aanwezig bij de start van de palliatieve sedatie, de sedatie proportioneel wordt toegepast, midazolam wordt gebruikt als middel van eerste keus, dat er goed wordt gezorgd voor de naasten en andere hulpverleners en er zorg wordt gedragen voor een goede verslaglegging. Na een levendige discussie werd deze boeiende avond te vroeg beëindigd. Aangeraden wordt de e-learing module te volgen op http://www.artsennet.nl/Kennisbank/Onlineleren/artsennetleren/Palliatievesedatie-1.htm
9
Meldkamer Ambulance Zorg (MKA) De meldkamers van ambulancezorg, brandweer en politie zijn sinds 1998 gezamenlijk gehuisvest in het Hoofdbureau van Politie te Maastricht in de vorm van een co-lokatie in wat men noemt De Gemeenschappelijke Meldkamer Zuid Limburg. Dit houdt in, dat de meldkamers wel onder één dak zijn ondergebracht, maar dat de werkwijze en organisatie van de drie meldkamers hoofdzakelijk discipline georiënteerd zijn en ingebed in de resp. organisaties van ambulancezorg, brandweer en politie. Als onderdeel binnen de Veiligheidsregio Zuid Limburg is er sprake van een zo optimaal mogelijke samenwerking van de drie disciplines binnen deze meldkamer om de burger in Zuid Limburg zo goed mogelijk van dienst te kunnen zijn. Er zijn in Nederland 24 meldkamergebieden waarvan twee in Limburg. De grens van het werkgebied van Meldkamer Zuid Limburg en Limburg Noord ligt bij Born. Zuid Limburg heeft 610.000 inwoners. De ambulancezorg kent drie urgenties waarmee wordt uitgerukt; A1 = spoed (binnen 15 minuten ter plaatse) A2 = geen spoed, maar binnen 30 minuten ter plaatse B = besteld vervoer op een afgesproken tijdstip. Een aantal cijfers uit 2009: Het totaal aantal ritten bedroeg 35.247 Daarvan waren er 10.474 met spoed (urgentie A1) en 7.393 met urgentie A2, terwijl er 17.356 bestelde ritten zijn verreden. In totaal legden onze ambulances 1.047.088 kilometers af. Op de meldkamer ambulancezorg werken verpleegkundig centralisten met een afgeronde opleiding tot meldkamer centralist. Deze centralisten zijn verantwoordelijk voor: 1. Intake: alle handelingen naar aanleiding van een concrete hulpvraag, die uitmonden in zorgtoewijzing of advisering en/of zorgverwijzing. De intake kan twee trajecten opleveren: 1) het stellen van de indicatie, bepalen van de urgentie en zorgtoewijzing (inclusief vervoer); 2) het stellen van de indicatie, advisering en eventueel zorgverwijzing (exclusief vervoer). 2. Regie: de meldkamer ambulancezorg is de spin in het web en communiceert onder meer met melders, ambulancebemanningen en andere hulpverleners. De regie omvat twee processen: 1) bewaken van de inzet van een ambulance na de zorgtoewijzing. 2) zorgcoördinatie: het bewaken van de totale beschikbare hoeveelheid ambulancezorg in de regio Zuid Limburg. 3. Informatievoorziening: dit is onlosmakelijk verbonden met de twee voorgaande producten. Het vereist een betrouwbare registratie. Per jaar zijn er in Nederland ongeveer 1 miljoen ambulanceritten, waarvan 62% spoedritten zijn en 38% besteld
10
vervoer. Dit neemt per jaar met ongeveer 3% toe. In Zuid Limburg zijn er ongeveer 145 ambulanceritten per dag. Landelijk gezien heeft Zuid Limburg de meeste bestelde vervoersritten: 43%. (rest van Nederland 34%) met spoedritten komen we op 57% tegenover 66% landelijk. Ongeveer 7% van de ritten gaan buiten onze regio grens. Overdag rijden er gelijktijdig15 ambulances, 2 ambulancemotoren en 1 MICU voertuig (Mobile Intensive Care Unit). Verdeeld over 24 uur rijden er in totaal 32 ambulances en 2 motoren. De motoren rijden sinds enige jaren in Zuid Limburg in verband met de toename van het aantal hulpverleningen. Zij kunnen snel ter plaatse zijn, zijn makkelijk wendbaar en kunnen op plaatsen komen waar een ambulance niet zo makkelijk kan komen (bv op een perron of in een parkeergarage). Onder meer door de inzet van de motorambulance hoopt de RAV Zuid Limburg de A1 overschrijdingen (A1 ritten waarbij de ambulance niet binnen 15 minuten ter plaatse kan zijn) terug te dringen. Het MICU voertuig is een speciaal uitgeruste grote ambulance voor het vervoer van intensive care patiënten tussen IC-afdelingen van verschillende ziekenhuizen. De MICU heeft een speciaal ontworpen brancard, een trolley, die is uitgerust met diverse IC apparatuur zoals een beademingsmachine een IC-monitor met onder meer beademing, invasieve drukmeting, capnografie en 8 spuitenpompen. Ook patiënten met extreme adipositas en neonaten kunnen met het MICU voertuig vervoerd worden. Een team bestaande uit IC-arts, IC-verpleegkundige, ambulanceverpleegkundige en ambulance chauffeur doen deze speciale ritten. Overdag wordt er voor een groot deel besteld vervoer gedaan. ’s Nachts rijden er 6 ambulances in heel Zuid Limburg. Op de MKA rinkelt voortdurend de telefoon, er worden ritten aangevraagd door huisartsen, verloskundigen, ziekenhuizen, particulieren enz. Spoedmeldingen komen binnen via de 112 centrale. Deze is gepositioneerd binnen het service centre van de politie. Daar wordt gevraagd in welke gemeente u zich bevind en of u hulp nodig hebt van brandweer politie of ambulance. De medewerker van de 112 centrale verbindt dan door naar de meldkamer van de gewenste discipline. De centralisten van de MKA werken volgens de Landelijke Standaard Meldkamer Ambulancezorg (LSMA). Schelmenstreek 7 september 2010 District Limburg
Deze protocollen kunnen helpen de juiste urgentie te bepalen en bij het nemen van de juiste beslissing over de inzet van de juiste zorgverlener gezien de zorgvraag. De centralisten van de MKA stellen verder een aantal vragen om te kunnen bepalen of hulp nodig is en met welke urgentie. Alles wordt genoteerd in ons Geïntegreerd Meldkamer Systeem. Bij het uitvragen gaat men volgens een vast patroon te werk. Allereerst wil de centralist naam, adres, woonplaats en telefoonnummer weten. Vervolgens is informatie over DABC van belang. D (Disability) is iemand aanspreekbaar, bewustzijn, alert, verbaal, pijn A (Airway) is de ademweg vrij, bedreigde luchtweg, stridor, zwelling corpus alienum, verslikking B (Breathing) hoe is de ademhaling, kleur, diepte, frequentie C (Circulatie), klam, zweten, pols, bloeddruk Aan de telefoon worden er ook melderinstructies gegeven. Dit zijn aanwijzingen aan de melder over de door hem te nemen maatregelen in afwachting van het arriveren van de ambulance. Is er met spoed een ambulance nodig, dan wordt de dichtst bijzijnde ambulance naar de plaats van hulp verlening gestuurd. De rit wordt aan de ambulance gekoppeld, het team gealarmeerd en geïnformeerd. Het verstrekken van informatie vindt volledig geautoma tiseerd plaats. In de ambulances bevinden zich mobiele data terminals waarop alle relevante informatie vanuit de MKA terug te vinden is. Bij een reanimatie worden er standaard twee eenheden gealarmeerd alsmede een AED en burgerhulpverleners, indien deze in de buurt zijn. Deze AED en de getrainde burgerhulpverleners worden door de MKA via een sms bericht gealarmeerd. Na het alarmeren gaan de ambulances op weg. Een navigatiemodule in het voertuig start automatisch met navigeren naar het door de MKA opgegeven adres. De ambulances zijn te volgen op een Geografisch Informatie Systeem
(GIS). Daardoor kan de MKA continue en real time de status van alle ambulances zien. In een oogopslag heeft men zo inzicht in de paraatheid van voertuigen. Door het wijzigen van opstelplaatsen van ambulances kan men hierop inspelen, dit noemen we Dynamisch Ambulance Management. Via statusplotting vanuit de ambulance wordt aan de MKA doorgegeven waar de bemanning op dat moment mee bezig is. Het is ook mogelijk om andere hulpverlening in te schake len zoals de huisarts, een Medisch Mobiel Team, de traumahelikopter. Ook bij grote ongevallen en rampen is de meldkamer ambulancezorg de spil in de medische hulpverlening. Vanuit de meldkamer wordt er opgeschaald, de GHOR (Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen) wordt hierbij gealarmeerd. Deze afdeling zorgt voor de coördinatie van de hulpverlening tijdens dergelijke calamiteiten. Ook in deze gevallen wordt de hulpverlening gecoördineerd vanuit de MKA, waarbij zo mogelijk ook de reguliere hulp zijn doorgang moet kunnen vinden. Vanwege de bijzondere Euregionale ligging van Zuid Limburg (slechts met 7 kilometer aan de rest van Nederland en met ruim 200 kilometer aan het ons omringende buitenland) werken wij veel samen met Duitse en Belgische collega’s. In de dagelijkse praktijk worden onze Duitse collega’s vrijwel dagelijks ingezet op Nederlands grondgebied. Ook voor opgeschaalde situaties zijn wij erg afhankelijk van onze Euregionale buren. Er zijn bindende afspraken en protocollen gemaakt om elkaar bij calamiteiten over en weer van dienst te zijn. Ook in deze gevallen speelt de MKA dus een cruciale rol. In het najaar verhuist de meldkamer naar een nieuwe locatie pal achter het huidige Politiebureau. Daar is het nieuwe Multidisciplinaire Coördinatie Centrum (MCC) gebouwd. Binnen dit centrum werken preparatieve afdelingen van de partners in de veiligheidsregio (politie, brandweer, GHOR en gemeente) reeds nauw met elkaar samen. De meldkamer zal daar dus weldra bij aansluiten.
De artsen seniorgroep Midden Limburg houdt regelmatig een bijeenkomst om samen vooral te genieten van de vrije tijd. Deze traditie is intussen al meerdere jaren oud. Sinds kort functioneren we als een groep van het KNMG district Limburg. Het doel hiervan is om als senior-arts meer verbonden te blijven met de KNMG en om de bestuurlijke verantwoordelijkheid te delen met het KNMG districtsbestuur . Enige gegevens van onze groep: Lid zijn : artsen n.p., hun partner, en partners van overleden artsen. Het aantal leden is momenteel 85. Het bestuur bestaat uit 6 leden. Het woongebied van de leden is het gebied District Limburg Schelmenstreek 7 september 2010
van de vroegere KNMG-afdeling Roermond Weert. Contributie is E 25 per arts samen met partner en is dekkend voor alle organisatie kosten. Activiteiten gedurende het jaar: een lezing, een wandeling een project bezoek , een artsendiner en sinds dit jaar de nieuwjaarsbijeenkomst van het KNMG district Limburg. Bovendien medeleven bij ziekte en overlijden van een van de leden. Artsen n.p. die in hun omgeving een zelfde aktiviteit willen opstarten kunnen voor meer informatie contact opnemen met Frans Smeets, lid van het districtsbestuur KNMG LIMBURG. Misschien bestaan al reeds meerdere seniorgroepen. Ook zij worden uitgenodigd hun ervaringen uit te wisselen met het KNMG district.
11
Best practice in de regio
Artsen Senioren in het Bos
Adelante is expert in Limburg op het gebied van revalidatie, speciaal onderwijs en audiologie. Vanuit meerdere locaties in Limburg ondersteunen wij volwassenen en kinderen bij het herstel en het leren omgaan met de gevolgen van een ziekte, aangeboren aandoening of ongeval. Onze zorg richt zich op onderzoek, behandeling en advies op het gebied van complexe en algemeen specialistische revalidatiegeneeskunde & arbeidsreïntegratie, kinderrevalidatie, speciaal onderwijs & wonen, audiologie & communicatie. In ons Kenniscentrum verrichten wij onderzoek naar nieuwe, effectieve behandelingen en therapieën. Haal het beste uit jezelf: dat is onze filosofie. Wij zien de beperkingen maar focussen op de mogelijkheden: wat kan iemand wél en hoe kunnen we die kwaliteiten verbeteren, grenzen verleggen. Daarbij kijken wij niet alleen naar de gezondheid maar ook naar onderwijs, werk, relaties en hobby’s. De cliënt bepaalt de weg. En wij zorgen, niet alleen maar met onze zorgpartners én met de cliënt. Samen zetten wij die zo belangrijke stappen vooruit.
Patientenservicebureau 045 - 528 22 22 | www.adelante-zorggroep.nl
samen
expert
grensverleggend
Bestuursmutaties Ruud Hagenouw, erelid van KNMG Limburg, heeft aangegeven dat hij, nu KNMG Limburg goed loopt, niet meer deel zal nemen aan de bestuursvergaderingen. Wij willen Ruud hartelijk danken voor zijn inspi rerende inbreng bij het opbouwen van het District.
Christine Willekes heeft aangegeven om privé redenen haar bestuurlijke activiteiten bij KNMG Limburg te willen beeindigen. Hoewel wij haar inspirerende inbreng node zullen missen respecteren wij haar besluit.
Nieuwe leden Tot het bestuur zijn zijn toegetreden: Helen Römkes student-lid, collega Paul Muijrers en collega Frans Smeets.
Hellen Römkens Mijn naam is Hellen Römkens en ik ben geboren op 18 augustus 1985 in Heerlen. Opgegroeid ben ik in Landgraaf. Mijn middelbare schooltijd heb ik doorlopen op het VWO van College Rolduc Kerkrade. In deze periode was ik actief in buiten schoolse activiteiten als het debatteam en het Nationaal Jeugd Debat in Den Haag. In 2004 ben ik begonnen aan de studie notarieel recht aan de Universiteit van Nijmegen en in 2005 ingeloot voor Geneeskunde aan de Universiteit van Maastricht, waar ik in 2008 mijn bachelor heb behaald. Het 6e jaar zal ik de semi-arts stages doorlopen op de
Paul Muijrers Paul Muijrers (1948), sociaal geneeskundige, was vijftien jaar huisarts in Maastricht en daarna vijftien jaar medisch adviseur bij CZ. Vanaf het begin van zijn medische loopbaan is hij tot op heden bijna ononderbroken verbonden aan de Universiteit Maastricht, eerst als huisarts bij het Registratie Net Huisartsen, later als onderzoeker naar
Frans Smeets In 1942 in Zuid - Limburg geboren en daar ook opgegroeid. Student geweest aan de Rijks Universiteit te Utrecht, en hier in 1968 succesvol het artsexamen afgelegd. 1969-1970 reserve eerste luitenant arts bij de landmacht. 1970-2003 huisarts te Haelen. Vanuit de praktijk door de jaren heen,
District Limburg Schelmenstreek 7 september 2010
afdeling interne geneeskunde in het Orbis Medisch Centrum te Sittard en op de afdeling MDL-ziekten in het AZM te Maastricht. Naast mijn studie ben ik 5 jaar werkzaam geweest bij de stichting RADAR te Maastricht op de afdeling cliëntregistratie en was ik van 2006-2007 studentassistent op het Skillslab. Ook was ik van 2006 tot begin 2008 maatschappelijk actief bij Rotaract Club Parkstad. Tevens ben ik, naast alles wat met geneeskunde te maken heeft, zoals studeren, sportief actief met stijldansen. Mijn passies liggen in de geneeskunde, maar ook in organiseren en presenteren. Ik zie deze nieuwe functie dan ook als een uitdaging voor de toekomst.
de kwaliteit van farmacotherapie in de eerste lijn, een onderwerp waarop hij in 2005 promoveerde. In de negentiger jaren was hij acht jaar secretaris van de KNMG afdeling Maastricht en omstreken. Hij is gelukkig getrouwd, heeft twee kinderen en vijf kleinkinderen.
steeds betrokken geweest bij talrijke overlegvormen: binnen de LHV en KNMG, met de eerste -en tweede lijn, met ziektekosteverzekeraars en patiëntenverenigingen. Vanaf 1978-2007 parttime verbintenis met de Universiteit Maastricht met betrekking tot onderwijs en onderzoek. Sinds 2007 huisarts niet praktiserend.
13
VERKORTE PRODUCTINFORMATIE MICARDIS® EN MICARDISPLUS® Samenstelling: 20 mg, 40 mg, 80 mg telmisartan, 40/12,5, 80/12,5 of 80/25 mg telmisartan/hydrochloorthiazide per tablet. Farmacotherapeutische groep: Angiotensine-II receptorantagonist. Indicaties: Essentiële hypertensie: Indien de bloeddruk onvoldoende gereguleerd kan worden met telmisartan alleen, is MICARDISPLUS geïndiceerd. MICARDISPLUS 80 mg/25 mg is ook geïndiceerd bij patiënten die in de voorgeschiedenis zijn gestabiliseerd op telmisartan en hydrochloor-thiazide afzonderlijk. Cardiovasculaire preventie. Reductie van cardiovasculaire morbiditeit bij patiënten met manifeste atherotrombotische cardiovasculaire ziekte of type 2 diabetes mellitus met gedocumenteerde eindorgaanschade. Dosering: Essentiële hypertensie: 1 tablet, éénmaal daags. De doorgaans effectieve dosering bedraagt 40 mg. Sommige patiënten hebben al voldoende baat bij 20 mg. Om de gewenste bloeddruk te bereiken kan worden opgetitreerd naar een maximum van 80 mg. Bij milde tot matige nierinsufficiëntie is aanpassing van de dosering niet noodzakelijk. Bij patiënten met lichte tot matige leverinsufficiëntie bedraagt de maximale dosering 40 mg of 40/12,5 mg. Direct overstappen van de monotherapie naar de vaste combinatie van telmisartan en hydrochloorthiazide kan overwogen worden. Zowel bij MICARDIS als bij MICARDISPLUS is aanpassing van de dosering niet nodig bij ouderen. Cardiovasculaire preventie. De aanbevolen dagelijkse dosering is 80 mg éénmaal daags. Bij het starten van de behandeling met telmisartan voor de reductie van cardiovasculaire morbiditeit wordt aanbevolen nauwgezet de bloeddruk te controleren en zonodig is aanpassing van bloeddrukverlagende medicatie noodzakelijk. Contra-indicaties: MICARDIS: Overgevoeligheid voor enig bestanddeel van het product, zwangerschap, galwegobstructies, ernstige leverinsufficiëntie. Extra contra-indicaties bij MICARDISPLUS: Overgevoeligheid voor sulfonamiden, cholestase, ernstige nierinsufficiëntie, refractaire hypokaliëmie of hypercalciëmie. Waarschuwingen: Voorzichtigheid is geboden in de volgende gevallen: renovasculaire hypertensie, nierinsufficiëntie en niertransplantatie, intravasculaire hypovolemie, primair aldosteronisme, aorta- en mitralisklepstenose, obstructieve hypertrofe cardiomyopathie, leverinsufficiëntie, erfelijke fructose-intolerantie en overige condities met stimulatie van het RAAS. Als gevolg van de remming van het RAAS zijn hypotensie en veranderingen in de nierfunctie (waaronder acuut nierfalen) gerapporteerd bij gevoelige individuen, vooral bij gecombineerd gebruik van geneesmiddelen die op dit systeem werken. Het gebruik van telmisartan bij het geven van borstvoeding wordt niet aangeraden. Dubbele blokkade van het RAAS (bijvoorbeeld door een ACE-remmer toe te voegen aan een angiotensine II-receptorantagonist) wordt daarom niet aanbevolen voor patiënten bij wie de bloeddruk al wordt gereguleerd en moet beperkt worden tot individuele gevallen waarbij de nierfunctie nauwlettend in de gaten gehouden moet worden. Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van RAAS remmers omdat deze geneesmiddelen hyperkaliemie kunnen veroorzaken. Het nauwgezet in de gaten houden van het serumkalium van risicopatiënten wordt aangeraden. Thiaziden kunnen leiden tot hyperurikemie, de glucosetolerantie verslechteren en de cholesterol- en triglyceridenspiegels verhogen. Bij patiënten die met thiazidediuretica worden behandeld, dient periodieke bepaling van serum elektrolyten te worden uitgevoerd. Interacties: Gelijktijdig gebruik van telmisartan met middelen die de kaliumspiegel verhogen kan tot hyperkaliëmie leiden. Gelijktijdig gebruik van telmisartan met NSAIDs bij patiënten met een verminderde nierfunctie kan leiden tot een verslechtering in de nierfunctie. Bij gelijktijdige toediening kunnen de volgende middelen interacties geven met thiazidediuretica: middelen die het serumkalium beïnvloeden of beïnvloed worden door de kaliumspiegel, alcohol, antidepressiva, baclofen, amifostine, antidiabetica, colestyramine en colestipolharsen, bètablokkers, diazoxide, anticholinergica, digitalisglycosiden, NSAIDs, bloeddrukverhogende amines, niet-depolariserende skeletspierrelaxantia, uricosurica, calciumzouten, amantadine, metformine, cytotoxica. Bijwerkingen: In placebogecontroleerde onderzoeken was de totale incidentie van bijwerkingen gemeld bij MICARDIS vergelijkbaar met die van placebo. De totale incidentie van bijwerkingen die zijn gemeld bij MICARDISPLUS in klinische studies was vergelijkbaar met die van MICARDIS alleen. Voor de bijwerkingen werd geen dosisafhankelijkheid vastgesteld en er werd geen correlatie gezien met geslacht, leeftijd of ras van de patiënten. Zoals bij andere angiotensine-II receptorantagonisten zijn er zeldzame gevallen van angio-oedeem en urticaria gemeld. Sepsis, waaronder met fatale afloop, is met onbekende frequentie gemeld. Dit kan berusten op toeval of gerelateerd zijn aan een tot nu toe onbekend mechanisme. Verpakking: MICARDIS® 20 mg, 40 mg en 80 mg en MICARDISPLUS® 40/12,5 mg, 80/12,5 mg en 80/25 mg tabletten worden geleverd in blisterverpakkingen van 28 tabletten. Afleverstatus: U.R. Registratie: Micardis® 20 mg, 40 mg, 80 mg tabletten: EU/1/98/090/010, 002, 006 (28 tabl). MICARDIS® 40/12,5, 80/12,5, 80/25 tabletten: EU/1/02/213/002, 007, 018 (28 tabl). Vergoeding en prijzen: MICARDIS® en MICARDISPLUS® tabletten worden volledig vergoed binnen het GVS. Voor prijzen, zie KNMP-taxe. Voor volledige productinformatie is de IB-tekst op aanvraag beschikbaar. Boehringer Ingelheim bv., Comeniusstraat 6, 1817 MS Alkmaar. Tel: 0800-2255889 Datum: november 2009. Referentie: [1] IB-tekst MICARDIS, november 2009; [2] The ONTARGET investigators, Telmisartan, ramipril, or both in patients at high risk for vascular events, NEJM 2008; 358(15): 1548-1559. WWW.MICARDISONTARGET.NL ONTARGET® STUDIE: landmark trial (uitgaand van de HOPEstudie); cerebro-, cardio- en vasculaire protectie; 25.620 patiënten met verhoogd risico, gedurende 5,5 jaar gevolgd; slechts 43 patiënten ‘lost to follow-up’; publicatie NEJM, 10 april 2008. In de ONTARGET® studie werd MICARDIS 80 mg vergeleken met ramipril 10 mg en de combinatie in een brede cerebro-, cardio- en vasculaire hoogrisicopopulatie. 70% van alle patiënten in de ONTARGET® had hypertensie. De sponsor van ONTARGET® is Boehringer Ingelheim, de mede-financierder is Bayer Schering Pharma.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL: Sevikar 20 mg/5 mg, filmomhulde tabletten - Sevikar 40 mg/5 mg, filmomhulde tabletten - Sevikar 40 mg/10 mg, filmomhulde tabletten samenstelling: Sevikar 20 mg/5 mg: 20 mg olmesartan medoxomil en 5 mg amlodipine (als amlodipine besilaat) - Sevikar 40 mg/5 mg: 40 mg olmesartan medoxomil en 5 mg amlodipine (als amlodipine besilaat) - Sevikar 40 mg/10 mg: 40 mg olmesartan medoxomil en 10 mg amlodipine (als amlodipine besilaat) - Tabletkern: Gepregelatiniseerd maïszetmeel, Gesilificeerd microkristallijn cellulose (microkristallijn cellulose met colloïdaal siliciumdioxide), Croscarmellosenatrium, Magnesiumstearaat - Omhulling: Polyvinylalcohol, Macrogol 3350, Talk, Titaniumdioxide (E171), IJzer (III)-oxide geel (E172) (alleen in Sevikar 40 mg/ 5 mg en 40 mg/10 mg filmomhulde tabletten), IJzer (III)oxide rood (E172) (alleen in Sevikar 40 mg/ 10 mg filmomhulde tabletten) - THERAPEUTISCHE INDICATIES: Behandeling van essentiële hypertensie. Sevikar is geïndiceerd bij patiënten van wie de bloeddruk niet voldoende onder controle kan worden gehouden met olmesartan medoxomil of amlodipine als monotherapie - CONTRA-INDICATIES: Overgevoeligheid voor de werkzame stoffen, voor derivaten van dihydropyridine of voor een van de hulpstoffen - Tweede en derde trimester van de zwangerschap - Ernstige leverinsufficiëntie en galwegobstructie - Omdat Sevikar ook amlodipine bevat, is het gecontraïndiceerd bij patiënten met cardiogene shock, acuut myocardinfarct (binnen vier weken na het ontstaan ervan), instabiele angina pectoris. - WERKING VAN HET GENEESMIDDEL: Farmacotherapeutische groep: angiotensine II-antagonisten en calciumantagonisten, ATC-code C09DB02. Sevikar is een combinatie van een angiotensine II-receptorantagonist, olmesartan medoxomil, en een calciumantagonist, amlodipine besilaat. De combinatie van deze actieve ingrediënten heeft een extra bloeddrukverlagend effect, waardoor de bloeddruk sterker daalt dan bij gebruik van een van de componenten apart. - BIJWERKINGEN: Sevikar: De veiligheid van Sevikar werd onderzocht tijdens gecontroleerde klinische studies met 2892 patiënten die olmesartan medoxomil in combinatie met amlodipine kregen. De volgende terminologie wordt gehanteerd om de frequentie aan te geven waarmee bijwerkingen optreden. zeer vaak (≥1/10); vaak (≥1/100, <1/10); soms (≥1/1.000, <1/100); zelden (≥1/10.000, < 1/1.000); zeer zelden (< 1/10.000), niet bekend (kan niet worden vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens): systeem / orgaanklassen Immuunsysteem aandoeningen Voedings- en stofwisselingsstoornissen Psychische stoornissen Zenuwstelselaandoeningen
Vaak > 1/100 tot < 1/10
Duizeligheid, hoofdpijn
Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen Hartaandoeningen Bloedvataandoeningen Ademhalingsstelsel-, borstkas-, en mediastinumaandoeningen Maag-darmstelselaandoeningen Huid- en onderhuidaandoeningen Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen Nier- en urinewegaandoeningen Voortplantingsstelsel- en borstaandoeningen Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen Onderzoek
Perifeer oedeem, oedeem, pitting oedeem, vermoeidheid
Soms > 1/1.000 tot < 1/100 Hyperkalemie Verminderd libido Houdingsafhankelijke duizeligheid, lethargie, paresthesie, hypesthesie Vertigo Palpitaties, tachycardie Hypotensie, orthostatische hypotensie Dyspneu, hoesten Misselijkheid, overgeven, dyspepsie, diarree, obstipatie, droge mond, pijn in de bovenbuik Rode vlekjes Spierspasmen, pijn in de extremiteiten, rugpijn Pollakisurie Erectiestoornissen Asthenie
Zelden > 1/10.000 tot < 1/1.000 Overgevoeligheid voor het geneesmiddel
Syncope
Urticaria
Oedeem van het gelaat
Afname van de kaliumconcentratie in het bloed, toename van de creatinine-concentratie in het bloed, toename van de urinezuurconcentratie in het bloed, toename van de concentratie van gamma glutamyl transferase
Aanvullende informatie over de individuele componenten: Bijwerkingen die eerder werden opgemerkt met een van de componenten kunnen potentieële bijwerkingen van Sevikar zijn, zelfs wanneer deze niet zijn waargenomen tijdens de klinische onderzoeken met dit product. Olmesartan medoxomil (actieve ingrediënt van Sevikar): Andere bijwerkingen die werden gerapporteerd tijdens klinische onderzoeken met olmesartan medoxomil als monotherapie bij hypertensie waren: angina pectoris, bronchitis, pharyngitis, rhinitis, buikpijn, gastro-enteritis, artritis, skeletpijn, haematurie, urineweginfectie, pijn in de borstkas, griepachtige verschijnselen, pijn. Andere afwijkingen bij laboratoriumonderzoek die zijn gerapporteerd tijdens klinische studies met olmesartan medoxomil als monotherapie (ongeacht het causale verband) waren: een toename van de concentratie van creatine fosfokinase, hypertriglyceridemie, stijging van de leverenzymenconcentratie. Na commercialisatie werden volgende bijwerkingen van olmesartan medoxomil, die allen zeer zeldzaam waren gerapporteerd: trombocytopenie, pruritus, exantheem, angioneurotisch oedeem, allergische dermatitis, myalgie, acuut nierfalen, nierinsufficiëntie, toename van de concentratie van ureum in het bloed, onwelbevinden. Er zijn enkele gevallen beschreven van rhabdomyolyse die een temporele relatie met de inname van angiotensine II-receptorblokkers hadden. Een causaal verband is echter niet vastgesteld. Aanvullende informatie over speciale populaties: Bij bejaarde patiënten is de frequentie van hypotensie iets toegenomen, van zelden tot soms. Amlodipine (actief ingrediënt van Sevikar): Andere bijwerkingen die met een amlodipine-monotherapie gemeld werden waren: Vaak voorkomende additionele bijwerkingen zijn blozen en buikpijn. Bijwerkingen die soms voorkomen zijn: leukocytopenie, thrombocytopenie, gynaecomastie, hyperglycaemie, slaapstoornissen, irritatie, depressie, verwardheid, stemmingswisselingen waaronder angstgevoelens, onwelbevinden, tremor, meer transpireren, veranderingen in de smaak, perifere neuropathie, visusstoornissen, tinnitus, pijn in de borst, verergering van een angina pectoris, vasculitis, rhinitis, tandvleeshyperplasie, gastritis, stijging van de leverenzymen, geelzucht, hepatitis, pancreatitis, verhoogde urinedrang, impotentie, exantheem, pruritus, haaruitval, verkleuring van de huid, purpura, geïsoleerde gevallen van allergische reacties (pruritus, rode vlekken, angio-oedeem, erythema exsudativum multiforme, exfoliatieve dermatitis, Stevens Johnson syndroom, Quincke’s oedeem), myalgie, arthralgie, toe- of afname van het lichaamsgewicht. Er zijn enkele gevallen beschreven van het ontstaan van een myocardinfarct en aritmieën (waaronder extrasystolen, ventriculaire tachycardie, bradycardie en atriale aritmieën) en angina pectoris bij patiënten met een coronaire hartziekte, maar er is geen duidelijk verband met amlodipine vastgesteld. - HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: DAIICHI SANKYO NEDERLAND B.V., Wilgenlaan 5, 1161 JK Zwanenburg, Nederland - U.R. - volledig vergoed - Prijzen: Zie Z-Index - Datum waarop de documenten zijn opgesteld: 29/09/2009 068NL-20100401-OLAML
Referentie: 1. Chrysant et al. Clinic Ther 2008; 30: 587-604 . 2. Guidelines Committee. 2007 ESC/ESH Guidelines for the Management of Arterial Hypertension. J Hypertens 2007; 25 (6): 1105-1187.
De verrassend sterke combinatie met olmesartan1
Verkorte productinformatie CRESTOR® (14 MEI 2009) Farmaceutische vorm en samenstelling: CRESTOR® 5, 10, 20 en 40 bevat respectievelijk 5, 10, 20 en 40 mg rosuvastatine en respectievelijk 94,88, 91,3, 182,6 en 168,32 mg lactose monohydraat per tablet. Farmacotherapeutische Groep: HMG-CoA reductase remmers (ATC code C10AA07). Indicaties: Primaire hypercholesterolemie (type IIa, inclusief heterozygote familiaire hypercholesterolemie) of gemengde (gecombineerde) dyslipidemie (type IIb) als adjuvans bij dieet, wanneer de respons op dieet en andere niet farmacologische behandelingen (bijvoorbeeld lichaamsbeweging, gewichtsvermindering) onvoldoende zijn. CRESTOR is ook geïndiceerd bij patiënten met homozygote familiaire hypercholesterolemie, als adjuvans bij dieet en andere lipidenverlagende behandelingen of als zulke behandelingen niet zijn aangewezen. Dosering: De aanbevolen startdosering voor zowel statine naïeve patiënten als patiënten die geswitcht worden van een andere HMG-CoA reductase remmer is éénmaal daags 5 of 10 mg. Bij de keuze van de startdosering dient zowel met de individuele cholesterolspiegel van de patiënt als met het toekomstig cardiovasculaire risico als met het potentiële risico van bijwerkingen rekening te worden gehouden. Indien nodig kan na 4 weken de dosering worden verdubbeld. In het kader van de toegenomen meldingsfrequentie van bijwerkingen met de 40 mg dosering vergeleken met de lagere doseringen dient de maximale dosering van 40 mg alleen te worden overwogen bij patiënten met ernstige hypercholesterolemie met een verhoogd cardiovasculair risico (met name patiënten met familiaire hypercholesterolemie), die de doelstelling van de behandeling niet bereiken met 20 mg en die regelmatig gecontroleerd worden. Wanneer met de 40 mg dosering wordt begonnen, wordt controle door de specialist geadviseerd. CRESTOR kan op elk moment van de dag worden ingenomen, met of zonder voedsel. Omdat de veiligheid en werkzaamheid niet zijn vastgesteld bij kinderen wordt het gebruik van CRESTOR door kinderen niet geadviseerd. Voor patiënten > 70 jaar wordt een startdosering van 5 mg aanbevolen. Bij patiënten met een matige nierinsufficiëntie is de 40 mg dosering gecontraïndiceerd, en wordt een startdosering van 5 mg aanbevolen. Bij patiënten met een Child-Pugh score van 8 of 9 dient een beoordeling van de nierfunctie te worden overwogen. Bij Aziatische patiënten zijn verhoogde plasmaspiegels waargenomen. Derhalve is de aanbevolen startdosering bij Aziatische patiënten 5 mg. Ook bij patiënten met predisponerende factoren voor myopathie (zie beneden) is de aanbevolen startdosering 5 mg. Contra-indicaties: Overgevoeligheid voor rosuvastatine of één van de hulpstoffen; actieve leverziekte inclusief onverklaarbare, aanhoudende verhogingen van serumtransaminases en elke verhoging van serumtransaminases hoger dan 3-maal de bovengrens van de normaalwaarde (ULN); ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min); myopathie; gelijktijdig gebruik van ciclosporine; zwangerschap en borstvoeding en vrouwen in de vruchtbare leeftijd zonder adequate anticonceptie. De 40 mg dosering is gecontraïndiceerd bij patiënten met predisponerende factoren voor myopathie/rhabdomyolyse. Deze omvatten: matige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 60 ml/min); hypothyroïdie; persoonlijke of familie anamnese met erfelijke spierziekten; musculaire toxiciteit met andere HMG-CoA reductase remmers of fibraten in anamnese; alcoholmisbruik; situaties waarbij verhoogde plasmaspiegels kunnen optreden; Aziatische patiënten; gelijktijdig gebruik van fibraten. Waarschuwingen en voorzorgen: Uit post-marketing gebruik is gebleken dat het aantal meldingen van ernstige nierproblemen hoger is bij de 40 mg dosering. Een beoordeling van de nierfunctie dient te worden overwogen gedurende routine controle van patiënten die behandeld worden met CRESTOR 40 mg. Bij de behandeling van patiënten met CRESTOR zijn effecten op de skeletspier (myalgie, myopathie, zelden rhabdomyolyse) waargenomen, met name met doseringen hoger dan 20 mg. Zeer zelden zijn gevallen van rhabdomyolyse waargenomen bij het gebruik van ezetimibe in combinatie met HMG-CoA reductase remmers. Voorzichtigheid dient in acht te worden genomen bij gecombineerd gebruik. Indien de uitgangswaarde van de CK bij herhaling > 5 x ULN is, dient de behandeling met CRESTOR niet te worden gestart. CRESTOR, evenals andere HMG-CoA reductase remmers, dient met voorzichtigheid te worden voorgeschreven aan patiënten met predisponerende factoren voor myopathie/rhabdomyolyse. Deze omvatten: nierinsufficiëntie; hypothyroïdie; persoonlijke of familie anamnese met erfelijke spierziekten; musculaire toxiciteit met andere HMG-CoA reductase remmers of fibraten in anamnese; alcoholmisbruik; leeftijd > 70 jaar; situaties waarbij een verhoogde plasmaspiegel kan optreden; gelijktijdig gebruik van fibraten. Bij deze patiënten wordt klinische controle aanbevolen. Patiënten dienen te worden gevraagd onverklaarbare spierpijn, spierzwakte of spierkramp, met name als deze gepaard gaan met malaise of koorts, onmiddellijk te melden. De behandeling dient te worden gestaakt wanneer de CK-spiegels duidelijk zijn verhoogd (> 5 x ULN) of als de spiersymptomen ernstig zijn en dagelijks ongemak veroorzaken. De combinatie van CRESTOR met gemfibrozil wordt niet geadviseerd. CRESTOR dient niet te worden gebruikt bij patiënten met een acute, ernstige aandoening mogelijk wijzend op myopathie of waarbij een predispositie bestaat voor het ontwikkelen van nierfalen als gevolg van rhabdomyolyse. Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met overmatig alcohol gebruik en/of een leverziekte in de anamnese. Het wordt aanbevolen leverfunctietesten uit te voeren vóór en 3 maanden na het starten van de behandeling met CRESTOR. Wanneer de concentratie van de serumtransaminases > 3 x ULN is, dient CRESTOR te worden gestaakt of de dosering te worden verlaagd. Uit post-marketing gebruik is gebleken dat het aantal meldingen van ernstige leverproblemen (voornamelijk bestaand uit verhoogde levertransaminases) hoger is bij de 40 mg dosering. Bij Aziatische patiënten laten farmacokinetische studies ongeveer een 2-voudige toename van de mediane AUC en Cmax zien in vergelijking met Kaukasiërs. Bij het besturen van voertuigen en het bedienen van machines dient men rekening te houden met duizeligheid die tijdens de behandeling kan optreden. Patiënten met een zeldzame erfelijke galactose intolerantie, Lapp lactase deficiëntie of glucose galactose malabsorptie dienen dit geneesmiddel niet te gebruiken. Interacties: Bij patiënten die gelijktijdig vitamine K antagonisten gebruiken is het wenselijk de INR adequaat te volgen bij starten of staken van behandeling met HMG-CoA reductase remmers en bij aanpassing van de dosering. Gemfibrozil, fenofibraat, andere fibraten en lipiden-verlagende doseringen van nicotinezuur, verhogen het risico van myopathie indien gelijktijdig gegeven met HMG-CoA reductase remmers, mogelijk omdat zij wanneer zij alleen worden gegeven myopathie kunnen veroorzaken. Deze patiënten dienen te starten met de 5 mg dosering. Gelijktijdig gebruik van gemfibrozil leidde tot een 2-voudige toename van de Cmax en AUC van CRESTOR. Een farmacodynamische interactie, in termen van bijwerkingen, tussen CRESTOR en ezetimibe kan niet worden uitgesloten. Gelijktijdig gebruik van proteaseremmers kan leiden tot klinisch relevante stijgingen in de plasmaspiegels van rosuvastatine. Toediening van rosuvastatine aan patiënten met een HIV infectie die proteaseremmers gebruiken wordt daarom niet aanbevolen. Gelijktijdig toedienen van een antacidasuspensie met CRESTOR leidde tot een afname van de plasmaconcentratie van CRESTOR. Dit effect werd verminderd wanneer het antacidum 2 uur na CRESTOR werd toegediend. Gelijktijdige toediening van CRESTOR en erytromycine leidde tot een daling van de AUC(0-t) met 20% en een daling van Cmax met 30% van rosuvastatine. Men dient rekening te houden met een stijging van de AUC van ethinylestradiol en norgestrel bij gelijktijdig gebruik van CRESTOR en een oraal anticonceptivum en mogelijk bij hormoonsubstitutietherapie. Er worden geen klinische relevante interacties verwacht met digoxine. Geneesmiddeleninteracties ten gevolge van cytochroom P450 gemedieerd metabolisme worden niet verwacht. Bijwerkingen: Bijwerkingen zijn over het algemeen mild en van voorbijgaande aard. Gemeld zijn: Vaak (1:10-1:100) hoofdpijn, duizeligheid, obstipatie, misselijkheid, buikpijn, spierpijn, gevoel van zwakte. Soms (1:100-1:1000) pruritis, huiduitslag en urticaria. Zelden (1:1000-1:10.000) myopathie (inclusief myositis), rhabdomyolyse (met en zonder acuut nierfalen), overgevoeligheidsreacties inclusief angiooedeem, pancreatitis. Post marketing ervaring: Het aantal meldingen van rhabdomyolyse, ernstige nierproblemen en ernstige leverproblemen (voornamelijk bestaand uit verhoogde levertransaminases) is hoger bij de 40 mg dosering. Verder zijn uit post marketing ervaring gemeld: Zelden (1:1000-1:10.000) toegenomen levertransaminasen. Zeer zelden (<1:10.000) artralgie, geelzucht, hepatitis, polyneuropathie, geheugenverlies en hematurie. Frequentie niet bekend diarree, Stevens-Johnson syndroom. Afleverstatus: U.R., volledige vergoeding. Uitgebreide productinformatie: Voor de volledige productinformatie wordt verwezen naar de SPC-tekst op www.astrazeneca.nl (SPC tekst CRESTOR 20 april 2009). Voor overige informatie en literatuurservice: AstraZeneca BV, Postbus 599, 2700 AN Zoetermeer. Tel. (079) 363 22 22 of 0800-CRESTOR (0800-2737867) of bezoek www.CRESTOR.nl. AZCR0002
AstraZeneca BV, Postbus 599, 2700 AN Zoetermeer.
www.astrazeneca.nl
Masterclass Solliciteren voor AIOS na afronding van je specialisatie Tijdens de masterclass wordt uitgebreid ingegaan op de do's en don't's bij het verkrijgen van een passende baan binnen een vakgroep of maatschap. In de praktijk blijkt vaak dat AIOS pas over de volgende stap in hun carrière gaan nadenken als zij hun specialisatie voltooid hebben. Vaak beslist het toeval dan waar zij terecht komen. Om meer greep te krijgen op de eigen toekomst, is het echter verstandig om tijdig diverse maatregelen te nemen en planmatig een gewenste situatie na te streven. Zelfkennis en kennis van het samenwerken in maatschappen en vakgroepen zijn dan onontbeerlijk. Diverse vaardigheden zijn vervolgens vereist om zonder struikelingen dit traject af te ronden zoals netwerken, gesprekken voeren en onderhandelen. In deze workshop wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste aan dachtspunten bij dit traject. Met behulp van interactieve presentaties en gesprekstechnische oefeningen wordt in de workshop aandacht besteed aan: • Inventarisatie van vragen en problemen • Soorten maatschappen en vakgroepen • Ken je zelf: aandacht voor jouw belangrijke persoonskenmerken • In welke omgeving gedij je het best? • Het belang van TIJDIG netwerken: strategie en aanpak • De eerste kennismaking of juist niet: de sollicitatiebrief • Do’s en don’t’s bij het schrijven van een brief • Het sollicitatiegesprek: aandachtspunten en valkuilen • Onderhandelen over de voorwaarden, met aandacht voor: - De ‘markt’ -financiële inzichten - inkoopsom problematiek • Onderhandeldoelstellingen: mogelijkheden en onmogelijkheden - De juiste strategie - Aandachtspunten m.b.t. attitude, argumentatie en overige gesprekstechnieken Duur: 1 hele dag. Kosten: € 250 (KNMG leden), € 275 (niet leden). Data, tijdstip en locatie 5 oktober 2010 van 13.30 - 21.00 uur, Maastricht, locatie volgt. Max 15 deelnemers Workshopbegeleiding: Theo Bollerman (CAB Bollerman en Douwes Dekker;) en Jaap Klein, longarts
Schelmenstreek 7 september 2010 District Limburg
Agenda NASCHOLINGSACTIVITEITEN Met veel trots presenteer ik u hierbij het nieuwe logo van TopEvent. Het logo symboliseert de groei van de cursisten door deel te nemen aan scholingen en trainingen van TopEvent. Daarnaast symboliseert het de samenwerking die TopEvent heeft met de verschillende partijen. In de vorige nieuwsbrief had ik aangegeven dat er een aantal zaken gaan veranderen i.v.m. de accreditatie. Vooralsnog zijn er nog geen definitieve beslissingen genomen. Wat wel veranderd is, is het BTW-tarief. Aanbieders van scholingen die niet zijn aangesloten bij het register (CRKBO) zijn verplicht BTW te heffen vanaf 1 juli jl. TopEvent heeft een voorlopige registratie en heeft vrijstelling gekregen tot 1 januari 2011 voor het heffen van BTW. Ingrid Caubergh-Sprenger, directeur TopEvent
MEDISCHE HIGHLIGHTS VOOR BEDRIJFSARTSEN: DIABETES 17 DECEMBER EINDHOVEN
In december wordt er in Eindhoven een scholing georganiseerd voor bedrijfsartsen in Zuid Nederland onder de titel: Medische Highlights voor bedrijfsartsen. De dag zal plaatsvinden van 14-21 u en het thema van deze 1e keer zal zijn: Diabetes. SUMMERCOURSE PALLIATIEVE ZORG 22-28 JUNI 2011 ROERMOND
Zorg rondom het levenseinde vormt een belangrijk onderdeel van het werk van de arts. Met deze cursus krijgt uw deskundigheid op dit gebied een nieuwe impuls. Deze vijfdaagse cursus komt tot stand met een subsidie van het IKL (Integraal Kankercentrum Limburg). Doelgroepen: huisartsen, specialisten ouderengeneeskunde. Kijk voor meer informatie op www. topevent.nl
OPTIMALISERING DEPRESSIEZORG 1E LIJN 23 SEPT. ELSLOO
Herkent u voor uw eigen praktijk de onderstaande stellingen? Ik vind het als huisarts moeilijk om depressie als ziekte te onderscheiden van somberheidsklachten die mogelijk van voorbijgaande aard zijn. Ik vind het als huisarts moeilijk om depressie te onderscheiden als een angststoornis. Als ik een depressie diagnostiseer, schrijf ik bij de meerderheid van mijn patiënten een antidepressivum voor. Als u op één of meer stellingen ‘ja’ antwoordt, nodig ik u en/of uw praktijkondersteuner van harte uit om deel te nemen aan de nascholing ‘Optimalisering depressiezorg in de eerste lijn’. Doelgroep: huisartsen en prakijkondersteuners. NASCHOLINGSLUNCH 30 SEPTEMBER ROERMOND
Met een tiental mensen is actief gediscussieerd over het scholingsbeleid en de samenwerking hieromtrent. Wilt u ook u actief meedenken over nascholingen? TopEvent gaat met een aantal mensen rond de tafel zitten voor een lunchbespreking om de nascholingsbehoeften vanuit de 1e lijn te formuleren en om het aanbod hierop af te stemmen. MASTERCLASS DIABETES 10-12 NOVEMBER ELSLOO
Doel van deze 3 daagse cursus is om artsen 'goed in het zadel te zetten' op gebied van diabeteszorg in de 1e lijn. Doelgroepen: huisartsen, specialisten ouderengeneeskunde, bedrijfsartsen, praktijkondersteuners (dag 2), en andere belangstellenden. TRAINING ASSERTIVITEIT EN FEEDBACK GEVEN 18 NOVEMBER
Deze training is bestemd voor iedereen die werkzaam is in de gezondheidszorg en tips en handvatten wil ontvangen om op een assertieve manier te gaan werken. Na deze training kom je meer zelfverzekerd over, durf je vaker te zeggen wat je wilt , wat je vindt en wat je voelt waardoor er een positief effect is op je samenwerking met je collega/baas. CHRONISCHE PIJN 25 EN 26 NOV. 2010 & 14 JAN. 2011 ELSLOO
Zeer praktische cursus voor behandelaren van chronisch pijnpatiënten. Hoe kunnen we patienten met chronische pijn, pijnverlichting geven door te werken met Graded Activity. Driedaagse praktische nascholing. Doelgroepen: huisartsen, fysiotherapeuten, oefentherapeuten, bedrijfsartsen, specialisten ouderengeneeskunde.
District Limburg Schelmenstreek 7 september 2010
Bijeenkomsten georganiseerd door Stichting Wenckebach Heerlen 23 september Urologie: BPH 28 oktober SEH 25 november Eerste lijns radiologie 16 december Klinische Geriatrie Telkens van 17.45 - 20.00 uur in ruimte E/F Atrium MC 12 november
Wenckebach Symposium in het Parkstad Limburg Stadion
Info:
[email protected]
Klinische avonden in Horst a.d. Maas 13 oktober Veilig uitwisselen van patiëntgegevens Start om 18.00 uur. Info: Marlies van Bommel, secretaresse Medische Staf Vie Curi.
[email protected] tel. 077-3205318
Zondag 9 januari 2011:
Nieuwjaarsbijeenkomst U bent met partner en kinderen vanaf 14.00 uur welkom in Kasteelhoeve ‘De Grote Hegge’ te Thorn. Van 15.00 tot 16.00 uur is onder leiding van de algemeen voorzitter van de Federatie KNMG, prof. dr. Arie Nieuwenhuizen Kruseman de plenaire discussie gepland over oude en nieuwe manieren van communiceren binnen Districht Limburg. Voor deze bijeenkomst wordt accreditatie aangevraagd Informatie en inschrijving via www.knmglimburg.nl
15
& Parkstad Limburg Iedere dag samenwerken aan een betere gezondheid