1 Algemeen handelsrecht
Door Brecht Warnez
Samenvatting Handelsrecht 3e Bachelor Rechten, 2009-2010 Prof. M. Tison Samengevat door Brecht Warnez
Titel I. Algemeen handelsrecht HB p. 1
Hoofdstuk 1. Situering van het handelsrecht HB p. 1
1. Inleiding – afbakeningsvragen - Afbakening handelsrecht o O.g.v. “handelaar” / “handelsdaden” o Geen generieke afbakening Vb. volgens winstoogmerk - Toepassingsgebied handelsrecht o In beginsel: secundaire en tertiaire sector nijverheids- en handelsondernemingen o Niet Primaire sector (landbouw) Vrije beroepsbeoefenaars Wel andere specifieke economische wetgeving Vb. apotheker die enkel geneesmiddelen verkoopt apotheker die ook shampoos e.d. verkoopt Overheidsentiteiten met economische activiteit Uitz. gedeeltelijke onderwerping als wet RH als ‘daad van koophandel’ kwalificeert Vb. NMBS (autonoom overheidsbedrijf) Doel WG: onderwerping aan handelsrecht maar niet als handelaar beschouwd Cass. 18 juni 2007: verplichte inschrijving in handelsregister en Kruispuntbank van Ondernemingen met als sanctie niet-ontvankelijkheid van rechtsvordering Non-profitsector: verzorgingssector en vzw’s met feitelijke handelsactiviteit Vb. bierbrouwende kloostergemeenschap, automobilistenclub Redenering: geen louter winstmotief
2 Algemeen handelsrecht
Door Brecht Warnez
- Historische groei: maatschappelijke belangen o Vb. lobbywerk apothekers: willen geen handelsregister- of faillisementregeling o Vb. landbouwers: willen geen publicatieplicht o Vb. overheidsondernemingen: willen wel op bepaalde aspecten een versoepelde regeling voor o.a. bewijs en bevoegde rechtbank - Reden handelsrecht o Behoefte aan soepelheid van transacties Vb. bewijs Vb. overdracht van rechten Vb. zekerheden: zekerheidsrecht onvoldoende om derden te overtuigen Vb. pand op de handelszaak o Behoefte aan informatie over handelaren Vb. handelsregister, Kruispuntbank Ondernemingen, boekhouding o Behoefte aan organisatie van onderneming in moeilijkheden Vb. gerechtelijke reorganisatie, faillissement
2. Handelsrecht – economisch recht - Economisch recht = geheel van normen van dwingende aard – in regel van openbare orde – die bepalen wat moet, wat niet mag of wat toegelaten is in het economisch verkeer o Bloei sinds 20ste E - Verhouding: twee luiken van een algemeen economisch recht o Handelsrecht: liberalisme (19e E) Hoe organiseren en welke middelen aanwenden Doel: handel en nijverheid bevorderen door ↑ faciliteiten Veel later: ook voor interventionisme o Economisch recht: interventionisme (eind 19e E) Aanvulling op handelsrecht Meer gebods- en verbodsvoorschriften Ruimer Ook vrije beroepers etc. Doel: ordenen en sturen van economische betrekkingen
3. Handelsrecht – burgerlijk recht - Burgerlijk recht: voorschriften geldend voor eenieder - Verhouding: ↑ opvangen: a ankelijk van benadering handelsrecht o Civilisten: handelsrecht = uitzonderingsrecht Burgerlijk recht: alle niet-geregelde materies Handelsrecht: enkel als wet toelaat o Commercialisten: handelsrecht = autonome rechtstak Burgerlijk recht: geen bron van suppletief recht
3 Algemeen handelsrecht
Door Brecht Warnez
o Tussenoplossing: burgerlijk en handelsrecht zijn gebouwd op het gemeen recht Gemeenrechtelijke beginselen zowel uit burger- als uit handelsrechtelijke wetten halen Verschillende doelen Burgerlijk recht: bescherming van particulieren Handelsrecht: soepel en snel economisch verkeer - Belang: voorbeelden o Anatocisme (art. 1202 BW) in burgerlijk recht: woeker verbieden Particulieren beschermen handelsrecht: geen toepassing want geen bescherming nodig o Schuldsplitsing (art. 1863 BW) in burgerlijk recht SA beschermen handelsrecht: vermoeden van hoofdelijkheid
4. Handelsrecht – consumentenrecht - Consumentenrecht o Ontstaan: jaren ‘80 o Doel: bescherming zwakkere partij o Bronnen: Wet van 14 juli 1991 Vb. precontractuele informatieverplichtingen Vb. verbod van onrechtmatige bedingen - Verhouding o “Handelaar” nooit “consument” o Consumentenrecht treft elke “verkoper” O.a. handelaren
5. Ontmanteling van het Wetboek van Koophandel - Ontstaan: codificatiegolf in 19e E o Ingevoerd door Napoleon (1807) - Belang gewoonte: vb. rekening-courant o = vermenging van schulden en schuldvordering maar bij afsluiten ervan wordt intrest bij kapitaal gevoegd (kan < 1 jaar) o annatocisme = kapitaliseren van rente (art. 1134 BW) Gewoonte contra legem - Ontmanteling Wetboek van Koophandel (20e E): toenemende versnippering o Door Nieuwe aparte wetten Schrapping van Titels in Wetboek van Koophandel o Ook vervaging tussen handelsrecht en economisch recht - Tendens: hergroepering o Wetboek Economisch Recht: enkel marktrecht
4 Algemeen handelsrecht
Door Brecht Warnez
Hoofdstuk 2. De leer van de daden van koophandel HB p. 9
1. Functie van de leer – toepassingsgebied - Doel leer van daden van koophandel o Bepalen wie aan handelsrecht onderworpen (handelaars) o Geldende regelen voor handelsdaden bepalen - Kritiek o Onlogisch: rechtshandelingen, ondernemingen en handelspapieren op gelijke voet o Verouderd: toevallige handelsdaden blijven buiten beschouwing o Onvolledig: bepaalde activiteiten nog steeds uitgesloten
2. De handelaar - Art. 1 W.Kh.: handelaar = hij die o Handelsdaden stelt (gedefinieerd in art. 2) o Op beroepsmatige wijze (hoofd- of bijberoep 2.1. Beroepsmatige aard - Beroepsmatig = in het kader van een algemene doelstelling o ≠ louter repeeve handelsdaden o ≠ toevallige speculaes Vb. rentenier - Hoofdzakelijk of aanvullend o Hoofdzakelijk o Aanvullend Doel: strijd tegen zwartwerk ≠ bijkomstig: bedrijvigheid is middel om hoofddoel te bereiken Vb. onderwijzer die maaltijd verstrekt aan zijn leerlingen ≠ handelaar Vb. onderwijzer die maaltijd verstrekt aan meerdere scholen = handelaar - Meerdere burgerlijke en handelsrechtelijke activiteiten door één persoon o Activiteiten voldoende autonoom: afzonderlijke kwalificatie o Activiteiten nauw verweven: accessorium sequitur principale Burgerlijke of commerciële aard van hoofdactiviteit bepaalt aard van nevenactiviteit Vb. uitbater tandheelkundige kliniek verkoopt tandprotheses = burgerlijk 2.2. Ondernemingsgewijze georganiseerde activiteit? - Winstoogmerk = wezenlijk kenmerk o Belang van uiteindelijk doel winst Louter om ‘onderneming’ in stand te houden, of Geen handelaar
5 Algemeen handelsrecht
Door Brecht Warnez
Vb. vzw met winst ter bevordering van immateriële doelstellingen of verschaffen van niet-stoffelijke voordelen aan leden Vb. vennootschap met sociaal oogmerk Winst aan eigenaars, beheerders of collectiviteit Handelaar - Belang o Toepassing van burgerlijk of handelsrecht o Bepaalde sectoren: afzwakken verschillen Vb. beiden BTW-plichtig, maar toch concurrentievervalsing inzake inkomstenbelasting Vb. vzw’s ook boekhoudplichtig - Pastoorsarrest (Cass. 19/01/1973) o Feiten: pastoor exploiteert zwemkom ↑ cliënteel ↑ dagelijkse opbrengst Ter financiering van diensten die pastoor verleent aan de parochie en bevolking o Cassatie: Activiteit valt onder “openbare schouwspelen” (art. 2, lid 5 W.Kh.) Er is geen (persoonlijk) winstoogmerk pastoor is geen handelaar - Bizarre gevolgen o Voorbeelden Toeristenclub (vzw) die aan iedereen reizen aanbiedt ≠ handelaar gewone reisorganisator Autobestuurdersvereniging (vzw) die bijstand op de weg verleent ≠ handelaar rijdende autohersteler 2.3. Objectieve en subjectieve daden van koophandel - Objectieve daden van koophandel: in art. 2 W.Kh. o Handelsrecht altijd toepassing Zelfs alleen gesteld - Subjectieve daden van koophandel: alle handelingen van een handelaar (art. 2 in fine W.Kh.) 2.4. Toerekening van de handelsactiviteit - Regel: handel d.m.v. vertegenwoordigers o Vertegenwoordiger ≠ handelaar o Vertegenwoordigde = handelaar - Toepassing: bestuurders en organen van vennootschappen - handelsagenten, commissionairs en makelaars o Wel handelaars bij daden van koophandel - Naamlening
6 Algemeen handelsrecht
Door Brecht Warnez
o = naamlener (stroman) treedt op voor een ander (achterman) zonder 3en te zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger te doen blijken, doch partijen zijn overeengekomen dat er naamlening zal zijn o Naamlener = handelaar o Achterman = handelaar (betwisting) 2.5. Geheime/ongeoorloofde activiteit - Geheime of ongeoorloofde handelsactiviteit kan ook hoedanigheid van handelaar opleveren
3. De hoedanigheid van de handelaar: beoordeling bij rechtspersonen - Onderscheid: kwalificatie als handelaar afhankelijk van o Natuurlijke personen: werkelijk gestelde activiteit als basis o Rechtspersoon: statutair doel als basis 3.1. Burgerlijke en handelsvennootschappen - Doorslaggevend criterium: doel o Uit oprichtingsakte o Niet: rechtsvorm van vennootschap Vb. burgerlijke vennootschappen kunnen vorm van handelsvennootschap aannemen - Beginsel: geen rekening met werkelijk doel o Vb. mijnbouwactiviteit = burgerlijk, ook al bewerken ze ook grondstoffen o Uitzonderingen Geen duidelijke verwoording in statuten feitenrechter achterhaalt werkelijke gemeenschappelijke wil O.g.v. art. 1156 BW Vb. in statuten: “verlenen van diensten aan architecten en aanverwante beroepen, incl. boekhouding en secretariaatswerk” Veinzing ten tijde van oprichting Om wet van OO te omzeilen een burgerlijk statuut in doel inschrijven 3.2. Bijzondere illustratie: ‘oneigenlijke’ vzw’s en faillissement - Vereniging: geen winst(verdelings)oogmerk o Winstgevende activiteiten toegestaan met oog op cultureel of filantropisch doel o Geen verrijking van zichzelf of zijn leden nastreven - Herkwalificatie als handelaar? o Handelsactiviteit met winstoogmerk in statuten: nietigheid (art. 3bis VZW-wet) o Handelsactiviteit met winstoogmerk als werkelijke activiteit: ontbinding (art. 18 VZW-wet) Gevolg: herkwalificatie ontbonden vzw tot commerciële maatschap mogelijk Commerciële maatschap Geen RP: geen handelaarkwalificatie of faillietverklaring mogelijk
7 Algemeen handelsrecht
Door Brecht Warnez
Hoofdelijkheid van vennoten Leden zelf als handelaar kwalificeren mogelijk
4. De handelsdaden (daden van koophandel) - Kenmerken art. 2 W.Kh. o Limitatief o Winstoogmerk vereist Beweerde handelaar kan tegendeel bewijzen Wettelijk statuut kan zich verzetten Vb. UGent verkoopt maaltijden ≠ handelaar o Herhaaldelijk stellen van daden van koophandel niet algemeen vereist o Intentioneel element soms vereist - Onderverdeling uit rechtsleer o Productieactiviteit o Distributieactiviteit o Dienstverlenende activiteit o Intermediërende activiteit 4.1. Productieactiviteit 4.1.1. De industriële productie - Art. 2, vierde streepje W.Kh.: “alle verrichtingen van industriële ondernemingen, zelfs wanneer de ondernemer slechts de voortbrengsels van zijn eigen grond verwerkt en voor zover het geen verwerking betreft die normaal bij landbouwbedrijven behoort” o = industriële productie Verwerking van grondstoffen/producten m.b.v. arbeid/machines - Uitzonderingen o Extractiebedrijven Vb. steenkoolmijn, waterwinning Wel: bij transformatie van producten Feitenkwestie o Landbouwactiviteit Verwerking Van eigen grondstoffen Eigen aan landbouwbedrijf burgerlijk recht (vb. melkerijen) Vreemd aan landbouwbedrijf handelsrecht (vb. chipsbedrijf) Van producten van derden handelsrecht Vb. gekweekte dieren gevoederd door producten van 3en = handelaar
8 Algemeen handelsrecht
Door Brecht Warnez
Vb. bloemist die enkel eigen gekweekte planten verkoopt ≠ handelaar 4.1.2. De aanneming van openbare of particuliere werken - Art. 2, vijfde streepje W.Kh.: “alle verrichtingen van ondernemingen van openbare of particuliere werken” o Veronderstelt aanneming = huur van diensten - Rechtspraak: ruime benadering o Verhuur frigo’s voor opslag fruit door fruitkweker o Aannemer van private gebouwen o Uitgever van tijdschrift o Trainer en verzorger van andermans paarden o Crematieonderneming met aanverwante diensten 4.1.3. De ambachtelijke nijverheid - Art. 2, tweede streepje W.Kh.: “elk in hoofdzaak materieel werk verricht ingevolge huur van diensten, zodra het, zelfs op bijkomstige wijze, gepaard gaat met levering van koopwaar” - Vereisten o Materieel werk (hoofdzakelijk) intellectueel werk o Huur van diensten louter arbeidsovereenkomst o Levering van koopwaar Vb. kapper die shampoo gebruikt, loodgieter die buizen levert louter persoonlijke handeling Vb. tuinier Vb. kapper die louter water gebruikt 4.2. Distributieactiviteit 4.2.1. De koop om te verkopen (de distributie-ondernemingen) - Art. 2, eerste, tweede en negende streepje W.Kh.: o “elke aankoop van voedingsmiddelen en koopwaren om die, al dan niet na bewerking of verwerking, weder te verkopen of om het gebruik ervan te verhuren” Ruime interpretatie “aankoop” en “wederverkoop” Ook ruil, inbreng, overdracht van schuldvordering o “elke verkoop of verhuring die het gevolg is van zodanige aankoop; elke huur van roerende goederen om die in onderhuur te geven en elke onderverhuring die daarvan het gevolg is” o “alle verrichtingen van ondernemingen die tot doel hebben onroerende goederen te kopen om ze weder te verkopen”
9 Algemeen handelsrecht
Door Brecht Warnez
- Winstoogmerk vereist o Uit bedoeling wetgever - Wederverkoop- of wederverhuurintentie vereist o Op moment van aankoop o Bewijslast T.a.v. verrichtingen van handelaars: koper moet niet-handelsdaad bewijzen T.a.v. verrichtingen van niet-handelaars: koper moet handelsdaad bewijzen o werkelijke wederverkoop/verhuur niet vereist - Hoedanigheid tegenpartij irrelevant o Vb. handelaar koopt bij niet-handelaar - Roerende en onroerende goederen o Roerende goederen: altijd handelsrecht o Onroerende goederen Koop-verkoop Voor 1956: geen handelsrecht Gevolg: immobiliën kunnen niet failliet worden verklaard Na 1956: handelsrecht indien ondernemingsgewijs particulier Huur-verhuur: nooit - Bijzonder: apothekers (art. 2bis W.Kh.) o Beginsel: geen handelaars indien louter verkoop van artsenijbereidkundige producten o Tenzij ook: cosmetische of paramedicinale producten 4.2.2. De leveringsondernemingen - Art. 2, zesde streepje W.Kh.: “alle verrichtingen van ondernemingen van leveringen” o = personen die bestellingen of diensten leveren tegen vooraf bepaalde prijs - Vb. rusthuis, publicatie dagblad, hotel, stookolieleverancier, leasing- of rentingonderneming, organisator van tentoonstelling, autorijschool - Niet: onderwijs 4.2.3. De veilingen - Art. 2, zesde streepje W.Kh.: “alle verrichtingen van ondernemingen … van openbare verkopingen” - Enkel roerende goederen o notaris verkoopt onroerend goed - Hoedanigheid tegenpartij en verkoopstechniek irrelevant 4.3. Dienstverleningsactiviteit 4.3.1. Het vervoer
10 Algemeen handelsrecht
Door Brecht Warnez
- Art. 2, vijfde streepje W.Kh.: “alle verrichtingen van ondernemingen van … vervoer te land, te water of door de lucht” o Zeevervoer: zie ook art. 3 W.Kh.: altijd handelsrechtelijk - Ondernemingsgewijs vereist o vb. autostop - Winstoogmerk vereist - Ruime interpretatie o Vb. lijkenvervoer, pijpleiding, exploitatie telegraaflijn - Hoedanigheid tegenpartij irrelevant 4.3.2. De agentschappen en zakenkantoren - Art. 2, zesdestreepje W.Kh.: “alle verrichtingen van ondernemingen … van zaakwaarneming, van zaakbezorging” o = ondernemingen die belangen van anderen behartigen mits betaling - Voorbeelden o Zakenkantoren, octrooiburelen, incassoburelen, publiciteitagentschappen, huwelijksbureaus, ingenieursbureaus, wedkantoren, arbeidsbemiddeling tegen betaling o Niet: Advocaten, gerechtsdeurwaarders, notarissen, architecten Streven geen winst na, en Door de wet uitgesloten Belastingconsulenten en accountants Door de wet uitgesloten - Ondernemingsgewijs vereist o Veronderstelt winstoogmerk 4.3.3. De openbare schouwspelen - Art. 2, zesde streepje W.Kh.: “alle verrichtingen van ondernemingen … van openbare schouwspelen” - Ruime interpretatie o Vb. organisatoren van sportmanifestaties, paardrennen, artistieke, wetenschappelijke manifestaties of tentoonstellingen, concerten en bals, voordrachten, bioscopen… - Winstoogmerk vereist - Bijzonder geval: kunstenaars o Louter ter beschikking stellen van diensten aan onderneming ≠ daad van koophandel o Geen winstoogmerk ≠ daad van koophandel Louter stellen van objectieve daden van koophandel onvoldoende Vb. regisseur van niet-commerciële film 4.3.4. De bank-, financie- en verzekeringsbedrijvigheid
11 Algemeen handelsrecht
Door Brecht Warnez
- Art. 2, tiende streepje W.Kh.: “alle verrichtingen van openbare banken” o Vnl. verrichtingen van de (vroegere) openbare kredietinstellingen Vroeger: vb. ASLK Nu geprivatiseerd Nu enkel: Nationale Bank van België - Art. 2, achtste streepje W.Kh.: “elke bank-, wissel- … verrichting” o Bankverrichting: vb. ontvangst deposito’s, kredietverlening, dienstverlening bij effecten… o Wisselverrichting: vb. verrichtingen met wisselbrieven, termijnverrichtingen Opm.: ev. al inbegrepen in ‘aankopen om te verkopen’ - Art. 2, zesde streepje W.Kh.: “alle verrichtingen van ondernemingen van … premieverzekeringen” o onderlinge verzekering ≠ daad van koophandel Tenzij statutair doel onderlinge verzekeringsvereniging aanbod van premieverzekeringen bevat o zeehandel: steeds handelaar (art. 3 W.Kh.) 4.4. De intermediërende activiteit - Art. 2, zevende streepje W.Kh.: “alle verbintenissen van handelsagenten voor het bemiddelen of afsluiten van zaken” o Handelsagent = lasthebber/vertegenwoordiger Handelingen – tegen betaling – in naam en voor rekening van lastgever/opdrachtgever - Art. 2, achtste streepje W.Kh.: “elke … commissie- of makelaarsverrichting” o Commissionair = middellijk vertegenwoordiger Handelingen in eigen naam en voor rekening van opdrachtgever (committent) Veronderstelt winstoogmerk Vb. beurs- en beleggingsondernemingen, douaneagenten, expeditiebedrijven o Makelaar ≠ vertegenwoordiger Brengen toekomstige contractspartijen bijeen Soms ook onderhandelen Soms louter sluiten contract Ook voor onroerende goederen
5. De commercialiteit van de verbintenissen van niet-handelaars - Enkelvoudige daden van koophandel (art. 2 W.Kh.) = losstaande daden van koophandel o Niet-handelaar stelt bepaalde handeling en wordt daardoor onderworpen aan afwijkende regelen dan het gemeenrecht - Belang o Bevoegdheid rechtbank o Soepelheid bewijsregelen o Toepassing regelen handels- of burgerlijk pand
12 Algemeen handelsrecht
Door Brecht Warnez
5.1. De handelingen 5.1.1. Alle verbintenissen uit order- en toonderpapieren - Art. 2, elfde streepje W.Kh.: “alle verbintenissen uit wisselbrieven, mandaten, orderbriefjes of ander order- of toonderpapier” o Handelsrecht ongeacht hoedanigheid van ondertekenaars o naamspapier (= rekta-papier): afhankelijk van hoedanigheid van ondertekenaar 5.1.2. De aankoop van de handelszaak - Art. 2, derde streepje W.Kh.: “elke aankoop van een handelszaak om die te exploiteren” o = “de intrede in het zakenleven” Eerste stap van handelaar o Handelsfonds of handelszaak1 Historisch: antwoord op behoefte aan valorisatie van handelsactiviteit Bij overname, als zekerheid Fragmentarische wetgeving, geen juridische definitie Juridische kwalificatie: ≠ opvangen Rechtspersoon Geen wettelijke grondslag Vermogen/rechtsalgemeenheid (actief + passief) Vb. kudde Relevant bij overdracht: vb. overgang ten algemene titel: alles gaat over Feitelijke algemeenheid = verzameling van activa met gemeenschappelijke bestemming (nl. handelsactiviteit) Overdracht: enkel activa + formaliteiten toepasselijk op alle bestanddelen Geen afzonderlijk bestaan noch afgescheiden vermogen Maar beperkte juridische erkenning Vb. voorwerp van inpandgeving mogelijk Kenmerken Onlichamelijk goed Geen toepassing art. 2279 BW Geen beslag mogelijk Roerend (ook al bevat handelszaak onroerende goederen) Voorrecht van onbetaalde verkoper toepasselijk: zolang verkoper niet volledig betaald is voorrecht op roerend goed Bestanddelen (art. 2 Wet 25 oktober 1919: exemplatieve opsomming) Lichamelijke goederen 1
Niet zo uitgebreid in syllabus
13 Algemeen handelsrecht
Door Brecht Warnez
Vb. meubilair, voorraden Onlichamelijke goederen Vb. cliënteel, handelsnaam, merken, schuldvordering Pand op de handelszaak (W. 25 oktober 1919) Bezitloos pand handelspand = pand tot zekerheid van een commerciële schuld Publiciteit: register op hypotheekkantoor Begunstigde: enkel kredietinstellingen Volgrecht bij overdracht handelszaak o andere voorbereidende overeenkomsten: tegenstrijdige RS Meerderheid: geen daden van koophandel 5.2. Toepasselijke regelen van handelsrecht - Belang enkelvoudige daden van koophandel: gering o Uitzonderlijk handelsrecht op toegepast 5.2.1. Bevoegdheid van de Rechtbank van Koophandel - Enkel bij wisselbrief of orderbriefje > 1.860 € (art. 573, 2° Ger.W.) o Bevoegd ondanks hoedanigheid verweerder o < 1.860 €: vrederechter (art. 590, lid 1 Ger.W.) - Alle andere RH: burgerlijke rechtbanken 5.2.2. Bewijs van de verbintenis - Art. 25 W.Kh.: door alle middelen bewijzen2 5.2.3. Pandrecht - Soepelere regelen bij handelspand o Titel VI, Boek I W.Kh.
6. Uitoefening handelsactiviteit: bijzondere gevallen3 6.1. Minderjarige (art. 6 W.Kh.) - Tot 1990 o Handel vanaf 18 jaar, mits machtiging van ouders Sanctie: nietigheid Probleem: inefficiënt Opm. meerderjarigheid tot eind jaren ’80: 21 jaar o Voortzetting handel van overleden ouders: door voogd
2 3
Infra Niet in de syllabus
14 Algemeen handelsrecht
Door Brecht Warnez
- Nu o Minderjarige kan geen handel drijven Sanctie: handelingen zijn burgerlijk Blijven geldig Vb. kan niet failliet verklaard worden o Voortzetting handel van overleden ouders: vrederechter neemt maatregelen (art. 407 BW) Vb. voogd of voorlopig bewindvoerder aanstellen 6.2. Echtgenoot (art. 10 W.Kh.) - Gehuwd vrouw handelaar als ze afzonderlijk handel drijft o enkel ondergeschikt t.o.v. echtgenoot-handelaar - Ratio legis: eigen goederen ♀ beschermen tegen handelsschulden echtgenoot - Gevolgen: o Als ♀ zich persoonlijk verbindt = handelaar o Als echtgenoten samen handel drijven = hoofdelijkheid 6.3. Gevolgen van een beroepsverbod (KB nr. 22, 24 oktober 1934) - Druk van GwH o ‘Eerste golf’ (’99-2000) Wet: “wanneer rechtbank beroepsverbod oplegt, kan dit opbeperkt terugkeren in de tijd en dit verbod geldt onbeperkt in de tijd” GwH: strijdig met gelijkheidsbeginsel o ‘Tweede golf’ (’06-’07): Wet: “facultair verbod mogelijk van min. 3 – max. 10 jaar” GwH: “min. 3 jaar” strijdig want rechter kan geen rekening houden met verzachten de omstandigheden - Huidige regeling o Rechter kan tijdelijk (tot 10 jaar) beroepsverbod uitspreken t.a.v. persoon 3 gevallen Bepaalde strafrechtelijke misdrijven verbod bestuursmandaat in vennootschap Faillissementsmisdrijven of ‘kennelijk grove fout’ verbod bestuursmandaat verbod persoonlijke handel Niet-verschoonbaar verklaarde gefailleerde verbod bestuursmandaat
15 Algemeen handelsrecht
Door Brecht Warnez
Hoofdstuk 3. Aan het statuut van handelaar verbonden gevolgen HB p. 34
1. Algemeen vermoeden van commercialiteit - Art. 2, laatste streepje W.Kh.: “alle verbintenissen van kooplieden betreffende zowel onroerende als roerende goederen, tenzij bewezen is dat ze een oorzaak hebben die vreemd is aan de koophandel” - Subjectieve daden van koophandel = verbintenissen aangegaan door een handelsonderneming worden vermoed handelsrechtelijk te zijn - Ratio legis: bescherming tegenpartij 1.1. Draagwijdte van het vermoeden - Algemene draagwijdte o Conventionele verbintenissen o Wettelijke verbintenissen: quasi-contractuele, quasi-dilectuele of delictuele Vb. misleidende reclame - Verkeerde (oude) bewering: vermoeden geldt niet voor bepaalde handelingen o Borgtocht, lastgeving en bruiklening RORE: om niet (als vriendendienst) civiel 1.2. Het vermoeden van commercialiteit - Weerlegbaar vermoeden - Bewijslast bij handelaar o 3e mag erop vertrouwen dat het onder handelsrecht valt o Bewijzen dat “oorzaak vreemd aan koophandel” Handeling kenbaar niets te zien met handelsactiviteit (aanleiding) civiele causa Oordeel Objectief Naar redelijk maatschappelijk vertrouwen Op moment van handeling - Tegenbewijs met alle rechtsmiddelen o Incl. vermoedens - Probleem: gemengde handeling o Vb. auto vnl. voor privégebruik = burgerlijk
2. Publiciteitsverplichtingen - Oorspronkelijk o Handelsondernemingen handelsregister o Ambachtelijke ondernemingen ambachtsregister
16 Algemeen handelsrecht
Door Brecht Warnez
- Tekortkomingen handelsregisters o Grotendeels enkel op papier Moeilijke raadpleging o Veelvuldige informatieverplichtingen t.a.v. ≠ overheden - Gevolg: handels- en ambachtsregister als onderdeel van Kruispuntbank van Ondernemingen o Informatisering en vereenvoudiging o Opm. is ruimer dan “handelaars” - Vennootschapsdossier: aanvullende publiciteitsverplichting voor ondernemingen in vennootschapsvorm o Omvat bescheiden m.b.t. Oprichting Interne organisatie Statutenwijziging o Op griffie van Rb. van Koophandel - Informatieverstrekking voor vzw’s en (private) stichtingen (W. 2 mei 2002) o Op griffie van Rb. van Koophandel - Particulieren: geen informatiesysteem o Enkel huwelijksvoorwaarden bekendmaken 2.1. De Kruispuntbank Ondernemingen en het Handelsregister (Wet 16 januari 2003) 2.1.1. Van Handelsregister naar Kruispuntbank Ondernemingen - Eerste wetgeving (1924) o Doel Identificatie van handelaars en registratie van gegevens betreffende hun bekwaamheid Kiezerslijst voor samenstellen rechtbanken van koophandel o Tekortkoming: gebrek aan sancties Ook later ingevoerde burgerlijke sancties waren onvoldoende - Uitbreiding in 1956 en gewijzigd in “Handelsregisterwet” (KB 20 juli 1964) - Opgeslorpt door Kruispuntbank van Ondernemingen4 2.1.2. Organisatie en werking van de Kruispuntbank Ondernemingen: algemeen - Registratie in KBO o Verplicht: voor elke onderneming Voorafgaand aan activiteit “onderneming”: ruim (art. 4 KBO-wet) o Via 2 kanalen Door overheid: ondernemingen die geen handels- of ambachtsonderneming zijn Door onderneming zelf: handels- of ambachtsonderneming 4
Voortaan afgekort als KBO
17 Algemeen handelsrecht
Door Brecht Warnez
Bij ondernemingsloket Erkent door minister Communicatiekanaal tussen KBO, ondernemingen en publiek Voorwaarden: Titel IV KBO-wet - Gevolg: toekenning ondernemingsnummer o = BTW-nummer o Voor handelaar: geldt als inschrijvingsnummer HR5 o Gebruik Verplicht in betrekking met en tussen overheden (art. 11, lid 1 KBO-wet) Verplichte melding op alle akten (art. 13, lid 1 KBO-wet) - Aanvoer van gegevens o Via ondernemingsloketten o Via griffie Rb. van Koophandel (art. 23 KBO-wet) - Toegang tot gegevens o Onbeperkte toegang: zonder voorafgaande machtiging Inhoud: art. 17 KBO-wet Via ondernemingsloketten of beperkt via internet (art. 7 KB 19 juni 2003) o Beperkte toegang: slechts na machtiging Door Toezichtscomité (art. 27 KBO-wet) Voor 2 categorieën: (art. 18, §2 KBO-wet) Overheidsinstanties in uitoefening van hun overheidsopdracht Andere instanties: als doel verkrijging gegevens belangrijker is dan onderneming - Recht op verbetering van onjuiste gegevens (art. 33, §1 KBO-wet) 2.1.3. De handelaar en de Kruispuntbank: inschrijving bij de Kruispuntbank en in het Handelsregister - Principe: verplichte registratie voorafgaand aan start activiteit (art. 33, §1 KBO-wet) - Welke handelaren (art. 33 j° art. 2, 4° KBO-wet) o Natuurlijke of rechtspersonen Naar Belgisch recht Naar internationaal of buitenlands recht maar gevestigd in België o Vennoten van VOF of GCV6: geen afzonderlijke inschrijving (art. 33, §3 KBO-wet) Maar zijn wel handelaren Andere vennoten - Waar: bij erkend ondernemingsloket o Vroeger: in arrondissement van hoofdinrichting of bijkantoor
5 6
HR = Handelsregister VOF = vennootschap onder firma GCV = gecommanditeerde vennootschap
18 Algemeen handelsrecht
Door Brecht Warnez
Gevolg: in ander arrondissement inschrijven bij nieuwe activiteit in dat arrondissement o Nu: geografische keuze Slechts op in plaats registreren of registratie veranderen - Voorafgaandelijk aan start van activiteit o Uitz. overdracht van bestaande handelsinrichting om niet, ten bezwarende titel of overlijden (art. 35, §1 KBO-wet) Termijn: 1 maand - Opm.: geen grote veranderingen t.o.v. voor KBO 2.1.4. De inschrijving: vermeldingen - Bronnen o Art. 6 KBO-Wet o KB van 22 juni 20037 - Vermeldingen inschrijvingsaanvraag o Identificatie van de handelaar o Handelsactiviteit A.d.h.v. NACEBEL-codes o Bewijs wettelijke voorwaarden Cf. Programmawet 10/2/1998 ter bevordering van het zelfstandig ondernemingschap8 Beschikken over voldoende ondernemersvaardigheden Bedrijfsbeheer Ev. beroepsbekwaamheid (specifiek per sector per KB) Wie? (art. 4, §2 en 5, §2 Programmawet) Handelaar-natuurlijke persoon: door - ondernemingshoofd, - echtgenoot, - wettelijk samenwonende partner, of - samenwonende partner ≥ 6 maand Onder vennootschapvorm: door natuurlijke persoon die dagelijks bestuur voert Tijdelijke vrijstelling bij (art. 11 Programmawet) Overname: 6 maand Erfopvolging: 3 jaar Specifieke voorschriften o Nummer van bankrekening of Postcheque o Vertegenwoordigingsorganen en/of andere lasthebbers (art. 6, 6° KBO-wet) Enkel voor vennootschappen - Vermeldingen van ambtswege 7 8
Niet in VRG-codex Niet in VRG-codex
19 Algemeen handelsrecht
Door Brecht Warnez
o Vb. vonnissen onbekwaamverklaring, faillissement - Functie ondernemingsloket: overwegend passief o Formeel toezicht inhoudelijke controle o Inschrijving weigeren als Geen bewijs van ondernemingsvaardigheden (art. 39 KBO-wet) Beroep: Vestigingsraad (Wet 11 mei 20039) Geen verstrekking verlangde gegevens door of krachtens wet 2.1.5. Gevolg van de inschrijving 2.1.5.1. Vermoeden van bezit van ondernemersvaardigheden - Door inschrijving in KBO - Doel: verkeersvertrouwen - Weerlegbaar o Door 3en o Indien inschrijving per vergissing of met vervalste getuigschriften - Sancties: inschrijven of uitoefenen activiteit zonder vaardigheden (art. 16 Programmawet) o Strafrechtelijke geldboete o (gedeeltelijke) sluiting 2.1.5.2. Vermoeden van hoedanigheid van handelaar - Door inschrijving in Handelsregister (art. 33, §2 KBO-wet) - Weerlegbaar o Door Ingeschrevene (vb. stopzetting activiteit) 3en - Geen constitutieve werking o Hoedanigheid zelf volgt enkel uit art. 1-3 W.Kh. 2.1.6. De publiciteitswerking - Toegang gegevens in Handelsregister (art. 21 KBO-wet) o Door iedereen o Bij ondernemingsloket o Kosteloos o Bekomen afschriften of uitreksels mogelijk Mits vergoeding - Toegang gegevens in KBO
9
Niet in VRG-codex
20 Algemeen handelsrecht
Door Brecht Warnez
o Door ingeschreven onderneming - Verplichte vermelding ondernemingsnummer (art. 13-14 KBO-wet) o Door handelaar o Op documenten van commerciële aard, uitstalraam, dagvaardingen… 2.1.7. Wijzigingen en doorhaling - Wijzigingen op verzoek van handelaar o Wijziging onjuiste gegevens (art. 24) Binnen 6 maand o Mededelen stopzetten activiteit of dood handelaar (art. 36 KBO-wet) Binnen 1 maand o Mededelen uitbreiden activiteit of oprichting nieuwe vestiging (art. 35, §1 KBO-wet) o Mededelen overdracht handelsfonds (art. 35, §1, lid 2 KBO-wet) Binnen 1 maand - Doorhaling inschrijving bij einde handelsbedrijvigheid (art. 36 KBO-wet) o Binnen 1 maand o Op verzoek van handelaar, erfgenaam of ambtshalve o Faillissementsrisico blijft 6 maand (art. 2 Faillissementswet) - Wijzigingen ex officio: talrijk (art. 25 e.v.) o Vb. maatregelen tot onbekwaamverklaring, faillissementsvonnissen 2.1.8. Sanctieregeling - Strafrechtelijke sancties (art. 62 KBO-Wet) o Zelden toegepast - Civielrechtelijke sancties: instellen rechtsvordering o Zonder inschrijving: onontvankelijkheid Ambtshalve door rechter (OO) Regularisatie door inschrijving niet mogelijk Wel: nieuwe dagvaarding na inschrijving Voor Hoofdeis, tegeneis of eis tot tussenkomst (art. 42 gec. wet op het Handelsregister) Bij deurwaardersexploot ingestelde handeling (art. 14 KBO-wet) Maar dus niet enkel deze (cf. art. 42 gec. wet op het Handelsregister) o Met inschrijving maar niet voor betrokken activiteiten: onontvankelijkheid Vereist: in limine litis opwerpen o Met inschrijving maar ondernemingsnummer niet vermeld in dagvaarding Rechter kan uitstel verlenen Bewijs binnen termijn: regularisatie Geen bewijs binnen termijn: onontvankelijkheid - Opm.: enkel voor instellen vordering
21 Algemeen handelsrecht
Door Brecht Warnez
o verweer: afwezigheid inschrijving ≠ probleem o tegenvordering: afwezigheid inschrijving = probleem (GWH) 2.1.9. Betekenis van de Kruispuntbank - Doelstellingen o Vaststellen identiteit ondernemingen, vermoeden van commercialiteit, centralisatie vennootschapsrechtelijke bekendmakingen o Statistische informatie o Controle-instrument o Instrument tegen zwartwerk o Informatiebron voor overheden 2.2. Het Ambachtsregister - Ambacht = huur van diensten (art. 2, 5° KBO-wet) o Vnl. materiële arbeidsprestaties o Geen of zeer weinig leveringen - Verplichte inschrijving voor elke natuurlijke persoon en niet-handelaar die ambacht uitoefent o rechtspersonen (cf. art. 4 KBO-wet) 2.3. Het vennootschapsdossier - Voor alle handelsvennootschappen: oprichtingsakte en andere documenten neerleggen op griffie o Opname in vennootschapsdossier - Voor alle burgerlijke vennootschappen: neerlegging in dossier van burgerlijke vennootschappen met RP - Opname en consulteerbaar: in KBO 2.4. De bekendmaking van het huwelijksgoederenstelsel en van wijzigingen terzake bekwaamheid van handelaars - Ratio legis: beschermen schuldeisers - Bij de griffie Rb. Kh. o Vroeger: ook in handelsregister o Nu: niets over initiële mededeling in KBO/Handelsregister Gevolg: slechte van publiciteitswerking Enkel consulteerbaar op griffie Wel: In homologatievonnis m.b.t. wijziging huwelijksvermogenstelsel (art. 23, §1, 4° KBOwet) Wijzigingen in bekwaamheid handelaars-fysieke personen (art. 23, §1, 1° KBO-wet) - Door o Notaris: wanneer
22 Algemeen handelsrecht
Door Brecht Warnez
handelaar huwt, of huwelijkstelsel wijzigt (art. 13 KBO-wet) o Handelaar: wanneer gehuwde persoon handelaar wordt (art. 14 KBO-wet) - Sanctieregeling: enkel t.a.v. notaris o Geldboete o Aansprakelijkheid o Afzetting Mits bedrieglijke verstandhouding notaris en echtgenoten - Raakt niet aan tegenwerpelijkheid t.a.v. 3en van huwelijksovereenkomst - Art. 1382 BW blijft spelen voor schadevergoeding
3. Soepeler bewijsregelen 3.1. Overzicht - Gemeenrecht: strikte hiërarchie (art. 1315-1369 BW) o Weinig plaats voor Gebrekkige bewijsmiddelen Getuigen Vermoedens o Ratio legis bescherming van niet-handelaars - Handelsrecht: vrije bewijsrecht o Alle middelen aanwenden o Geen beperking qua bedrag o Rechter bepaalt waarde van bewijsmiddel o Ratio legis: snelheid en frequentie contractenverkeer 3.2. Wettelijke regeling: de bewijsvrijheid 3.2.1. Het principe - Art. 25, lid 1 W.Kh.: “Behalve door de bewijsmiddelen die het burgerlijk recht toelaat, kunnen handelsverbintenissen ook worden bewezen door getuigen in alle gevallen waarin de rechtbank oordeelt dit te moeten toestaan, behoudens de uitzonderingen bepaald voor bijzondere gevallen.” o Doctrine: vrijheid van bewijs ook voor vermoedens 3.2.2. Toepassingsgebied - Verbintenissen aangegaan of gesteld door handelaars o Subjectieve daden van koophandel (art. 2, in fine W.Kh.) Handelaar kan tegendeel bewijzen - Verbintenissen uit ‘eenmalige’ daden van koophandel o Gesteld door niet-handelaren
23 Algemeen handelsrecht
Door Brecht Warnez
o Cass.: niet alle objectieve daden van koophandel Moet je afleiden uit omstandigheden Vb. zodanige grote aankoop onmogelijk voor louter eigen gebruik in landbouwbedrijf Indien elke aankoop vrije bewijsregeling uitholling bewijsregeling gemeenrecht 3.2.3. Bewijsregeling inzake “gemengde” handelingen - Bewijs tegen particulier: volgens BW - Bewijs tegen handelaar: art. 25 W.Kh. 3.2.4. Uitzonderingen - Vb. oprichting vennootschap met RP (art. 66, lid 1-2 W.Venn.): moet bij geschrift 3.3. Bijzondere commerciële bewijsmiddelen 3.3.1. De boekhouding - Verplicht voor alle handelaren o Voorschriften: wet van 17 juli 197510 3.3.1.1. Bewijskracht tegen de boekende handelaar - Art. 1330 BW: boeken van kooplieden = bewijs tegen hen o Alle boeken en registers Ook onregelmatige boeken louter boekhouding o Ten voordele van handelaar of niet-handelaar o Kwalificatie: buitengerechtelijke verbintenis Weerlegbaar o Onsplitsbaarheidsregel: niet splitsen met oog op weglaten van hetgeen daarin strijdig is met de bewering van wie inroept Vb. tegenboeking (creditnota) mogelijk 3.3.1.2. Bewijskracht in hoofde van de eisende handelaar - art. 1329 BW: boeken zelf niet inroepen tegen niet-handelaar o Want zelf opgesteld - Art. 20 W.Kh.: boekhouding kan tegen andere handelaar o Vereisten Instemming rechtbank Regelmatige boekhouding o Kwalificatie: vermoeden Want zelf opgesteld 10
Niet in VRG-codex
24 Algemeen handelsrecht
Door Brecht Warnez
absolute bewijswaarde 3.3.1.3. Procedure - Bewijs door handelaar: vrijwillige voorlegging - Bewijs tegen handelaar: vereist bevel van rechtbank (art. 21-23 W.Kh.) o Ratio legis: o.m. bescherming van het bedrijfsgeheim o Bevel tot overlegging van de boeken: volledige boekhouding Afgifte Gevallen limitatief opgesomd Faillissement Erfeniszaken Echtscheiding o Bevel tot openlegging van de boeken: enkel relevante deel Geen afgifte, enkel inkijken Voor alle geschillen Op verzoek of ambtshalve Bij weigering: rechter kan aanvullende eed opleggen aan tegenpartij 3.3.2. De factuur - Factuur = een geschrift, opgesteld door een leverende handelaar, die een beschrijvende staat bevat van geleverde koopwaar of gepresteerde diensten en prijs, en die een bevestiging vormt van een schuld lastens de geadresseerde o Nergens wettelijke definitie o Kan elektronisch o bestelbon o leveringsbon - Opstellen factuur: handelsgebruik o Maar fiscale verplichting: BTW-redenen - Minimale inhoud o Leverancier o Klant o Prestatie o Verschuldigde som o Ondernemingsnummer o BTW-nummer o Bankrekeningnummer - Ondertekening door leverancier: niet gebruikelijk o Risico: gezien als betaald o Soms verplicht (zie art. 104 Faill.W.)
25 Algemeen handelsrecht
Door Brecht Warnez
3.3.2.1. Bewijskracht van de factuur - Principe: aanvaarde factuur = bewijs van koop-verkoop (art. 25 W.Kh.) o Analogie voor andere verrichtingen o Uitdrukkelijke of stilzwijgende aanvaarding 3.3.2.1.1. Bewijs tegen de leverancier/handelaar - Factuur = buitengerechtelijke bekentenis o M.b.t. bestaan van overeenkomst + andere vermeldingen o Tegenbewijs door leverancier mogelijk Kan ook verbetering van materiële vergissing vorderen Zelfs na aanvaarding - Klant moet aanvaarden om factuur te kunnen inroepen - Recht op factuur voor klant (rechtspraak) - Bewijs van betaling o Soepele RS: Handtekening van leverancier zonder vermelding van kwijting Stempel/melding “betaald” of “ontvangen” zonder ondertekening o Tegenbewijs van leverancier mogelijk Met alle rechtsmiddelen als klant handelaar is 3.3.2.1.2. Bewijs tegen de klant - Factuur moet aanvaard zijn o Bewijs voor Levering Bedingen in factuur o niet aanvaard: louter eenzijdig opgesteld door leverancier - Klant is handelaar: art. 25 W.Kh. o Aanvaarding vereist Uitdrukkelijk, of Stilzwijgend Vb. verkopen, niet-protesteren gedurende redelijke termijn Niet voor kennelijk onredelijke facturen o Bewijswaarde: discussie Feitelijk vermoeden: rechter kan als volledig bewijs aanvaarden Wettelijk vermoeden Weerlegbaar met alle middelen Meerderheidsvisie - Klant is geen handelaar: bewijsregelen art. 1322 BW e.v. o Aanvaarding vereist
26 Algemeen handelsrecht
Door Brecht Warnez
Stilzwijgende aanvaarding minder snel aanvaard Moet ‘omstandig zijn’: bevestigd door andere elementen o Bewijswaarde: vermoeden of buitengerechtelijke bekentenis Geen begin van bewijs door geschrift 3.3.2.2. Wat met de facturen kan worden bewijzen - Aanvaarding van factuur: instemming met overeenkomst - Aanvaarding van levering: instemming conformiteit levering en geen zichtbare gebreken o Art. 18 Wet Inpandgeving Handelszaak: aanvaard indien geen bezwaar binnen 1 maand o 3 hypothesen Levering gaat factuur vooraf Aanvaarding = conformiteit levering Protest kan enkel nog op factuurvoorwaarden Levering gaat samen met factuur Aanvaarding = conformiteit levering + bestaan en voorwaarden overeenkomst Factuur gaan levering vooraf Aanvaarding factuur = bestaan en voorwaarden van overeenkomst ≠ conformiteit levering - Algemene verkoopsvoorwaarden op factuur o Probleem: vaak onleesbaar of slechts gekend bij toezending factuur o RS: terughoudend bij stilzwijgende aanvaarding Afhankelijk van feiten Strengst bij niet-handelaren o Voorbeelden: geen aanvaarding Voorwaarden wijken af met vroegere Algemene voorwaarden vooraf uitgesloten door klant Factuur vermeldt algemene voorwaarden niet, enkel verwijzen Moeilijk leesbaar Algemene voorwaarden enkel op achterzijde zonder verwijzing op voorzijde Klant kent taal niet 3.3.2.3. Overdracht van facturen - Wet van 25 oktober 1919, Hoofdstuk II - Ratio legis o Vroeger: versoepeld regime van endossement11 (in eigendom of pand) gemeenrecht (art. 1690 BW): kostelijk en omslachtig 11
Endossement = de eigendom van een wissel of ander stuk aan een ander overdragen door op de rugzijde de ondertekende en gedagtekende clausule te schrijven: ‘voor mij aan N.N. of order’ en ‘waarde genoten’ of ‘waarde in rekening’ (Bron: Van Dale)
27 Algemeen handelsrecht
Door Brecht Warnez
o Nu: gedeeltelijk achterhaald Art. 1690 BW Tegenwerpelijk loutere wilsovereenstemming Aan meeste derden Aan gecedeerde SA Gevolg: endossement = voorbijgestreefd - Toepassingsgebied o Alle vorderingen waarvoor (art. 13 Wet 25/10/1919) gewoonlijk facturen worden opgemaakt, en ontstaan zijn uit “beroeps-, handels- of burgerlijke bedrijvigheid” o Ten gunste van kredietinstelling met vergunning uit EG-lidstaat Art. 15, lid 1 Wet 25/10/1919 incassobureau in eigen naam o Eenmalig (art. 15, lid 2 Wet 25/10/1919) opeenvolgende endossementen - Voorwaarden o Verplichte vermeldingen van facturen (zie wet) o Uitgedrukt in endossement Met naam begunstigde, datum endossement en handtekening overdragen Sanctie: nietigheid o Schriftelijke kennisgeving aan gecedeerde schuldenaar Strenger dan art. 1690 BW - Rechtsgevolg: overdracht van vordering o Geen zuivering van excepties - Tegenwerpelijkheid o Aan schuldenaar: schriftelijke kennisgeving o Aan 3en: geen formaliteiten, louter sluiten van endossement
4. Verplicht gebruik van giraal geld 4.1. Elke handelaar moet een giro-rekening bezitten - KB nr. 56 van 10 november 1967 - Bij (art. 1, lid 1 KB nr. 56) o Financiële instellingen die aan het giraal betalingsverkeer deelenemen o Kredietinstelling gevestigd in België - Voor KBO-inschrijving - Op alle akten die handelsregisternummer vermelden: rekeningnummer vermelden - Sanctie
28 Algemeen handelsrecht
Door Brecht Warnez
o Geen inschrijving bij KBO Ev. boete bij niet-vermelding op akten o Moratoire intrest loopt niet zolang SA rekeningnummer niet kent - Achterhaald: iedereen heeft een rekening 4.2. Verplichte ontvangst van girale betalingen boven 10.000 BEF - Regel: geen girale betaling weigeren > 10.000 BEF - Draagwijdte: gering o Men kan levering uitstellen tot na girale betaling - Voorwaarden o > 10.000 BEF o Tussen handelaars voor handelsschulden o Overschrijvingen of cheques - Sanctie: gemeenrecht (art. 1382 BW) 4.3. Verplichte girale betalingen van roerende goederen > 15.000 BEF - Ratio legis: bestrijden witwaspraktijken - Ook tussen particulieren
5. Vermoeden van hoofdelijkheid in handelszaken - Gemeenrecht: principe van schuldsplitsing (art. 1202 BW) o Nadelig voor SE - Handelsrecht: vermoeden van hoofdelijkheid voor handelsschulden o = SE kan volledige schuld opeisen van ofwel ene ofwel andere SA o Toepassingsgebied: verbintenissen van handelaars handelsrechtelijke verbintenissen van niet-handelaars Soms wel hoofdelijk o.g.v. specifieke wet o Gewoonte contra legem Bevestigd cassatierechtspraak o Voordelig voor SE
6. Vormloze ingebrekestelling voor handelsschulden - Gemeen recht: aanmaning bij gerechtsdeurwaarderexploot of gelijkgestelde akten (art. 1139 BW) - Handelsrecht: alle verwittigingen o Verdere versoepeling bij Wet van 2 augustus betreffende de bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties Schuldvorderingen binnen toepassingsgebied van deze wet: geen ingebrekestelling vereist voor moratoire interesten of schadevergoeding wegens contractuele wanprestatie
29 Algemeen handelsrecht
Door Brecht Warnez
7. Bijzondere regelen inzake betalingsachterstand bij handelsacties - Zie Wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties o = “Wet Betalingsachterstand” o Ter uitvoering van Europese richtlijn o Terminologisch inconsistent - Ratio legis: betalingsachterstand van ene bedrijf zorgt voor faillissementen van anderen 7.1. Toepassingsgebied van de Wet Betalingsachterstand 7.1.1. Toepassingsgebied ratione personae - Toepassingsgebied: vergoeding van “handelstransacties”, aangegaan o Tussen ondernemingen, of o Tussen ondernemingen en overheidsinstanties o tussen onderneming en particulier - “onderneming”: ruime invulling o = “elke organisatie die handelt in het kader van haar zelfstandige economische of beroepsmatige activiteit” Art. 2, 2. Wet Betalingsachterstand “zelfstandig” ondergeschiktheid (vb. WN) “beroepsmatige activiteit” In het kader van een vrij beroep (vb. advocaat) “economische activiteit” Niet bepalend: winstoogmerk Vb. vzw mogelijk o Functionele opvatting louter juridische entiteit o Breder dan “handelaar” uit art. 2-3 W.Kh. 7.1.2. Toepassingsgebied ratione operationis: “handelstransacties” - “handelstransacties” = o “een transactie tussen ondernemingen of tussen ondernemingen en aanbestedende overheden of aanbestedende diensten o die leidt tot het leveren van goederen of het verrichten van diensten o tegen vergoeding” o Art. 2, 1. Wet Betalingsachterstand
30 Algemeen handelsrecht
Door Brecht Warnez
7.1.2.1. Leveren van goederen - Alle transacties met genot of gebruik van goederen o Verkoop, verhuur, erfpacht… o Roerend of onroerende goederen o Lichamelijke of onlichamelijke goederen 7.1.2.2. Verrichten van diensten - Elke activiteit uit tertiaire sector 7.1.2.3. Activiteit tegen vergoeding - gratis - Ook gemengde prestaties o Vb. ruil met opleg 7.1.3. Toepassingsgebied ratione materiae: betalingen tot vergoeding van een handelstransactie 7.1.3.1. Principe - “betalingen tot vergoeding van handelstransacties” o Uitzonderingen (niet in wet, wel in richtlijn) Betalingen uit hoofde van de wetgeving inzake cheques of wissels Betaling bij wijze van schadeloosstelling 7.1.3.2. Uitzonderingen - Wisselbrieven en cheques o Ratio: eigen regelen voor wisselbrieven en cheques Regeling laattijdige betaling geregeld door waardepapier zelf o Wet Betalingsachterstand wel van toepassing in onderliggende handelstransactie Zonder beïnvloeding verbintenissen uit wisselbrief of cheque Vb. SA accepteert wisselbrief als betaling van handelstransactie normale wettelijke interest bij laattijdige betaling van wisselbrief Vb. SE ontvangt laattijdige betaling wisselbrief en er bestaat een onderliggende handelstransactie ‘super-interest’ uit Wet Betalingsachterstand - Betaling bij wijze van schadeloosstelling o Geen echte uitzondering Maar verduidelijking o Enkel betalingen van eigenlijke prestatie
31 Algemeen handelsrecht
Door Brecht Warnez
7.1.3.3. Primauteit van de bijzondere regels inzake insolventieprocedures (art. 3, lid 2 Wet Betalingsachterstand) - Geen afbreuk aan bijzondere regels inzake insolventieprocedures o O.a. Faillissementswet, Wet Gerechtelijk akkoord en Wet Collectieve Schuldenregeling - Wet betalingsachterstand en faillissement van SA o Faillissement stuiting interesten van massa (art. 23, lid 1 Faill.W.) betalingsachterstand draagt geen moratoire interest tegen “superinterest” ex art. 5 Wet Betalingsachterstand Gevolg: interesten van voor faillissement In boedel als schuldvordering Lopen niet verder vanaf dag van faillissement o Stuiting niet absoluut Enkel t.o.v. boedel t.o.v. gefailleerde zelf Indien faillissement niet verschoonbaar interesten verhalen op persoonlijk vermogen Niet voor bijzonder bevoorrechte, pandhoudende of hypothecaire SE (art. 23, lid 2 Faill.W.) Aanspraak van “superinterest” enkel op bevoorrecht goed o Aanspraak van SE op vergoeding van invorderingskosten Gevolg primauteit: geen dwanguitvoering op het vermogen van gefailleerde voor vergoeding van opgelopen invorderingskosten (art. 24 Faill.W.) Gemaakte invorderingskosten aangifte bij curator Gerechtelijke invorderingskosten meestal beperkt Want faillissement maakt einde aan tegen gefailleerde ingestelde rechtsvervolgingen - Wet betalingsachterstand en gerechtelijke reorganisatie van de SA o Geen interesten op lopende schuldvorderingen tijdens periode van opschorting o Relevante invorderingskosten: opschorting alle middelen van tenuitvoerlegging op vermogen SA voor schulden van voor gerechtelijke organisatie invorderingskosten in reorganisatieplan opnemen Enkel werkelijke schade conventionele schadebedingen geneutraliseerd tijdens periode van opschorting en tot integrale uitvoering van reorganisatieplan (art. 35, §3 Wet Continuïteit Ondernemingen 7.2. Wettelijke regeling van de betalingstermijn (art. 4 Wet Betalingsachterstand) 7.2.1. Principe - Betalingstermijn vorderingen: 30 dagen
32 Algemeen handelsrecht
Door Brecht Warnez
o Tenzij anders overeengekomen o Vanaf Ontvangst van factuur of ander verzoek tot betaling Ontvangst goederen of diensten Indien factuurontvangst datum niet vaststaat, of dateert van voor ontvangst goederen of diensten Aanvaarding of controle van goederen of diensten Indien Controleprocedure voorziet in wet of overeenkomst, en Factuurontvangst voor of gelijk met controle o Datum van factuurontvangst: feitelijke aangelegenheid Bewijs: voor SE en volgens gemeenrecht Door alle middelen van recht Ook tegen niet-handelaren 7.2.2. Afwijkende contractuele bedingen en herzieningsrecht van de rechter (art. 7 Wet Betalingsachterstand) - Herziening contractuele afwijking o Door rechter op verzoek van SE in voordeel van SA Wel o.g.v. art. 1244 BW betalingsuitstel vragen o Bij kennelijke onbillijkheid SE Marginale toetsingsbevoegdheid Vb. lange betalingsvoorwaarden maar korte betalingsvoorwaarden voor andere Vb. clausules in algemene voorwaarden van SE Moeilijk onbillijkheid want opgesteld door SE 7.3. Nalatigheidsinterest bij betalingsachterstand (art. 5 Wet Betalingsachterstand) 7.3.1. Principe - Nalatigheidsinterest bij betalingsachterstand o Van rechtswege en zonder ingebrekestelling Maar wel nog nodig voor vb. mogelijkheid tot dwanguitvoering o Hoogte interestvoet: “superinterest” = referentie-interestvoet + 7% + afronding naar boven tot op half procent Doel: vermijden wanbetaling Vb. eerste semester 2010 Wettelijke rentevoet: 3,25% “Superinterest”: 8%
33 Algemeen handelsrecht
Door Brecht Warnez
- Afwijking bij overeenkomst mogelijk 7.3.2. Afwijkende contractuele bedingen en herzieningsrecht van de rechter - Naar boven: indien kennelijk onbillijk (art. 7 Wet Betalingsachterstand) o Op verzoek van SE o Maximaal: niveau van superinterest - Naar beneden: art. 1153 BW o Onduidelijkheid Art. 1153 BW refereert naar wettelijke interest (7%) Geacht te verwijzen naar “superinterest”? Ondergrens? 7.4. Redelijke schadeloosstelling voor relevante invorderingskosten (art. 6 Wet Betalingsachterstand) 7.4.1. Principe - SE heeft recht op redelijke schadeloosstelling voor relevante invorderingskosten ontstaan uit betalingsachterstand o Alle kosten: ruimte interpretatie “invorderingskosten” Inclusief Gerechtskosten Advocatenkosten en –honoraria Sinds 2008: zit tevens in rechtsplegingsvergoeding Niet: rechtsplegingsvergoeding Ratio: anders twee maal vergoeding o Vereisten Transparant Bewijs van werkelijke kosten In verhouding tot schuld o Omvang van invorderingskosten Relevant Redelijke verhouding o Plafonnering bij KB mogelijk - Afwijking bij overeenkomst mogelijk o = schadebeding o Herziening mogelijk (infra) 7.4.2. De contractuele invulling van “relevante invorderingskosten” en de wettelijke regeling inzake “schadebedingen” (art. 1226-1231 BW) 7.4.2.1. “Invorderingskosten” uit Wet Betalingsachterstand versus traditionele “schadebedingen”
34 Algemeen handelsrecht
Door Brecht Warnez
- Handelspraktijk: forfaitaire proportionele verhogende schadebedingen van rechtswege o Omvat Buitengerechtelijke invorderingskosten Andere contractuele schade door betalingsachterstand o Cass.: verbod van advocatenkosten en –honoraria in forfaitaire schadebedingen O.g.v. art. 1023 Ger.W. - “Handelstransacties” binnen Wet Betalingsachterstand o Omvat Buitengerechtelijke invorderingskosten Gerechtelijke invorderingskosten Incl. advocaten- en gerechtskosten Excl. Rechtsplegingsvergoeding Niet: andere contractuele schade door betalingsachterstand Ratio: geen verband met invordering - Probleem: contractuele afwijking mogelijk bij Wet Betalingsachterstand o forfaitaire begroting van advocatenkosten en –honoraria opnemen in “invorderingskost” = breken met Cass.-RS? o 2 benaderingen Wet Betalingsachterstand = lex specialis Opname advocatenkosten in schadebeding toegelaten Wet Betalingsachterstand = complementaire wet met eerbiedigende werking van gemeenrecht Opname advocatenkosten in schadebeding niet toegelaten “relevante” advocatenkosten daarbovenop wel mogelijk o Oplossing: duidelijke opname van schadeposten in schadebeding rechter weet wat hij nog kan toekennen 7.4.2.2. Rechterlijke herziening/matiging van bedingen betreffende invorderingskosten/schadebedingen - Naar boven: bij kennelijk onbillijk beding (art. 7 Wet Betalingsachterstand) o Bovengrens: redelijke schadeloosstelling van relevante wetgeving - Naar beneden: rechterlijke matiging (art. 1231 BW) o Benedengrens: tot werkelijke schade o Opm.: verschil interpretatie “invorderingskosten”en schadeposten uit art. 1231 BW (supra) advocatenkosten kunnen als “invorderingskosten” worden geëist 7.5. Inwerkingtreding (art. 14 Wet Betalingsachterstand) - Betaling in uitvoering van overeenkomsten gesloten, verlengd, vernieuwd na 7 augustus 2002 - Betaling in uitvoering van lopende overeenkomsten na 7 augustus 2004
35 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
8. Bevoegdheid van de Rechtbank van koophandel - Algemene bevoegdheid: 3 cumulatieve vereisten (art. 573, lid 1, 1° Ger.W.) o Geschillen tussen handelaars Hoedenigheid op ogenblik van litigieuze handeling Indien tegen handelaar betreffende daad van koophandel en vrederechter niet bevoegd (> 1860 €): keuzerecht eiser Rechtbank eerste aanleg of van koophandel o M.b.t. daden van koophandel Objectieve of subjectieve daden o Geschil valt niet onder algemene bevoegdheid van vrederechter - Uitbreiding 1: voorbehouden bevoegdheden (art. 574 Ger.W.) o Vb. geschillen m.b.t. handelsvennootschappen o Vb. geschillen m.b.t. faillissement/gerechtelijk akkoord - Uitbreiding 2: bevoegdheid m.b.t. enkelvoudige daden van koophandel o Enkel wisselvorderingen > 1860 €
9. De handelaar kan failliet worden verklaard - Zie verder: “Insolventie van de Onderneming”
Titel II. Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement HB p. 88
1. Inleiding en situering: het einde van een onderneming 1.1. De verdwijning kan vrijwillig zijn - Vrijwillige vereffening: door stopzetting activiteit o Bezittingen ten gelde maken + betalen SE’s Indien positief saldo: voor ondernemer Indien negatief saldo: regelen inzake gedwongen vereffening o Vereffening van vennootschap: geregeld door vennootschapsrecht Verwant met regelen van faillissement Van OO - Overdracht van onderneming o Natuurlijke personen: overdracht handelsfonds Geldsom voor overdrager die stopt met handel o Rechtspersoon (o.g.v. art. 186 W.Venn.) Overdracht activa Overdracht aandelen Inbreng algemeenheid/bedrijfstak/fusie/splitsing
36 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
1.2. De regeling kan dwingend zijn - Ratio: insolvabele ondernemingen = maatschappelijk gevaarlijk - Het faillissement o = ontneming van beheer van handelaar over diens onderneming, met aanstelling van curator over failliet vermogen en gedwongen vereffening - Gerechtelijke reorganisatie12 o Indien herstel van onderneming nog mogelijk is o Oog voor Voortbestaan onderneming Recht werknemers (voornamelijk) Betaling schuldeisers Minder aandacht; pas vanaf gerechtelijke reorganisatie onmogelijk is, stijgt belang 1.3. Wettelijke regeling - Oorspronkelijk herregulering o Wet op het gerechtelijk akkoord van 17 juli 1997 o Wet op het faillissement van 9 augustus 1997 - Opknapbeurt o Reparatiewet faillissementen van 4 september 2002 - Laatste initiatief o Wet betreffende de continuïteit van ondernemingen van 31 januari 2009 (WCO)
Hoofdstuk 2. Opsporing en voorkoming van financiële moeilijkheden bij ondernemingen HB p. 92
1. Algemeen conceptueel kader - Faillissementsprevisie: virtueel failliete of ondernemingen in moeilijkheden opsporen o Oplossing: preventieve mechanismen - Bevoegdheidsproblematiek o Bevoegdheidsverdeling: werkelijke uitvoering bij gewesten Economisch beleid: gewesten Ondernemingsbegeleiding: gewesten Handelsonderzoek door rechtbanken ϵ ‘organisatie justitieel bestel’ federaal Handelsrecht: federaal Gerechtelijke organisatie ϵ ‘algemeen normatief kader’ 12
Vroeger: “gerechtelijk akkoord”
37 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
o Praktijk: weinig problemen - Mechanismen o Preventieve mechanismen (continuïteit) Ondernemingsbegeleiding Depistage (kamers voor handelsonderzoek) Gerechtelijke reorganisatie Wet Continuïteit ondernemingen (WCO) Vroeger: Wet Gerechtelijk Akkoord o Curatieve mechanismen (discontinuïteit) Gedwongen ontbinding Faillissement
2. Depistage: de ‘Kamers voor Handelsonderzoek’ - Spil voor conceptueel kader o Onderzoek vanaf bedreiging continuïteit van onderneming (art. 12, §1, lid 3 WCO) - Door kamers voor handelsonderzoek13 o Binnen rechtbank van koophandel (art. 84, lid 2 Ger.W.) - Voornamelijk niet-jurisdictioneel o Geen vonnis ter beslechting van geschil wel annulatieberoep bij HvC mogelijk o Maar ↓ informeel en ↓ niet-contentieus sinds WCO Magistraat kan zich ter plaatste begeven na twee weigeringen van oproepen door KHO Art. 12, §1, lid 6 WCO Nietigverklaring door HvC mogelijk wegens bevoegdheidsoverschrijding KHO Art. 610 Ger.W. - Mogelijke resultaten onderzoek o (betalings)moeilijkheden geen continuïteitsbedreiging voor de onderneming Eventueel dossier overmaken voor begeleiding van ondernemingen Aan gewestelijke of regionale instanties o (betalings)moeilijkheden zorgen voor continuïteitsbedreiging voor de onderneming Indien financieel herstel mogelijk: handelaar aanzetten tot minnelijk akkoord of gerechtelijke reorganisatie Indien daadloze handelaar Dossier overmaken aan PdK Indien dan in staat van faillissement: - faillietverklaring vorderen, of - overdracht onder gerechtelijk gezag van de onderneming vorderen o Onderneming reeds in discontinuïteit 13
KHO = Kamer voor Handelsonderzoek
38 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
Aansturen tot Faillietverklaring van de handelaar Gerechtelijke ontbinding (art. 182 W.Venn.) Procedure van overdracht van onderneming onder gerechtelijk gezag (art. 59 WCO) Instellen vorderingen door PdK KHO kan dossier overmaken - Schema: HB p. 95
3. Begeleiding van ondernemingen in moeilijkheden 3.1. Evolutie: van Vlaamse Commissie voor preventief Bedrijfsbeleid (VCPB) naar Vlaams Agentschap Ondernemen (VLAO) en Comité voor Preventief Bedrijfsbeleid - Doel o Ondernemingen met (financiële) moeilijkheden opsporen o Ondernemingen met (financiële) moeilijkheden begeleiden - Beperkt succes - Vlaamse instanties o Oorspronkelijk: Vlaamse Commissie voor Preventief Bedrijfsbeleid (VCPB) en preventiecellen Gebrek aan personeel en logistieke ondersteuning opgedoekt in 2004 o 2004: Vlaams Agentschap Ondernemen (VLAO) Ontbonden en hervormt in 2008 o 2008: Agentschap Ondernemen Intern orgaan: Comité voor Preventief Bedrijfsbeleid Paritaire samenstelling uit werkgevers- en werknemersorganisatie Taken Advies inzake preventiebeleid aan Agentschap Ondernemen Screenen van ondernemingen met mogelijke continuïteitsproblemen op vraag van ondernemer zelf 3.2. Onderlinge relatie tussen depistage, gerechtelijke reorganisatie en ondernemingsbegeleiding - Unidirectionele relaties uit Wet Gerechtelijk Akkoord (WGA) o Federale wetgever kan modaliteiten regelen van informatie overdracht Van depistage- en akkoordprocedure resp. reorganisatieprocedure naar gewestelijke en regionale begeleidingsinstanties o Niet omgekeerd: geen decretale basis Niet van gewestelijke en regionale begeleidingsinstanties naar depistagediensten Niet van gewestelijke en regionale begeleidingsinstanties naar rechtbank van koophandel i.k.v. reorganisatieprocedure
39 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
- 3 bruggen met gewestelijke en regionale instanties o Gegevensverzameling door rechtbank van koophandel: doorgeven aan bepaalde gewestelijke of regionale begeleidingsinstanties (art. 5, lid 3 WGA) ≠ recht op inzage Steeds beslissing van rechtbank van koophandel nodig Modaliteiten: regeling door Koning Nooit gebruikt Behouden door WCO (art. 12, §3 WCO) o Gegevens uit depistage-onderzoek: doorgeven aan bepaalde gewestelijke of regionale begeleidingsinstanties (art. 5 WGA) ≠ recht op inzage Steeds beslissing van rechtbank van koophandel nodig Modaliteiten: regeling door Koning Nooit gebruikt Behouden door WCO (art. 12, §3 WCO) o Gerechtelijk akkoord: gewestelijke of regionale begeleidingsinstanties stellen commissaris inzake opschorting aan (art. 19, lid 2 WGA) Ratio: voor KMO’s met beperkte financiële draagkracht Kunnen commissaris niet betalen Niet werkbaar: VCPB wilde niet aanstellen want duur Afschaffing van verplichte begeleider in WCO (art. 71, §1, lid 3 WCO) Facultatieve mogelijkheid blijft
Hoofdstuk 3. De (gerechtelijke) reorganisatie HB p. 101
1. Historiek: van gerechtelijk akkoord naar (gerechtelijke) reorganisatie - 1946: regentbesluit op het gerechtelijk akkoord - Jaren ’70: modernisering o Sterke staatstussenkomst bij bedrijven met moeilijkheden - Wet van 17 juli 1997 betreffende het gerechtelijk akkoord (WGA) o Niet verhoopt succes: redenen Geen mechanisme voor kenbaarheid van bedrijven in moeilijkheden Aanvragen van akkoord is een risico tot faillissement Veel interpretatievragen over de wet (↓ rechtszekerheid) - Wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen (WCO)
40 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
2. Conceptuele situering van de Wet Continuïteit Ondernemingen: de pathologie van de onderneming 2.1. Algemeen - Doel: bedrijven in moeilijkheden o Opsporen o Begeleiden o Mogelijkheid bieden tot herstel Indien niet mogelijk: uit de markt halen - Evenwicht tussen belangen o Van ondernemer o Van SE o Van SA o Van economie 2.2. Continuïteit als afbakeningscriterium tussen reorganisatieprocedures en faillissement (‘filtervraagstuk’) - Regentsbesluit: GA14 als substituut voor faillissement o Faillissement vermijden via gerechtelijk akkoord o Voorwaarde: = faillissement Staking van betaling Wankelen van krediet - WGA: faillissementspreventie o Voorwaarde: continuïteitsbedreiging Met continuïteitsperspectieven Oordeel bij aanvang van procedure - WCO: faillissementspreventie o Correcties op WGA: beoordeling continuïteitsperspectieven Bij opening reorganisatieprocedure en bij toekenning opschorting (“portaalbenadering”) bij aanvang procedure Op basis van geheel of deel van onderneming Doel: redden van delen van onderneming gehele onderneming 2.3. Soepeler toegang tot reorganisatieprocedures: de open portaalbenadering - Doel “open portaalbenadering”: eenvoudig reorganisatieprocedure kunnen starten - Filter: levensvatbaar vs. niet levensvatbaar 14
GA = Gerechtelijk Akkoord GR = Gerechtelijke Reorganisatie
41 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
o Na opening regularisatieprocedure en toekenning schorsing - Uitwerking in toegangsvoorwaarden o Vereiste elementen van verzoekschrift: nodig voor ontvankelijkheid (art. 16, lid 3 WCO) Elementen van continuïteitsbedreiging Doelstelling van procedure (kan voor ≠ voor ≠ onderdelen) Minnelijk akkoord (art. 43 WCO) Collectief akkoord (art. 44 e.v. WCO) Overdracht onder gerechtelijk gezag (art. 589 WCO) Overige gegevens: kunnen na 14 dagen (art. 17, §2, 1°-2° WCO) o Geen aanvankelijke beoordeling continuïteitsperspectieven Op prima face basis: “bedreiging lijkt vervult” (art. 24, §2 WCO) - Beperkingen: misbruik vermijden o Onmogelijk binnen 3 jaar na verkregen reorganisatieprocedure o Rechtbank kan geopende procedures voortijdig beëindigen (art. 41 WCO) Niet alle voorgeschreven elementen in verzoekschrift Ambtshalve beëindiging Onderneming kennelijk niet meer in staat continuïteit te verzekeren Op verzoek van SA of dagvaarding van OM of belanghebbende Vanaf 30ste dag na verzoekschrift - Terughoudendheid van rechtbanken: vrees dat bedrijven zullen (mis)bruiken voor afscherming van vermogen t.a.v. SE 2.3.1. Toelaatbaarheid en ontvankelijkheid van het verzoek - Wettelijke gegevens in verzoekschrift (art. 17, §2, 1°-4° WCO) o Voldoende voor ontvankelijkheid o Sommige rechtbanken zijn soepeler - Persoon die verzoek formuleert moet o Gemachtigd zijn o Vereiste processueel belang hebben ≠ rechtmag belang ex art. 17 Ger.W. 2.3.2. Continuïteitsbedreiging en continuïteitsperspectieven – beteugeling van misbruik - Voldoende: continuïteitsbedreiging lijkt vaststaand o Weinig beoordelingsruimte Sommige rechtbanken echter ruime marge o Irrelevant: handelaar in staat van faillissement - Terughoudendheid rechtbanken o Vnl. bij staat van faillissement In beginsel: irrelevant
42 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
Sommige rechtbanken: nagaan of er nog economische activiteit is
3. De gerechtelijke reorganisatie: algemeen verloop - Verschillen met GA o Overdracht onder gerechtelijk gezag GR: sterkere uitwerking o Continuïteitsperspectief en open portaalbenadering (supra) o Grotere autonomie SA GA: verplichte bijstand door commissarissen inzake schorsing GR: optionele bijstand door commissarissen inzake schorsing o Grotere soepelheid in ondernemingsherstel o Gewijzigde evenwichten tussen ‘stakeholders’ T.a.v. buitengewone SE: ingrijpende maatregelen in de opschorting bij collectief akkoord (art. 50 WCO) T.a.v. alle SE: sterkere greep op reorganisatie Kunnen aansturen tot opgelegde verkoop van (delen van) onderneming - Schema: syllabus p. 112 3.1. Rechtsingang - Initiatiefrecht in WGA o Door SA o Door PdK (art. 11, §2 WGA) Ratio: PdK kan inleiden als SA niet tijdig doet - Accentverschuiving in WCO: initiatiefrecht voor derden weinig zinvol o Ratio: slaagkansen GR afhankelijk van wil SA o GR tot minnelijk of collectief akkoord: exclusief initiatiefrecht WN of andere SE Nuance: onrechtstreeks initiatiefrecht: aanstellen voorlopig bewindvoerder (art. 14 WCO) Door elke belanghebbende Vereist: Kennelijke en grove tekortkomingen van SA of organen die continuïteit van onderneming in gevaar brengen Gevraagde maatregel kan continuïteit vrijwaren Bewindvoerder wel initiatiefrecht: kan niet gedwongen worden o GR tot overdracht onder gerechtelijk gezag van (gedeelte van) onderneming Initiatiefgerechtigden SA PdK SE of andere belanghebbenden
43 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
3.2. Opschorting - Na opening reorganisatieprocedure o Dus: na controle vorm- en grondvoorwaarden - Periode: max. 6 maand (art. 24, §2 WCO) o Verschillende verlenging door rechtbank mogelijk Ratio: goede opvolging en soepelheid door verscheidene korte verlengingen o Totaal max. 12 maand (art. 38, §1 WCO) - Bestuur van onderneming blijft voor SA o Optioneel regime van commissaris(sen) inzake opschorting Op verzoek van SA of belanghebbende (art. 27 WCO) Kosten voor verzoeker Taak: bijstand SA in reorganisatie Vb. opstellen reorganisatieplan o Bestuur kan ontnomen worden Aanstelling voorlopig bestuurder = gerechtsmandataris Vereisten (art. 28 WCO) Kennelijk grove fout, of Blijk van kwader trouw - Onderneming blijft functioneren - Verloop afhankelijk van oog van reorganisatie o Minnelijk akkoord o Collectief akkoord o Overdracht onder gerechtelijk gezag 3.2.1. Minnelijk akkoord - Onderhandelen met SE o Terwijl: opschorting van middelen van tenuitvoerlegging t.a.v. alle SE Binnen gerechtelijke reorganisatie o Geen publiek akkoord - Binnen en buiten gerechtelijke reorganisatie o Binnen gerechtelijke reorganisatie: onder toezicht van ‘gedelegeerd rechter’ - Toepassingsvoorwaarden o Gesloten met minstens 2 SE’s (art. 43 WCO) o Neergelegd ter griffie Rb. Kh. Akkoord buiten reorganisatie (art. 15 WCO) Vermelding doel akkoord Inschrijving in bijzonder register Akkoord binnen reorganisatie (art. 43 WCO) Rechtbank stelt akkoord vast (passief)
44 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
inhoudelijke beoordelingsbevoegdheid Beëindiging reorganisatieprocedure Individuele stemming van alle betrokken SE’s Bindt enkel betrokken SE’s - “Safe haven” voor SE’s o Geen toepassing art. 17, 2° of art. 18 FW op het akkoord (art. 43, lid 6 WCO) o Wel mogelijke betwisting bij pauliaanse vordering (art. 20 FW) - Nadeel: risico op betwisting van overeenkomst bij later faillissement o Gunstregeling voor bepaalde SE’s vs. gelijkheid der SE’s 3.2.2. Collectief akkoord (‘reorganisatieplan’) - Mededelingen van schuldvorderingen door SA (art. 45 WCO) o Termijn: 14 dagen o Betwistingen: beslecht door rechtbank (art. 46, §3 WCO) Slechts later uitspraak Ratio: akkoordprocedure niet rekken - Opmaak reorganisatieplan door SA (art. 47 WCO): 2 delen o Beschrijvend gedeelte Bestaande (financiële) toestand Maatregelen ter herstelling van rendabiliteit onderneming o Bepalend gedeelte Voorgestelde maatregelen om te voldoen aan SE - Zitting inzake akkoord: goedkeuring van ontwerp van reorganisatieplan (art. 53-54 WCO) o Collectieve stemming door SE (art. 54, lid 2 WCO) Meerderheid (infra) Slechts bindend na homologatie van reorganisatieplan door rechtbank o Individuele stemming door bijzondere SE (art. 50, lid 1 en 3 WCO) Weigering = niet-gebonden Middelen ter tenuitvoerlegging terug na homologatie reorganisatieplan door rechtbank Tenzij plan slechts in beperkte aan SE raakt - Homologatie door rechtbank - Intrekking reorganisatieplan door rechtbank mogelijk (art. 58 WCO) o 2 gevallen Op verzoek van SE Niet-stipte uitvoering, of Geen uitvoering in toekomst mogelijk en daardoor schade Op verzoek van PdK Niet-uitvoering van (deel van) plan o Gevolg: SE herwinnen oorspronkelijke rechten
45 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
Uitz. reeds gedane betalinge - Dwanguitvoering mogelijk o Enkel o.g.v. plan - Uitvoering plan: bevrijding van schuldvorderingen (art. 57, lid 4 WCO) 3.2.3. Overdracht onder gerechtelijk gezag - Initiatief: 3 mogelijkheden (art. 59 WCO) o Verzoek/instemming SA In initieel verzoekschrift of later in procedure o Aangevraagd door SE of derden Indien SA in staat van faillissement, of Weigering verzoek reorganisatie, of Voortijdige beëindiging, of Weigering homologatie, of Intrekking organisatieplan Gewone opschorting (max. 6 maand, verlengbaar, totaal max. 12 maand) o Bevolen door rechtbank Indien reorganisatieprocedure mislukt Bijkomende opschorting: max. 6 maand - Aanstelling gerechtsmandataris (art. 60 WCO) o Door rechtbank o Taak: overdracht van (deel van) onderneming In naam en voor rekening van SA - Mededinging tussen kandidaat-kopers: via offertes (art. 62 WCO) o Voorrang aan continuïteit van onderneming - Machtiging van rechtbank tot uitvoering van voorgestelde verkoop (art. 64 WCO) o Aan gerechtsmandataris o Indien voldaan aan Verwaarden inzake continuïteitsbehoud Subsidiair: werkgelegendheid Belangen van SE - Sluiting procedure o Op verzoek van gerechtsmandataris o Gevolgen (cf. faillissement) Voor rechtspersoon: Bijeenroepen algemene vergadering voor ontbinding (art. 67 WCO), of Faillissement Voor natuurlijke persoon: gehouden t.a.v. SE’s Uitz. overdracht deel van collectief akkoord
46 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
Uitz. rechtbank ontlast van bestaande schuld (art. 70, lid 1 WCO) Indien ongelukkig en te goeder trouw (cf. verschoonbaarheid faillissement) Niet t.v.v. borgen of mede-SA
4. Voorwaarden voor het verkrijgen van een reorganisatie (art. 3 en 23 WCO) - Toepassingsgebied ratione personae: voor toegang tot depistage en reorganisatie (art. 3 WCO) o Handelaren (art. 1 W.Kh.) Natuurlijke en rechtspersonen o Landbouwvennootschap (art. 2, §3 W.Venn.) Burgerlijke entiteiten o Burgerlijke vennootschap met handelsvorm (art. 3, §4 W.Venn) Uitz. vrije beroepers Maar burgerlijke entiteit die onder Wet Handelspraktijken valt, ook onder WCO Vb. immobiliënmakelaar, medisch laboratorium, binnenhuisarchitect, syndicus… o natuurlijke personen met burgerlijke activiteit o burgerlijke entiteiten zonder winstoogmerk Vb. VZW 4.1. Enige grondvoorwaarde: continuïteitsbedreiging (art. 23 WCO) - Accentverschuiving in WCO o Staat van faillissement: geen beletsel Eens failliet geen weg terug o Prima facie-onderzoek ten gronde - Feitelijke beoordeling o Maar bij rechtspersoon: vermoeden als netto-actief < 50% kapitaal Rechtbank kan ook continuïteitsbeoordeling vaststellen als netto-actief > 50% kapitaal o Onmiddellijk of op termijn - Aanscherpen aandacht voor continuïteitsproblemen binnen vennootschap o Additionele informatieverplichtingen voor bestuursorgaan Art. 96, 6° en 138 W.Venn. o Bijzondere toezichtstaak voor commissaris-revisor Art. 138 W.Venn. o Gevolg: snellere opstart reorganisatieprocedure 4.2. Geen beoordeling van de reddingskansen van de (deel van) onderneming - Geen beoordeling bij neerlegging verzoekschrift o Open portaal benadering - Wel a posteriori-beoordeling: vervroegde beëindiging van reorganisatieprocedure (art. 41 WCO) o Ten vroegste 30d na neerleggen verzoekschrift
47 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
o Op verzoek SA Belanghebbende of PdK o Vereist: kennelijk niet meer in staat continuïteit van (deel van) onderneming te verzekeren Streng: geen enkel onderdeel mag nog coninuïteitsperspectief hebben - WGA 4.3. Geen moraliteitsbeoordeling van de schuldenaar - WGA: vereiste van ‘kennelijk kwade trouw’ - WCO: geen moraliteitsbeoordeling o Cf. portaalbenadering o Om misbruiken te voorkomen: indien ‘kennelijke grove fouten’ of ‘kennelijk kwade trouw’ Aanstelling voorlopig bewindvoerder (art. 14 WCO) Ev. toevertrouwen van bestuur aan voorlopig bewindvoerder (art. 28, §1 WCO) 4.4. Geen vroegere aanvraag binnen 3 jaar voorafgaand aan verzoek - Uitz. verzoek tot overdracht onder gerechtelijk akkoord
5. Gevolgen van het gerechtelijk akkoord ten aanzien van de schuldenaar en zijn schuldeisers 5.1. Gevolgen van het indienen van de reorganisatieaanvraag - Verbod tegeldemaking ingevolge uitoefening van middel van tenuitvoerlegging (art. 22 WCO) o ≠ algemene opschorng middelen van tenuitvoerlegging o Draagwijdte Restrictieve interpretatie: regel is uitzondering op continuïteit van onderneming (voorkeur) Vb. uitvoerend beslag mogelijk, maar geen uitwerking Vb. pandverzilvering uitgesloten Vb. compensatie mogelijk Bredere interpretatie: doel wetgever is algeheel moratorium voor SE Vb. compensatie niet mogelijk - Geen faillietverklaring mogelijk (art. 22 WCO) o Opschorting vordering tot faillietverklaring Middel tot neutralisatie faillietverklaring o Ongeacht doelstelling reorganisatie - Geen publiciteit t.a.v. SE o Cf. ook behandeling in raadkamer Tenzij verzoek tot openbaarmaking door SA o Maar bij grote ondernemingen: algemeen gekend - Aanduiding ‘gedelegeerd rechter’ (art. 18 WCO)
48 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
o Verslag over ontvankelijkheid/gegrondheid verzoek ‘filteren’ van manifeste misbruiken procedure o Waakt over naleving van de wet: signaalfunctie aan rechtbank ‘filteren’ van slecht evoluerende procedures - Uitspraak over reorganisatieverzoek binnen 10 dagen (art. 24 WCO) o Verwerping aanvraag Staat van faillissement Ev. nieuwe vordering overdracht onder gerechtelijk gezag Geen rechtstreekse faillietverklaring Enkel na nieuwe vordering (door SE of PdK) Geen staat van faillissement Behoud status quo Ev. begeleiding o Inwilliging aanvraag Opening reorganisatieprocedure: ‘opschorting’ 5.2. Gevolgen van de toekenning van de opschorting 5.2.1. Patrimoniale gevolgen van de voorlopige opschorting t.a.v. de schuldeisers 5.2.1.1. Opschorting van de middelen van tenuitvoerlegging (art. 30, lid 1 WCO) - Alle SE’s (gewone en bijzondere) o Niet: nieuwe SE’s o Niet: schuldvordering m.b.t. prestaties na openverklaring procedure - Moratorium t.a.v. ‘bestaande SE’s voor schuldvorderingen in de opschorting’ (art. 2 c) WCO) - Uitzonderingen o Vrijwillige betaling SA mogelijk o Borgen en mede-SA (art. 33, lid 2 WCO) Onverminderd toepassing regelen kosteloze borgtocht o Afwijkingen bijzondere wetgeving Cf art. 7 WCO: Wet Financiële Zekerheden (infra) 5.2.1.2. Verbod van beslagleggingen (art. 31 WCO) - T.a.v. schulden in de opschorting o Dus: wel t.a.v. borgen en mede-SA - Alles soorten beslagen o Bewarend en uitvoerend beslag o Rechtstreeks en beslag onder derden - Vanaf vonnis toekenning voorlopige opschorting o In wet: “tijdens observatieperiode”
49 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
o vanaf publicatie in BS - Vroegere beslagen: bewarende werking behouden o Rechtbank kan opheffing bevelen Naargelang omstandigheden Belemmering van normale voortzetting activiteit Vb. beslag op voorraden, machines of gelden Beletsel bij overdracht van onderneming Indien opheffing geen beduidend nadeel toebrengt aan SE 5.2.1.3. Geen faillietverklaring mogelijk (art. 30, lid 2 WCO) - Vereist beëindiging opschorting (art. 41 WCO) 5.2.1.4. Continuïteit van de lopende overeenkomsten (art. 35 WCO) - Principe: geen einde lopende overeenkomsten (art. 35, §1 WCO) - Gevolgen o Verbod ontbindende voorwaarden die verwijzen naar aanvraag/opening reorganisatieprocedure o Neutralisering schadebedingen tijdens opschorting (art. 35, §3 WCO) Mogelijkheid om werkelijke schade in opschorting op te nemen verzaking aan schadebeding - Eenzijdig beëindigen om andere redenen dan aanvraag/toekenning voorlopige opschorting o Principe: normale sanctiemechanismen blijven bestaan Exceptio non adimpleti contratus Ontbinding (art. 1184 BW) Schadevergoeding Schuldvordering in de opschorting o Uitz. geen ontbinding wegens wanprestatie als SA wanprestatie ongedaan maakt binnen 15 dagen na ingebrekestelling door SE Art. 35, lid 2 WCO) o Rechterlijke toetsing (cf. rechtsmisbruik) o Geen dwanguitvoering mogelijk Tenzij ‘nieuwe’ schuld 5.2.1.5. Nieuwe prestaties en nieuwe overeenkomsten - Niet door opschorting getroffen 5.2.1.6. Nuancering door de Wet Financiële Zekerheden (Wet 15 december 2004)15 - Tegeldemaking van financiële zekerheden 15
Niet in syllabus
50 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
o Financiële zekerheden? Zekerheden op girale geldtegoeden of financiële instrumenten Zekerheden = pand of eigendomsoverdracht tot zekerheid Onderliggende schuld/partijen: irrelevant o Situatie bij gerechtelijke reorganisatie Tegeldemaking pand mogelijk zonder machtiging rechter; toe-eigening mogelijk indien bedongen Toe-eigening eigendom tot zekerheid mogelijk - Nettingovereenkomsten o = conventionele compensatie + ontbindende bedingen om compensatie mogelijk te maken Voornamelijk bij (complexe) financiële producten: close-out netting o Krijgen uitwerking bij gerechtelijke reorganisatie, op voorwaarde dat wederzijdse schulden bestaan SE ontloopt eventuele “samenloop” SE kan overeenkomsten ontbinden met oog op compensatie ( continuïteit art. 35 WCO) - Conclusie: Wet Financiële Zekerheden biedt sterkste ‘ontsnappingsroute’ voor bepaalde SE’s bij gerechtelijke reorganisatie o Vnl. t.v.v. kredietverleners 5.2.2. Leidt de reorganisatie tot een situatie van samenloop (concursus creditorum)? Leren in HB p. 128-134 5.2.3. Het lot van ‘nieuwe’ overeenkomsten - Nieuwe schulden o Buiten opschorting zolang reorganisatie Dwanguitvoering op vermogen Sa mogelijk o Boedelschuld bij ev. faillissement Nauwe band reorganisatieprocedure en faillissementsprocedure volstaat (art. 37, lid 1, in fine WCO) onmiddellijk faillissement na reorganisatieprocedure
6. Het collectief akkoord: redactie en goedkeuring van het reorganisatieplan 6.1. Inhoud van het reorganisatieplan - Grote soepelheid - Doel o Terugbetaling SE’s o Continuïteit van de onderneming
51 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
- Mogelijke maatregelen in art. 49 WCO16 6.2. Goedkeuring van het reorganisatieplan 6.2.1. Collectieve stemming door de schuldeisers (art. 54 WCO) - Op zitting inzake akkoord o Ontwerp: op voorhand individuele kennisgeving o Debat - Stemming o Elke SE: 1 stem o Quorum: ½ + 1 van de SE o Meerderheid ½ + 1 stem ½ + 1 waarde schuldvordering Niet-aanwezige SE niet in rekening genomen - Bindend slechts na homologatie van reorganisatieplan door rechtbank 6.2.2. Individuele instemming door de buitengewone schuldeisers in de opschorting - Wie? (art. 2, d WCO) o Bijzonder bevoorrechte (m.i.v. pandhoudende) en hypothecaire SE o SE-eigenaar o Niet: SE metalgemeen voorrecht - Weigering = niet-gebonden o Middelen ter tenuitvoerlegging terug na homologatie reorganisatieplan door rechtbank o Tenzij plan slechts in beperkte aan SE raakt - Uitzondering: geen individuele instemmingen vereist als (art. 50, lid 1 WCO) o Duur plan ≤ 24 maanden, en Berekend vanaf neerlegging verzoekschrift tot reorganisatie o Betaling (conventionele of wettelijke) interesten aan SE - Uitzonderlijke verlenging van betaling t.a.v buitengewone SE’s kan voorzien zijn in plan o Max. 12 maand o Mits bewijs dat verwachte inkomsten de integrale betaling van die SE’s mogelijk maakt 6.3. Beslissing rechtbank 6.3.1. Homologatie van plan door rechtbank (art. 55 WCO) - Nodig voor bindende kracht t.a.v. gewone SE’s - Termijn: binnen 14d na stemming o Altijd voor einde van opschorting
16
Waarschijnlijk niet limitatief (denk ik).
52 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
- Beperkte controle o Wel Pleegvormen niet nageleefd Vb. onregelmatige oproeping SE’s Schending van OO Opm. gelijke behandeling van SE’s raakt OO niet Opm. vermindering t.a.v. RSZ/fiscus niet tegenstrijdig met OO o Niet: daadwerkelijk financieel herstel van onderneming mogelijk - Gevolg: einde aan reorganisatieprocedure 6.4. Verwerping - Ev. terugverwijzing naar SE’s - Toepassing art. 41 WCO
7. Uitvoering van het reorganisatieplan - SE’s die niet expliciet in plan zijn opgenomen: 2 hypothesen (art. 57, lid 2-3 WCO) o Schuldvordering was op moment van homologatie nog betwist Voldoen aan schuldvordering zoals schuldvorderingen van dezelfde aard o Schuldvordering kwam niet voor in lijst van schuldvorderingen Betaald na volledige uitvoering plan zoals schuldvorderingen van dezelfde aard Tenzij niet-behoorlijke kennisgeving door SA: betaling tijdens uitvoering van plan zoals schuldvorderingen van dezelfde aard - Aanvechten plan: door rechtsmiddelen tegen vonnis - In beginsel volledige bevrijding SA na volledige uitvoering plan o Tenzij anders in plan bepaald (art. 57, lid 4 WCO) Vb. onderneming in betere situatie praktijk o Geldt niet voor borgen en mede-SA’s o Gedeeltelijke uitvoering: ook volgens plan voldane SE krijgen volledige rechten terug o Niet vastgesteld door rechtbank - Intrekking mogelijk o Bij niet-stipte naleving o Op vordering van SE of PdK
8. ‘Loopbruggen’ tussen reorganisatieprocedures - Op verzoek van SA (art. 39 WCO) o Minnelijk akkoord collectief akkoord of overdracht onder gerechtelijk gezag o Collectief akkoord overdracht onder gerechtelijk gezag praktijk
53 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
- Op verzoek van PdK/SE/belanghebbende (art. 59, §2 WCO) o Bij verwerping verzoek of voortijdige beëindiging/weigering o Enkel met oog op overdracht onder gerechtelijk gezag
9. Overgang naar toestand van faillissement17 - Geen ambtshalve faillietverklaring bij mislukken reorganisatieprocedure o WGA - Onrechtstreeks: beëindigen reorganisatieprocedure o Gevolg: SE’s aanspraken en verhaalsmogelijkheden terug Ook initiatief tot faillissementsprocedure of overdracht onder gerechtelijk gezag - Gekoppeld aan voortijdige beëindiging opschorting: 2 hypothesen o Vanaf 15e dag na neerlegging verzoekschrift Voorwaarde: niet-neerlegging door aanvrager van vereiste stukken voor verzoekschrift Ambtshalve door rechtbank o Vanaf 30e dag na neerlegging verzoekschrift Voorwaarde: SA kennelijk niet in staat om continuïteit van (deel van) onderneming te verzekeren (art. 41 WCO) Op verzoek van SA of dagvaarding of belanghebbende
Hoofdstuk 4. Het faillissement HB p. 140
1. Voorwaarden van het faillissement (art. 2 FW) - Faillissementswet van 8 augustus 1997 - Enkel voor “kooplieden”: handelaars o.g.v. art. 1 W.Kh. o WCO 1.1. Handelaar zijn 1.1.1. Algemeen - Handelaren: faillissement o Gevolg: samenloop o Doel: vereffening - Natuurlijke personen: collectieve schuldenregeling o Vereist Niet-handelaren, of Handelsactiviteit ≥ 6 maand stopgezet o Gevolg: samenloop o Doel: aanzuivering 17
Zie ook examenvraag bij slides H4
54 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
- Rechtspersonen die geen handelaar zijn: situatie van samenloop o Geen georganiseerd insolventieregime o Regeling Aanzuivering passief Proportionele verdeling SE 1.1.2. Bijzondere vraagstukken - Overleden handelaar: tot 6 maand na overlijden o Indien voorwaarden faillissement voldaan tijdens zijn leven o Geacht staking van betaling vanaf overlijden - Stopzetting handel: 6 maanden tussen dag van stopzetting betaling en faillissementsvonnis o Indien ernstige en objectieve omstandigheden waaruit blijkt dat betalingen al gestaakt zijn voor stopzetting handel - Meehelpende echtgenoot o Beginsel: niet mede failliet Tenzij ook andere hoedanigheid Vb. handel gedreven voor eigen rekening - Vennootschappen o Burgerlijke vennootschappen: geen faillietverklaring Regelen van “kennelijk onvermogen” o Faillissement na ontbinding: tot 6 maand na vereffening Opm. faillissement zelf raakt rechtspersoonlijkheid niet o Vennootschapsbestuurders/vennoten Beginsel: organen zijn geen handelaars Geen faillietverklaring Tenzij V.O.F. en gewone commanditaire vennootschap (GCV) Vennoten zijn ook handelaars Cass.: ongelijke behandeling met CVOA o ‘doorbraak’ van faillissement - VZW’s o Beginsel: kan geen daden van koophandel stellen Geen faillietverklaring Onregelmatige vzw’s: ontbonden op vordering van OM o Rechtspraak: gevallen met fallietverklaarde vzw’s O.a. voetbalclubs 1.2. Duurzaam ophouden te betalen (‘staking van betalingen’) - Duurzaam o tijdelijk probleem Vb. één eisbare schuld
55 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
- Feitelijke beoordeling: eisbare schulden vergelijken met te mobiliseren activa - Band met ‘wankelen van het krediet’ o Aantasting liquiditeit én solvabiliteit 1.3. Wankelen van het krediet - SE’s weigeren krediet of uitstel van betaling, of o Criteria uitgewerkt door cassatie - Gebruik fictieve middelen ter handhaving krediet o O.a. gesteund op lening tegen woekerinterest o Vb. verkoop van voorraden onder kostprijs 1.4. Openbare orde? - Voor 1997: ambtshalve faillissement sterk OO - Nu: afgezwakt o Cf. WCO
2. Inleiding van de faillissementsprocedure (art. 6 FW) 2.1. Aangifte door de schuldenaar - Principe: verplicht binnen 1 maand na staking betalingen (art. 9, lid 1 FW) o Uitz. verzoek/toekenning opschorting WCO - Niet bindend voor rechtbank o Aangifte is een bekentenis - Bij vennootschappen: door raad van bestuur o Want bestuurshandeling o individuele bestuurder - Sancties o Strafsanctie (art. 489 Sw.) o Aansprakelijkheid van de bestuurder (bij vennootschappen) Algemene bestuursaansprakelijkheid T.a.v. SE die nadeel heeft van laattijdige aangifte Vereist: schuld aan verzuim Specifiek: art. 530 W.Venn. (kennelijk grove fout) 2.2. Verzoek van een schuldeiser (art. 8 FW) - Dagvaarding - Voorwaarde: bestaande en vaststaande vordering 2.3. Dagvaarding door het openbaar ministerie - Cf. depistage
56 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
o Kamer voor handelsonderzoek stelt vast dat handelaar zich in staat van faillissement bevindt o OM beslist vrij tot dagvaarding o Art. 10, §3 WGA en art. 6 FW 2.4. Dagvaarding door de voorlopige bewindvoerder aangesteld in het kader van de “voorlopige beheersontneming” - Ter voorbereiding van faillissement - Initiatiefrecht o Iedere belanghebbende, of Op eenzijdig verzoekschrift o Voorzitter van rechtbank ambtshalve - Aanstelling voorlopig bewindvoerder o 3en geen kennis van maatregel Bescherming voor 3en te goeder trouw - Voorwaarden o Indiciën staat van faillissement o Volstrekte noodzaak - Geldt voor 15 dagen o Binnen die termijn: vordering tot faillietverklaring - Verval beheersontneming: indien geen faillissement uitgesproken binnen 4 maand 2.5. ‘Ambtshalve’ faillissement - WGA: mogelijk bij mislukking procedure - WCO: niet langer mogelijk
3. Het faillissementsvonnis 3.1. Inhoud van het faillissementsvonnis - Aanstelling curator(en) en rechter-commissaris (art. 11 FW) o Toezicht op vereffening o Plaatsopneming - Vaststelling datum ‘staking van betalingen’ - Oproep aan SE’s tot aangifte o Binnen 30d vordering aangeven - Aanduiding van dagbladen waar faillissementsbeslissing bekend zal gemaakt worden (art. 38 FW) - Oproep aan personen die persoonlijke zekerheid gesteld hebben ten gunste van gefailleerde 3.2. Verhaal tegen een vonnis tot faillietverklaring - Uitvoerbaarheid: uitvoerbaar bij voorraad o Geen schorsing
57 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
- Rechtsmiddelen: verzet/hoger beroep o Korte termijn: 15 dagen 3.3. Bekendmaking - In BS + 2 dagbladen
4. Rechtsgevolgen van het faillissementen aanzien van het vermogen van de gefailleerde 4.1. De buitenbezitsstelling (art. 16 FW) - Buitenbezitstelling = verlies van beheer over goederen o Bewind toevertrouwt aan curator Kan niet-toerekenbare handelingen van gefailleerde bekrachtigen Vorm van ‘collectief beslag’ o Gefailleerde blijft eigenaar o ≠ onbekwaamheid van gefailleerde Handelingen niet toerekenbaar = handelingen niet-tegenstelbaar aan boedel Wel rechtsgeldig indien faillissement ongedaan gemaakt wordt - Beperking van handelsvrijheid gefailleerde o Geen beschikking over goederen Sanctie: art. 489bis Sw. (verduistering) o Geen betalingen verrichten o Geen betalingen ontvangen Niet-bevrijdend o Geen nieuwe verbintenissen aangaan Ook verbintenissen uit OD en uit wet - Gefailleerde mag zich wel met nieuwe zaken bezighouden o Komen in boedel van faillissement - Tijdstip: vanaf 0u van dag van faillietverklaring o Beperkte retroactiviteit - Bezwaren boedel niet mogelijk 4.2. Samenloop van de schuldeisers en vorming van de boedel - Gelijkheid tussen SE’s (concursus creditorum) o Ponds-pondsgewijze verdeling - “Boedel” of “massa”: gezamenlijk belang o Juridische kwalificatie: vermogen entiteit met RP o Vaststelling op dag van faillissement
58 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
Latere verbintenissen of schulden uit lopende overeenkomst die door curator wordt voortgezet: boedelschulden Betaald voor schulden in boedel beslissing curator om lopende overeenkomst niet uit te voeren Vordering in boedel - Schuldeisers uit boedel o Chirografe SE’s: zonder zekerheid of voorrecht o SE’s met algemeen voorrecht o Enkel indien hun deel nog niet voldaan is Bijzonder bevoorrechte SE’s SE’s met zakelijke zekerheid (o.a. hypothecaire en pandhoudende) - Sommige bestanddelen aan buitenbezitstelling onttrokken o Beperkt beslagbare goederen ex art. 1408 e.v. Ger.W. o Sommen wegens OD voor lichamelije schade o Levensonderhoud en huisraad toegekend door curator - Actief van boedel = alle activa van gefailleerde o min preferentieel verhaalsrecht van separatisten o min activa door uitdrukkelijke wetsbepaling (art. 16, lid 2-4 FW) onbeslagbare goederen vergoeding lichamelijke schade door curator toegekend levensonderhoud (art. 48 FW) - Passief van boedel o Eigen vermogen: vorderingsrechten van gewone en bevoorrechte SE o Vreemd vermogen: schulden in kader van vereffeningsbewind = boedelschulden - Schema: zie slides 4.3. Geen individuele vervolgings- of uitvoeringsmaatregelen (art. 25-26 FW) - SE’s in de massa o Stopzetting van alle individuele beslagen (art. 25 FW) collectieve vereffening boedel Zowel chirografe SE’s als bijzondere SE’s Vb. hangende procedure geschorst o Voortzetting alle vorderingen tegen curator (art. 24 FW) o Uitz. openbare verkoop van roerende en onroerende goederen Kan doorgaan t.b.v. boedel Curator kan uitstel vorderen Ratio: dubbele kosten vermijden o Uitsluiting rechtstreekse vordering onderaannemer tegen bouwheer bij faillissement van aannemer (art. 1798 BW)
59 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
o Uitsluiting zijdelingse vordering in vermogen gefailleerde (art. 1166 BW) - SE’s buiten de massa o Principe: behoud individuele vervolgings- en uitvoeringsrechten o Bijzonder bevoorrechte SE’s en SE’s met zakelijke zekerheid van roerende goederen: schorsing middelen tenuitvoerlegging (art. 26 FW) Tot eerste PV sluiting verificatie Langer op verzoek van curator o Specifieke gevallen Verhuurder (SE) van onroerend goed: recht inbezitname verhuurde goederen Voorwaarde: recht is verkregen Gevolg: einde schorsing middelen tenuitvoerlegging Uitz. schorsing max. 1 jaar (art. 26, lid 3 FW) Andere opl.: voorrecht op stofferende huisraad laten gelden Maar kans geven aan SA deze eerst te laten verkopen en dan schuld voldoen Tenuitvoerlegging op onroerende goederen van gefailleerde (art. 100 FW) Nog geen tegeldemaking OG of nog niet overgeschreven onroerend beslag Principe: enkel curator Uitz. eerst ingeschreven hypothecaire SE executierechten geschorst tot PV van sluiting verificatie Reeds tegeldemaking OG: kan doorgaan (art. 100, 4e lid FW) Voorwaarde: onroerend beslag reeds ingeschreven op hypotheekkantoor Tenzij curator tegeldemaking zelf wil verderzetten 4.4. De eisbaarheid van de termijnschulden (art. 22, lid 1 FW) - Principe: termijnschulden op gefailleerde onmiddellijk opeisbaar o Voor alle schulden van gefailleerde Ook buiten de massa o Alleen m.b.t. faillissementsvereffening Bv. gefailleerde wordt weer vermogend niet opeisbaar (art. 43 W.Venn.) o Alleen m.b.t. gefailleerde medeschuldenaren en borgen o Eventueel disconto (infra) o Vb. uitgifte van handelseffecten door gefailleerde Onmiddellijk regres door gefailleerde mogelijk Vb. wisselbrief - Ratio legis: snelle afwikkeling faillissement 4.5. Stuiting van de loop van de intresten (art. 23 FW) - Ratio legis: fixatie passief oplopen passief vermijden o Doel
60 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
Passief precies kunnen vaststellen Gelijkheid tussen SE’s verzekeren - Techniek: o SV18 met interest: aftrek interesten SV Conventionele en gerechtelijke intrest o Schulden met annuïteit/leasing: scheiding kapitaal en interest Vb. afbetaling lening o SV zonder interest: hoofdsom verminderen met disconto19 (negatieve interest) Indien: resterende looptijd SV > 1 j. (art. 22, lid 2 FW) Berekend tegen wettelijke rentevoet - Schulden in de massa: stuiting t.o.v. de massa o Geldt niet voor borgen/mede-SA’s Intresten blijven lopen o Indien gefailleerde weer vermogend intrest van voor faillissementsafhandeling ook - Schulden buiten de massa: geen stuiting interesten o Maar: toerekening op opbrengst gewaarborgd goed 4.6. De wettelijke hypotheek (art. 57, lid 3 FW) - Principe: curator neemt hypotheek op alle onroerende goederen o Ratio: waarborg van schulden uit boedel - Belang o Latere inschrijvingen Vb. fiscus kan ook wettelijke hypotheek inschrijven wie eerst inschrijft, wordt eerst betaald Laattijdige inschrijving = fout van curator o Inschrijvingen voor vonnis kunnen niet-tegenstelbaar worden verklaard (infra) - Praktisch belang: gering o Weinig onroerende goederen o Reeds ten volle bezwaard
5. Rechtsgevolg van het faillissement op voorheen gestelde handelingen 5.1. Beginsel: behoud van de handelingen - Beginsel: handelingen van voor faillissement zijn geldig o Toerekenbaar aan massa - Drie (reeksen) correcties o Uit voorschriften inzake tegenwerpelijkheid t.a.v. 3en
18 19
SV = schuldvordering Disconto = percentsgewijze korting op een wissel wegens vervroegde betaling (Bron: Van Dale)
61 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
o Specifieke faillissementsrechtelijke: voor vernietiging vatbare handelingen tijdens “verdachte periode” o Faillissementsrechtelijke pauliana (art. 20 FW) 5.2. Gemeenrechtelijke tegenwerpelijkheid - Tijdstip: formaliteiten moeten vervult zijn op dag van faillissementverklaring - Gevolg o Geen rechtsgevolg t.a.v. boedel Tenzij curator handeling bevestigt Vb. gunstige verkoop van onroerend goed zonder overgeschreven akte o Wel rechtsgevolg t.a.v. gefailleerde - Voorbeelden o Verwerping vaste datum o Akte met verplichte publiciteit 5.3. Handelingen gesteld tijdens de verdachte periode 5.3.1. Het begrip “verdachte periode” - Verdachte periode = periode voorafgaand aan faillissement o Sinds het tijdstip dat gefailleerde in feite had opgehouden te betalen - Bepalen verdachte periode o Principe: geen verdachte periode o Behalve: betalingen reeds opgehouden O.b.v. ondubbelzinnige, ernstige en objectieve omstandigheden Vermeld in vonnis Max. 6 maand Uitz. vennootschap in vereffening of vereffend terugwerking kan tot ogenblik van ontbinding vennootschap, indien (aanwijzingen dat) vereffening met bedoeling tot nadeel aan SE Ratio: geen faillissement ontlopen door vrijwillige ontbinding o In vonnis van faillietverklaring Kan later Niet > 6 maand na vonnis van faillietverklaring - “ophouden te betalen” o Cass.: verwijst naar faillissementsvoorwaarden (art. 2, lid 1 FW) o Gevolg: er mag geen krediet meer zijn 5.3.2. Handelingen in de verdachte periode gesteld: rechtsgevolg - Beginsel: handeling is geldig - Bepaalde categorieën: niet tegenwerpelijk aan boedel o Overzicht (art. 17-18 en 20 FW)
62 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
Verplichte niet-tegenwerpelijkheid (art. 17 FW) Handelingen om niet of met aanzienlijk onevenwicht van prestaties Alle betalingen van niet-vervallen schulden De betaling van vervallen schulden, in andere vermogensbestanddelen dan gebruikelijke betaalmiddelen Vestigen van zakelijke zekerheden voor voorheen aangegane schulden Facultatieve niet-tegenwerpelijkheid (art. 18 FW) o wel aan gefailleerde - Gevolgen niet-tegenwerpelijkheid o Tegenpartij: teruggave aan boedel + vordering in boedel o Ev. teruggave bij equivalent 5.3.3. Verplicht niet-tegenwerpelijke handelingen 5.3.3.1. Handelingen om niet of met aanzienlijk onevenwicht van prestaties (art. 17, 1° FW) - Schenkingen o sponsoring - Andere handelingen om niet o Borgtocht/zekerheid voor 3e o Verwerping nalatenschap o Overdracht verzekering aan 3e Vb. levensverzekering t.v.v. 3e - Bezwarende handelingen o Vb. verkoop onder prijs o Vb. ‘sterfhuisconstructies’: verkoop van rendabele onderdelen van onderneming onder hun waarde o Gevolg Teruggave goederen door koper Koper: vordering in boedel - Ratio legis: uitholling onderpand van SE 5.3.3.2. Alle betalingen van niet-vervallen schulden (art. 17, 2° FW) - Betalingen in geld of andere o Vb. compensatie, verkoop - Tegenwerpelijk indien via gebruikelijke betaalmiddelen: beoordelingsmarge voor rechter o Vb. voortijdige betaling want dan korting tegenwerpelijk o Vb. men betaalt gewoonlijk te vroeg tegenwerpelijk o Vb. Voorafbetaling aan fiscus tegenwerpelijk - Ratio legis: gelijkheid onder de SE
63 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
5.3.3.3. De betaling van vervallen schulden, in andere vermogensbestanddelen dan gebruikelijke betaalmiddelen (art. 17, 2° FW) - Inbetaling door overdracht (van SV) o Vb. betaling schuld door cessie SV o Vb. delegatie van schuld - Inbetaling door verkoop o Afgifte goederen aan SE Onder het mom van verkoop o Ontbinding overeenkomst Met doel teruggave van goederen, i.p.v. betaling Dus samenloop ontsnappen - Betaling door schuldvergelijking o Conventionele schuldvergelijking na faillissement beding voor verdachte periode: wel tegenwerpelijk Schuldvergelijking kan doorgaat tot dag van faillissement o Maar: wettelijke/gerechtelijke schuldvergelijking blijft mogelijk Tenzij deze kunstmatig is uitgelokt Vb. rekening/courant o Wet Financiële Zekerheden: toelating van “nettingovereenkomsten” Automatische compensatie in geval van insolventie (infra) - WCO: immunisering voor 17, 2° van minnelijke akkoorden o Onder bepaalde voorwaarden 5.3.3.4. Vestigen van zakelijke zekerheden voor voorheen aangegane schulden (art. 17, 3° FW) - Enkel zakelijke zekerheid gevestigd door gefailleerde o persoonlijke zekerheden o zakelijke zekerheden toegekend door 3en - Vestiging in verdachte periode o Schuld mag eerder zijn - Van oude schuld - Uitz. Wet Financiële Zekerheden o Eerste uitzondering: substitutie van activa Indien girale geldtegoeden of financiële instrumenten ϵ zekerheidsovereenkomst Vb. aandelen, obligaties… ϵ pand, eigendomsoverdracht tot zekerheid Die geldtegoeden of financiële instrumenten worden vervangen door andere activa ≠ zekerheidsovereenkomst voor oude schulden o Tweede uitzondering: marge-opvragingen Bijkomende geldtegoeden of financiële instrumenten tot zekerheid ≠ zekerheidsovereenkomst voor oude schulden
64 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
o Wettelijke zekerheden: niet onder 17, 3°FW Los van wilsuiting ontstaan - Toepassingen o Omzetting van hypothecaire volmacht Voorbeeld: vanaf B is bank hypothecaire SE krediet bank A
hypotheekomzetting faillissement B
C
verdachte periode o Zekerheid voor debetsaldo rekening/courant Niet tegenwerpelijk op bestaand debetsaldo Maar: rekening houden met betalingen door SA na vestiging zekerheid Cf. Cass. 18 mei 1973 5.3.4. Facultatieve niet-tegenwerpelijkheid (art. 18 FW) - Vereist o Handelingen tijdens verdachte periode Betalingen Andere handelingen o Wederpartij kennis van toestand van ‘duurzaam ophouden te betalen’ Kwade trouw of bedrog niet vereist Chirografaire/bevoorrechte SE - Facultatief: beoordelingsrecht voor rechtbank of handeling nadelig is voor boedel o In beginsel door curator - Uitz. Wet Financiële Zekerheden o Uitzondering voor substitutie van activa of marge-opvragingen bij financiële zekerheden: idem Op moment van substitutie van activa of marge-opvragingen geen kennis belet uitwerking van verrichtingen niet 5.3.5. Het lot van de hypotheken toegestaan tijdens de verdachte periode (art. 19, lid 2 FW) - Principe: mogelijk tot dag faillietverklaring - Indien toegestaan tijdens verdachte periode: tegenwerpelijk indien voor nieuwe schuld o Maar facultatief niet-tegenwerpelijk als > 15d. tussen vestiging en inschrijving o Discretionaire beoordeling door curator - Toepassingsgebied: alle zakelijke zekerheden die aan registerpubliciteit zijn onderwerpen o Vb. pand op handelszaak, voorrecht van onbetaalde verkoper van onroerend goed
65 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
5.4. Faillissementspauliana (art. 20 FW) - Idem als art. 1167 BW o Schade door SE’s o Bedrieglijke benadeling van SE’s Cass.: abnormale handeling waarbij SA wist schade toe te brengen aan SE’s - Vordering: exclusief aan curator - Opbrengst: aan failliete boedel o Ook aan latere SE’s - Voorbeeld: ‘foute/vuile sterfhuisconstructie’: ondernemer ziet zijn ondergang en wil vermogen veilig stellen o 1 april: NV X verkoopt deel waarde 100 voor 40 aan NV Y o 1 december: faillissement buiten verdachte periode 5.5. De weerslag van het faillissement op de in uitvoering zijnde overeenkomst 5.5.1. Algemene regel: continuïteit van de lopende overeenkomsten (art. 46, lid 1 FW) - Principe: faillissement heeft geen gevolg voor overeenkomsten - praktijk: uitvoering door wederpartij risicovol - ≠ regel van eisbaarheid van termijnvorderingen - ≠ situae waarbij enkel nog een verbintenis van gefailleerde is o onmiddellijk in faillissementsboedel 5.5.2. Uitzondering: automatische beëindiging door faillissement - Overeenkomst intuitu personae t.a.v. de gefailleerde o Vb. kredietopening, lastgeving, rekening-courant o Enkel in hoofde van gefailleerde Vb. handelsagentuurovereenkomst20 Einde: bij faillissement van agent Geen einde: bij faillissement van principaal o Uitz. arbeidsovereenkomst: loopt door Cf. art. 26 WAO - Ontbindende voorwaarde in geval van faillissement o Onafhankelijk van wanprestatie voorafgaand aan faillissement o Soms wettelijke beperkingen Vb. niet bij gemeenrechtelijke huurovereenkomsten (art. 1762bis BW) o gerechtelijke organisatie (art. 35 WCO)
20
Handelsagent = iem. die zijn bedrijf maakt van het bemiddelen bij overeenkomsten tussen zijn principaal en derden (Bron: Van Dale)
66 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
5.5.3. Het optierecht van de curator bij lopende overeenkomsten (art. 46 FW) - Beslissing tot voortzetting o Ev. aanmaning door curator Indien niet binnen 15d.: geacht eenzijdig verbroken door curator Schadevergoeding mogelijk (infra) o Prestaties in toekomst: schuld van de boedel Geen regel van samenloop o Indien geen ontbindende voorwaarde in geval van faillissement (supra) - Niet-uitvoering/Verbreking door curator o Wet: niet-uitvoeren = verbreken o Interpretatie RL: niet-uitvoeren = wanprestatie door curator, waardoor tegenpartij Prestaties kan opschorten Schadevergoeding kan eisen Schuld in de boedel Tenzij curator eerst heeft verder gezet en dan eenzijdig verbroken: schuld van de boedel Ontbinding kan vragen Niet: uitvoering in natura vorderen o Interpretatie RS (Cass.): curator kan lopende overeenkomsten beëindigen Vereist: noodzakelijkheid voor beheer van boedel Niet: vb. overeenkomst verlaagt verkoopwaarde van goed Naast gewone beëindigingsmogelijkheden Ruim Schadevergoeding mogelijk Schuld in boedel 5.5.4. Rechten van de medecontracten van de gefailleerde bij lopende overeenkomsten - Principe: gehouden tot prestatie - Uitvoering van overeenkomst vorderen o Uitvoering in natura: niet mogelijk o Uitvoering bij equivalent: schuld in de boedel - Remedies tegen nadelige positie SE o Retentierecht o Exceptio non adimpleti contractus (enac) o Ontbinding overeenkomst (art. 1184 BW) Ev. schadevergoeding o Uitvoering bij equivalent
67 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
5.5.5. Schadebeding: recht op schadevergoeding bij niet-uitvoering van lopende overeenkomsten door de curator (schadebeding) - Schending van de rechten van verdediging o Art. 1023 Ger.W.: toegang tot rechtsmachten niet bezwaren Geen beding met verhoging van vergoeding indien SV in rechte wordt geëist - Schadebeding bij faillissement: bedrag is eisbaar bij faillissement o schending van gelijkheid der SE’s Eiser van schadebeding kan Beroep doen op forfaitaire raming Verzwaring van schaderegeling o Schadebeding: bedrag is eisbaar bij wanprestatie (ongeacht oorzaak) Toelaatbaar Nuance: art. 35, §3, lid 2 WCO Verzaking aan schadebeding bij reorganisatie: verzaking blijft doorwerken bij faillissement na vroegtijdige beëindiging van gerechtelijke reorganisatie - Schadebedingen m.b.t. intresten o Schadebedingen door wanprestatie zuiveren van interesten Enkel kapitaalkosten - Gemeenrechtelijke toetsing schadebedingen o Geen overmatig schadebeding (art. 1231) = kennelijk te hoog Matigingsvordering Door rechter ambtshalve Door curator Matiging door rechter Niet lager dan werkelijke schade - Specifieke gronden o Vb. art. 92 W. Consumentenkrediet en 32 WHPC 5.5.6. Faillissement van de koper 5.5.6.1. Koopwaar is geleverd - In beginsel: onbetaalde verkoper is gewone SE in boedel - Specifieke rechten voor onbetaalde verkoper uit FW o Verkoop met contante betaling: revindicatierecht koopwaar Binnen 8d. na levering Faillissement koper binnen deze termijn belet revindicatie niet Voorwaarde: goed in dezelfde staat als geleverd o Voorrecht onbetaalde verkoper (art. 20, 5° Hyp.W.) Bij voorrang betaling uit opbrengst van verkochte goed
68 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
Publiciteitsvereisten (art. 20, 5°, lid 3-4 Hyp.W.) Zowel verkoop met contante betaling als op termijn Uitz. onroerend door incorporatie/bestemming Uitz. machines, toestellen, gereedschappen of ander bedrijfsuitrustingsmaterieel o Eigendomsvoorbehoud (art. 101 FW) = opschortende tijdsbepaling: eigendom gaat pas over bij volledige betaling Tegenwerpelijk aan failliete boedel als Schriftelijk overeengekomen Uiterlijk bij levering overeengekomen Goederen in natura bij gefailleerde Geen vermenging of incorporatie Vordering ingesteld voor sluiting van PV van verificatie van SV Kosten van bewaring of teruggave betalen aan boedel recht op terugvordering goed 5.5.6.2. Koopwaar is niet geleverd - Retentierecht (art. 106 FW) o = afgifte van koopwaar weigeren tot volledige betaling koopsom Curator kan betalen en dan uitvoering eisen o Bijzonder geval: overeenkomsten met successieve leveringen In beginsel: retentierecht slechts mogelijk bij één overeenkomst Beding mogelijk dat: ratentierecht geldt O.g.v. 1 overeenkomst O.g.v. ↑ overeenkomsten waarvan de samenhang bedongen is = kruiselings retentierecht Vereist: ≠ prestaes uit 1 contractuele ondeelbare kaderovereenkomst - ‘Stoppage in transitu’ (art. 104 FW): leveringsverbod van verzonden goederen o Verruiming retentierecht van verkoper van verzonden koopwaar dat nog niet geleverd is o Maar: curator kan vorderen tegen betaling prijs (art. 107 FW) 5.5.7. Faillissement van de huurder van roerende goederen - Principe o Als ontbinding: Terugname goed Schadevergoeding SV in de boedel Geen bevoorrechte SE verhuurder van onroerende goederen o Als voortzetting Toekomstige huurgelden
69 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
SV van de boedel Want betrekking op toekomstig genot - Bijzonder geval: huurkoop o Automatische eigendom bij einde contract o Cf. eigendomsvoorbehoud: revindicatie mogelijk indien aan art. 101, lid 2 FW voldaan - Bijzonder geval: leasing (of financieringshuur) o Gebruiksrecht met aankoopoptie op einde contract automatisme o Tussen huurder (lessee) en verhuurder (lessor) o Cf. huur: terugname door SE Want geen eigendom tot stand gekomen o Mogelijk beding Bij wanprestatie is overeenkomst van rechtswege ontbonden Bij wanprestatie moet lessee resterende termijnen betalen als schadevergoeding Getoetst aan normen voor schadebeding Schuld in de boedel 5.5.8. Faillissement van de huurder van onroerende goederen - Principe: huurovereenkomst blijft o Tenzij ontbindende voorwaarde bij faillissement terugnemen en voorrecht van stofferende huisraad (supra) - Hypothesen o Huur voor bepaalde duur: verschillende opties voor curator Opzeggen huurovereenkomst: volgens gemeenrechtelijke regelen Terugname goed door verhuurder Opzegvergoeding en achterstallige huur Schuld in de boedel Voortzetting huurovereenkomst Toekomstige huurgelden = boedelschulden Nieuwe huurovereenkomst Oude schulden: in de boedel Nieuwe schulden: van de boedel o Huur voor bepaalde duur zonder vaste datum: zoals overeenkomst van onbepaalde duur Niet tegenwerpelijk curator niet gebonden door termijn o Huur voor bepaalde duur met vaste datum: verschillende opties voor curator Eenzijdig opzeggen huurovereenkomst: Wel tegenwerpelijk curator moet overeenkomst uitvoeren schadevergoeding Schuld in de boedel Voortzetting huurovereenkomst
70 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
Cass.: huurgelden zijn ontstaan op ogenblik vansluiten van overeenkomst niet-vervallen huurgelden = termijnschuld Nadelig voor verhuurder: schulden in massa Maar: theorie impliciet verworpen door latere arresten over notie “boedelschuld” schulden van massa o Huurrecht (actiefzijde van overeenkomst): deel van boedel - Huurovereenkomst beëindigt na faillissement: statuut van mogelijke vergoedingen? o Schade voor faillissement ≠ boedelschuld ‘ventilatie’ van vergoeding o Opl.: curator laat tegensprekelijke huurstaat opmaken indien hij huur voortzet beter opmaken welke schade schade is ontstaan na faillissement boedelschuld 5.6. Invloed van het faillissement op het familiaal vermogen - Principe: boedel omvat o Eigen goederen gefailleerde o Goederen huwelijksgemeenschap Want waarborg van gemeenschappelijke schulden (art. 1408 BW) - Beschikkingsrecht curator: geen beperking (art. 96 FW) o Dus geen toestemming, machtigen etc. nodig o Vb. verkoop gezinswoning - Geen verhaal op eigen vermogen mede-echtgenoot (art. 98 FW) - Wijzigingen huwelijksstelsel en faillissement o Ev. toepassing art. 17-18 FW o Art. 97 FW: neutraliseren bedongen voordelen indien na faillissementsvonnis Want anders vragen echtgenoten gerechtelijke scheiding van goederen (art. 1470 e.v. BW) schenkingen en gelijkaardige bedingen uit HC ondermijnen onderpand SE Scheiding van goederen beperkt tot eigen goederen gefailleerde 5.7. Invloed van het faillissement op de borgen en hoofdelijke medeschuldenaars van de gefailleerde (art. 84-87 FW) - Principe: geen invloed - Gevolgen: o Behoud voordeel tijdsbepaling o Interesten blijven lopen o Bij betaling vordering in boedel (subrogatie) - Verschoonbaarverklaring van gefailleerde (art. 82, lid 1 FW) o Ex-gefailleerde kan niet meer vervolgt worden o Geen invloed op borg/medeschuldenaar
71 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
- Bijzondere situatie: ‘kosteloze’ borg – natuurlijke persoon21 o Opschorting tenuitvoerlegging (art. 24bis FW) o Bevrijding (art. 72bis & art. 80 FW) 5.8. Werking van de schuldvergelijking 5.8.1. Schuldvergelijking voor het faillissement - Wettelijke schuldvergelijking: van rechtswege tussen schulden die o wederzijds bepaald, o effen, en o eisbaar zijn (art. 1291 BW) 5.8.2. Schuldvergelijking tijdens de verdachte periode - Conventionele schuldvergelijking: niet tegenwerpelijk - Wettelijke en gerechtelijke schuldvergelijking: wel tegenwerpelijk o Tenzij gefailleerde via kunstgrepen deze heeft uitgelokt 5.8.3. Schuldvergelijking na het faillissement - Principe: geen schuldvergelijking na faillissement o Curator int schuldvordering o Tegenpartij: schuldvordering in de boedel - Uitz.: schuldvergelijking niettegenstaande faillissement mogelijk bij: o “verknochte” schulden = uit dezelfde oorzaak Vb. verbintenissen die uit dezelfde overeenkomsten voortvloeien o Samenhang conventioneel bedingen Vb. rekening-courant Credit en debetverrichtingen vergelijking Nu veralgemeend in Wet Financiële Zekerheden: “nettingovereenkomsten” = overeenkomsten met als doel bilaterale of multilaterale schuldvergelijking mogelijk te maken of rechtsbetrekkingen te ontbinden om tot schuldvergelijking over te gaan (close out-netting) Tegenwerpelijk aan de boedel (art. 14 FW) 5.9. De revindicaties 5.9.1. Revindicatie in natura (art. 101 FW) - Principe: revindicatie in natura van goederen door eigenaar o Bewijslast bij eiser o bewerkte, verwerkte of verkochte goederen 21
Niet in boek, begrijp ik niet
72 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
o Bijzonder geval: onrechtmatig verkochte goederen Door gefailleerde: schuld in boedel Door curator: schuld van de boedel Opm.: soms onbetaalde deel van koopsom nog eisen (infra) - Ratio legis: geen faillissement op schijnbare eigendommen - Toepassingen o Door gefailleerde gehuurde roerende goederen o Bij de gefailleerde in bewaring gegeven goederen o Goederen ter bewerking aan gefailleerde gegeven o Wisselpapieren ter incasso aan gefailleerde overhandigd (art. 103 FW) o Eigen goederen van de echtgenote of medevennoten 5.9.2. Terugvordering van de prijs (art. 103) - Uitzonderlijk: terugvorderen bij equivalent o Vereist Goederen reeds verkocht Prijs nog niet betaald aan curator Gefailleerde heeft verkocht voor rekening van SE Vb. verkoopscommissie Niet Vertegenwoordiger heeft betaling reeds ontvangen Betaling aan vertegenwoordiger is door schuldvergelijking in rekening-courant teniet gedaan Eisbaarheid van schuldvordering is geschorst gezien de uitgifte van een handelseffect Maar: verlengd revindicatierecht Vb. verkoop door gefailleerde voor rekening 3e o Vordering tot betalen van verkoopprijs 5.9.3. Terugvordering van handelseffecten (art. 102 FW)
6. Gevolgen van een faillissement ten aanzien van de gefailleerde 6.1. Algemeen - Patrimoniaal: buitenbezitstelling o Gefailleerde buiten bezit van zijn boedel o ≠ onbekwaam o ≠ sanconering - Nieuwe activiteit o Principe: mogelijk Nieuwe schulden: ten laste van nieuwe activa
73 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
Netto-actief: komt in failliete boedel o Uitz. beroepsverbod (KB nr. 22) 6.2. Vrijheidsbeperkingen - Briefwisseling gericht aan gefailleerde: overhandiging aan en opening door curator (art. 50 FW) o Teruggave aan gefailleerde als niet louter m.b.t. handelsactiviteit o Tot sluiting van verificatie-PV o E-mails? ‘berichten’22 6.3. Algemeen beroepsverbod: het KB nr. 22 van 24 oktober 1934 6.3.1. Algemene regeling bij faillissement (art. 1) - Beroepsverbod = verbod o door rechter opgelegd discretionaire bevoegdheid o om hetzij persoonlijk, hetzij door een tussenpersoon o de functie te bekleden van bestuurder, zaakvoerder, of vertegenwoordiger in een vennootschap met beperkte AS o of het bestuur waar te nemen van een Belgische vestiging van eenbuitenlands vennootschap - Voor: niet verschoonbaar verklaarde gefailleerde - Duur: max. 10 jaar - ≠ verbod tot persoonlijk drijven van handel o Wel bestuursverbod o bij strafveroordeling 6.3.2. Strafveroordeling wegens inbreuken op de faillissementsrechtelijke misdrijven (art. 1bis) - Veroordeling faillissementsmisdrijven (art. 492bis Sw.) o Strafrechter moet zich uitspreken over beroepsverbod o Beroepsverbod: persoonlijke handel of bestuur - Duur: max. 10 jaar
22
Snap ik niet
74 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
6.3.3. Algeheel beroepsverbod bij “schandelijk faillissement” (art. 3bis) - Bij kennelijk grove fout die bijgedragen heeft tot faillissement - Beroepsverbod: persoonlijke handel of bestuur o Idem als bij strafveroordeling o Door Rb. Kh. - Voor o Leden van bestuursorganen toezichtsorganen o Feitelijke bestuurder - Duur: max. 10 jaar 6.3.4. Beroepsverbod buiten de faillissementscontext - Wegens bepaalde misdrijven: opgesomd in art. 1 o Als bijkomende straf o Door strafrechter - Beroepsverbod: bestuur o persoonlijke handel - Max.: 10 jaar 6.4. Bijzondere verbodsbepalingen - Bestuurs- of vertegenwoordigingsbevoegdheden bij kredietinstellingen (art. 19 W. 22/3/1993) o Veroordeelden in functie mits toelating voor Commissie voor Bank- en Financiewezen - Bestuurs- of vertegenwoordigingsbevoegdheden bij verzekeringsondernemingen (art. 60 W. 9/7/1975) - Benoeming tot rechter in handelszaken (art. 205 Ger.W.) o Wel: in eer herstelde en verschoonde gefailleerde 6.5. Strafsancties in de context van het faillissement - Opsomming (art. 489-489ter Sw.) o Niet-tijdig aangeven faillissement o Overmatig aangaan van schulden o SE ten nadele van boedel hebben bevoordeeld, met oog tot uitstellen faillissement o Verduistering of verberging activa o Doen verdwijnen van (deel van) de boeken - Strafvervolging los van faillissementsprocedure o Strafrechter beoordeelt autonoom faillissementssituatie Maar faillissement in kracht van gewijsde kan niet betwist worden - Bij vervolging: curator en rechter-commissaris wordt geïnformeerd (art. 61 FW)
75 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
6.6. Bijzonder misdrijf in vennootschapszaken (art. 492bis Sw.) - Misbruik van goederen of krediet van vennootschap o Door alle bestuurders In rechte en in feite Vennootschappen en vzw’s o Met schade aan vennootschap of diens SE of vennoten - Vereist o Handelen met bedrieglijk opzet o Gebruik bevoordeelde hen (rechtstreeks of onrechtstreeks) persoonlijk in groepsverband
7. De administratie van het faillissement 7.1. De curator 7.1.1. Aanstelling - Benoeming bij faillissementsvonnis - Uit lijst van curators (art. 27 e.v. FW) o Enkel advocaten - Bij belangenconflict: curator ad hoc (art. 32 FW) o Curator meldt ev. banden met gefailleerde of SE’s o Curator ad hoc ook mogelijk op verzoek indien gefailleerde of SE benadeeld is bij verkoop van activa (art. 75, §3 FW) - Indien bijzondere bekwaamheid noodzakelijk: toegevoegd curator (art. 27, lid 4 FW) o Niet-advocaten 7.1.2. Vergoeding voor de curator - Bevoorrechte SV (art. 19, 1° Hyp.W.) o boedelschuld - Criteria voor ereloon o Belang/complexiteit opdracht o Niet uitsluitend % o.g.v. activa o Nadere bepaling barema’s bij KB - Vaststelling door Rb. Kh. bij sluiting faillissement - Voorschot mogelijk: max. ¾ van barema-vergoeding (art. 33, lid 3 FW) 7.1.3. Functie van de curator - Gerechtelijk mandataris: taken o Beheer van buitenbezitgestelde van het vermogen o Samenstelling en beheer van het vermogen o Vereffening en verdeling van het vermogen
76 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
- Vertegenwoordiger van de boedel o Geen eigenlijke vertegenwoordiger van gefailleerde of SE’s Kan wel handelingen stellen die hen toerekenbaar zijn o T.a.v alle SE’s23 individuele SE: afzonderlijk optreden tegen curator als bewindvoerder over boedel Als die optreedt geslaagde vordering voor individuele SE, niet voor boedel Vermijden Vb. aansprakelijkheidsvordering tegen kredietverlener of bestuurder Kredietverlener: schijn van solvabiliteit opgewekt Bestuurders: tekortkomingen die bijgedragen hebben tot faillissement Cass. 1981 (UNAC-arrest): exclusieve bevoegdheidvoor curator wanneer belangen van boedel moeten worden verdedigd curator kan optreden als 3e een nadeel heeft toegebracht aan gezamenlijke belangen van SE individuele SE’s: enkel vorderingsrecht voor persoonlijke schade Uitz. kennelijk grove fout bestuurders: concurrent vorderingsrecht (W. 4/11/2002) ratio: vermijden dat curator bestuurders niet AS stelt - Voorlopige voortzetting van handel door curator mogelijk (art. 47 FW) o Mits toestemming van rechtbank Moet handel niet stoppen in afwachting van deze beslissing o Wanneer dit de boedel ten goede komt 7.1.4. Aansprakelijkheid van de curator - Gemeen recht: professionele lasthebber (cf. art. 40 lid 2 FW) o “als goede huisvader” - Quasi-contractueel t.o.v. boedel - Extra-contractueel t.o.v. 3en (art. 1382 BW) 7.2. Rechter-commissaris - Aangeduid door Rb. Kh. - Taak o Toezicht op curator (art. 35 FW) Verslag aan Rb. bij betwistingen Voorzitter vergadering van SE’s (art. 79 FW) o Hulporgaan bij vereffening (art. 35, §1 FW) O.m. toelating voor bepaalde handelingen
23
Snap ik niet
77 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
7.3. Vergadering van SE’s (art. 76 FW) - Bijeenroeping door rechter-commissaris o Verplicht indien verzoek door SE’s die > 1/3 schulden vertegenwoordigen - Taken: o Curator belasten met verkoop (deel van) boedel tegen vaste prijs Ratio: nodeloze vertragingen tegengaan o Verslag van curator te aanhoren - Sluiting vereffening o Bespreking rekeningen faillissement o Kwijting curator o Advies verschoonbaarheid gefailleerde (art. 79, lid 2 FW) 7.4. Openbaar ministerie - Taken o Vordering faillietverklaring o Kennisname alle faillissements-verrichtingen (art. 36 FW) o Advies m.b.t. vorderingen t.g.v. faillissement - Geïnformeerd door rechter-commissaris - Illustreert OO-karakter van faillissementswetgeving 7.5. Rechtbank van koophandel - = uiteindelijke beslissingsinstantie 7.5.1. Territoriale bevoegdheid (art. 631, §1 Ger.W.) - Fysiek persoon: ‘hoofdvestiging’ o = commerciële woonplaats Hoofdkantoor waaruit zaken geleid worden en handel effectief gedreven wordt o Op dag van aangifte faillissement of dag van instellen van vordering o Idem in KBO o woonplaats - Rechtspersoon: ‘zetel’ o In beginsel: statutaire zetel Indien fictie: werkelijke zetel o Indien in meerdere staten vestigingen: maatschappelijke zetel = hoofdvestiging (werkelijke zetel) Gevolg: geen faillissement over bijkantoor als hoofdvestiging in buitenland is Tenzij hoofdvestiging in EU: ‘secundair faillissement’ mogelijk over bijkantoor Effecten beperkt tot goederen die in land van bijkantoor zijn - Verplaatsing hoofdvestiging of zetel: art. 631, §1, lid 1 Ger.W. o Indien verplaatsing < 1 jaar: rb. Kh. vorig rechtsgebied ook bevoegd
78 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
meerdere rb. bevoegd: eerst verzochte telt 7.5.2. Materiële bevoegdheid - In beginsel: alle vorderingen uit faillissement o Indien rechtstreeks ontstaan uit faillissement en oplossing in bijzonder recht is - 2 soorten geschillen o Rechtstreeks uit faillissement ontstaan Dus zonder faillissement niet voorgedaan Rb. Kh. o Die ook buiten faillissement hadden kunnen ontstaan Vb. schade van WN wegens beëindigen van arbeidsovereenkomst: arbeidsrechter Bepaling van rang van SV in boedel: faillissementsrechter gewone rechter volgens gemeenrecht 7.5.3. Rechtsmiddelen - Vonnis uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut - Verzet, derdenverzet en beroep: beperkt (art. 14, lid 2 en 3 FW) o Bij hoogdringendheid afgehandeld
8. Het verloop van de faillissementsprocedure - Schema: zie syllabus p. 211 8.1. Voorbereidende handelingen - Betekening van het vonnis o Aan gefailleerde - Ambtsaanvaarding (en eedaflegging) door de curator o Door ondertekenen van PV van aanstelling (art. 40 FW) o Eed enkel indien nieuw opgenomen op lijst van curatoren - Plaatsopneming (art. 11 FW) – Inventarisatie (art. 42 FW) o Plaatsopneming: door rechter-commissaris en curator o Inventarisatie Door curator, onder toezicht van rechter-commissaris Belang Nagaan of er nog activa weggemaakt zijn Nagaan of vervroegde afsluiting van faillissement niet nodig zijn o Jaarlijks verslag door curator Betreffende toestand van faillissement - Verificatie van de balans o Boekhouding vaststellen en afsluiten o Eventueel zelf een balans opstellen
79 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
o Bijstand door accountant mogelijk Kosten In beginsel: voor boedel Indien geen balans was of ernstige correcties nodig waren: voor bestuurder - Verzegeling (art. 41 FW) o Door rechter-commissaris Verzoek van curator o Niet voor persoonlijke bezittingen en huisraad (art. 48 FW) - Verzoek tot kosteloze rechtspleging o Als overblijvende boedel niet volstaat voor kosten van faillissement o Gevolg: gefailleerde moet kosten niet zelf dragen - Openen van een faillissementdossier o Ter griffie Inzage door elke belanghebbende mogelijk o Inhoud: art. 39 FW 8.2. Beheer van de boedel - Samenstelling boedel: blijkt uit inventaris o Activa o Passiva 8.2.1. Ten aanzien van de activa - Vorderingen o Opsporen en innen van activa (art. 51 FW) O.a. SV’en o Ev. sluiten van dading (art. 76, §1 FW) o Ev. overdracht à forfait: alle vorderingen tegen contante prijs - Verkoop van de bederfbare koopwaar (art. 49 FW) o Vereist: Spoedig bederf of snelle waardevermindering Kosten van behoud disproportioneel o Na machtiging rechter-commissaris - Liggende gelden o In beginsel: bij Deposito- en Consignatiekas Enkel beperkt bedrag bij banken Voorlopende verrichtingen Rechter-commissaris bepaalt maximumbedrag - Ev. voorlopige voortzetting van de handel (art. 47) o Door beslissing van rechtbank Curator kan handel voortzetten in afwachting van beslissing
80 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
o Belangen van SE in acht nemen - Ev. overdracht van de gehele onderneming o Enkel m.b.t. activa en lopende overeenkomsten schulden in faillissementsboedel (art. 75, §4 FW) 8.2.2. Vaststelling passiva - Aangifte van SV’en o Door SE o Inhoud: art. 63 FW o Binnen 30d. na faillissementsverklaring Laattijdig: uitsluiting Wel bij latere verdelingen mogelijk Verjaring: 3 jaar (art. 72 FW) - Verificatie van SV’en (art. 64 e.v.) o Vergelijking: voorgelegde titel van SV en vermelding in boekhouding Betwiste vordering: afzonderlijk vermelden o Eerste PV van verificatie: neerlegging tussen 5 en 30d. na indiening schuldvorderingen (art. 11, lid 2 FW) Vervolgens: om de 4 maanden een aanvullend PV Vermelding van bezwaren van SE en gefailleerde - Betwiste vorderingen o Beslechting door Rb.Kh. o Onderscheid Betwistingen over bestaan en omvang van de vordering Verwezen naar bevoegde rechtbank die uitspraak doet Opname in het passief en rangregeling Door Rb. Kh. Toepassingsgevallen Niet-tegenstelbaarheid tijdens verdachte periode (art. 17 e.v. FW) Toelating van betwiste vordering tot passief van boedel Betwistingen over bevoorrechte aard Betwisting i.v.m. schuldvergelijking Mogelijkheid tot horen (art. 70 FW) - Bijzondere vereffeningsprocedures o Pandhoudende en bijzonder bevoorrechte SE Pandhoudende SE In pand gegeven goederen kunnen worden verkocht op initiatief van SE O.a. in pand gegeven roerend goed, in pand gegeven handelszaak Opschorting middelen tenuitvoerlegging tot eerste verificatiePV
81 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
Uitz. Wet Financiële Zekerheden24 Inlossen pand mogelijk indien curator schuld betaalt (art. 88 FW) Opbrengst uit verkoop Deel van vordering naar SE Saldo in boedel Bijzonder bevoorrechte SE Voorrecht van verhuurder: sterker beschermd Kan voorrecht onverwijld verder doen gelden Ratio: activa verdwijnen snel als huurder verhuist o Hypothecaire SE’s (art. 100 FW) In beginsel: curator verkoopt gehypothekeerd onroerend goed Indien beslag eerder overgeschreven dan faillissementsvonnis Enkel mits machtiging van rechtbank Gunstpositie voor eerst ingeschreven hyp. SE Kan goed doen verkopen Na eerste verificatiePV Ev. uitstel met 1 jaar op verzoek van curator o T.a.v. lopende overeenkomsten Curator moet beslissen: voortzetten of stopzetten Indien geen stelling geacht ontbonden (art. 46 FW) Bijzonder geval: m.b.t. personeel Curator moet deze opzeggen schorsen of beëindigen Vergoeding door Boedel, of indien ontoereikend Fonds voor sluiting van ondernemingen 8.3. Einde van de faillissementsprocedure - Vereffening (art. 75 FW) o Vanaf dat alle vorderingen bepaald zijn o Bepaling vereffeningswijze o Verkoop van alle goederen van gefailleerde Ev. aanstelling curator ad hoc In kortgeding Op verzoek van gefailleerde of SE die zich benadeeld voelt - Verdeling (art. 99 FW) o Uitdeling aan SE Op bevel van rechter-commissaris 24
Niet in boek, snap ik niet
82 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
o Ev. reserveren van geldsommen Indien bepaalde SV nog niet beslecht zijn - Sluiting procedure (art. 79 FW) o Vergadering van SE’s: bijeenroepen van gefailleerde en SE’s Door curator o Afsluiten procedure door rechtbank Ev. positief saldo naar gefailleerde - Advies over verschoonbaarheid o Door SE’s op vergadering van SE’s o Over natuurlijke persoon o Beslissing door rechtbank o Belang: Doet schulden van gefailleerde teniet (art. 82, lid 1 FW) Anders: AS voor onbetaalde deel van faillissementsschulden Beroepsverbod - Sluiting van het faillissement o Sluiting van het faillissement volgens de reguliere procedure (art. 80 FW) Enkele patrimoniaal belangrijke beslissingen Goedkeuring faillissementsrekening Duiden boedel en uitdeling bij vereffening aan Ev. beslechting van betwistingen rond rekeningen Beslissing over verschoonbaarheid Volgens - advies SE’s - omstandigheden van faillissement - verklaring van curator - verklaring van gefailleerde Gevolg: einde opdracht van curator Kwijting van zijn AS o Sumiere rechtspleging tot sluiting van het faillissement (art. 73 FW) onmiddellijke sluiting Zonder vereffening en uitdeling aan SE Vereist: actief te klein dat zelfs proceskosten niet gedragen kunnen worden Beslissing door Rb. Kh. Ambtshalve of op verzoek van curator Gevolgen: SE’s herwinnen individuele vervolgingsrechten Tenzij verschoonbaarheid Bijzonder geval: werknemers Curator moet nodige doen om wettelijk bescheiden uit te delen O.a. werkloosheidsvergoeding
83 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
Later opduiken van activa in consignatie geven in Deposito- en Consignatiekas Lasthebber ad hoc aanstellen: verkoop van activa en uitdelen gelden ≠ heropening faillissementsprocedure
9. Gevolgen van de sluiting van het faillissement – de verschoonbaarheid 9.1. Algemeen: humanisering door de Faillissementswet 1997 - Voor 1997: overige saldo van SV nog verhaalbaar op gefailleerde - Sinds 1997: principe van “verschoonbaarheid” o Kritiek op Faillissementswet 1997 Regeling inzake verschoonbaarheid op rechtspersonen Gevolgen van verschoonbaarheid voor borgen of medeschuldenaren van gefailleerde Gefailleerde bevrijd borgen en mede schuldenaren niet Enkele strijdigheden verklaard door Arbitragehof o Gevolg: reparatiewet van 4 september 2002 9.2. De Reparatiewet van 4 september 2002 - Verschoonbaarheid o = moraliteitsbeoordeling gefailleerde 9.2.1. Toepassingsgebied van de verschoonbaarheidsregeling: onderscheid tussen natuurlijke en rechtspersonen - Natuurlijke persoon: enkel deze kan verschoonbaar verklaard worden - Gefailleerde rechtspersoon o Automatisch ontbonden vanaf sluiting van faillissement Vroeger: enkel wanneer niet-verschoonbaar Gevolg: verschoonbaar verklaarde RP is fiscaal zeer aantrekkelijk voor overnemer Gevolg: SE geen verhaal meer Tenzij nieuwe activa: in consignatie geven (supra) Tenzij borgen of medeschuldenaren Verhaal blijft mogelijk - Arbitragehof: geen schending gelijkheidsbeginsel o Wel in combinatie met regeling voor borg uit vrijgevigheid (infra) 9.2.2. Grondvoorwaarden voor verschoonbaarheid - Vereist: “ongelukkig en te goeder trouw” o Wordt vermoed Maar onverschoonbaarheid mogelijk in geval van gewichtige redenen - 2 situaties tot verschoonbaarverklaring (uit parlementaire voorbereidingen) o Gefailleerde is slachtoffer van omstandigheden onafhankelijk van zijn wil
84 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
o Gefailleerde biedt garantie om in toekomst betrouwbare wederpartij in het economisch verkeer te zijn - Van rechtswege niet verschoonbaar: bepaalde veroordeelden (art. 81, 2°) o Arbitragehof: schending gelijkheidsbeginsel Wegens Automatisme Geen tijdsbeperking veroordeling vernietigd 9.2.3. Gevolgen van de verschoonbaarheid voor de gefailleerde - Schulden van gefailleerde gaan teniet o Vrijwillige betaling is terugvorderbaar o FW ’97: schulden blijven bestaan, maar kan niet meer vervolgd worden - 2 categorieën SV blijven o Onderhoudsschulden van ex-gefailleerde Vb. t.a.v. echtgenoot en kinderen o Schulden uit schadevergoedingen voor overlijden of lichamelijke schade van een ander waaraan de ex-gefailleerde schuld heeft materiële schade uit OD 9.2.4. Gevolgen van de verschoonbaarverklaring voor de borgen en medeschuldenaars van de gefailleerde - FW ’97: geen gevolgen o Arbitragehof: schending gelijkheidsbeginsel - W. 4/11/2002: o Bevrijdend voor natuurlijke persoon die zich kosteloos borg heeft gesteld echtgenoot van gefailleerde die zich persoonlijk AS heeft gesteld o Arbitragehof: ongeoorloofd onderscheid tussen borg voor natuurlijke en voor rechtspersoon o Gevolg: vernietiging art. 81-82 FW, met behoud effecten tot 31 juli 2005 - W. 20/06/2005: infra 9.3. De jurisprudentie van het Arbitragehof na de Wet van 4 september 2002 - Invloed van arresten op W. 4/11/2002 (supra en syllabus p. 227-230) o Automatische onverschoonbaarheid bij bepaalde strafrechterlijke veroordeling o Gevolgen van de verschoonbaarheid voor de echtgenoot o Gevolgen van de verschoonbaarheid voor de borg-natuurlijke persoon
85 Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement
Door Brecht Warnez
9.4. De wet van 20 juli 2005 9.4.1. Verschoonbaarheidsverklaring voor afsluiting faillissment - Op vraag van gefailleerde - Vanaf 6 maand na faillissementsvonnis (art. 80, lid 5 FW) 9.4.2. Gevolgen van de verschoonbaarverklaring voor de borgen - Lot van steller van persoonlijke zekerheid losgekoppeld van verschoonbaarheidsverklaring - Bevrijding: vereist o Natuurlijke persoon o Verschaffing van persoonlijke zekerheid Niet alleen borgtocht Vb. ook autonome garantie zakelijke zekerheid Vb. kostenloze hypotheek toestaan o Ten kosteloze titel o Ten gunste van gefailleerde Ongeacht natuurlijke of rechtspersoon - Gefailleerde met zo’n gewaarborgde schuld: melding aan curator doen o Bij aangifte SV of 6 maand na vonnis van faillietverklaring Anders: zekerheidsverschaffer is bevrijd (art. 63, lid 2 FW) - Zekerheidsverschaffer moet zelf aanvraag doen bij rechtbank o D.m.v. verklaring ter griffie o Staven met nodige stukken o Niet indien: SE vergat melding te doen van persoonlijke zekerheid Want wet geeft dan bevrijdende werking voor zekerheidsverschaffer - Rechtbank spreekt zich uit over bevrijding (art. 80, lid 6 FW) o Criterium: wanverhouding tussen Zekerheid Vermogenssituatie (vermogen en inkomsten) van zekerheidssteller Op ogenblik van verklaring in faillissementsprocedure o Mogelijkheden Volledige bevrijding Reducering tot proportionele omvang o Uitz. zekerheidsverschaffer heeft zich bedrieglijk onvermogend gemaakt geen bevrijding - Uiteenlopende rechtspraak: positie van bestuurder/zaakvoerder van failliete vennootschap die persoonlijke zekerheid heeft gesteld o Meerderheidsvisie: ‘kosteloos’ ruim interpreteren = geen enkel economisch voordeel uit borgtocht halen
86 Wet Landverzekeringsovereenkomsten
Door Brecht Warnez
Gevolg: bestuurder/zaakvoerder kan nooit kosteloos borgstellen Idem: aandeelhouder o Minderheidsvisie: ‘kosteloos’ niet strikt interpreteren Vergoeding van bestuurder/zaakvoerder vindt geen oorzaak in borgstelling o Hof van Cassatie: volgt meerderheidsvisie Stelt wel niet dat bestuurder/zaakvoerder nooit kosteloos kan borgstellen Feitenrechter moet uit omstandigheden opmaken - Opm.: GWH 2010: ongelijkheid tussen persoonlijke zekerheidssteller en echtgenoot van persoonlijk gebonden gefailleerde
Titel III. Wet Landverzekeringsovereenkomsten Gastcollege (geen syllabus)
Inleiding - Land- en Zee verzekeringsovereenkomsten o Zeeverzekering Wetboek van koophandel (Boek II) o Landverzekering Artikel 1964 B.W. (1804) Het verzekeringscontract wordt door het zeerecht geregeld W.Kh., Boek I, Titel X « de verzekering » (1874) Wet 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst (WLVO) - Algemene bepalingen van WLVO o Bepalingen van toepassing op alle overeenkomsten o Bepalingen van toepassing op indemnitaire verzekeringen o Bepalingen van toepassing op forfaitaire verzekeringen
87 Wet Landverzekeringsovereenkomsten
Door Brecht Warnez
- Schema
Titel I: Algemeen 1. Inleidende bepalingen (art. 1-3) - Definities (art. 1) o Verzekeringsovereenkomst (art. 1.A.) Juridische begripsbepaling “een overeenkomst waarbij een van de partijen, de verzekeraar, zich verbindt om, tegen betaling van een vaste of veranderlijke premie, aan de andere partij, de verzekerde of begunstigde, een som te betalen, wanneer zich een onzekere gebeurtenis voordoet waarbij verzekerde/begunstigde belang heeft dat die zich niet voordoet.” Belangrijk Economische begripsbepaling Spreiding Van in geld waardeerbare risico’s van enkelingen Over groepen van personen Berekend volgens statistiek Economische vs. juridische begripsbepaling Discussie: VZ-techniek (statistiek) wezenlijk kenmerk van VZ-contract?
88 Wet Landverzekeringsovereenkomsten
o
o
o o
Door Brecht Warnez
Ja, dan is juridische definitie onvolledig Nee, dan is juridische definitie te ruim Gemeenschappelijk: risico (infra) Civielrechtelijke kenmerken Synallagmatisch: wederzijdse verbintenissen Consensueel Intuitu personae Aleatoir ? Kanscontract (art. 1964 B.W.) = “wederkerige overeenkomst, waarvan de gevolgen, met betrekking tot winst en verlies, hetzij voor alle partijen, hetzij voor één of meer van hen, van een onzekere gebeurtenis afhangen” Verzekeringscontract Kanscontract volgens BW (van dien aard zijn) Evolutie in de rechtspraak en doctrine met betrekking tot bepaalde levensverzekeringen (kwalificatie) Verzekerbaar risico = een onzekere en mogelijke gebeurtenis waarvan verwezenlijking buiten wil van de V’nemer, de V’de of de begunstigde valt. Onzekere gebeurtenis Ontstaan is onzeker Vb. brand Tijdstip is onzeker Vb. overlijden) Mogelijke gebeurtenis Risico reeds bestaat of reeds verzekerd nietige verzekering Buiten de wil van de V’de ≠ schadeverwekkende handelingen zijn niet verzekerbaar Vereist: toeval blijft Geen opzet Verzekerde (art. 1.B.) Bij schadeverzekering: “degene die door de verzekering is gedekt tegen vermogensschade” Zaak- en aansprakelijkheidsverzekering Bij persoonsverzekering: “degene in wiens persoon het risico van het zich voordoen van het verzekerde voorval gelegen is” Begunstigde (art. 1.C.): “degene in wiens voordeel de verzekeringsprestaties bedongen zijn” Verzekeraar (geen wettelijke definitie) Professioneel of niet? Verzekeringstechniek (statistiek) of niet?
89 Wet Landverzekeringsovereenkomsten
Door Brecht Warnez
o Verzekeringnemer (geen wettelijke definitie) = hij die de verzekeringsovereenkomst onderschrijft o Benadeelde (art. 1.D.) = “in een aansprakelijkheidsverzekering, degene aan wie schade is toegebracht waarvoor de verzekerde aansprakelijk is” Geen contractspartij: Titularis van een directe vordering (art. 86 WLVO) Belangrijke afwijking van relativiteit der overeenkomsten Art. 1165 BW o Indeling o.g.v. prestatie van V’aar Indemnitaire verzekering (art. 1.I.) = “verzekering tot vergoeding van schade” “de prestatie leveren die nodig is om schade die de verzekerde geleden heeft of waarvoor hij aansprakelijk is, geheel of gedeeltelijk vergoeden” Forfaitaire verzekering (art. 1.J.) = “verzekering tot uitkering van een vast bedrag” “de prestatie is niet afhankelijk van de omvang van schade” o Indeling o.g.v. verzekerde risico Schadeverzekering (art. 1.G.): “prestatie afhankelijk van onzeker voorval dat schade veroorzaakt aan iemands vermogen” Zaakverzekering Vb. brand-, natuurrampen- en kredietverzekering) Aansprakelijkheidsverzekering Persoonsverzekering (art. 1.H.): “prestatie afhankelijk van onzeker voorval dat iemands leven, fysieke integriteit aantast” o Premie (art. 1.E.) o Verzekeringsprestatie (art. 1.F.) o Risico: de onzekere gebeurtenis waaruit het schadegeval ontstaat o Verzekerbaar belang: het belang van de verzekerde of begunstigde dat het verzekerd risico (het schadegeval) zich niet voordoet - Toepassingsgebied (art. 2) o Niet de zeeverzekeringen W.Kh. – Boek II o Uitdrukkelijk niet van toepassing: Herverzekering (art. 2, §1) Transportverzekering (art. 2, §1) Sommige kredietverzekeringen (art. 72) o Alle landverzekeringen voor zover er niet door bijzondere wetten wordt van afgeweken (art. 2, §1) WAM (1989) Wet Arbeidsongevallen (1971) - Dwingende regels (art. 3)
90 Wet Landverzekeringsovereenkomsten
Door Brecht Warnez
o Tenzij in wet staat dat afwijking mogelijk is bepalingen ten voordele van de verzekeraar als ten voordele van verzekeringnemer o Sommige bepalingen van OO Vb. art. 8
2. Alle verzekeringsovereenkomsten (art. 4-36) - Totstandkoming (art. 4) o Gemeenrechtelijke vereisten Toestemming Bekwaamheid Bepaald voorwerp Geoorloofde oorzaak Vb. aansprakelijkheid voor lekkende stookolietank geplaatst in strijd met milieureglementering ongeoorloofd Vb. brandverzekering voor illegaal gebouwde bungalow ongeoorloofd o Documenten voor de pre-contractuele fase (art. 4, § 1 en 2) Verzekeringsvoorstel (art. 1.L) : niet-bindend Verzekeringsaanvraag (art. 1.K) : bindend Voorafgetekende polis (art. 1.M) : bindend o Contracteren op afstand (art. 4, §2bis) - Bewijs en inhoud (art. 10) o Bewijs door geschrift (art. 10, §1) Ook beneden een waarde van € 375 art. 1341 BW Ook wanneer het een handelsverbintenis betreft o Minimuminhoud (art. 10, §2) Datum en duur Naam verzekeringsnemer / verzekerde / begunstigde / verzekeraar / verzekeringstussenpersoon Gedekte risico’s Premie Productspecifieke reglementering o Niet van toepassing voor 3en - Verplichtingen van de verzekeringnemer o Mededelingsplicht: opgave van het risico (precontractueel) (art. 5) “alle aan de verzekeringnemer bekende omstandigheden meedelen die van invloed kunnen zijn op de beoordeling van het risico door de verzekeraar” Spontane en volledige mededeling Maar redelijkheidstest o Opzettelijk verzwijgen of opzettenlijk onjuist meedelen van gegevens (art. 6)
91 Wet Landverzekeringsovereenkomsten
o
o
o
o
Door Brecht Warnez
Bewijslast: bij V’aar Misleidt te zijn Opzet Sanctie: nietigheid Geen onderscheid hoofdbedrog/incidenteel bedrog Premies blijven behouden Onopzettelijk verzwijgen of onopzettelijk onjuist meedelen van gegevens (art. 7) Sanctie: nietigheid Voorstel van V’aar tot wijziging Indien weigering: opzegging mogelijk Opzeggen indien V’aar nooit gecontracteerd zou hebben Ontdekking bij schadegeval Verwijtbaar: verhoudingsgewijze prestatie Niet verwijtbaar: volle prestatie Betaling van de premie (art. 13) Door verzekeringnemer Aan verzekeraar Ev. aan 3e De premie is een haalschuld Art. 1247 BW is van toepassing Verplichting vervaldagbericht sturen Niet-betaling van premie (art. 14) Schorsing van de dekking, of schadegevallen in deze periode niet gedekt ook niet na achteraf betalen van premie na het verstrijken van een wachttermijn verzekeringsovereenkomst blijft bestaan onderscheid schorsing/ENAC Opzegging van de overeenkomst indien in gebreke gesteld (art. 15) verplichte vermeldingen geen uitdrukkelijk ontbindend beding (1184 B.W.) Aangifte van risicoverzwaring (art. 26) = “elke aanmerkelijke en blijvende verzwaring van de kans dat het verzekerde voorval zich voordoet” Mededelingsplicht Behalve voor leven, ziekte, krediet Gevolgen Nieuw voorstel (aangepaste voorwaarden) Opzegging
92 Wet Landverzekeringsovereenkomsten
Door Brecht Warnez
o Voorkoming schade en beperkte nadelige gevolgen Beperking van de ontstane schade (art. 20) alle redelijke maatregelen gevolgen van het schadegeval beperken/voorkomen vermindering van prestatie (art. 21, lid 1) verval van recht (art. 21, lid 2) bij bedrieglijk opzet Voorkoming van het schadegeval kosten zijn in beginsel niet gedekt uitdrukkelijk opgelegde beveiligingskosten verval van recht (art. 11) o Melding van het schadegeval (art. 19) Zodra mogelijk, en in elk geval binnen de termijn bepaald in de overeenkomst (art. 19, §1, lid 1) Afzwakking van het principe: zo spoedig als redelijkerwijze mogelijk (art. 19, §1, lid 2) Sanctie (art. 21) vermindering van de verzekeringsprestatie (lid 1) effectief door de verzekeraar geleden schade verval van recht bij bedrieglijk opzet (lid 2) - Verplichtingen van de verzekeraar o Verzekeringsprestatie slechts bij verwezenlijking van het gedekte risico verbintenis onder opschortende voorwaarde (art. 1181 B.W.) o Bewijs door verzekerde schadegeval dekking (omvang zoals bepaald in de polis) afzwakking in sommige gevallen o Betaling via een verzekeringstussenpersoon Slechts bevrijdend bij werkelijke ontvangst door verzekerde (art. 13, lid 3) - Dekking – uitgesloten risico’s – verval van prestatie o Beginsel: vrij bedongen omvang van de dekking o Contractuele uitsluitingsgronden Bewijs van dekking is door verzekerde te leveren De verzekerde (…) moet in de regel niet alleen het bewijs leveren van de schade maar ook van de gebeurtenissen die tot de schade hebben geleid, en moet bewijzen dat het opgetreden risico in het contract was voorzien en er niet door uitgesloten was (Cass., 17/11/2005) o Prestatieverval Bewijs van prestatieverval (contractuele fout van de verzekerde) te leveren door verzekeraar o Van dekking uitgesloten risico’s
93 Wet Landverzekeringsovereenkomsten
Door Brecht Warnez
Contractueel uitgesloten risico’s Wettelijk uitgesloten risico’s (bevrijdingsgronden) Opzet/grove schuld (art. 8) Oorlog (art. 9) o Opzet (art. 8) = daad waarvan de gevolgen bewust gewild zijn onzekere gebeurtenis Bewijslast: V’aar V’aar moet niet dekken o Grove schuld (art. 8) = schuld waarvan de gevolgen niet gewild zijn, maar die wijst op een onvoorzichtigheid of nalatigheid van die aard dat de verzekerde er zich bewust van was of had moeten zijn Onderscheid Objectief element (risicoverzwaring) Subjectief element (wist/behoorde te weten) Beginsel: dekking van de schade veroorzaakt door grove schuld Wet 1874: gelijkstelling met opzettelijke fout Tenzij uitdrukkelijk en beperkend in overeenkomst bepaald Beperkende lijst op te stellen door de Koning - Oorlog, gelijkaardige feiten en burgeroorlog (art. 9) o Beginsel: niet gedekt Vallen buiten de statistische wetten Uitsluiting geldt niet in arbeidsongevallenverzekering o Andersluidend beding Mogelijk onderscheid tussen rechtstreekse en onrechtstreekse oorlogsschade - Duur, verlenging en einde van de overeenkomst (art. 30) o Duur: ≤ 1 jaar vroeger: geen beperking o Uitzonderingen Ziektekosten Levensverzekering o Stilzwijgende verlenging behoudens schriftelijk verzet ten minste drie maanden voor de vervaldag - Eenzijdige wijziging van de premie/polisvoorwaarden o Aankondiging van premiewijziging door verzekeraar Vier maanden vooraf Verzekeringnemer kan aanvaarden of opzeggen o Aankondiging van nieuwe polisvoorwaarden door verzekeraar Geldt als verzet tegen stilzwijgende verlenging
94 Wet Landverzekeringsovereenkomsten
Door Brecht Warnez
Verzekeringnemer kan aanvaarden - Einde van de overeenkomst o Verstrijken van de conventionele duur o Nietigheid Gemeenrechtelijk Afwezigheid verzekerbaar belang (art. 37 & 48) Niet-bestaan van risico (art. 24) Opzettelijk verzwijgen of opzettelijk onjuist meedelen van gegevens (art. 6) Niet-gemachtigde onderneming (art. 3, §3 Wet 9 juli 1975) o Verval van de overeenkomst Door wegvallen van voorwerp of oorzaak ≠ verval van dekking/dekkingsweigering Onderscheid nietigheid: ex tunc verval: ex nunc tegenwerpelijkheid t.a.v. benadeelde (art. 86 – 87) o Beëindiging In gemeen overleg Eenzijdig Door V’aar Onopzettelijke verzwijging of onjuist meedelen van gegevens (art. 7) Verzwaring van risico (art. 26) Niet-betaling van premie (art. 14-15-16) Na schadegeval (art. 31) Door V’nemer Vermindering van risico (art. 25) Na schadegeval (art. 31)
3. Indemnitaire verzekeringen (art. 37-47) - Definitie: de prestatie van de verzekeraar beoogt een schade te vergoeden - Verzekerbaar belang (art. 37) o Algemeen (art. 1A) “..waarbij, naargelang van het geval, de verzekerde of de begunstigde belang heeft dat die zich niet voordoet” o Indemnitaire verzekeringen (art. 37) “een in geld waardeerbaar belang bij het behoud van de zaak of bij de gaafheid van het vermogen” o Te beoordelen in hoofde van V’de o Hoeft niet bepaalbaar te zijn - Omvang: indemnitair beginsel (art. 40)
95 Wet Landverzekeringsovereenkomsten
Door Brecht Warnez
o = de verzekerde mag zich niet verrijken o Geleden schade (art. 39, lid 1) + ev. verlies van gebruik en gederfde winst (art. 39, lid 2) o Schade niet uitsluitend gemeenrechtelijk te begroten: ook nieuwwaarde, herstellingswaarde, vervangingswaarde - Samenloop of pluraliteit (art. 45) o Vereist Pluraliteit van verzekeringen Meerdere verzekeraars Dezelfde verzekerde belangen Identieke risico’s Gelijktijdigheid o Elke verzekeraar kan worden aangesproken (art. 45, §1) vroeger: oudste polis (Art. 12 W.1874) o Verdeling van de schadelast (art. 45, §2) Bepaalbare waarde: omslag naar evenredigheid Gebouw verzekerd tegen brand in nieuwwaarde Bij A voor 20.000 Bij B voor 30.000 Schade bedraagt 1.500 in nieuwwaarde B betaalt 1.500 B vordert van A: 1.500 x 2/5 = 600 Onbepaalbare waarde: aanrekening tot het hoogste gemeenschappelijk bedrag, overschot op dezelfde wijze Geneesheer is verzekerd voor professionele fout, bij 4 verschillende V’aars A voor 11.000 B voor 5.000 C voor bedragen boven B tot 15.000 D voor bedragen boven B tot 8.000 Schade bedraagt 34.000 euro Eerste schijf van de schade 5.000 ten laste van A en B (samen 10.000) Tweede schijf van de schade 6.000 ten laste van A, C en D (samen 18.000) Derde schijf van de schade 2.000 ten laste van C en D (samen 4.000) Vierde schijf van de schade ten laste van C (2.000) - Indeplaatsstelling van V’aar (subrogatie) (art. 41) o In rechten van V’de of begunstigde o Tegen aansprakelijke derde Quid aansprakelijkheidsverzekering? o Beperkt
96 Wet Landverzekeringsovereenkomsten
Door Brecht Warnez
Tot uitkering Tot AS van 3en o Gedeeltelijke vergoeding van V’de (art. 41, lid 3) Ander deel van vergoeding aan V’de boven recht van in de plaatsgestelde V’aar - Over/onderverzekering (art. 42-44) o Onderverzekering: verzekerd bedrag < verzekerbare waarde (art. 44) Vereist: bepaalbare verzekerbare waarde Niet verboden toepassing evenredigheidsbeginsel o Oververzekering Verboden want verrijking Verzekerbare waarde: limiet is indemniteitsbeginsel Bepaalbaar/onbepaalbaar Te goeder trouw: recht op vermindering (art. 42) Te kwader trouw: nietigheid met behoud van premies (art. 43) - Verzekering ten behoeve van derden (art. 38) o Art. 1119 BW en art. 38 WLVO o Verzekerd belang in hoofde van V’de o Talrijke toepassingsgevallen Arbeidsongevallen: WG t.b.v. van zijn personeelsleden Ongevalsverzekering/bankrekening: bank ten behoeve van zijn rekeninghouders WAM: AS eigenaar en houder of bestuurder o Excepties van VZ-overeenkomst: tegenstelbaar aan V’de o Juridische kwalificatie: beding t.b.v. 3en (art. 1121 BW)
4. Forfaitaire verzekeringen (art. 48-50) - Verzekerbaar belang (art. 48) o Beoordeling in hoofde van de begunstigde o Ook moreel belang o Vemoeden van belang bij instemming van V’de - Regels uit het indemnitair karakter van de VZ: geen toepassing o Geen indeplaatsstelling o Geen vermindering bij samenloop o Geen oververzekering/onderverzekering
Titel II: Schadeverzekeringen 1. Algemeen (art. 51-52) 2. Zaakverzekeringen (art. 53-76)
97 Wet Landverzekeringsovereenkomsten
Door Brecht Warnez
3. Aansprakelijkheidsverzekeringen (art. 77-89) - Eigen recht van de benadeelde tegen de V’aar (art. 86, lid 1) o Rechtstreekse vordering (uitzondering op 1165 BW) - Ratio legis o Tegenwerpelijke excepties, vrijstellingen, nietigheid, verval van recht o Verplichte aansprakelijkheidsverzekeringen Excepties, vrijstellingen, nietigheid, verval van recht zijn niet tegenwerpelijk (art. 87, §1, lid 1) Vb. schorsing van dekking wegens niet-betaling van premie is niet-tegenwerpelijk Bescherming van slachtoffer Niet-bestaan of niet-uitwerking van overeenkomst kan worden tegengeworpen mits effectief geworden voor schadegeval (art. 87, §1, lid 2) Toepassingsgebied uitbreidbaar door Koning o Niet-verplichte aansprakelijkheidsverzekeringen Excepties, nietigheid en verval van recht voortvloeiend uit wet of overeenkomst kunnen worden tegengeworpen voor zover deze hun oorzaak vinden in een feit dat het schadegeval voorafgaat (art. 87, §2, lid 2) - Bestaan of draagwijdte van de overeenkomst is steeds tegenwerpbaar - Verhaalrecht van de V’aar
4. Rechtsbijstand (art. 90-93)
Titel III: Persoonsverzekeringen 1. Gemeenschappelijke bepalingen (art. 94-96) 2. Levensverzekeringen (art. 97-135) 3. Andere (art. 136-138) 4. Ziekteverzekeringsovereenkomsten (art. 138bis-1/11)
Titel IV: Slotbepalingen 1. Strafbepalingen (art. 139) 2. Toezicht CBFA (art. 140) 3. Uitvoeringsbesluiten (art. 141) 4. Overgangsbepalingen (art. 148) 5. Inwerkingtreding (art. 149)
98 Inhoudstafel
Door Brecht Warnez
Titel IV. Inhoudstafel Titel I. Algemeen handelsrecht .................................................................................................................................. 1 Hoofdstuk 1. Situering van het handelsrecht .............................................................................................................. 1 1. Inleiding – afbakeningsvragen .................................................................................................................................... 1 2. Handelsrecht – economisch recht .............................................................................................................................. 2 3. Handelsrecht – burgerlijk recht .................................................................................................................................. 2 4. Handelsrecht – consumentenrecht ............................................................................................................................ 3 5. Ontmanteling van het Wetboek van Koophandel ...................................................................................................... 3 Hoofdstuk 2. De leer van de daden van koophandel .................................................................................................. 4 1. Functie van de leer – toepassingsgebied.................................................................................................................... 4 2. De handelaar .............................................................................................................................................................. 4 2.1. Beroepsmatige aard ................................................................................................................................................ 4 2.2. Ondernemingsgewijze georganiseerde activiteit? .................................................................................................. 4 2.3. Objectieve en subjectieve daden van koophandel .................................................................................................. 5 2.4. Toerekening van de handelsactiviteit ...................................................................................................................... 5 2.5. Geheime/ongeoorloofde activiteit .......................................................................................................................... 6 3. De hoedanigheid van de handelaar: beoordeling bij rechtspersonen ....................................................................... 6 3.1. Burgerlijke en handelsvennootschappen ................................................................................................................ 6 3.2. Bijzondere illustratie: ‘oneigenlijke’ vzw’s en faillissement .................................................................................... 6 4. De handelsdaden (daden van koophandel)................................................................................................................ 7 4.1. Productieactiviteit ................................................................................................................................................... 7 4.1.1. De industriële productie ....................................................................................................................................... 7 4.1.2. De aanneming van openbare of particuliere werken ........................................................................................... 8 4.1.3. De ambachtelijke nijverheid ................................................................................................................................. 8 4.2. Distributieactiviteit .................................................................................................................................................. 8 4.2.1. De koop om te verkopen (de distributie-ondernemingen)................................................................................... 8 4.2.2. De leveringsondernemingen ................................................................................................................................. 9 4.2.3. De veilingen .......................................................................................................................................................... 9 4.3. Dienstverleningsactiviteit ........................................................................................................................................ 9 4.3.1. Het vervoer ........................................................................................................................................................... 9 4.3.2. De agentschappen en zakenkantoren ................................................................................................................ 10 4.3.3. De openbare schouwspelen ............................................................................................................................... 10 4.3.4. De bank-, financie- en verzekeringsbedrijvigheid ............................................................................................... 10 4.4. De intermediërende activiteit ............................................................................................................................... 11 5. De commercialiteit van de verbintenissen van niet-handelaars .............................................................................. 11 5.1. De handelingen ...................................................................................................................................................... 12 5.1.1. Alle verbintenissen uit order- en toonderpapieren ............................................................................................ 12 5.1.2. De aankoop van de handelszaak......................................................................................................................... 12 5.2. Toepasselijke regelen van handelsrecht ................................................................................................................ 13 5.2.1. Bevoegdheid van de Rechtbank van Koophandel............................................................................................... 13 5.2.2. Bewijs van de verbintenis ................................................................................................................................... 13 5.2.3. Pandrecht............................................................................................................................................................ 13 6. Uitoefening handelsactiviteit: bijzondere gevallen .................................................................................................. 13 6.1. Minderjarige (art. 6 W.Kh.) .................................................................................................................................... 13 6.2. Echtgenoot (art. 10 W.Kh.) .................................................................................................................................... 14 6.3. Gevolgen van een beroepsverbod (KB nr. 22, 24 oktober 1934) .......................................................................... 14
99 Inhoudstafel
Door Brecht Warnez
Hoofdstuk 3. Aan het statuut van handelaar verbonden gevolgen.......................................................................... 15 1. Algemeen vermoeden van commercialiteit ............................................................................................................. 15 1.1. Draagwijdte van het vermoeden ........................................................................................................................... 15 1.2. Het vermoeden van commercialiteit ..................................................................................................................... 15 2. Publiciteitsverplichtingen ......................................................................................................................................... 15 2.1. De Kruispuntbank Ondernemingen en het Handelsregister (Wet 16 januari 2003) ............................................. 16 2.1.1. Van Handelsregister naar Kruispuntbank Ondernemingen ................................................................................ 16 2.1.2. Organisatie en werking van de Kruispuntbank Ondernemingen: algemeen ...................................................... 16 2.1.3. De handelaar en de Kruispuntbank: inschrijving bij de Kruispuntbank en in het Handelsregister ..................... 17 2.1.4. De inschrijving: vermeldingen ............................................................................................................................ 18 2.1.5. Gevolg van de inschrijving .................................................................................................................................. 19 2.1.5.1. Vermoeden van bezit van ondernemersvaardigheden.................................................................................... 19 2.1.5.2. Vermoeden van hoedanigheid van handelaar ................................................................................................. 19 2.1.6. De publiciteitswerking ........................................................................................................................................ 19 2.1.7. Wijzigingen en doorhaling .................................................................................................................................. 20 2.1.8. Sanctieregeling.................................................................................................................................................... 20 2.1.9. Betekenis van de Kruispuntbank ........................................................................................................................ 21 2.2. Het Ambachtsregister ............................................................................................................................................ 21 2.3. Het vennootschapsdossier .................................................................................................................................... 21 2.4. De bekendmaking van het huwelijksgoederenstelsel en van wijzigingen terzake bekwaamheid van handelaars21 3. Soepeler bewijsregelen ............................................................................................................................................ 22 3.1. Overzicht................................................................................................................................................................ 22 3.2. Wettelijke regeling: de bewijsvrijheid ................................................................................................................... 22 3.2.1. Het principe ........................................................................................................................................................ 22 3.2.2. Toepassingsgebied .............................................................................................................................................. 22 3.2.3. Bewijsregeling inzake “gemengde” handelingen................................................................................................ 23 3.2.4. Uitzonderingen ................................................................................................................................................... 23 3.3. Bijzondere commerciële bewijsmiddelen.............................................................................................................. 23 3.3.1. De boekhouding .................................................................................................................................................. 23 3.3.1.1. Bewijskracht tegen de boekende handelaar.................................................................................................... 23 3.3.1.2. Bewijskracht in hoofde van de eisende handelaar .......................................................................................... 23 3.3.1.3. Procedure ......................................................................................................................................................... 24 3.3.2. De factuur ........................................................................................................................................................... 24 3.3.2.1. Bewijskracht van de factuur............................................................................................................................. 25 3.3.2.1.1. Bewijs tegen de leverancier/handelaar ........................................................................................................ 25 3.3.2.1.2. Bewijs tegen de klant .................................................................................................................................... 25 3.3.2.2. Wat met de facturen kan worden bewijzen .................................................................................................... 26 3.3.2.3. Overdracht van facturen .................................................................................................................................. 26 4. Verplicht gebruik van giraal geld .............................................................................................................................. 27 4.1. Elke handelaar moet een giro-rekening bezitten .................................................................................................. 27 4.2. Verplichte ontvangst van girale betalingen boven 10.000 BEF ............................................................................. 28 4.3. Verplichte girale betalingen van roerende goederen > 15.000 BEF ...................................................................... 28 5. Vermoeden van hoofdelijkheid in handelszaken ..................................................................................................... 28 6. Vormloze ingebrekestelling voor handelsschulden .................................................................................................. 28 7. Bijzondere regelen inzake betalingsachterstand bij handelsacties .......................................................................... 29 7.1. Toepassingsgebied van de Wet Betalingsachterstand .......................................................................................... 29 7.1.1. Toepassingsgebied ratione personae ................................................................................................................. 29
100 Inhoudstafel
Door Brecht Warnez
7.1.2. Toepassingsgebied ratione operationis: “handelstransacties”........................................................................... 29 7.1.2.1. Leveren van goederen...................................................................................................................................... 30 7.1.2.2. Verrichten van diensten ................................................................................................................................... 30 7.1.2.3. Activiteit tegen vergoeding .............................................................................................................................. 30 7.1.3. Toepassingsgebied ratione materiae: betalingen tot vergoeding van een handelstransactie ........................... 30 7.1.3.1. Principe ............................................................................................................................................................ 30 7.1.3.2. Uitzonderingen ................................................................................................................................................ 30 7.1.3.3. Primauteit van de bijzondere regels inzake insolventieprocedures (art. 3, lid 2 Wet Betalingsachterstand) . 31 7.2. Wettelijke regeling van de betalingstermijn (art. 4 Wet Betalingsachterstand) ................................................... 31 7.2.1. Principe ............................................................................................................................................................... 31 7.2.2. Afwijkende contractuele bedingen en herzieningsrecht van de rechter (art. 7 Wet Betalingsachterstand) ..... 32 7.3. Nalatigheidsinterest bij betalingsachterstand (art. 5 Wet Betalingsachterstand) ................................................ 32 7.3.1. Principe ............................................................................................................................................................... 32 7.3.2. Afwijkende contractuele bedingen en herzieningsrecht van de rechter ............................................................ 33 7.4. Redelijke schadeloosstelling voor relevante invorderingskosten (art. 6 Wet Betalingsachterstand) ................... 33 7.4.1. Principe ............................................................................................................................................................... 33 7.4.2. De contractuele invulling van “relevante invorderingskosten” en de wettelijke regeling inzake “schadebedingen” (art. 1226-1231 BW) ............................................................................................................. 33 7.4.2.1. “Invorderingskosten” uit Wet Betalingsachterstand versus traditionele “schadebedingen”.......................... 33 7.4.2.2. Rechterlijke herziening/matiging van bedingen betreffende invorderingskosten/schadebedingen .............. 34 7.5. Inwerkingtreding (art. 14 Wet Betalingsachterstand) ........................................................................................... 34 8. Bevoegdheid van de Rechtbank van koophandel .................................................................................................... 35 9. De handelaar kan failliet worden verklaard ............................................................................................................. 35 Titel II. Insolventierecht: reorganisatie en het faillissement..................................................................................... 35 1. Inleiding en situering: het einde van een onderneming........................................................................................... 35 1.1. De verdwijning kan vrijwillig zijn ........................................................................................................................... 35 1.2. De regeling kan dwingend zijn ............................................................................................................................... 36 1.3. Wettelijke regeling ................................................................................................................................................ 36 Hoofdstuk 2. Opsporing en voorkoming van financiële moeilijkheden bij ondernemingen ..................................... 36 1. Algemeen conceptueel kader ................................................................................................................................... 36 2. Depistage: de ‘Kamers voor Handelsonderzoek’ ...................................................................................................... 37 3. Begeleiding van ondernemingen in moeilijkheden .................................................................................................. 38 3.1. Evolutie: van Vlaamse Commissie voor preventief Bedrijfsbeleid (VCPB) naar Vlaams Agentschap Ondernemen (VLAO) en Comité voor Preventief Bedrijfsbeleid ................................................................................................. 38 3.2. Onderlinge relatie tussen depistage, gerechtelijke reorganisatie en ondernemingsbegeleiding ......................... 38 Hoofdstuk 3. De (gerechtelijke) reorganisatie........................................................................................................... 39 1. Historiek: van gerechtelijk akkoord naar (gerechtelijke) reorganisatie ................................................................... 39 2. Conceptuele situering van de Wet Continuïteit Ondernemingen: de pathologie van de onderneming ................. 40 2.1. Algemeen ............................................................................................................................................................... 40 2.2. Continuïteit als afbakeningscriterium tussen reorganisatieprocedures en faillissement (‘filtervraagstuk’) ......... 40 2.3. Soepeler toegang tot reorganisatieprocedures: de open portaalbenadering....................................................... 40 2.3.1. Toelaatbaarheid en ontvankelijkheid van het verzoek ....................................................................................... 41 2.3.2. Continuïteitsbedreiging en continuïteitsperspectieven – beteugeling van misbruik ......................................... 41 3. De gerechtelijke reorganisatie: algemeen verloop .................................................................................................. 42 3.1. Rechtsingang ......................................................................................................................................................... 42 3.2. Opschorting ........................................................................................................................................................... 43 3.2.1. Minnelijk akkoord ............................................................................................................................................... 43
101 Inhoudstafel
Door Brecht Warnez
3.2.2. Collectief akkoord (‘reorganisatieplan’) ............................................................................................................. 44 3.2.3. Overdracht onder gerechtelijk gezag .................................................................................................................. 45 4. Voorwaarden voor het verkrijgen van een reorganisatie (art. 3 en 23 WCO) .......................................................... 46 4.1. Enige grondvoorwaarde: continuïteitsbedreiging (art. 23 WCO) .......................................................................... 46 4.2. Geen beoordeling van de reddingskansen van de (deel van) onderneming ......................................................... 46 4.3. Geen moraliteitsbeoordeling van de schuldenaar ................................................................................................ 47 4.4. Geen vroegere aanvraag binnen 3 jaar voorafgaand aan verzoek ........................................................................ 47 5. Gevolgen van het gerechtelijk akkoord ten aanzien van de schuldenaar en zijn schuldeisers ................................ 47 5.1. Gevolgen van het indienen van de reorganisatieaanvraag ................................................................................... 47 5.2. Gevolgen van de toekenning van de opschorting ................................................................................................. 48 5.2.1. Patrimoniale gevolgen van de voorlopige opschorting t.a.v. de schuldeisers .................................................... 48 5.2.1.1. Opschorting van de middelen van tenuitvoerlegging (art. 30, lid 1 WCO) ...................................................... 48 5.2.1.2. Verbod van beslagleggingen (art. 31 WCO) ..................................................................................................... 48 5.2.1.3. Geen faillietverklaring mogelijk (art. 30, lid 2 WCO)........................................................................................ 49 5.2.1.4. Continuïteit van de lopende overeenkomsten (art. 35 WCO) ......................................................................... 49 5.2.1.5. Nieuwe prestaties en nieuwe overeenkomsten .............................................................................................. 49 5.2.1.6. Nuancering door de Wet Financiële Zekerheden (Wet 15 december 2004) ................................................... 49 5.2.2. Leidt de reorganisatie tot een situatie van samenloop (concursus creditorum)? .............................................. 50 5.2.3. Het lot van ‘nieuwe’ overeenkomsten................................................................................................................ 50 6. Het collectief akkoord: redactie en goedkeuring van het reorganisatieplan ........................................................... 50 6.1. Inhoud van het reorganisatieplan ......................................................................................................................... 50 6.2. Goedkeuring van het reorganisatieplan ................................................................................................................ 51 6.2.1. Collectieve stemming door de schuldeisers (art. 54 WCO) ................................................................................ 51 6.2.2. Individuele instemming door de buitengewone schuldeisers in de opschorting ............................................... 51 6.3. Beslissing rechtbank .............................................................................................................................................. 51 6.3.1. Homologatie van plan door rechtbank (art. 55 WCO) ........................................................................................ 51 6.4. Verwerping ............................................................................................................................................................ 52 7. Uitvoering van het reorganisatieplan ....................................................................................................................... 52 8. ‘Loopbruggen’ tussen reorganisatieprocedures ....................................................................................................... 52 9. Overgang naar toestand van faillissement ............................................................................................................... 53 Hoofdstuk 4. Het faillissement .................................................................................................................................. 53 1. Voorwaarden van het faillissement (art. 2 FW)........................................................................................................ 53 1.1. Handelaar zijn ........................................................................................................................................................ 53 1.1.1. Algemeen ............................................................................................................................................................ 53 1.1.2. Bijzondere vraagstukken ..................................................................................................................................... 54 1.2. Duurzaam ophouden te betalen (‘staking van betalingen’) .................................................................................. 54 1.3. Wankelen van het krediet ..................................................................................................................................... 55 1.4. Openbare orde?..................................................................................................................................................... 55 2. Inleiding van de faillissementsprocedure (art. 6 FW) ............................................................................................... 55 2.1. Aangifte door de schuldenaar ............................................................................................................................... 55 2.2. Verzoek van een schuldeiser (art. 8 FW) ............................................................................................................... 55 2.3. Dagvaarding door het openbaar ministerie .......................................................................................................... 55 2.4. Dagvaarding door de voorlopige bewindvoerder aangesteld in het kader van de “voorlopige beheersontneming” ............................................................................................................................................... 56 2.5. ‘Ambtshalve’ faillissement..................................................................................................................................... 56 3. Het faillissementsvonnis ........................................................................................................................................... 56 3.1. Inhoud van het faillissementsvonnis ..................................................................................................................... 56
102 Inhoudstafel
Door Brecht Warnez
3.2. Verhaal tegen een vonnis tot faillietverklaring ..................................................................................................... 56 3.3. Bekendmaking ....................................................................................................................................................... 57 4. Rechtsgevolgen van het faillissementen aanzien van het vermogen van de gefailleerde ....................................... 57 4.1. De buitenbezitsstelling (art. 16 FW) ...................................................................................................................... 57 4.2. Samenloop van de schuldeisers en vorming van de boedel .................................................................................. 57 4.3. Geen individuele vervolgings- of uitvoeringsmaatregelen (art. 25-26 FW)........................................................... 58 4.4. De eisbaarheid van de termijnschulden (art. 22, lid 1 FW) ................................................................................... 59 4.5. Stuiting van de loop van de intresten (art. 23 FW) ................................................................................................ 59 4.6. De wettelijke hypotheek (art. 57, lid 3 FW) ........................................................................................................... 60 5. Rechtsgevolg van het faillissement op voorheen gestelde handelingen ................................................................. 60 5.1. Beginsel: behoud van de handelingen ................................................................................................................... 60 5.2. Gemeenrechtelijke tegenwerpelijkheid ................................................................................................................ 61 5.3. Handelingen gesteld tijdens de verdachte periode ............................................................................................... 61 5.3.1. Het begrip “verdachte periode” ......................................................................................................................... 61 5.3.2. Handelingen in de verdachte periode gesteld: rechtsgevolg ............................................................................. 61 5.3.3. Verplicht niet-tegenwerpelijke handelingen ...................................................................................................... 62 5.3.3.1. Handelingen om niet of met aanzienlijk onevenwicht van prestaties (art. 17, 1° FW).................................... 62 5.3.3.2. Alle betalingen van niet-vervallen schulden (art. 17, 2° FW) ........................................................................... 62 5.3.3.3. De betaling van vervallen schulden, in andere vermogensbestanddelen dan gebruikelijke betaalmiddelen (art. 17, 2° FW) ................................................................................................................................................. 63 5.3.3.4. Vestigen van zakelijke zekerheden voor voorheen aangegane schulden (art. 17, 3° FW) .............................. 63 5.3.4. Facultatieve niet-tegenwerpelijkheid (art. 18 FW) ............................................................................................. 64 5.3.5. Het lot van de hypotheken toegestaan tijdens de verdachte periode (art. 19, lid 2 FW) .................................. 64 5.4. Faillissementspauliana (art. 20 FW)....................................................................................................................... 65 5.5. De weerslag van het faillissement op de in uitvoering zijnde overeenkomst ....................................................... 65 5.5.1. Algemene regel: continuïteit van de lopende overeenkomsten (art. 46, lid 1 FW)............................................ 65 5.5.2. Uitzondering: automatische beëindiging door faillissement .............................................................................. 65 5.5.3. Het optierecht van de curator bij lopende overeenkomsten (art. 46 FW) ......................................................... 66 5.5.4. Rechten van de medecontracten van de gefailleerde bij lopende overeenkomsten ......................................... 66 5.5.5. Schadebeding: recht op schadevergoeding bij niet-uitvoering van lopende overeenkomsten door de curator (schadebeding) ....................................................................................................................................... 67 5.5.6. Faillissement van de koper ................................................................................................................................. 67 5.5.6.1. Koopwaar is geleverd ....................................................................................................................................... 67 5.5.6.2. Koopwaar is niet geleverd ................................................................................................................................ 68 5.5.7. Faillissement van de huurder van roerende goederen ....................................................................................... 68 5.5.8. Faillissement van de huurder van onroerende goederen................................................................................... 69 5.6. Invloed van het faillissement op het familiaal vermogen...................................................................................... 70 5.7. Invloed van het faillissement op de borgen en hoofdelijke medeschuldenaars van de gefailleerde (art. 84-87 FW) ........................................................................................................................................................................ 70 5.8. Werking van de schuldvergelijking ........................................................................................................................ 71 5.8.1. Schuldvergelijking voor het faillissement ........................................................................................................... 71 5.8.2. Schuldvergelijking tijdens de verdachte periode ................................................................................................ 71 5.8.3. Schuldvergelijking na het faillissement ............................................................................................................... 71 5.9. De revindicaties ..................................................................................................................................................... 71 5.9.1. Revindicatie in natura (art. 101 FW) ................................................................................................................... 71 5.9.2. Terugvordering van de prijs (art. 103) ................................................................................................................ 72 5.9.3. Terugvordering van handelseffecten (art. 102 FW) ............................................................................................ 72
103 Inhoudstafel
Door Brecht Warnez
6. Gevolgen van een faillissement ten aanzien van de gefailleerde............................................................................. 72 6.1. Algemeen ............................................................................................................................................................... 72 6.2. Vrijheidsbeperkingen ............................................................................................................................................. 73 6.3. Algemeen beroepsverbod: het KB nr. 22 van 24 oktober 1934 ............................................................................ 73 6.3.1. Algemene regeling bij faillissement (art. 1) ........................................................................................................ 73 6.3.2. Strafveroordeling wegens inbreuken op de faillissementsrechtelijke misdrijven (art. 1bis).............................. 73 6.3.3. Algeheel beroepsverbod bij “schandelijk faillissement” (art. 3bis) .................................................................... 74 6.3.4. Beroepsverbod buiten de faillissementscontext ................................................................................................ 74 6.4. Bijzondere verbodsbepalingen .............................................................................................................................. 74 6.5. Strafsancties in de context van het faillissement .................................................................................................. 74 6.6. Bijzonder misdrijf in vennootschapszaken (art. 492bis Sw.) ................................................................................. 75 7. De administratie van het faillissement ..................................................................................................................... 75 7.1. De curator .............................................................................................................................................................. 75 7.1.1. Aanstelling .......................................................................................................................................................... 75 7.1.2. Vergoeding voor de curator ................................................................................................................................ 75 7.1.3. Functie van de curator ........................................................................................................................................ 75 7.1.4. Aansprakelijkheid van de curator ....................................................................................................................... 76 7.2. Rechter-commissaris ............................................................................................................................................. 76 7.3. Vergadering van SE’s (art. 76 FW) ......................................................................................................................... 77 7.4. Openbaar ministerie .............................................................................................................................................. 77 7.5. Rechtbank van koophandel ................................................................................................................................... 77 7.5.1. Territoriale bevoegdheid (art. 631, §1 Ger.W.) .................................................................................................. 77 7.5.2. Materiële bevoegdheid ....................................................................................................................................... 78 7.5.3. Rechtsmiddelen .................................................................................................................................................. 78 8. Het verloop van de faillissementsprocedure............................................................................................................ 78 8.1. Voorbereidende handelingen ................................................................................................................................ 78 8.2. Beheer van de boedel ............................................................................................................................................ 79 8.2.1. Ten aanzien van de activa ................................................................................................................................... 79 8.2.2. Vaststelling passiva ............................................................................................................................................. 80 8.3. Einde van de faillissementsprocedure ................................................................................................................... 81 9. Gevolgen van de sluiting van het faillissement – de verschoonbaarheid ................................................................ 83 9.1. Algemeen: humanisering door de Faillissementswet 1997 ................................................................................... 83 9.2. De Reparatiewet van 4 september 2002 ............................................................................................................... 83 9.2.1. Toepassingsgebied van de verschoonbaarheidsregeling: onderscheid tussen natuurlijke en rechtspersonen ................................................................................................................................................... 83 9.2.2. Grondvoorwaarden voor verschoonbaarheid .................................................................................................... 83 9.2.3. Gevolgen van de verschoonbaarheid voor de gefailleerde ................................................................................ 84 9.2.4. Gevolgen van de verschoonbaarverklaring voor de borgen en medeschuldenaars van de gefailleerde ........... 84 9.3. De jurisprudentie van het Arbitragehof na de Wet van 4 september 2002 .......................................................... 84 9.4. De wet van 20 juli 2005 ......................................................................................................................................... 85 9.4.1. Verschoonbaarheidsverklaring voor afsluiting faillissment ................................................................................ 85 9.4.2. Gevolgen van de verschoonbaarverklaring voor de borgen ............................................................................... 85 Titel III. Wet Landverzekeringsovereenkomsten ....................................................................................................... 86 Inleiding 86 Titel I: Algemeen ............................................................................................................................................................ 87 1. Inleidende bepalingen (art. 1-3) ............................................................................................................................... 87 2. Alle verzekeringsovereenkomsten (art. 4-36) .......................................................................................................... 90
104 Inhoudstafel
Door Brecht Warnez
3. Indemnitaire verzekeringen (art. 37-47) .................................................................................................................. 94 4. Forfaitaire verzekeringen (art. 48-50) ...................................................................................................................... 96 Titel II: Schadeverzekeringen ......................................................................................................................................... 96 1. Algemeen (art. 51-52).............................................................................................................................................. 96 2. Zaakverzekeringen (art. 53-76)................................................................................................................................. 96 3. Aansprakelijkheidsverzekeringen (art. 77-89) .......................................................................................................... 97 4. Rechtsbijstand (art. 90-93) ....................................................................................................................................... 97 Titel III: Persoonsverzekeringen ..................................................................................................................................... 97 1. Gemeenschappelijke bepalingen (art. 94-96) .......................................................................................................... 97 2. Levensverzekeringen (art. 97-135) ........................................................................................................................... 97 3. Andere (art. 136-138) ............................................................................................................................................... 97 4. Ziekteverzekeringsovereenkomsten (art. 138bis-1/11) ........................................................................................... 97 Titel IV: Slotbepalingen .................................................................................................................................................. 97 1. Strafbepalingen (art. 139) ........................................................................................................................................ 97 2. Toezicht CBFA (art. 140) ........................................................................................................................................... 97 3. Uitvoeringsbesluiten (art. 141)................................................................................................................................. 97 4. Overgangsbepalingen (art. 148) ............................................................................................................................... 97 5. Inwerkingtreding (art. 149) ...................................................................................................................................... 97 Titel IV. Inhoudstafel .................................................................................................................................................. 98