ONAFHANKELIJK VAKBLAD VOOR ERFGOEDPROFESSIONALS ARCHEOLOGIE l CULTUURLANDSCHAP l MONUMENTEN l IMMATERIEEL ERFGOED l VOLKSCULTUUR
JAARGANG 7
I N U M M E R 2 6 I D E C E M B E R 2 013-JANUARI 2014
SPECIAL
RUSLAND
WILLEM II KUNSTKONING TENTOONSTELLING
VOOR U GELEZEN & RECENT VERSCHENEN
HERBESTEMMING INDUSTRIEEL ERFGOED
Uw speciaal Erfgoed verdient een Special in Vitruvius Steeds meer gemeenten zetten zich actief in voor hun eigen cultuurhistorie, monumenten, musea, bodemvondsten en ander erfgoed. Erfgoed spreekt inwoners aan: talloze vrijwilligers zetten zich in voor het behoud van een monument, of zijn actief in een historische vereniging. Cultuurhistorie draagt bovendien sterk bij aan een gevoel van locale identiteit. Erfgoed leeft! Presenteer uw gemeentelijk erfgoedbeleid in vakblad Vitruvius met een ‘special’. Een eerste voorbeeld hiervan vindt u op pag. 22-27. Bovendien ontvangt u kosteloos 500 exemplaren voor promotionele doeleinden. Meer weten? Mail:
[email protected] Of bel de uitgever op 010-425 65 44.
Educom BV Drukwerk Investeringen Marketing Internet www.uitgeverijeducom.nl
SPECIAL
KAART BART BROEX, RCE
JAARGANG 7 NUMMER 26 DECEMBER 2013/ JANUARI 2014
RUSLAND DE RUSSISCHE HISTORISCHE WETENSCHAP EN NEDERLAND 12
DE VERGETEN VESTING VAN ROSTOV 32
ONDERZOEK IN RUSSISCHE ARCHIEVEN: EEN VIA DOLOROSA? 17 HET SCHIP, VROUW MARIA (1771) 21
MIJNWERKERSERFGOED IN SIBERIË 38
ANNA PAULOWNA, RUSSISCHE VORSTIN IN NEDERLAND 55
TSAAR PETER DE GROTE CORNELIS CRUYS
LEFORTOVOPARK: GROEN ERFGOED VAN NICOLAAS BIDLOO IN MOSKOU 44
CATHARINA DE GROTE FRANS DE WOLLANT JAN CORNELIUS VAN RODENBURG SEBALD RUTGERS
FRANS DE WOLLANT, NEDERLANDS INGENIEUR IN RUSLAND 26
KORT 5 & 8
S P E C I A L
OP ZOEK NAAR HOLLANDSE EN VLAAMSE MEESTERS IN RUSSISCHE COLLECTIES 50
NICOLAAS BIDLOO NICOLAES WITSEN ANNA PAULOWNA
16 20 25 26 37 43 49 54 59
RUBRIEK FRISO WOUDSTRA / RES NOVA MONUMENTEN 6 VOOR U GELEZEN & RECENT VERSCHENEN 61 3
colofon
VITRUVIUS
NUMMER 26
DECEMBER 2013/JANUARI 2014
Vitruvius is een informatief, promotioneel, onafhankelijk vaktijdschrift dat beoogt kennis en ervaring uit te wisselen, inzicht te bevorderen en belangstelling te kweken voor de vakgebieden archeologie, cultuurlandschap, monumenten, immaterieel erfgoed en volkscultuur.
Vitruvius komt tot stand m.m.v. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
SUB-SPONSOR
EEN UITGAVE VAN
Uitgeverij Educom BV Mathenesserlaan 347 3023 GB Rotterdam Tel. 010-425 6544 Fax 010-425 7225
[email protected] www.uitgeverijeducom.nl
Postbus 842 3800 AV Amersfoort Tel. 033-460 5020
[email protected] www.shmn.nl Joint venture van de Alliantie en Mitros
MEDE-ONDERSTEUNERS Ruurloseweg 83 7251 LC Vorden Tel. 0575-519 455 Fax 0575-519 550 www.frisowoudstra.nl
COLOFON
Vakblad Vitruvius werkt met een onafhankelijke redactie en redactieraad. UITGEVER/ BLADMANAGER Robert Diederiks REDACTIE
REDACTIE RUSLAND-SPECIAL
S.A. Muller Drs. E. Raap mw. Drs. P.J. Braaksma mw. Drs. F.M.E. Snieder R.P.H. Diederiks
Bergerweg 27 – 6085 AT Horn Telefoon 06 - 11 454 247 www.res-nova.nl
Ben de Vries Jean Paul Corten Mara de Groot (eindredacteur) COVER Matroos-in-opleiding van historische pantserkruiser Aurora, nu museumschip in hartje St-Petersburg. Foto Barbara Mensink 2004.
REDACTIERAAD Dr. C.H.M. (Chris) de Bont Wageningen Universiteit Drs. H.M.P. (Jeroen) Bouwmeester RCE mw. Dr. B. (Bernadette) van Hellenberg Hubar Res nova Dr. R.J. (Reinout) Rutte TU Delft mw. Drs. F.M.E. (Francien) Snieder Afdeling Archeologie gemeente Amersfoort Prof.Dr.Ir. M. (Theo) Spek Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed, RU Groningen mw. Ir. G.A. (Gerdy) Verschuure-Stuip TU Delft
4
ABONNEMENTEN
LEZERSSERVICE / NABESTELLINGEN
4 nrs/jaar: Nederland € 45.- /België € 55.-. Voor betaling wordt een factuur verzonden. Vermeld bij correspondentie altijd het abonneenummer (zie de factuur). Tijdige betaling garandeert regelmatige toezending. Abonnementen lopen automatisch door. Opzeggingen (uitsluitend schriftelijk per aangetekend schrijven) dienen uiterlijk twee maanden voor afloop van de abonnementsperiode in ons bezit te zijn.
Adresmutaties/abonnementen en nabestellingen doorgeven via
[email protected].
© Copyright Uitgeverij Educom BV December 2013 / januari 2014 ISSN 1874-5008. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd met welke methode dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.
RUSLAND-SPECIAL
Uitreiking van de Juichwilg e Overijsselse gemeente Raalte is winnaar van de Juichwilg. Landschapsbeheer Nederland reikte deze trofee op 4 oktober uit tijdens haar symposium ‘Het Landschap Ben Je Zelf’ in Putten (Gld). Raalte verdient deze prijs omdat de gemeente er volgens de jury als beste in slaagt de brug te slaan tussen burger en Brussel. De jury is enthousiast over de concrete resultaten op het gebied van landschap in de gemeente, het innovatieve karakter van de projecten en de manier waarop Raalte actieve betrokkenheid van bewoners bereikt en samenwerkt met andere organisaties in het landelijk gebied. De Juichwilg is een bronzen knotwilg en gaat vergezeld van een geldprijs van 5.000 euro voor een landschapsproject. De gemeente Winterswijk werd tweede, Eindhoven en Dronten eindigden op een gedeelde derde plaats. In totaal waren twaalf gemeenten genomineerd.
D
Criteria De Juichwilg wordt jaarlijks uitgereikt aan een gemeente die zich op bijzondere wijze heeft ingezet voor het landschap. Dit jaar stond het symposium van Landschapsbeheer Nederland in het teken van Europa met als motto: ‘Landschap als brug tussen burger en Brussel’. Het inspelen op het nieuwe Europese plattelandsbeleid, het invulling geven aan de Europese Landschapsconventie en meer algemeen de gerichtheid op Europa, zijn door de jury in het bijzonder gewaardeerd. De twaalf provinciale organisaties Landschapsbeheer nomineerden elk een ge-
meente. De jury heeft de twaalf genomineerde gemeenten beoordeeld aan de hand van verschillende criteria, waarvan toekomstbestendigheid, aansluiting bij het thema, concrete resultaten en het voorstel voor de besteding van de geldprijs de belangrijkste waren.
Actief en succesvol in plattelandsontwikkeling De jury noemde Raalte ‘heel actief en succesvol in plattelandsontwikkeling’. De gemeente was trekker van het samen met buurgemeenten opgestelde Landschapsontwikkelingsplan (LOP). De grote betrokkenheid van de ambtenaren in de gemeente zorgt voor continuïteit in beleid en uitvoering. De gekozen aanpak van projecten, waarin nadrukkelijk gezocht wordt naar actieve betrokkenheid van bewoners en waarin men de samenwerking zoekt en vindt met organisaties als Landschap Overijssel, de Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland, de Agrarische Natuurvereniging en het Instituut
voor Natuureducatie en duurzaamheid, spreekt de jury aan. Ronduit innovatief vindt de jury de ‘Salland deal’: boeren die met natuurbeschermingsorganisaties, waterschap, particuliere landgoederen en burgers samenwerken in een collectief en het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) benutten om hun landschap optimaal te beheren. De geldprijs van 5.000 euro zal de gemeente Raalte gebruiken om nieuwe gereedschappen te kopen voor de vrijwilligers die zich inzetten voor natuur en landschap.
De Juichwilg De Juichwilg is als symbool voor ‘Het Landschap Ben Je Zelf’ gekozen, omdat wilgen karakteristiek voor het Nederlandse landschap zijn en het knotten ervan een zeer kenmerkende beheeractiviteit van vrijwilligers is. In 2009, 2010 en 2011 wonnen achtereenvolgens de Limburgse gemeenten Margraten en Maasgouw en het Friese Franekeradeel. In 2012 won de Groningse gemeente Oldambt de Juichwilg. 쮿
Onderzoeken Oogst voor Malta van start Sinds het Verdrag van Malta voeren vooral bedrijven veel archeologisch onderzoek uit. Met als resultaat stapels rapporten. Uit die rapporten willen we nieuwe kennis over ons verleden halen. Kennis waarmee we betere keuzes kunnen maken en belangen af kunnen wegen. En nieuwe, betere vragen formuleren. Dit 'oogsten voor Malta' vraagt wetenschappelijke synthese. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft ‘kenniskansen’ geïnventariseerd; belangrijke vragen over ons verleden die te beantwoorden zijn met de resultaten van Malta-onderzoek. De
meest prominente kenniskansen zijn omgezet in onderzoeksopdrachten. De volgende instanties gaan de eerste zes onderzoeken uitvoeren: – Bewoningsgeschiedenis westelijk NoordBrabant: BAAC (i.s.m. Vestigia) – Bewoningsgeschiedenis Gelderse vallei: RAAP – Bewoningsgeschiedenis Hollands duingebied: ADC – Laat-neolithicum - midden-bronstijd A: Universiteit Leiden – Overgang laat-Romeinse tijd - vroege
middeleeuwen: Gemeente Nijmegen. – Archeologisch ‘onzichtbare’ boerderijen 1250-1650: RAAP. De resultaten verschijnen de komende twee jaar in de reeks Nederlandse Archeologische Rapporten (NAR) van de Rijksdienst en zijn dan ook als pdf beschikbaar. De resultaten worden ook gebruikt voor de vernieuwing van de Nationale Onderzoeksagenda Archeologie (NieuweNOaA). 쮿
5
nieuws
UIT HET WERKVELD
De IJzergieterij: herbestemming van voormalige mallenopslag
F
riso Woudstra heeft in Deventer met de restauratie van het complex ‘De IJzermolen’ een bijzondere bijdrage geleverd aan de revitalisering van de Raambuurt, een voormalig industrieel gebied gelegen aan de oevers van de IJssel. Met het verdwijnen van de industriële activiteit uit dit historisch waardevolle gebied, maakte de gemeente begin jaren negentig plannen voor sloop en grootschalige nieuwbouw. Dit zou betekenen dat een van de best behouden industriecomplexen van Nederland, bestaande uit een combinatie van fabrieken in een grote verscheidenheid aan bouwstijlen en functie, en arbeiderswoningen, zou verdwijnen. In 1987 werden al zeven panden in de Raambuurt vanwege hun monumentale kwaliteiten op een inventarisatielijst van het rijk geplaatst. Twee hiervan kregen nog in datzelfde jaar de status van gemeentelijk monument. Met name door de aandacht die historische fabrieksbouw in 1996 kreeg in het ‘Jaar van het Industrieel Erfgoed’, veranderde de visie van de overheid op de wijze waarop met industrieel erfgoed moest worden omgegaan. Dit resulteerde in de Raambuurt uiteindelijk in het aanwijzen van een zevental rijksmonumenten, waarvan ‘De IJzermolen’ er één was. De nog aanwezige fabrieksgebouwen vormden in het nieuw opgestelde bestemmingsplan het uitgangspunt voor de ontwikkeling. Vandaag de dag is de Raambuurt als woonwijk voltooid. Het huidige beeld wordt bepaald door een samengaan van de grootschalige historische fabriekscomplexen en nieuwbouwarchitectuur die op de karakteristieke kwaliteiten van het erfgoed is gebaseerd.
Nering Bögel Het industriële complex ‘De IJzermolen’ vindt
De IJzermolen, na de restauratie en herbestemming zijn oorsprong in het begin van de vorige eeuw. Het maakte deel uit van de voormalige ijzergieterij Nering Bögel. De ijzergieterij is gesticht in 1756 door Hendrik Lindeman. Hij kocht in 1755 de Deventer stadswatermolen, die aan de kop van de voormalige binnenhaven was gelegen, ongeveer ter hoogte van het huidige Emmaplein. Hiermee werd een eerste begin gemaakt met de industrialisatie van het oude havengebied. In 1826 nam J.L. Nering Bögel het bedrijf over. De ontwikkeling van de ijzergieterij en de Deventer industrie in het algemeen werd mogelijk gemaakt door de ontmanteling van de vesting in 1874. In dit nieuwe gebied, gelegen op het voormalige bolwerk, wist de firma Nering Bögel haar complex uit te breiden. In de Raambuurt stonden onder andere een kantoor, een machinefabriek, een giethal en een mallenopslaggebouw. De oerijzergieterij te Deventer werd vanwege haar strategische ligging en de connecties met de Duitse hoogovenindustrie de grootste in zijn soort van Nederland. Als gevolg van de economische wereldcrisis die in de jaren dertig ook in Nederland woedde, moest Nering Bögel in 1932 faillissement aanvragen. Hiermee begon de neergang van de Raambuurt als industrieel hart van Deventer. De mallenopslag, het gebouw dat Friso Woudstra heeft gerestaureerd en herbestemd, werd na het faillissement nog enige tijd in gebruik genomen als graanmaalderij. De witte belettering aan de gevel aan de Maalderijstraat vormt een herinnering aan de functie die het gebouw vanaf 1933 had.
FR I S O W O U D S T R A R U B R I E K 6
De IJzermolen: voormalige mallenopslag en graanmaalderij Met de neergang van het bedrijf Nering Bögel, waren de bedrijfspanden overbodig. Het overgrote deel van de fabriekshallen van de ijzergieterij is in de tweede helft van de vorige eeuw afgebroken. Alleen het gebouw aan de Maalderijstraat, de voormalige mallenopslag, is behouden. De mallenopslag werd in 1905 gebouwd naar een ontwerp van de Deventer architect Jan Derk Gantvoort (1868-1928). Gantvoort is ook verantwoordelijk voor het in 1907 opgerichte pakhuis aan de Bergsingel. Het oeuvre van deze architect wordt gekenmerkt door een grote diversiteit van bouwstijlen, van Oudhollands tot sobere baksteenarchitectuur en van Jugendstil tot rationalisme. Gantvoort was een echte eclecticus met een bijzonder gevoel voor decorum: hij liet zich bij de keuze van de bouwstijl leiden door de functie van het gebouw. Het fabrieksgebouw kenmerkt zich dan ook door een voor de periode 1880-1910 kenmerkende sobere baksteenarchitectuur. De huidige verschijningsvorm is nagenoeg identiek aan de situatie anno 1905. Ten tijde van de aanvang van de restauratiewerkzaamheden had het pand echter zwaar te lijden gehad. Niet alleen was het complex door leegstand in verval geraakt, ook de oorspronkelijke verschijningsvorm was aangetast. De twee hijskapellen, die een grote rol spelen in de belevingswaarde van het pand, waren enige decennia daarvoor verwijderd. Daarnaast was in de loop der jaren
[email protected] Telefoon 0575 – 519 455 www.frisowoudstra.nl
VITRUVIUS
NUMMER 26
DECEMBER 2013/JANUARI 2014
nieuws
UIT HET WERKVELD
De noordwestelijke gevel is door de wigvormige plattegrond slechts één vensteras breed.
De IJzermolen in de jaren negentig: het gebouw was in verval geraakt.
Woudstra als architect en de in 2009 overleden Willem Jonkers als ambachtsman.
Huidige verschijningsvorm een volume onder platdak tegen het midden van de hoofdgevel geplaatst, waardoor het gebouw als het ware visueel werd opgedeeld. Behoud en herstel van de specifieke kwaliteiten van zowel het exterieur als interieur van dit bijzondere fabriekspand was van vitaal belang voor de ontwikkelingsvisie van Woudstra. Dit betekende dat het industriële karakter niet verloren mocht gaan en dat kenmerkende elementen die in de afgelopen decennia waren verdwenen, werden gereconstrueerd. Bij de restauratie en reconstructie van het fabrieksgebouw hebben historische bronnen als foto’s en tekeningen een leidende rol vervuld. Echter, niet alleen het herstellen van de oorspronkelijke verschijningsvorm van het pand heeft bij de herontwikkeling een belangrijke rol gespeeld. De herbestemming, waarbij nieuwe functies op een respectvolle manier binnen de contouren van het historische complex werden gerealiseerd, draagt in hoge mate bij aan het slagen van het project. Op de eerste verdieping bevindt zich een commercieel bureau en de verdiepingen daarboven zijn ingericht als appartementen. Op de begane grond werd de siersmederij van Willem Jonkers III ondergebracht. De vestiging van een nieuw ‘ambachtelijk’ bedrijf op het gebied van ijzerverwerking in een pand dat zijn wortels in de ijzerindustrie heeft, vond bij de gemeente veel gehoor. Het succes van de IJzermolen is in grote mate het resultaat van een vruchtbare samenwerking tussen Friso
[email protected] Telefoon 06-1145 4247 www.res-nova.nl
Het pand heeft een opvallende, wigvormige plattegrond, waarbij aan de Raamstraat sprake is van vijf vensterassen en bij de kopse gevel, zichtbaar vanaf de Maalderijstraat, slechts één as. Deze plattegrond is niet alleen bijzonder bij de beleving van het exterieur, maar vooral van het interieur. De hoofdgevel heeft een symmetrische opstand. Er is sprake van een veertiental vensterassen, waarbij twee assen worden bekroond met fraaie, opnieuw opgebouwde hijskapellen. De oorspronkelijke logistieke functie van deze twee assen blijkt verder uit de gevelopeningen die zijn voorzien van luiken: hier werden de producten vanaf de straat het pand in gehesen. Op de begane grond is per twee assen sprake van een grote poort onder rondboog. Evenals de overige raampartijen, zijn de bogen uitgevoerd met dubbele rollagen. De gevels worden gedomineerd door de gietijzeren elementen bij de raampartijen, de muurankers en de sierklossen van de bakgoot. De gevels zijn hersteld. Het metselwerk is waar nodig gerestaureerd, het voegwerk is vervangen door nieuwe snijvoegen en de houten luiken en kozijnen zijn naar oorspronkelijk voorbeeld vernieuwd. De gietijzeren raampartijen en de schotelankers zijn gerestaureerd en waar nodig door Willem Jonkers vervangen door exacte
replica’s. Het behoud van zoveel mogelijk historisch smeedwerk was bij dit complex van groot belang omdat dit was vervaardigd in de eigen fabriek. Vanwege de nieuwe bestemming als appartementengebouw zijn de luiken op de verdiepingen opengezet. In verband met de veiligheid zijn smeedijzeren hekwerken gerealiseerd, die niet alleen functioneel maar ook esthetisch verantwoord zijn. De belettering op de gevel aan de Raamstraat is behouden als herinnering aan een van de voormalige functies van het pand. In het interieur is geprobeerd het open karakter van de voormalige opslag zoveel mogelijk beleefbaar te houden. Hierbij speelde het in het zicht laten van de houten draagconstructie een belangrijke rol. Het verenigen van deze elementen in een bewoonbare leefruimte heeft geresulteerd in een loft-achtige indeling, waarbij de houten kolommen vrij in de ruimte staan. Het huidige complex is een fraai voorbeeld van hoe een vervallen industrieel complex succesvol kan worden herbestemd en een prominente rol kan innemen in een nieuw ontwikkelingsgebied. Er is bewust naar gestreefd het pand zo getrouw mogelijk te herstellen, waarbij niet alleen is gekeken naar de indeling van de opstand en plattegrond, maar ook bijzonder veel aandacht is uitgegaan naar de detaillering. Friso Woudstra Architectenis er in geslaagd om de historische structuur van het complex te behouden en daarbinnen gebruiksvriendelijke en aantrekkelijke woon- en werkruimten te creëren. drs Don Rackham Res nova Monumenten
RES NOVA M O N U M E N T E N RUBRIEK 7
kor t
VITRUVIUS – NUMMER 26 – JULI 2013
Tentoonstelling verloren kunstcollectie Willem II in St. Petersburg en Dordrecht koning Willem II (1792-1849) geveild. Buitenlandse verzamelaars slaan hun slag en kopen massaal topstukken van Rembrandt, Rubens, Leonardo da Vinci, Memling en Jan Steen. Een vorstelijke collectie van wereldformaat gaat in één klap voor Nederland verloren.
Na ruim 150 jaar heeft het Dordrechts Museum een belangrijk deel van de bijzondere collectie van Koning Willem II voor één keer weer bij elkaar gebracht. Schilderijen en tekeningen van over de hele wereld geven een prachtig beeld van deze unieke en destijds wereldberoemde kunstverzameling. 12 augustus 1850. In Den Haag wordt de schilderijencollectie van de pas gestorven
Vanaf 5 maart 2014 geeft het Dordrechts Museum met de tentoonstelling Willem II – Kunstkoning voor het eerst in Nederland een beeld van deze beroemde collectie. Aangevuld met portretten, meubels en kostbaarheden uit Willems paleizen en oogverblindende juwelen van zijn vrouw, de Russische tsarendochter Anna Paulowna, vertelt de collectie het kleurrijke levensverhaal van een opmerkelijke Oranjevorst. De gepassioneerde verzamelaar en mecenas, typisch 19de-eeuwse romanticus en held van Waterloo: kunstkoning Willem II.
Tot en met 19 januari 2014 is Willem II – Kunstkoning te zien in de Hermitage in St. Petersburg. Van 5 maart tot en met 16 juni 2014 is de tentoonstelling in veel uitgebreidere vorm exclusief voor ons land in het Dordrechts Museum te bewonderen. De tentoon- stelling reist daarna door naar Villa Vauban in Luxemburg. Aanleiding voor de tentoonstelling – de grootste ooit in het Dordrechts Museum – is de viering van 200 jaar Koninkrijk der Nederlanden. Het Dordrechts Museum organiseert de expositie in samenwerking met het Koninklijk Huisarchief, de Hermitage in Sint-Petersburg, Rusland en Villa Vauban in Luxemburg. Meer informatie over de tentoonstelling en Willem II op www.WII-kunstkoning.nl en www.dordrechtsmuseum.nl 쮿
Kampen wint BNG Erfgoedprijs 2013 De gemeente Kampen is winnaar van de BNG Erfgoedprijs 2013 geworden. Wethouder Janita Tabak ontving uit handen van de Commissaris van de Koning in de Provincie Zuid-Holland, de heer J. Franssen, onder grote belangstelling een oorkonde en een cheque van € 25.000,-, beschikbaar gesteld door hoofdsponsor BNG Cultuurfonds. De gemeente Schiedam, winnaar van 2012, was gastheer van de feestelijke bijeenkomst. De gemeente Kampen was samen met de gemeenten Den Bosch, Leiden, Noordoostpolder en Winterswijk in de race voor de prijs: deze vijf gemeenten waren genomineerd uit 20 aanmeldingen uit het hele land. “Kampen weet haar imago te ontwikkelen door inventief gebruik te maken van haar erfgoed”, Aldus juryvoorzitter Arno Brok. “Deze winnaar is toekomstgericht bezig door met erfgoed in te spelen op maatschappelijke veranderingen. Kampen is nuchter en blijft authentiek; zij vertrouwt op de eigen kracht van inwoners.
8
Ook is Kampen duidelijk over haar ambities en realistisch over de beperkingen van deze tijd en weet desondanks goede accenten te leggen op erfgoedgebied.” De winnaar overtuigt niet alleen haar eigen inwoners en instellingen, maar ook de buitenwacht, zoals toeristen, studenten én de jury van de BNG Erfgoedprijs.
De BNG Erfgoedprijs is bedoeld om gemeenten te stimuleren om effectief erfgoedbeleid te voeren en elkaar op dit gebied te inspireren. De BNG Erfgoedprijs werd voor de vierde keer uitgereikt en is een initiatief van het Erfgoedplatform van Kunsten ’92, een samenwerkingsverband van een twintigtal erfgoedorganisaties. 쮿
ONAFHANKELIJK VAKBLAD VOOR ERFGOEDPROFESSIONALS ARCHEOLOGIE l CULTUURLANDSCHAP l MONUMENTEN l IMMATERIEEL ERFGOED l VOLKSCULTUUR
JAARGANG 7
I N U M M E R 2 6 I D E C E M B E R 2 013-JANUARI 2014
SPECIAL
RUSLAND
VITRUVIUS
NUMMER 26
DECEMBER 2013/JANUARI 2014
VOORWOORD
Ron van Dartel Ambassadeur van het Koninkrijk der Nederlanden in Moskou
Gedeeld erfgoed, gemeenschappelijk belang et doet mij groot genoegen dat Vitruvius het gedeeld erfgoed van Nederland en Rusland in de schijnwerpers zet. Het bilaterale jaar 2013, met een veelheid aan contacten en evenementen in beide landen, is de directe aanleiding. Tegelijkertijd is het opportuun eens speciaal te reflecteren op een terrein van samenwerking tussen beide landen, dat de laatste jaren flink is toegenomen.
H
Wat kenmerkend is voor onze beide landen is de hernieuwde belangstelling in de eigen geschiedenis en erfgoed. Dat heeft denk ik te maken met een behoefte aan eigen identiteit, die in het gedrang komt in de globalisering van onze beleefwereld. In Nederland is zelfs een officiële staatscommissie aan het werk geweest, die het vaderlands verleden moest materialiseren in een Canon. In Rusland is de behoefte aan het herontdekken van de eigen wortels en eigenheid ingegeven door de grote veranderingen die in 1991 leidden tot het verwerpen van de communistische heilsleer en een transitie naar een samenleving op geheel andere grondslag. Het proces van herbezinning op de eigen geschiedenis en de plaats van Rusland in de wereld is nog steeds gaande. Het is eigenlijk een zoektocht naar waarden, feiten en historische rolmodellen, waarop eigen identiteit en trots opnieuw kunnen worden gefundeerd. Daarin gedijt ook goed de met Nederland gedeelde geschiedenis en het gedeeld erfgoed. Het nieuwe gedeeld erfgoedbeleid van de ministeries van Buitenlandse Zaken en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap viel daarom in goede aarde in Rusland. Met ingang van 2009 spoorde dat beleid zowel Nederlandse als Russische erfgoeddeskundigen aan op zoek te gaan naar tastbare overblijfselen van gemeenschappelijk verleden. Dat verleden blijkt heel divers en rijk geweest te zijn, waarbij de kleine maar ondernemende zeevarende natie en het grote Russische rijk elkaar niet alleen tot voordeel waren, maar ook op menselijk vlak vaak goed met elkaar overweg konden. Inmiddels is sprake van een levendig verkeer tussen Nederlandse en Russische partners. Merendeels zijn dat deskundigen op het gebied van monumentenbeheer en -onderhoud, historische landschappen, geschiedenis, archeologie, archieven en innovatieve museale ontwikkeling. Andere belangrijke partners zijn Russische regionale overheden en particuliere stichtingen. Nederland biedt deskundigheid voor historisch verantwoorde en duurzame instandhouding. De zoektocht naar moderne vormen van exploitatie voor het genereren van inkomsten voor deze instandhouding hoort daarbij. Als het even kan met sociaaleconomische spin-off voor toerisme en werkgelegenheid in lokale gemeenschappen en marktontsluiting voor Nederlandse architecten en stadsontwikkelaars op het snijvlak met gebouwd erfgoed. Kortom, een heerlijk landschap voor een ware Vitruvius. Kennisoverdracht, kennisverwerving en popularisering van gedeeld erfgoed onder een breed publiek staan centraal in het erfgoedprogramma. In dat verband is de samenwerking tussen de ambassade, die de diplomatieke regie voert, en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, die vooral op kennisoverdracht inzet, uitstekend te noemen. Het is geweldig dat Nederland en Rusland zoveel stukjes verleden delen en dat die opnieuw een inspiratiebron zijn voor Nederlanders en Russen.
10
RUSLAND-SPECIAL
VAN DE REDACTIE Jean-Paul Corten Programmaleider gedeeld erfgoed RCE
Rusland-Special: erfgoed in dialoog
Marieke Kuipers Projectleider gedeeld erfgoed Rusland Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
n het jaar dat Rusland en Nederland 400 jaar goede betrekkingen vieren, getuigen de media vooral van de tegenstellingen tussen de twee naties. Terwijl Nederland zich zorgen maakt over de mensenrechten in Rusland, spreekt Rusland zijn zorgen uit over de oorlogstaal die het westen bezigt rondom het Syrische conflict; om maar een enkel voorbeeld te noemen. Eerder dit jaar bespraken de verzamelde Nederlandse slavisten de lange historische relatie tussen de beide landen. Zij concludeerden dat de onderlinge betrekkingen zich al eeuwen kenmerken door grote afstand en vele misverstanden.
I
Al eeuwenlang bestaat er om die reden een levendig verkeer tussen beide landen. Al voordat Peter de Grote naar Nederland kwam om er kennis op te doen,, waren Russische delegaties naar de Republiek gereisd om betrekkingen aan te knopen. Andersom reisden diverse landgenoten naar Rusland voor handel of ander werk. Sporen van deze uitwisselingen zijn op verscheidene plaatsen en in diverse vormen terug te vinden. Over en weer wordt het belang van dit gedeeld verleden erkend en de beide landen spannen zich in om de herinnering eraan levend te houden. In 2009 tekenden beide een samenwerkingsovereenkomst voor een duurzame instandhouding van hun gedeeld erfgoed. Sindsdien heeft de nodige kennisuitwisseling plaatsgevonden over erfgoed in verschillende werkvelden. Daarbij blijkt dat beide landen in een andere erfgoedtraditie staan; elk geschraagd door eigen wetgeving. De ene is gericht op een conserverende werkwijze, de andere opereert juist vanuit een ontwikkelingsopgave. Maar juist in het onderscheid schuilt het belang van de uitwisseling. Het voedt de dialoog en werkt als spiegel voor het eigen handelen.
Dat neemt niet weg dat beide culturen elkaar in die tijd wederzijds hebben beïnvloed en aan elkaar schatplichtig zijn. Hoeveel armer zou het Nederlandse culturele leven zijn zonder de Russische literatuur en muziek? Wat heeft de Russische revolutie wel voor onze politieke cultuur betekend? Was het niet mede te danken aan de Russische militaire macht dat Nederland in 1813 van een Franse en in 1945 van een Duitse overheersing werd verlost? Ook de Oranjes verbonden zich in de 19de eeuw aan de Romanovs.
Ook de Russische scheepsbouw is op Nederlandse leest geschoeid en de Russische marine naar Nederlands voorbeeld georganiseerd. Woorden als матрос [matros] matroos, мачта [matsjta] mast, шкипер [sjkiper] schipper en швабра [sjwabbra] zwabber, getuigen daar nog altijd van.
Dit themanummer van Vitruvius toont de oogst van de recente samenwerking tussen Rusland en Nederland op het gebied van de erfgoedzorg. Het biedt geen volledig overzicht maar poogt een caleidoscopisch beeld te schetsen van de diverse disciplines en werkwijzen. Zo komen achtereenvolgens de archivalia, de archeologie en het cultuurlandschap, de stedenbouw en het gebouwd erfgoed, alsmede het historisch groen en de museale collecties aanbod. FOTO ANP
Andersom heeft Rusland dankbaar gebruik gemaakt van Nederlandse geografen die het onmetelijke land in kaart brachten. Nederlandse hoveniers en waterbouwers hebben stadstuinen, buitenplaatsen en waterwerken gerealiseerd. Zonder het voorbeeld van de grachtenstad Amsterdam had SintPetersburg niet bestaan.
We beginnen evenwel met een beschouwing over de samenwerking tussen beide landen op het gebied van de gedeelde historie. Dit nummer eindigt met een royale Russische bouwactiviteit in Nederland.
11
VITRUVIUS
NUMMER 26
DECEMBER 2013/JANUARI 2014
1 –Nationaal Historisch Museum aan het Rode Plein in Moskou.
Alexander Chubarian Lid Russische Academie van Wetenschappen (RAW) Directeur Instituut voor algemene geschiedenis van de RAW
Galina Shatokhina-Mordvintseva Doctor habitatus in historische wetenschappen / Wetenschappelijk hoofdmedewerker van het Instituut voor algemene geschiedenis van de RAW
De Russische historische wetenschap en Nederland n Rusland heeft zich met name binnen het kader van de Russische Academie van Wetenschappen (RAW) een wijdvertakt en functioneel netwerk gevormd van verscheidene wetenschappelijk-historische structuren, die het hele spectrum van het verleden en het culturele erfgoed beslaan. Er vinden veel activiteiten plaats op wetenschappelijk en didactisch gebied aan de Russische universiteiten. Al deze werkzaamheden worden als maatschappelijk relevant beschouwd en ondersteund door de staat.
I
Inmiddels zijn er historische genootschappen opgericht en oude genootschappen heropgericht, zoals het Russisch Historisch Genootschap (RHG) in 2012. Dit genootschap zet de nobele tradities voort van het Russisch keizerlijk historisch genootschap, dat in Rusland bestaan heeft van 1866 tot 1917 en dat een aanzienlijke bijdrage heeft geleverd aan de ontwikkeling van het nationaal historisch bewustzijn. Tot de kerntaken van het RHG, waarvan het Instituut voor Algemene Geschiedenis van de RAW één van de oprichters is, behoren bevordering van de Russische historische wetenschap, ondersteuning van onderwijsprojecten en het faciliteren van teruggave aan Rusland van nationale historische relikwieën en kostbaarheden. Andere werkzaamheden van het Genootschap zijn de toelichting en popularisering van de vader-
12
landse en wereldgeschiedenis, het behoud van het ‘collectieve historische geheugen’ van de Russische samenleving en het beter toegankelijk maken van Russische archieven en de bestudering van de documenten die zich daar bevinden. In 2013 is tevens het Russisch Militair-Historisch Genootschap (RMHG) opgericht, dat zich richt op zoek- en documentatiewerkzaamheden, archeologisch onderzoek en publicatie van documenten. Het Russische wetenschappelijk-historische milieu heeft zich nooit opgesloten in de eigen nationale geschiedenis. Van oudsher bestond er bij ons belangstelling voor globale mondiale processen en voor de bestudering van het culturele erfgoed van de mensheid in al zijn veelzijdigheid. Als een opmerkelijke richting in de vaderlandse historische wetenschap is ook land- en heemkunde ontstaan – die beide betrekking hebben op het buitenland. Hierbij worden door Russische historici zowel de historische processen op zich in verschillende landen onderzocht als de verhoudingen en wederzijdse betrekkingen van deze landen met Rusland.
Vier eeuwen RussischNederlandse relatie De Russisch-Nederlandse verhoudingen tellen meer dan vier eeuwen. De meest kleurrijke en bekende gebeurtenis in de geschiedenis binnen de bilaterale betrekkingen is het
bezoek van Peter de Grote aan Nederland tijdens het Grote Gezantschap in 1697, en het oponthoud van de tsaar in de Verenigde Provinciën in 1697-1698. De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was een van de eerste West-Europese staten waar in 1699 een permanente Russische diplomatieke vertegenwoordiging werd gevestigd. Dit kwam vooral door de rol van de Verenigde Provinciën zelf, die in die tijd een van de handelsen nijversheidscentra in Europa waren en tevens door de omstandigheid, dat het land sinds 1689 door een personele unie verbonden was met een andere grootmacht in Europa: Engeland. In de 18e en 19e eeuw werden de verhoudingen tussen Rusland en Nederland gekenmerkt door een dichte vervlechting van wederzijdse politieke, diplomatieke en financiële belangen. Door tijdgenoten gekenschetst als: ‘goede verhoudingen en vriendschap’. Het ontstaan van een wetenschappelijkhistorische interesse in Rusland voor de Verenigde Provinciën begint feitelijk begin 18e eeuw. Ze was ingegeven door praktische behoeften van de Russische staat en had betrekking op belangrijke samenwerkingsgebieden tussen beide landen, zoals handel, zeevaart, scheepsbouw, krijgskunst en nauw met deze terreinen verbonden cartografie. Het is ook in deze tijd dat verscheidene in Holland
RUSLAND-SPECIAL
Rusland en Nederland kennen een gezamenlijke geschiedenis die vier eeuwen teruggaat. Deze geschiedenis is sinds begin van de 18e eeuw uitgebreid bestudeerd en beschreven door onderzoekers van historische genootschappen, universiteiten en wetenschappelijke instituten in Rusland. Het Nationaal Historisch Museum in Moskou beschikt bijvoorbeeld over een rijke verzame-
gedrukte boekwerken uit de 17e en 18e eeuw in Rusland terechtkomen (hoofdzakelijk werken van historische aard), die uiteindelijk de basis zouden vormen van Russische boekencollecties. Een verdere ontwikkeling van de RussischNederlandse betrekkingen in de 18e eeuw en de belangstelling voor handelstransacties en financiële operaties met de Verenigde Provinciën, werd veroorzaakt door het verschijnen van vele vertaalde werken die betrekking hadden op specifieke aspecten van het zaken doen met de Verenigde Provinciën.1 Daarbij verflauwde de interesse voor het bezoek van Peter de Grote aan Holland en voor het bestuderen van de toepassing van Hollandse kennis op verschillende terreinen in Rusland zeker niet. Vanaf 1780 werd informatie van praktische aard over de Verenigde Provinciën aangevuld met politieke informatie, die in de rubrieken van ‘Buitenlandse inlichtingen’ regelmatig gepubliceerd werd door de krant ‘Moskouse berichten’ en vanaf 1790 ook door het ‘Politiek tijdschrift’, een maandelijkse uitgave van de Moskouse universiteit in de jaren 1790-1802.2 Een van de meest belangwekkende publicaties uit de eerste helft van de 19e eeuw was geschreven door graaf Alexander von Benckendorff. De publicatie behelsde de bevrijding van de Noordelijke en Zuidelijke Neder- landen van de Franse legers en werd in 1817 uitgegeven onder de titel ‘Handelingen van het detachement van generaalmajoor Von Benckendorff’, in 1829 gevolgd door een heruitgave. Tot andere belangrijke publica-ties moeten de vertalingen van werken van de Nederlandse historicus Jacobus Schelte-ma worden gerekend, gemaakt door de Russische geschiedschrijver Aleksandr Kornilovič (1800-1834). Zij gaan over de eerste Russische gezantschappen in Holland in 1615, over het verblijf van Peter de Grote in Zaandam, en over de eerste Hollandse gezantschappen in Rusland in 1630 van Albert Burgh en Johan van Veldriel. In de periode vanaf midden 19e eeuw tot aan de Eerste Wereldoorlog waren de meeste werken in de Russische geschiedschrijving gewijd aan Nederland van geografisch-sta-
ling objecten en documenten die getuigen van de veelzijdigheid van de bilaterale betrekkingen. De bestudering van documentair erfgoed in Rusland over de geschiedenis van Nederland en de relaties tussen beide landen heeft aan de basis gelegen van vele publicaties en grondige monografische onderzoeken.
2 -Een globe van Blaeu. Holland, 1690 – 1700. Atelier van de erfgenamen van Willem Blaeu. Nationaal Historisch Museum, Moskou.
tistische aard. Ook waren het publicaties op het gebied van Nederlandkunde, waarin alle zijden van het politieke, economische en culturele leven van het land werden belicht. Tevens verschenen er vertalingen van historische werken en notities van Nederlandse reizigers, grondige publicaties van diplomatieke documenten over de Russisch-Nederlandse betrekkingen en onderzoekingen, geschreven op basis van deze documenten. Ook verschenen de eerste algemene werken over de Nederlandse geschiedenis.3 De bestudering van Nederland ging ook door in Sovjet-Rusland. De periode tot de jaren 1940 werd vooral gekenmerkt door belangstelling voor de Nederlandse Opstand in de 16e eeuw, het verschijnen van methodische handleidingen voor middelbare en hogere scholen over dit thema en interesse voor de kolonie Nederlands-Indië en de nationale bevrijdingsbeweging aldaar. Tevens werd
materiaal gepubliceerd over de Haagse Vredesconferentie van 1899. De jaren ’40 gaven een groot aantal publicaties te zien over de gebeurtenissen in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Nederlandse collecties in Rusland De moderne Russische school van Nederlandkunde begint zich feitelijk te vormen vanaf het einde van de jaren veertig, wanneer historici hun aandacht gaan richten op de buitengewoon rijke verzameling van documentair erfgoed dat zich in de voorgaande eeuwen opgehoopt had in depots van Russische archieven, bibliotheken en musea. Het gaat hierbij in de eerste plaats om de huidige ‘Nederlandse’ collecties van Moskou en SintPetersburg. Een unieke bewaarplaats van wetenschappelijke documentatie van mondiale betekenis is het Archief van Buitenlandse Politiek van het
13
VITRUVIUS
NUMMER 26
DECEMBER 2013/JANUARI 2014
Russische Imperium (AVPRI) en het Archief van Buitenlandse Politiek van de Russische Federatie (AVPRF) van het ministerie van Buitenlandse zaken. Hier zijn zeldzame en ‘onbekende’ documenten te vinden, die niet alleen de geschiedenis van diplomatieke betrekkingen, waaronder ook die tussen Rusland en Nederland, behandelen, maar ook een beeld geven van uiteenlopende aspecten van de binnenlandse situatie in Nederland en zijn buitenlandse politiek in verschillende perioden van zijn ontwikkeling. De depots van het Russisch Staatsarchief voor Oude Akten (RGADA) en het Staatsarchief van de Russische Federatie (GARF) in Moskou bevatten documenten die betrekking hebben op de relatie met Holland (hoofdzakelijk uit de 17e eeuw en de tijd van Peter de Grote). Het materiaal van het GARF is interessant als bewaarplaats van persoonlijke eigendommen van beroemde persoonlijkheden, bijvoorbeeld Anna Paulowna, wier lot nauw verbonden is met de geschiedenis van Nederland. Een niet onaanzienlijk aantal documenten dat verband houdt met Nederlandse problematiek bevindt zich in het Russisch Staatsarchief voor Sociaal-Politieke Geschiedenis (RGASPI). Het belangrijkste ‘Nederlandse’ archiefmateriaal in de depots van Sint-Petersburg bevindt zich in het Russisch Historisch Staatsarchief. Documenten uit de Afdeling handschriften van de Russische Staatsbibliotheek (RGB) worden steeds vaker gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek door in Nederland gespecialiseerde Russische historici. In deze afdeling bevinden zich de persoonlijke archieven van een aantal Russische staatsfunctionarissen en publieke figuren, diplomaten en schrijvers, die Nederland eind 18e begin 19e eeuw hebben bezocht. Unieke en zeldzame Nederlandse boeken uit de 17e en 18e
eeuw worden bewaard in het Boekenmuseum van de RGB, in de Openbare Historische Staatsbibliotheek en in de Russische Staatsbibliotheek voor Buitenlandse Literatuur. Het Nationaal Historisch Museum in Moskou beschikt over een rijke verzameling objecten en documenten die getuigen van de veelzijdigheid van de betrekkingen tussen Rusland en Nederland. De bestudering van documentair erfgoed in Rusland over de geschiedenis van Nederland en de relaties tussen onze landen heeft aan de basis gelegen van vele publicaties en grondige monografische onderzoeken. Zo werd veel onbekend materiaal toegankelijk voor wetenschap en cultuur. Sinds 1949 tot aan onze tijd zijn in Rusland ongeveer veertig dissertaties over de geschiedenis van Nederland geschreven. De thematiek van deze onderzoeken betrof de middeleeuwen, de hervormingsbeweging in de Nederlanden in de eerste helft van de 16e eeuw, het collectieve Nederlandse gedachtengoed, het complexe mozaïek van de binnenlandse politiek en van de bijzonderheden van het economische systeem van de Verenigde Provinciën. Bovendien betrof het problemen van de buitenlandse politiek in het recente verleden en het heden en afzonderlijke aspecten van de koloniale politiek in NederlandsIndië, de Nederlandse arbeidersbeweging, de verzetsbeweging in Nederland en uiteraard het ontstaan en de ontwikkeling van de Russisch-Nederlandse betrekkingen in verschillende perioden. Ongeveer een derde van al deze dissertaties werd geschreven op het Instituut voor algemene geschiedenis van de RAW. Het verdient vermelding dat Russische onderzoekers onverminderd grote belangstelling hebben voor het wetenschappelijke
erfgoed van beroemde Nederlanders als Erasmus van Rotterdam, Baruch Spinoza, Hugo de Groot en voor de werken van Multatuli. Het aantal vertalingen van hun werken en daaraan gewijde wetenschappelijke publicaties staat op de eerste plaats in de Russische geschiedschrijving over Nederland. Een afzonderlijk onderzoeksobject in Rusland was en blijft tot op heden de Nederlandse kunst, waarvan de voortdurende bestudering traditioneel is voor de Russische kunstgeschiedenis. In de Russische geschiedschrijving van de laatste decennia krijgen aspecten van de Russisch-Nederlandse handel en politieke betrekkingen in de 17e tot en met de 19e eeuw veel aandacht, zowel in bilateraal verband als in de context van de wereldgeschiedenis, evenals de activiteiten van Nederlandse specialisten in Russische dienst. Men bestudeert het aandeel dat Nederland heeft in de bestudering van Rusland, er wordt nieuw materiaal gepubliceerd met betrekking tot het verblijf van Peter de Grote in Nederland, en de ontwikkeling van culturele en wetenschappelijke contacten. Onderzoekers hebben belangstelling voor de relaties tussen het Russische en Nederlandse vorstenhuis, de hulp van Rusland bij de bevrijding van Nederland van de Franse bezetters en het herstel van de nationale onafhankelijkheid in de jaren 1813-1814. Er is een monografie verschenen gewijd aan het duel tussen A.S. Puškin en G. d’Anthès met begeleidende documenten uit Nederlandse archieven die niet eerder gepubliceerd waren. In de meest recente historiografie vinden ook cultuurwetenschappelijke thema’s weerklank die worden bezien binnen een Nederlands kader. In 2007 is een solide leerboek, ‘De geschiedenis van Nederland’, uitgegeven voor hogescholen. Momenteel bevindt het werk aan het eerste boek in de Russische geschiedschrijving over de geschiedenis van België, Nederland en Luxemburg van de oudheid tot begin 21e eeuw zich in een eindstadium.
Voorbeelden van samenwerken
3 - Plaquette van de Tweede Haagse Vredesconferentie uit 1907.
14
Een goed voorbeeld van gezamenlijke activiteit van Russische en Nederlandse historici is de samenwerking tussen het Instituut voor Algemene Geschiedenis van de RAW en het Internationale Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) in Amsterdam. In het beginstadium, midden jaren negentig, werd het idee ontwikkeld voor het uitgeven van een aantal innovatieve onderzoekswerken over sociale geschiedenis in het Russisch en ook voor het vormgeven en ontwikkelen van deze onderzoekstak in Rusland. Het Instituut voor Algemene Geschiedenis van het RAW nam samen met het Instituut voor Russische Geschiedenis van de RAW en de Moskouse
RUSLAND-SPECIAL
Lomonosov-Staatsuniversiteit (MGU) het initiatief voor de uitgave van een jaarboek ‘Sociale geschiedenis’. De bundel heeft zich bewezen als gedegen en gewaardeerde wetenschappelijke uitgave, die nu is getransformeerd in een elektronisch tijdschrift dat specialisten over het hele land van deze discipline verenigt.4 Het Instituut voor Algemene Geschiedenis van de RAW en het IISG hebben deelgenomen aan een aantal gezamenlijke onderzoeksen publicatieprojecten. In dit verband kan het grootschalige onderzoeksproject uit 20062008 ‘De sociaaleconomische activiteit van de bevolking en het cultureel erfgoed van het sovjetverleden’ genoemd worden, gerealiseerd dankzij een subsidie van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en het Russische Fonds voor Fundamenteel Onderzoek (RFFI).5 Gebruikmakend van de overeenkomst tussen de RAW en de Nederlandse Academie van Wetenschappen inzake wetenschappelijke uitwisseling, hebben in de loop van het afgelopen decennium vele medewerkers van het Instituut voor Algemene Geschiedenis de mogelijkheid gekregen te werken met zeer belangwekkende archiefdocumenten die worden bewaard in het IISG. Het gaat hier vooral om de geschiedenis van verscheidene internationale organisaties en bewegingen, de Russische emigratie, de geschiedenis van Russisch en buitenlands maatschappelijk gedachtegoed, de complexe geschiedenis van de relaties tussen verschillende culturen en wetenschappelijke instituten van de beide landen. In mei 2013 werd er in het Instituut voor Algemene Geschiedenis van de RAW een internationale conferentie gehouden met als titel ‘Rusland en Nederland van de 17e tot de 20e eeuw: nieuwe onderzoeken en actuele problemen’. Deze conferentie, georganiseerd in het kader van het Nederland-Ruslandjaar 2013, was een uitgelezen kans om een beeld te krijgen van de actuele stand van de historische wetenschappelijke samenwerking, zoals die zich in de loop van de afgelopen vier eeuwen tussen beide landen heeft ontwikkeld. We hopen dat de speciale editie van het tijdschrift Vitruvius, die gewijd is aan de samenwerking op het gebied van behoud van gezamenlijk cultureel erfgoed van Nederland en Rusland, ons gemeenschappelijke historische verleden en ook Nederlands onderzoek over Rusland, op belangstelling van de lezers kan rekenen en bevorderlijk zal zijn voor de ontwikkeling van een vruchtbare samenwerking tussen geleerden van onze landen en voor een beter inzicht in de processen die
4 - Pasjkovhuis, Moskou.
5 - Museum van het boek.
bepalend zijn geweest voor gebeurtenissen in het verleden.
Noten 1
In deze werken ging het over prijzen van handelswaar en door de Republiek geleverde diensten, invoerrechten, de vervoersmogelijkheden van Hollandse schepen, evenals informatie over de VOC en de WIC en hun prijsvormingssysteem. 2 Hetzelfde kan gezegd worden over Russische periodieke uitgaven in de 19e eeuw, zoals ‘Geest der tijdschriften’ en ‘Europees Nieuwsblad’. De hoeveelheid informatie die uit de Verenigde Provinciën, de Bataafse Republiek en later uit het Koninkrijk der Nederlanden kwam, was tamelijk omvangrijk en nam in de eerdergenoemde uitgaven een waardige plaats in. 3 Panteleeva S.V. De Nederlanden en België.
Sint-Petersburg, 1905; Lozinskij S.G. Geschiedenis van België en Holland, Sint-Petersburg, 1908. 4 zie www.icshes.ru/sh/ 5 Dit gebeurde in samenwerking met het Centrum voor economische geschiedenis van de MGU en het Centrum voor Hedendaagse Geschiedenis en Politicologie van het Instituut voor Russische geschiedenis van de RAW, het Internationaal Centrum voor Sociale Geschiedenis en de Universiteit van Amsterdam. De resultaten van het project zijn verenigd in een gezamenlijke monografie ‘Sovetskoe nasledstvo’. Otraženie prošlogo v social’nych i ėkonomič eskich praktikach sovremennoj Rossii. Moskva, ROSSPĖN, 2010 (“De sovjet-erfenis”. Weerspiegeling van het verleden in sociale en economische praktijken van het hedendaagse Rusland. Moskou, ROSSPEN, 2010.) 쮿
15
VITRUVIUS
NUMMER 26
DECEMBER 2013/JANUARI 2014
MARA DE GROOT
Tsaar Peter de Grote (1672-1725)
Standbeeld Peter de Grote in Zaandam. Foto René & Peter van der Krogt.
Peter werd geboren in 1672 in Moskou als Peter I Aleksejevitsj Romanov. Het was een levendig en leergierig kind. Hij had een opvallende aanleg en interesse voor verschillende praktische vaardigheden. Peter was van jongs af aan sterk op het buitenland gericht. Zo was hij vaak te vinden in de ‘Buitenlanderswijk’, een wijk in Oost-Moskou waar zich handwerkslieden, artsen, ingenieurs en officieren uit het buitenland ophielden. Onder hen veel Nederlanders. Op zijn tiende werd Peter tsaar van Rusland. Peter besefte al vroeg het belang van het moderniseren van Rusland en het ontwikkelen van Rusland tot een maritieme macht. Hij begreep dat hij het buitenland nodig had om zijn plannen te realiseren. In maart 1697 vertrok de tsaar met een groot gevolg op een reis door West-Europa. Voornaamste doel was deskundigheid vergaren in militaire aangelegenheden en de coalitie tegen de Turken te versterken. Via Zweden, Letland en Litouwen kwam hij in de Republiek der Nederlanden terecht, op dat moment één van de sterkste en rijkste landen ter wereld. Geen zin in formele welkomstontvangsten stapte Peter met een klein gezelschap op een boot die hem rechtstreeks naar Zaandam bracht: de stad die bekend stond om de scheepsbouw. Peter trok in bij een oude bekende, de smid Gerrit Kist die hij eerder in Moskou had ontmoet. Peter verbleef slechts negen dagen in het kleine huisje aan het Krim (dat nu bekend staat als het ‘Tsaar Peterhuisje’). Reeds na drie dagen werd Peter, die onder de pseudoniem Pjotr Michajlov reisde, ontmaskerd als de Russische tsaar. Een uitnodiging om naar Amsterdam te komen van de Amsterdamse Burgemeester Nicolaas Witsen volgde kort daarop. Peter kreeg een werkplek op de werf van de VOC toegewezen.
16
Gedurende zijn verblijf in de Republiek hield Peter zich niet alleen bezig met scheepsbouw. Hij bezocht tientallen locaties om contacten te leggen en kennis op te doen. In de Rijp bezichtigde hij de polders, hij aanschouwde de walvisvaart op Texel en liet zich inspireren bij enkele kunstkamers. Eén van zijn nieuwe contacten was de arts en geleerde Frederik Ruysch. Peter liet zich door hem onderrichten op het gebied van anatomie en kocht, bij zijn tweede bezoek aan Amsterdam in 1716, veel preparaten van hem (de Ruysch-Collectie, nu in de Kunstkamera). Peter werkte enkele maanden op de VOC-werf, maar was niet geheel tevreden. Er werd naar zijn mening teveel met het timmermansoog gewerkt. Desalniettemin was de Nederlandse invloed groot. Nog immer wemelt de Russische taal van Nederlandse nautische termen en uitdrukkingen. Stadhouder Koning Willem III tipte hem om naar de scheepswerven in Engeland te gaan. De tsaar volgde zijn advies op, verbleef daar enige tijd om vervolgens, gewapend met kennis, ideeën en plannen, terug te reizen naar Moskou. In zijn kielzog kwamen veel Nederlandse experts die door Peter een contract aangeboden hadden gekregen. Van 1700 tot 1721 voerde Peter de Grote Noordse Oorlog tegen de Zweden. Rusland slaagde erin een oorlogsvloot te bouwen die Zweden, destijds één van de sterkste maritieme mogendheden van Europa, een nederlaag wist toe te brengen. Zweden verloor uiteindelijk een groot deel van zijn grondbezit aan Rusland en de nederlaag betekende het einde van Zweden als Europese grootmacht. De Republiek had een bijzondere aantrekkingskracht op de tsaar. Dankzij de sympathie die Peter voor de Lage Landen had, nam de bilaterale handel een grote vlucht. De nieuwe hoofdstad die Peter liet bouwen, Sint-Petersburg, werd een op het westen gerichte zeehaven. De plattegrond met kanalen is gemaakt naar de ideeën die Peter de Grote in de Nederlanden had opgedaan. Zo zijn er tal van voorbeelden waaruit blijkt dat de betekenis van Peter de Grote voor de economische, wetenschappelijke, militaire en culturele relaties tussen Rusland en Nederland onmiskenbaar groot is geweest en ook nu nog actueel is.
RUSLAND-SPECIAL
1 – RGADA: het Russisch Staatsarchief voor Oude Documenten te Moskou.
Hans van Koningsbrugge Directeur Nederland-Rusland Centrum / directeur Centre for Russian Studies / hoogleraar Russische geschiedenis en politiek Rijksuniversiteit Groningen
Onderzoek in Russische archieven: een via dolorosa? it jaar vieren we het bilaterale Nederland-Ruslandjaar. Men had ook 400 jaar politieke betrekkingen kunnen herdenken of de bijdrage van de kozakken aan de bevrijding van Nederland in 1813/14. Binnen het kader van het Ruslandjaar is uiteraard de nodige aandacht voor de historische betrekkingen en het Gedeeld Cultureel Erfgoed. Dit laatste betreft bijvoorbeeld ‘Neerlandica’ in Russische archieven, Nederlandse bouwwerken in Kemerovo of Nederlandse tuinarchitectuur in Lefortovo (Moskou) of Sint-Petersburg.
D
Voor het omgekeerde is ook belangstelling. Dit geldt dan in het bijzonder voor de Rossica in Nederlandse archieven, het Czaar Peterhuisje in Zaandam, of het ‘Russische’ hof ten tijde van Anna Paulowna. Wat archieven betreft is het goed om te beseffen dat er in het Nationaal Archief in Den Haag een grote hoeveelheid bronnen over de relatie met Rusland beschikbaar is, maar dat deze hoeveelheid in het niet valt bij de duizenden documenten, gerelateerd aan Nederland, die in Russische archiefinstellingen worden
bewaard. Russische archiefinstellingen hebben in het Westen meestal geen goede reputatie. Beslotenheid, ontoegankelijkheid wegens niet bepaald adequate archieftoegangen én bureaucratisch en bars personeel zouden obstakels zijn die voor niet-Russische onderzoekers bijna onoverkomelijk zouden zijn. Is dit nu werkelijk zo? In het algemeen geldt dat veel tijd gestoken dient te worden in de voorbereiding. Hier schort het vaak veel aan. Wat is de onderzoeksvraag en wat is de relatie met de te onderzoeken documenten? Dit alles dient vervat te worden in een aanbevelingsbrief gericht aan de directeur van de instelling. Soms levert dit vanzelfsprekend de licht kafkaiaanse situatie op dat men gedwongen wordt zichzelf op te hemelen. Eenmaal ter plaatse aangekomen is toegang onmogelijk zonder de felbegeerde ‘propoesk’, een kaartje dat ten allen tijde getoond moet kunnen worden als formeel entreebewijs. Soms kan het verkrijgen hiervan enige uren duren, het kan echter ook een dag of meer zijn. Eenmaal binnen in de onderzoekszaal valt op dat de Russische archiveringsmethodiek
Vanwege de lange intensieve relatie die Nederland met Rusland heeft, bevatten archiefinstellingen in beide landen relatief veel bronnen die voor ‘de ander’ interessant zouden kunnen zijn. In Rusland zijn slechts weinig archieven vernietigd. Onbekendheid met het doen van onderzoek in Rusland heeft echter
(‘opis’, ‘fond’, ‘delo’ – inventaris, archiefblok, nummer) niet veel verschilt van de Nederlandse, maar wel dat de inventarissen zelf veel minder gedetailleerd zijn dan hun Nederlandse tegenhanger. Waar dit collecties met niet-Russisch materiaal betreft, heeft dit vaak te maken met de gebrekkige talenkennis van Russische archiefmedewerkers. Dit is voor de buitenlandse onderzoeker zeker een handicap, omdat digitalisering in Russische archieven nog nauwelijks is doorgedrongen. Een mooi voorbeeld hiervan is het historisch Staatsarchief Sint-Petersburg. Dit is ondergebracht in een nieuw gebouw in een buitenwijk, dat sterk contrasteert met de kaartenbakken waarmee de onderzoeker zich moet behelpen. Eén van de doelstellingen binnen het in 2000 begonnen Rossica-Neerlandica programma, dat de Nederlandse Rijksarchiefdienst in samenwerking met de ministeries van BuZa en OCW en de Rijksuniversiteit Groningen (RuG) heeft opgezet, betrof dan ook het, in samenwerking met Russische archiefmedewerkers, vervaardigen van inventarissen ge-
veel Nederlanders altijd tegengehouden om ter plekke te gaan zoeken naar geschikt bronmateriaal. In dit artikel een tipje van de sluier van de rijkdom van de Russische archieven voor Nederlands onderzoek en een beknopte handleiding zelf ter plekke onderzoek te gaan doen.
17
VITRUVIUS
NUMMER 26
DECEMBER 2013/JANUARI 2014
4 – De inventaris van archiefstukken gerelateerd aan Cornelius Cruys.
2 – Het Russisch Marine-archief te Sint-Petersburg.
schikt voor Nederlandse onderzoekers. Dit is door het Nederland-Rusland Centrum (NRCe) inmiddels geschied voor de Nederlandse collectie (tot 1725) in het Russisch Staatsarchief voor Oude Akten (Moskou), de Oranje-Romanov briefwisseling (Archief van de Russische Federatie Moskou), de collectie Cornelis Cruys (Marine-Archief Sint-Petersburg) en de Nederlands-Russische wetenschappelijke correspondentie (Archief Academie van Wetenschappen Sint-Petersburg). Tevens is een database vervaardigd van Nederlandse SS’ers die in Russische krijgsgevangenschap zijn geraakt. Hun gegevens worden bewaard in het Archief van het Rode Leger (Moskou). Twee andere factoren zijn bij onderzoek in Russische archieven van belang: tijd en organisatorische versplintering. In Nederlandse archieven bestaat geen limiet op het aantal ‘nummers’ dat kan worden aangevraagd. In Russische archieven is dit wel het geval, meestal is dit beperkt tot vijf op één dag. Dit kan voor een onderzoeker een grote handicap zijn omdat van te voren niet duidelijk is hoeveel documenten een nummer bevat. Tevens kan de tijd tussen aanvragen en inzage krijgen nogal verschillen. Dit heeft ermee te maken dat sommige delen van Russische archivalia soms in depots zijn ondergebracht die relatief ver van het hoofdgebouw liggen.
18
3 – Standbeeld van Cornelius Cruys, Stavanger Bron: Wikimedia.
Het valt daarom moeilijk in te schatten hoeveel tijd een onderzoek in beslag zal nemen. De organisatorische versplintering dateert uit de Sovjet-tijd. In tsaristisch Rusland waren er een paar centrale archieven, waar de collecties van de nationale overheidsinstellingen werden bewaard. Nadien zijn de collecties van overheidswege uit elkaar gehaald en, ten dele, ondergebracht bij nieuw opgerichte archiefinstellingen. Dit heeft erin geresulteerd dat er nu 16 centrale archieven zijn, wat in de praktijk betekent dat men voor het onderzoek naar één thema vaak meerdere archieven zal moeten bezoeken. Zo vergt bijvoorbeeld onderzoek naar de Nederlandse inbreng bij de vorming van de Russische vloot een bezoek aan het Marine-archief in Sint-Petersburg, maar ook aan het Archief van Oude Akten in Moskou. Bovendien kan ook in het Historisch Staatsarchief van Sint-Petersburg materiaal voorhanden zijn. Aangezien Moskou en Sint-Petersburg nu niet bepaald naast elkaar liggen, is het handhaven van een strak tijdschema niet bepaald eenvoudig. Zijn dit nu redenen om niet naar Rusland te gaan? Misschien wel als er slechts enkele dagen voor onderzoek beschikbaar zijn. De ervaring leert dat ‘geregel’ gemakkelijk langer kan duren dan gepland. Een probaat middel kan zijn om collegae en/of studenten alvast te
vragen het terrein te verkennen. Dit kan door bijvoorbeeld al voor het bezoek relevante documenten te laten kopiëren, digitaliseren of microfilmen. Bovendien is mijn ervaring dat wanneer de Russische archiefinstelling al van te voren geïnformeerd is over het bezoek van de buitenlandse onderzoekers, de medewerking vaak uitstekend is. In aanmerking genomen dat in Rusland vrijwel niets aan archivalia is vernietigd, kan een historicus meer dan zijn hart ophalen.
Een Russisch archiefonderzoek in de praktijk: de inventarisatie van het archief van Cornelis Cruys Zonder twijfel is Cornelis Cruys (1655-1727) één van de bekendste Nederlands-Russische iconen. Het scheppen van een slagkrachtige Russische zeemacht was een belangrijke voorwaarde voor de definitieve Russische overwinning op Zweden in de Grote Noordse Oorlog. Deze victorie gaf Rusland niet alleen een toegang tot de Oostzee, het betekende ook dat Rusland de dominantie in het Oostzeegebied van Zweden overnam. Zonder Hollandse – en speciaal Amsterdamse – inbreng was dit niet mogelijk geweest. Cruys vervulde hierbij een sleutelrol. Geboren in Stavanger als Niels Olsen vertrok hij naar Amsterdam om te gaan varen, net als zovele Noren deden. Zeker is dat hij in de jaren 1680-1698 in de stad verbleef. Hier is hij vernederlandst en
RUSLAND-SPECIAL
heeft hij zijn naam veranderd in Cornelis Cruys. Aan de admiraliteit van Amsterdam vervulde Cruys de functie van onder-equipagemeester, een soort manager die ervoor diende te zorgen dat de Amsterdamse oorlogsschepen werden uitgerust én bevoorraad. Tsaar Peter heeft Cruys in Amsterdam ontmoet en hem de post van vice-admiraal van de nog op te richten Russische vloot aangeboden. In de jaren 1698-1701 participeerde hij bij de bouw van het eerste Russische eskader in Voronezj. In de periode 1704-1713 voerde hij het commando over de Baltische vloot, waarmee hij letterlijk in de vuurlinie raakte. Na de voor Rusland glorieuze Vrede van Nystadt werd Cruys bevorderd tot admiraal. Hij overleed in 1727 in Sint-Petersburg en werd begraven in de Oude Kerk in Amsterdam. Als vooraanstaand Russisch officier had Cruys zijn eigen kanselarij. De correspondentie hiervan is bewaard gebleven. Dit materiaal vormde het startpunt voor het onderzoek van het onderzoeksteam van het Russisch Marine-Archief en het Nederland-Rusland Centrum. Al snel bleek het te gaan om honderden brieven, in het Russisch én Nederlands, die alle dienden te worden bekeken, beschreven en samengevat. Dit proces heeft twee jaar in beslag genomen. Toen bleek dat Cruys buitengewoon intensief had gecommuniceerd met admiraal-generaal Fjodor Apraksin, de opperbevelhebber van de Russische vloot.
Deze constatering betekende dat ook het gigantische Apraksin-archief op brieven van Cruys onderzocht diende te worden. Aangezien de bestaande archieftoegangen niet voldeden, moest alle correspondentie geanalyseerd worden. Ook dit proces kostte weer enige jaren. De bovengenoemde stap had ingrijpende consequenties. Dit maakte namelijk duidelijk hoezeer de centrale instituties, het Marine Departement in Moskou en de Kanselarij van de Admiraliteit te Sint-Petersburg bij het functioneren van Cruys van belang waren. Het patroon herhaalde zich ook hier. Wederom kon een diepgaande bestudering van deze ‘fondy’ niet vermeden worden. Het eindresultaat mocht er zijn. In 2009 is een catalogus gepubliceerd van documenten van Cruys, bewaard in het Marine-Archief in Sint-Petersburg, van maar liefst 786 pagina’s (inclusief register). Dit betreft dus de collectie van één Nederlandse vlagofficier en daarmee slechts een fragmentarisch onderdeel van de Nederlands-Russische betrekkingen. Dit voorbeeld mag enerzijds duidelijk maken hoe rijk de Russische archiefinstellingen zijn, maar ook hoeveel moeite het kost om die schatten te ontdekken. Hoe staat het nu met de Rossica in Nederland? Enige jaren geleden heeft het Nationaal Archief het initiatief genomen om samen met het Nederland-Rusland Centrum van de RuG een database te ontwikkelen, waarin voor begin 2014 gereed zijn. 쮿
5 – ‘Ter victorieeën gereedmaking van de Russische vloot’ een bronnenpublicatie van brieven van Peter de Grote aan Cornelius Cruys. 6 – Afkomstig uit de Russische archieven; een tweetalige uitgave van de Russische Morskoj Oestav (Zeestatuut). Het Russische zeereglement was min of meer een vertaling van het Nederlandse zeestatuut.
19
VITRUVIUS
NUMMER 26
DECEMBER 2013/JANUARI 2014
H A N S VA N KO N I N G S B R U G G E
Cornelis Cruys (1655-1727)
internationaal admiraal in Russische dienst
Bij zijn geboorte was er weinig zicht op de carrière die Cornelis Cruys in Rusland zou hebben. Geboren in Stavanger in 1655 als Niels Olsen Creutz in een gezin van een Noorse kleermaker en een moeder met van grootmoeders kant Nederlandse wortels, zal het thuis geen vetpot zijn geweest. Dit bracht de jonge Cornelis naar de pas onafhankelijke Republiek die op dat ogenblik haar meest dynamische periode beleefde. Cruys deed eerst ervaring op als matroos op een Nederlands schip, waarna hij de overstap naar de oorlogsvloot waagde. De vloot was in de Nederlanden de grote assimilator: hier werd Nederlands geleerd en hier werden Nederlandse waarden en normen bijgebracht. Vermoedelijk heeft dit Niels Olsen ertoe gebracht zijn naam te ‘verhollandsen’ tot Cornelis Cruys. De kennismaking van Cruys met tsaar Peter in Amsterdam in 1697 leidde tot een Russisch dienstverband. Cruys was in dat verband bepaald niet de enige: honderden specialisten, manschappen en officieren vonden op deze wijze hun weg naar het ‘Grote Oosten’. Deze Nederlanders zouden de kern vormen van de nieuwe Russische vloot die Cruys zo nadrukkelijk zou helpen opbouwen. Het was dan ook geen wonder dat Cruys bevelhebber van de Baltische vloot werd. Cruys’ invloed reikte nog verder: in feite was hij de leider van de steeds groeiende Nederlandse gemeenschap in het in 1703 gestichte Sint-Petersburg. Dit kwam ook omdat de vice-admiraal in zijn tuin een kleine kerk liet bouwen die aan alle protestantse gezindten plaats bood: een vroeg-modern voorbeeld van oecumene dat weliswaar zeldzaam was, maar wel geheel strookte met het gedachtengoed van tsaar Peter. Zoals zovele Nederlanders zou ook Cruys in Rusland in moeilijkheden raken. In 1713 werd hij beschuldigd van lafheid, gebrekkig leiderschap, het verlies van het Russische schip Viborg en het laten ontsnappen van enige Zweedse oorlogsschepen. De krijgsraad oordeelde hard: in januari 1714 werd Cruys ter dood veroordeeld. Dit vonnis werd door
20
Anoniem, Portret van Cornelis Cruys, 1700-1750. Coll. Staatsmuseum de Hermitage, Sint-Petersburg.
Peter omgezet in ballingschap in Kazan. Cruys bleek echter onmisbaar zodat hij begin 1715 weer werd teruggeroepen. Peter sprak Cruys bij deze gelegenheid toe met de opmerkelijke woorden: “Ik ben niet meer boos”, waarop de viceadmiraal spits antwoordde dat hij “…ook niet meer boos was”. Hoe dan ook: Cruys zou zich in de jaren nadien ontpoppen als dynamische en onmisbare manager van de Russische vloot. Tot zijn overlijden zou Cruys zich niet alleen met de vloot bezighouden maar ook met het zoveel mogelijk promoten van nijverheid en landbouw in Rusland. Het was zijn idee om tabak te gaan verbouwen in Rusland en een eigen papierindustrie op te richten. Tegelijkertijd was hij gesteld op SintPetersburg en maakte hij zich verdienstelijk voor de stad: hij was de stichter van de lokale brandweer en de Russische meteorologische dienst, terwijl hij zich ook intensief met cartografie bezighield. Zijn begrafenis in de Oude Kerk in Amsterdam maakte echter ook duidelijk dat Cruys in zijn hart een Nederlander was gebleven.
RUSLAND-SPECIAL
1 – Detail tekening van het voorschip aan stuurboordzijde van de Vrouw Maria. Illustratie Tiina Miettinen, the National Board of Antiquities.
Sander Klos Journalist, voormalig hoofdredacteur Weekblad Schuttevaer
Martijn Manders Onderwaterarcheoloog / hoofd Maritiem Programma bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE)
GEDEELD ERFGOED TUSSEN DRIE LANDEN
Het schip, Vrouw Maria (1771) n 1771 verkochten de nabestaanden van de zojuist overleden Amsterdamse destillateur, houthandelaar en kunstverzamelaar Gerrit Braamcamp op een veiling 313 van zijn meest waardevolle schilderijen. Op de kijkdagen kwamen meer dan 10.000 mensen af op de werken van onder anderen Gabriel Metsu, Paulus Potter, Jan Steen, Rembrandt en diens toen beroemdere leerling Gerard Dou. Toen de Russische tsarina Catharina de Grote dit hoorde, beval ze haar ambassadeur in Nederland, Prins Golitzyn, enkele topstukken van Vlaamse en Hollandse schilders te verwerven, bestemd voor het Winterpaleis de Hermitage in SintPetersburg.
I
In september datzelfde jaar vertrok een schip genaamd Vrouw Maria onder kapitein Reynoud Lourens en met een grotendeels Nederlandse bemanning vanuit Amsterdam naar Sint-Petersburg. Aan boord van het circa 154 ton wegende schip was een kostbare lading, eigendom van 34 handelaren. Volgens het logboek waren er aan boord: bloemzaden, boeken, goudomlijste spiegels, zilver, 40.000 kilo suiker, kaas, thee en koffie. Daarnaast lenzen, ivoren eieren, vijgen, 123 kilo kwik, zink, textiel en in die tijd zeer waardevolle verfstoffen én schilderijen, aangekocht door de tsarina en andere vermogende Russen, verpakt in houten kisten met stro. Alleen al Catharina’s stukken hadden een waarde van 60.000
In 1771 zonk het snauwschip Vrouw Maria met een kostbare kunstlading naar de bodem van de Oostzee. De lading (deels) was eigendom van tsarina Catharina de Grote en bestemd voor de Hermitage in Sint-Petersburg. Het schip ligt nu in Finse wateren op ongeveer 40 meter diepte. Sinds de ontdekking in 1999 zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd, de meeste onder leiding van het Finse National Board of Antiquities, die verantwoordelijk is voor het beheer van het wrak. De duikacties gingen met zo weinig mogelijk verstoring van de vindplaats gepaard.
Ecus, omgerekend naar de huidige koers minstens twee-en-een-half miljoen euro, en dat is zonder rekening te houden met de tussentijdse waardestijging van de schilderijen. Aan de Sont, de vernauwing tussen Denemarken en Zweden en toegang tot de Oostzee, waar tol moest worden betaald, werd overigens niets vermeld en ook niets betaald voor de kostbare kunstlading van het schip. Wel voor de gewone handelswaar? Was dat misschien een tussen staatshoofden gesloten deal? Voor de Finse zuidwestkust bij Nauvo kwam het schip in de problemen, precies op het moment dat de kapitein en zijn bemanning zich hadden teruggetrokken voor het gebed. Het
Sinds 2007 praten Nederland, Rusland en Finland over vervolgstappen. Deze drie landen voelen een verbondenheid en gedeelde verantwoordelijkheid voor dit schip. De keuzes voor de toekomst kunnen zowel in situ bescherming zijn, als het opgraven van schip en lading. In de tussentijd is over het schip en haar fascinerende verhaal een tentoonstelling gemaakt door het Nationaal Maritiem Museum in Kotka, Finland. Nu komt deze tentoonstelling mogelijk naar Nederland.
21
VITRUVIUS
NUMMER 26
DECEMBER 2013/JANUARI 2014
3 – Presentatie tijdens het in 2012 gehouden congres over de toekomst van de Vrouw Maria in Kotka, Finland. Foto: Aki Leinonen, the National Board of Antiquities.
2 – Een textiellood uit Leiden. Foto: Markku Haverinen, the National Board of Antiquities.
4. Een kijkje in het ruim van de Vrouw Maria, gemaakt met een Remotedly Operating Vehicle (ROV), uit de video door Riikka Alvik, the National Board of Antiquities.
schip raakte uit koers, liep op een rots, maar een zware zee zette haar er overheen. Er werd een anker uitgebracht en de bemanning begon zoveel mogelijk lading aan land te brengen. Op de Finse kust bij Turku stonden conservatoren van de Hermitage klaar om de nat geworden schilderijen op te vangen en te verzorgen. Enkele dagen later – op 9 oktober 1771 – zonk het schip alsnog en verdween het naar een diepte van veertig meter, want de pompen konden het instromende water niet meer weg krijgen mede door het vrij rondstromen van de lading suiker en koffiebonen. Een deel van de kunstwerken werd geborgen, maar niet die van de tsarina. Uit bronnen weten we relatief veel over de schipbreuk van de Vrouw Maria. Haar bemanning overleefde de ramp en zij konden een deel van de lading bergen. Vervolgens leidde het verlies van de onvervangbare kunstwerken van Catharine de Grote tot diplomatieke briefwisselingen tussen hooggeplaatste personen aan het Zweedse en Russische hof. Maar toen het schip in 1772 diep was weggezonken, moest de tsarina zich neerleggen bij dit miljoenenverlies.
Twee eeuwen van stilte doorbroken Pas begin jaren vijftig van de 20e eeuw werd een eeuwenlange stilte doorbroken toen vissers soms hun netten verspeelden op een obstakel onder water bij het inmiddels Finse eiland Borstö. Marineduikers constateerden dat het een scheepswrak uit de 17e of 18e eeuw moest zijn. Al snel doken de namen van de lang verdwenen schepen St.-Michael en Vrouw Maria op. Het bleek de eerstgenoemde te zijn, en in 1747 vergaan, maar vanaf dat moment was de interesse om ook de Vrouw Maria te vinden definitief gewekt. Begin jaren zeventig leidden de geruchten
22
over de ondergang van de Vrouw Maria tot een inventarisatie van het gebied waar ze vermoedelijk lag. Onderzoekers hadden echter geen materieel en een verzoek om hulp aan Defensie en de Kustwacht werd niet beantwoord. Daardoor konden alleen luchtfoto’s van het gebied worden gemaakt. Nader onderzoek liet daarna tientallen jaren op zich wachten, maar de Vrouw Maria bleef vanwege haar artistieke lading opduiken in internationale overzichten van de meest interessante en waardevolle wrakken. Totdat sportduikers in 1999 het wrak herontdekten. De Vrouw Maria stond met twee masten omhoog rechtstandig op de bodem en zat nog vol lading. Slechts een paar voorwerpen werden geborgen. In het Nationaal Maritiem Museum in het Finse Kotka is in 2012 een expositie gewijd aan zowel dit historische schip Vrouw Maria als aan het nabijgelegen wrak van de St.-Michael. Het pronkstuk van de expositie ‘Spoils of riches’ is een driedimensionale weergave
van het wrak waar de bezoeker doorheen kan manoeuvreren alsof hij zelf een duiker is. Uniek daarbij is dat de animatie begeleid wordt door een ‘soundscape’. Onderwater is het overwegend stiller dan boven water, in ieder geval voor de mens. En dit geldt helemaal voor de plek waar de Vrouw Maria ligt. Toch is het er niet doodstil. Er zijn regelmatig (vervormde) geluiden te horen. Dit kan van een scheepsmotor zijn of eenvoudig de wind en de stroming. De Nederlandse ambassade in Helsinki en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed hebben het plan de expositie in 2014 naar Nederland te halen.
Maritiem programma De afgelopen jaren heeft de Rijksdienst een internationaal Maritiem Programma opgezet, dat focust op onderzoek, behoud en beheer van scheepswrakken, waarvan de Nederlandse Staat het eigendom claimt. Dit zijn vooral de scheepswrakken van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), de West-Indische
RUSLAND-SPECIAL
5 – De Vrouw Maria van bovenaf gezien. Illustratie: Tiina Miettinen, the National Board of Antiquities.
Compagnie (WIC) en de Admiraliteit (de Marine)1. De Vrouw Maria hoort daar officieel niet bij. Ze had wel een Nederlandse bemanning, ligt in Finse wateren en had kunstschatten aan boord die eigendom waren van de tsarina van Rusland. Het schip speelt dus een rol in de geschiedenis van zeker drie landen. Het is gezamenlijk erfgoed en kent een gedeelde verantwoordelijkheid. Dit is dan ook de reden waarom de RCE ook bij het onderzoek, bescherming en beheer van dit wrak betrokken wil zijn. Het is alleen door verschillende puzzelstukjes over ons verleden aaneen te leggen, dat we een goed beeld kunnen krijgen van onze geschiedenis. Bij bijzondere scheepswrakken als de Vrouw Maria leggen we als het ware een ‘emotionele’ claim neer bij de partnerlanden. Hierin vragen we om gezamenlijke inzet van kennis en middelen voor het beheer en goed ‘huisvaderschap’ door de Finse overheid. Dat veel van de scheepswrakken op de bodem van de Oostzee van Nederlandse oorsprong zijn, is overigens niet zo verrassend. We weten immers dat de handel op de Oostzee belangrijk was voor Nederland. Per jaar passeerden
6 – Detail van een typische Nederlandse kleiaarden pijp. Gekroond met een ‘B’. Foto: Markku Haverinen, the National Board of Antiquities.
er duizenden Nederlandse schepen door de Sont. En van de bulkhandel in granen, hout en onder andere ijzer werd Nederland rijk en kon het de VOC financieren. Het vormde de basis voor de Nederlandse Gouden Eeuw.
drie delen. Al reconstruerend, denken de onderzoekers van de Finnish National Board of Antiquities dat de grote mast ongeveer 26 meter boven dek uitrees en de fokkemast 24 meter.
Een snauw
Dezelfde onderzoekers menen dat de Vrouw Maria een snauw was. De snauw staat bekend als een lang, laag en vooral snel schip met scherpe boeg, dat voor de kust- en binnenvaart werd gebruikt, maar ook als adviesjacht bij de oorlogsvloot en in de Oostzeehandel. Dit scheepstype had direct achter de grote mast, onder de mars, een klein mastje, de snauwmast ofwel dodeman, waaraan het snauw- of een gaffelzeil kon worden gehesen. Er is wel een 8,10 meter lange gaffel voor zo’n zeil gevonden, maar niet de giek, de oorspronkelijk snauwmast of het aan de grote mast bevestigde verticale rondhout zelf. Dat het een snauw is, wordt ook ondersteund door de scheepsverklaring van kapitein Lourens, die sprak over ‘Snau Skieppet Fru Maria’.
De Vrouw Maria is als volgt te beschrijven.2 De eikenhouten romp is gladboordig en met de spanten eerst gebouwd. Het schip is 26,30 meter lang en op dekhoogte 7,10 meter breed. De lengte over alles zal ongeveer veertig meter zijn geweest. De grootste breedte op de waterlijn is circa 8,20 meter en de planken zijn vier à vijf centimeter dik. De zwaarste dekbalken zijn 30x25 centimeter, de lichtste 10x10 centimeter. Tussen de ruim vier meter lange achterkajuit en de in het voorschip gelegen stenen kajuit, bevindt zich het ongeveer negentien meter lange laadruim. Haar tuigage bestond uit twee vierkant getuigde masten met elk drie ra’s. De grote mast rijst 15,20 meter boven dek, de fokkemast 13,90 meter. Dit zijn niet de oorspronkelijke lengten. Op dekhoogte hebben beide masten een doorsnee van 49 centimeter en bestaan uit
Afbreekbaarheid De Vrouw Maria is opvallend goed bewaard gebleven. Natuurlijk heeft het door jarenlang
23
VITRUVIUS
NUMMER 26
DECEMBER 2013/JANUARI 2014
gebruik te lijden gehad van weer en wind. Maar die omstandigheden veranderden abrupt, toen zij wegzonk naar veertig meter diepte en op een tamelijk stevige zeebodem bleef liggen. De stroming is daar zwak. De temperatuur schommelt tussen nul en acht graden Celsius en het water is niet erg zuurstofrijk, wat het biologische afbraakproces sterk vertraagt. Het Oostzeewater voor de zuidkust van Finland is veel minder zout dan dat in de Noordzee. Het is brak tot bijna zoet. Bacteriën kunnen daarin goed leven, maar veel destructievere zeedieren als de paalworm (Teredo navalis) niet. Recent onderzoek in het Europees gesubsidieerde WreckProtectproject3, waarbij ook de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed betrokken was, heeft aangetoond dat het onmogelijk is voor de paalworm om te overleven in het gebied waar de Vrouw Maria ligt. Tenslotte minimaliseert de diepte van veertig meter de kans op schade door kruiend ijs en is het licht er zwak, wat algengroei belemmert. En toch heeft aantasting plaats, al is het op veel langzamere schaal: bacteriën zijn namelijk dol op cellulose, een hoofdbestanddeel van hennep en vlas (linnen), waar zeilen en scheepstuigage van zijn gemaakt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat deze niet op het schip zijn aangetroffen. Dit voorspelt niet veel goeds voor de schilderijen, want ook schilderdoek werd van vlas gemaakt.
Toekomstplannen Het is een vurige wens van de Russische regering het wrak van de Vrouw Maria te lichten en de lading te bergen. Hier heeft zij veel geld voor over, daarbij gedreven door de mogelijkheid de kunstvoorwerpen van de tsarina eindelijk op de oorspronkelijke plaats van bestemming – de Hermitage – te krijgen. Maar er speelt nog iets anders. Decennialang is getracht de precommunistische geschiedenis systematisch uit het collectieve geheugen te verbannen. Een geschiedenis waar ook de
7 – Bezoekers van de tentoonstelling over de Vrouw Maria en de St.-Michael in Kotka maken een virtuele duik op de Vrouw Maria door middel van een spectaculaire kinetisch bestuurbare animatie. De hier aanwezige mensen zijn medewerkers en familieleden van de ambassade van Nederland in Finland, waaronder de ambassadeur Swarttouw. Foto: Aalto University.
24
Vrouw Maria deel van uitmaakt. Sinds de val van het communisme in de jaren 80 en 90 van de 20e eeuw wordt met alle macht geprobeerd deze achterstand weer in te halen. Aan dit plan zitten echter wel wat haken en ogen. Ten eerste ligt het wrak in Finse wateren en is de Finse regering in de eerste plaats verantwoordelijk voor het beheer. In situ bescherming is voor haar de eerste optie, zoals omschreven in het Europese Verdrag van Malta (Valletta, 1991) en de UNESCO-Conventie voor de Bescherming van het Cultureel Erfgoed Onder Water (Parijs, 2001). Ook Nederland ondersteunt dit beleid, al kan het de Finse regering alleen aanspreken op goed ‘huisvaderschap’, omdat het schip geen Nederlands staatseigendom is. Opgraven is een andere optie. En gezien de opmerkelijk goede staat van het schip met haar bijzondere lading kan het ons veel vertellen over de 18e-eeuwse handel en het leven aan boord van een snauw. Het onderzoek zal dan wel moeten voldoen aan richtlijnen van wetenschappelijk onderzoek en archeologische projectplanning. Internationale afspraken hierover staan vermeld in de Annex (aanhangsel) van de hierboven genoemde Conventie, die door onderwaterarcheologen van over de hele wereld is opgesteld en door alle bij de Verenigde Naties aangesloten landen is geaccepteerd. De financiering zou niet slechts gericht moeten zijn op de berging van de kunstwerken, maar ook op het opstellen van wetenschappelijke vragen, het uitvoeren van een gedegen opgraving en de zeer kostbare conservering van scheepswrak en vondsten. Een voorbereiding voor zo’n uitgebreid onderzoek neemt jaren in beslag. Overleg
hierover is al in 2007 begonnen tussen Finland, Rusland en Nederland. De ligging van het wrak in een Natura 2000-gebied en de economische crisis hebben het vinden van een oplossing waar de drie landen zich in kunnen vinden nog eens extra vertraagd. Een internationale wetenschappelijke conferentie in het Finse Kotka in 2012 gaf aan dat velen nog steeds zijn begaan met de toekomst van het wrak. Al waren ook hier de ideeën over de wijze waarop niet eenduidig. Zal het schip ooit nog boven water komen? Of blijft het voor altijd liggen op de plek waar het ruim tweehonderd jaar geleden verging? Dan wordt het een ‘lieu de memoire’, een herinnering aan de tijd dat Nederlandse schepen de handel op de Oostzee domineerden, Finland toebehoorde aan het koninkrijk Zweden en de kunstminnende en enigszins verlichte vorstin Catharina de Grote de scepter zwaaide in Rusland.
Noten 1 Voor meer informatie zie de pagina van Programma Maritiem Erfgoed op www.cultureelerfgoed.nl. 2 Zie ook www.nba.fi. De Wrecks In Situ-database (WIS) bevat naast geschreven tekst ook films en links naar meer informatie over het wrak, en verhalen over andere scheepswrakken en onderwatersites, zie www.maritiemprogramma.nl/WIS. 3 Zie ook www.wreckprotect.eu. Er is een boek verschenen bij de tentoonstelling over de Vrouw Maria en de St.-Michael: Eero Ehanti, Johanna Aartomaa, Irma Lounatvuori and Erik Tirkkonen (eds), Lost at sea, rediscovered, The National Board of Antiquities 2012, 256 pages, paperback, ISBN 978-951-616-228-0. 쮿
RUSLAND-SPECIAL
MARA DE GROOT
Catharina de Grote (1729-1796) Catharina II Aleksejevna werd als Sophie Augusta Frederika geboren op 2 mei 1729 in het Duitse vorstendom Stettin (nu Polen). Op haar vijftiende werd ze om strategische redenen uitgehuwelijkt aan Peter, een neef van tsarina Elizabeth en een kleinzoon van Peter de Grote. Ze verhuisde naar Rusland, moest haar naam veranderen en het Russisch-orthodoxe geloof aannemen. Haar huwelijk met Peter was niet succesvol. Beide karakters botsten; Catharina was intellectueel en ambitieus. Peter die was opgegroeid in Kiel had weinig oog voor de belangen van de Russische adelstand en nam als tsaar soms ‘onhandige’ politieke besluiten. Catharina staat bekend om haar vele, vooral jonge, minnaars. Met deze avontuurtjes versterkte ze haar positie binnen het aristocratische netwerk. Catharina had het gevoel voorbestemd te zijn als alleenheerser over Rusland. In 1762 kwam dit gevoel uit; Peter werd door een aantal edelen uit onvrede over zijn handelen in de Zevenjarige oorlog, afgezet. Een paar dagen later werd hij in de gevangenis vermoord. De moordenaar was een minnaar van Catharina, maar het is onduidelijk of Catharina zelf een rol had in de moord op haar echtgenoot. Catharina werd hiermee de nieuwe tsarina van het Russische rijk.
Hermitage Amsterdam, Amsterdam, Amstelzijde. Amstelzijde.Foto FotoLuuk LuukKramer Kramer
moest blijven behagen om haar troon te kunnen behouden. Net als Peter de Grote wilde Catharina Rusland letterlijk en figuurlijk dichter tot het Westen brengen. Al voor haar regeerperiode raakte Catharina in de ban van de Verlichting. Zij las de werken van Voltaire, Montesquieu en Bayle en correspondeerde met deze filosofen. Op een aantal verlichte hervormingen na, was er van echte vrijheidsidealen echter geen sprake. Toen Catharina vernam van de Franse Revolutie, trok zij de teugels nog wat strakker aan. Modernisering en dwang gingen voor Catharina hand in hand. Catharina hervormde het rechtsstelsel, trachtte het onderwijsstelsel uit te breiden en stimuleerde de schone kunsten, daarbij immer voorzichtigheid betrachtend; Catharina begreep maar al te goed dat ze de edelen
Catharina probeerde haar imago als verlicht vorstin hoog te houden door cultuur in de Russische samenleving te stimuleren. Net als Peter de Grote verzamelde ook Catharina graag kunst. Bij haar nam dit echter extreme vormen aan. Porselein, snuifdozen en schilderijen die zij kocht in het Westen werden met grote hoeveelheden naar Sint-Petersburg verscheept. Haar verzamelwoede deed Sint-Petersburg uitgroeien tot centrum van kunst. De persoonlijke kunstcollectie van Catharina vormde het begin van de collectie van de Hermitage. Op 76-jarige leeftijd stierf Catharina aan een herseninfarct.
25
VITRUVIUS
NUMMER 26
DECEMBER 2013/JANUARI 2014
IN DE GUNST VAN DE TSAREN
Frans de Wollant,
Willem van der Ham Zelfstandig onderzoeker, geschiedschrijver www.willemvanderham.nl
et enige portret dat waarschijnlijk ooit van Frans de Wollant (1752-1818) is gemaakt, doet mij aan Oblomov denken. Een wat triest gelaat en de slome blik van liever lui dan moe, van niet in beweging willen komen. Misschien was De Wollant net wat aan het bekomen van één van zijn vele lange vermoeiende inspectiereizen door het Russische binnenland toen hij werd geportretteerd. Misschien kon hij voor de portrettist zijn verbittering over de voortgang van zijn projecten niet verborgen houden. Misschien toonde hij zich van zijn verlegen kant en ging hij wat gebukt onder de epauletten, medailles en ander eerbetoon dat hem ten deel viel. Want de schaarse bronnen maken één ding wel duidelijk: De Wollant had niets van een anti-held. Oblomovistische trekjes waren De Wollant juist volkomen vreemd.
een Nederlands ingenieur in Rusland
H
In 1787 trok De Wollant als laatste van een
groep Nederlandse technici naar Rusland. Sinds hij voet zette op Russische bodem, raakte hij betrokken bij vrijwel elk groot infrastructureel project. Ondanks ernstige reumatische klachten, schuwde hij het avontuur niet en kende hij het grote Rusland door zijn vaak barre tochten op zijn duimpje. Hij was een man met een bewonderenswaardig organisatietalent. Hij moet een rasdiplomaat zijn geweest; hij wist zich staande te houden in de Russische bureaucratie vol intriges zonder daarbij zijn principes te verloochenen. Bovenal was hij een briljant en alom bewonderd ingenieur, die zich met de besten van zijn tijd kon meten. Wat heeft hij voor Rusland betekend? Welke rol speelde hij en andere Nederlandse ingenieurs bij de modernisering van
Frans de Wollant (1752-1818)
Rusland? Een tipje van een nog grote sluier.
De droom van Peter de Grote De Wollant was niet de eerste Nederlander die betrokken was bij de verbetering van de waterverbindingen in Rusland. Toen tsaar Peter de Grote (1672-1725) in 1703 Sint-Petersburg stichtte, besefte hij dat de ligging van de nieuwe hoofdstad gunstig was ten opzichte van zijn meer op het West-Europa gerichte politiek, maar niet ten aanzien van de rest van zijn kolossale rijk. Hij realiseerde zich maar al te goed dat er fors moest worden geïnvesteerd in infrastructuur om de stad bereikbaar en levensvatbaar te maken en goederen vanuit het binnenland te kunnen aanvoeren. Dat was hem ook ingefluisterd door
acties als de slag tussen Rusland en Zweden op de Baltische Zee bij Gotland en de Russische strijd tegen het Ottomaanse Rijk. Het lukte hem met zijn leger diverse nu in de Oekraïne, Moldavië en Roemenië gelegen steden te bestormen en in te nemen. In 1792 werd hij bevorderd tot luitenant-kolonel en twee jaar later tot kolonel en in 1796 tot generaal-majoor. In die jaren was hij als eerste ingenieur bij het zuidelijke leger een naaste medewerker van generaal A.V. Suworov.
Francois Paul (Pavlovich) de Wollant werd op 20 september 1752 in Antwerpen geboren als zoon van een Nederlandse luitenant-kolonel in het Staatse leger. Vanaf zijn negende werd hij in Duitsland opgevoed door de ouders van zijn moeder. Voordat hij in 1787 naar Rusland vertrok, deed hij ervaring op als militair-ingenieur en cartograaf. Zijn diensttijd bracht hij door in Oost-Indië waar hij 1 – Frans de Wollant. de beginselen van de vestingbouw leerde. In zijn tweede Russische periode werd Luitenant-ingenieur Van Hooff en De Wollant hij in 1810 benoemd in de rang van ingegaven tussen 1773 en 1787 leiding aan de kartering van de IJssel nieur-generaal. De Wollant ontving diver- se Russische onderen de bovenloop van de Rijn en Waal. Hij verbleef omstreeks 1780 scheidingen: de Orde van Sint-Gregorius 4e klasse, de Orde van enige jaren in Suriname, waar hij een fortificatieplan opstelde en Sint-Jan van Jeruzalem en de Sint-Wladimir Orde 2e klasse. actief was als landmeter. In Nederland werkte hij mee aan de kartering van Overijssel en Gelderland. De Wollant trouwde met Maria Elisabeth de Witte, de dochter van zijn collega Jacob de Witte. Zij kregen twee zoons, de jong Kort nadat hij in 1787 dienst van het Russische leger was gestorven Henry Eduard (1806-1816) en Alexander (1808) die in getreden in de rang van majoor, raakte hij betrokken bij militaire het Russische leger carrière maakte.
26
RUSLAND-SPECIAL
Het was de droom van menig Russisch machtshebber om de zeeën rondom Rusland met elkaar in verbinding te brengen. Militair en economisch zou het land daar garen bij spinnen. Om die droom te verwezenlijken, deden de tsaren een beroep op Nederlandse ingenieurs. Met name aan Frans de Wollant
was het te danken dat de verbindingen ook echt tot stand kwamen. De werken werden uitgevoerd onder erbarmelijke omstandigheden met een Europese oorlog als decor. Mogelijk verschaft nader onderzoek ooit een compleet beeld van de werkzaamheden van deze bijzondere man in een zeer woelig tijdperk.
2 – Kanalisering Dnjepr, ontwerp van de sluis bij Nenassytetski, Francois de Wollant, ca. 1795.
3 – Contract van 24 mei 1702 waarin is vastgelegd dat tien Nederlanders zijn aangesteld om kanalen in Rusland aan te leggen.
4 – Kaart van Ladogakanaal, 1742, door Johann Elias Grimmel. Om de vaart over het gevaarlijk Ladogameer te mijden, werd dit kanaal in de jaren 1718-1731 aangelegd als verbinding tussen Sint-Petersburg en de Vyshnij Volotsjok waterweg. Het kanaal werd door De Wollant in de jaren 1802-1810 verbeterd waarbij het een onderdeel werd van de Mariinski-route. In 1861-66 werd parallel aan het oude kanaal een nieuw kanaal gegraven.
zijn Nederlandse adviseur Nicolaas Witsen. Tijdens zijn verblijf in Rusland trok hij de conclusie dat ‘geen land in de weerelt (…) beter tot allerhande koophandel gelegen is als Rusland’. Van verbeteringen van de waterwegen zou ook de Nederlandse handel kunnen profiteren. Het Europese deel van Rusland wordt doorsneden door verscheidene grote, wijdvertakte rivieren die niet ver van elkaar ontspringen om vervolgens noordwaarts traag en kalm naar de Baltische Zee of Witte Zee stromen, of zuidwaarts uitmonden in de Kaspische Zee of Zwarte Zee. De waterscheiding tussen noord en zuid ligt op circa 100 à 200 meter
boven zeeniveau. De rivieren zijn lang, over grote afstanden bijzonder breed en vormen van oudsher belangrijke handelsroutes. De Wolga is met 4269 km en een breedte van 2000 tot 4000 meter de grootste rivier van Europa. Zijn diepte is echter heel wat minder indrukwekkend, namelijk ruim één tot circa drie meter. Over vaak lange afstand waren de rivieren met eenvoudige, platte scheepjes bevaarbaar. Als die rivieren dus door kanalen zouden worden verbonden, beschikte het land over perfecte transportroutes. De geografische situatie van het landoppervlak voor transport over water en land is misschien wel beter dan
in welk ander land ook ter wereld, merkte de Duitse rivierkundige Carl Friedrich von Wiebeking in 1840 op. Zowel uit economische oogpunt als om militair-strategische en geopolitieke redenen, bood de totstandkoming van die verbindingen grote voordelen.
Het Hollands Kanaal In de praktijk bleek echter dat het verbinden en bevaarbaar maken van de rivieren nog niet zo eenvoudig was. De Nederlander Cornelis Cruys was in 1698 al betrokken bij plannen om de Wolga en de Don te verbinden en enkele jaren later bouwden vijf Hollandse ‘sjlioez mastera’ (sluismeesters) onder leiding van
27
VITRUVIUS
NUMMER 26
DECEMBER 2013/JANUARI 2014
Tennis (Teunis?) Brouwer 31 sluizen in het Ivanovskijkanaal dat de verbinding moest gaan vormen tussen de Don en de Oka (zijrivier van de Wolga). De oorlog tegen de Turken verhinderde de totstandkoming ervan. In 1702 kwamen Russen en Nederlanders in Amsterdam overeen een kanaal te maken dat de verbinding van Sint-Petersburg met de Wolga zou vormen. De uitvoering van dit Tvertsakanaal bij Vyshnij Volotsjok was in handen van de ‘gollandskij master’ Adrian Houter, timmerman uit Harlingen. Hij gaf leiding aan 5000 spitters, 1000 man met paard en wagen en 400 timmerleden en later nog een paar duizend man meer. In 1709 ging het Hollands kanaal, zoals het wel wordt genoemd, open voor de scheepvaart. Het nieuwe kanaal was geen doorslaand succes. Ook na de totstandkoming van het verbindingskanaal bleven de rivieren gevaarlijke stromen vol ondiepten, stroomversnellingen en andere obstakels. Met het maken van een verbindingskanaal was men er dus nog niet. Behalve de waterscheidingen, vormden de grote meren hindernissen. De vaart erover met de kleine, gammele bootjes was levensgevaarlijk. Ook nadat de voeding van de waterverbinding was verbeterd en een aantal andere ingrepen hadden plaats gevonden, kostte het tientallen dagen om de goederen van Tver naar Sint-Petersburg te vervoeren; meer dan tien, soms wel twintig man waren benodigd om de schepen over de vele ondiepten en andere hindernissen te trekken. De vervoerscapaciteit van de verbinding was
volstrekt ontoereikend om aan de groeiende behoefte aan grondstoffen en goederen van Sint-Petersburg te voldoen. Om een goede waterverbinding tot stand te brengen, moesten dus eigenlijk ook de rivieren worden gekanaliseerd en was het noodzakelijk om langs de meren kanalen aan te leggen.
Opnieuw Hollandse inbreng Onder het bewind van Catharina de Grote kreeg het streven naar het verbinden van de noordelijke met de zuidelijke rivieren een nieuwe impuls. En ook in haar ogen kon dit project alleen met een grote Hollandse inbreng slagen. In het voorjaar van 1783 kreeg ingenieur-generaal Frederick Wilhelm von Baur de opdracht om buitenlandse specialisten aan te trekken om de militaire en economische ambities van Catharina de Grote te verwezenlijken. De Russische expansiedrift was enorm. De versterking van de militaire machtsbasis en de bevordering van de economie vergden investeringen in vestingbouw en infrastructuur. Door bemiddeling van Carel Diederik Dumoulin, een internationaal expert op het gebied van de vestingbouw, lukte het een aantal jonge ingenieurs te strikken voor een Russisch avontuur. In juli 1783 vertrok Jan Pieter van Suchtelen, de adjudant van Dumoulin, naar Sint-Petersburg en kort daarop de ingenieurs Maurits Anne Ver Huell, J.A. Falconi, Jan Harting en de oud-directeur Publieke Werken van Amsterdam Jacob de Witte die kort daarvoor door het stadsbestuur ontsla-
gen was. In de loop der jaren kregen zij gezelschap van een zestal andere ingenieurs, onder wie Frans de Wollant die op 30 oktober 1787 vertrok. Zij werden niet ondergebracht bij een apart Waterstaatscorps, wat aanvankelijk de bedoeling was van Catharina de Grote, maar bij het Corps der Genie. Dit betekende dat ze ook als militair bij de oorlogen die Rusland toen uitvocht, betrokken konden raken.
Catharinakanaal In mei 1785 vergezelde Van Suchtelen Catharina de Grote op een inspectietocht langs Vyshnij Volotsjok. De voeding van het Hollands kanaal was sinds de aanleg wel verbeterd, maar aan de verwachtingen voldeed de waterweg nog steeds niet; hij was zelfs weer wat in verval geraakt. De tsarina stelde geld beschikbaar om de houten sluizen te vervangen door stenen sluizen, maar de verbetering van de achterlandverbinding van Sint-Petersburg had voor haar nog geen prioriteit. Van Suchtelen keek wat vreemd op toen hij opeens de opdracht kreeg voor een heel ander plan, namelijk het maken van een verbinding tussen de Witte Zee en de Kaspische Zee ten behoeve het vervoer van graan en hout naar de oude havenstad Archangelsk. Voor Van Suchtelen stond de opdracht bijna gelijk aan een verbanning. Hij schreef aan zijn vriend Dumoulin in Nederland: “Ik begeeve mij dan op nieuw op reize; en zal binnen weinige weeken op een dubbelen afstand van UHWelgeb. (Uhoogwelgeboren) verwijderd zijn.” Ook Jacob de Witte werd bij dit werk ingeschakeld.
5 – Kaart van Sint-Petersburg (onder) en het Ladoga-kanaal, de verbinding van de rivier Neva en de rivier Volkhov (boven). Prent uit circa 1710. Maker onbekend.
6 – Jan Pieter van Suchtelen (Grave 1751 Stockholm 1836). Dit portret uit 1820 door de Engelse schilder George Dawe hangt in de Hermitage, in de eregalerij van generaals uit de oorlog van 1812, ter herinnering aan zijn helfhaftige rol bij de verdediging van Moskou tegen Napoleon.
28
RUSLAND-SPECIAL
8 – De belangrijkste waterwegen tussen het binnenland en Sint-Petersburg.
7 – Plan van de verbinding tussen de Wolga en de Don van Cornelis Cruys, 1704. 9 – Mariinski-route. De oude route van Francois de Wollant en de nieuwe route zoals die in de jaren 1890-96 tot stand kwam. Sinds 1959-1964 staat de waterweg bekend als de waterweg tussen de Wolga en de Baltische Zee.
10 – Standbeeld in Odessa van Frans de Wollant.
De omstandigheden waren bepaald niet ideaal. De permafrost maakte het werk voor het met slecht gereedschap uitgeruste werkvolk bijzonder zwaar en het maken van het kanaal met zijn veertig sluizen schoot ook niet op. Over de beloning hadden de Nederlanders niets te klagen. De aanleg van het kanaal, was “beslissend voor het Fortuin mijns Vaders”, schreef de zoon van De Witte.
Vestingbouw Ook toen De Wollant in 1787 aankwam, kreeg hij niet direct een opdracht voor werk waarvoor hij naar Rusland was gekomen. Hij kon direct ten strijde trekken tegen de Zweden. Niet lang daarna vocht hij aan Russische kant tegen de Turken. Na enige tijd kreeg hij opdrachten die meer paste in zijn straatje: het bouwen van vestingen en havens bij de Zwarte Zee. Zo is hij grondlegger van de
haven van Sebastopol, ontwerper van de nieuwe steden Tiraspol en Novotsjerkassk en bouwde hij het Turkse garnizoenstadje Khadjibey om tot vestingstad Odessa, een werk dat hij uitvoerde met Iosif (Osip) Mikhailovich Deribas, zoals de Italiaanse admiraal José de Ribas in Rusland werd genoemd. Voor de Turken werd het zo een stuk moeilijker dit gebied te heroveren. Bovendien werd een deel van de droom van Catharina werkelijkheid: Rusland kreeg de beschikking over een ijsvrije haven.
Dnjepr In 1795 kreeg De Wollant de opdracht om plannen te maken voor de kanalisering van de Dnjepr. Deze rivier was al sinds jaar en dag een belangrijke verbinding tussen het noorden en zuiden van Rusland. Een groot deel van deze rivier en zijn zijtakken was uitste-
kend bevaarbaar voor vlotten en zelfs voor schepen, maar driehonderd kilometer landinwaarts belemmerden grote granieten barrières de scheepvaart in de rivier en bevonden zich over een lengte van bijna zeventig kilometer sterke stroomversnellingen. Met gevaar voor eigen leven was de afvaart nog wel mogelijk, maar de opvaart niet. Vooral bij Nenassytetski deden zich tal van ernstige ongelukken voor en verdronken mensen met regelmaat. De Wollant kwam met de oplossing om de rivier met leidammen en gedeeltelijke verdiepingen aan banden te leggen en sluizen te bouwen voor de scheepvaart. Het plan dat hij ontvouwde bleek echter veel te ambitieus en vooral te kostbaar. Een beperkt plan met slechts één sluis bij Nenassytetski kon wel worden uitgevoerd; het kwam in 1810 gereed.
29
VITRUVIUS
NUMMER 26
DECEMBER 2013/JANUARI 2014
12 – Vyshnij Volotsjok. Bron Google maps. 11 – Kanaal/rivier bij Tikhvin, Tichvinski-waterweg.
14 – Houtvlotten op het Ladogakanaal. Foto Sergei Mikhailovich. 13 – Situatie bij Novgorod.
Wat De Wollant al voorspelde, kwam uit: het was een halfslachtige oplossing. Als men het geld ervoor over had gehad om ook elders sluizen te maken, dan zou er tegenwoordig een levendige scheepvaart hebben plaatsgevonden op de Dnjepr, verzuchtte V.E. von Timonoff in 1894 tijdens een ingenieurscongres. Hoewel de kanalisatie van de Dnjepr geen succes werd, leverde De Wollant hier wel zijn meesterproef af.
Come back Het scheelde niet veel of het was bij dit ene kanalisatieplan gebleven. In 1796 stierf Catharina de Grote. ‘De vijand kwam aan de macht’, noteerde De Wollant in zijn memoires. Hij kreeg bovendien ruzie over zijn landhuis met botanische tuin en bedacht zich niet lang toen hij een aanbod kreeg om in dienst te treden van het Oostenrijkse leger. Maar hij was nog maar net in Wenen of de Russische ambassadeur stond voor zijn deur met het verzoek naar Rusland terug te keren. Het hoofd van het departement van de waterverbindingen Jakob Sievers wilde hem koste wat kost opnemen in zijn staf en wist de nieuwe
30
Bron: Library of Congress) Mariinski-route.
tsaar Paul van het belang daarvan te overtuigen. Zo maakte De Wollant een glorieuze come back. Onder invloed van Sievers wilde tsaar Paul (1754-1801) zich vooral richten op de verbetering van de noord-zuidverbindingen. Sinds zijn terugkeer hield De Wollant zich voornamelijk daarmee bezig.
De oekaze tsaar Alexander In 1802 presenteerde tsaar Alexander (17771825) die in 1801 aan de macht was gekomen in een oekaze een ambitieus kanaliseringsplan. Sievers en De Wollant waren de architecten. De droom om alle zeeën rondom Rusland met elkaar te verbinden zou bewaarheid worden. Behalve de waterweg via Vyshnij Volotsjok, die verbeterd zou worden, zou het Wolgabekken en Sint-Petersburg met nog twee stelsels van waterwegen worden verbonden: de Tichvinski-route ter lente van 920 km dat de bouw van 24 sluizen vergde en de Mariinski-route ter lengte van 1124 km en 38 sluizen, waarvan ook de aanleg van het Svirkanaal (tussen de rivieren Svir en Sias) en Siaskanaal (tussen de rivieren Sias en Volkhov) onderdelen vormden. Daarnaast kon-
digde hij de uitvoering van een groot aantal andere werken aan, waaronder de aanleg van het Sieverskanaal langs het Ilmenmeer bij Novgorod, het Berezinakanaal en het Oginskikanaal, twee tegenwoordig in Wit-Rusland gelegen waterwegen die een verbinding maken tussen de Dnjepr en respectievelijk de Dvina en Neman. Op een serie kaarten die zich nog ergens in een Russisch archief moet bevinden, gaf De Wollant aan welke kanaliseringswerken al waren voltooid, in uitvoering waren of verbeterd moesten worden en welke projecten nog een aanvang moesten nemen en nader moesten worden onderzocht.
De uitvoering Al in Wenen had De Wollant de pen ter hand genomen om uitvoerig met Sievers over de aanpak te corresponderen. Op zijn reis terug naar Sint-Petersburg, trok De Wollant langs verschillende rivieren om de situatie in ogenschouw te nemen en stelde hij uitvoerige rapporten op. De jaren daarna maakte hij, eerst met Sievers en daarna alleen, tal van inspectiereizen. Soms legde hij in een jaar wel 10.000 werst (1066,787 meter) af, zeker
RUSLAND-SPECIAL
15 – Ilia Efimovich Repin,
De Wolgaslepers, 18701873. Col. Russisch Staatsmuseum, Sint-Petersburg. Bron: Wikimedia.
voor die tijd onvoorstelbare afstanden. De oude Sievers, die De Wollant zeer bewonderde, worstelde met zijn gezondheid en liet steeds meer aan De Wollant over. Uiteindelijk volgde De Wollant Sievers op. Algauw werd begonnen om de plannen te verwezenlijken. De Mariinski-route kwam in 1810 gereed en de Tichvinski-route een jaar later. De Wollant toonde zich trots dat de Mariinski-route één van de grootste waterbouwkundige werken van Europa was. Hij werkte met bezieling aan de uitvoering ervan. Hij maakte er echter ook geen geheim van dat de omstandigheden waaronder de werken tot stand kwamen beroerd waren en dat zijn positie weinig benijdenswaardig was. Toen hij op één van zijn inspectietochten bij het Svirkanaal kwam, trof hij daar geen 5000 man zoals afgesproken, maar 2000 zwakke, hongerige slaven afkomstig uit Wit-Rusland. Niemand wilde werken in die moerasachtige streken. Hij hekelde ook de ambtelijke sfeer en de incompetentie van de ambtenaren en technici. Toen het Tichvinski-kanaal werd geopend toonde hij zich verre van tevreden. Op het aantal sluizen was bezuinigd, waardoor het scheepvaartverkeer nog steeds last had van de stroomversnellingen. Nog steeds waren vijftig mensen nodig om de wat grotere schepen over de stroomversnellingen te trekken. De Wollant toonde zich verbitterd: de vaarweg zou wel aan de verwachtingen hebben voldaan als men zijn plannen had gevolgd en er twee sluizen meer zouden zijn gebouwd en de jaagpaden zo zouden zijn verbeterd dat de schepen door paarden in plaats van mensen konden worden voortgetrokken. De Wollant liet zich niet gauw uit het veld slaan. Zijn invloed nam in de laatste tien jaar van zijn leven verder toe. Tsaar Alexander gaf gehoor aan zijn wens het departement te reorganiseren en een hogere technische school op te richten. In 1812 werd hij benoemd tot
adjunct directeur-generaal van het departement van Verkeer en Waterstaat (‘Dienst van Verbindingswegen’ genoemd) en als lid van de Raad van Ministers. Door de oorlogsomstandigheden van die tijd (Rusland en Frankrijk hadden elkaar in 1810 de oorlog verklaard en 1812 was het jaar van de Russische veldtocht van ‘La Grande Armée’) kon hij weinig uitrichten. De grootste zorg was toen dat Sint-Petersburg niet totaal geïsoleerd zou raken. De Wollant slaagde erin dit te voorkomen. Zijn laatste levensjaren hield De Wollant zich bezig met de wederopbouw van Rusland. In 1817 presenteerde een commissie waarin hij zitting had een rapport dat in kaart bracht welke infrastructurele projecten prioriteit hadden en hoe de wederopbouw het best kon worden aangepakt. Een actieve rol bij de uitvoering ervan speelde De Wollant niet meer, maar tot zijn laatste adem maakte onze held zich verdienstelijk; hij stierf op 30 november 1818 gezeten aan zijn bureau.
Slot In het begin van de 19e eeuw beschikte Rusland over een redelijk netwerk van gekanaliseerde rivieren. Het stelsel was mede dankzij Nederlandse ingenieurs tot stand gebracht. Met name De Wollant speelde daarbij een zeer grote rol. In het landschap zijn de sporen van de activiteiten van De Wollant en andere Nederlandse ingenieurs hier en daar nog terug te vinden. Het Holland kanaal bij Vyshnij Volotsjok ligt er bijvoorbeeld nog, evenals delen van de Mariinski en Tichvinski waterwegen die tot in de 20e eeuw van belang voor de scheepvaart zijn geweest. Andere delen zijn door de aanleg van nieuwe prestigieuze werken verdwenen. Zo verdween omstreeks 1930 de sluis die De Wollant in de Dnjepr bouwde bij de aanleg van een stuwmeer. Vergeten is De Wollant allerminst. Zowel in
Odessa als Tiraspol wordt hij met een standbeeld vereerd. In 2004 bracht een onderzoek aan het licht dat in de Russische archieven en musea nog veel over De Wollant te vinden is. Het is dan ook te hopen dat er ooit een veel completer portret van hem kan worden geschetst. Hij was een bijzondere man in een zeer woelige tijdperk.
Literatuur – Bakker, Martijn (1997), A la Recherche des Ingénieurs Disparus – les Hydrauliciens Néerlandais au Dix-huitième Siècle, in History of technology, volume 19., 143-158. – Gouzévitch, D. en I. Een heel lange weg: Frans de Wollant (2004), in: E. Waegemans & H. van Koningsbrugge (red.) Noord- en Zuid-Nederlanders in Rusland 1703-2003, Baltic Studies INOS, Groningen , 313-363. – Ham, W. van der Linking the Seas: the Dutch and Russian Canal Construction, (2011) paper World Canals Conference, Groningen 19-24 September 2011. – Jones, R.E. Getting the goods to St. Petersburg (1984), In: Slavic Review, vol. 43 no. 3, 413-433. – Lever, Bert en Alexander Sapozhnikov (2001) ‘Adieu lieve generaal, leeft gezond, en gelukkig’, Nederlandse genie-officieren in Russische dienst aan het einde van de achttiende en het begin van de negentiende eeuw, in Jaarboek van het CBG deel 55. DEN HAAG. – Moberly, C.H. The Waterways of Russia (1899-1900), in: Engineering, 15 issues from Januari 13 1899 through March 16 1900. – Timonoff, Y.E. von (1894) Die Katarakte des Dnjepr. Den Haag. – De Wollant Général Francois (1999), The essay of my service in Russia 1787-1811; epilogue by N. Gleb-Kosjansky, Odessa Marine Trade Port. Odessa. – Zwaan, A.H. van der en W. van der Ham (2013), Russian canals 1702-1818: Work for Hollanders, in: Russia and the Netherlands, the space of interaction, 124-143. Moscow. 쮿
31
VITRUVIUS
NUMMER 26
DECEMBER 2013/JANUARI 2014
De vergeten vesting van Rostov
Jon van Rooijen Consulent Erfgoed en Ruimte, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Daan Lavies Freelance architectuurhistoricus
1 – De imposante muren van het kremlin van Rostov. Foto: Daan Lavies
n Nederland bestaat het beeld dat Rusland zich pas op het Westen en ons land richtte tijdens het bewind van tsaar Peter de Grote (16721725).1 In werkelijkheid gaat de onderlinge verbondenheid veel verder terug in de tijd. Al in de 16e eeuw deden Nederlandse schepen Russische havens aan, waardoor directe handelscontacten ontstonden en Nederlanders zich in Rusland gingen vestigen. Aan het hof van Michael I (1596 -1645), de stamvader van de Romanovdynastie, waren al veel Nederlanders in dienst, onder meer als hof-apotheker, lijfarts, tolk, geschutsmeester en vestingbouwkundige.2 De vestingwerken, die een zekere Jan Cornelius van Rodenburg in opdracht van deze tsaar voor de stad Rostov ontwierp, vormen tot op de dag van vandaag een tastbaar relict van deze minder bekende voorgeschiedenis van Nederlands-Russische verbondenheid.
I
In mei 2013 heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed op uitnodiging van de stichting ‘Wedergeboorte Russische Buitenplaatsen’ en het staatsmuseum ‘Rostov Kremlin’ een verkenningsmissie uitgevoerd in het kader van het Gedeeld Cultureel Erfgoedbe-
32
leid.3 De missie is op initiatief van de Nederlandse ambassade in Moskou uitgevoerd. Het doel van de missie was het toekomstperspectief van de historische vesting te verkennen. Maar eerst wilden wij weten of de Nederlandse invloed nog herkenbaar aanwezig is.
Historische context en structuur Om de geschiedenis van de vestingwerken in Rostov goed te duiden is enige kennis van de voorgeschiedenis nodig. Rostov strekt zich uit langs de noordwestoever van het Neromeer, ongeveer 200 kilometer ten noordoosten van Moskou. De stad, die tot de oudste steden van Rusland wordt gerekend, ontwikkelde zich in de Middeleeuwen tot een politiek en religieus machtscentrum. Uit deze periode stamt de eretitel ‘Veliki’ (‘de Grote’) die Rostov nog steeds draagt. Periodes van voorspoed en ontwikkeling werden echter afgewisseld met tijden van rampspoed. Vanaf 1237 werd Rusland eeuwenlang geteisterd door Tataarse hordes, die ook Rostov herhaaldelijk plunderden. Opnieuw maakte Rusland een periode van grote onrust door toen in de zogenaamde ‘Tijd der troebelen’ (1604-1613) conflicten ontstonden over de troonopvolging, waar ook buitenlandse machten zich in
mengden. In deze successiestrijd werd Rostov bijna volledig verwoest door Pools-Litouwse troepen. Alleen de 16e-eeuwse kathedraal en de kerk gewijd aan Sint-Isodorus bleven grotendeels gespaard. Nadat Michael I tot tsaar werd benoemd in 1613, keerde de rust terug in Rusland en ontwikkelde Rostov zich wederom tot een welvarende stad. Rond de kathedraal werd vanaf de tweede helft van de 17e eeuw gewerkt aan de bouw van het zogenaamde kremlin van Rostov.4 Binnen de indrukwekkende muren van dit complex werden verschillende monumentale kerken en een bisschopspaleis opgericht. Echter, ruim voordat werd begonnen aan de bouw van dit middeleeuws ogende kremlin, dat vandaag de dag nog steeds de historische stad domineert, werd prioriteit gegeven aan de aanleg van moderne verdedigingswerken. Terwijl in West-Europa de principes van het gebastioneerd stelsel in de 15e en 16e eeuw al op grote schaal werden toegepast, bleef men in Rusland lang vasthouden aan traditionele bouwmethoden. Tot de ‘Tijd der troebelen’ werd er op vertrouwd dat steden veilig zouden zijn zolang de muren en torens, van baksteen of hout, maar hoog en dik genoeg
RUSLAND-SPECIAL
In mei 2013 heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in nauwe samenwerking met de Nederlandse ambassade in Moskou een verkenningsmissie naar Rostov uitgevoerd in het kader van Gedeeld Cultureel Erfgoedbeleid. De vestingwerken van deze stad zijn in de eerste helft van de zeventiende eeuw
2 – Detail van de oudste kaart die een redelijk betrouwbaar beeld schetst van de vestingstad Rostov (ca. 1756). Opvallend is dat de toegangswegen in de flanken zijn geplaatst. Hoewel dit uitzonderlijk is, zijn hier in Nederland ook voorbeelden van te vinden. Collectie Kremlinmuseum Rostov.
werden gebouwd. De succesvolle campagne van de Pools-Litouwse troepen zal hebben bijgedragen aan het besef dat deze verdedigingsmethode niet effectief is wanneer een vijand over modern geschut beschikte. Om de noodzakelijke vestingbouwkundige vernieuwingen in Rusland door te voeren nam men buitenlandse ingenieurs in dienst, zoals ook in het verleden bijvoorbeeld al Italianen waren aangesteld om de muren van het kremlin in Moskou te ontwerpen (1485-1495).
door een Nederlands ingenieur ontworpen. Het doel van de missie was om te achterhalen of de Nederlandse invloed nog herkenbaar aanwezig is en om samen met de Russische partners het toekomstperspectief van de historische vesting te verkennen.
3 – De Sint-Isodoruskerk (1566) is sinds de aanleg van de wallen ingesloten in het meest noordoostelijk gelegen bastion van de vestingstad. Foto Daan Lavies.
4 – Kaart van de vestingstad Heusden (1581) zoals opgenomen in het Novum ac Magnum Theatrum Urbium Belgica van Joan Blaeu (1649).
Een Nederlandse vesting? Uit archiefstukken blijkt dat het versterken van Rostov (1632-1634) tot één van de projecten behoorde waartoe Jan Cornelius van Rodenburg opdracht kreeg van de tsaar (zie kadertekst op pagina 37).5 Hiermee is echter nog niet vast komen te staan hoe ‘Nederlands’ hij bouwde en wat daar nu nog van is terug te zien. Naast het verkennende bronnenonderzoek dat in voorbereiding op de missie naar Rostov werd uitgevoerd, is de analyse van de vestingstad gebaseerd op waarnemingen ter plaatse. Samen met onder meer de stadsarchitect, een lokale historicus, vertegenwoordigers van het museum van Rostov en de stichting ‘Wedergeboorte Russische Buiten-
plaatsen’ zijn de wallen tijdens het bezoek uitgebreid bekeken en besproken om er achter te komen of Nederlandse ontwerpprincipes zijn toegepast en om te bezien hoe uitzonderlijk dit monument is. Rondlopend door Rostov lijkt het niet onlogisch dat het Russische hof uitgerekend een Nederlandse ingenieur opdracht gaf een versterking te bouwen in deze waterrijke omgeving, waar de oude stad slecht enkele meters boven het vrij vlakke grasland uitsteekt. Net zoals destijds in Nederland zijn de wallen simpelweg van lokaal opgegraven aarde ge-
maakt. Dat de vesting van Rostov niet de perfecte geometrische vorm heeft gekregen waar westerse militaire ingenieurs in deze periode naar streefden, heeft ongetwijfeld met omgevingsfactoren, zoals de reeds aanwezige bebouwing te maken. Het tracé is zodanig ontworpen dat zowel de eerder genoemde 16e-eeuwse kerk gewijd aan Sint-Isodorus, als de kathedraal en de omliggende handelsgebouwen binnen het omwalde gebied vallen. De omwalling telt negen bastions, onderling verbonden door courtines. Zes van de negen zijden zijn op het land gericht waar de vestingwallen van een onderwal zijn voorzien.
33
VITRUVIUS
NUMMER 26
DECEMBER 2013/JANUARI 2014
Aan de kant van het meer wordt het vestingfront daarentegen slechts door een enkele hoofdwal gevormd. Vermoedelijk verwachtte men minder dreiging vanaf het water. Een vergelijkbaar vestingontwerp kennen we in Nederland bijvoorbeeld in Heusden, waar eveneens de landzijde van de vestingstad met een extra onderwal werd beschermd. De rechte hoeken tussen de flanken en de courtines zoals die in Rostov te zien zijn, zijn eveneens karakteristiek voor Nederlandse forten uit deze periode. Deze overeenkomsten tussen de vestingwerken van Rostov en wat in Nederland wel het ‘Oud-Nederland stelsel’ wordt genoemd, tonen overduidelijk de hand van een ingenieur die zijn opleiding in de Nederlanden heeft genoten. Dit wil echter niet zeggen dat de gehele vesting in lijn met Nederlandse uitgangspunten is gebouwd. In de Nederlanden werden vestingsteden normaliter omgeven door een brede ring van ravelijnen en inundatiegebieden om een vijand op afstand te houden. Weliswaar werd de vesting in Rostov vroeger geheel omgeven door een gracht die in verbinding stond met het Nero-meer, maar buitenwerken, dammen of sluissystemen zijn niet aangetroffen; niet op kaarten en niet in het veld. Opvallend is verder dat zowel nu als in het verleden verschillende bastions als een soort reservoir met stilstaand water zijn gevuld. Deze locatiekeuze voor wateropslag is in Rusland gebruikelijk, maar in de Nederlandse traditie niet. Verder roept het profiel van de vestingwerken vragen op. Ondanks het feit dat een groot deel van de wallen nog in een gave toestand is, zijn nergens duidelijke banketten gevonden. Volgens een lokale historicus is de vesting zelfs nooit van kanon-
nen voorzien geweest. Dit zou een geheel andere dimensie aan deze vesting geven. Wellicht dat dit het ontbreken van buitenwerken verklaart. Die zouden immers minder effectief gedekt worden vanaf de vestingwallen als daar geen artillerie stond opgesteld. Hoewel er dus nog vragen leven over de werking en ontwikkelingsgeschiedenis, kunnen we een Nederlandse invloed met zekerheid vaststellen. Deze invloed is bovendien goed af te lezen aan deze vestingstad, die tot de oudste gebastioneerde verdedigingswerken van Rusland behoort.
Het monument en de stad Tijdens de verkenningsmissie is niet alleen aandacht besteed aan de historische Nederlandse connectie met de vesting van Rostov, maar ook voor haar monumentale waarde. Door het bestuderen van kaartmateriaal, discussies met Russische partners en excursies door de stad is een beter beeld ontstaan van deze waarde en de relatie van de wallen ten opzichte van de omliggende stad. Ondanks het feit dat de wallen door de Russische staat als monument zijn aangemerkt en medewerkers van het museum ‘Rostov kremlin’ zich erg betrokken voelen, is er tot nu toe weinig aandacht voor dit erfgoed geweest.6 Er lijkt nauwelijks wetenschappelijk onderzoek naar de vestingwerken te zijn verricht vanuit een architectuurhistorische benadering en er bestaan nauwelijks beschrijvingen voor een breder publiek. In wetenschappelijke kring lijkt de aandacht tot nu toe vooral te zijn uitgegaan naar de archeologische waarde van de vesting, vanwege de relicten van vroege bewoning die in de aarde van de wallen besloten liggen. Momenteel maken onkruid en het gebrek aan voetpaden de vestingwerken moei-
lijk toegankelijk en slecht zichtbaar. Veel argeloze passanten zien dan ook slechts onbeduidende groene heuvels. Dit staat in schril contrast met de waardering die er bestaat voor het kremlin van Rostov; de trots van de stad. Het staatsmonument dat ook in de Sovjettijd goed is onderhouden en bij de bevolking onder de aandacht werd gebracht, trekt grote groepen toeristen uit zowel Rusland als daarbuiten en staat kandidaat voor Unesco’s Werelderfgoedlijst.7 Juist het ensemble van deze uitgesproken Russische architectuur met Nederlands geïnspireerde vestingwerken maakt de situatie van Rostov uitzonderlijk. Dit blijkt tot nu toe nog onvoldoende te worden onderkend. Het langdurige gebrek aan aandacht voor de vestingwallen heeft er ook toe geleid dat sommige delen zwaar zijn beschadigd. De kaart die binnen het kremlinmuseum als de oudste betrouwbare weergave van de vesting wordt beschouwd, toont dat toen de handelsroute tussen Moskou en Jaroslavl nog door de kronkelende straten van Rostov voerde, de vesting slechts twee doorgangen kende. Tegenwoordig bevinden zich veel meer coupures in de wallen. Dit is deels het gevolg van stedenbouwkundige modernisering van Rostov waarbij een structuur van rechte, brede wegen door het centrum werd gepland en het aantal uitvalswegen werd vergroot. Maar ook ongepland zijn er gaten in de wallen gegraven en is de vesting geweld aangedaan. De gaafheid van de vesting verschilt dan ook per stadsdeel. Langs het meer gaat de wal bijvoorbeeld bijna naadloos over in de moestuinen en erven die bij de omliggende houten huizen horen. Om makkelijker toegang tot de huizen te krijgen en ten behoeve van de afwatering is de wal hier op verschillende punten afge-
5-6 – De tracés van de vestingsteden Heusden en Rostov zijn goed vergelijkbaar. In beide gevallen zijn de principes van het ‘Oud-Nederlands stelsel’ toegepast. Foto’s Daan Lavies.
34
RUSLAND-SPECIAL
7 – Deze kaart toont het 18e eeuwse plan om het straten patroon van Rostov te rationaliseren zoals dit uiteindelijk ook grotendeels is uitgevoerd. De rechte straten binnen de vesting, de buffer rond de wallen en het radiale stratenplan van de buitenwijken zijn hier al te zien. Collectie Kremlinmuseum Rostov
graven. Dit tafereel vormt een groot contrast met de situatie in het noordoosten van de stad, waar de vesting het best bewaard is gebleven en waar de opzet van het gebastioneerde systeem nog verassend goed kan worden beleefd. Het lijkt erop dat de compactheid van de lokale aarde ervoor heeft gezorgd dat de wallen, ondanks het gebrekkige onderhoud, hun profiel hebben behouden. Het moerassige land en de beschermde status van de groenstrook die zich direct buiten de wallen aan de landzijde bevindt, hebben er tot dusver voor gezorgd dat zich geen bebouwing opdringt langs de buitenzijde van dit deel van de wal.
De toekomst van de vesting Tijdens workshops die samen met de Russische partners werden georganiseerd zijn de behouds- en ontwikkelingsperspectieven van de vesting bediscussieerd. Deze ideeën werden door het team aan een delegatie van lokale bestuurders en adviseurs gepresenteerd. Aanwezig waren onder andere de burgemeester en het hoofd van de afdeling regionale ontwikkeling van de Oblast (regionaal bestuur) Jaroslavl. Tijdens deze bijeenkomsten heeft de Nederlandse delegatie de nieuw verkregen inzichten en eerste ideeën gedeeld. Afgezien van de conclusie dat de 17e-eeuwse vestingwerken duidelijk Nederlandse invloeden kennen en grotendeels nog uitzonderlijk gaaf zijn, is ook geconstateerd dat de vestingwerken samen met het kremlincomplex en de historische handelsgebouwen in de binnenstad een integraal en waardevol ruimtelijk geheel vormen. Een van de belangrijkste adviezen die tijdens de presentaties is gegeven is om een integraal masterplan op te stellen voor een toekomstige ontwikkeling van Rostov als geheel, geba-
8 – Omdat de zichtbaarheid en de begaanbaarheid nu nog te wensen over laten, worden de vestingwerken slechts zelden bezocht. Foto Daan Lavies
seerd op een goed historisch begrip van de plaats. Daarbinnen zou de vesting in deelgebieden kunnen worden opgesplitst, die vanwege hun uiteenlopende karakteristieken om verschillende manieren van aanpak vragen. Strategieën die besproken zijn variëren van simpele interventies die de zichtbaarheid en toegankelijkheid kunnen verbeteren en waarmee ook de waardering voor de vestingwerken zal toenemen, tot meer bewonersgerichte benaderingen die om een intensiever en interactiever proces vragen. Tijdens presentaties zijn ter inspiratie verschillende voorbeelden getoond van Nederlandse initiatieven om de vestingbouwkundige werken ‘beleefbaarder’ te maken en deze beter in de openbare ruimte te integreren. De inzet was vooral; maak de vestingwerken op respectvolle wijze deel van de leefomgeving, zodat zowel bezoekers als inwoners van Rostov er gebruik van kunnen maken. De reeds bestaande belangstelling voor Rostov onder toeristen kan de kans van slagen voor dergelijke initiatieven vergroten. Vanwege de status van staatsmonument is
steun en instemming van de centrale overheid om de vestingwerken te herontwikkelen onmisbaar. Zonder samenwerking met de staat zal de lokale overheid terughoudend zijn om zich voor behoud en herontwikkeling in te zetten. Vanuit de Oblast worden momenteel wel initiatieven bevorderd om toerisme naar de regio te trekken. Gelegen tussen de veel bezochte steden Moskou en Jaroslavl, heeft de stad wat dat betreft een groot potentieel. In Nederland kennen wij echter ook het probleem van vestingsteden die zich te eenzijdig op toerisme gericht hebben. Plaatsen die zijn verworden tot openluchtmusea, waar het alledaagse leven verstilt en de onderhoudskosten voor de aarden wallen torenhoog zijn. Ook wat dat betreft bieden de gereconstrueerde vestingwallen van Heusden een treffend voorbeeld, waar Rostov lessen uit kan trekken. Een belangrijke stap zou zijn om in het masterplan de dynamiek van bewoners binnen de bestaande bebouwing van het stadscentrum, zoals rond de 18e-eeuwse handelshuizen en op de marktterreinen, als kernwaarde te erkennen.
35
VITRUVIUS
NUMMER 26
DECEMBER 2013/JANUARI 2014
Conclusie De samenwerking tussen Nederlandse en Russische partners tijdens de verkenningsmissie heeft er toe geleid dat de Nederlandse elementen die tot op de dag van vandaag in het ontwerp van de vestingwallen van Rostov zijn terug te vinden, beter zullen worden begrepen. Het feit dat een Nederlands ingenieur deze vesting, diep in Rusland, heeft ontworpen is op zich al bijzonder, ook al is tot nu toe weinig over Jan Cornelius van Rodenburgs tijd in Rostov bekend. Daarnaast is de vesting van historische waarde omdat deze tot de vroegste gebastioneerde versterkingen van Rusland behoort en omdat de wallen nauwelijks zijn gerestaureerd en dus qua materiaal nog zeer authentiek zijn. Verder onderzoek naar de ontwikkelingsgeschiedenis van de vesting en de bijbehorende historische waterhuishouding kunnen toekomstige ontwikkelingen in de stad richting geven. Het is een goede zaak dat nog voordat er concrete ontwikkelingsplannen zijn geformuleerd, de erfgoeddimensie belicht wordt, zodat deze een belangrijke rol kan spelen in het opstellen van het vereiste masterplan. Om een dergelijk proces goed te laten verlopen is betrokkenheid nodig van alle partijen. Ook de centrale overheid, die primair verantwoordelijk is voor de bescherming en het behoud van de vestingwerken, zal zich nog in het proces moeten mengen. Zonder mandaat of steun van de staat zullen lokale overheden en particulieren niet in staatsmonumenten
interveniëren. Hopelijk vormt deze eerste aanzet het beginpunt van een ontwikkeling waarbij deze betekenisvolle historische vesting uit de vergetelheid raakt en zich tot een vitaal deel van de stad zal ontwikkelen.
Noten 1 Dit clichébeeld werd ook in de promotiefilm van het Nederland-Ruslandjaar weer bevestigd, waar de eerste zin luidt: ‘Het begon met Peter de Grote’. 2 Wijnroks (2003), p. 291. 3 Officiële naam stichting: Национальный Фонд Возрождение русской усадьбы (Nationaal fonds Wedergeboorte Russische Buitenplaats), officiële naam museum: Государственный музей-заповедник Ростовский кремль (Staatsmuseum-reservaat Rostov Kremlin). 4 Strikt genomen is het incorrect de term ‘kremlin’ (Russisch voor citadel) te gebruiken voor het ommuurde kerkencomplex van Rostov, omdat het complex nooit als burcht bedoeld is, maar er slechts voor deze vorm is gekozen als machtssymbool. Pas in de 19e eeuw heeft men het een ‘kremlin’ genoemd, in lijn met oudere kerkcomplexen die wel als vesting hebben gefunctioneerd. Komech (1991), p. 135. 5 Bekend is een brief uit 16 augustus 1632 waarin Van Rodenburg de tsaar bericht dat de door hem ontboden werklieden uit Holland niet zijn gearriveerd. Uhlenbeck (1891), p. 11. 6 De precieze monumentenstatus en bijhorende regelgeving is niet duidelijk geworden tijdens de verkenningsmissie. Kaarten die beschermde gebieden tonen lijken niet voor handen. 7 Zie: http://whc.unesco.org/en/tentativelists/1185/
9 – 18e-eeuwse handelsgebouwen in de binnenstad van Rostov, met op de achtergrond de kathedraal. Foto Jon van Rooijen.
36
Literatuur – Ahlberg, N. (2011). Netherlandish expertise in Swedish sixteenth- and seventeenth-century urban planning. In: P. Lombaerde & C. van den Heuvel e.a. (red.), Early Modern Urbanism and the Grid, Town Planning in the Low Countries in International Context. Exchanges in Theory and Practice 1550–1800. Turnhout, 95-127. – Duffy, C. (1979). Siege warfare. The fortress in the early Modern world. 1491-1660. London. – Eaton, H.L. (1977). Decline and Recovery of the Russian Cities from 1500 to 1700. In: Canadian-American Slavic Studies, vol. 11, 220-252. – French, R.A. (1983). The early and medieval Russian town. In: J.H. Bater & R. A. French e.a. (red.), Studies in Russian historical geography, vol. 2, 249-277. – Komech, A. (1991). The golden ring. Cities of old Russia. New York. – Nossov, K. (2006). Russian fortresses. 1480-1682. Oxford. – Rappoport, P. (1996). Russian medieval military architecture. In: Gladius, vol. 8, 39-62. – Uhlenbeck, C. C. (1891). Verslag aangaande een onderzoek in de archieven van Rusland ten bate der Nederlandsche geschiedenis. Op last der regeering ingesteld. ’s Gravenhage. – Wijnroks, E. H. (2003). Handel tussen Rusland en de Nederlanden, 1560-1640. Een netwerkanalyse van de Antwerpse en Amsterdamse kooplieden, handelend op Rusland. Hilversum. 쮿
RUSLAND-SPECIAL
DA A N L AV I E S
Jan Cornelius van Rodenburg een reislustig ingenieur Jan Cornelius van Rodenburg heeft meer sporen in het buitenland nagelaten dan in Nederland. Hij zou afstammen van een adellijke Vlaamse familie, maar verder is weinig over zijn achtergrond en opleiding bekend.1 Vermeld wordt dat hij tijdens het beleg van Den Bosch (1629) zijn diensten verleende aan Frederik Henderik van Oranje (1584–1647). Wellicht was hij toen als militairingenieur betrokken bij de aanleg van de circumvallatielinie rond deze stad. Twee jaar later dient hij niet langer de prins van Oranje, maar de Russische tsaar. In dienst van tsaar Michael Romanov krijgt Jan Kornilov – zoals hij in Rusland bekend kwam te staan – verschillende opdrachten. Naast zijn opdracht in Rostov (ca. 1632-1634) is hij betrokken geweest bij het beleg van het Pools-Litouwse Smolensk (1633) en het ontwerpen van verschillende verdedigingslinies aan de door Tataren bedreigde zuidgrens van het tsarenrijk. In 1637 verruilt Jan Cornelius Rusland voor Zweden. Door de vele werken die Johan von Rodenburg
Daniël Cletcher, De voorbereiding van het beleg van 's-Hertogenbosch, 1629, 1630, olieverf op houtpaneel, 55 × 100 cm, Collectie Museum Het Prinsenhof, Delft. Op de achtergrond is Den Bosch zichtbaar, op de voorgrond wordt overlegd over de aanleg van de linies rond de stad.
– zoals hij zich nu liet noemen – in opdracht van de Zweedse Kroon uitvoert, stijgt hij in aanzien en wordt hij uiteindelijk zelfs in de adelstand verheven. Als hoofdingenieur van de Zweedse gebieden aan de oostkust van de Baltische zee ontwerpt hij onder meer versterkingen voor Narva, Nyen (het latere Sint-Petersburg) en Reval (Riga). Ook doet hij voorstellen voor de verbeteringen van de verdedigingswerken van Göteborg en Älvsborg. In tegenstelling tot zijn Russische periode, zijn van zijn latere carrière in Zweden veel ontwerptekeningen bewaard gebleven. De invloed van Nederlandse vestingbouw op het 17e-eeuwse Zweden is reeds uitvoerig bestudeerd. Wat betreft de rol die Van Rodenburg en Nederlandse vakgenoten in Rusland speelden valt nog veel te ontdekken. De deels zeer gaaf bewaard gebleven vestingwallen van Rostov kunnen een goed beginpunt vormen. 1
Gegevens over zijn leven zoals hier weergegeven zijn gebaseerd op secundair bronnenmateriaal.
37
VITRUVIUS
NUMMER 26
DECEMBER 2013/JANUARI 2014
Marieke Kuipers Senior-specialist jongere bouwkunst bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed / Hoogleraar Cultureel Erfgoed aan de Faculteit Bouwkunde te Delft
1 – Mijnwerkerswoningen van Krasnaya Gorka te Kemerovo in aanbouw, circa 1925. (Album Gé Schoorl, foto in collectie Rudolphine Eggink, Den Haag.
Mijnwerkerserfgoed in Siberië a de Russische Oktoberrevolutie van 1917 werd het Siberische achterland in hoog tempo gemoderniseerd door de bouw van nieuwe steden en zware industriecomplexen. Een belangrijke vestigingsfactor was de aanwezigheid van het bijna 70.000 km² grote steenkoolbekken in het Kuznetsk bassin (Kuzbass) in het stroomgebied van de rivier de Tom. Aan de lage oever van de rivier bevond zich de kern Sjtsjeglovsk, waar al tijdens de Eerste Wereldoorlog enkele mijnen en een chemische fabriek waren gevestigd. Maar direct na de revolutie hadden de buitenlandse bedrijven, waaronder de Belgisch-Franse mijnbouwonderneming Kopikuz, moeten vertrekken met achterlating van hun gebouwen.
diens Nieuwe Economische Politiek. De hoofdzetel van de AIK werd gevestigd op de hoge oever van de Tom, tegenover Sjtsjeglovsk, bij een kleine en primitieve nederzetting met de naam Kemerovo. Rutgers trok met zijn familie en nog enkele anderen in de stenen directeurswoning die van Kopikuz was overgenomen. Hij had van 1922 tot 1926 de leiding over de AIK en wist die onder moeilijke omstandigheden te laten uitgroeien tot een onderneming met meer dan 5000 medewerkers. Zij hadden behoefte aan goede woningen en aanverwante voorzieningen. Voor het ontwerp daarvan trok Rutgers de Haarlemse architect Johannes Bernardus van Loghem aan die onder andere arbeiders- en middenstandswoningen had gebouwd in Haarlem en het Amsterdams Betondorp.
De Autonome Industriekolonie Kuzbass
In 1926-27 realiseerde Van Loghem ruim 1000 woningen in vijf Siberische steden. Het grootste aantal stond in Kemerovo. Op de hoge oever van de Tom bouwde hij verder een school met watertoren, een badhuis, een houten gemeenschapshuis, een brandweerkazerne en een administratiekantoor; op de lage oever een chemische fabriek, een vrijgezellenhuis, een arbeidersclub en enkele arbeiderswoningen. De woningen hadden
N
In 1921 mocht de Nederlandse civiel ingenieur Sebald Rutgers, samen met de Amerikaan Herbert Calvert, de ‘Autonome Industriekolonie Kuzbass’ (AIK) stichten als een experiment van internationale samenwerking op het gebied van mijnbouw en chemische industrie, los van de algemene Sovjet-aanpak. Lenin steunde dit initiatief in het kader van
38
eenzelfde hiërarchische typologie als de gelijktijdig ontstane mijnwerkerskolonies in Zuid-Limburg en ‘companytowns’ als ‘t Lansink bij machinefabriek Stork in Hengelo of Heyplaat van de Rotterdamse Droogdok Maatschappij. Deze Nederlandse voorbeelden volgden op hun beurt eerdere internationale voorbeelden. Zo waren er voor de specialisten zogenaamde ‘spezwoningen’ van dubbelhuizen onder één kap en voor de gewone mijnwerkers lage rijtjeswoningen. Dit fenomeen was onbekend in Rusland en kreeg de bijnaam ‘worst’ (kolbassa). In de bouwconstructie was een interessante menging van methoden toegepast: spouwmuren van baksteen naar Nederlands voorbeeld, een bovenbouw van houten balkmuren volgens de Russische bouwtraditie, dubbele ramen naar Oost-Europees gebruik en een kelder, wat weer uit de Nederlandse traditie was meegebracht. Afgezien van Rutgers en Van Loghem, woonden nog vijftien andere Nederlandse experts, deels met familie, in de nieuwe kolonie. Zij woonden er samen met andere buitenlandse technici en veel Russische arbeiders. Rond 1930-35 hadden de meeste buitenlanders de AIK echter al weer verlaten onder druk van
RUSLAND-SPECIAL
In de Siberische industriestad Kemerovo ligt de voormalige mijnwerkerskolonie Krasnaya Gorka (Rode Heuvel) te wachten op een nieuwe toekomst. De kolonie heeft een bijzondere geschiedenis die nauw verbonden is met Nederland en met de eerste industrialiseringsfase van de Sovjet-Unie. Hier had de Nederlandse civiel ingenieur Sebald Rutgers samen met de Amerikaanse vakbondsleider Herbert Calvert de internationale
2 – Kaart van Krasnaya Gorka, met aanduiding van het Van Loghem-erfgoed, in 2008. Foto auteur.
het repressieve Stalinistische regime. Na de Tweede Wereldoorlog werd op de lage rivieroever een nieuwe stad gesticht ten koste van het oude Sjtsjeglovsk. Het stedelijk zwaartepunt van Kemerovo werd verlegd naar deze zijde van de Tom. Alle centrumfuncties werden hier (in de benedenstad) geconcentreerd en de mijnwerkerskolonie op de Rode Heuvel raakte in alle opzichten op de achtergrond.
Autonome Industriekolonie Kuzbass (AIK) gesticht. De meeste AIK-gebouwen zijn ontworpen door de Nederlandse architect ir. J.B. van Loghem in 1926-27. Door nieuwe stedelijke ontwikkelingen en sluiting van de mijnen is Krasnaya Gorka achterop geraakt. De geschiedenis wordt uitgebreid verteld in het lokale museum, maar de toekomst van het gebouwde erfgoed is ongewis.
3 – De ‘Van Loghem-school’ met ingekorte watertoren, hoofdentree in 2010.
4 – Specialistenwoning met moestuin in 2010. Foto auteur.
Herontdekking en verandering In 1996 bestond de AIK 75 jaar en dat was een goede aanleiding voor een tentoonstelling en een internationaal seminar over het werk van Van Loghem. Sindsdien geldt de resterende bebouwing van de AIK als het erfgoed van een gedeeld verleden van Rusland en Nederland. In dat kader hebben over en weer diverse werkbezoeken plaatsgevonden om kennis uit te wisselen over restauratie en revitalisering. De vroegere directeurswoning van Rutgers is nu ingericht als museum, waar uitvoerig de bijzondere geschiedenis wordt gepresenteerd. In de openbare ruimte zijn informatieborden geplaatst met een historische foto en een korte toelichting in het Russisch over de betreffende gebouwen. Ook zijn diverse documentaires gemaakt en andere acti-
viteiten ontplooid om de belangstelling voor het Van Loghem-erfgoed te vergroten. Niettemin waren er twee grote problemen die specifieke planvorming voor verbetering van dit erfgoed bovengemiddeld hebben bemoeilijkt, afgezien van beperkte budgetten. De ene was de onduidelijke eigendomssituatie van de grond en de gebouwen in Krasnaya Gorka nadat de centrale mijnzetel was verlaten. De andere was de strikte milieubescherming, die ook Rusland kent en die in een zware industriestad als Kemerovo uiterst relevant is. Rondom de chemische en andere fabrieken op de lage oever waren grote hindercirkels getrokken die nieuwbouw in de directe omgeving voor woondoeleinden beperkten wegens
luchtverontreiniging en gezondheidsrisico’s. In 1996 lagen de hindercirkels nog tot ver in Krasnaya Gorka, dat min of meer wegbestemd leek te worden. Inmiddels zijn nieuwe filters geplaatst en zijn andere milieuverbeteringsmaatregelen genomen. Hierna zijn de hindercirkels in omvang teruggedrongen en zijn belangrijke planologische belemmeringen weggenomen voor verbetering van de voormalige mijnwerkerswoningen op de hoge oever. Maar de vraag is welke partijen bereid zijn te investeren in deze verbeteringen en of zij ook de cultuurhistorische waarden willen respecteren. Na de opheffing van de Sovjetrepubliek zijn veel particuliere initiatieven ontplooid voor
39
VITRUVIUS
NUMMER 26
DECEMBER 2013/JANUARI 2014
5 – Interieur van een specialistenwoning in 1995.
6 – Een van de ‘kolbassa’s’, rijtjeswoningen, in 2010. Foto auteur.
Collectie Rudolphine Eggink, Den Haag.
7 – Kachel annex oven in een rijtjeswoning, in 2010. Foto auteur.
ruimte zijn volop aanwezig. De historische bebouwing, die meer omvat dan alleen de gebouwen die naar ontwerp van Van Loghem zijn uitgevoerd, is op veel plaatsen nog herkenbaar aanwezig en geeft het gebied een eigen karakter.
Toekomstplannen
8 – Het voormalige badhuis, nu garage, met informatiebord, in 2010. Foto auteur.
commerciële activiteiten. Deze hebben geleid tot grote wijzigingen in het stadsbeeld. Door de natuurlijke hoogteverschillen tussen de Tom-oevers is er zowel in de ruimtelijke beleving als in het stedelijk programma een duidelijke tweedeling ontstaan. Die is nog eens versterkt door de sluiting van de centrale mijn. Sindsdien ondergaat de voormalige mijnwerkerskolonie van Rutgers en Van Loghem min of meer hetzelfde lot als de mijnwerkerskoloniën in Zuid-Limburg. De woningen zijn merendeels in private handen. Diverse eigenaren hebben ingrijpende veranderingen aangebracht ter verhoging van het wooncomfort of in verband met een nieuwe functie. Zo is het voormalige badhuis nu in gebruik als garage. De rijtjeswoningen worden bewoond door kansarmen. Zij hebben weliswaar elektriciteit maar een beperkte watervoorziening. Tien jaar geleden werd het houtwerk van vrijkomende en leegstaande ge-
40
bouwen in de winter opgestookt. In de afgelopen jaren zijn diverse verbouwingen en toevoegingen uitgevoerd op zeer individuele wijze. Die doen geen recht aan de samenhang van de AIK. Van de voormalige ‘spezwoningen’ is een aantal recentelijk gerenoveerd. De hoofdvorm is daarbij gehandhaafd, maar in detaillering en materiaalkeuze is weinig rekening gehouden met de architectuurhistorische kenmerken. Deze nieuwe ingrepen duiden echter wel op bereidheid om in woontechnische verbetering te investeren. Waar geen onderhoud wordt gepleegd, schrijdt het verval voort. De private buitenruimte is op informele wijze afgeschermd van het publieke domein door middel van eenvoudige houten hekken zoals overal in Rusland. Ondanks de wijzigingen en zekere ‘verrommeling’ heeft het gebied van de voormalige AIK nog veel kwaliteiten. Licht, lucht en
Het stadsbestuur heeft de ambitie om Kemerovo om te vormen van een zware industriestad naar een cultureel centrum voor de regio. In dit kader is al een groot aantal mijnen binnen de gemeentegrenzen gesloten. De afdeling Stadsontwikkeling werkt aan een nieuw ‘Algemeen plan’. Hiervoor zijn nog diverse deelstudies gewenst of in uitvoering. Opmerkelijk genoeg is reeds een ‘Monumenten’- of ‘Waardenkaart’ samengesteld voor de hele stad Kemerovo. Hierop zijn verschillende gebieden, waaronder de kern van Krasnaya Gorka, aangemerkt als ‘aandachtsgebied’ wegens de bijzondere ruimtelijk-historische structuur, al heeft deze markering geen formele status. Ook het resterende ‘oerbos’ op de hoge oever is gemarkeerd als een waardevol landschapsgebied. Onduidelijk is echter welke ontwikkelingen nu prioriteit krijgen en wat de stadsvisie is ten aanzien van volkshuisvesting, bedrijvigheid, veiligheid, onderwijs-, culturele, groen- en andere openbare voorzieningen bij een licht krimpende bevolking. Tijdens de verschillende Russisch-Nederlandse werkbesprekingen is overlegd over mogelijke ontwikkelingsscenario’s voor de revitalisering van Krasnaya Gorka. Een internationale groep van Masterstudenten Bouwkunde heeft tijdens een workshop twee herbestemmingsvarianten uitgewerkt. Van Russische zijde is veel nadruk gelegd op con-
RUSLAND-SPECIAL
crete restauratieprojecten, met name voor de school, het AIK-museum Krasnaya Gorka in het Rutgershuis en de mogelijke bouw van een nieuw Steenkoolmuseum. Hier kwamen verschillende belangen naar voren, die om duidelijke prioritering en beleidskeuzes vragen op respectievelijk bestuurlijk, conceptueel, stedenbouwkundig annex architectonisch en museaal gebied. Enerzijds is het wenselijk dat een integrale visie wordt ontwikkeld op de toekomst van de wijk Krasnaya Gorka in relatie tot de stad als geheel, resulterend in een Masterplan. Anderzijds zijn hiervoor diverse deelstudies nodig, onder andere voor de noodzakelijke verbeteringen in infrastructuur (zoals oeververbindingen over de Tom), openbare voorzieningen, en de bestemmingen van deelterreinen en gebouwen/monumenten. Een belangrijke opgave ligt in het doorvoeren van woontechnische verbeteringen, al dan niet in combinatie met herbestemming, met gebruikmaking van de oorspronkelijke architectuur. Hierbij is te denken aan ‘welstandsrichtlijnen’ en praktische adviezen voor kleur- en materiaalkeuzen. De Nederlandse aanpak van ‘behoud door ontwikkeling’ – gepaard gaand met zichtbaar eigentijdse toevoegingen – is relatief onbekend in Siberië. Daarbij komt dat de bevoegdheid tot restauratie of interventie in beschermde monumenten in handen is gelegd van gespecialiseerde instanties buiten Kemerovo. Dat zijn respectievelijk het Restauratie-Instituut te Tomsk en een bureau voor stedenbouw- en landschapsbescherming in Sint-Petersburg. Inmiddels heeft de gemeente de ‘Van Loghem-school’ aangekocht en laten ontruimen met het doel om restauratie en herbestemming te realiseren. Hiervoor heeft het Restauratie-Instituut te Tomsk een restauratieplan opgesteld. De school geldt, mede door de markante situering op een hoge plek, als landmark voor de omgeving, maar ondanks veelbelovende plannen is er tot nu toe nog geen passende bestemming gerealiseerd. Het Rutgershuis is de enige plaats die door de herbestemming als ‘museumreservaat’ een grote impuls aan het gebied heeft gegeven. Enerzijds doet het zich voor als een propere enclave in een verder nogal verwaarloosde omgeving. Bezoekers moeten nu entree betalen bij een kassagebouw aan een lange met natuursteen geplaveide toegangsroute. Anderzijds sluiten de museale vernieuwingen slecht aan op het oorspronkelijk pionierskarakter van de AIK. Hetzelfde geldt voor de nieuwe allee naar het Monument voor de
9 – Uitzicht over de Tom op de lage oever vanaf de nieuwe museumpromenade, 2010. Foto auteur.
10 – De voormalige directeurswoning, nu museum van Krasnaya Gorka, rivierzijde in 2010. Foto auteur.
11 – De theatrale voorstelling van de 90-jarige AIK-geschiedenis, in 2010. Foto auteur.
41
VITRUVIUS
NUMMER 26
DECEMBER 2013/JANUARI 2014
12 – Documentatie over de specialistenwoning. Bron: Irina Zakharova, 2005.
Mijnwerker op de vroegere plaats van de gedenknaald voor het 50-jarige bestaan van de AIK, die nu bij het museum staat. De musealisering van de buitenruimte in deze trant strookt niet met de oorsprong en vormgeving van de AIK als geavanceerde woon- en werkgemeenschap. Maar het museum trekt wel een breed publiek. Dat is voor een belangrijk deel te danken aan de niet-museale activiteiten. In trek is vooral de nieuwe wandelpromenade, vanwaar de bezoekers kunnen genieten van de fascinerende aanblik over de Tom en het imposante industrielandschap met rokende en vlammende pijpen ertegenover.
Nawoord De contacten over en weer tussen Nederlandse en Russische delegaties hebben de belangstelling voor het gedeelde erfgoed in Kemerovo vergroot. Het was bijzonder om te zien hoe een nieuwe generatie de AIK-geschiedenis uitbeeldde in een speciaal geschreven toneeluitvoering bij het negentigjarig bestaan. Het gebouwd erfgoed bestaat echter niet alleen bij de gratie van het verhaal. Er zal ook geïnvesteerd moeten worden in de revitalisering van het gebied en de bebouwing van Krasnaya Gorka – de school, het badhuis en de woningen. Na alle aangedragen ideeën en mogelijkheden is het nu aan het stadsbestuur en de bewoners van Kemerovo om daarover te beslissen.
Literatuur – Abrahams, A. (1994). Hollandse architectuur als Siberisch brandhout: J.B. van Loghems erfenis in Kemerovo. In: Archis nr. 7, 52-59. – Eggink, R.A. (1998). JB van Loghem, architect van een optimistische generatie. Delft (ongepubliceerde dissertatie Technische Universiteit Delft)
42
13 – Cultuurhistorische Waardenkaart van de Stad Kemerovo, 2010. Foto auteur.
14 – Waarderingskaart van het nog resterende mijnwerkers-erfgoed van Krasnaya Gorka, 2011. Bron: Tomsk Restauratie Instituut].
– Kuipers, M.C. (1992). Kansen voor Kemerovo’s culturele erfgoed, Nederlands-Russische samenwerkingspraktijk in het kader van het Uralskiproject. In: Een trapgevel in Potsdam, Monumentenzorg over de grenzen. Jaarboek Monumentenzorg. Zwolle/Zeist, 86-95. – Mellink, A.F., ‘Sebald Justinus Rutgers’, Biografisch Woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging in Nederland (BWSA) 2 (1987), p. 130-132. – Morray, J.P. (1983). Project Kuzbas, American workers in Siberia (1921-1926). New York. – Olink, H. (1993). De vermoorde droom. Drie Nederlandse idealisten in Sovjet-Rusland. Amsterdam.
– Schoorl-Straub, T. (1965). Een beetje vrijheid, herinneringen van een Nederlandse vrouw in Siberië. Laren. – STAG (2000 en 2002). Wij willen in cultuur leven. Delft (twee ongepubliceerde rapporten). – Sukhatsky, V. (2010). The Unknown Kemerovo. A History of the American Colony in Siberia. Kemerovo. – Trincher-Rutgers, G.C. en K. Trincher (1974). Rutgers, zijn leven en streven in Holland, Indonesië, Amerika en Rusland. Moskou. – Zacharova, I.V. (2005). Architekturnoe Nasledye Kuzbassa 1910-1930-X GG. Kemerovo. 쮿
RUSLAND-SPECIAL
MARIEKE KUIPERS
Sebald Rutgers (1879-1961)
Ir. Sebald Justinus Rutgers was kosmopoliet en communist. Hij groeide op in Rotterdam waar zijn vader zich als arts bezighield met sociale vraagstukken. Na zijn studie civiele techniek te Delft kwam Rutgers in 1900 in dienst bij Gemeentewerken van Rotterdam. Hier ontpopte hij zich als een expert in betonconstructies en een praktisch organisator. Daarnaast was hij politiek actief voor de arbeidersbeweging. In 1911 werd hij directeur van Openbare Werken in Medan op Sumatra. Van 1915 tot 1917 werkte hij als inkoper voor de Nederlandsch-Indische Spoorwegmaatschappij in New York, waar hij kennismaakte met vooraanstaande revolutionairen. Nadat de Verenigde Staten zich actief hadden gemengd in de Eerste Wereldoorlog en in Rusland de Oktoberrevolutie was uitgebroken, nam Rutgers ontslag en reisde hij met zijn vrouw en vier kinderen naar Nederland via Japan en Siberië. Onderweg sprak hij in Moskou met Lenin over een mogelijke bijdrage aan de industrialisatie van de jonge Sovjet-Unie. Hij werd lid van de Russische Communistische Partij en zette hiervoor in Amsterdam een bureau op. In 1921 besprak hij in Moskou zijn plan om in het Kuznetskybassin (Koezbass) in Siberië een Autonome Industriekolonie (AIK) te stichten voor de grootschalige winning van steenkool als brandstof voor de nieuwe fabrieken. Het autonome karakter was essentieel om buitenlandse (lees: Amerikaanse en Nederlandse) arbeiders, technici en machines te kunnen inzetten. Uiteindelijk kreeg hij toestemming om de AIK te vestigen in Kemerovo, waar al enige industrie en mijnbouw aanwezig was. Hij trok met zijn gezin in de directeurswoning
Sebald Rutgers in het Moskouse kantoor van de AIK, 1924. Foto uit G.C. Trincher-Rutgers, K. Trincher, Rutgers, zijn leven en streven in Holland, Indonesië, Amerika en Rusland (Moskou 1974).
van de geconfisqueerde mijnbouwonderneming Kopikuz, op de hoge oever van de Tom, waar verder nauwelijks voorzieningen waren. Zijn positie was moeilijk. Afgezien van het zware klimaat en een zwakke gezondheid had Rutgers te kampen met argwaan en tegenwerking. Vooral na Lenins dood in 1924 ontstond een xenofobe sfeer. Na vier uitputtende opbouwjaren, waarin hij naast Nederlandse technici ook architect J.B. van Loghem naar Kemerovo had gehaald, nam Rutgers eind 1926 ontslag als leider van de AIK. Tussen 1927 en1938 werkte hij afwisselend in Wenen en Moskou. Hij publiceerde onder andere over het boerenvraagstuk en de geschiedenis van Indonesië (met A. Huber). In 1938, toen de Stalinterreur steeds sterker werd, keerde Rutgers definitief naar Nederland terug. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij actief in het verzet, vanuit zijn idealistische overtuiging voor vrede en gerechtigheid. Ondanks alle latere onthullingen over misstanden bleef hij communist. Nog twee keer ging hij naar de Sovjet-Unie, waar zijn dochter woonde. In 1961 kwam een einde aan zijn veelbewogen leven.
43
VITRUVIUS
NUMMER 26
DECEMBER 2013/JANUARI 2014
Mariël Kok Senior adviseur architectuurhistorie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE)
Marieke Kuipers Senior-specialist jongere bouwkunst bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed / Hoogleraar Cultureel Erfgoed aan de Faculteit Bouwkunde te Delft
Hank van Tilborg Landschapsarchitect en directeur H+N+S Landschapsarchitecten
Lefortovopark: groen erfgoed van Nicolaas Bidloo in Moskou et Moskouse park Lefortovo is een zeldzaam ‘waterpark’ en heeft een Nederlandse connectie. Het is in het eerste kwart van de 18e eeuw ontworpen door de van oorsprong Nederlandse medicus Nicolaas Bidloo, die lijfarts was van tsaar Peter de Grote. De basisstructuur van het waterpark is ook in de huidige toestand herkenbaar. Kenmerkend is het gebruik van het natuurlijke hoogteverschil en de ligging aan de Yauza in combinatie met de ‘engineering’ van de waterwerken en het padenstelsel. Vanwege de bijzondere cultuurhistorische waarde is het park opgenomen in de Nederlands-Russische projectenlijst van het Gedeeld Cultureel Erfgoedbeleid.
H
Door de Moskouse overheid, de beheerder en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
44
(RCE) is, mede gesteund door de Nederlandse ambassade in Moskou, diepgaand kennis uitgewisseld over de cultuurhistorische waarde van het park en is aanvullend onderzoek naar de historische bronnen en het park zelf uitgevoerd. Het gezamenlijke doel is om op basis van deze kennis te komen tot een specifieke waardestelling van het park en een toekomstvisie voor het park en de directe omgeving. Op initiatief van de RCE is hiertoe door H+N+S Landschapsarchitecten de ‘Cultuurhistorische Atlas Lefortovo’ samengesteld. Daarin is op basis van aanvullend historisch onderzoek en de vergelijking met contemporaine referenties de genese en ontwikkeling van het park in kaart gebracht en geduid. Hierbij zijn vijf verschillende tijdlagen onderscheiden die op een onderling ver-
1 – Kaartbeeld met rechts in vierkant de ligging Park Lefortovo in 19e-eeuws Moskou (situatie 1836) (bewerking door bureau H+N+S)
gelijkbare manier zijn getekend, met gebruik van historisch en nieuw getekend kaartmateriaal. In de atlas wordt de ‘spirit of the place’ gevisualiseerd op een eigentijdse wijze. De atlas is een experimenteel analyse-instrument voor de ruimtelijk- en cultuurhistorische waardering van ‘groen erfgoed’. De bedoeling is dat deze atlas bijdraagt aan gezamenlijke visievorming voor een integraal restauratie- en revitaliseringsplan van het zo waardevolle waterpark Lefortovo.1
De oorsprong van park Lefortovo Park Lefortovo te Moskou dankt zijn naam aan Franz Lefort (1655-1699), een Zwitserse militair die na verschillende omzwervingen door Europa (en via Nederland) rond 1670 in Rusland terecht kwam. Toen hij ongeveer dertig jaar oud was, werd hij één van de vertrouwelingen van Peter de Grote.
RUSLAND-SPECIAL
In de metropool Moskou ligt het stadspark Lefortovo, een ‘waterpark’ met een bijzondere gedeelde Nederlands-Russische geschiedenis. Het park ligt op de zuidelijke oever van de inmiddels gekanaliseerde rivier de Yauza, ten oosten van het centrum. Park Lefortovo werd in 1723-1724 door de Nederlandse medicus Nicolaas Bidloo voor de Russische tsaar Peter de
Grote ontworpen en ingericht. Het park is sindsdien diverse keren gewijzigd, vergroot, gemoderniseerd en weer verkleind. Inmiddels ligt het park, dat ooit idyllisch buiten de stad lag, midden in een stedelijke woonwijk. Het park wordt intensief gebruikt door de omwonenden, maar verdient een cultuurhistorisch verantwoord herstel.
2 – Overzicht van de gekanaliseerde Yauza langs het Lefortovopark. foto: Marieke Kuipers
3 – Schematische weergave van assen en niveaus in het Lefortovopark uit de Bidlooperiode door bureau H+N+S.
herontwerp te maken: “Je moet een landgoed verbouwen van Golovin, dat door mij is gekocht, op basis van de tekeningen die je gegeven zijn, en de rest kan jij zelf bedenken.”2
4 – Tekening door Nicolaas Bidloo van zijn houten zomerhuis en privétuin bij de Yauza te Moskou, circa 1730. Universiteitsbibliotheek Leiden, Speciale Collecties, BPL 2727.4.’.
Aan het einde van de 17e eeuw woonde Lefort in de wijk Nemetskaya Sloboda, de wijk waar de buitenlanders verplicht waren zich te vestigen. Aan de andere kant van de Yauza, iets ten zuidoosten van het latere hospitaal, had hij een zomerhuis met omringende tuin en een vijver. Na zijn dood werd het buiten eigendom van Fyodor Golovin (1650-1706), eveneens een vertrouweling van
de tsaar. Golovin liet het houten huis verbouwen en ophogen met een verdieping. De parkaanleg werd aangepast, met vijvers.
Een nieuwe fase Een aantal jaren na het overlijden van Lefort kwam de buitenplaats in 1721 in handen van Peter de Grote. En Nicolaas Bidloo kreeg van de tsaar persoonlijk de eervolle opdracht een
Dat Bidloo de opdracht kreeg om de aanleg van de ‘Golovin-tuinen’ aan te passen naar de smaak van Peter de Grote (die op zijn buitenlandse reizen veel voorbeelden van West-Europese tuinkunst had leren kennen), was niet verwonderlijk, gezien de ontstane vertrouwensband. Bovendien had Bidloo door middel van zijn privétuin en de medicinale tuinen bij het hospitaal bewezen over de benodigde kennis en het ontwerptalent te beschikken om een tuinaanleg naar WestEuropese mode te verzorgen. De werkzaamheden in de tuinen startten in 1722-23. Volgens de schaars overgeleverde tekeningen maakte Bidloo gebruik van de al aanwezige aanleg van vijvers, stuwdam en een molen. In totaal kwamen er vijf vijvers – deels voorzien van kunstmatige eilandjes – die door
45
VITRUVIUS
NUMMER 26
DECEMBER 2013/JANUARI 2014
treert zijn bemoeienis tot in de details: ‘In de grote vijver op de twee eilanden en op het achthoekige eiland moet je lusthuizen bouwen en hokken voor duiven en kleine vogels, bij het bos en andere verfraaiingen geschikt voor in een tuin. En over de gracht bruggen, kleine boogbruggen, met leuningen aan een kant met net precies ruimte voor een persoon om te passeren (net zoals in Holland); stuur ook een tekening of plattegrond van beide residenties in de tuin’.3 Helaas heeft Peter de Grote maar kort van zijn nieuwe residentie kunnen genieten, aangezien hij in 1725 overleed.
Expansie in de 18e eeuw
5 – Tekening door Nicolaas Bidloo met aanleg van het park Lefortovo te Moskou, 1723. RGADA (Russisch Staatsarchief van Oude Acten) te Moskou.
6 – Tuinarchitectuurhistorische analyse van contextlagen door bureau H+N+S.
Na Peters dood werd de residentie door zijn erfopvolgers in gebruik gehouden. Zo vond in 1730 de kroning van Anna Ivanovna, een nicht van Peter de Grote, tot tsarina van Rusland plaats in Lefortovo. Zij liet een twee verdiepingen hoog houten paleis bouwen met grandioos zicht over het park en de stad. Anna gaf Bidloo direct opdracht om de eerder door hem ontworpen tuin te herontwerpen danwel aan te passen, maar het is niet bekend of Bidloo dat ook gedaan heeft.4 Zeker is dat zij tevens de beroemde Italiaanse architecten Carlo Bartolomeo Rastrelli en zijn zoon Francesco Bartolomeo Rastrelli aantrok voor een uitbreiding in zuidoostelijke richting. Rondom het paleis kwam een gracht en de nieuwe aanleg kreeg een centrale as van anderhalve kilometer lengte. Bidloo’s parkaanleg werd vrijwel integraal door de Rastrelli’s opgenomen in hun tuinontwerp voor ‘Annahof’. De ambitieuze plannen waren echter nog niet geheel voltooid toen Anna in 1740 overleed. Na een brand in haar paleis volgde een periode van verval. Maar in opdracht van tsarina Catharina de Grote verrees een nieuw stenen paleis, het grootste gebouw dat in de 18e eeuw in Moskou werd opgetrokken.
Van privétuin tot stadspark middel van kanalen met elkaar in verbinding stonden. Door gebruik te maken van het natuurlijke hoogteverschil in het park, en het opwerpen van dammen en keermuren, kon in de tuin voldoende waterdruk voor fonteinen worden gecreëerd. De tuinen werden verrijkt met cascades, twee kunstmatige grotten en decoratieve tuinsculpturen. Nadat extra gronden waren verworven was het mogelijk via de vijvers, kanalen en de rivier naar de tuinen aan de overzijde van de Yauza te varen. Het is door dit tuinarchitectonisch spel met stromend, stilstaand en ‘vallend’ water dat Lefortovo zijn unieke karakter van een waterpark heeft gekregen. Daarin zijn typisch Hol-
46
landse karaktertrekken gecombineerd met Frans-Italiaanse elementen, aangepast aan de lokale omstandigheden van hoogteverschillen en klimaat. Het park kreeg een heel gevarieerde en aantrekkelijke aanleg van lanen en kabinetten (tuinkamers), die uitnodigden tot een wandeling. De paden en lanen voerden de wandelaar door het park over verschillende niveaus naar open ruimtes, langs vijvers en kanaaltjes, door donkere berceau’s (loofgangen), naar een cascade en fonteinen. Een door Peter de Grote eigenhandig geschreven briefje van december 1723 illus-
Na het overlijden van Catharina in 1796 kreeg het paleis een nieuwe bestemming als kazerne voor het Moskouse garnizoensregiment, in opdracht van tsaar Paul, die niet in het paleis van zijn moeder wilde resideren. Hierna onderging het park een lange periode van aanpassingen en verkleiningen. De stad Moskou groeide door, evenals het aantal inwoners, waardoor buiten de vroegere vestingring intensieve verstedelijking plaatsvond. Park Lefortovo kromp langzaam maar zeker tot het weer de omvang kreeg die het ongeveer had in de tijd van Nicolaas Bidloo en Peter de Grote. De andere parkdelen werden bebouwd, voornamelijk met woonblokken,
RUSLAND-SPECIAL
7 – Brief van Bidloo aan Peter de Grote over de tuinaanleg, 1722. RGADA (Russisch
8 – Nog aanwezige grotto van de Rastrelli-aanleg. Foto: Marieke Kuipers.
Staatsarchief van Oude Acten) te Moskou.
9 – Huidige gebruik van het park Lefortovo
10 – Hoofdentree tot het Lefortovopark. foto: Marieke Kuipers.
Foto: H. van Tilborg, H+N+S Landschapsarchitecten.
waarbij in het huidige stratenpatroon de vroegere Rastrelli-aanleg nog wel is te herkennen. Het overblijvende groen, dat al die tijd de door Bidloo aangelegde hoofdstructuur behield, werd een stadspark voor de duizenden omwonenden in het stadsdeel Lefortovo. In 1904 raasde een tornado over Moskou, die vrijwel alle boombeplanting in het park vernielde. Oude bomen van voor 1904 zijn, op enkele oude exemplaren na, nauwelijks meer in het park te vinden. In de jaren dertig van de 20e eeuw werd tijdens het Sovjetregime een atletiekbaan in het park aangelegd, die nog steeds gebruikt wordt. Ook zijn aan de oostzijde enkele andere sportvoorzieningen gerealiseerd, die wel in de geest maar niet in vormentaal aansluiten bij Bidloo’s ideaal van
een gezonde geest in een gezond lichaam.
De actuele opgave De stad Moskou is tegenwoordig de eigenaar van het park, dat niettemin kampt met achterstallig onderhoud. Inmiddels is het park grotendeels in beheer bij de ‘Moscow State Integrated Art and Historical, Architectural and Natural Landscape Museum-Reserve’, die enkele delen van het park heeft hersteld. In de periode 1999-2003 is archeologisch onderzoek uitgevoerd naar de restanten van diverse historische fasen in de aanleg. Nu worden initiatieven ontplooid om het park te restaureren. Maar de vraag is op welke manier dat het beste kan geschieden. Het park heeft de status van een beschermd monument en dat betekent in Rusland dat eerder
wordt gestreefd naar een reconstructie van een historische situatie dan naar een integrale aanpak van behoud en ontwikkeling (zoals in Nederland bij landgoed Twickel of het Vondelpark van Amsterdam). Het Lefortovopark is toe aan een revitalisering, zo onderkent ook de beheerder. Idealiter worden de zich ontwikkelende plannen voor herstel gecombineerd met een doordachte aanpak van de actuele opgave tot verbetering van infrastructuur, toegankelijkheid, de vijvers en waterwerken. En idealiter wordt ook de directe omgeving van het park hierbij betrokken. De ambitie is hoog, en dat past ook bij één van de weinige getuigen van Peter de Grote’s verblijf in Moskou en bij de fascinerende geschiedenis van deze plek, die nauw verweven is met de erfenis van Nicolaas Bidloo.
47
VITRUVIUS
NUMMER 26
DECEMBER 2013/JANUARI 2014
Literatuur – Dankmeijer, J. en Th. Roëll (1970). Nicolaas Bidloo and the institution of medical education in Moscow. In: G.A. Lindeboom (red.) (1970). Boerhaave and his Time, Leiden, 165-169. – De Jong, E.A. (1981). Virgilian Paradise: a Dutch Garden near Moscow in de Early 18th Century. In: Journal of Garden History 1-4, 305-344. – De Jong, E.A. (1997). ‘Paradisus Batavus’, Peter de Grote en de Nederlandse tuinarchitectuur. In: Peter de Grote en Holland, Culturele en wetenschappelijke betrekkingen tussen Rusland en Nederland, Bussum, 115-123. – Driessen, J.J. (1989). ‘Russen en Nederlanders’, Uit de geschiedenis van de betrekkingen tussen Nederland en de Rusland 1600-1917, ’s-Gravenhage 1989. – Driessen-van het Reve, J.J. (2009). Wat tsaar Peter de Grote (1672-1725) leerde van Holland en de Hollanders. In: Leidschrift 24 (2009), nr. 2, 16-33. – Driessen-van het Reve, J.J. (2011). Hoe Nicolaas Bidloo (1673/4–1735) de medische cultuur van Amsterdam naar Moskou bracht. In: Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman, 34-1, 5-33. – Hayden, P. (2005). Russian parks and gardens, Londen. – Nevzgodin, I. (2013). Verslag van het archief- en museumonderzoek ten behoeve van een Cultuurhistorische Atlas (CHA) van het Lefortovopark in Moskou in het kader van het Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoed (GCE) onderzoeksproject, d.d. 31 januari 2013. Delft (ongepubliceerd onderzoeksverslag Technische Universiteit Delft).
12 – Stadspark nu met zicht op de Bauman-universiteit aan de overzijde van de Yauza. Foto: Marieke Kuipers.
48
– Oldenburger, C. en J. Oldenburger (2012). Hollandse tuinkunst in Rusland. In: Cascade, bulletin voor tuinhistorie, 21-2 , 7-42. – Tilborg, H. van, M.A. Kok en M.C. Kuipers (2013). Cultuurhistorische Atlas Lefortovo Park, einddocument 9 september 2013. Amersfoort (ongepubliceerd rapport H+N+S Landschapsarchitecten i.s.m. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed). – Vein, A.A. (2007). Nicolaas Bidloo, de Nederlandse directeur van het eerste ziekenhuis in Rusland; een 300-jarig jubileum. In: Nederlands Tijdschrift voor de Geneeskunde 151, 2909-2912. – Veksler, A.G., K.V. Voronin en V.U. Pirogov (2004). Lefortovo Park in Moskou – historisch overzicht en het materiaal van architectonisch en archeologisch onderzoek 19992003. Moskou (ongepubliceerd russischtalig rapport van de Stad Moskou, afdeling Monumentenbeheer, Centrum voor Archeologisch Onderzoek). – Willemse, D. (1975). The unknown drawings of Nicholas Bidloo, director of the first hospital in Russia, Voorburg. – Moscow State Integrated Art and Historical, Architectural and Natural Landscape Museum-Reserve, www.mgomz.com (27-9-2013). – Stad Moskou, www.moscow.info/parks/ lefortovo-park.aspx (27-9-2013).
Noten 1
In september 2012 is door het projectteam in samenwerking met de architectuuropleiding MARCHI in Moskou, de Bosbouwuniversiteit van Moskou, de TU Delft (Faculteit Bouwkunde – RMIT), de Academie van Bouwkunst Amster-
dam en de Academie van Bouwkunst Rotterdam, de internationale workshop ‘Studio Moscow’ voor dertig studenten in Moskou georganiseerd. De restauratie en revitalisering van park Lefortovo stonden als opgave in de Studio centraal. 2 Veksler e.a. 2004, 33-42. 3 Driessen-van het Reve, 2011, 15. 4 Vondst van Dr. I. Nevzgodin in het Russisch Staatsarchief voor Oude Acten in Moskou (RGADA), zie Nevzgodin 2013, 6. 쮿
11 – Omslag van de Cultuurhistorische Atlas, aangeboden op 4 oktober 2013 aan de minister van Cultureel Erfgoed van Moskou, de heer Alexander Kibovsky.
RUSLAND-SPECIAL
MARIËL KOK EN MARIEKE KUIPERS
Nicolaas Bidloo (1673/74-1735) De medicus Nicolaas Bidloo was een veelzijdig man van Nederlandse komaf. Uit bewaard gebleven documenten rijst het beeld op van een erudiete en sympathieke geneesheer. Bidloo was bovendien een begenadigd tekenaar en ontwerper van triomfpoorten en tuinsieraden. Hij was afkomstig uit een welgestelde Amsterdamse doopsgezinde familie met diverse academici. Zijn vader Lambert was bijvoorbeeld apotheker en botanicus, zijn oom Govert was hoogleraar anatomie en heelkunde in Leiden en korte tijd lijfarts van de stadhouder-koning Willem III in Engeland. De studie in de geneeskunde begon Nicolaas Bidloo te Amsterdam en voltooide hij aan de Universiteit van Leiden in 1696, waar hij een jaar later ook promoveerde. Enkele jaren daarna ontstond het contact met het Russische hof, wat mede was bevorderd door de reizen van Peter de Grote naar Nederland. In 1702 werd Bidloo aangesteld om voor een periode van zes jaar, tegen het hoge salaris van 2500 gulden per jaar, te dienen als lijfarts van tsaar Peter de Grote en met hem mee te reizen. Aan deze functie kwam voortijdig een einde. Peter de Grote had een uitstekende gezondheid, maar Bidloo was minder sterk en het reizen in het zware Russische klimaat viel hem zwaar. Om zijn contract op een andere manier te kunnen uitdienen, benoemde de tsaar hem in 1706 tot bouwheer en eerste geneesheer-directeur van het eerste militair hospitaal in Rusland. Organisatorisch viel het hospitaal rechtstreeks onder het Kabinet van de tsaar, waardoor Bidloo zonder de bemoeienis van de Apothekerskanselarij kon werken en zodoende moderne medische methoden kon introduceren. Zo was het nieuw dat in het ziekenhuis onderwijs met patiëntenzorg werd gecombineerd. Ook was het ongebruikelijk dat patiënten van alle rangen welkom waren. Dat gold ook voor de studenten, die in het Russisch – en niet in het Latijn – werden onderwezen en, naar Nederlands gebruik, op een aanschouwelijke wijze. Bidloo, zo schrijft Jozien Driessen, doceerde de werking van planten in een hortus bij het ziekenhuis, chirurgie en anatomie in een anatomisch theater en op zaal. De hortus was de medicinale tuin die naar ontwerp van Bidloo was aangelegd naast het hospitaal, dat was gelegen aan de Yauza. Bijzonder is dat hij in 1707 het privilege kreeg van de tsaar om naast het hospitaal een stuk grond aan de
Nicolaas Bidloo, zoals geportretteerd door Leonid Baranov in het in 2008 onthulde standbeeld (met Peter de Grote) op de binnenhof van het Militaire Hospitaal te Moskou. Foto: Marieke Kuipers.
rivier te bebouwen met een houten zomerhuis. Hieromheen crëerde hij een paradijselijke privétuin, die hij zijn kleine Hermitage noemde en waar Peter de Grote graag verpoosde. Tussen 1725 en 1735 maakte Bidloo voor zijn kinderen 21 fraaie pentekeningen van zijn zomerhuis, tuin en hospitaal om hun zo een beeld te geven van het leven dat hij leidde in Moskou. De tekeningen worden nu bewaard in de Universiteitsbibliotheek van Leiden. Als instelling bestaat het militair hospitaal nog steeds, met een grote reputatie, maar het oorspronkelijke houten gebouw is, nadat tweemaal brand had gewoed, door een stenen complex in neoclassicistische trant vervangen. Hierin is een museum van de militaire geneeskunde ondergebracht, met een speciale Bidloozaal. Ter herinnering aan het medische pionierswerk dat Bidloo voor Rusland heeft verricht, staat bovendien op de binnenhof een standbeeld voor Peter de Grote en zijn lijfarts. De grote verdiensten van Nicolaas Bidloo voor de geneeskunde en de cultuur zijn wel in Rusland bekend, maar zij verdienen meer aandacht in Nederland dan tot nu toe is gegeven.
49
VITRUVIUS
NUMMER 26
DECEMBER 2013/JANUARI 2014
Lia Gorter Directeur van de Stichting Cultuur Inventarisatie
Bernard Vermet Kunsthistoricus bij Stichting Cultuur Inventarisatie
ek naar Hollandse Op zoek amse meesters en Vlaamse in Russische collecties
D
e voormalige Sovjet-Unie kent een bewogen museale geschiedenis. Na de revolutie werden vele particuliere collecties geconfisqueerd. In sommige gevallen mochten de werken blijven hangen in het huis van de voormalige eigenaar, die zijn dagen dan verder sleet als suppoost en conservator van zijn eigen collectie. Uiteindelijk werden de werken ondergebracht in musea. In de eerste jaren van haar bestaan voerde de Sovjet-Unie een idealistisch educatief kunstbeleid waarbij men ernaar streefde om in elke hoofdstad van een deelrepubliek of provincie (oblast) een representatief overzicht van de gehele kunstgeschiedenis te tonen. Daartoe werden werken gedistribueerd uit de schier onuitputtelijke depots van de tsaristische collecties in de Hermitage in Sint-Petersburg. Sommige musea hadden het geluk dat in hun regio een verzamelaar had gewoond wiens collectie in haar geheel verworven werd. Zo komt het dat niet alle Russische musea even rijk zijn. Ook als geen lokale collecties zijn geïncorporeerd, bezit men toch altijd wel zo’n vijftig tot honderd Nederlandse of Vlaamse schilderijen. Het zijn deze collecties die de
50
speciale aandacht van de Stichting Cultuur Inventarisatie (SCI) genieten. Toen de stichting haar werkzaamheden begon, lag de nadruk overigens niet op de Nederlandse en Vlaamse kunst in Rusland, maar wilde zij Russische kunst in Nederland en Vlaanderen introduceren. Initiatiefneemster Lia Gorter kreeg eind jaren 80 als bestuurder van de Kunstenbond FNV in Moskou toegang tot de depots van de Tretjakov Galerij. Ze zag er werken van de Russische schilders Matvejev en Nikitin, die door Peter de Grote naar Nederland waren gestuurd om het vak te leren. Haar interesse voor de NederlandsRussische relaties was gewekt. Een eerste tastbaar gevolg was de tentoonstelling ‘Het Kabinet van de Tsaar’ in het Hessenhuis te Antwerpen (1996). Op de tentoonstelling waren werken te zien uit de Tretjakov Galerij en enkele regionale musea van vrijwel alle belangrijke Russische schilders uit de periode 1700-1850. Het was de bedoeling dat tentoonstellingen zouden volgen over de Peredvizjniki (de Trekkers of Zwervers uit de tweede helft van de 19e eeuw, met o.a. Ilja Repin), Mir Iskoesstva (Wereld van de Kunst, de beweging rond Diaghilev)
11 –– Hermitage, Hermitage, Sint-Petersburg. Sint-Petersburg. Foto: Barbara Mensink, 2004.
en het Socialistisch Realisme. Financiering bleek echter moeilijk en er was bij Nederlandse en Vlaamse musea een enorme koudwatervrees als het ging om samenwerking met Rusland. Gazprom doet echter wonderen, zodat uiteindelijk in het Groninger museum een aantal Russische tentoonstellingen konden worden gerealiseerd.
Inventarisatie Uit de aanvankelijke tegenslag groeide uiteindelijk iets moois, want bij elk bezoek aan een regionaal museum nam het besef toe dat daar een schat aan onbekende Nederlandse kunst te vinden was. Meer en meer werden bezoeken aan Russische musea dan ook gericht op inventarisatie van daar aanwezige Nederlandse en Vlaamse kunst. In 2000 werden in de vorm van een pilot-project van vijf Russische regionale musea de Hollandse en Vlaamse collecties geïnventariseerd: Nizhny Novgorod, Smolensk en de Moskouse landgoederen met museumstatus Archangelskoye, Ostankino en Koeskovo. Andere musea volgden. Hieronder worden enkele voorbeelden beschreven. De Duitse kunsthistoricus Wilhelm von
RUSLAND-SPECIAL
De Stichting Cultuur Inventarisatie (SCI), opgericht in 1997, heeft zich ten doel gesteld onbekende collecties Hollandse en Vlaamse kunst in buitenlandse musea op te sporen en te ontsluiten voor studiedoeleinden en een breed publiek.
2 – Digitaliseren van museumcollecties tijdens de conferentie Gemeenschappelijk Russisch-Nederlands Cultureel Erfgoed, Koeskovo 2012. Foto: Bernard Vermet.
Digitaliseren, documenteren, publicaties, tentoonstellingen en het geven van seminars voor beheer en behoud van de collecties zijn de activiteiten die de stichting ontplooid. SCI is een non-profit organisatie.
3 – Anne van Grevenstein in het onverwarmde Hollandse Huis met het zelfportret van Adam Pitten. Links Tatjana Maksimova, hoofd technische research van het Lichatjev Instituut voor het Patrimonium en rechts Liudmila Siagayova adjunct-directeur van Koeskovo. Foto: Bernard Vermet.
Bode schreef op het eind van de 19e eeuw dat wanneer men een naam van een schilder had, maar geen toe te schrijven oeuvre, men hier in Rusland naar op zoek moest gaan. Een fraai voorbeeld is de schilder Adam Pitten. Zijn naam komt slechts één maal voor, namelijk in de zogenaamde Liggere van het Antwerpse Sint-Lucasgilde: in 1595 werd hij ingeschreven als leerling van Cornelis de Vos. Groot was dan ook onze verbazing toen in 2004 bleek dat er in het zogenaamde Hollandse Huis op het Moskouse landgoed Koeskovo een zeer fraai, perfect gesigneerd en 1596 gedateerd zelfportret van deze Adam Pitten bleek te hangen. Nog groter was de verbazing toen in het depot van de buitenplaats Ostankino het bijpassende portret van zijn echtgenote aanwezig bleek. Beide buitenplaatsen waren in de 18e-eeuw bezit van de puissant rijke Sheremetev familie. In de 19e eeuw zullen de pendanten bij een boedelscheiding van elkaar gescheiden zijn. Een naar aanleiding van ons bezoek uitgevoerd technisch onderzoek suggereerde dat het om een 18e eeuws werk zou gaan, maar op basis van de beschrijving alleen al trok Anne van Grevenstein, oud directeur van de Stichting Restauratie Atelier Limburg (SRAL),
deze veronderstelling in twijfel. Inspectie ter plaatse in 2012 bevestigde haar vermoeden, tot grote opluchting van de directie van het tegenwoordige Staatsmuseum voor Keramiek en de 18e eeuw Koeskovo. Beide portretten verdienen een separate publicatie die tot toeschrijving van meer werken zou kunnen leiden. Het verder volledig ontbreken van vermeldingen van Adam Pitten doet echter vermoeden dat hij kort na voltooiing van beide portretten gestorven is. Ook elders werden unieke schilderijen aangetroffen. In het museum van Almati (bij schaatsliefhebbers beter bekend als Alma Ata) in Kazachstan, bevindt zich een eveneens nog nimmer gepubliceerd meesterwerk van Frans Francken II met De slag van de Israëlieten tegen de Amalekieten. Het werk is groot en groots, vrijwel uniek binnen Franckens oeuvre en prachtig voluit gesigneerd én gemonogrammeerd (FF als brandmerk op de bil van een paard). Het doek van Francken is een hoogtepunt in diens oeuvre, maar het zijn niet alleen de meesterwerken die deze zoektocht belangwekkend maakt. Het zijn vooral de kleine meesters over wie veel te leren valt. Zo kwam
bij een recente restauratie van een Teniersachtig dorpsgezicht te Omsk onder de valse Teniers signatuur de naam HDPooter tevoorschijn. Van deze Hendrick de Poter waren nog nauwelijks signaturen bekend, maar er moeten er vele zijn overgeschilderd. Het aantal kopieën en navolgingen van Teniers is een honderd- zo niet duizendvoud van het aantal originelen. De vondst van deze ene signatuur zal het hopelijk mogelijk maken een grotere groep werken uit deze chaos los te weken. Een laatste voorbeeld is een fraai schilderij van het museum te Jekaterinenburg met Paulus en Barnabas predikend te Lystra. Het onderwerp was populair onder de pre-Rembrandtisten en ook dit schilderij behoort tot deze groep. Op het werk staat een prachtig, tot op heden onbekend monogram dat zich moeilijk ontcijferen laat: I?Php of iets dergelijks. Op grond daarvan kan het haast niet anders of het moet wel om een werk van Jan en/of Jacob Pinas gaan. Toch lijkt de stijl op het eerste gezicht wat meer overeenkomst te vertonen met het werk dat doorgaans aan Nicolaes Moeyaert wordt toegeschreven.
Digitalisering Naast de inventarisaties verwezenlijkte SCI overigens ook nog de Engelstalige uitgaven
51
VITRUVIUS
NUMMER 26
DECEMBER 2013/JANUARI 2014
van de Russische bestandscatalogi van Nederlandse Schilderijen en van de Nederlandse en Vlaamse tekeningen in het Poesjkin Museum in Moskou. De toekomst ligt echter in digitale catalogi, te beginnen bij het eenvoudigweg vastleggen per museum van de naakte collectie-gegevens. Ieder regionaal museum heeft een kleine of grotere collectie van goede tot uitzonderlijke werken. Het is de bedoeling dat in ieder geval deze werken worden opgenomen in databases van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (RKD). Hoewel men daar uiteindelijk streeft naar volledigheid, lijkt het voorlopig wat te veel gevraagd om ook alle 18e- en 19e-eeuwse, dikwijls niet ééns Nederlandse kopieën, op te nemen. De drang bij de Russische adel en later ook de rijke burgerij om, in navolging van het hof, Hollandse
meesters te verzamelen werd op een gegeven moment zo groot dat de vraag het aanbod verre oversteeg. Omdat ook de kennis vaak niet groot was, werd van deze situatie dankbaar misbruik gemaakt door allerlei obscure, vaak Duitse schildersateliers. Vooral schilders als Berchem, Wouwerman, Brouwer en natuurlijk Rembrandt waren populair. Voor de musea zelf is het uiteraard van belang dat hun eigen collecties zo volledig mogelijk gedigitaliseerd en online voor het publiek toegankelijk worden. Voor deze vaak afgelegen musea is het dikwijls ook een manier om zich bekend te kunnen maken aan de Westerse buitenwereld. Omdat het in een land als Rusland zelfs fysiek al niet mogelijk is om als ‘buitenstaander’ alle collecties te inventariseren en digitaliseren, heeft de SCI contact gezocht met
de Associatie van Museum professionals in Rusland (AMR), waarin circa 500 musea vertegenwoordigd zijn, en met De Stichting voor de Wedergeboorte van de Russische Buitenplaatsen. Vanaf 2004 is met behulp van SCI door CulturalHeritage CC een database ontwikkeld waar conservatoren waar ook ter wereld via internet de eigen collecties in konden voeren. Met name de gewenste tweetaligheid, Russisch en Engels, bleek problematisch. Het heeft dan ook een aantal jaren geduurd voordat een voor iedereen te hanteren database volledig operatief was. In contact met de AMR heeft SCI daarop voor een achttal musea in 2009 een seminar opgezet om te leren werken met deze database. Het seminar werd gehouden op het oude landgoed van Lev Tolstoy, Yasnaya Polyana, in Tula. Er werd ‘geoefend’ met de Hollandse en Vlaamse collecties, zodat het mes aan twee kanten sneed. Naast aandacht voor het leren invoeren, kon men toeschrijvingsvragen overleggen en was er instructie hoe zelfstandig aanvullend onderzoek te verrichten met de op dat moment nog volledig Nederlandstalige databases van het RKD. Aansluitend hierop hebben de AMR en SCI er bij het ministerie van Cultuur van de Russische Federatie op aangedrongen dat zij met een eigen database zouden komen waarin alle museale collecties in Rusland opgenomen zouden kunnen worden. Aanvankelijk had dit weinig succes, maar door incidenten rond het verdwijnen van onderdelen van de collecties van de Hermitage in Sint-Petersburg en door het opduiken van schilderijen die aantoonbaar uit Russische collecties kwamen bij Amerikaanse en West-Europese veilinghuizen, keerde het tij en heeft de Russische Federatie vorig jaar dan toch een eigen algemene database ontwikkeld voor de musea.
Masterclasses 4 – Frans Francken de jonge, De slag tussen de Israëlieten en de Amalekieten, A. Kasteev Art Museum, Almaty, Kazachstan.
5 – Hendrick de Pooter, Dansende Boeren, M.A. Vrubel Museum, Omsk.
52
Nu dat de zelfstandige inventarisatie en invoer redelijk lijkt te lopen richt SCI zich ook op andere museale taken, zoals beheer en restauratie. Daartoe zijn werkverbanden aangegaan met het SRAL en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Op een van 10 tot 12 maart 2012 gehouden symposium in samenwerking met de Stichting voor de Wedergeboorte van de Russische Buitenplaatsen op het landgoed Koeskovo leverden medewerkers van de emeritus prof. Anne van Grevenstein, Bart Ankersmit (RCE), Floris Guntenaar (CulturalHeritage cc), Bernard Vermet en Lia Gorter (SCI) bijdragen. Daarnaast waren de 23 deelnemende musea gevraagd om bijdragen te leveren over Nederlandse en Vlaamse kunst uit hun eigen collectie.
RUSLAND-SPECIAL
7 – Masterclass Omsk 10-15 juni 2013. Bart Ankersmit, Senior Researcher RCE en René Hoppenbrouwers, Directeur SRAL wijzen aan de hand van grafieken op schommelingen in temperatuur en luchtvochtigheid in een museum. Foto: Bernard Vermet.
6 – Op schilderijen in een Russisch museum die te boek staan als 'schilder onbekend' staat soms de signatuur van de schilder. Museummedewerkers lezen vaak alleen Cyrillisch.
Het feit dat er interesse en aandacht van buiten is, wordt hogelijk gewaardeerd in Rusland maar werkt heel inspirerend voor alle partijen. Het was dan ook niet moeilijk het M.A. Vrubel Museum in Omsk te interesseren voor het organiseren van een Master Class voor musea uit heel Siberië op het gebied van restauratie, beheer en toeschrijving van de Hollandse en Vlaamse schilderkunst. Met de wind in de rug van het bilaterale vriendschapsjaar Nederland-Rusland 2013 kon een Master Class worden gerealiseerd van 10-15 juni 2013, waarbij medewerkers van niet minder dan dertien musea aanwezig waren “van de Oeral tot aan de Grote Oceaan”, om met de woorden van de directeur van het museum Yuri Trofimov te spreken. Het Vrubel Museum in Omsk krijgt een gebouw ter beschikking waar volgend jaar, net als in Amsterdam, een deel gebruikt zal worden als tentoonstellingsruimte en dependance van de Hermitage. In het gebouw dat daartoe door de gemeente ter beschikking is gesteld zal ook een speciaal op de Hollandse en Vlaamse collecties in Siberië gericht centrum voor restauratie en onderzoek komen. Ieder museum bezit tussen de 100 en 200 werken, wat te weinig is om per museum specialisten op te leiden. Gezamenlijk echter beschikt men over een collectie van 2000 tot 2500 kunstwerken. Volgend jaar komt er daarom een nieuwe Master Class in Omsk met speciale aandacht voor de restauratie van paneelschilderijen. Ook de restauratie afdeling van de Hermitage in Sint-Petersburg zal hierbij betrokken worden. Hopelijk zal een restaurator uit Siberië daarna een cursus op het SRAL in Maastricht kunnen volgen. Yuri Trofimov, de directeur van het M.A. Vrubel
8 – In het restauratie-atelier van het M.A. Vrubel Museum in Omsk laat het hoofd van de afdeling, 2e van links, aan René Hoppenbrouwers, (SRAL), Lia Gorter, (SCI) en Kate Seymour, (SRAL) haar werkmethode zien. Foto: B. Ankersmit.
Museum in Omsk, heeft grootse plannen en wil het liefst ieder jaar een gezamenlijk seminar en aansluitende stages organiseren. Om met Drs. P. te spreken: “Omsk is een mooie stad” en nu plotseling niet meer zo ver weg. 쮿
53
VITRUVIUS
NUMMER 26
DECEMBER 2013/JANUARI 2014
H A N S VA N KO N I N G S B R U G G E
Nicolaes Witsen (1641-1717) Neerlands hoofdstad Amsterdam kent zowel een Nicolaas Witsenstraat als een Nicolaas Witsenkade. Beide zijn vernoemd naar Nicolaes Witsen, die tussen 1682 en 1706 maar liefst dertien keer burgemeester van Amsterdam is geweest. Daarnaast was hij bewindhebber van de VOC, gedeputeerde der Staten-Generaal en ook nog ééns diplomaat, schrijver, verzamelaar en cartograaf. In die laatste hoedanigheid was hij ook nog lid van de Britse Royal Society. Witsen stamde uit een geslacht van kooplieden en regenten; zijn betovergrootvader Jacob Hendrikszoon Witsen was rond 1570 uit Noord-Holland naar Amsterdam getrokken om daar in economische zin te kunnen stijgen. De nazaten van Jacob Hendrikszoon waren heel succesvol; de familie verdiende een groot vermogen met de moedernegotie, de handel op het Oostzeegebied. Via de handel op het Balticum kwam men vrij snel in Rusland terecht en aldus had de familie Witsen al vroeg contacten met Rusland. Ook Nicolaes’ vader, Cornelis Jansz. Witsen, was als Amsterdams regent actief in het bestuur van de stad, was bewindhebber van de WIC en diende ook in diplomatieke dienst; zo was Cornelis Witsen gezant van de Staten-Generaal in Engeland. Cornelis was naast handelaar ook een man van kunsten en wetenschappen. De voorliefde voor wetenschap zou Cornelis aan zijn zoon Nicolaes overdragen. Nicolaes (1641-1717) kreeg zijn scholing in Amsterdam aan de Latijnse school en het Atheneum Illustre en werd zo blootgesteld aan de nieuwsgierigheid die kenmerkend was voor de tijd waarin Witsen leefde. Reeds in 1656, op 15jarige leeftijd vergezelde hij zijn vader tijdens zijn gezantschap in Engeland. In Leiden studeerde Witsen filosofie en rechten en na het verdedigen van zijn juridische proefschrift op 8 juli 1664 vergezelde Witsen de Amsterdamse magistraat Jacob Boreel tijdens zijn gezantschap naar Rusland. Dit was voor Witsen een mogelijkheid om zijn wereldbeeld te verruimen. Het gezantschap had de beschikking over een eigen tolk en overeenkomstig had ook de Russische delegatie de beschikking over een eigen tolk: Andrej Andrejevitsj Winius. Dit was niemand minder dan Witsens verre familielid Andries Andriessen Winius. Winius was niet alleen een uit de Noordelijke Nederlanden afkomstige Rus, maar hij
54
Portret van Nicolaas Witsen Witsen. Noordelijke Nederlanden Nederlanden, Pieter Schenck I (1660–1718), 1701 Mezzotint. Collectie Staatsmuseum de Hermitage, Sint-Petersburg, inv. GE 52914
stond ook nog eens in hoog aanzien bij de Russische tsaar Peter de Grote en zijn voorganger: zo werd hij postmeestergeneraal van Rusland en was hij werkzaam als hoofd van de Sibirskii Prikaz. In die hoedanigheid had hij toegang tot gewoonlijk niet toegankelijke cartografische informatie over Rusland. De banden die tussen Witsen en Winius werden gesmeed tijdens het gezantschap van Boreel zouden gedurende het hele leven van Witsen van belang blijven. Gewapend met materiaal dat Witsen via Winius verkreeg, schreef Witsen zijn magnum opus ‘Noord en Oost Tartarye, ofte bondig ontwerp van eenige dier landen en volken, welke voormaels bekent zijn geweest: beneffens verscheide tot noch toe onbekende, en meest nooit voorheen beschreve Tartersche en naaburige gewesten, landstreeken, steden, rivieren, en plaetzen, etc’ (1692, 2e druk in 1705), in feite de eerste atlas van de Oostelijke gebieden van Rusland. Met zijn publicatie werd Witsen bekend als Ruslandkenner en was hij één van de grondleggers van de nog in de kinderschoenen staande cartografie van Rusland.
RUSLAND-SPECIAL
Vincent Boele Kunsthistoricus en conservator Tentoonstellingen bij de Hermitage Amsterdam
Anna Paulowna, Russische vorstin in Nederland ls Anna Paulowna in 1816 met kroonprins Willem van Oranje trouwt, zal Nederland niet vermoeden dat deze jonge vrouw haar stempel zal drukken op Nederland. Tot op de dag van vandaag is haar werk zichtbaar in het Nederlandse culturele erfgoed. Zij gaf Paleis Soestdijk een on-Nederlandse grandeur, liet een overkapping over het Czaar Peterhuisje in Zaandam bouwen dat zo behouden en beschermd bleef én schonk één van de oudste Russisch-orthodoxe kerken in Nederland een interieur van vorstelijke allure. In dit artikel zal ik op al deze drie nader ingaan.
A
Paleis Soestdijk, 1817 Ooit gebouwd als jachtslot door de Amster-
1 – Portret van Anna Paulowna. JB van der Hulst, 1837, doek, 81,5 x 63,5 cm, particuliere collectie.
damse burgemeester Cornelis de Graeff kocht stadhouder-koning Willem III in 1674 het ‘huijs te Zoestdijck’. Willem was een fervent jager en gebruikte het jachtterrein voor hem en zijn gasten. Maar het huis was te klein voor Willems hofhouding en de eerste verbouwing was een feit. Er werden appartementen voor Willem III en Mary Stuart en hun personeel aangebouwd, alsmede een vestibule, een grote Sael als feestzaal. Tijdens de Franse overheersing werd het slot in 1795 genationaliseerd; het was zelfs even korte tijd een kazerne voor Napoleons soldaten. In 1815 kreeg kroonprins Willem van Oranje (koning der Nederlanden van 1840-1849), Soestdijk als nationaal geschenk aangeboden, vanwege zijn verdiensten bij de Slag bij Quatre-Bras en bij Waterloo.
In dit artikel wordt kort de erfenis van Anna Paulowna behandeld. Deze Russische grootvorstin en Nederlandse koningin heeft belangrijke bijdragen geleverd aan het Russisch cultureel erfgoed in Nederland. Aan de orde komen Paleis Soestdijk, het Czaar Peterhuisje in Zaandam en de kapel van de Heilige Maria Magdalena in Den Haag. Anna verbouwde met haar man Prins Willem het 17e-eeuwse jachtslot Huijs te
In 1816 trouwde Willem de Russische tsarendochter Anna Paulowna en kort na haar aankomst startte de verbouwing van het paleis. Anna had haar jeugd grotendeels doorgebracht in het Paleis van Pavlovsk, vlakbij Sint-Petersburg. Dit zomerpaleis, vernoemd naar Anna’s vader Pavel (Paul I), bestaat uit een Palladiaanse villa, met aan weerszijden een halfronde zuilengalerij. Anna wilde haar eigen Pavlovsk en liet Soestdijk tot zomerresidentie ombouwen. Het werd een grootse verbouwing onder leiding van de architecten Jan de Greef en Zeger Reijers. Het 17e-eeuwse jachtslot kreeg twee vleugels, later 'Soester' (de zuid-) en 'Baarnse' (de noord-) vleugel genoemd, bestaande uit een zuilengalerij, ingeklemd
Zoestdijck tot een representatief Russisch-Nederlands zomerpaleis vol met Russische elementen en decoraties. Ook zorgde zij voor de eerste overkapping van het Czaar Peterhuisje, en kwam de inboedel van de Russisch-orthodoxe kapellen uit haar paleizen uiteindelijk samen in de huidige Russischorthodoxe kapel in de Sweelinckstraat in Den Haag.
55
VITRUVIUS
NUMMER 26
DECEMBER 2013/JANUARI 2014
2 – Voorgevel Paleis Soestdijk. Beeldbank RCE
4 – Tsaar Peterhuis in Zaandam, 1823 (VG2433) Cornelis van Baarsel. Ets, ingekleurd, 280 x 354mm, Dordrecht, Huis Van Gijn (Atlas Van Gijn uit de tijd van de overkapping van Anna).
tussen twee neoklassieke gebouwen. Aan de zuidkant van de 17e-eeuwse centraalbouw kwam de Witte Eetzaal en aan de noordzijde een danszaal. De eetzaal kreeg wanden met gestucte vlakken, zoals die ook in Russische paleizen gebruikelijk waren. Dit stucwerk dat natuursteen imiteert, is hoogglanzend en geaderd als marmer. In de Witte Eetzaal is het in rustige kleuren gehouden en in grijstonen aangebracht, heel anders dan vergelijkbare wanden in de Nieuwe Hermitage (1839-’52) die door Leo von Klenze (1784-1864) werd gebouwd. Hier werden de wanden Pompeïaans rood, okergeel, zeegroen of lichtblauw en zijn de kleuren wandvullend aangebracht in plaats van in vakken. Ter aankleding van de zaal liet Anna een groot aantal albasten vazen plaatsen, afkomstig uit de Keizerlijke Steenslijpfabrieken in de Oeral, aangevuld met gipsen en marmeren beelden en een prachtig gestucte fries. In de nadagen van het classicisme en de opkomst van de empire gaven deze de zaal het aanzien van een Romeins vertrek. Koningin Emma liet de albasten vazen later ombouwen tot elektrische schemerlampen waardoor ze een kitscherige uitstraling kregen die ze daarvoor niet hadden. De 17e-eeuwse grote zaal en de vestibule van
56
Willem en Mary Stuart met haar jachttaferelen en landschappen aan de voorzijde van het centrale gebouw werden leeggehaald (de schilderijen uit de vestibule van Melchior de Hondecoeter bevinden zich tegenwoordig in het Rijksmuseum) en voorzien van een nieuw cassetteplafond met rozetten, ook alweer geheel in Russische stijl en mogelijk door Russische stucwerkers uitgevoerd. Een vergelijkbaar plafond met hetzelfde patroon bevindt zich ook in Pavlovsk. De zaal heet tegenwoordig de Stuczaal. Boven de hoofddeuren werden in medaillons de portretten van het jonge paar aangebracht. In de appartementen die ooit door Mary Stuart werden gebruikt, kwam nu de QuatreBraszaal (later Waterloozaal genoemd). Op de kopse wand hangt sinds 1819 het indrukwekkende schilderij ‘De Prins van Oranje bij de Slag bij Quatre-Bras’ van de hand van Jan Willem Pieneman. De ornamenten en overige decoraties op muren en plafond herinneren aan de heldendaden van de prins. Willem en Anna gebruikten het paleis vanaf 1818 als zomerverblijf. Het was begrijpelijkerwijs favoriet bij Anna. Na Willems overlijden in 1849 en dat van Anna in 1865 bewoonde hun zoon prins Hendrik (de ‘Zeevaarder’ en de jongere broer van koning Wil-
3 – Anna Paulowna ontvangt tsarevitsj Alexander in het Czaar Peterhuisje in Zaandam, 17 april 1839. Christiaan Julius Portman, 1839-1840. Normaliter hangt dit doek in de Hermitage Amsterdam. Doek, 115 x 143 cm. Stichting Historische Verzamelingen van het Huis Oranje-Nassau, Den Haag.
lem III) het paleis. Toen hij in 1879 overleed, werd het paleis eigendom van koning Willem III. Hij kwam er niet vaak; hij verbleef liever op Paleis Het Loo in Apeldoorn, 50 kilometer verderop.
Het Czaar Peterhuisje in Zaandam In 1818, bij de geboorte van haar eerste zoon, kreeg Anna Paulowna van haar schoonvader koning Willem I het Czaar Peterhuisje cadeau. Een geste die ze zich haar hele leven heeft herinnerd. In dit huis van de Zaanse smid Gerrit Kist had Peter de Grote (16721725) welgeteld acht dagen gewoond. Het was zijn bedoeling om het vak van scheepstimmerman te leren in één van ’s lands grootste scheepswerven, Zaandam. Maar het nieuws dat de tsaar van alle Russen in de stad zijn intrek had genomen, ging als een lopend vuurtje rond. Volwassenen en kinderen vielen hem voortdurend lastig en gek van alle aandacht ‘vluchtte’ hij naar Amsterdam. De Amsterdamse burgemeester Nicolaas Witsen (1641-1717, zie pagina 54) had hem een stageplek aangeboden op de VOC-werf waar hij, afgesloten van de buitenwereld, in alle rust het vak van scheepstimmerman kon leren. Zijn verblijf in Zaandam was van korte duur, maar toch werd Peters verblijf legendarisch.
RUSLAND-SPECIAL
Honderd jaar later was het echter bijna gedaan met het huisje: er waren sloopplannen en de Zaanse herbergier Bulsing wist dat ternauwernood te voorkomen. Sindsdien is het monument bezocht door vele beroemde personen die Peter de Grote bewonderd hebben, onder wie Napoleon. Anna Paulowna voelde zich sterk verbonden met en verantwoordelijk voor dit Russische erfgoed. Tsaar Peter was met al zijn hervormingen in Rusland nog altijd een groot voorbeeld voor zowel Russen als Nederlanders. Zijn erfgoed – gebouwen, kleding en parafernalia – werd al sinds zijn dood in 1725 zorgvuldig bewaard en tentoongesteld in Peters Kunstkamera en later in het Winterpaleis. Peter zelf voorzag zijn eigen houten huis al in 1723 van een houten overkapping die in 1844 door hofarchitect R. Kuzmin werd vervangen door een stenen versie. De overkapping beschermde de blokhut uit 1708 tegen de ruwe Petersburgse weersomstandigheden: warm in de zomer, extreme koude in de winter. Anna voelde dezelfde plicht jegens het huis in Zaandam. Ze gaf de Amsterdamse bankier, kunstverzamelaar en beheerder van het huisje Adriaan van der Hoop (1778-1854) opdracht om het huisje te overkappen. In 1823 was de stenen overkapping met open bogen geplaatst en het voortbestaan verzekerd. Er werd een
conciërge aangesteld die op het dagelijks onderhoud moest toezien en bezoekers kon ontvangen. Uit bewaard gebleven correspondentie blijkt dat Anna zich intensief met de gang van zaken bezighield. Toch had dit gebouw te lijden onder het Nederlandse klimaat en na haar dood was een nieuwe overkapping nodig. In 1865 gaf haar zoon prins Hendrik hiervoor opdracht. Na de dood van Hendrik in 1879 schonk Willem III het in 1886 terug aan Anna’s achterneef, tsaar Alexander III van Rusland. Blijkbaar wilde hij niet langer verantwoordelijk voor het huisje zijn. De tsaar liet het rondom voorzien van een houten stutwerk dat het gebouwtje als een harnas bij elkaar houdt. Het is in een ambachtelijke Arts & Crafts stijl gesneden. Ook liet hij het funderen en dit is helaas nog altijd zichtbaar als de gele bakstenen waar het huisje nu op staat. Zijn zoon Nicolaas II die het huisje ook bezocht, betaalde in 1895 een complete nieuwe overkapping, ditmaal ontworpen door de Amsterdamse architecten Gerlof Salm (1831-’97) en zijn zoon Abraham (1857-1915). Zij ontwierpen een gebouw met Russisch-orthodoxe architectuurkenmerken, versierd met stenen Russische tsarenkronen, zowel in de gevel als op de hekken rondom het gebouw. Het lijkt enigszins op Kuzmins stenen overkapping van Peters blokhut in Sint-Pe-
tersburg. Tsaar Nicolaas verleende zoon Abraham de Russische orde van Sint-Anna voor zijn werk. In 1948 deden de Romanovs afstand van het huis. Het is echter nog altijd niet duidelijk wie de juridische eigenaar is; het staat op naam van de Nederlandse Staat en de laatste afstammelingen van de Romanov-dynastie. Terecht staat tegenwoordig een buste van Anna Paulowna in de tuin van het Czaar Peterhuisje, als herinnering aan de eerste Romanov-afstammeling die haar verantwoordelijkheid toonde door het complex te beschermen. Tegenwoordig valt het beheer onder het Zaans Museum en ter gelegenheid van het Rusland-Nederlandjaar 2013 is het huisje opnieuw grondig opgeknapt en gerestaureerd. Er zijn vergevorderde plannen voor een aanbouw die een grotere bezoekersstroom kan verwerken. De voormalige conciërgewoning zal dienst gaan doen als tentoonstellingsruimte met een vaste presentatie over de geschiedenis van het Czaar Peterhuisje.
De Russisch-orthodoxe kapel van de Heilige Maria Magdalena In de huwelijksakte tussen grootvorstin Anna Paulowna Romanov en Willem Frederik George Lodewijk Prins van Oranje in 1816
6 – Houten stutwerk uit de tijd van tsaar Alexander III. Bron: Beeldbank van RCE.
5 – Russische kapel in Paleis Kneuterdijk voor Prinses Anna Paulowna (AT0527). Al. Deloustau. Pen en penseel in kleur, 53,7 x 44,5 cm. Den Haag, Stichting Historische Verzamelingen van het Huis Oranje-Nassau, Den Haag.
57
VITRUVIUS
NUMMER 26
DECEMBER 2013/JANUARI 2014
7 – Paleis Pavlovsk. Bron: Wikimedia
was bepaald dat de prinses ook na haar huwelijk het Russisch-orthodoxe geloof mocht blijven belijden. Voor de uitoefening van haar geloof kreeg Anna als onderdeel van haar bruidsschat een complete kerkinventaris, met theologische bibliotheek. Hiermee richtte zij in al haar paleizen, in Den Haag, Brussel en Soestdijk, een kapel in. De kapellen waren Italiaans in stijl, ingegeven door de hervormingen van Peter de Grote die Rusland en zijn kerk wilde bevrijden van de Byzantijnse traditie en een meer Europese, Italiaanse stijl voorstond. Niet langer werden iconen geschilderd volgens die oude traditie maar volgens schilderkunst uit de 17e en 18e eeuw uit Italië en Frankrijk. In Paleis Kneuterdijk in Den Haag lag de kapel recht onder de koepel. De vaste iconostase deelde de ruimte in tweeën. Deze wand scheidt de gelovigen van het Heilige der Heiligen net zoals het koorhek dat vroeger in middeleeuwse kerken deed. Op de wand waren iconen aangebracht van de belangrijkste heiligen van de kerk, met centraal drie iconen: een Tronende Christus, een Moeder Gods en een Johannes de Voorloper, bij ons beter bekend als Johannes de Doper. Op Soestdijk liet Anna in een paviljoen in de tuin een kapel oprichten die zij alleen gebruikte als zij er in de zomermaanden verbleef. Voor de gelegenheid werden dan de schilderijen uit de Haagse kapel overgebracht. Na de dood van Willem II trok Anna zich terug op Paleis Buitenrust in het landgoed Sorgvliet, aan de rand van Den Haag. Daar had zij een kapel ingericht geheel in de Russische empirestijl van de vroege 19e eeuw. De iconostase was een opklapbare reisiconostase die ze ooit van haar broer Alexander had meegekregen. Deze iconostase, een soort uit
58
de kluiten gewassen kamerscherm, werd bekroond door een grote vergulde zon met in het midden een ovaal met een scène van het Laatste Avondmaal, een verwijzing naar de heilige eucharistie. In de kapel kwamen ook de schilderijen te hangen die in de andere kapellen dienst hadden gedaan. Veel van deze doeken waren vervaardigd door de Belgische historieschilder Petrus/Pierre van Huffel (1769-1844). Hij was bijzonder geliefd bij Anna en haar persoonlijke ‘honorair schilder’. Zijn werk voor de kapellen van Anna omvatte onder meer twee ronde doeken met ‘de Engel Gabriël’ en ‘Maria’ (als set de ‘Annunciatie’, 1818), twee ovalen met de ‘Moeder Gods’ (1818) en ‘Christus met Kruis’ (1818), twee vierkante werken met afgeronde hoeken, ‘Maria Magdalena’ (1818) en ‘Simeon met het Christuskind’ (1818) en een levensgroot doek van ‘Mozes’ (1819). Andere religieuze afbeeldingen en iconen waren geschilderd door bekende en onbekende Russische kunstenaars als Ivan F. Toepyljev (1758-1821), ‘Laatste Avondmaal’ (1814). Rond 1907 moest Huis Rustenburg wijken voor het nieuw te bouwen Vredespaleis en huis en kapel werden gesloopt. Op een nieuw verworven stuk grond aan de Carnegielaan, naast het toekomstige Vredespaleis, zou een nieuwe kapel worden gebouwd, maar na de Oktoberrevolutie in 1917 was de Russisch-orthodoxe Kerk in Rusland op slag haar kapitaal kwijt en werd de bouw van de Haagse kapel opgeschort. Uiteindelijk werd de grond verkocht en van de opbrengst kocht de gemeenschap een huis aan de Sweelinckstraat. Achter het huis werd een eenvoudige kapel gebouwd waarin de overgebleven inboedel van Anna Paulowna opnieuw een plek vond. De reisiconostase van Alexander I vormt nog steeds het kernstuk van de inrichting die ver-
der is aangevuld met de schilderijen van Van Huffel en Russische iconen in Westerse en Byzantijnse stijl. Ook het prachtige, vroeg 19e-eeuwse liturgische vaatwerk en de bibliotheek kregen een plek in het pand aan de Sweelickstraat. In de jaren 2011-’12 is de kapel geheel gerenoveerd, met steun van vele vrijwilligers en een aannemer. Tegenwoordig houdt het Haags Historisch Museum een oogje in het zeil en viert Vader Nikolai wekelijks de Russisch-orthodoxe liturgie. Zo is ook dit erfgoed van Anna Paulowna nog altijd een levend onderdeel van de Nederlandse cultuur.
Literatuur – Nicolaas W. Conijn (2011). Russische schat in Den Haag, De inventaris van de voormalige hofkapel van koningin Anna Paulowna. Den Haag (Haags Historisch Museum). – Michiel Didier (2009). De ridder en de grootvorstin, Kunst en leven van Willem II en Anna Paulowna. Schoorl. – Kathelijne Esses & Rob van Zoest (2007). Paleis Soestdijk. Amsterdam. – Rita Hooijschuur e.a. (2011). Czaar Peterhuisje, een bijzondere plek met een bijzonder verhaal. Zaandam (Zaans Museum). – Nina Tarasova e.a. (2013). Peter de Grote, een bevlogen tsaar. Amsterdam (tent. cat. Hermitage Amsterdam). – www.zaanseschans-museum.nl – Wikipedia.nl: ‘Anna Paulowna’; ‘Willem II der Nederlanden’; ‘Peter de Grote’; ‘Tsaar Peterhuisje’; ‘Paleis Soestdijk’ – www.museum.ru (‘Cabin of Peter the Great’). 쮿
RUSLAND-SPECIAL
BEN DE VRIES
Portretten Anna A Paulowna en Willem II in Leuvenzaal, Paleis Soestdijk.
P t tt
Foto 2006. Bron: RCE beeldbank
Anna Paulowna (1795-1865) koningin der Nederlanden
Als grootvorstin van het Huis Romanov was Anna destijds een gewilde huwelijkskandidate. Maar ze was kieskeurig en weigerde te trouwen met Napoleon die haar probeerde te schaken. Nadat ze ook andere aanzoeken vanuit Europese hoven had afgewimpeld, viel haar keuze uiteindelijk op de Nederlandse kroonprins Willem, die zojuist als held was teruggekeerd uit de strijd tegen Napoleon. Een jaar later, in 1816, trouwden ze. Het huwelijksfeest duurde elf dagen. De Russisch-orthodoxe inzegening vond plaats in Pavlovsk, in het Rozenpaviljoen, kort daarna werd een protestante huwelijksvoltrekking gehouden in de Witte Zaal in het Winterpaleis in Sint-Petersburg. Anna zou haar hele leven een vrome vrouw blijven, toegewijd aan haar gezin en familie. Als vorstin volgde ze de Nederlandse en Europese politiek, en sprak beter Nederlands dan haar echtgenoot. Daarom spraken ze Frans met elkaar. Na de dood van haar man in 1849 was haar rol als koningin uitgespeeld. Bedroefd trok ze zich terug uit het openbare leven. Willem II liet bij zijn overlijden een grote schuld achter. Om op Soestdijk te kunnen blijven wonen, verkocht
Anna voor f 175.000,- belangrijke kunstwerken waaronder enkele Rembrandts uit zijn wereldberoemde schilderijenverzameling aan haar broer, tsaar Nicolaas I. Vandaag de dag is deze topcollectie te bewonderen in de Hermitage in Sint-Petersburg, alwaar in de grote Wapenzaal nu ook een grote tentoonstelling te zien is over het koninklijk paar in het kader van het bilaterale Nederland-Ruslandjaar 2013, getiteld: ‘Willem II & Anna Paulowna. Koninklijke pracht en praal aan het Nederlandse hof’, samengesteld door het Dordrechts Museum in nauwe samenwerking met de Hermitage. Anna stierf in 1865, werd opgebaard in haar Russischorthodoxe kapel op paleis Rustenburg in Den Haag (daar staat nu het Vredespaleis) en daarna bijgezet in de grafkelder van Oranje-Nassau in de Nieuwe Kerk in Delft. Haar naam leeft voort in een gelijknamig dorp en polder in Noord-Holland. En in 2009 is een standbeeld in Den Haag voor haar opgericht. Zo blijft de hechte band tussen de Oranjes en de Romanovs zichtbaar.
59
SPECIAL NEDERLAND-RUSLANDJAAR
60
V O O R
RUSLAND-SPECIAL
AUTEURS
Zover je keek was er niks Ooggetuigen over de geschiedenis van het Flevolandse landschap
Lenie Hanse UITGAVE
Landschapsbeheer Flevoland RECENSENT
Edwin Raap DETAILS
Paperback, 128 pagina’s, ISBN-978-90-8210-420-2 / NUR 860 PRIJS
Circa € 15,- (1e druk uitverkocht, 2e druk in de handel vanaf januari
at kunnen we nog toevoegen aan de geschiedenis en de totstandkoming van de IJsselmeerpolders? Daarover is toch alles wel zo’n beetje gezegd en geschreven zou je denken. Er is een apart studiecentrum, het Nieuwland Erfgoedcentrum opgericht en de toenmalige RIJP (Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders) heeft zijn spullen keurig gearchiveerd. Dat is allemaal waar, maar wat ontbreekt in de officiële geschied-
W
schrijving is wat de mensen die er woonden en werkten er nu zelf van vonden. De grootmeester van dit type geschiedbeoefening is Geert Mak die grote gebeurtenissen koppelt aan de ervaringen van gewone mensen. Hij interviewt betrokkenen en verwerkt dat in zijn boeken, zodat de verhalen een menselijke en tastbare maat krijgen. In wezen staat de zogenaamde ‘Oral history’ aan de basis. Sinds ongeveer tien jaar is bij meerdere provinciale stichtingen Landschapsbeheer ervaring opgedaan met oral history (zie bijvoorbeeld het artikel van Andre Kaper in Vitruvius 15, 2011, p.10-13). Landschapsbeheer Flevoland begreep heel goed dat oral history bij uitstek voor deze provincie een fantastische bron was. Immers, de pioniers die in de Noordoostpolder tijdens de Tweede Wereldoorlog het land gereed maakte voor ontginning zijn nog in leven. Maar tussen nu en tien jaar zullen de meesten daarvan ons toch zijn ontvallen. En de pioniers uit Oostelijk en Zuidelijk Flevoland raken ook op leeftijd. Landschapsbeheer Flevoland initieerde daarom enige jaren geleden een oral history-project om op zoek te gaan naar de verhalen van de mensen die de ontginning van dichtbij hebben meegemaakt en geholpen hebben aan het bewoonbaar maken van de polders. In totaal zijn zeventig mannen en vrouwen van het eer-
U
gelezen
SPECIAL NEDERLAND-RUSLANDJAAR
ste uur door vrijwilligers geïnterviewd. Ze haalden herinneringen op die nooit eerder waren geboekstaafd. De nadruk lag op hoe de natuur en het landschap zich ontwikkelde in de beginjaren. Hoe zag een net drooggevallen zeebodem er uit? Hoe zwaar was het graven van sloten? Wat groeide er als eerste en welke dieren kwamen af op het nieuwe land? Het boek bestaat uit een aaneengesloten serie citaten van de pioniers. Ze zijn gegroepeerd rondom verschillende onderwerpen, die kort worden ingeleid door de auteur. Op deze wijze maak je echt kennis met de mensen die het meegemaakt hebben, je ziet ze als het ware aan het werk in de polders. Mensen vertellen met trots over wat ze bereikt hebben, hoe bijzonder het nieuwe landschap was, maar ook hoe moeilijk en hard het bestaan in de nieuwe polders was. Met verbazing wordt af en toe teruggekeken op wat men deed. “Met de kennis van nu zouden we dat anders hebben gedaan” om een moderne uitspraak er op los te laten. De eerste begroeiing in de polders bestond uit riet. In de NOP kwam dat spontaan, maar toen bleek dat dat enorm hielp bij de ontwatering, is het bewust gezaaid in de andere polders.
Gevaarlijk was het echter ook in de rietvelden: “je moest zorgen dat je lucifers of een aansteker bij je had. Want stel je voor dat iemand zo gek was om het riet in brand te steken, dan moest je zelf ook een brand steken anders kon je er achteraan lopen.” Een bijzondere ervaring had een machinist op een gemaal die op zekere dag de onder water gegraven kanalen zag verschijnen “En even kwamen die boorden van de kanalen voor de dag. Nou, daar heb ik mijn petje voor afgenomen. Hoe recht die kanalen door het landschap liepen. Zo mooi recht (…) Drie dagen later stond het in de krant (…) maar ik had het al eerder gezien.” Dergelijke opmerkingen geven het boek zijn grote kracht. Auteur Lenie Hanse, zelf afkomstig van Urk en dus bekend met het landschap van de provincie heeft een goed stuk werk afgeleverd. Ze heeft een vlotte pen, wat maakt dat iedereen die ofwel geïnteresseerd is in oral history ofwel in de geschiedenis van Nederlands jongste provincie, dit boek in huis moet hebben. De eerste druk vloog dan ook de deur uit in de provincie en was binnen twee weken op. Gelukkig verschijnt begin 2014 een tweede druk. Op naar de boekhandel dus om het te bestellen! Voor de prijs hoeft u het niet te laten. 쮿
61
V O O R
U
gelezen
VITRUVIUS
Voormeer Heerenveen Familiehuis van de Heloma’s AUTEURS
Rudolf J. Wielinga, Bernhard van Haersma Buma en Rita L.P. Mulder-Radetzky (met een bijdrage van Carla Rogge) RECENSENT
Jos Stöver
NUMMER 26
DECEMBER 2013/JANUARI 2014
Wielinga c.s. beschrijven de geschiedenis vanaf de oorsprong tot aan met de laatste ingrijpende restauratie, waarbij het huis zoveel mogelijk in 18e-eeuwse luister – is hersteld. In totaal telt het boek twintig korte hoofdstukken. In de eerste vier wordt de bewoningsgeschiedenis uit de doeken gedaan alsmede de wijzigingen die de verschillende bewoners aan het goed lieten uitvoeren. Zo blijkt het huis een voorganger te hebben gehad. Muurresten die even voor het huidige huis in de bodem werden aangetroffen, wijzen inderdaad op een 17e-eeuws ontstaan van Voormeer.
UITGAVE
Eb & Vloed DETAILS
Gebonden, 160 pagina’s, 150 afbeeldingen, meeste in kleur, ISBN: 978-94-6190-279-5 PRIJS
€ 32,50
n de 16e eeuw werden de veengebieden in het Schoterland in Friesland in gebruik genomen voor de productie van turf. Deze ontginningen werden ter hand genomen door een groep samenwerkende verveenders. De naam van de waterweg die werd gegraven om de turf naar de afnemers af te kunnen voeren is wat dat betreft veelzeggend: de Compagnonsvaart. Vanaf begin 17e eeuw bouwden de verveenders ter hoogte van het huidige Heerenveen grote herenhuizen, zoals Sloterdijkshuis (nu Crackstate), Grovestins (thans Oenemastate) en het huis waarvan de geschiedenis in de onderhavige titel wordt beschreven: Olde Duijnens Plaets, Sickinga Huijs, of, zoals het thans heet, Voormeer.
I
Vervolgens gaat men in op de bijzonderheden van Voormeer zoals het ons door de eeuwen heen is overgeleverd. En bijzonderheden zijn er genoeg. In het huis zijn fraaie rococo stucplafonds en wandornamenten bewaard gebleven, evenals een kamer met rijk goudleerbehang. Ruime aandacht is er ook voor de ruimtelijke ligging van Voormeer, met zijn parkbos, tuinsieraden, opstallen en landerijen. In een aantal bijlagen wordt tenslotte stilgestaan bij onder meer de iconografie van het stucwerk en de genealogie van het geslacht Heloma – lange tijd eigenaars van het huidige Voormeer. Het boek besluit metbijdragen vertellen onder meer over het leven op Voormeer door de tijden heen. Interessant is de geschiedenis van een bewaard gebleven houten veensluisje in de Helomapolder, stille getuige van de veenderij. Het boek besluit met de beschrijving van een tijdens de restauratie toevallig gevonden aquarel van de Boumastate in Drachten, de enige afbeelding van dit huis tot dusver. Het boek is zonder meer een aanwinst te noemen in de studies van voorname (lands-)huizen. De inhoud is degelijk doch toegankelijk en volledig geannoteerd. Hulde! 쮿
recent V E R S C H E N E N ehoud van binnen is het eerste Nederlandstalige praktijkboek voor de instandhouding van waardevolle interieurs. Het boek geeft antwoord op tal van vragen die iemand die een interieur beheert in de alledaagse praktijk tegen kan komen. Onder redactie van Harrie Schuit, technisch interieurspecialist bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, beschrijven 14 interieurspecialisten uit binnen- en buitenland verschillende aspecten van de preventieve conservering van monumentale interieurs. Het boek verschijnt in samenwerking met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Behoud van binnen is een praktisch boek met probleemgerichte en schematisch weergegeven methodes en praktische adviezen, bijvoorbeeld voor het voorkomen en behandelen van waterschade of de verlenging van de levensduur van waardevolle interieuronderdelen. Het is ook een handig naslagwerk voor iedereen die meer wil weten over wat er allemaal komt kijken bij de instandhouding van interieurs. 쮿
B
Behoud van binnen Preventieve conservering van interieurs AUTEUR
Harrie Schuit (red.) UITGAVE
WBooks DETAILS
Gebonden, 160 pagina’s, rijkelijk in kleur geïllustreerd, ISBN 978-90-6630-659-2 PRIJS
€ 29,95
62
RUSLAND-SPECIAL
recent V E R S C H E N E N Van water tot land – Polders en waterschappen in midden Zeeuw-Vlaanderen 1600-1999 AUTEURS
M. de Vleesschauwer UITGAVE
Matrijs i.s.m. Waterschap Scheldestromen DETAILS
Gebonden, 352 pagina’s, rijkelijk in kleur geïllustreerd, ISBN 978-90-5345-451-0 PRIJS
€ 39,95 (na 1-1-2014 € 49,95) rie grote inundaties hebben het landschap van MiddenZeeuws-Vlaanderen op ingrijpende manier gewijzigd. De eerste werd veroorzaakt door een stormvloed in 1375-1376 en zorgde voor het ontstaan van De Braakman. De twee overige waren het gevolg van militaire activiteiten in de streek in 1488-1492 en 1583-1586. Deze door de mens veroorzaakte inundaties
D
De Oranjezaal in Huis ten Bosch Een zaal uit loutere liefde AUTEUR
Margriet van Elkema Hommes, Elmer Kolfin UITGAVE
Waanders & De Kunst DETAILS
Gebonden, 288 pagina’s, 180 foto’s in kleur en 50 zwart-wit, ISBN 978-94-9119-657-7 PRIJS
€ 39,95
e Oranjezaal in Huis ten Bosch is door samenhang tussen schilderingen en architectuur één grote, indrukwekkende illusie voor de bezoeker. Stadhouder Frederik Hendrik wordt neergezet als een door God aangesteld vorst, door in de zaal een reeks triomfbogen te imiteren en een ‘hemels licht’ te schilderen. Dit alles diende om het hoofddoel van zijn echtgenote Amalia van Solms, opdrachtgever van het complexe project, veilig te stellen: legitimering van de erfopvolging van het stadhouderlijke ambt.
D
hadden tot gevolg dat rond 1600 zo’n 90 procent van het landschap onder water stond. Kapitaalkrachtige kooplieden zagen in het bedijken van het ontstane schorrengebied een belegging voor hun verworven vermogen. Aanvankelijk waren deze bedijkers heer en meester in hun polder en duldden geen inmenging van anderen. Door overstromingen kon echter veel schade ontstaan, die de poldereigenaren probeerden te verhalen op de gewestelijke overheid. Dit leidde ertoe dat in de loop van de achttiende eeuw steeds meer bemoeienis kwam van hogerhand. De overheid wilde een beter zicht krijgen op het financiële reilen en zeilen van de particuliere polders en trachtte samenwerkingsverbanden in de vorm van waterschappen te stimuleren. Het verzet tegen deze bemoeienis vanuit de overheid was groot. Pas na de watersnoodramp van 1953 kon waterschapsvorming dwingend worden opgelegd. Sinds 1965 bestaan er geen vrije polders meer. Van water tot land. Polders en waterschappen in midden Zeeuws-Vlaanderen 1600-1999 behandelt niet alleen de geschiedenis van de voormalige waterschappen in de regio. Ook worden de historische en landschappelijke ontwikkelingen van de dertiende tot en met de twintigste eeuw overzichtelijk en helder in kaart gebracht in dit rijk geïllustreerde boek. 쮿
Amalia van Solms (1602-1675), echtgenote van stadhouder Frederik Hendrik (1584-1647) was met afstand de rijkste vrouw uit de Hollandse Gouden Eeuw. Maar hoe rijk ook, zelfs voor haar moet een bedrag van 24.950 gulden een aanzienlijke som zijn geweest. Toch was ze bereid om dat bedrag te spenderen aan een monument ter nagedachtenis van haar man: de Oranjezaal, de centrale ontvangstzaal in Huis ten Bosch te Den Haag waar tientallen schilderijen op doek en beschilderde houten architectuuronderdelen de lof zingen van het roemrijke leven en daden van Frederik Hendrik. Het complexe project werd tussen 1648 en 1652 uitgevoerd door onder andere Jacob Jordaens, Jan Lievens en Gerard van Honthorst. Zij werkten onder leiding van de schilder-architect Jacob van Campen, die met de schilder-architect Pieter Post en de hofsecretaris Constantijn Huygens de totstandkoming van het project coördineerden. Het monumentale en in de loop der tijd steeds bejubelde ensemble is het enige in zijn soort dat de tand des tijds heeft doorstaan en is tijdens de laatste restauratie (1998-2001) geheel in oude luister hersteld. Het onderzoek dat naar aanleiding van deze restauratie plaatsvond, heeft veel nieuwe informatie opgeleverd, die in dit boek voor het eerst samenhangend wordt gepresenteerd. 쮿
63
recent
VITRUVIUS
Monumenten van de
ederland 1940-1965. Opbouw en optimisme toont bijna wederopbouw tweehonderd belangwekkende bouwwerken uit de weNederland 1940-1965 deropbouwperiode. Opbouw en optimisme
N
AUTEURS
Dorine van Hoogstraten, Ben de Vries UITGAVE
NAI 010 DETAILS
Paperback, 288 pagina’s, rijkelijk in kleur geïllustreerd, ISBN 978-94-6208-090-4 PRIJS
€ 34,50
Kunst van de wederopbouw Nederland 1940-1965 Experiment in opdracht AUTEURS
Frans van Burkom, Yteke Spoelstra, Simone Vermaat UITGAVE
NAI 010 DETAILS
Paperback, 192 pagina’s, rijkelijk in kleur geïllustreerd, ISBN 978946208-091-1 PRIJS
€ 34,50
Atlas van de wederopbouw - Nederland 1940-1965 Nieuw Nederland – Ontwerpen aan stad en land AUTEUR
Anita Blom UITGAVE
NAI 010 DETAILS
Paperback, 304 pagina’s, rijkelijk in kleur geïllustreerd, ISBN 978-94-6208-092-8 PRIJS
€ 49,50
D 64
NUMMER 26
DECEMBER 2013/JANUARI 2014
V E RS C H E N E N
eze atlas biedt een bijzonder overzicht van de grootse vernieuwing van stad en land tijdens de wederop-
en groot aantal vroeg-naoorlogse bouwwerken is inmiddels gesloopt of onherkenbaar veranderd. Gelukkig groeit de waardering voor de architectuur en stedenbouw uit de jaren 1940, 1950 en 1960. Terecht, want dit boek laat zien dat deze iconen van vernieuwende architectuur verfijnder zijn dan menigeen denkt. De diversiteit van de architectuur uit de naoorlogse jaren is verrassend groot. Sommige architecten hadden voor de oorlog al naam gemaakt, zoals Dudok, Granpré Molière, Rietveld, Van den Broek en Bakema; anderen, onder wie Warners, Ingwersen en Van Gool, stonden aan het begin van hun carrière en kregen de kans in de wederopbouwwijken markante gebouwen te realiseren. Aan de hand van thema’s als infrastructuur, economie, cultuur en herdenking, wordt geschetst hoe Nederland na de Tweede Wereldoorlog uit de as herrees en zich ontwikkelde tot een prille welvaartsstaat. 쮿
E
n de wederopbouwperiode (1940-1965) werden veel bouwwerken voorzien van kunstwerken. Muurschilderingen, mozaïek, glas-in-lood en (wand-)tapijten werden speciaal ontworpen. Na jaren van veronachtzaming en sloop, groeit nu de publieke belangstelling voor de wederopbouwperiode en haar bijzondere erfgoed. Deze publicatie vertelt het verhaal van de opkomst, bloei en teloorgang van de wederopbouwkunst in Nederland.Kunstenaars zoals Dick Elffers, Wally Elenbaas, Louis van Roode en Karel Appel streefden in de sobere naoorlogse jaren naar een synthese van kunst en architectuur. Dit ideaal hing samen met het verlangen naar een collectieve en samenbindende kunst voor een samenleving die moest herstellen van de gevolgen van de oorlog. Bijzondere technieken zoals sgraffi to en glasin-beton werden herontdekt of nieuw ontwikkeld. Dit boek bevat portretten van kunstenaars, kunstwerken, interviews, technieken en historisch en veel recent beeldmateriaal. 쮿
I
bouwperiode van Nederland. Met de selectie van 30 gebieden geeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in deze uitgave een afspiegeling van de ruimtelijke ambities van Nederland in de jaren 1940-1965. Nederland ging in deze periode grootschalig ‘op de schop’. De oorlogsschade werd hersteld, bijvoorbeeld in Rotterdam, Nijmegen en Rhenen. Vervolgens wist de Nederlandse stedenbouw met omvangrijke stadsuitbreidingen internationaal de aandacht op zich te vestigen. Tegelijkertijd deed schaalvergroting door ruilverkaveling zijn intrede als oplossing voor de plattelandsvernieuwing in Europees verband. Deze publicatie heeft een brede benadering met essays van specialisten op het terrein van stedenbouw, (landschaps) architectuur, landbouw, ruimtelijke ordening en volkshuisvesting. De atlas toont voor het eerst de ontwikkeling van naoorlogs Nederland met speciaal hiervoor ontwikkeld kaartmateriaal van Bureau MUST, luchtfotografie van Siebe Swart en een toelichting in woord en beeld. 쮿
RUSLAND-SPECIAL
recent V E R S C H E N E N De Bibliotheek Hoogtepunten uit de wereldgeschiedenis AUTEUR
James W.P. Campbell (foto’s: Will Pryce)
De bibliotheek is in zijn hoogste vorm een totaalkunstwerk geworden waarin schilderkunst, sculptuur, meubels en architectuur in een naadloos en dramatisch geheel samenkomen. En architecten wedijveren met elkaar, vanaf hun ontwerpen voor de bibliotheken van het oude Rome tot aan die voor de Bibliothèque Nationale in Parijs, om boeken in de meest spectaculaire omgeving onder te brengen.
UITGAVE
THOTH DETAILS
Gebonden, 320 pagina’s, 350 illustraties in kleur, ISBN 978-90-8203-871-2 PRIJS
€ 49,95 oekenverzamelingen symboliseren door de eeuwen heen de geleerdheid en cultuur van hun eigenaar. Het woord ‘bibliotheek’ duidt in de meeste talen niet langer alleen op de boeken zelf maar ook op de gebouwen waarin ze zijn ondergebracht.
B
De grachten van Amsterdam AUTEURS
Koen Kleijn, Rob van Zoest UITGAVE
THOTH (i.s.m. D’ARTS) DETAILS
Gebonden (in linnen, met stofomslag), 464 pagina’s, 880 illustraties in kleur, ISBN 978-90-6868-635-7 PRIJS
€ 99,50 (va. 5.1.2014: € 119,50) p 3 oktober 2013, ruim twintig jaar na de publicatie van het beroemde "Grachtenboek", verscheen het grachtenboek van de 21ste eeuw. Alle grachten binnen het UNESCO-
O
Dit boek is het eerste overzicht van de geschiedenis van dit gebouwtype, van het ontstaan van het schrift tot de dag van vandaag, van het oude Mesopotamië tot het moderne Japan. Elk tijdperk en elke cultuur heeft de bibliotheek opnieuw uitgevonden, gemodelleerd naar zijn eigen prioriteiten en interesses, en al doende een afspiegeling geschapen van de beschaving zelf. De fraaiste bibliotheken herbergen niet zozeer boeken als wel kennis, creativiteit en beschouwing; ze belichamen het hoogste van wat de mensheid kan bereiken. James Campbell en Will Pryce hebben de wereld afgereisd en rond de tachtig bibliotheken bezocht en gedocumenteerd. Ze hebben een mijlpaal van een boek gecreëerd, een complete architectuurgeschiedenis van de bibliotheek. 쮿
Werelderfgoedgebied komen aan bod. Ook de laatste stand van wetenschap met betrekking tot belangrijke architecten, bewoners en de totstandkoming en ontwikkeling van de unieke stadsuitleg zijn verwerkt. De viering van 400 jaar Grachtengordel is daarmee bekroond met een prachtboek vol geschiedenis en verhalen over de dynamiek van dit markante stuk Amsterdam. De Grachtengordel anno 2013 heeft er nog nooit zo florissant uitgezien. Het is een lokale diamant met mondiale uitstraling, een trots baken in een globaliserende samenleving. Voor het boek werden alle gevels opnieuw gefotografeerd. Ruim 700 illustraties zorgen samen met 180 fotostrips van de grachtenwanden voor een weldadig en rijk boek. Ter introductie deelt een gerenommeerd team van specialisten elf toegankelijke hoofdstukken hun kennis omtrent de grachtengordel. Het resultaat is een helder en aantrekkelijk boek, een boek om in te verdwalen zonder de weg kwijt te raken, een nieuw standaardwerk voor elke grachtenkenner- en liefhebber. 쮿
65
Nieuwe publicatie ERM Praktische tips voor vakkundig herstel monumentale gebouwen
O
m eigenaren en beheerders van monumenten te ondersteunen bij het vakkundig laten herstellen van schade aan hun gebouw, heeft de stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg de publicatie ‘Schade aan uw monument; Praktische tips voor vakkundig herstel’ uitgebracht. De publicatie, in de vorm van een waaier, toont de meest voorkomende schades en beschrijft de mogelijke oorzaken. Vervolgens informeert de waaier over de aanpak, de wijze van herstel en het gebruik van kwaliteitsrichtlijnen daarbij. In veertien bladen wordt ingegaan op de meest voorkomende problemen. Dit zijn onder andere metselwerk met scheuren, voegwerk met beschadigingen, houtaantasting door schimmels en schilderwerk. Gedetailleerde foto’s completeren het geheel.
Metselwerk met funderingsproblemen Als voorbeeld de uitleg over metselwerk door funderingsproblemen. Allereerst wordt de schade beschreven: ‘Muren die scheef staan of verzakken en/of scheurvorming’. Vervolgens wordt ingegaan op mogelijke oorzaken: ‘Enige zetting is gebruikelijk. Gebeurt dit ongelijkmatig of te snel, dan duidt dit op een funderingsprobleem. Scheefstand is een duidelijke indicatie van ongelijkmatige verzakking. Dat kan al lang geleden hebben plaatsgevonden. Ingrijpen kan beperkt blijven tot herstel van de schade. Scheuren kunnen diverse oorzaken hebben en hoeven niet het gevolg te zijn van funderingsproblemen. Wel funderingsgerelateerd zijn: – Scheuren in stenen of gemetselde lekdorpels onder ramen of in de borstwering; – Schuine of trapvormige scheuren in muren; – Wijkende scheuren, die van onder naar boven smaller of breder worden’.
Aanpak Vervolgens komt de aanpak aan de orde. ‘Onderzoek of er funderingsherstel moet plaatsvinden. Dit kan op meerdere manieren: – Met een lintvoeg- en vloerwaterpassing. Gedurende enkele jaren wordt de relatieve zetting gemeten. Een zakking van 1 tot 1,5 mm per jaar is acceptabel, meer dan 2,5 mm niet; – Met grondboring/sondering om draagkracht van de ondergrond te analyseren; – Met een verklikker of scheurmeter. Over een scheur wordt een gips- of glasstrook aangebracht of een scheurmeter geplaatst. Deze geeft een indicatie van de beweging in de scheur; – Met funderingsinspectie. Er wordt een put gegraven om de staat van de fundering te beoordelen’.
66
Funderingsproblemen leiden tot scheuren in de muur.
Daarna worden praktische tips voor het herstel van de schade gegeven: Is de fundering slecht, dan kan gekozen worden voor partieel of voor integraal herstel. Partieel herstel brengt het risico met zich mee van zettingsverschillen tussen de nieuwe (meer starre) fundering en de oude min of meer flexibele fundering. Verder is ook de omgeving van belang: in de binnenstad kunnen buurpanden een gemeenschappelijke bouwmuur hebben. Dan zal tot seriematige aanpak van de funderingsverbetering moeten worden overgegaan. In ieder geval dient men verzekerd zijn van een deugdelijke fundering, voordat wordt geïnvesteerd in bovengronds muurwerkherstel. Anders is het herstelwerk vooral weggegooid geld geweest’.
Kwaliteitsrichtlijnen De opdrachtgever wordt tot slot geïnformeerd over de kwaliteitsrichtlijnen die de stichting ERM verzorgt, in dit geval de Beoordelingsrichtlijn Erkend Restauratie Bouwbedrijf (BRL ERB). ‘Schade aan uw monument’ is kosteloos te bestellen bij de stichting ERM: secretariaat @ stichtingERM.nl Vanaf 3 exemplaren wordt een tegemoetkoming in de kosten gevraagd.
Stichting ERM Postbus 420 2800 AK Gouda Tel. 0182-540 930 secretariaat@ stichting ERM.nl www.stichting ERM .nl
Op de foto: “Bij een windkracht lager dan vier, rol ik de zeilen los. Met lusjes haak ik ze aan de wieken, de wind drukt ze vast op het hekwerk. Neemt de wind toe, dan draait de molen snel genoeg en rol ik ze weer op. Dat steekt heel nauw. Ik houd de molen en de lucht continue in de gaten, bij veranderingen moet ik precies op tijd ingrijpen. Soms een kwestie van halve minuten. Als je te lang wacht, kan de molen op hol slaan. Gelukkig is dat nooit gebeurd. Deze molen maakt deel uit van de molenviergang Aarlanderveen, de enige ter wereld die nog werkt. Vier molens draaien naar elkaar toe en elke molen brengt het water een stukje hoger. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt blijft de molen in bedrijf. Gelukkig maar, ik houd van de onvoorspelbaarheid en het afwisselende. Ook al maal ik niet dagelijks, ik ben 365 dagen per jaar molenaar.” Johan Slingerland (51), molenaar
D
onatus verzekert vertrouwd sinds 1852
www.donatus.nl tel. 073 - 5221700
Monumenten worden met veel zorg omgeven door eigenaren en beheerders. Dat is belangrijk en nodig. Net als het kiezen van de juiste verzekering. Al sinds 1852 heeft Donatus ervaring in het verzekeren van monumentale kerken en gebouwen. Als onderlinge maatschappij werken wij zonder winstoogmerk. Wij hebben dan ook geen klanten, maar leden. Maak vrijblijvend kennis met Donatus. Onze expertise zal u verbazen en verrassen, evenals onze jaarlijkse premierestitutie.
Stadsherstel Midden-Nederland Stadsherstel zet zich in om het monumentale vastgoed in het hart van Nederland te behouden. Momenteel is zij verantwoordelijk voor het behoud en beheer van zo’n 250 monumenten in Amersfoort en Utrecht. Restauraties en herbestemmingen worden met zorg én oog voor cultureel erfgoed gerealiseerd. Op deze manier houdt Stadsherstel Midden-Nederland de binnensteden van Amersfoort en Utrecht levendig en blijft het cultureel erfgoed ook voor volgende generaties behouden.
www.shmn.nl Stadswandelingen Actualiteiten Huren Historie panden Lopende projecten
Stadsherstel Midden-Nederland Muurhuizen 104 3811 EL AMERSFOORT T : 033 - 460 50 20 E :
[email protected] W : www.shmn.nl @StadsherstelMN