Verslag van de SMN-Netwerkdag Spoorwegmuseum Utrecht, 31 januari 2010
Samenwerkingsverband van Marokkaanse Nederlanders, SMN Bezoekadres: Maliebaan 13, Utrecht Postadres: Postbus 14172 3508 SG Utrecht Tel.: 030-2367327 Fax: 030-2369118 E-mail:
[email protected] Website: www.smnnet.nl
© april 2010
2
Inhoudsopgave
Samenvatting
5
Vooraf
7
1.
Opening
9
2.
Inleiding minister Eberhard van der Laan
9
3.
Inleiding Dick Pels
10
4.
Inleiding Farid Azarkan
11
5.
Debat met panel en zaal
11
6.
Uitreiking Pioniers Award
13
7.
De verdiepingssessies
13
7.1 Sessie I
Emancipatie van en binnen de Marokkaanse gemeenschap
14
7.2 Sessie II Lokale politiek en de gemeenteraadsverkiezingen
15
7.3 Sessie III Positie en emancipatie van Marokkaans Nederlandse vrouwen
18
7.4 Sessie IIII Aanpak risicojongeren en de rol van eigen initiatief op lokaal niveau
19
3
4
Samenvatting Op 31 januari 2010 organiseerde het SMN haar eerste landelijke netwerkdag met de titel ‘De Uitdaging: Meedoen en Meetellen!’. De dag vond plaats in het Nederlandse Spoorwegmuseum in Utrecht. Met ruim 200 deelnemers was de belangstelling voor de netwerkdag aanzienlijk groot. Het publiek bestond uit een verscheidenheid aan organisaties en individuen: van zelforganisaties en moskeeën tot studenten, politici, professionals en vrijwilligers. Jong en oud, man en vrouw, religieus en seculier; zij waren allen op de dag vertegenwoordigd. De netwerkdag vond plaats in het kader van de missie van SMN: het voortdurend opbouwen en onderhouden van een goede wisselwerking tussen het SMN en Marokkaanse zelforganisaties, groepen en betrokken individuen. Onder het credo ‘Meedoen en Meetellen!’ werden de deelnemers uitgedaagd kennis en ervaringen uit te wisselen en strategieën te ontwikkelen rondom actuele thema’s. Om de deelnemers inhoudelijk te prikkelen werden inleidingen verzorgd door Eberhard van der Laan (Minister van Wonen, Wijken en Integratie) Farid Azarkan (voorzitter SMN) en Dick Pels (socioloogpublicist). Aansluitend vond er een debat met het publiek plaats aan de hand van een aantal stellingen. Het plenaire gedeelte van het middagprogramma werd afgerond met de uitreiking van de Pioniers Award. Deze award werd uitgereikt aan twee personen die zich jarenlang hebben ingezet voor de verbetering van de belangen en de positie van de Marokkaanse gemeenschap. Naast de inleidingen waren er verdiepingssessies georganiseerd rondom de actuele thema’s: emancipatie van Marokkaanse Nederlanders, gemeenteraadsverkiezingen, positie en emancipatie van Marokkaans-Nederlandse vrouwen en risicojongeren. Elke verdiepingssessie werd ingeleid door een spreker met expertise op het betreffende vakgebied. Vervolgens werd de zaal uitgedaagd mee te denken over strategieën om kansen te creëren voor de Marokkaanse gemeenschap. Vooraf aan het formele programma was er voor de deelnemers de mogelijkheid om de tentoonstelling ‘Riftour. Marokkanen in Nederland 1960-1973’ te bezoeken. Ook was er in de pauzes ruimte om te netwerken. De succesvolle dag werd afgesloten met een gezamenlijk diner met Marokkaanse live muziek.
5
6
Vooraf Voorafgaand aan het programma van de netwerkdag ‘De Uitdaging: Meedoen en Meetellen!’ konden de deelnemers en de bezoekers van het Spoorwegmuseum op de parkeerplaats van het museum een kijkje nemen in de bus met de tentoonstelling ‘Riftour. Marokkanen in Nederland 1960-1973’. De tentoonstelling geeft een beeld van de migratiegeschiedenis van de eerste Marokkaanse arbeiders in Nederland. Onder begeleiding van Fatima Ballah kregen de deelnemers en bezoekers uitleg over alle aspecten van de migratie en het verblijf in Nederland van de eerste generatie Marokkaanse Nederlanders. Op de tentoonstelling kwamen ongeveer 70 deelnemers af. De reacties waren positief. Enkele deelnemers waren zelfs geïnspireerd om de tentoonstelling naar hun eigen gemeente te brengen. Om 14.00 uur werden de deelnemers van de netwerkdag in het Spoorwegmuseum verwacht. Bij binnenkomst konden zij zich aanmelden voor een van de vier verdiepingssessies die in de middag zouden plaatsvinden. Na ruimte voor een kop koffie en het uitwisselen van begroetingen werden de gasten uitgenodigd plaats te nemen in de bedrijfsschoolzaal van het museum.
7
8
1.
Opening
De aftrap van de dag werd gegeven door Farid Azarkan, voorzitter van het SMN. Farid heette iedereen van harte welkom en sprak zijn wens voor de dag uit: “Een dag waarop er ruimte is om openlijk te discussiëren en debatteren, zodat iedereen aan het eind van de dag gevoed is om op lokaal niveau aan de slag te kunnen”. Naeeda Aurangzeb, de voorzitter van de dag, gaf aansluitend toelichting op het dagprogramma. Geïnspireerd door de locatie van het Spoorwegmuseum vroeg Naeeda zich hardop af op welk station de Marokkaanse Nederlanders staan en of dit wel het juiste station is. Zij zag de netwerkdag als een uitgelezen moment om hierbij stil te staan. Om het onderwerp te voeden gaf de dagvoorzitster het woord aan de drie panelleden om ieder kort een inleiding te houden over het thema van de SMN Netwerkdag: ‘De Uitdaging: Meedoen en Meetellen.’
2.
Inleiding minister Eberhard van der Laan
Als eerste panellid werd Eberhard van der Laan, minister van Wonen, Wijken en Integratie op het podium gevraagd om zijn persoonlijke visie te geven op het thema van de dag. Allereerst begon minister van der Laan met een dankwoord aan het SMN. Hij gaf aan blij te zijn met de samenwerking: “Jullie zijn er als het nodig is”. Hiermee doelde de minister onder andere op de samenwerking met het SMN in de aanpak van de problemen in Culemborg. In zijn verhaal gaf de minister aan dat een aantal zaken heel goed gaan met de integratie van Marokkaanse Nederlanders. Zo zijn de schoolprestaties van de kinderen verbeterd en is de arbeidsdeelname vergroot. Tegelijkertijd maakte de minister zich ook zorgen over een aantal problemen binnen de integratie van Marokkaanse Nederlanders. Marokkaans Nederlandse jongens Ten eerste merkt hij op dat Marokkaans-Nederlandse jongens op een kruispunt staan en een zet in de juiste richting nodig hebben om niet te vervallen in schooluitval en criminaliteit. Volgens Van der Laan is dit te realiseren door grenzen te stellen én te helpen. Dat begint met de ouders die de Nederlandse taal moeten leren. Oververtegenwoordiging in de psychiatrie Ten tweede constateert hij dat Marokkaanse Nederlanders oververtegenwoordigd zijn in de psychiatrie. Ouders voelen zich door onvoldoende taalbeheersing en schuld- en schaamtegevoelens belemmerd om tijdig aan te geven dat er psychische problemen zijn, zowel bij zichzelf als bij de kinderen. De oplossing voor dit probleem komt van twee kanten. Enerzijds moet de psychiatrie beter inspelen op de Marokkaans-Nederlandse gemeenschap. Anderzijds moeten Marokkaans-Nederlandse ouders de Nederlandse taal machtig zijn om aan te geven waar ze zich zorgen over maken bij hun kind. De negatieve houding tussen autochtonen en allochtonen in Nederland Ten derde noemt de minister de verharding tussen autochtone Nederlanders en Marokkaanse Nederlanders. Volgens hem zijn de problemen dan wel de veranderingen waar autochtone Nederlanders mee geconfronteerd werden met de komst van de Marokkaanse arbeiders heel lang genegeerd. Hierdoor is negatieve beeldvorming ontstaan en wederzijds vertrouwen verloren.
9
Trots Ter afsluiting richtte Van der Laan zich tot de gasten in de zaal. Volgens hem heeft het nog steeds zin om je in te zetten voor de integratie van Marokkaanse Nederlanders: “De tijd is rijp om problemen aan te pakken”. Hij ziet het SMN als goede partner in het aandacht geven aan integratie. Tenslotte benadrukte hij dat je trots moet zijn op waar je vandaan komt. Dit is een fundamenteel recht dat je niet hoeft te verloochenen.
3.
Inleiding Dick Pels
Nadat minister Van der Laan was bedankt voor zijn inleiding werd het woord gegeven aan het tweede panellid, socioloog en publicist Dick Pels. Pels. Hij begon zijn inleiding met de titel: ‘Niet meer bang om ik te zijn’, een publicatie van het Zina Platform. Volgens hem zitten Marokkaanse Nederlanders in de overgang van een collectivistische naar een meer individualistische cultuur. Hierbij wordt de Marokkaanse cultuur geassocieerd met collectivisme en de Nederlandse cultuur met individualisme. Voor Marokkaanse Nederlanders levert deze overgang spanning op, want hoe verhoud jij je als nieuwgevonden individu tot je gemeenschap? Sociale vorm van individualisme Hoewel Nederland een land is waar het individualisme als een recht wordt gezien, is er volgens Pels op dit moment ook weer een tendens om meer te focussen op gemeenschapszin en samenleven. Hierbij valt te denken aan het motto van kabinet Balkende IV: ‘Samen leven, samen werken’. Deze tendens komt voort uit een vertekend beeld van individualisme dat als hedonistisch en a-sociaal wordt gezien. In plaats daarvan pleitte de socioloog voor een sociale vorm van individualisme, waarbij ruimte is voor twijfel en zelfspot en waarbij het eenheidsdenken en de sociale druk en dwang wordt losgelaten. Zelfstandig denken en spreken In zijn betoog gaf Pels aan dat bij sociaal individualisme individuele geloofsbeleving vóór collectieve geloofsbeleving gaat. Hierbij is er binnen godsdiensten ruimte voor individuele vrijheid van andersdenkenden en de vrijheid om van het geloof af te vallen, of niet te geloven. Dick pleitte in zijn verhaal voor de erkenning van diversiteit en verdeeldheid binnen gemeenschappen. Volgens hem is zelfstandig denken en spreken een voorwaarde om mee te doen aan democratie. Verschillen mogen er zijn en daarover moeten burgers met elkaar in gesprek blijven gaan. Taak voor de elite Pels sloot zijn betoog af met een wens voor de toekomst met een duidelijke taak voor de MarokkaansNederlandse elite. Zij heeft de taak om een beschavingsoffensief aan te gaan in haar eigen gemeenschap: “pleiten voor het loslaten van beperkende sociale angst en eergevoelens, zodat niemand meer bang hoeft te zijn om ‘ik’ te zeggen”.
10
4.
Inleiding Farid Azarkan
Als derde panellid begon Farid zijn inleiding met zijn visie op de integratie van Marokkaanse Nederlanders. Volgens hem is het glas half vol: het gaat goed, maar het kan beter. Farid noemde een paar zaken waaraan te zien is dat het goed gaat met de integratie van Marokkaanse Nederlanders. Zo is er sprake van een verbeterde taalbeheersing, een sterkere arbeidspositie van vrouwen en bereidheid tot samenwerking om problemen aan te pakken. Tegelijkertijd is er nog steeds sprake van hoge schooluitval, werkloosheid, isolement in de samenleving en negatieve beeldvorming. Ondanks de problemen zag Farid wel de bereidheid is onder Marokkaanse Nederlanders om problemen te overbruggen. Platformen bundelen hun krachten en Marokkaanse Nederlanders ondernemen op eigen initiatief actie om problemen aan te pakken. Een voorbeeld is de betrokkenheid van Marokkaanse Nederlanders bij de aanpak van de problemen in Culemborg. Een ander voorbeeld is dat het SMN bijeenkomsten organiseert om lastige onderwerpen, zoals eerwraak en homoseksualiteit, bespreekbaar te maken. De Nederlandse regering moet daarom niet bang te zijn om Marokkaanse Nederlanders meer verantwoordelijkheid en zeggenschap te geven. Ook als de mening van de Marokkaanse Nederlanders afwijkt van de lijn die de regering volgt. Farid vindt het vooral van belang om met elkaar in gesprek te blijven en elkaar daadwerkelijk te horen. Hij geeft aan dat integratie een gedeelde verantwoordelijkheid is, namelijk van de autochtone Nederlanders én van de Marokkaanse Nederlanders. Stemoproep Farid sloot zijn verhaal af met de oproep dat iedereen moet gaan stemmen bij de gemeenteraadsverkiezingen van 3 maart. In een democratie is niet meedoen geen optie. Het sociale kapitaal onder Marokkaanse Nederlanders is groot en dat mag en moet nog veel meer getoond worden. Daarnaast zouden Marokkaanse Nederlanders om positieve beeldvorming te stimuleren veel meer hun succesverhalen moeten laten horen.
5.
Debat met panel en zaal
Nadat de drie panelleden hun inleiding hadden gegeven, nam dagvoorzitster Naeeda Aurangzeb het woord en introduceerde een vierde panellid voor het debat: Noual Dinia. Zij nam de plaats in van Ahmed Jilali van het initiatief ‘Hart voor Samenleving’, die niet aanwezig kon zijn. Om het debat voeding te geven hadden Dick Pels en Farid Azarkan een stelling bedacht. Het debat werd geleid door Naeeda die verschillende gasten uit de zaal het woord gaf. Stelling 1: Integratie in een democratische cultuur eist vooral dat jij je eigen cultuur en identiteit kunt relativeren. Dat gaat sommige Nederlanders en Marokkanen nog niet goed af. De eerste stelling was van Dick Pels. Om de discussie op gang te brengen stelde Naeeda de volgende vraag: ‘Mag je bijvoorbeeld een vrije dag aanvragen voor een islamitische feestdag?’. De meningen waren hierover verdeeld. Iemand uit de zaal vond dat je dit wel moest vragen aan je werkgever, omdat je op die manier opkomt voor jezelf. Iemand anders uit de zaal beaamde dit, maar
11
benadrukte dat de toon waarop het gevraagd wordt van groot belang is: “Je moet het liefdevol en respectvol vragen en niet eisen”. In reactie hierop zei Dick Pels dat het wel of niet eisen van bijvoorbeeld een vrije dag te maken heeft met zelfvertrouwen. Hoe meer zelfvertrouwen je hebt, des te beter je kunt omgaan met onzekerheden in het leven en des te flexibeler je kunt reageren op anderen: “Je kunt niet zeggen: ‘Ik ben Marokkaan, dus ik ben nou eenmaal zo’. Op dat moment is er geen ruimte meer voor een dialoog”. Eberhard van der Laan was het helemaal eens met Dick Pels. Volgens hem moet je niet een cultuurbotsing willen opzoeken, maar juist het respect opbrengen om een andere cultuur tegemoet te komen: “Het moet wederkerig zijn”.
V.l.n.r.: minister Eberhard van der Laan, Farid Azarkan, Dick Pels en Noual Dinia
Stelling 2: Het gaat goed met de integratie van Marokkaanse Nederlanders. De tweede stelling was van Farid Azarkan. Een vrouw uit de zaal vindt dat de integratie beter kan en dat de Marokkaans-Nederlandse ouders hierbij een grotere rol moeten spelen. De overheid zou ouders, met name de mannen, moeten ondersteunen in het opvoeden van hun kinderen door voorlichting te geven. Van der Laan reageerde hierop met de uitspraak dat deze ouders meer gebruik zouden moeten maken van alle voorzieningen die Nederland biedt om de Nederlandse taal te leren. Volgens hem begint ouderbetrokkenheid met het leren van Nederlandse taal. De dagvoorzitster vroeg vervolgens om een paar reacties van het publiek. Een vrouw zei dat wat betreft de integratie het glas wel half vol is, maar dat het glas wel flinterdun is en je vaak met een open kraan dweilt. Een andere vrouw uit het publiek reageerde hierop: “Het is van belang om door te gaan totdat het glas vol is”. Een man gaf aan dat hij het moeilijk vond om mensen van repliek te dienen die vinden dat je je identiteit moet loslaten. Een ander man vond dat je meedoen helemaal niet moet stimuleren: “Laat dat aan de mens zelf over”. Hij gaf aan een selfmade man te zijn die uit zichzelf wel wil meedoen. Tenslotte mochten alle panelleden reageren op de opmerkingen uit het publiek. Hasnae Bouazza beaamde de opmerking van de vrouw dat het glas halfvol is, maar zei dat we ons echt zorgen moeten maken en dat we niet moeten vergeten dat we er nog lang niet zijn. Farid Azarkan bracht in dat we 12
ons meer moeten focussen op de 80% van de bevolking die niet op de PVV stemt en die wel bereid is het debat aan te gaan. Dick Pels was het eens met de man die zei dat de klemtoon in het debat niet te veel op meedoen moet worden gelegd: “Het moet niet te klef te worden”. Hij pleitte voor beschaafde onverschilligheid. Van der Laan reageerde hierop dat helaas lang niet voor alle Marokkaanse Nederlanders geldt dat zij uit zichzelf in beweging kunnen komen: “Ik zie dat sommige mensen het fijn vinden dat er een handreiking wordt gedaan”.
6.
Uitreiking Pioniers Award
Op de netwerkdag werden de eerste Pioniers Awards uitgereikt. Het SMN heeft deze Award ingesteld om pioniers aan de basis van de Marokkaanse gemeenschap in Nederland te eren. Twee personen, een man en een vrouw, ontvingen de Pioniers Award uit handen van SMN-voorzitter Farid Azarkan. Totaal overdonderd nam de eerste winnares Latifa Lazaar de Award in ontvangst. Latifa gaf aan zich zeer vereerd te voelen met de prijs. De tweede Award ging naar Mohammed El Amriti, die op vele terreinen actief is geweest voor de Marokkaanse gemeenschap in Nederland.
Tot slot van het plenaire programma presenteerde Farid Azarkan een filmpje waarin Marokkaanse Nederlanders worden opgeroepen om te gaan stemmen bij de gemeenteraadsverkiezingen van 3 maart.
7.
De verdiepingssessies
Na het plenaire programma hadden de gasten de mogelijkheid om even een kop thee of koffie te drinken en na te praten. Na korte tijd werden de gasten verzocht naar de verschillende zalen te gaan voor de verdiepingssessies. De gasten hadden zich die ochtend opgegeven voor een van de vier sessies.
13
7.1
Sessie I
Emancipatie van en binnen de Marokkaanse gemeenschap
Hoe verhoudt emancipatie zich tot zelfreflectie en wat is de rol van iemands culturele bagage in het emancipatieproces? Deze vragen kwamen allemaal in de eerste sessie aan bod: ‘Emancipatie van en binnen de Marokkaanse gemeenschap’. Gespreksleider van de discussie was Hans Wierda, trainer bij Stavoor. Voordat de discussie van start ging, stelden de verschillende panelleden zich voor: Abdelghafour Ahalli (Netwerk van Vrijzinnige Marokkaanse Nederlanders), Aissa Zanzen (vicevoorzitter van UMMAO) en Hassnae Bouazza (journaliste en programmamaakster). Discussie De eerste vraag die aan de orde kwam tijdens de discussie was: Wat heeft de Marokkaanse gemeenschap anno 2010 gemeen? In de Nederlandse media worden Marokkanen namelijk vaak als homogene groep gepresenteerd. Klopt dit beeld echter wel? De panelleden gaven het volgende antwoord: “Marokkaanse Nederlanders zijn aan te duiden op culturele kenmerken. De groep is zeer divers, zowel cultureel als religieus gezien. Dat maakt dat zij niet als een homogene groep kunnen worden geduid. Ook zijn er veel verschillen tussen mannen en vrouwen. Het is onterecht dat de Marokkanen worden aangesproken als één gemeenschap”. Daarnaast werd door het panel opgemerkt dat er binnen de Marokkaanse gemeenschap ook sprake is van een duidelijke tweedeling, namelijk tussen de Arabieren en de Berbers. De tweede vraag in de discussie betrof het emancipatievraagstuk: ‘Hoe staat het met de emancipatie binnen de Marokkaanse gemeenschap?’. Voorafgaand aan de reacties van het panel en de gasten, werd eerst gekeken wat er met de term emancipatie wordt bedoeld. Hierbij wordt emancipatie gezien als streven naar gelijkwaardigheid. Vervolgens ging de discussie van start. Een eerste reactie was dat er nog een lange weg te gaan is voor de emancipatie van de Marokkaanse Nederlander: “De Marokkaanse gemeenschap is niet zo zelfkritisch en zonder zelfreflectie is emancipatie onmogelijk. Er is geen kerndebat, het gaat altijd over een ander.” Volgens de spreker is er intern kritisch debat nodig om de emancipatie van de Marokkaanse Nederlanders positief te beïnvloeden. Een andere spreker ziet de weg naar emancipatie als volgt: “Om te emanciperen moet je de taboes wegnemen. De sociale druk vanuit de gemeenschap speelt een grote rol. Er heersen veel taboes binnen de Marokkaanse gemeenschap. “Als je bijvoorbeeld niet mee wil doen aan de Ramadan, dan ben je meteen een outcast”. Volgens de spreker is het lastig om deze taboes te doorbreken: “Dit zal niet van vandaag op morgen gebeuren”. Volgens een andere spreker zit de culturele bagage die de Marokkaanse gemeenschap heeft meegekregen de emancipatie in de weg: “Deze culturele bagage past niet in de huidige omgeving”. Tenslotte gaf een spreker aan dat het belangrijk is om breed te blijven kijken: “De emancipatie moet niet alleen gericht worden op de vrouwen, maar op de hele gemeenschap, dus ook de mannen. Daarnaast is deze problematiek niet alleen een problematiek van de Marokkaanse gemeenschap, ook andere groepen kampen met dit probleem”. Afronding Door gebrek aan tijd kon de laatste vraag: ‘Brengt de groeiende kloof binnen de Marokkaanse gemeenschap kansen met zich mee?’ helaas niet meer in de discussie worden meegenomen. Gespreksleider Hans Wierda bedankte het panel en rondde de sessie af.
14
7.2
Sessie II
Lokale politiek en de gemeenteraadsverkiezingen
Het gespreksonderwerp in de tweede sessie was de lokale politiek en de gemeenteraadsverkiezingen. Bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen in 2006 was er een hoge opkomst van Marokkaanse Nederlanders. Daarnaast werd een ongekend hoog aantal Marokkaans Nederlandse politici gekozen in de gemeenteraad. Hoe staat het met de betrokkenheid van Marokkaans Nederlandse burgers bij de lokale politiek en lokaal beleid? Brahim Fattah van het Instituut voor Publiek en Politiek (IPP) was uitgenodigd om een inleiding te geven over het stemgedrag en de politieke participatie onder Marokkaanse Nederlanders. Vervolgens kregen de deelnemers aan de sessie de gelegenheid om te reageren op het verhaal van Brahim. Sessie II werd geleid door Adiep Autar, adviseur bij Stavoor. Inleiding Brahim Fattah heette iedereen welkom en begon zijn inleiding aan de hand van een PowerPoint presentatie. Ter introductie vertelde Brahim over het instituut waarvoor hij werkt, het IPP. Dit instituut organiseert rondom de verkiezingstijd het stemexamen, stemwijzers, en informatiebijeenkomsten. Daarnaast wordt er onderzoek gedaan naar vrouwen en allochtonen. Brahim liet een sheet zien met de opkomst van allochtonen bij gemeenteraadsverkiezingen, vanaf 1994 tot en met 2006; in 2006 was 51% in Amsterdam en 58% in Rotterdam. Vervolgens omschreef Brahim de opzet van het onderzoek van het IPP in 2006. In alle 458 gemeenten is gevraagd naar het aantal allochtone raadsleden. Daarbij werd gekeken naar de volgende kenmerken: politieke partij, etnische groepering en de man/vrouw-verhouding. Uit de resultaten kwam naar voren dat: • er 50% meer allochtone raadsleden waren dan in 2002; • het aantal allochtone raadsleden was verdubbeld; • de onder allochtone raadsleden die van Turkse afkomst de grootste etnische groep is; • er nauwelijks steun is voor etnische of islamitische partijen en • dat de PvdA veruit de meeste allochtone raadsleden heeft. Hoewel de PvdA en het CDA bijna evenveel raadsleden hadden, telde de PvdA 183 allochtone raadsleden en het CDA slechts 28. Ter afsluiting van zijn inleiding gaf Brahim een aantal feiten over de ervaringen van allochtone raadsleden uit een onderzoek van het IPP in maart 2009. Hieruit bleek dat het allochtone raadslid met een gemiddelde leeftijd van 41,5 jaar relatief jonger is dan het gemiddelde raadslid met een leeftijd van 53,4 jaar. Daarnaast bleek dat vrouwen vaker ondersteuning en begeleiding krijgen bij hun raadswerk dan mannen en dat allochtone raadsleden net als autochtone raadsleden klagen over te veel vergaderen, te veel leeswerk, te moeilijke stukken en te weinig tijd voor contacten met burgers en organisaties. Verder blijkt uit de ervaringen van allochtone raadsleden dat: • 66% het eens is met de stelling dat hun achterban verwacht dat zij hun belangen vertegenwoordigen. Daarentegen wil 34% niet worden gezien als vertegenwoordiger van zijn of haar achterban; • 80% vindt dat de houding ten opzichte van migranten is verhard en 51% vindt dat hun raadswerk daardoor moeilijker is geworden.
15
Discussie Adiep Autar bedankte Brahim voor zijn inleiding en kondigde het volgende onderdeel aan. Hierbij werd de deelnemers verzocht in een kring te gaan staan. “Er worden drie stellingen voorgelezen. Wie het hiermee eens is, gaat rechts staan, oneens staat links en geen mening gaat naar het midden”, aldus Adiep Autar.
De eerste stelling: Etnisch stemmen is niet meer van deze tijd. Zes van de 14 deelnemers waren het hiermee eens: “Politieke partijen moeten zich verdiepen in de hele samenleving, niet in slechts een deel”. Zes deelnemers waren het hiermee oneens: “Als je op iemand stemt met dezelfde achtergrond, begrijpt deze jouw belangen beter. Je kunt niet van een Surinamer verwachten dat die van Marokkaanse problemen op de hoogte is”. Een gemeenteraadslid noemde de druk die hij ervaart in zijn functie: “De verwachting vanuit de Marokkaanse gemeenschap is groot, maar je behartigt als gemeenteraadslid het belang van alle burgers, niet alleen van de Marokkaanse”. Verschillende deelnemers gaven aan dat belangrijk is eerst een partij te kiezen en dan een persoon binnen de gekozen partij: “Ik kies aan de hand van het programma van de partij. Als in die partij een Marokkaan op de lijst staat, dan kies ik die persoon”. Na de discussie gaven de twee twijfelaars aan dat zij het uiteindelijk toch eens waren met de stelling. De tweede stelling: Allochtone stemmers hebben macht, ze kunnen een partij groot maken. Met deze stelling waren vier personen het eens: “Voor allochtonen wordt het pas interessant als je dit waar kunt maken. Het is de kunst om als hekkensluiter toch in de gemeenteraad te komen”. Acht personen waren het echter oneens met de stelling: “Je ziet nu dat de allochtone stemmen meer
16
verdeeld raken; er gaan ook stemmen naar het CDA, D66 en GroenLinks. De tendens om voor een partij met veel allochtone raadsleden te kiezen, wordt steeds minder”. Aan het eind van de discussie maken de overgebleven twee twijfelaars hun keuze: één twijfelaar naar eens, de andere naar oneens. De laatste stelling: Allochtone vrouwen in de politiek doen het beter dan allochtone mannen. Vier deelnemers gaven aan het hiermee eens te zijn: “Een vrouw heeft een beter inlevingsvermogen, daardoor functioneert zij beter in de politiek”. Een andere deelnemer voegde toe: “Juist door het hebben van een gezin maakt de vrouw betere keuzes en kan zij beter onderhandelen”. Ook werd er aangegeven dat door de barrière vrouwen beter resultaten kunnen inschatten. Drie deelnemers zijn het echter oneens met de stelling: “Als je kijkt naar de post van een wethouder of burgemeester, merkt je dat vrouwen veel bescheidener zijn. Het ligt meer in de aard van de man om de kansen te grijpen. Een gezin en kinderen zijn een barrière voor de carrière van de vrouw.” Ook vinden de deelnemers die het niet eens zijn met de stelling dat vrouwen zich nog steeds een beetje verborgen houden achter de gordijnen. Zeven deelnemers twijfelden over hun keuze. Aan het einde van de discussie waren vier personen het eens, en tien oneens met de stelling. Afronding Adiep Autar vroeg de aanwezigen hoe zij deze sessie hadden ervaren en of zij nog ideeën hadden om meer body of inhoud aan het onderwerp te geven. Vanuit de groep deelnemers kwam de volgende reactie: “Het SMN wordt vanuit het ministerie gefaciliteerd. Ook lokaal moet er iets georganiseerd worden, zeker als het gaat om de gemeenteraadsverkiezingen. Er worden wel zaken georganiseerd, maar nog niet voldoende”. Brahim Fattah haakte hierop in met het pleidooi om mensen bewust te maken van de aanstaande gemeenteraadsverkiezingen. De groep deelnemers gaven elkaar vervolgens tips om zelf actief te worden binnen de politiek: “Er zitten genoeg mensen in de politiek die dit doen voor zichzelf. Denk niet bij voorbaat dat een Marokkaans-Nederlandse raadslid goed is voor ons”. Een andere deelnemer gaf aan dat als het om het stemmen gaat vanuit de moskee een belangrijke rol wordt gespeeld. Een deelnemer kwam vervolgens nog met een tip: “Als je in de politiek gaat, moet je niet na vier jaar alweer stoppen, doe dit voor een langere termijn”. Aan alle aanwezigen werd tot slot verteld dat iedereen die binnen zijn gemeente voorlichting over actieve politieke deelname wil ontvangen, contact kan opnemen met het SMN. Ook Brahim Fattah gaf aan graag te willen informeren over dit onderwerp. Verder werd aangegeven dat het SMN voor de gemeenteraadsverkiezingen van 3 maart een campagne Opkomstbevordering organiseert. Behalve de vertoonde campagnefilm maken daar ook lokale bijeenkomsten deel van uit. Wie daarover meer informatie wil hebben werd uitgenodigd contact met het SMN op te nemen. Adiep Autar sloot de sessie af door ieder te bedanken voor zijn of haar bijdrage. Brahim Fattah werd bedankt voor zijn uitleg en de stellingen.
17
7.3
Sessie III
Positie en emancipatie van Marokkaans Nederlandse vrouwen.
Marokkaans Nederlandse vrouwen lijken soms onzichtbaar te zijn in de samenleving, maar zijn vaak ‘stille’ krachten. Terwijl een groot deel van deze groep zich succesvol ontwikkelt, overheerst in het publieke debat een negatief beeld. Wat kan er gezegd worden over de positie en emancipatie van Marokkaans Nederlandse vrouwen? In de derde sessie werd ingegaan op deze vraag onder leiding van Evelien van der Aa, trainer bij Stavoor. Evelien begon met een korte voorstelronde van de verschillende panelleden: Rahma El Hannoufi (vrouwenorganisatie OFRA), Touria Ahayan (bestuur en vrouwencommissie SMN) en Latifa Lazaar (landelijke werkgroep Mudawannah). Vervolgens gaf ze het woord aan universitair hoofddocent in de hedendaagse islam aan de Rijksuniversiteit in Groningen: Marjo Buitelaar. Inleiding Marjo Buitelaar Na een korte introductie vertelde Marjo over haar boek ‘Van huis uit Marokkaans’ en haar bevindingen. Uit een kwalitatief onderzoek naar de beleving van de emancipatie van MarokkaansNederlandse vrouwen kwamen een aantal speerpunten naar voren. Marokkaans-Nederlandse vrouwen zien emancipatie in de eerste plaats als economische zelfstandigheid. Hieronder valt zelfredzaamheid, het medeverantwoordelijk zijn voor de kostwinning en zodoende zelfrespect en status verwerven. In de tweede plaats speelt persoonlijke autonomie een belangrijke rol bij emancipatie. Voor Marokkaans-Nederlandse vrouwen betekent dit een balans vinden tussen het individu en het sociale netwerk met al zijn verantwoordelijkheden. In de derde plaats wordt emancipatie gezien als het hebben van gelijke rechten en kansen met zelfbepaling. Met zelfbepaling wordt bedoeld ‘ook kiezen om jezelf in dienst te stellen van anderen’. Marjo gaf aan dat zij voor haar boek veel Marokkaans-Nederlandse vrouwen heeft gesproken die schuld-, schaamte- en verantwoordelijkheidsgevoelens ervaren jegens hun ouders. Deze gevoelens komen voort uit het idee/gevoel verplicht te zijn om er alles van te maken in de Nederlandse samenleving. Immers; “Zij (de ouders) lieten alles achter om ons een betere toekomst te geven”. Tegelijkertijd voelen de Marokkaans-Nederlandse vrouwen ook de verplichting om trouw te blijven aan de ouders en de Marokkaanse cultuur. Deze vrouwen staan volgens Marjo voor de uitdaging om een balans te vinden tussen emanciperen en op een eigen manier trouw blijven aan hun ouders en eigen cultuur. Debat Na de presentatie kregen de panelleden de kans om te reageren. Touria herkende veel in het verhaal van Marjo en voegt eraan toe dat zij bij de bijeenkomsten van Marokkaanse Nederlanders in Culemborg de stem van de vrouw gemist heeft: “Waar waren de vrouwen?”. Volgens haar is de vrouwencommissie van het SMN nog steeds hard nodig. Rahma reageerde op de opmerking van Touria door te zeggen dat de vrouwen vaak niet door beleidsmakers worden uitgenodigd voor dit soort bijeenkomsten. Rahma gaf aan dit heel jammer te vinden: “Een gemiste kans, want de moeders hebben vaak heel veel informatie over de situatie”. Rahma zou willen dat de vrouwen zich zichtbaarder maakten: “Vrouwen zijn vaak bescheiden, maar het is belangrijk dat ze in beeld komen. Vrouwen moeten hun krachten bundelen en elkaar steunen. Dit begint door dochters te stimuleren om zichzelf goed op te leiden, zodat ze niet afhankelijk worden van hun man”. Het derde panellid Latifa gaf vervolgens een reactie op het verhaal van Rahma. Volgens haar is het zelfs voor hoogopgeleide vrouwen lastig om voor een zelfstandig leven te kiezen: “Vrouwen met een goede opleiding zie je uiteindelijk toch weer voor een traditioneel gezinsleven kiezen. De angst om verstoten te worden door de gemeenschap is groot”.
18
Nadat de verschillende panelleden hun mening hadden gedeeld, was het aan de sessiedeelnemers om iets in te brengen. Het woord werd gegeven aan de enige man in de zaal die zei dat het lastig is om vrouwen te motiveren om naar bijeenkomsten te gaan, maar dat het wel mogelijk is: “Begin gewoon door je eigen vrouw, dochters en zusters mee te nemen. Dit stimuleert ook andere vrouwen en de kans is groot dat steeds meer vrouwen komen”. Onder de deelnemers was ook de moeder van panellid Rahma. Zij gaf aan dat vrouwen niet moeten wachten totdat ze door hun man worden meegenomen naar bijeenkomsten: “Vrouwen moeten voor zichzelf opkomen!”. Een ander vrouw meende dat vrouwen sneller naar bijeenkomsten gaan als zij door andere vrouwen worden meegenomen. Rahma benadrukte dat het de eigen keuze is van de vrouw hoe zij haar leven wil inrichten: “Dat is ook emancipatie. Het betekent niet dat je per se moet gaan studeren. Vrouwen moeten elkaar steunen in welke keuzes ze maken, ook als dit bijvoorbeeld kiezen voor een traditioneel gezinsleven betekent”. Tenslotte riep een vrouw de aanwezigen op om artikelen te schrijven voor de website Islamwijzer.nl, een publicatie- en discussieplatform op internet voor Nederlandse moslims. Dit kan bijdragen aan de zichtbaarheid van moslima’s. Afronding Hoewel de discussie nog een lange tijd had kunnen doorgaan, zorgde gespreksleider Eveline van der Aa voor een afronding. Gezien de tijd opperde Eveline het netwerken voort te zetten tijdens het diner dat op de gasten stond te wachten.
7.4
Sessie IIII
Aanpak risicojongeren en de rol van eigen initiatief op lokaal niveau.
Het kabinet lanceerde vorig jaar de beleidsbrief ‘Aanpak Marokkaans Nederlandse probleemjongeren. Grenzen stellen en Perspectief bieden’. Aan de achtergrond van en de noodzaak voor deze aanpak werd in de vierde sessie aandacht besteed. Als gespreksleider van de sessie heette Fethi Killi, trainer van Stavoor, alle deelnemers hartelijk welkom. Veertig deelnemers hadden zich aangemeld voor deze sessie. Inleiding Maarten de Keulenaar Na een korte introductie over zichzelf lichtte Maarten toe waarom de Utrechtse aanpak als praktijkvoorbeeld wordt ingezet ten behoeve van andere gemeenten: “Niet alleen grote steden als Amsterdam en Rotterdam hebben interesse voor de Utrechtse aanpak maar ook een gemeente als Culemborg. De nadruk ligt op de samenwerking op het vlak van ambities van diverse steden en gemeenten. Hierbij wordt gewerkt aan het kantelen van de negatieve beeldvorming over Marokkaanse jongeren. Naast het feit dat regels belangrijk zijn, is actieve betrokkenheid van de Marokkaanse gemeenschap ook van groot belang. “Zonder actieve betrokkenheid van de Marokkaanse gemeenschap zal het onvoldoende zijn om de Utrechtse aanpak ook in andere steden en gemeenten tot een succes te laten komen”.
19
Maarten gaf aan wie er vanuit het Rijk en de gemeenten betrokken zijn: “Op landelijk niveau is actieve samenwerking tussen diverse ministeries als VROM/WWI, Justitie en gemeenten (VNG). Daarnaast worden ook kennisinstituten actief betrokken in dit samenwerkingsverband. De gemeente Utrecht coördineert de samenwerking en de afstemming”. Fethi Killi stelde Maarten vervolgens de volgende vraag: Wat wil de gemeente Utrecht, het samenwerkingsverband van Rijk, gemeenten en kennisinstellingen met de Utrechtse aanpak? Maarten legt uit dat de aandacht gaat naar het kantelen van negatieve beeldvorming over Marokkaanse jongeren. De aanpak is gericht op het tegengaan van criminaliteit, overlast en schooluitval. Uitgangspunt is perspectief bieden. Actieve betrokkenheid van belangenorganisaties en vrijwilligersorganisaties in de Marokkaanse gemeenschap is noodzakelijk. Samenwerking tussen gemeenten en scholen is eveneens van belang om het doel te realiseren. Op lokaal niveau dient gebruik te worden gemaakt van een sluitende aanpak. In vaktermen wordt er gesproken over een ketenbenadering. “In de Utrechtse aanpak spreken we niet van ‘wij’ en ‘zij’. Samenwerking wordt benadrukt”. Vervolgens vroeg gespreksleider Fethi hoe de Utrechtse aanpak wordt gefinancierd. Maarten gaf hierop het volgende antwoord: “Het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft een budget beschikbaar gesteld voor de inzet van straatcoaches. Ook andere ministeries stellen bescheiden budgetten beschikbaar om jeugdwerkloosheid tegen te gaan. Er is altijd tekort aan budget, maar er wordt gewerkt vanuit bestaande budgetten die ingebed zijn in het algemeen beleid van rijk en gemeenten”. Maarten Keulenaar beëindigde zijn presentatie met het benadrukken van enkele voor hem belangrijke aandachtspunten. Hij wees op het belang van communicatie met de doelgroep en de Marokkaanse gemeenschap: “Niet stigmatiseren!”. Volgens Maarten is samenwerking met de Marokkaanse gemeenschap een must. “We moeten niet verzanden in het verzamelen van cijfers en beschrijvingen van procesketens in grote en kleine gemeenten. Het werken aan integrale programma’s staat voorop”. Duurzaamheid is volgens Maarten een extra aandachtspunt. Projecten zijn tijdelijk en moeten structureel geborgd worden op lokaal niveau. En het gaat niet alleen maar om Marokkaanse risicojongeren. Ook andere jongerengroepen krijgen de nodige aandacht. Maarten pleitte in zijn inleiding voor actie in plaats van langdurige wetenschappelijke studies (rapporten) en monitoringonderzoek. Discussie Met dank aan Maarten Keulenaar gaf Fethi Killi het publiek vervolgens de ruimte om vragen te stellen en in discussie te gaan. Aan Maarten werd de eerste vraag gesteld: “In uw inleiding wordt de nadruk gelegd op de actieve betrokkenheid van Marokkaanse organisaties, dit is prima. De ervaring leert ons echter dat het ook alleen maar om geld te doen is; budgetten die zoveel mogelijk opgemaakt moeten worden. We vragen ons af wat het effect hiervan uiteindelijk is”. Hierop antwoordde Maarten dat de gemeente Utrecht ook leert van deze ervaringen. “Er is geëvalueerd naar effectiviteit van gemeentelijk beleid op het terrein van inzet van projecten. De gemeente onderkent de ineffectiviteit van sommige projecten, werkt aan verbetering maar roept ook ieder op zelf aan de slag te gaan en niet te blijven hangen in kritiek op falend projectbeleid”. Daarnaast gaf Maarten aan dat de gemeente niet zonder voorwaarden activiteiten stimuleert: “De gemeente is strenger geworden ten opzichte van de inzet van welzijnsinstellingen maar heeft nog niet voldoende inzicht in de activiteiten van die welzijnsinstellingen”.
20
Een andere deelnemer stelde de vraag of het bedrijfsleven een belangrijke rol heeft gespeeld in het project. Maartens reactie hierop was: “Zestien Marokkaanse jongeren werden door diverse instanties afgeschreven. Het is ons gelukt om die samen met lokale bedrijven aan zowel een stage als een baan te helpen”. Maarten gaf ook aan dat negatieve beeldvorming, stigmatisering en wetenschappelijke cijfers averechts kunnen werken. Wat er in de praktijk gebeurt is ook belangrijk. In reactie op het verhaal van Maarten vertelde Saïd Bensallam, bekend van zijn werk voor Marokkaanse jongeren is het Amsterdamse stadsdeel Bos en Lommer, over zijn persoonlijke ervaringen: “Ik ben 22 jaar geleden afgeschreven door diverse instanties. Ik heb zelf mijn eigen situatie opgepakt. Ik heb nu een boek geschreven, De kleine jongen, en laten uitgeven over mijn ervaringen als opgroeiende Marokkaanse jongere, als portier van diverse uitgaansclubs wat ik 17 jaar heb gedaan en als eigen ondernemer die zich aan de basis inzet voor Marokkaanse jongeren. Helaas moet ik constateren dat de betrokkenheid en inzet van gemeenten op veel punten beter kan dan nu het geval is.” Een vertegenwoordiger van het SMN geeft aan dat qua visievorming met betrekking tot actieve betrokkenheid van de Marokkaanse gemeenschap het nog te veel bij woorden op papier blijft. Vaak worden zelforganisaties, netwerken en sleutelpersonen pas benaderd als er problemen zijn ontstaan. Dat zie je recent ook weer bij de incidenten in Culemborg. Een meer structurele rol van de Marokkaanse gemeenschap bij de aanpak en facilitering daarvan ontbreekt veelal.” Hierop reageerde een deelnemer uit de zaal: “Waarom nodig je niet Marokkaanse organisaties uit, licht ze de noodzaak van samenwerking toe en sluit met hen een convenant af. We moeten leren van andere voorbeelden”. De SMN-vertegenwoordiger gaf aan dat het SMN al gestart is met de voorbereidingen van een dergelijke bijeenkomst. Een andere deelnemer vond dat de Marokkaanse gemeenschap zelf initiatieven moet nemen en minder moet klagen: “De bereidheid is om gezamenlijk iets te doen is er. Maak contact met elkaar en zet netwerken op. Het feit dat we nu in een volle workshopzaal zitten, zegt al genoeg”. De spreker deed vervolgens een oproep om onderling visitekaartjes uit te wisselen. Afronding Met dank aan deze laatste oproep en de inbreng van de sprekers sloot Fethi Killi de sessie af met de woorden: “Het is duidelijk dat we niet meer moeten praten van een ‘wij’ en een ‘zij’. Het gaat om samenwerking en actieve betrokkenheid van de Marokkaanse gemeenschap. Anders glijden Marokkaanse jongeren af richting criminaliteit. Actieve inzet van de Marokkaanse gemeenschap en de samenwerking met en tussen Marokkaanse organisaties werken op langere termijn als schuurpapier om de problemen aan te pakken.
21