Samen de toekomst in handen nemen Dirk Holemans – Coördinator Oikos – www.oikos.be Lezing Algemene Vergadering KWB 15 maart 2014
Goede morgen iedereen, Eerst en vooral wil ik jullie bedanken voor de uitnodiging, ik vind het fijn om op zo’n dag als vandaag te mogen spreken, inspiratie te kunnen leveren op de Algemene Vergadering van een belangrijke organisatie uit het middenveld. Als titel voor mijn uitzetting heb ik gekozen voor Samen de toekomst in handen nemen. Daar zitten verschillende elementen in, ten eerste de toekomst, omdat ik vind dat onze samenleving die echt verwaarloost, we zijn helemaal niet toekomstvaardig; daarnaast ook ‘samen’, voorbij dus het eenzijdig individualisme dat onze samenleving de voorbije decennia heeft gepromoot; en last but not least ‘in handen nemen’: wat een dubbele boodschap inhoudt: die van actief burgerschap, maar ook de vaststelling dat niemand anders het voor ons gaat doen. En ik heb mijn uiteenzetting voorbereid met Koenraad, zodat de stellingen waarrond jullie gaan werken deze voormiddag, meteen de rode draad vormen doorheen mijn lezing. 1. Kwaliteit van leven en samenleven terug centraal stellen Alvorens het over de toekomst te hebben, is het goed om eerst kort de analyse te maken van de huidige samenleving. En dan vooral op systeemniveau, want dat is de cruciale schaal om naar te kijken. En dan is de eerste cruciale vaststelling dat het economisch model waarop onze samenleving steunt, namelijk de met fossiele brandstoffen gestookte groei-economie, op haar einde loopt. Deze economie, en hiermee verbonden maatschappelijk dominante visie van steeds ‘meer, verder en sneller’, is niet langer houdbaar. We staan in feite op het kruispunt waar drie belangrijke uitdagingen samenkomen, namelijk het einde van goedkope en vlot beschikbare energie, grondstoffen en geld. Om het heel concreet te maken: twee jaar geleden nodigden we met Oikos Dennis Meadows uit, een van de auteurs van het befaamde rapport aan de Club van Rome ‘Grenzen aan de Groei’ van veertig jaar geleden. Meadows, toen een jonge prof en nu nog een kwieke senior, vertelde in een lezing aan bijna 1000 studenten in Gent het volgende: ‘beste jongeren, jullie gaan de komende twintig jaar meer veranderingen mee maken dan ik in heel mijn leven heb gezien’. Want stel je eens, een wereld met veel minder olie? Hoe gaan we ons verplaatsen, hoe gaat de boer ons voedsel kweken? De olie is zo evident in ons leven dat we er niet meer bij stilstaan dat hij ooit op kon geraken. De tweede cruciale vaststelling is dat ons maatschappelijk model van de sociale verzorgingsstaat uit de 20ste eeuw kreunt in al haar voegen. Dertig jaar neoliberaal beleid, uitgevoerd volgens de principes van liberalisering, privatisering en deregulering, hebben de publieke sector uitgekleed en geleid tot een mondiale concurrentiestrijd, een race to the bottom. De rode draad is dat de markt een grotere rol krijgt ten nadele van de overheid, en geknipt wordt in de sociale rechten. En terwijl de overheid de financiële
2 elites ongemoeid laat, stijgt de disciplinering van sociaal zwakkere groepen. Denk hierbij aan het schrappen van de wachtuitkeringen, het beperken van de werkloosheidsuitkeringen, het eenzijdig activeren van leefloners van OCMW terwijl het leefloon niet volstaat om uit de armoede te geraken, denk aan de GAS-boetes en de roep naar meer blauw op straat. En in Europa maken we, na de eeuw waar gelijkheid de kern van het maatschappelijk project vormde, nu de crisis mee van de ongelijkheid. Het is jammer genoeg geen cliché: ook in ons land worden de rijken elk jaar rijker, en de armen armer. Zo las ik nog onlangs de volgende kop in de krant: ‘800 rijksten bezitten evenveel als de 3,5 miljard armsten’. Ondertussen heeft een zielloos efficiëntiedenken en schaalvergroting de menselijke maat in dienstverlening en organisaties verdreven. De gekende persoon achter de balie of de vaste persoon aan de telefoon is vervangen door een callcenter, wie weet in welk land. Mijn moeder wordt er alleszins onzeker en ongelukkig door, als ze het gevoel krijgt nergens terecht te kunnen als haar poetshulp niet opdaagt. Nochtans zal de organisatie waarschijnlijk een kwaliteitslabel van een managementorganisatie verkregen hebben voor haar performante schaalvergroting. Het is duidelijk: het neoliberalisme is een ziekmakend systeem, zowel op niveau van de planeet als op niveau van de mensen: denk aan het aantal mensen met geestelijke problemen, depressies, het aantal medicijnen dat geslikt wordt enzoverder. Maar de eerste vaststelling leert ook dat als we het neoliberalisme hadden kunnen buiten houden, dus minder hadden overgeleverd aan de markt, het systeem van de 20ste eeuw ook op systeemgrenzen was gestoten, met name ecologische grenzen. We leven in een wegwerpeconomie: we vragen meer van de aarde dan ze kan geven en dumpen meer dan ze kan verwerken. Waarbij we vergeten dat de aarde de plaats is waar we onze wereld moeten bouwen. Ik ga hier niet uitweiden over de ecologische problemen die ons economisch model veroorzaakt, zoals het ineenstorten van de biodiversiteit, het vergiftigen van onze oceanen of de klimaatwaanzin die het levensbehoud van miljoenen mensen wereldwijd bedreigt. Ze maken wel duidelijk dat het probleem van de ecologische grenzen het oudere herverdelingsvraagstuk nog complexer maakt. We moeten niet alleen in eigen land, of in Europa herverdelen, maar onze verantwoordelijkheid opnemen binnen de wereldsamenleving die we ondertussen geworden zijn. En aangezien het een crisis is van het mondiale systeem, geraken we daar niet uit zonder aan de uitgangspunten van dat systeem te raken. Ecologische rechtvaardigheid is dus verbonden met concrete sociale strijd, het durven in vraag stellen van onze eigen productie- én consumptiewijze. En dat is geen geringe taak. Want zeker sinds de Tweede Wereldoorlog heeft men op een gestage economische groei ingezet om sociale ongelijkheden relatief te verminderen en meer mensen te laten genieten van de groeiende welvaart. Wat voorheen het geval was, de beschikbaarheid van een hele planeet voor een klein deel van de mensheid en haar economie, is echter niet langer geldig of houdbaar. Onze groei-economie implodeert op het moment van zijn globalisering. Ik denk dat er een woord is dat onze huidige toestand goed beschrijft: nl. burn-out. Deze term uit de psychologie wordt als volgt omschreven: ‘burn-out is het eindstadium van langdurige, vaak jarenlange, roofbouw op het lichaam’. Welnu, deze term is net zozeer van toepassing op wat meer en meer mensen meemaken in hun job situatie, als over de samenleving in haar geheel, met de planeet aarde als haar lichaam’.
3 In plaats van economie en samenleving gebaseerd op groeien en versnellen, is het tijd voor een nieuw motto dat de Duitse psycholoog Harald Welzer omschrijft als ‘cultiveren in plaats van groeien’. We moeten beschermen en stimuleren wat we belangrijk vinden, Met een moeilijk woord zouden we dat de postgroei samenleving kunnen noemen. Het gaat er dus om een nieuw model te ontwikkelen dat toelaat datgene dat we als beschaving hebben opgebouwd, denk aan de rechtstaat, democratie, onderwijs, gezondheidszorg, … te behouden zonder steeds meer te moeten produceren en consumeren. Er is dus nood aan een nieuw maatschappelijk gesprek, of misschien wel beter tegengesprek, over wat we echt belangrijk vinden in ons leven. Of zoals Tim Jackson schrijft in zijn boek ‘Welvaart zonder Groei’: vertrekt dat van de vraag die we aan elkaar stellen: ‘Hoe gaat het ermee? Alles goed’? Het antwoord op die vraag, tussen twee mensen, en op het niveau van de samenleving, geeft aan wat we werkelijk belangrijk vinden. Wel-varen als werkwoord betekent dan dat ons leven de goede kant op gaat, onze kinderen opgroeien in een betere samenleving, een meer rechtvaardige wereld. Om het concreet te maken: leven we om te werken, of werken we om te leven? Wachten we tot de burn-out komt of komen we op voor levenskwaliteit? Is een goede combinatie arbeid-gezin een recht of een luxe? Mag het principe van tijdskrediet worden afgebouwd, of moet het juist worden uitgebouwd? Dit zijn slechts enkele elementen die we onder kwaliteit van leven en samenleven verstaan, het is aan jullie om daar vandaag ook nog andere elementen in te brengen. 2. Alle mensen hebben recht op zelfontplooiing Ik haalde het al eerder aan, dat de ecologische problemen het verdelingsvraagstuk alleen maar vergroten. In die zin is bijvoorbeeld de klimaatopwarming dubbel onrechtvaardig: de arme landen die amper hebben bijgedragen tot de uitstoot van broeikasgassen, worden nu het hardst geconfronteerd met de gevolgen ervan. Maar ook in eigen land neemt de ongelijkheid toe, terwijl de bonussen voor CEO’s behouden blijven leeft een groeiende groep mensen in armoede, stijgt het aantal mensen die hun energiefactuur niet kunnen betalen, geen deftige woonst vinden, enz. Nochtans hebben we als mensheid hierrond een heel duidelijke afspraak gemaakt en vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Artikel 25 stelt: “Een ieder heeft het recht op een levensstandaard, die hoog genoeg is voor de gezondheid en het welzijn van zichzelf en zijn gezin, waaronder inbegrepen voeding, kleding, huisvesting en geneeskundige verzorging en de noodzakelijke sociale diensten, alsmede het recht op voorziening in geval van werkloosheid, ziekte, invaliditeit, overlijden van de echtgenoot…”. De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, had, toen ze Artikel 25 in 1948 goedkeurden, zeker niet het huidig aangevoelde mensenrecht voor ogen op een levensstandaard, die vier reizen per jaar, drie auto’s per gezin en het dagelijks wegwerpen van voedsel voor iedereen als een vanzelfsprekendheid poneert (Harald Welzer in De Toekomst Veroveren, p. 54). In het kader van het eerder vermelde motto ‘niet groeien, maar cultiveren’, is het belangrijk om de beschavingsidealen verwoord als mensenrechten terug te koesteren. Vrijheid is niet gewoon ieder zijn zin doen, onder het valse motto ‘mijn vrijheid eindigt
4 waar die van jou begint’, maar wel vrijheid op te vatten als de mogelijkheid van elkeen tot zelfontplooiing. Dat betekent dat we als samenleving ervoor zorgen dat mensen zelf hun toekomst kunnen uittekenen, we collectief daarvoor de middelen voorzien zoals goed en toegankelijk onderwijs. En wat met de vrijheid van mensen die zorgbehoevend zijn, die andersvalide zijn? Deze mensen kunnen enkel hun vrijheid realiseren of we als samenleving voldoende investeren in de zorgsector, bereid zijn geld te besteden aan het wegwerken van de wachtlijsten in bijvoorbeeld de gehandicaptensector). Een laatste concreet voorbeeld: het huidig voorstel om het inschrijvingsgeld in het hoger onderwijs te verhogen, is niet onschuldig, laat staan het voorstel om zoals in Nederland de studielening in te voeren. Want ga je als student als gebukt onder schulden, is de keuze om later eventueel niet te hard te werken al afgesloten voor ze zich stelt. Dit zijn dus belangrijke kwesties waarover te weinig debat vanuit een duidelijke visie op het goede leven wordt gevoerd. Er is dan ook nood aan organisaties uit het middenveld met een helder profiel die zich duidelijk durven positioneren voor een duurzame samenleving op mensenmaat. Organisaties die opkomen voor iedereen en alles wat kwetsbaar is, inclusief de sans-papiers van deze wereld. En die verenigen rond het woord ‘samen’, in twee betekenissen: voorbij het enge individualisme, en ook dat niemand achter mag blijven, we laten niemand in de steek. Het klinkt ouderwets, maar het is het juist het omgekeerde: onze samenleving heeft nood aan waardengedreven organisaties die een baken zijn voor hun leden. Wat bedoel ik daarmee? Als we een grove historische schets maken, dan staan we nu net voorbij het eindpunt van een periode die symbolisch begon in mei ’68: de individuele emancipatie die verzet inhield tegen de starre structuren die mensen destijds beknotten in hun vrijheid. Dus jongeren betoogden terecht tegen de bevoogding door onder meer kerk, overheid, notabelen uit het dorp en andere gezagsstructuren. Maar ondertussen is in deze terechte strijd omwille van de individuele vrijheid de maatschappelijke zekerheid opgegeven. Of meer precies: de vrijgekomen ruimte door het wegvallen van de autoriteitsstructuren is niet of onvoldoende ingevuld door nieuwe burgerinitiatieven, maar grotendeels door de vrije markt. Laat me dit illustreren aan de hand van de energiesector: we hebben ons terecht verzet tegen het monopolie van Electrabel beschermd door de overheid. Het resultaat hiervan was echter geen vrije ruimte en overheidsstimulering voor burgerinitiatieven op vlak van hernieuwbare energie. Wat we kregen de liberalisering van de zodat vooral andere multinationals mee konden spelen op de Belgische energiemarkt. Het resultaat: een kluwen aan producenten, burgers die weten niet meer bij welke leverancier aan te sluiten en de energieprijs die alleen maar omhoog is gegaan. Dit is op energievlak het eindpunt waar we net voorbij zijn. Want gelukkig zien we burgers van onder uit initiatieven nemen op vlak van energiecoöperatieven, waarbij ze niet de ruimte vragen, maar die ook nemen en opeisen. Hopelijk is dit het begin van een nieuwe strijd om de energiesector te verduurzamen én te democratiseren. Met het wegvallen van de starre structuren, waar ik hoger naar verwees, blijft er uiteraard niet veel meer om tegen te schoppen. Integendeel, alles is vloeibaar geworden. Er is geen autoriteit meer die ons zegt wat te studeren, welke job te kiezen, welke relatievorm uit te bouwen, we hebben de absolute vrijheid, uiteraard binnen het
5 keurslijf van de consumptiemaatschappij. Dat is het enige Grote Verhaal dat is overgebleven in onze neoliberale tijd. Mensen hebben dus terug nood aan bakens, vormen van zekerheid. Niet in de betekenis van vroeger, als een autoritaire structuur waar ze enkel naar moeten luisteren, maar wel als richtinggevende verhalen waar ze zelf aan kunnen bijdragen. En dan biedt bijvoorbeeld zo’n artikel 25 van de Mensenrechtenverklaring heel wat houvast: of het gaat om een goede woonst, toegang tot geneeskundige verzorging of werkloosheidsvergoeding: het zijn van rechten nu bronnen van onzekerheid geworden die de angst in de harten van de mensen voedt. Wat we nodig hebben, als we de toekomst in handen willen nemen, is een totaal nieuwe intolerantie tegenover de chronische schending van de mensenrechten om in de toekomst waardig te leven. Ik kan me dus voorstellen, in de KWB van morgen, dat er actie wordt gevoerd rond een aantal van die mensenrechten. Neem nu het recht op wonen en het bestaande systeem van de woonbonus: gaan we die verder gebruiken om de middenklasse te subsidiëren, zelfs voor een tweede woning, of gaan we dat belastinggeld gebruiken voor de ontwikkeling van nieuwe woonvormen die ook mensen met een laag inkomen toegang geeft tot een kwaliteitsvolle én energiezuinig woning? 3. Verhaal zichtbaar maken met initiatieven rond concrete thema’s En zo kom ik tot derde stelling: de grote analyse die ik eerder maakte en het grofmatige antwoord daarop, vergt een verdere uitwerking in concrete thema’s. Gelet op wat er op het spel staat, liggen de kernthema’s om de toekomst in handen te nemen voor de hand. Ik noem er vier, waarbij het ook belangrijk is in te zien dat ze met elkaar verweven zijn. 1/ Duurzaamheid: onze samenleving en economie zal duurzaam zijn, of ze zal niet zijn. Als we willen dat de aarde niet meer dan twee graden opwarmt, en in feite kan niemand het andere willen namelijk het einde van een stabiele planeet, dan zal duurzaamheid moeten doordringen in elk aspect van wat een organisatie overdenkt, bepleit en uitvoert. Initiatieven op vlak van energiebesparing en hernieuwbare energie zijn hier goede voorbeelden om zeker verder te zetten en uit te bouwen. 2/ Waardig werk: we zitten in een situatie waar de kwaliteit van jobs langs verschillende kanten onder druk staat: langs de ene kant veel meer precaire en slecht betaalde tijdelijke arbeid, denk aan de interim sector, langs de andere kant de zogenaamde goede jobs waar de werkdruk echter jaar na jaar stijgt. Een antwoord ligt in cao’s waar meer ingezet wordt op de kwaliteit van de arbeid. 3/ Rechtvaardige fiscaliteit: elk nieuw maatschappelijk project zal slechts slagen als daartoe de middelen gemobiliseerd worden. Welnu, we zitten nu in een situatie waar rijke mensen en grote bedrijven quasi geen belastingen meer betalen. Dat is onhoudbaar, onrechtvaardig en dus totaal onaanvaardbaar. Een andere fiscaliteit is een belangrijke sleutel op een duurzame toekomst. 4/ Diversiteit: de diversiteit in de bevolking neemt snel toe, nog nooit migreerden zoveel mensen uit zoveel landen. Een provinciestad als Gent herbergt nu al meer dan 150 nationaliteiten. En toch blijven er zoveel witte bastions, van bedrijven over universiteiten tot cultuurhuizen en verenigingen. In feite betekent dit dat we meer en meer mensen uitsluiten, terwijl diversiteit net ook als rijkdom kan worden opgevat. Dit is geen eenvoudige maar wel een urgente taak.
6 4. Een vrijplaats om te experimenteren: praktijken zijn waardenscheppend De tocht naar een duurzame samenleving vergt een echte systeemverandering, of transitie met een duur woord. Die zal noch louter vanboven door de overheid gestuurd kunnen worden, noch enkel van onderuit gestalte kunnen krijgen. Enkel als slim overheidsbeleid spoort met vernieuwende burgerinitiatieven, komt de nieuwe samenleving in zicht. Als een stadsbestuur bijvoorbeeld investeert in laatavond bussen maar niemand neemt ze, zijn we geen stap dichter bij duurzame mobiliteit. Wat we nu meemaken is de hoopvolle explosie van burgers die terug willen samenwerken, het collectieve heruitvinden, meestal los van elkaar allerlei transitieinitiatieven nemen. Denk aan initiatieven zoals voedselteams, autodelen, samenhuizen, stadslandbouw, repair cafés ruilbeurzen en weggeefwinkels. Het is in feite een nieuwe sociale beweging die nog niet weet dat ze bestaat! En hier liggen mooie kansen voor het grijpen voor een lokaal sterk ingebedde organisatie als de KWB. Al deze initiatieven verenigen mensen, bestaan uit burgers die hun nek uitsteken om vernieuwende praktijken op te zetten en uit te proberen. Het belang van deze praktijken kan niet overschat worden, in de zin dat ze ‘waardenscheppend’ zijn: doorheen deze concrete handelingspraktijken ontstaan, soms onuitgesproken, nieuwe waarden en normatieve kaders. Een project rond deelbakfietsen in een wijk zal bijvoorbeeld meer veranderen aan het mobiliteitsgedrag van de betrokken groep dan een prekerig betoog van bovenaf over het belang van duurzame mobiliteit. We kunnen deze praktijken ook omschrijven als identiteitsdragend: we halen er zin en betekenis uit, maken mee wie we zijn. En ik wil hierbij ook een langs breken voor ruimte voor experiment, mislukken en radicaliteit. In feite is onze samenleving enorm braaf geworden, om het met een boutade te zeggen: mocht ik nu doen wat ik deed toen ik jong was, ik had elke week een GASboete aan mijn broek. We moeten de rechtstaat niet in vraag stellen, maar soms zijn vormen van burgerlijke ongehoorzaamheid net een teken van engagement voor de samenleving. Denk bijvoorbeeld aan de acties in Brussel om het centrum autoluw te maken, waar onder impuls van filosoof Philippe Van Parijs bewoners een picknick organiseerde op de centrale Anspachlaan, zonder de toelating hiervoor af te wachten van de burgemeester. En zonder de activisten die het aardappelveld in Wetteren verstoorden, hadden we nu geen goed debat over genetisch gemanipuleerde gewassen op het veld en in onze voeding. Laat ons moedig deze radicaliteit ondersteunen en vooral streng zijn voor zij die zich net niet inzetten voor onze samenleving maar kiezen voor belastingontduiking en deregulering louter met het oog op eigen gewin. 5. Samenwerken in verschil Het is belangrijk een onderscheid te maken tussen een vruchtbare dialoog waar ruimte is voor meningsverschil en verschillende opinies, en het hanteren of ja zelfs promoten van een louter conflictmodel. Het is duidelijk dat het helder krijgen van een toekomstbeeld van een duurzame, rechtvaardige samenleving heel wat debat vergt. En het is logisch dat daarrond wat frictie, wrijving ontstaat. We moeten die meningsverschillen niet uit de weg gaan, maar ze in tegendeel juist uitdiepen om te zien wat er echt op het spel staat, welke mensbeeld en waardenpositie in feite verdedigd worden. Als je buur zich verzet tegen de invoering van een zone 30 in je buurt, kan er een zinvol gesprek komen over hoe belangrijk we de veiligheid van onze kinderen vinden, in verhouding tot hoe snel we met de auto willen rijden.
7 De uitdaging is net vanuit deze verschillen, groot en klein, te komen tot een breed gedragen maatschappelijk project. Om terug even een historische vergelijking te maken: de sociale strijd die resulteerde in onze verzorgingsstaat werd niet gevoerd door een eenstemmig front van allemaal perfect gelijkgezinden. Integendeel, er was een waaier verschillende visies, niet alleen tussen communisten en socialisten, maar ook tussen verschillende syndicalisten. Maar ze vormden wel één front voor de uitbouw van de sociale welvaartstaat. In feite hebben we vandaag terug zo’n breed front nodig dat werkt maakt van een maatschappelijk project voor de 21ste eeuw. Zo’n front betekent dus kunnen samenwerken met organisaties die het onderling niet over alles eens zijn, maar ook dat er duidelijk stelling gekozen wordt tegen die organisaties die in de weg staan van een sociaalecologisch rechtvaardige samenleving. Om het concreet te maken: de grote olieen energieconcerns gaan ons echt niet steunen in de transitie naar hernieuwbare energieopwekking in handen van burgers en coöperatieven. Om te komen tot zo’n maatschappelijk project is het belangrijk dat er publieke ruimtes worden gecreëerd waar mensen met elkaar in dialoog kunnen, ideeën uitwisselen en verbanden sluiten. Zo organiseert Oikos bijvoorbeeld in samenwerking met Vormingplus op Het Groene Boek op 27 april vijf zogenaamde Trage Transitietafels, waar mensen actief rond of geïnteresseerd in transitie-initiatieven, de tijd nemen om naar elkaar te luisteren, van elkaar te leren, elkaar aan te moedigen en te versterken. Ik kan me voorstellen dat zo’n model van trage tafels, bijvoorbeeld op lokaal niveau, met ruimte voor uitdieping, een kans vormt voor de KWB om deze te organiseren met een brede groep van mensen. 6. Het politieke en de politiek in de media netwerkmaatschappij Dit gezegd zijnde, is het belangrijk om te beseffen dat de strijd voor zo’n nieuw maatschappelijk project zich afspeelt in een andere samenleving dan voorheen: de media netwerkmaatschappij. En dat betekent drie zaken: ten eerste het besef dat hoe zaken gecommuniceerd worden, veel belangrijker zijn dan vroeger. Specialisten noemen dat framing: de strijd om het kader van waaruit je een thema bekijkt, proberen opdringen aan de rest van de samenleving. Het is iets helemaal anders om te spreken van een Robin Hood Tax dan over een pestbelasting. Woorden zijn drager van betekenis. Ze geven, onuitgesproken, een hele boodschap mee. Zo ben ik nog altijd boos over het feit dat een sociaaldemocraat het ocmw-basisinkomen’ vervangen heeft door het leefloon, wat een heel ander frame heeft geïntroduceerd, de manier waarop we kijken naar een hulpbehoevende. . Ten tweede biedt de netwerk samenleving ook heel wat kansen: via sociale media op internet kunnen nu grotere groepen mensen participeren aan meningsvorming. Een interessante vraag is hoe een vereniging zich hierrond kan organiseren. Werd er vroeger campagne gevoerd met raamaffiches, dan zijn er nu nieuwe modellen te ontwikkelen, lijkt me. Waarom geen Twitter campagne rond een bepaald thema naar een bepaalde politicus toe? Waarbij deze nieuwe initiatieven de oude methodes niet vervangen, maar kunnen versterken. Ten derde, de politiek: zoals gezegd zal de transitie enkel slagen als de initiatieven van onderuit sporen met de maatregelen van bovenaf. Ik denk dat politici nog altijd gevoelig zijn voor signalen uit de samenleving, maar die is dus veranderd. Vandaar het belang van de eerste twee punten. Daarnaast blijft publieke actie cruciaal, denk aan het
8 voorbeeld van de picknick op de Anspachlaan in Brussel. Ik denk dat organisaties terug moeten organiseren in het verhogen van hun mobilisatiekracht. Wie volgt wat er in de wereld gebeurt, ziet dat bijvoorbeeld de Arabische Lente gepaard ging met een heel klassiek mechanisme: het volk dat een cruciale publieke ruimte bezet om haar eisen kracht bij te zetten. Waarbij het dus niet alleen om de klassieke betoging gaat, denk aan de Occupy-beweging die het park voor het Witte Huis bezette. Zelf vond ik de mars van de Afghanen door Vlaanderen, en hun ontvangst in verschillende steden en gemeenten, een zeer geslaagd actueel voorbeeld van een actie in de publieke ruimte. Besluit Het zijn boeiende tijden voor een vereniging, want we zien een groeiende en hoopvolle tendens dat mensen zich terug verenigen en collectief actie ondernemen. En meestal niet louter in praatgroepen, maar rond heel concrete initiatieven waarbij ze hun toekomst samen in handen nemen. Denk aan burgers die in een wijk een project van autodelen opzetten en zich vrijer voelen zonder een auto te bezitten, of mensen die samen groenten kweken en zo in plaats van louter consument ineens ook terug producent worden. Ik herhaal mijn observatie: het is als een nieuwe sociale beweging die nog niet weet die ze bestaat. We kunnen ons niet permitteren dat ze zich niet zou structureren en dus dat al die eilandjes op zich blijven bestaan, met beperkte impact. Een middenveldorganisatie met een lange traditie, goed ingebed en een duidelijk waardenverhaal, in een netwerk van gelijkgestemde organisaties, kan hier de perfecte gangmaker van worden. Wat er op het spel staat, is mensen motiveren voor een veranderingsproject, dit als het ware presenteren als de nieuwe vorm van maatschappelijke zekerheid. Want we staan voor grote systeemveranderingen, we kunnen het ons niet veroorloven te wachten tot ze ons overkomen. Die groepen in de samenleving, die gemeenten en regio’s die zich voorbereiden op de nieuwe toekomst, die samen in handen nemen, zijn het best uitgerust om ook in toekomst uit te kijken naar vormen van een goed leven.